Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31500 nr. 19 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31500 nr. 19 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2009
In de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland heb ik samen met de minister van Economische Zaken en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit afspraken gemaakt met IPO en VNG over onze gezamenlijke inzet voor Mooi Nederland.
In deze brief informeer ik u mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de voortgang in de uitvoering van de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland. Ik ga hierbij tevens in op een aantal punten die ik met u besprak tijdens het Algemeen Overleg op 29 september 2009 jongstleden (Kamerstuk 29 435, nr. 248). Ook ga ik in op de bevindingen van het Planbureau voor de Leefomgeving in de Natuurbalans 2009 in relatie tot mijn inzet op Mooi Nederland. Ik verwacht uit de komende Natuurbalansen te mogen concluderen dat de doelen ten aanzien van landschap door de verstevigde beleidsinzet dichter bij zijn gekomen. Bij het onderwerp Nationale Landschappen ga ik in op de stand van zaken rond Quatrebras en de Centrale As in Friesland.
Ook ga ik in deze brief, mede namens de ministers van Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Economische Zaken, in op de afronding en de implementatie van de structuurvisie voor de snelwegomgeving: Zicht op mooi Nederland.
U heeft van mij ook de brief met mijn gevolgtrekkingen uit ons overleg over de Structuurvisie Randstad 2040 ontvangen (31 089, nr. 55). Hierin ben ik onder meer in gegaan op de door uw Kamer ingediende moties ten aanzien van het landschap.
Actualisatie van de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland
Op 2 april 2009 ondertekenden het Rijk, IPO en VNG de geactualiseerde Samenwerkingsagenda Mooi Nederland. Het is een vervolg op de eerste Samenwerkingsagenda die werd ondertekend op 6 december 2007. De afspraken gaan over alle ruimtelijke beleidsthema’s die een rol spelen in de aanpak van de verrommeling van het open landschap en zuinig ruimtegebruik in Nederland. De Samenwerkingsagenda blijkt een effectief instrument voor de realisatie van het ruimtelijk beleid. De eerste Samenwerkingsagenda Mooi Nederland is in januari 2008 aangeboden aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2007–2008, 31 200 XI, nr. 84) en is met de Kamer besproken in het Algemeen Overleg Nota Ruimte van 24 april 2008. In juli 2008 is de Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de Samenwerkingsagenda en de uitkomsten tot nu toe (Tweede Kamer, 2007–2008, 31 500, nr. 2). De nieuwe afspraken staan genoemd in bijlage 11. In deze brief ga ik in op de voortgang.
Het Planbureau voor de Leefomgeving merkt terecht op dat het kabinet een hoge ambitie heeft wat betreft de kwaliteit van het Nederlandse landschap. Het is duidelijk dat soms onzorgvuldige aanleg en bouw van onder meer infrastructuur, woningen, bedrijventerreinen, intensieve landbouwbedrijven en windturbines ervoor gezorgd hebben dat veel landschappen als verrommeld worden ervaren. Ik neem de waarschuwing van het planbureau dat het doelbereik onder druk staat heel serieus. Daarom ook mijn beleidsaandacht voor het landschap binnen het programma Mooi Nederland. Het beleidspakket dat ik samen met mijn collega’s van de ministeries van EZ en LNV inzet, betreft een afgewogen combinatie van instrumenten. Duidelijkheid over centraal wat moet en stimuleren en faciliteren van decentraal wat kan. Daarbij kan ik mij vinden in de constatering in de Natuurbalans dat ik met het Programma Mooi Nederland een nieuw accent heb gelegd op het sturen op kwaliteit, maar ik ben het niet eens met de suggestie dat dit ten koste is gegaan van het sturen op het al dan niet toelaten van nieuwe ontwikkelingen. Ik heb namelijk in de AMvB Ruimte duidelijke kaders gesteld. Ik heb hierover met u gesproken op 29 september jl.
1. Voortgangsrapportage ruimtelijke kwaliteit
De Innovatieregeling Mooi Nederland is onderdeel van het Innovatieprogramma en is bedoeld om ruimtelijke kwaliteit te bevorderen. In twee rondes worden ongeveer 50 innoverende projecten geselecteerd die als voorbeeld kunnen dienen voor anderen. Het Rijk kent bijdragen toe aan overheden en private partijen om ideeën, plannen en projecten te realiseren als die op een vernieuwende manier de identiteit van een plek of gebied creëren, versterken of herstellen. Voor de eerste ronde van de innovatieregeling zijn het afgelopen jaar projecten geworven. Centraal staat het versterken van de Identiteit van Stadsrandzones, Identiteit van Werklandschappen en Identiteit van de Plek. Grofweg 220 projecten zijn ingestuurd, een aantal wat duidt op een groot potentieel aan ideeën en projecten in de samenleving. Hieruit zijn 26 voorbeeldprojecten gekozen die ik op 15 oktober 2009 bekend heb gemaakt (zie ook bijlage 2)1. Deze projecten worden de komende jaren uitgevoerd en dragen via het Kennis- en Leertraject bij aan de innovatie in de ruimtelijke ordening van Nederland. Eind 2009 start de werving van de projecten voor de tweede ronde. Selectie en bekendmaking vinden plaats medio 2010. Het Kennis- en Leerproject is het platform om kennis te delen en daarmee het platform voor «voorbeeldige» praktijk.
2. Voortgangsrapportage Bedrijventerreinen
Het kabinet koos in de Agenda 2008–2009 herijking aanpak bedrijventerreinen (Tweede Kamer 2007–2008, 31 200 XI/29 435, nr. 73) en in het standpunt op het advies van de Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 253, nr. 8) voor een nieuwe aanpak van het bedrijventerreinenbeleid. Daarbij staat het stimuleren van een gezond vestigingsklimaat en het tegengaan van verrommeling voor het kabinet centraal.
In de afgelopen maanden is een goede vooruitgang geboekt bij de verankering van de nieuwe aanpak. In juni 2009 is een principeakkoord bereikt tussen het Rijk, provincies en gemeenten over de nieuwe aanpak van het bedrijventerreinenbeleid. Het convenant bevat concrete afspraken over het ruimtelijke, financiële en bestuurlijke kader van het bedrijventerreinenbeleid, waaronder de rol van Provinciale Herstructureringsprogramma’s en een Kennisplatform Bedrijventerreinen. De besturen van het IPO en de VNG hebben dit principeakkoord thans voorgelegd aan hun leden. Op basis van de uitkomst van deze ledenraadpleging zal het kabinet een definitief besluit nemen. Volgens de huidige planning zal uw Kamer hierover in het eind 2009 worden geïnformeerd.
In de brief die uw Kamer in het najaar 2009, voorafgaand aan de behandeling van de VROM-begroting, zal ontvangen, wordt ook ingegaan op de maatregelen die nodig zijn om de verzakelijking van het bedrijventerreinenbeleid te stimuleren. Ook wordt in deze brief ingegaan op het rapport en de handreiking van de Bestuurlijke Werkgroep Uitvoeringsstrategie onder het voorzitterschap van de Commissaris der Koningin de heer Jorritsma. Deze handreiking zal eind 2009 worden aangeboden aan de vertegenwoordigers van het Rijk, provincies en gemeenten en bevat concrete handvatten voor gemeenten en provincies wat betreft de financiële en bestuurlijke arrangementen voor een regionale aanpak van het bedrijventerreinenbeleid. Het Rijk, provincies en gemeenten zullen deze handreiking actief uitdragen bij de professionals die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de nieuwe aanpak.
Sinds maart 2009 zijn de trekkers van de bedrijventerreinenpilots Parkstad Limburg, West Achterhoek, Noordvleugel, Industrieschap Plaspoelpolder en het Land van Heusden en Altena bezig geweest om hun plannen van aanpak verder uit te werken. Deze plannen zijn inmiddels goedgekeurd, waardoor de projecten kunnen starten. De pilots maken een vliegende start met de nieuwe regionale aanpak mogelijk en bieden voorbeelden waaraan andere provincies en gemeenten zich kunnen spiegelen. In deze specifieke pilots werken gemeenten en provincies aan vormen van regionale samenwerking bij de aanleg van nieuwe en het opknappen van oude terreinen. Via het Kennis- & Leerprogramma Mooi Nederland zullen de resultaten van deze pilots actief worden gedeeld met bestuurders en professionals uit andere regio’s.
Vijftig jaar beleid voor Rijksbufferzones heeft open gebieden met tastbare meerwaarde te midden van sterk verstedelijkte gebieden opgeleverd. De Nationale Landschappen hebben gezorgd voor behoud van de mooiste gebieden van Nederland. De Natuurbalans 2009 geeft desalniettemin aan dat de doelen op het gebied van landschap in het geding zijn en geeft hiermee de urgentie van het landschapsbeleid weer. In de Natuurbalans lijkt het planbureau er echter van uit te gaan dat elke ontwikkeling binnen een Nationaal Landschap en een Rijksbufferzone ten koste gaat van deze gebieden. Hier ben ik het niet mee eens. Mijn uitgangspunt zijn de kwaliteiten van gebieden. Die moeten behouden blijven of versterkt worden.
a. Voortgangsrapportage Nationale Landschappen
Op grond van de AMvB-Ruimte, die recent naar uw Kamer is gestuurd, moeten provincies de grenzen van hun Nationale Landschap(pen) geometrisch vastleggen, met uitzondering van het Groene Hart welke door het rijk zelf is begrensd. Daarnaast stellen ze via de provinciale verordening nadere regels aan bestemmingsplannen ten behoeve van de instandhouding en versterking van de door de provincies uitgewerkte en geobjectiveerde kernkwaliteiten. Tevens moeten provincies bij verordening regels stellen die bepaalde grootschalige ontwikkelingen tegengaan en regels stellen aan de woningbouw in Nationale Landschappen (berekend op basis van migratiesaldo nul).
In het kader van de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland zijn in de afgelopen periode de volgende acties uitgevoerd:
• Om een impuls te geven aan de kwaliteitsdiscussie heeft het Rijk op 25 juni 2009 het symposium «Nationale Landschappen op de Rails» georganiseerd over inspirerende ontwikkelingen binnen Nationale Landschappen met behoud of versterking van landschappelijke kwaliteiten. De deelnemers zijn aan de hand van casussen met elkaar in gesprek gegaan over succes- en faalfactoren bij het werken met ruimtelijke ontwikkelingen in de Nationale Landschappen.
• Ik heb samen met mijn collega minister Verburg (LNV) en minister Plasterk (OCW) in casu de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en IPO en afzonderlijke provincies drie pilotprojecten opgezet, te weten Groene Hart, Rivierengebied en Het Groene Woud. De doelen van de pilotprojecten zijn het bieden van handvatten voor een betere hanteerbaarheid en toepasbaarheid van de kernkwaliteiten, en het doen van aanbevelingen voor een effectieve planologische sturing en borging van de kernkwaliteiten. In de drie Nationale Landschappen zijn workshops georganiseerd.
Concreet bestaat het resultaat van de drie pilotprojecten uit twee producten, te weten:
1. Het rapport «Een impuls op de kernkwaliteit. Handreiking kernkwaliteiten Nationale Landschappen».
2. Toolbox kernkwaliteiten Nationale Landschappen. Gereedschapskist met suggesties en aanbevelingen voor aanpak en mogelijk in te zetten instrumenten voor alle Nationale Landschappen.
• Het Rijk biedt als vervolg op het genoemde pilotprojecten de overige Nationale Landschappen de mogelijkheid aan om workshops rondom kernkwaliteiten met de streek te organiseren. Ik ga er vanuit dat provincies hiermee op een goede wijze invulling gaan geven aan de uitwerking van de kernkwaliteiten. Eén jaar na inwerkingtreding van de AMvB Ruimte wordt door het rijk de balans opgemaakt of de provincies de kernkwaliteiten hebben uitgewerkt en vastgelegd in provinciale verordeningen.
• In 2010 wordt door het Rijk, IPO en VNG een evaluatie voor de Nationale Landschappen uitgevoerd. Hierin wordt gekeken naar de doelbereiking, de doelmatigheid van beleid en uitvoering en het proces. Deze evaluatie wordt in samenhang met de midterm review van het ILG uitgevoerd. Het rijk is in samenwerking met het IPO en VNG ten behoeve van deze evaluatie gestart met het opstellen van het referentiekader, dat eind 2009 gereed zal zijn. Het doel van het referentiekader is in beeld krijgen wat de criteria zijn voor de evaluatie in 2010 en welke doelstellingen in de evaluatie zullen worden meegenomen.
• Het onderzoek door het IPO naar de financieringsbehoefte van het landschap, zoals aangekondigd in de Agenda Landschap, is gestart. De resultaten worden het eerste kwartaal van 2010 opgeleverd.
Onlangs heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken over de uitkomsten van het onderzoek naar de toepassing van de SER-ladder bij het bedrijventerrein Quatrebras in het Nationale Landschap de Noordelijke Wouden. Ik heb u meegedeeld dat de besluitvorming is uitgesteld. Om te kunnen bepalen in hoeverre nieuwe uitleg noodzakelijk is, is de provincie Fryslân een provinciebreed onderzoek gestart naar het waarom van leegstand en de mogelijke herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen.
De provincie heeft aangegeven dat het SER-ladder onderzoek Quatrebras verbreed is naar Noord-Oost Fryslân (NOF). De resultaten van het SER-ladder onderzoek NOF worden gekoppeld aan de herstructureringsopgave en worden met de vijf betrokken gemeenten (Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel, Kollumerland en Tytsjerksteradiel) besproken.
Het is de bedoeling om de resultaten te verwerken in een op te stellen Economisch Masterplan Noord-Oost Fryslân waarmee inmiddels door de vijf gemeenten een start is gemaakt.
De provincie ziet de verbreding als een nieuwe werkwijze waarmee in regionaal verband afspraken gemaakt kunnen worden over programmering en fasering van de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen. En waarmee dus op relatief korte termijn concrete uitvoering kan worden gegeven aan de doelstellingen die met het conceptconvenant bedrijventerreinen 2010–2020 worden beoogd.
Door de gewijzigde onderzoeksopzet is de focus komen te liggen op de onderbouwing van de regionale behoefte. De keuze voor en de afweging van locaties (en dus ook Quatrebras) is om die reden op dit moment niet aan de orde.
Ik steun de nieuwe aanpak van de provincie Fryslân en ben hiermee akkoord gegaan.
Na de terinzagelegging van het voorontwerp Provinciaal Inpassingsplan (PIP) de Centrale As in maart 2009 is door de VROM Inspectie een zienswijze ingediend. In die zienswijze is aangegeven dat het niet duidelijk is op welke wijze het advies van het College van Rijksadviseurs (CRA) is meegenomen in het voorontwerp PIP.
In juni en op 15 september jl. is hierover overleg geweest met het projectbureau de Centrale As. Afgesproken is om een kwaliteitsteam in te zetten. Het team zal het proces blijven volgen tot het PIP definitief wordt vastgesteld. Naar verwachting 2e helft van 2010. De door de provincie ingeschakelde bureaus H+N+S/Next zijn bezig met het maken van «Het Koersdocument», dit zal half oktober verschijnen. Er is veel waardering voor de wijze waarop twee kruisende wegstructuren van het onderliggend wegennet beter zijn ingepast. Hier is het advies van het College van Rijksadviseurs gevolgd. Bij twee andere kruispunten is het niet volledig gelukt om die beter in te passen in het landschap. Afgesproken is om de vier bij het project betrokken bureaus nog één keer bij elkaar te halen om naar de plannen te kijken. De betrokkenheid van het CRA houdt op na de uitkomsten van de consultatie.
b. Voortgangsrapportage stadsranden
Het Planbureau voor de Leefomgeving constateert in de Natuurbalans dat het consistente beleid voor de Rijksbufferzones succesvol is maar onder druk staat. Onder andere doordat niet goed inpaste recreatieve objecten de landschapkwaliteit kunnen verminderen. De rijksbufferzones hebben in eerste instantie een recreatieve functie. Het behoud van openheid heeft geen zin als het gebied niet door bewoners en recreanten gebruikt kan worden. Ontwikkelingen blijven daarom mogelijk, mits dit op een landschappelijk verantwoorde manier gebeurt.
In de Agenda Landschap is een verkenning aangekondigd naar nieuwe Rijksbufferzones. Buiten de bestaande tien Rijksbufferzones zijn er groene gebieden in een stedelijke omgeving die belangrijk zijn voor bewoners om nog rust en ruimte te vinden. Nieuwe gebieden worden gekozen op basis van de dreigende verstening van de open ruimten tussen steden, recreatieve opgave op stadsregionaal niveau, ligging in een nationaal stedelijk netwerk én het draagvlak bij de provincie voor aanpak hiervan. Voor de volgende gebieden is een besluit genomen of vindt een verkenning plaats:
• Er is besloten tot uitbreiding van de bestaande Rijksbufferzone Midden-Delfland met 500 hectare aan de Noord-Oost kant, rondom Oude Leede;
• Recent heeft het kabinet het voornemen bekend gemaakt over de verlenging van de A4. Bij de aanleg hiervan zullen maatregelen worden getroffen teneinde een goede landschappelijke inpassing in de bufferzone Midden-Delfland te garanderen;
• Uitbreiding van de Rijksbufferzone Oost-IJsselmonde (richting West-IJsselmonde) wordt verkend;
• In het BO MIRT van 19 mei 2009 hebben Rijk en regio afspraken gemaakt over de aanwijzing van een rijksbufferzone in het gebied tussen Eindhoven en Helmond. Deze zone vormt een bescherming tegen verder gaande verstedelijking en wordt een aantrekkelijk recreatiegebied. Een aantal maatregelen wordt momenteel verder uitgewerkt door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB);
• Voor de gebieden Breda–Tilburg en Enschede–Hengelo wordt de aanwijzing als Rijksbufferzone verkend.
Per bufferzone zal een gebiedsakkoord worden opgesteld waarin de maatwerkafspraken over de gewenste ontwikkeling worden vastgelegd. Met de gebiedsakkoorden wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de gebiedsagenda’s MIRT. In de AMvB Ruimte, die thans bij uw Kamer ligt, is de begrenzing van de bufferzones vastgelegd.
Stapeling van beleid staat een goede ontwikkelingen van groene recreatiegebieden, cultuurlandschappen en natuurgebieden in de weg. Nog in 2009 zal besloten worden over vereenvoudiging van het ruimtelijk kader voor de groene recreatieve ruimte, zoals de Rijksbufferzones, de ambities voor de groen/blauwe topkwaliteit uit de Randstad visie 2040 en Recreatie om de Stad. Ik zal de Kamer hierover informeren in het kader van de 2e tranche AMvB Ruimte.
Wat betreft de gezamenlijke identificatie door rijk, IPO en VNG van complexe groene sleutelprojecten, is aangehaakt bij de verkenning van Sleutelprojecten in het kader van Randstad 2040 (31 089, nr. 55), waarbij nadrukkelijk dus ook groene projecten in in de verkenning zijn meegelopen. Daarbij gaat het overigens niet alleen maar over de Randstad, maar ook andere stedelijke gebieden. Over de afronding van de Randstadvisie 2040 bent u per brief nader geïnformeerd.
c. Voortgangsrapportage Sanering verrommeling
Op 30 juni 2009 heb ik uw Kamer per brief (Tweede Kamer, 2008–2009, 29 435, nr. 242), mede namens de minister van LNV geïnformeerd, over de stappen die wij zetten om de aanpak van verspreid liggende kassen te stimuleren en tegelijkertijd de economie een impuls te geven. Deze brief is in nauw overleg met IPO, VNG en de glassector tot stand gekomen. De brief heeft veel belangstelling vanuit de sector gekregen. Voor het vervolgtraject zal bij de uitvoering van de diverse acties nadrukkelijk een link worden gelegd met het beleid ten aanzien van de greenports, met het oogmerk een zo integraal mogelijke aanpak in te zetten.
Op 28 juni 2009 zijn er samen met het ministerie van LNV 10 voorbeeldprojecten geselecteerd; dit is de uitvoering van één van de acties van de brief. In het voorjaar van 2010 wordt u geïnformeerd over de voortgang in deze projecten en over de voortgang van de overige acties. In het Algemeen Overleg op 29 september heb ik in antwoord op uw vragen aangegeven te overwegen om bundeling van glastuinbouw op te nemen in de 2e tranche van de AMvB Ruimte.
d. Voortgangsrapportage Structuurvisie voor de snelwegomgeving
Op 30 maart jl. heb ik met u overleg gevoerd over de structuurvisie Zicht op mooi Nederland (31 500). Bij deze ga ik in op de afronding van deze structuurvisie voor de snelwegomgeving, op basis van dit overleg en de twee aangenomen moties, Van Heugten (31 500, nr. 8) en Wiegman-Van Meppelen-Scheppink c.s. (31 500, nr. 10). Ook ga ik in op de voortgang van de implementatie van Zicht op mooi Nederland.
In mijn brief van 10 april jl. (31 500, nr. 14) ben ik al nader ingegaan op een aantal specifieke punten uit het overleg. Ik wil nogmaals mijn tevredenheid uitspreken over de brede steun binnen uw Kamer om de ruimtelijke kwaliteit van de snelwegomgeving te verbeteren, aangezien dit de hoofddoelstelling betreft van de kabinetsvisie Zicht op mooi Nederland. Na mijn brief van 10 april heeft uw Kamer ingestemd met twee van de zes ingediende moties.
Motie Van Heugten (31 500, nr. 8)
In deze motie roept de Kamer de regering op om bij de aanleg of verandering van snelwegen niet meer geluidswerende voorzieningen te maken dan nodig en meer aandacht te schenken aan mooiere geluidswerende voorzieningen.
Tijdens het overleg heb ik aangegeven dat ik deze motie zie als een ondersteuning van het onlangs ingezette kabinetsbeleid. Geluidswerende voorzieningen worden alleen aangelegd wanneer in overleg met de medeoverheden blijkt dat deze noodzakelijk zijn, waarbij bestaande regelgeving uitgangspunt is. Daarbij is de esthetische waarde een belangrijk criterium wanneer het tot aanleg komt. In het kader van het project Routeontwerp zijn architectonische uitgangspunten (specificaties) voor de vier bestaande routeontwerpen (A2, A4, A12 en A27) opgesteld. Resultaten worden onder meer al zichtbaar op diverse plekken langs de A12 (Gouda, Voorburg), waarbij wordt uitgegaan van flexibele modulaire bouw met herkenbaarheid over de hele route en afgestemd op het omliggende landschap. Momenteel wordt de Netwerkvisie geluidsschermen afgerond, waarin de uitgangspunten en het proces zijn vastgelegd om tot kwalitatief hoogwaardige geluidsschermen te komen.
Motie Wiegman-Van Meppelen-Scheppink c.s. (31 500, nr. 10)
De Kamer roept met deze motie de regering op om naast de negen nationale snelwegpanorama’s, in overleg met provincies te komen tot een algemene passage over de bescherming van panorama’s. Uit de overwegingen bij de motie blijkt dat er meer beschermingswaardige panorama’s zijn, ook buiten de Nationale Landschappen en ook langs andere infrastructuur dan de snelwegen. De motie richt zich op een algemene passage in de AMvB Ruimte.
In mijn brief van 10 april jl. heb ik aangegeven dat de gedachte achter de motie mij aanspreekt, maar heb ik u ook gewezen op de juridische en bestuurlijke complicaties die een dergelijke algemene passage in de AMvB met zich meebrengt. Deze betreffen de effectiviteit en juridische hardheid en de bestuurlijke en administratieve lasten voor provincies en gemeenten.
Met deze aangenomen motie op tafel heb ik, zoals de motie oproept, overleg gevoerd met de provincies. Hierbij heb ik ook de gemeenten betrokken. In dit gesprek zijn we overeengekomen om aan de essentie van de motie via een alternatieve uitwerking vorm te geven. Aan de bestaande samenwerkingsafspraken Mooi Nederland tussen Rijk, IPO en VNG wordt een afspraak toegevoegd over een verbrede bescherming van panorama’s door provincies, in afstemming met gemeenten. Begin 2010 wordt overlegd over de voortgang van de samenwerkingsafspraken. Provincies geven uiterlijk begin 2010 aan op welke manier zij in hun beleid tegemoet komen aan de wens van de Kamer om de waardevolle panorama’s vanaf infrastructuur te beschermen. De voortgang van de samenwerkingsafspraken wordt periodiek aan de Kamer gerapporteerd. Dit leidt tot de volgende afspraken, met draagvlak bij provincies, gemeenten en departementen:
– Naast de bescherming van de negen Nationale Snelwegpanorama’s werken de provincies in afstemming met gemeenten beleid uit gericht op het behoud van waardevolle panorama’s vanaf weg- en railinfrastructuur. Hierbij kan het gaan om alle typen uitzichten die van waarde zijn voor een positieve beleving van het open én het stedelijke landschap.
– Vóór 1 mei 2010 maken de provincies gezamenlijk aan mij bekend hoe ze uitwerking hebben gegeven aan deze afspraak.
Op basis van het bovenstaande kom ik tot de conclusie dat het Nota Overleg op 30 maart jl. heeft geleid tot belangrijke aanscherpingen van de implementatie van het in Zicht op mooi Nederland geformuleerde beleid, maar dat dit niet leidt tot de noodzaak om de structuurvisie zelf te herzien en te herdrukken.
Voortgang van de implementatie
In het zesde hoofdstuk van Zicht op mooi Nederland staat de voorgenomen realisatie van de beleidsambities ten aanzien van de snelwegomgeving beschreven. Zoals ik eerder in deze brief schreef, heeft Rijkswaterstaat architectonische specificaties opgesteld voor de vier bestaande routeontwerpen (A2, A4, A12 en A27). Generiek heeft Rijkswaterstaat ook nog een vormgevingsprotocol voor uitvoeringsprojecten aan autosnelwegen, dat onderdeel is van de integrale Werkwijzer Aanleg. Actualisering van de samenwerkingsovereenkomst tussen Rijkswaterstaat en Dienst Landelijk Gebied is in voorbereiding. De nieuwe beleidsambities worden vanaf 2009 meegenomen in de diverse beleidsmonitors van de planbureaus. De meeste provincies en veel gemeenten hebben in hun beleid ook al op één of andere wijze uitwerking gegeven aan de ruimtelijke kwaliteit in de snelwegomgeving en dit vaak ook doorgetrokken naar een integrale aanpak van andere infrastructuur en de omgeving. Dit gegroeide draagvlak blijkt ook uit interesse voor de Masterclasses voor de snelwegomgeving en het door het Rijk geïnitieerde kennisnetwerk INDIGO (InnovatieNetwerk Duurzame Infrastructuur en GebiedsOntwikkeling). Met de masterclasses worden provincies, wanneer zij hier zelf interesse voor aangeven, door mij gefaciliteerd bij de uitwerking van plannen die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de wegomgeving. INDIGO is een netwerk voor deskundigen op het terrein van weg en omgeving en is begin 2009 gestart.
De negen Nationale Snelwegpanorama’s zijn als onderdeel van het beleid voor de Nationale Landschappen vastgelegd in de AMvB Ruimte. Als inspirerend en ondersteunend naslagwerk heb ik een Atlas van de snelwegomgeving laten uitwerken en verspreid onder professionals.
4. Voortgangsrapportage windenergie
In het coalitieakkoord van het kabinet zijn duurzaamheidsdoelstellingen opgenomen, welke zijn vertaald naar het uitvoeringsprogramma Schoon en Zuinig. Hierin staat dat aan het eind van deze kabinetsperiode 2000 MW windenergie op land extra met Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) vergund moet zijn. Dit betekent een totaal van 4000 MW. De ambitie voor deze kabinetsperiode is vertaald in onder meer de klimaatakkoorden die zijn afgesloten in het kader van Schoon en Zuinig tussen VNG respectievelijk provincies en rijk. VNG en IPO hebben hierin de ambities van het Kabinet onderschreven. Ook is afgesproken dat, in aansluiting op de BLOW afspraken uit 2001, de provincies een gezamenlijke doelstelling hebben voor windenergie. Zij zetten zich actief in om deze taakstelling in samenwerking met gemeenten en marktpartijen te doen realiseren. Op windparken groter dan 100 MW is sinds 1 maart van dit jaar de elektriciteitswet van toepassing. Die stelt dat op deze projecten de rijkscoördinatieregeling van toepassing is en dat er een rijksinpassingsplan opgesteld wordt.
Door diverse provincies en gemeenten wordt hard gewerkt aan individuele projecten. De windteams die vanaf half februari vanuit SenterNovem worden aangestuurd zijn momenteel bij ongeveer 30 gemeenten actief. Er zijn diverse ondersteunende bijeenkomsten georganiseerd door provincies, rijk of regio’s, zoals de rondetafelbijeenkomst Gelderland begin 2009, het windsymposium van het Ministerie van VROM op 7 juli 2009, de Stroomversneller Zuid-Holland, ondertekening van een convenant op 5 september 2009 door onder meer ministers van EZ en VROM, provincie Zuid-Holland en Havenbedrijf voor de Rotterdamse Haven en een bijeenkomst voor zes gemeenten in West-Brabant op 14 juli jongstleden.
In het voorjaar van dit jaar is voor elke provincie door het Rijk in samenwerking met de provinciale contactpersonen per project een actieplan opgesteld. Er zijn enkele tientallen gemeenten gedefinieerd waar projecten versneld kunnen worden. Zonder versnelling worden de doelstellingen voor 2011 niet gehaald. Versnelling is echter alleen mogelijk als door álle partijen samen de afgesproken inspanningen worden geleverd. Dit moet ook het tegenwicht bieden tegen het op veel plaatsen minder wordende draagvlak voor windenergie. Bij individuele projecten is versnelling alleen mogelijk als er meer bestuurlijke druk komt, en er meer ondersteuning, zowel in de vorm van kennis als in de vorm van capaciteit, wordt geboden. Deze capaciteit is vooral nodig om de verschillende belangen van verschillende organisaties, burgers en bedrijven en procedures op elkaar af te stemmen.
Generieke knelpunten worden aangepakt door aanpassing van wet- en regelgeving. Onderzoek naar nieuwe radarnorm en toetsingsmodel loopt. De AMvB windturbines met daarin nieuwe regels voor geluid en veiligheid is naar uw Kamer gestuurd.
Om nut en noodzaak van windenergie meer duidelijk te maken aan verschillende doelgroepen wordt gewerkt aan een communicatieplan. Dit communicatieplan is ook van belang om het draagvlak voor wind te vergroten.
Andere activiteiten zijn:
• Voor het project in de Noordoostpolder is een stuurgroep ingesteld waarin rijk, provincie, gemeente en initiatiefnemer zitting hebben.
• Voor het windpark in de Noordoostpolder en het windpark in Zeewolde (Zuidlob) wordt door mijn collega Van der Hoeven en mij gewerkt aan het rijksinpassingsplan en rijkscoördinatieregeling. Het ontwerpinpassingsplan voor de Zuidlob ligt inmiddels ter inzage.
• De site www.windenergie.nl is verder uitgebouwd en bevat meer betrouwbare informatie.
Sinds februari wordt door het rijk, in samenwerking met VNG en provincies gewerkt aan het Ruimtelijk Perspectief. Dit is een inhoudelijke verkenning naar mogelijkheden voor doorgroei van ten minste windenergie op land tot 2020 (met een doorkijk naar 2030). In dit kader wordt vooral gekeken naar de 2000 MW extra mogelijkheden van concentratiegebieden en combinatiemogelijkheden met onder andere infrastructuur, en bedrijventerreinen. Het Ruimtelijk Perspectief is begin 2010 gereed en is een bouwsteen voor de discussie over duurzame energie. Bij het opstellen van het Ruimtelijk Perspectief worden burgers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties nadrukkelijk betrokken. Er zullen in een afzonderlijk traject afspraken moeten worden gemaakt over de implicaties en de uitvoeringsstrategie van dit Ruimtelijk Perspectief en over de bestuurlijke verantwoordelijkheden en instrumentatie.
Gezien het bovenstaande concludeer ik dat de uitvoering van de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland door alle partijen goed wordt opgepakt en dat gezamenlijk wordt gewerkt aan het bereiken van de doelstellingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31500-19.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.