Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31089 nr. 73 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31089 nr. 73 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2010
Op 19 oktober jongstleden ontving u een brief van mijn ambtsvoorganger met haar reactie op het notaoverleg over de Structuurvisie Randstad 20401. Het lange termijn perspectief voor de Randstad is daarmee helder, de bijbehorende integrale-ruimtelijke keuzes voor de lange termijn zijn vastgesteld.
In deze brief geef ik u2, mede namens de ministers van VenW, EZ, LNV en de minister voor WWI, een beeld van de voortgang van de acties uit de Structuurvisie Randstad 2040.
In deze brief ga ik eerst in op de doorwerking van de structuurvisie, aan de hand van de vijf sporen voor doorwerking uit hoofdstuk 4 van de visie. Vervolgens ga ik in op de 41 concrete acties die zijn opgenomen in de structuurvisie en die uitvoering geven aan de lange termijn keuzes en schets ik een samenhangend overzicht van relevante acties en besluiten van het kabinet sinds de vaststelling van de Structuurvisie Randstad 2040. Tot slot geef ik invulling aan resterende toezeggingen uit de brief van 19 oktober 2009 en de gevoerde nota-overleggen met uw Kamer.
Het kabinet benoemt in de Structuurvisie Randstad 2040 vijf sporen om de keuzes uit de structuurvisie te laten doorwerken. Hieronder geef ik een beeld van de wijze waarop dit gebeurt.
De Structuurvisie Randstad 2040 vormt samen met de Nota Ruimte de integrale ruimtelijke basis voor zowel gebiedsgerichte als meer sectorale visies, plannen en uitwerkingen. De doelstellingen en keuzes uit de structuurvisie krijgen op die manier nadere invulling voor specifieke gebieden en thema’s. Zo is de Structuurvisie Randstad 2040 expliciet als ruimtelijk-integrale basis voor wat betreft de Randstad opgenomen en gebruikt in de Mobiliteitsaanpak, de Agenda Landschap en de Economische visie op de lange termijn ontwikkeling van Mainport Rotterdam en gezwaluwstaart met het Nationaal Waterplan3. De Structuurvisie Randstad 2040 is tevens het lange termijnperspectief voor het Programma Randstad Urgent en de MIRT Gebiedsagenda’s in de Randstad die samen door rijk en regio zijn opgesteld.
In relatie met het Programma Randstad Urgent is een kennis- en innovatieagenda uitgewerkt gericht op het verbinden van bestaande kennis- en innovatietrajecten. Op basis van deze agenda kregen innovaties in vijf Randstad Urgent projecten een impuls. Dat heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat wordt gewerkt aan het opzetten van een community of practice Duurzame Greenports Randstad, gericht op kennisuitwisseling. In het «actieoverzicht Randstad 2040» dat bijgevoegd is bij deze brief zijn de resultaten van de kennis- en innovatieagenda uitgebreider beschreven.4 Naast deze agenda werkt het kabinet aan kennisontwikkeling en innovaties in onder andere het Innovatieplatform, de Innovatieregeling Mooi Nederland en het programma Duurzame Bereikbaarheid Randstad. Het kabinet werkt zo op verschillende manieren aan kennisontwikkeling en innovaties voor een aantrekkelijke, duurzame en concurrerende Randstad.
Het Programma Randstad Urgent bevat verschillende projecten die uitvoering geven aan de keuzes uit de Structuurvisie Randstad 2040. De minister van Verkeer en Waterstaat informeert u over de stand van zaken in de projecten van Randstad Urgent via de jaarverslagen van dit programma5. Maar ook andere projecten – zoals de ontwikkeling van de Zuidas- passen nadrukkelijk bij de keuzes uit de structuurvisie. Het kabinet onderstreepte eerder al het belang van de ontwikkeling van Almere voor de lange termijn, onder andere in de RAAM-brief.
Op 10 juli 2009 besloot het kabinet om een MIRT-verkenning te starten naar potentiële Randstad Sleutelprojecten. Daarmee beoogt het kabinet de ruimtelijke rijksinzet (instrumenteel, procesmatig en/of financieel) te focussen op gebieden met bijzonder grote en integrale ruimtelijke opgaven in de komende decennia en duidelijk te maken waar zijn ambitie ligt6. De verkenning richt zich conform het door het kabinet vastgestelde plan van aanpak primair op de integrale opgaven die essentieel zijn om de rijkskeuzes uit de structuurvisie voor de lange termijn waar te kunnen maken. In lijn met de Structuurvisie Randstad 2040 ligt de inhoudelijke focus daarbij, zoals eerder door het kabinet vastgesteld, op grootschalige stedelijke ingrepen in combinatie met bereikbaarheid, deltaveiligheid en in samenhang met de Olympische ambities van het kabinet7. Hierbij stuur ik u het aanvullend advies van het Platform Randstad 2040 over de MIRT-verkenning Randstad Sleutelprojecten.4 Eerder ontving u al het eerste advies van dit Platform. In lijn de in de uw Kamer gedane toezeggingen, beperkt de verkenning zich overigens niet tot West-Nederland.
In de Randstad 2040 Uitvoeringsallianties werken betrokkenen uit het ruimtelijk domein – zowel publieke- als private partijen en zowel rijkspartijen als partijen uit de regio – aan uitvoering van keuzes uit de structuurvisie. Inmiddels hebben vijf allianties op het congres over Randstad 2040 op 11 februari jl. hun resultaten aangeboden aan de minister van VROM. Het werken in uitvoeringsallianties is gestart als een nieuwe vorm van samenwerking. De verandering zit in het zoeken van samenwerking met andere overheden, markt- en maatschappelijke partijen waarbij het rijk meestuurt als één van de partners in de alliantie.
Dat deze benadering zijn vruchten afwerpt, blijkt uit de resultaten die de allianties hebben opgeleverd. In Den Haag zijn onder leiding van oud-burgemeester Deetman verbindingen gelegd tussen de partijen die een bijdrage leveren aan het profiel van Den Haag als stad van vrede, recht en veiligheid. En de zeehavens Rotterdam en Amsterdam hebben in één van de uitvoeringsallianties intensief samengewerkt. Dat op zich is veelbelovend voor de beoogde netwerkvorming en bundeling van de krachten van onze grote zeehavens. Een compleet overzicht van de resultaten van de allianties heb ik bijgevoegd als bijlage bij deze brief, conform eerdere toezeggingen.4 Recent is gestart met een nieuwe Randstad 2040 alliantie gestart onder de naam «Randstad Waterlaan».
In hoofdstuk 4 van de Structuurvisie Randstad 2040 heeft het kabinet 41 acties benoemd die al op relatief korte termijn concreet invulling geven aan de structuurvisie. Als bijlage bij deze brief is een overzicht gevoegd van de doorwerking en landing van deze acties.4
Het kabinet heeft de uitvoering en doorwerking van de Structuurvisie Randstad voortvarend opgepakt. Deze brief en bijbehorende bijlagen geven daarvan een beeld. Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat blijvende aandacht voor de lange termijnopgaven nodig is. Dit was ook een belangrijk signaal uit het congres «Sterke steden, sterke Randstad; 2040 is nu !» dat op verzoek van VROM door het NICIS is georganiseerd en op 11 februari jongstleden plaats vond. De door het NICIS gemaakte impressie heb ik ter kennisname als bijlage bijgevoegd.4
Sinds de vaststelling van de Structuurvisie Randstad 2040 heeft het kabinet enkele besluiten en acties ondernomen die aansluiten bij de keuzes uit de structuurvisie. Het bij deze brief gevoegde actieoverzicht geeft daarvan – gekoppeld aan de 41 in de structuurvisie aangekondigde acties – een beeld. Recente kabinetsbesluiten op het gebied van verstedelijking (wonen, werken, recreëren en verplaatsen) worden daarmee belicht, bijvoorbeeld de vastgestelde RAAM-brief met de afspraken over de ontwikkeling van Almere (Integraal Afsprakenkader Almere, IAK) en de start van het MIRT onderzoek naar de Zaan-/IJ-oevers8. In lijn met een toezegging aan uw Kamer, komt ook bijvoorbeeld de «Amsterdambrief» in het overzicht voor. Deze wordt onder leiding van de minister van EZ9 opgesteld als integrale zienswijze op de wijze waarop de noordelijke Randstad met Amsterdam en Schiphol als kern zich kan ontwikkelen tot een internationale economische topregio die zich kan meten met de belangrijkste metropolitane rivalen in Europa en elders in de wereld.
Hieronder geef ik invulling aan de resterende toezeggingen.
• Onderzoek naar gevolgen van bevolkingskrimp buiten de Randstad
Het kabinet geeft via 2 sporen invulling aan deze toezegging. De minister voor WWI en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken stuurden u op 27 november 2009 het Actieplan Bevolkingsdaling «Krimpen met kwaliteit»10. In het actieplan is een analyse opgenomen van de ontwikkeling van bevolkingskrimp en tot welke opgaven dit leidt. Het actieplan is gebaseerd op tal van onderzoeken, adviezen en analyses, onder andere de Verkenning Rijksagenda Krimp en Ruimte die de minister van VROM eerder aan u stuurde11. Naast de analyse van bevolkingskrimp en de daaruit volgende opgaven, geeft het kabinet met dit actieplan richting aan de verdere beleidsontwikkeling en aanpak rond bevolkingsdaling. Op 17 februari jongstleden vond een Algemeen Overleg plaats met uw Kamer over het Actieplan Bevolkingsdaling (kamerstuk 31 757, nr. 19).
• Benutten kansen en mogelijkheden voor bouwen binnen bestaand stedelijk gebied
In de Structuurvisie Randstad 2040 heeft het kabinet de steden een voorname plek gegeven in de ruimtelijke inrichting en de economische, sociale en culturele toekomst van ons land12. Mede in dat licht is gekozen voor een hoge ambitie op binnenstedelijk bouwen. In de brief van de minister van VROM van 19 oktober 2009 is deze ambitie nog eens krachtig bevestigd. Daarmee wordt op heldere wijze richting gegeven aan de toekomst van onze steden en de toekomstige verstedelijking. Het is nu zaak hier verder uitvoering aan te geven.
Onlangs bracht het College van Rijksadviseurs (CRA) het advies «Prachtig Compact NL» uit over de mogelijkheden en kansen van binnenstedelijke verdichting.4 Dit advies sluit aan bij de hoge ambitie op binnenstedelijk bouwen uit de Structuurvisie Randstad 2040. Zoals toegezegd tijdens het notaoverleg van 20 april 2009 stuur ik u bijgevoegd de resultaten van dit onderzoek toe. Het advies van het CRA zie ik als een goede eerste stap om invulling te geven aan de ambitie op binnenstedelijk bouwen uit de Structuurvisie Randstad 2040. Het advies bevat waardevolle bouwstenen voor een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van woningen in bestaand stedelijk gebied. Het CRA zegt in dit advies ook dat meer verdichten dan voorheen de inzet vergt van de volledige bouwkolom. Met de tweede tranche van het Innovatieprogramma Mooi Nederland wordt hier al op ingespeeld door partijen uit te nodigen om goede, innovatieve voorbeelden aan te dragen.
Een belangrijke tweede stap is om bestaande belemmeringen voor binnenstedelijk bouwen te inventariseren en weg te nemen. Op basis van diverse onderzoeken en studies is momenteel voldoende inzicht in de mogelijkheden en complexiteit van binnenstedelijk bouwen in de Randstad. Zo is op basis van onderzoek van Rigo13 duidelijk dat er voldoende mogelijkheden zijn om 40% «verdichting» voor wonen te halen. Dit beeld wordt bevestigd door recente gegevens uit De Nieuwe Kaart van Nederland. Verder is duidelijk dat grondexploitaties van binnenstedelijke plannen doorgaans forse tekorten hebben14. Door vermindering van overheidssubsidies, verschillende (regionale) beleidswensen, afnemende grondopbrengsten voor gemeenten, tijdelijke vraaguitval en een terughoudende opstelling van kredietverstrekkers zijn deze plannen steeds moeilijker financieel rond te krijgen15. Hierbij geldt echter ook dat de kosten van grondexploitaties sinds de invoering van de Afdeling Grondexploitatie van de Wro transparanter zijn geworden; tekorten worden eerder zichtbaar. Ook eerder bleek al uit het IBO Verstedelijking en uit de ramingen van ABF / RIGO ten behoeve van de motie Van Heugten, dat er bij een binnenstedelijke opgave van 40% al aanzienlijke financiële tekorten optreden waarvoor gemeenten dekking moeten zoeken. Dit dwingt gemeenten om tot andere planvorming over te gaan en juridisch instrumentarium anders in te zetten.
Op verschillende manieren wordt eraan gewerkt deze belemmeringen weg te nemen. Het wegnemen van financiële en juridische belemmeringen wordt verkend via de werkgroep «onorthodoxe maatregelen», die is ingesteld door de minister voor WWI naar aanleiding van de in 2009 gemaakte verstedelijkingsafspraken tussen rijk en regio. Deze werkgroep van rijks- en regiopartners brengt de complexiteit van binnenstedelijke verdichting op gebiedsniveau in beeld ,verkent met welke budgetneutrale oplossingen het rijk kan bijdragen aan de knelpunten en financiële tekorten bij de ontwikkeling van (grote) binnenstedelijke projecten en hoe juridisch instrumentarium slimmer ingezet kan worden. De voorstellen van de werkgroep kunnen leiden tot besluiten in MIRT-verband over implementatie binnen projecten of wijziging van beleids- en wettelijke kaders van het rijk. Het beeld van het effect van maatregelen zal voer zijn voor discussie over ambities. Het advies van de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid dat is bijgevoegd bij deze brief, is hierin ook relevant. Verder neemt het kabinet met de crisis- en herstelwet op juridisch gebied belemmeringen weg, gericht op versnelling van ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Met dit in het achterhoofd, is het vervolgens van belang om tussen rijk en regio afspraken te maken om de verdichtingsambitie verder gebiedsgericht invulling te geven. Dit gebeurt onder meer in het BO MIRT, in het verlengde van de gebiedsagenda’s die rijk en regio gezamenlijk opstelden. Het is immers primair op het regionale niveau dat de ambitie om binnenstedelijk te bouwen en de bouwmogelijkheden optimaal te benutten concreet gestalte en uitvoering moet krijgen. Opgaven, mogelijkheden en kansen voor binnenstedelijk bouwen verschillen zowel in plaats, als in tijd. De woningmarkten van Amsterdam, Utrecht en Leiden zijn gespannen en de bevolking is relatief goed opgeleid. Dat maakt het draagvlak voor binnenstedelijk wonen in potentie groter dan bijvoorbeeld in Rotterdam, Dordrecht of de IJmond. Ook de fysieke mogelijkheden verschillen van plek tot plek. Er zal dus altijd sprake moeten zijn van gebiedsgericht maatwerk en samenwerking van diverse decentrale partijen. Om die reden is in aanvulling op de uitgevoerde onderzoeken geen extra onderzoek nodig naar generieke mogelijkheden voor verdichting. Met verschillende al uitgevoerde onderzoeken, het advies van het CRA en de werkgroep onorthodoxe maatregelen is er op dat gebied al veel bekend. Eventuele specifieke problemen of belemmeringen kunnen wel een aanleiding zijn voor een gebiedsgericht onderzoek naar mogelijkheden voor binnenstedelijk bouwen. Ik wil het BO MIRT benutten om het gesprek met de regiopartners hierover aan te gaan.
• Advies Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR)
De Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR) heeft op verzoek van de minister van VROM advies uitgebracht over de wijze waarop met de (gezamenlijke) inzet van de rijksvastgoedinstrumenten een effectieve bijdrage kan worden geleverd aan de uitvoering van de Structuurvisie Randstad 2040, en aan het ruimtelijk beleid in het algemeen. De RVR doet 3 aanbevelingen:
1. hanteer een rijksvastgoedstrategie voor de inzet van rijksgrond en rijksvastgoed, gekoppeld aan de MIRT-systematiek;
2. zet de instrumenten van het ruimtelijk beleid meer in om vastgoedwaarde die door publiek beleid ontstaat in het publieke domein te houden;
3. bundel de kennis en vaardigheid om grote geïntegreerde projecten uit te voeren sterker binnen het concern rijk.
In het verlengde van dit advies zal de RVR een vervolgadvies opstellen om dieper op enkele zaken in te gaan, onder andere in aansluiting op de MIRT-verkenning Randstad Sleutelprojecten.
• Passende beoordeling Structuurvisie Randstad 2040
Op advies van de commissie m.e.r. is in navolging van de milieueffectrapportage over de Structuurvisie Randstad 2040 (planMER) een passende beoordeling opgesteld. Bijgevoegd stuur ik deze passende beoordeling ter informatie toe, inclusief het advies van de commissie m.e.r.4 In deze passende beoordeling wordt, op abstract niveau16, verkend wat de gevolgen kunnen zijn van de Structuurvisie Randstad 2040 op Natura 2000-gebieden. Hieruit volgt dat er voor enkele gebieden, kans is op significante effecten. In meer gedetailleerde visies en plannen die relevant zijn voor deze gebieden zal dit nauwgezet gevolgd moeten worden. Er is echter geen aanleiding om de leidende principes en keuzes uit de Structuurvisie Randstad 2040 zelf aan te passen.
• Monitor Nota Ruimte en rapportage in een vijfjaarlijkse Randstadbrief
Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd dat keuzes en doelstellingen uit de Structuurvisie Randstad 2040 worden opgenomen in de Monitor Nota Ruimte. Inmiddels is in de Monitor Nota Ruimte de Randstad als aparte gebiedsindeling toegevoegd, waarmee reeds een groot deel van de doelstellingen in beeld wordt gebracht. In een vervolgtraject zal worden bezien of aanvulling met nieuwe indicatoren gewenst is. De indicatoren van de Monitor Nota Ruimte worden weergegeven in het Compendium voor de Leefomgeving17. De indicatoren zullen in 2010 worden geactualiseerd. Mede op basis van de indicatoren uit de Monitor Nota Ruimte zal het PBL in 2010 een Leefomgevingsbalans uitbrengen. In deze Leefomgevingsbalans zal expliciet aandacht worden besteed aan de positie van de Randstad. Verder is eerder al aangegeven dat het kabinet, op verzoek van uw Kamer, een vijfjaarlijkse Randstadbrief zal opstellen om de vinger aan de pols te houden18.
• Uitvoeren internationale benchmark van (steden in) de Randstad
Samen met de minister van Verkeer en Waterstaat en regionale partijen uit de Randstad wordt verkend hoe we de huidige Randstadmonitor – die de Randstad op tal van thema’s vergelijkt met grootstedelijke regio’s in het buitenland – kunnen voortzetten. Daarbij verkennen we de mogelijkheden om de informatie op meer specifieke thema’s en voor afzonderlijke steden en stedelijke regio’s in de Randstad inzichtelijk te maken.
• Ruimtelijk kader voor «groene gebieden»
Zoals in de Agenda Landschap en in een brief van mijn ambtsvoorganger van 26 november 2009 over de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland19 al is aangegeven wordt gewerkt aan het vereenvoudigen van gebiedscategorieën. Streven is om te komen tot meer samenhang in de aanpak van de «groene ruimte»: natuur, landschap, water en recreatie. Bedoeling is dit te vertalen in een nieuw planologisch regime voor het groen. Het aantal categorieën zal verminderd worden en er zal helder worden aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is (rijk-regio). Er zal ook de synergie worden gezocht met ambities voor een Groenblauwe Delta met topkwaliteit nabij de steden, zoals opgenomen in de Structuurvisie Randstad 2040.
• Uitvoeren beleidsevaluatie nationale landschappen
De beleidsevaluatie van de nationale landschappen is inmiddels gestart. Het streven is om deze rond de zomer af te ronden. Dit is afgesproken tussen het rijk, IPO en de VNG in de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland. Zoals hierboven vermeld zal het volgende kabinet hierover besluitvorming voorbereiden.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. C. Huizinga-Heringa
Het laatste jaarverslag is van 4 december 2009; zie: Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31 089, nr. 66.
Plan van aanpak MIRT-verkenning Randstad Sleutelprojecten, Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 089, nr. 68.
Respectievelijk: Tweede Kamer vergaderjaar 2009–2010, 31 089, nr. 55 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 089 en 32 123 A, nr. 68.
Zie ook de brief aan uw kamer over ruimtelijke investeringen met kenmerk 2008/2009 34 575, nr. 2.
Het is gezien het abstractieniveau van de Structuurvisie Randstad 2040 niet mogelijk een gedetailleerde Passende Beoordeling uit te voeren. Ook de commissie m.e.r. gaf in haar advies op de PlanMER aan dat een gedetailleerde Passende Beoordeling niet mogelijk is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31089-73.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.