Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 29628 nr. 774 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 29628 nr. 774 |
Vastgesteld 17 april 2018
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 15 maart 2018 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 december 2016 met een reactie op het verzoek van de commissie over het artikel «Diep door het stof» in de Telegraaf van 20 oktober 2016 (Kamerstuk 28 844, nr. 112);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 18 januari 2017 over het WOB-verzoek inzake integriteit inkoopfunctie van de politie (Kamerstuk 28 844, nr. 114);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 februari 2017 over de pilot met stroomstootwapen in de basispolitiezorg (Kamerstuk 29 628, nr. 686);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 3 april 2017 over de uitvoering van de motie van het lid Van der Staaij c.s. over het zo spoedig mogelijk tot een conclusie brengen van onderzoeken naar kwesties rond agenten (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 72) (Kamerstuk 29 628, nr. 698);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 10 april 2017 met de kabinetsreactie op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) over het vergroten van de effectiviteit van de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 699);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 18 mei 2017 over het rapport «De lokale betekenis van basisteams» (Kamerstuk 29 628, nr. 703);
– de voortgangsbrief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 27 juni 2017 over de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 717);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 juli 2017 met een reactie op het verzoek van de commissie over het videobericht «Amsterdam politie Iftar 2017» (Kamerstuk 29 628, nr. 721);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 12 juli 2017 over de stand van zaken positiebepalingssysteem politie (Kamerstuk 29 628, nr. 722);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 oktober 2017 over politietoezicht op het water (Kamerstuk 29 628, nr. 739);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 november 2017 over de aanpak van knelpunten in het proces vermissingen bij de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 750);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 november 2017 met een reactie op het verzoek van de commissie over de continuïteit van de informatievoorziening van de politie na het beëindigen van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening (AVP) (Kamerstuk 29 628, nr. 748);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 24 november 2017 over de stand van zaken pilot stroomstootwapen (Kamerstuk 29 628, nr. 747);
– de voortgangsbrief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 december 2017 over de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 754);
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 19 december 2017 over publicatie Focus op «kansrijke» aangiften bij de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 752);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 13 februari 2018 over de aanbesteding Amber Alert en relatie tot Burgernet (Kamerstuk 29 668, nr. 44);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 maart 2018 over actuele ontwikkelingen in de opsporing (Kamerstuk 29 628, nr. 760).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Helder
Griffier: Verstraten
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Arissen, Den Boer, Buitenweg, Van Dam, Helder, Kuiken, Van Raak, Arno Rutte en Van der Staaij,
en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.06 uur.
De voorzitter:
Ik open dit algemeen overleg. Ik heet de Minister en zijn ondersteuning welkom. Ik heet de korpschef welkom. Ik heet mijn collega's welkom, evenals de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier naar dit debat kijken. Er zijn veel sprekers, zie ik, en ook veel agendapunten. De spreektijd is vier minuten per fractie. Ik wil daar niet al te zeer aan hechten, waarmee ik niet zeg dat ik er zes van ga maken, maar het moet niet uit de bocht gaan. Ik verzoek mijn collega's om interrupties niet van een lange inleiding te voorzien. Laten we elkaar zo even helpen.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuiken namens de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u, voorzitter. Op de agenda staat de laatste voortgangsbrief vorming nationale politie. Tegelijkertijd wachten we nu natuurlijk eigenlijk allemaal op de kabinetsreactie op de commissie-Kuijken, om daar verder over te spreken. Desalniettemin is de druk op de schouders van Minister Grapperhaus groot. Er zijn hoge ambities, er is een groot ziekteverzuim – 7% tot 15%; toch ruim boven het nationale gemiddelde, als je kijkt naar andere organisaties – en er is sprake van tekorten bij de DKDB, zoals gister ook weer aangekaart bij het debat over bescherming van journalisten.
Voorzitter. Dat capaciteitsgebrek zien we ook als we kijken naar het onderzoek van de Algemene Rekenkamer over hoe de politie de aangiftes oppakt. In de eerste zeven maanden van 2017 kwamen er ruim 425.000 aangiftes binnen. Daarvan werden 176.000 aangiftes als kansrijk gezien. Dus 250.000 aangiftes worden niet eens in behandeling genomen. Van die 176.000 zaken worden er vervolgens weer 51.000 zaken uit proces gehaald. Waarom is niet duidelijk. Capaciteitsgebrek kan één van de redenen zijn waarom er besloten wordt om niet tot verdere vervolging over te gaan. Maar we weten het niet exact. Dat is ook de reden dat de Algemene Rekenkamer vraagt om duidelijker te monitoren wat de reden is dat men halverwege het proces besluit om niet door te gaan met vervolging. Ik vraag aan de Minister of dit niet eigenlijk een heel redelijke aanbeveling is. Is het niet tijd om die op te volgen? Het geeft ook meer inzicht in bij welke zaken capaciteit een doorslaggevende rol heeft gespeeld.
Voorzitter. Zoals ik al zei, spelen er veel zaken bij de nationale politie, zoals werklastvermindering. Administratievelastenvermindering kan daarbij helpen. Daar zijn we het allemaal over eens. Alleen, ik was behoorlijk geïrriteerd toen ik las dat er weer een externe commissie ingehuurd moet worden om die administratievelastenvermindering te realiseren. Ik dacht dat we terug waren in de tijd van Minister Opstelten, die namelijk zo'n zelfde commissie al in het leven heeft geroepen, dat zúlke rapporten heeft opgeleverd en hele aanvalsplannen heeft gepresenteerd. Aanvalsplannen die op papier redelijk succesvol leken, maar in de praktijk toch minder hun ding hebben gedaan. Mijn oprechte vraag aan de Minister is dan ook: waarom weer zo'n externe commissie? Ik weet uit eigen ervaring hoeveel kundige en deskundige ambtenaren werken op zijn eigen departement. Die moeten toch zelf in staat zijn om te kijken welke effecten hun beleid teweegbrengen en welke administratievelastendruk er extra wordt gecreëerd door wetgeving? Waarom nou weer zo'n externe commissie? Het geeft mij een gevoel van een doekje voor het bloeden, een rookgordijn, of allerlei andere redenen om maar te verhullen dat de problemen binnen de politie groot zijn, dat de problemen van de Minister groot zijn en dat we op deze manier allerlei problemen een jaar vooruit kunnen schuiven, «want er is immers een externe commissie aan de slag».
Mag ik twee concrete voorbeelden noemen? Binnenkort komt de stelselherziening geweldsaanwending naar de Kamer toe. Die gaat zowel over de wijze waarop de politie daarmee om moet gaan als over de wetgeving die daarbij hoort. Als ik nu al hoor hoeveel extra functionarissen daarvoor in het leven worden geroepen, hoeveel extra formulieren daarvoor ingevuld moeten worden, dan kan iedereen nu al voorspellen dat dit de administratievelastendruk alleen maar omhoog zal jagen. Mijn vraag is dan ook simpel: waarom zijn we niet in staat om te kijken hoe je dat anders kunt organiseren, anders in kunt richten, juist met het idee dat het niet tot verhoging van de druk moet leiden, maar juist tot een vermindering?
Ik geef een ander klein voorbeeldje, dat niet alleen speelt bij de politie. We zijn druk bezig de criminele motorbendes minder zichtbaar te maken en aan te pakken.
De voorzitter:
Het vervolg zullen we even afwachten. De bel die nu gaat, duurt een minuut. Die luidt voor aanvang van de vergadering in de plenaire zaal.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. We willen straks een criminele motorbende, een OMG, gaan verbieden. We halen het clubhuis leeg. Dan is voor elk object in zo'n clubhuis een apart formulier nodig. Dat speelt niet alleen daar. Dat geldt voor allerlei inbeslagnames van goederen. Waarom zijn we niet in staat om wetgeving dusdanig te maken dat je gewoon met één document kunt volstaan in plaats van met steeds een apart formulier? Ik weet waarom het is ontstaan, maar mijn vraag is: waarom lossen we dat nou niet op? Twee simpele voorbeelden. Graag een reactie van de Minister. Geen commissie, maar daadkracht!
Tot slot, voorzitter, een vraag over AMBER Alert. De Minister heeft gezegd: ik houd het in stand, het is te belangrijk. Ik wil gewoon simpelweg weten of ik de Minister aan zijn belofte kan houden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dam voor zijn bijdrage namens het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter. In de enorme stapel aan papier beperk ik mij tot één onderwerp: de ICT bij de politie. Dat is een langdurig issue. De afgelopen jaren heeft er een aanvalsplan gedraaid. Dat is per 31 december beëindigd. Het AVP heeft veel goeds gebracht, maar niet genoeg voor de operationele diender. Uit alle rapportages blijkt dat er qua techniek onder de motorkap erg veel verbeterd is, dat er qua operationele systemen voor de operatie te weinig gerealiseerd is en dat het op dit moment meer een organisatieprobleem is dan een ICT-probleem. Hoe kun je werkelijk processen landelijk uniformeren? Pas dan kun je automatiseren. Verder blijkt uit de rapportages dat extern toezicht het verschil maakt. Zonder extern toezicht dat de politie bij de les houdt, is de organisatie zo geneigd achter dagelijkse zaken aan te lopen dat er op termijn te weinig verandert.
Per 31 december is het AVP beëindigd, omdat dat zo gepland was. Ik denk dat er metaalmoeheid was tussen enerzijds het korps en anderzijds de Review Board. Die was te kritisch. De Review Board deed niets anders dan vasthouden aan het oorspronkelijk opgestelde AVP en probeerde weg te blijven bij de waan van de dag. Inmiddels is er een nieuwe toezichtconstructie, die niet meer onafhankelijk is. Daar ben ik in meerdere opzichten op tegen, maar dat is een issue dat ik tijdens de evaluatie van de Politiewet aan de orde wil stellen. Voor nu wil ik oude schoenen niet weggooien voordat er nieuwe zijn. Vandaar mijn wens om de betrokkenheid van de Review Board te continueren.
Afgelopen donderdag hebben wij een rondetafelgesprek gehad. Dat was wat mij betreft zeer informatief. Op de agenda van vandaag staan meerdere brieven die raken aan de problematiek die afgelopen donderdag is besproken. Ik wil vooral aan de orde stellen dat er zo snel mogelijk een nieuw plan moet komen, dat onder toezicht van de oude Review Board moet worden opgesteld.
Voorzitter. Ik wil dat de Minister twee dingen op ICT-gebied toezegt. In de eerste plaats wil ik graag dat uiterlijk 1 juni 2018 een politie-ICT-plan aan de Kamer wordt toegezonden. Dat plan moet de ICT-ambitie van de politie weergeven voor de komende drie tot vijf jaar, met daarin heldere doelen, heldere mijlpijlen, pardon, mijlpalen – het wordt steeds ingewikkelder; het woord uitspreken is al moeilijk, dus gun ik de politie een paar maanden om het op stellen – en een duidelijke strategie voor hoe de politie landelijke uniformiteit in onderliggende processen gaat organiseren. Ook dient in dat plan een helder beeld geschapen te worden over het in de lucht houden van bestaande systemen en het toegroeien naar nieuwe systemen, met name het OPP, maar ook over hoe verdere innovatie tot stand kan komen. Het moet een combinatie van die drie zijn, om te voorkomen dat we alleen maar druk bezig zijn met het organiseren van de ICT van gisteren. Verder wil ik dat dit plan aan de Kamer wordt toegezonden samen met een financiële meerjarendoorkijk. Ik wil van de Minister vernemen of en hoe de plannen te financieren zijn. Dat is punt één.
Dan punt twee. Ik wil dat de voormalige Review Board ICT het proces van opstelling van dit plan gaat begeleiden en het uiteindelijk opgestelde plan voorziet van een waardering. De Review Board is niet gestopt omdat het werk klaar was. De Review Board is gestopt omdat vooraf bepaald was dat 31 december 2017 de deadline was. Maar nogmaals, je gooit oude schoenen pas weg als je nieuwe hebt. Ik wil op zijn minst toe naar een dakpanconstructie, waarin de oude Review Board in onafhankelijkheid inhoudelijk het stokje overdraagt aan enige nieuwe vorm van toezicht. De voormalige Review Board moet niet alleen de opstelling van het plan begeleiden, maar ook, wanneer eind mei het door mij gevraagde plan naar de Kamer wordt gezonden, een waardering van het plan meezenden.
Voorzitter. Is dit te veel detailzucht van een Kamerlid? Nee. De ervaring leert dat ICT een buitengemeen weerbarstig proces is, dat ook al jaren een zorg van de Kamer is als het gaat om de politie. Ik zou mij dolgraag niet met details willen bemoeien, maar daarom vraag ik juist om een beoordeling en om begeleiding door de onafhankelijke Review Board. Tegelijkertijd is het van groot belang dat het plan niet alleen een plan met ambities en hoofdlijnen is, maar met daadwerkelijke details, mijlpalen, doelen en al datgene wat ik genoemd heb.
Dank u wel.
De voorzitter:
Precies binnen de tijd, dank u wel. Ik zie nog wel een interruptie van collega Den Boer namens D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik begrijp de zorgen van mijn buurman, de heer Van Dam. Ik vraag me alleen af of we hier niet bewegen richting te veel micromanagement. Hij legt dat zelf ook wel uit in zijn bijdrage. De vraag die we echter wel moeten stellen, is of een Review Board die in feite al ten einde is opnieuw tot leven kan worden gewekt met een nieuw mandaat voor een deel van het toezicht. Ik hoor heel graag van de heer Van Dam hoe hij dat voor zich ziet.
De heer Van Dam (CDA):
Wat betreft het punt over de details: ik vind dat wij wel degelijk mogen kijken of die erin staan. Het gaat er niet om dat we al die details beoordelen. Ik vind het, gelet op alles wat wij gehoord hebben, ook in de hoorzitting, echt helemaal niet zo raar dat dit aan de orde komt. Verder heb ik al uitgelegd dat ik voor de toetsing ervan graag op afstand blijf, maar dat ik daarom juist een adequaat toezichtinstrument wil hebben. Het tweede punt betreft uw vraag over het opnieuw tot leven wekken van de Review Board. Ik heb vorige week absoluut niet de indruk gekregen dat de voorzitter van de Review Board zijn stukken al op zolder heeft gelegd en dat hij er helemaal uit is. Er is in die commissie kennis opgebouwd. Het gaat mij ook niet om precies die commissie, maar het gaat mij er wel om dat een substantieel aantal leden van die commissie betrokken is bij de voortgang. Het licht is nu uitgegaan.
De voorzitter:
Dit wordt bijna een tweede inbreng.
De heer Van Dam (CDA):
U heeft helemaal gelijk.
De voorzitter:
De inleiding kort en de antwoorden ook. Dat was ik vergeten te zeggen.
De heer Van Dam (CDA):
Soms zit de kracht van je boodschap in de herhaling, maar in dit geval dan maar niet.
De voorzitter:
Vervolgvraag?
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik wil natuurlijk geen kritiek uiten op meneer Rodrigues, de voorzitter van de Review Board, maar ik stel wel vast dat daar nu een punt achter staat. De vraag is dus hoe wij een formeel mandaat kunnen verlenen aan een of meerdere leden van de vorige Review Board om dit heel belangrijke onderwerp naar voren te brengen. Wellicht heeft de Minister daar ook goede ideeën over. Ik ben heel benieuwd naar zijn antwoord op deze vraag.
De voorzitter:
Ik hoor daar geen vraag meer in. Dan geef ik u meteen de gelegenheid om het woord te voeren namens D66. Ik moet wel nog even opmerken dat we twee interrupties doen. Dat was ik vergeten te zeggen in de inleiding. Daarnaast een woord van welkom aan collega Van der Staaij.
Mevrouw Den Boer (D66):
Voorzitter. Afgelopen weekend bereikte ons het afschuwelijke bericht over de mishandeling van een agente in Amersfoort. Ook D66 vindt het onacceptabel hoe deze jongeren zich tegen agenten hebben misdragen. Deze agenten wagen dagelijks hun leven voor onze veiligheid. Ze staan voor ons in de vuurlinie. Ik ben het dan ook grondig eens met de korpschef dat op dit soort gedrag alleen een keiharde afstraffing moet staan. Geweld tegen de politie is en blijft een probleem. Ik weet dat de politie eerder weerbaarheidsprogramma's faciliteerde om agenten hiertegen te wapenen. Mijn eerste vraag aan de Minister is of dergelijke programma's nog steeds bestaan. Op welke wijze worden agenten fysiek en mentaal getraind om geweldsescalatie te voorkomen? Graag een reactie hierop.
Voorzitter. Mijn tweede punt betreft de opleiding van nieuwe agenten. Dit kabinet trekt fors geld uit voor meer politieagenten, met name voor wijkagenten en hogeropgeleide rechercheurs. Ik dank de Minister voor zijn brief met uitleg over hoe de recherche met dit extra geld versterkt wordt. Maar hij zegt helaas heel weinig over opleidingsplekken. Er gaat in 2018 extra geld naar de Politieacademie. Dat is hard nodig. Maar hoeveel extra opleidingsplekken er komen, blijft onbekend. De Minister geeft slechts aan dat de opleidingscapaciteit op aangeven van de korpschef wordt vergroot. Hoe kom je aan extra wijkagenten en extra rechercheurs als we niet weten hoeveel extra opleidingsplekken er worden geregeld? Dus hoe gaat de Minister het extra geld voor de Politieacademie inzetten? Is dit een antwoord op de recente berichtgeving waaruit bleek dat de politie niet genoeg geld heeft voor opleidingen specifiek voor digitale opsporing? Graag een reactie hierop.
Ten slotte op dit punt: op welke wijze voert de Minister de motie-Van Engelshoven (29 628, nr. 713) uit, die hem opriep te onderzoeken hoe de Politieacademie verkorte opleidingstrajecten kan aanbieden om zijinstromers versneld tot blauw op te leiden? Zijn er al resultaten?
De voorzitter:
Er is een interruptie van de kant van collega Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Een terecht punt dat mevrouw Den Boer hier aanstipt. Vertrouwt ze er zelf op dat de 100 miljoen die nu voor 2018 is toegezegd voor meer capaciteit, daadwerkelijk op tijd ingezet kan worden? Er ligt inderdaad nog steeds geen duidelijk plan van aanpak. Er is ook geen tijdpad.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik stel ten eerste vast dat er in het regeerakkoord extra geld is vrijgemaakt. Dat is zeer welkom. Alleen is bij de bedragen nog niet specifiek gearticuleerd hoeveel daarvan naar opleidingsplekken gaat. Ik zie bijvoorbeeld een bedrag van 69 miljoen, waar ook meer uit gefinancierd moet worden, zoals het tegengaan van gezondheidsproblemen bij de politie. Ik vraag de Minister dus om nader aan te geven hoe het staat met de opleidingscapaciteit en het aanwijzen van opleidingsplekken en natuurlijk ook wat wij kunnen verwachten van de extra instroom. Ik vraag niet alleen om nummers, maar ik vraag ook wat voor soort mensen wij bij de politie kunnen verwachten. Zijn dat digitaal opgeleide mensen, bijvoorbeeld voor de forensische opsporing, of gaat het om wijkagenten of anders in te zetten politiemensen?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dan concludeer ik dat mevrouw Den Boer met mij de zorg deelt dat dit geld, dat heel wenselijk is, niet op tijd weggezet kan worden en dat het dus maar de vraag is of dit geld daadwerkelijk beschikbaar is om ervoor te zorgen dat er in 2018 nog extra mensen vrijkomen.
De voorzitter:
Volgens mij kunt u uw betoog vervolgen. Er zat geen vraag meer in.
Mevrouw Den Boer (D66):
Voorzitter. Dan kom ik bij het toezicht op de politie. Incidenten uit het verleden vragen om een goed functionerend, extern en onafhankelijk toezicht op de organisatie. Het gaat hier immers om een organisatie van 60.000 mensen, betaald uit overheidsgeld. Nu bestaan er vele losstaande toezichtsorganen, zoals de Inspectie J en V, de Algemene Rekenkamer en de Rijksrecherche. Er is een auditcommissie in de maak die meer overkoepelend toezicht moet uitoefenen. De intentie klinkt goed, maar ik begrijp niet dat leden van de korpsleiding zitting zullen nemen in deze auditcommissie. Hoe wordt op deze manier onafhankelijk toezicht gewaarborgd, zo vraag ik de Minister. Het klinkt mij in de oren alsof een slager zijn eigen vlees keurt. We kunnen ons niet nog meer incidenten bij de politie permitteren. Graag een reactie. Kan de Minister er inzicht in geven hoe onafhankelijk, extern toezicht op de politie gewaarborgd wordt?
Voorzitter. Ik kom, tot slot, op de integriteit rondom aanbestedingen. In het verleden is het bij de politie helaas regelmatig misgegaan, bijvoorbeeld bij de aanbesteding van het wagenpark, die gewonnen is door Pon. Dit groeide uit tot een stevig corruptieschandaal, hetgeen het aanzien van de politie bepaald geen goed deed. In de stukken is te lezen dat er na de problemen maatregelen genomen zijn, maar u kent het gezegde: papier is geduldig. Ik krijg daarom graag meer toelichting van de Minister op hoe dergelijke maatregelen uitwerken in de praktijk. Hoe staat het bijvoorbeeld met het klachtenmeldpunt inkoop? Hoe functioneert de WOB-coördinatiehelpdesk precies? Kortom, hoe gaat alles in de praktijk werken? Hoe kunnen fouten uit het verleden worden voorkomen? Hoe zorgt de Minister daarbij voor een transparant proces en voor voldoende en tijdige informatievoorziening aan de Kamer?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan collega Van Raak voor zijn inbreng namens de SP.
De heer Van Raak (SP):
Dank je wel. We bereiken een grens bij de politie. Het cement is tussen de stenen uit. Een agent meldde mij onlangs dat hij ermee stopt. Deze wijkagent zei: bij ons is zo veel onderbezetting, zo veel roosterdruk; ik moet zo veel nooddiensten draaien en ik ben niet meer in mijn wijk. Minder dan de helft van zijn tijd is hij daar nog. Hij zei: het doet pijn aan mijn hart, maar ik kap ermee.
En hij is niet de enige. De operationele sterkte gaat in 2022 terug met 2.285 fte's. De Minister wil er 480 fte's bij hebben. Mijn eerste vraag aan de Minister is of hij kan rekenen. Hij stelt daarbij ook de eis dat de arbeidsvoorwaarden moeten worden versoepeld, dat agenten langer moeten blijven doorwerken. Weet je wat dat doet met agenten die nu al overwerkt zijn, die nu die druk al voelen? Het ziekteverzuim is 7%. Dat is het officiële cijfer. Maar feitelijk is het veel hoger, omdat agenten uit loyaliteit met de organisatie langer blijven doorwerken dan verantwoord is. Je ziet ook dat we interen op die loyaliteit. 2.000 tot 3.000 agenten zijn langdurig ziek. De re-integratie daarvan verloopt slecht. Waarom is dat? Wat gaan we daaraan doen?
De Minister zegt dus dat de arbeidsvoorwaarden moeten worden versoepeld en dat ze langer moeten doorwerken. Agenten werken soms al tien tot vijftien dagen achtereen. Er worden nu al 150 tot 200 overuren gedraaid. Nogmaals, het cement is al tussen de stenen uit. Hoe kan de Minister dan met zulke voorwaarden komen? Ik vraag de Minister ook hoe het komt dat die cao-onderhandelingen maar niet van de grond komen.
Dan gaan er ook nog ontzettend veel agenten met pensioen. De Minister vraagt deze agenten om langer door te werken, maar dat kan niet de oplossing zijn. De enige oplossing kan zijn: nieuwe agenten. Er wordt nu extra geïnvesteerd in de Politieacademie, maar in de afgelopen jaren is er juist heel veel op bezuinigd. Ik heb het de Minister eerder gevraagd en ik vraag het hem opnieuw. In het politiewerk zitten heel veel onzekerheden. De politieorganisatie moet altijd met veranderende omstandigheden kunnen omgaan, maar sommige dingen zijn gewoon heel basaal en simpel. Bijvoorbeeld: hoeveel agenten heb je nodig, hoeveel agenten gaan de organisatie verlaten en hoeveel moet je er dus extra bij hebben? Dat zijn heel basale, eenvoudige dingen, die zeker in het kader van de nationale politie geregeld hadden moeten worden. Waarom is dat niet gebeurd? Waarom lopen we nu achter de feiten aan?
Ik vraag aan de Minister of hij weleens naar het programma Buitenhof kijkt en of hij ook op 4 maart heeft gekeken naar CDA-leider Sybrand Buma, die wil dat er veel meer geld gaat naar veiligheid en naar politie dan in het regeerakkoord is afgesproken. Heeft hij ook gezien dat de SP een motie heeft ingediend waarin de regering wordt verzocht om met een voorstel te komen om in de Voorjaarsnota extra geld uit te trekken voor veiligheid? Heeft hij ook gezien dat het CDA daartegen heeft gestemd? Ik vraag de Minister of hij bereid is om dat ondanks het CDA alsnog te doen en om gewoon met een voorstel te komen om in de Voorjaarsnota extra geld uit te trekken voor veiligheid. Ik vraag de Minister ook wat hij ervan vindt dat politici in de media allerlei beloften doen maar in de Kamer niet leveren en of hij snapt dat dat leidt tot teleurstelling bij agenten, die telkens bevestigd worden in het idee: ze lullen wel mooi in Den Haag, maar ze leveren niet.
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van collega Van Dam namens het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Ik hoor dat de heer Van Raak de Minister vraagt of hij kan rekenen, maar ik wil even kijken of meneer Van Raak zelf ook kan rekenen. U zegt namelijk dat er 480 mensen bij komen en dat we 2.000 onder de sterkte gaan. Houdt u er in uw benadering ook rekening mee dat mensen die eruit gaan met pensioen, gewoon vervangen worden en dat die 480 mensen extra mensen zijn? Hoe rekent u nou eigenlijk in dit soort dingen?
De heer Van Raak (SP):
Dat zijn de cijfers die we gekregen hebben, zonder aspiranten. Die worden er vaak nog bij geteld, maar dat is natuurlijk niet helemaal eerlijk. Die heb ik er dus buiten gelaten.
De heer Van Dam (CDA):
Maar als u zegt «het wordt allemaal minder», gaat u er dan wel van uit dat er ook voor mensen die met pensioen gaan, nieuwe mensen geworven worden? Of neemt u dat niet mee in uw berekening? Hoe zit dat nu precies?
De heer Van Raak (SP):
Ik ga ervan uit dat er nieuwe mensen geworven worden, ja. Dat is nogal een probleem, want er gaan vele, vele, vele duizenden oudere agenten de dienst verlaten. Er zullen ook heel veel agenten zijn die ouder worden en dus ook op een andere manier zullen moeten gaan werken. Of je nou de pensioenleeftijd gaat verhogen of niet, er zit gewoon een ondergrens bij agenten die tientallen jaren hebben gewerkt, omdat alles wat ze meemaken en alles wat ze doen, optelt. Ik zie wel dat er de afgelopen jaren veel te weinig is geïnvesteerd in de opleiding van nieuwe mensen en dat we nu dus achter de feiten aan lopen. De heer Van Dam moet toch ook zien dat de gaten die nu zijn geslagen en in de toekomst zullen ontstaan, niet zomaar gevuld kunnen worden.
De voorzitter:
Dat is uw conclusie? Dank u wel. Ik geef het woord aan collega Rutte, voor zijn inbreng namens de VVD.
De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter, dank u wel. De politie is de afgelopen jaren heftig gereorganiseerd, met als resultaat dat wij in plaats van 26 losse korpsen met allemaal aparte arbeidsvoorwaarden en aparte regelingen nu één landelijke nationale politie hebben, die natuurlijk nog steeds ook regionaal opereert. Het is onvoorstelbaar ingewikkeld om zo'n reorganisatie uit te voeren. Dat gaat niet vanzelf. Dat kraakt en dat piept en doet pijn in de hele organisatie, maar ik zou wel het compliment willen uitdelen dat het toch maar gelukt is. Wie ik ook spreek in de politieorganisatie, niemand wil terug naar de situatie zoals die was. Iedereen ziet de voordelen van een nationale politie, maar iedereen zegt ook: er is nog wel heel veel te doen, dit gaat allemaal nog niet vanzelf en nog lang niet alles functioneert zoals het moet. Ook dat is waar. Daar lees ik veel over, ook in alle stukken die we hebben gekregen. Dat is een muur aan papier en plannen en ideeën. Het zijn allemaal geen foute plannen en ideeën, maar het moet allemaal nog wel gaan gebeuren. Daarbij gaat het onder andere om een heel grote flexibiliseringsagenda: hoe kun je bij de nationale politie de capaciteit die je hebt, zo goed mogelijk benutten op de juiste manieren? Ik ben benieuwd hoe het daarmee staat.
Eén punt wordt de hele tijd onderbelicht; de heer Van Raak had het daar ook over. Dat is het verzuim binnen de politie. Dat is extreem hoog: 7% is echt 2% hoger dan binnen de rijksoverheid, waar het 5% is. En 5% is ook al extreem hoog; dat is het hoogste van heel Nederland. In al die stukken, die hele muur van papier, komt de term «te hoog ziekteverzuim» maar één keer voor. Het wordt benoemd: het is te hoog. Nergens staat een maatregel, nergens een richting waarin we er iets aan gaan doen. De signalen die ik ontvang vanuit de politieorganisatie, geven aan dat het ook echt een groot probleem is: mensen met langdurig verzuim, waarvan de helft waarschijnlijk een arbeidsconflict heeft – dat werd gezegd, dat is wat ik hoor – en waarbij twee jaar lang niet naar mensen wordt omgekeken. Is dat waar? En hoe kan dat? Posttraumatische stressstoornis, iets wat onder veel agenten speelt, wordt niet serieus opgepakt. Waarom gebeurt dat onvoldoende? Waarom lees ik ook niet dat die urgentie wordt gevoeld? Ik hoop toch echt dat we nu niet meer alleen maar lezen dat er een hoog verzuim is, maar dat we ook gaan lezen dat er iets aan gedaan wordt. Volgens mij krijg ik daar een vraag over.
De voorzitter:
Dan geef ik eerst het woord aan mevrouw Kuiken namens de Partij van de Arbeid voor een interruptie.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dat is een terecht punt. Ik zei het zelf ook al in mijn inleiding: 7% breed en 15% op sommige plekken, en dan hebben we vast nog niet alle uitschieters meegenomen. Maar ik snap niet dat u eindigt met de opmerking dat er behoefte is aan meer flexibiliteit, dat we nog meer flexibiliteit van agenten vragen, dus nog meer onzekerheid. We weten dat er ook tekorten zijn en dat de grote werkdruk een van de redenen is, en vervolgens houdt u een heel emotioneel betoog over het ziekteverzuim. Het moet wel een beetje uit de lengte of uit de breedte komen. U kunt het dus niet alleen maar hebben over het terugdringen van het ziekteverzuim, zonder ook de oorzaken van datzelfde ziekteverzuim te benoemen. Graag een reactie.
De heer Arno Rutte (VVD):
Het lijkt mij heel erg goed om de oorzaken van het ziekteverzuim te benoemen. De signalen die ik krijg, hebben vooral te maken met het ontbreken van modern leiderschap op te veel plekken. Er zijn plekken waar het verzuim heel laag is en waar dat leiderschap beter ontwikkeld is. Het heeft te maken met aandacht. Het kan toch niet zo zijn dat je twee jaar niet naar mensen omkijkt? Die flexibiliseringsagenda is van belang en die gaat echt niet specifiek alleen over de flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden. Integendeel, die gaat over: hoe organiseer je de politie, hoe kun je mensen inzetten, wat is nou een verstandige manier om criminaliteit te bestrijden en wat voor soort mensen heb je daarvoor nodig? Ook dat is een flexibiliseringsagenda. Die ligt nu heel erg in beton gegoten en daar hebben we meer ruimte nodig. Ik ben ervan overtuigd dat het arbeidsplezier maar ook het resultaat toenemen als je zorgt dat je de juiste mensen op de juiste plek kunt inzetten.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Vast wel, maar je kunt niet zeggen «Nee, we doen geen hogere cao. We verwachten meer flexibiliteit van politieagenten. We hebben nog geen zicht op daadwerkelijk structureel meer mensen erbij. En er zijn basisteams, maar die zijn nog onvoldoende gedekt, waardoor ook tekorten ontstaan» en ondertussen hier een emotioneel verhaal houden over ziekteverzuim, hoe belangrijk dat onderwerp ook gaat zijn. Dan verwacht ik dus ook dat de VVD niet alleen de krentjes uit de pap pakt als het gaat om het terugdringen van ziekteverzuim, maar ook de structurele onderliggende problemen benoemt.
De heer Arno Rutte (VVD):
Er moet worden geïnvesteerd in de politie. Het kabinet doet dat ook. Je kunt altijd zeggen dat dat nog meer moet. Dat is financieel dan altijd een ingewikkelde puzzel. Daar kun je het over eens zijn, maar dat staat helemaal los van de verantwoordelijkheid die je in een organisatie hebt om mensen gezond te houden en daar actief mee bezig te zijn. Ik lees daar niets over. Ik krijg heel veel signalen dat de basale dingen die moeten zorgen dat mensen gezond blijven op hun werk of weer kunnen terugkeren en kunnen re-integreren, niet op orde zijn. Daar maak ik mij zorgen over. Ik vind het een opdracht dat we dit probleem erkennen en ook daadwerkelijk oplossen, en ik hou daar ook niet over op totdat het op orde is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zag ik volgens mij als eerste collega Arissen namens de Partij voor de Dieren, ook voor een interruptie. Of was het mevrouw Buitenweg?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Nou, ik denk dat we allemaal een beetje in dezelfde richting gingen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik dacht ook dat mijn collega eerder was, maar het gaat inderdaad een beetje in dezelfde richting. Ik zit echt op mijn stoel te stuiteren van ontzetting over wat hier nu gezegd wordt. De VVD stond aan de wieg van het failliet van de politie. Er is een capaciteitstekort, er zijn aanrijtijden waar iedereen zich zorgen over maakt en de noodhulp moet in stand blijven, waardoor de mensen niet meer toekomen aan hun taakaccenten. Er zijn grote problemen en de VVD roept om meer blauw op straat, terwijl ze zelf het blauw op straat wegbezuinigd heeft. En dan vraagt de VVD zich af: «Hoe komt het nou dat mensen zo snel ziek zijn of overwerkt zijn? Ik begrijp het niet. Dat komt vast doordat het modern leiderschap ontbreekt, want er wordt twee jaar lang misschien niet naar mensen omgekeken». Bent u nou blind? Heeft u nou één grote blinde vlek voor uw eigen beleid? Ik vind dit echt waanzinnig.
De heer Arno Rutte (VVD):
Ik ben het niet oneens met iedereen die zegt dat er opnieuw moet worden geïnvesteerd in de politie. Dat is echt nodig. Dat doen we ook de komende jaren. Verzuimbestrijding is wel een ander verhaal. De signalen die ik krijg van de politieorganisatie, gaan daadwerkelijk over gebrek aan aandacht, niet omkijken naar zieke agenten, onvoldoende aandacht en onvoldoende behandeling van ernstige kwalen, zoals posttraumatische stressstoornis. Dat vind ik heel serieus. Dat zijn zaken die ook binnen de huidige sterkte en binnen het huidige budget aangepakt kunnen worden, maar dat heeft wel te maken met hoe je organiseert en hoe je met je mensen omgaat. Alle signalen wijzen erop dat dat op sommige plekken niet voldoende op orde is.
De voorzitter:
Heeft u een vervolgvraag?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Het is geen vervolgvraag. Ik moet helaas constateren dat de VVD echt totaal blind is, want een posttraumatisch stresssyndroom komt juist doordat mensen een te hoge werkdruk hebben en doordat de capaciteit ontbreekt. Waardoor ontbreekt die capaciteit? Omdat er niet genoeg agenten zijn en de hele politie is doorgeslagen naar een te ver doorgeslagen centralisatie. Dat heeft de politie geen goedgedaan en daardoor zijn mensen ziek. Daardoor is er ook geen tijd voor aandacht.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Buitenweg ziet af van haar interruptie?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Hij was nu aan het uitlokken.
De voorzitter:
Ik moet het toch noteren als een interruptie. U bent dus gewaarschuwd.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het enige waar ik dan toch op reageer, is dat de heer Rutte het uit elkaar haalt: er moet meer aandacht zijn voor mensen en er moet dus beter leiderschap zijn, maar die capaciteitskwestie is iets anders. Nu ben ik enorm voor goed leiderschap, maar het is natuurlijk wel ingewikkeld. Op een gegeven moment is je spanwijdte te groot en heb je te veel mensen onder je. Dan heb je natuurlijk ook minder aandacht voor mensen. Ik snap dus niet zo goed hoe u dat uit elkaar kunt halen, want hoe meer capaciteit er is, hoe meer mogelijkheden er ook zijn voor leiders om goed aandacht te geven aan hun medewerkers. Ziet u die connectie of ziet u dat echt helemaal los van elkaar staan?
De heer Arno Rutte (VVD):
Omkijken naar mensen kost geen geld. Als blijkt dat mensen twee jaar ziek thuis kunnen zitten en geen signaal krijgen van hun leidinggevende, heeft dat niet te maken met een capaciteitsprobleem, maar heeft dat te maken met hoe je organiseert. Los daarvan is het zeker zo – ik kan het herhalen – dat de politie onder grote druk staat en dat het zeker zal helpen als we daar opnieuw in investeren en nieuwe mensen opleiden. Dat is absoluut nodig. Een lagere werkdruk in z'n algemeenheid doordat je meer mensen ter beschikking hebt, is uiteraard goed voor het verzuim. Maar we kunnen het ook omdraaien: als het ons wel lukt om het verzuim van 7% naar 5% terug te brengen – wat nog steeds hoog is; dan mogen we nog niet eens juichen – dan hebben we 1.500 dienders weer aan het werk. Dat verdienen die dienders en dat verdient onze maatschappij.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik ben het er helemaal mee eens dat het natuurlijk beter is voor de mensen en ook voor de capaciteit als het ziekteverzuim goed aangepakt wordt. Maar ik maak toch wel bezwaar tegen de opmerking dat het omkijken naar mensen geen geld kost. Het kost wel degelijk geld, omdat het tijd kost. Als je echt aandacht wilt hebben voor mensen, dan kost dat tijd. Dat is natuurlijk niet een kwestie van: o ja, gezien, klaar. Ik bedoel dat je daar dan ook aandacht voor moet hebben en dat betekent uren. Die uren kunnen niet ergens anders aan besteed worden en dat is dus geld. Dus ik snap niet hoe u bedoelt dat het geen geld kost. Als het tijd kost, dan kost het toch ook geld? Kunt u dat uitleggen?
De heer Arno Rutte (VVD):
Het heeft te maken met hoe je je werk organiseert, ook als leidinggevende, met hoe je investeert in mensen. Het kost echt geen geld om iemand die ziek is, op tijd te bellen en regelmatig aandacht te geven. Het kan niet zo zijn dat mensen uit beeld raken. Het kan ook niet zo zijn dat mensen met een posttraumatische stressstoornis constateren dat er geen valide interventies worden aangeboden of, sterker nog, dat hun problemen niet onderkend worden. Dat heeft te maken met hoe ik mijn verzuimbestrijding organiseer en of ik daarin voldoende aandacht heb voor mensen. Los daarvan blijft het nodig om te investeren in de politie. Daarover zijn we het niet oneens. Dat moeten we ook zeker blijven doen, maar het is echt een illusie dat het verzuim automatisch daalt als je maar meer geld in de politie stopt. Zo simpel is het niet. Organisaties moeten ook georganiseerd worden.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat met uw betoog, is er nog een interruptie van collega Van Raak namens de SP.
De heer Van Raak (SP):
Waar komt dat versoepelen van de arbeidsvoorwaarden toch allemaal vandaan? Dat komt dus van de VVD. Wat voor verhaal is dat naar de agenten, die tien tot vijftien dagen achtereen moeten werken, waarbij massaal – massaal! – de arbeidstijden worden overtreden en massaal boetes worden uitgedeeld, en die 150 tot 200 uren overwerken, veel te lange uren draaien en uit pure loyaliteit met hun collega's maar proberen om halsoverkop de roosters te vullen, waardoor ze ruzie krijgen met het gezin thuis? Die agenten krijgen van de VVD te horen: die arbeidstijden gaan we versoepelen; u moet harder werken, u moet langer werken, u moet nog maar wat meer ruziemaken thuis. Dat is toch geen verhaal naar de agenten?
De heer Arno Rutte (VVD):
Als mensen structureel zo verschrikkelijk veel moeten overwerken – dat komt voor; daar heeft de heer Van Raak gelijk in – dan staat die politie op die plek gewoon onder veel te grote druk. Dat is iets wat we direct kunnen erkennen. Een flexibiliseringsagenda houdt niet in dat we zeggen dat iedereen 200 uur overwerkt en dat we een cao maken waardoor dat in één keer geen overwerk meer heet. Dat zou te makkelijk zijn. Flexibilisering gaat veel meer over accuraat inzetten van de juiste mensen op de juiste plek. Er zijn ook wel degelijk arbeidsvoorwaarden waar je eens naar zou kunnen kijken, maar bij dit voorbeeld ben ik het met de heer Van Raak eens dat dit niet kan. Dan moet je juist zorgen dat je de politie zo organiseert dat mensen niet permanent over hoeven te werken.
De heer Van Raak (SP):
Precies. Dus de VVD zet de kraan open en klaagt dan dat het nat wordt. Want waarom worden die agenten ziek? Die agenten worden niet ziek omdat ze hun werk moeten doen, maar omdat ze overwerkt zijn, te veel uren moeten draaien en te veel roosters moeten vullen en omdat te vaak een beroep wordt gedaan op hun loyaliteit. Dat is het grote probleem bij de politie: er zijn te weinig collega's. Dan kan de VVD wel zeggen dat het flexibeler moet, dat het anders georganiseerd moet worden of dat het zus of zo moet, maar als je te weinig mensen hebt, kan het werk niet worden gedaan. Als je het werk dan toch met te weinig mensen gaat doen, worden er mensen ziek. Dat is de cirkel waar we uit moeten zien te komen.
De voorzitter:
Ik hoorde geen vragen. De heer Rutte kan hierop reageren.
De heer Arno Rutte (VVD):
Ik wil er wel kort op reageren. Ik ben het met de heer Van Raak eens dat je het steeds drukker krijgt als je in een vicieuze cirkel van verzuim terechtkomt. Dat is echt een probleem. Dat is ook precies de reden waarom ik daar net zoals de heer Van Raak de volle aandacht voor vraag; daar maak ik mij zorgen over. Ik vind het te makkelijk om te zeggen dat die mensen ziek worden door de flexibiliseringsagenda. Die analyse moet wat dat betreft echt een paar slagen dieper. Als we hand in hand kunnen optreden tegen een hoger verzuim, dan doe ik dat heel graag. Zeker, investeren in de politie hoort daarbij. Daar ben ik niet op tegen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. U hebt nog ruim twee minuten.
De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Dan wil ik heel kort aandacht geven aan burgerparticipatie. Op heel veel plekken in Nederland willen mensen heel graag meewerken aan het behoud van veiligheid. Er zijn whatsappgroepen, maar bijvoorbeeld in de gemeente Lansingerland is er een heel erg ontwikkeld systeem van burgers die met elkaar de gemeenten veilig houden. Ze werken heel intensief en succesvol samen met de gemeente, maar ze werken heel moeizaam samen met de politie. Dat hoor ik over meer plekken. Tegelijkertijd hoor ik dat de politie op sommige plekken zegt dat ze dit meer moeten omarmen: burgers willen meehelpen, kunnen we daarbij niet méér met elkaar echt samenwerken? Kan de Minister daarop reageren door aan de politie te vragen of zij echt actiever wil samenwerken met burgers die zich organiseren in opspooracties of in lokale buurtpreventie? Het gaat mij niet om geld; het gaat mij om het beter organiseren.
De burgerparticipatie zien we ook terug in de techniek, in Burgernet 2.0. Vorig jaar is daar een aanbesteding voor geweest. Er waren toen allemaal ronkende persberichten over hoe mooi het allemaal zou worden, maar de vraag is of het er al is. Werkt het al? Komt het de belofte na? Op dit moment heb ik namelijk het idee van niet. Het zou er al moeten zijn, maar ik krijg er niet helemaal grip op. Hoe staat het daarmee? Politie, ICT, dingen op tijd opleveren met de juiste functionaliteit: tot nu toe is dat niet echt een heel goed huwelijk. In het verlengde daarvan blijf ik mij dus ook zorgen maken over de aanbesteding van AMBER Alert. Dat functioneert wel heel goed en heeft maar liefst 11 miljoen deelnemers, in tegenstelling tot Burgernet, dat maar 1,6 miljoen deelnemers heeft. Onlangs is weer tot over de grens een kind opgespoord. Al die functionaliteiten zijn er al, juist omdat ontzettend veel partijen om niet meewerken en de kosten daardoor laag zijn. Hoe staat het nou met die aanbesteding? Is dat nou echt noodzakelijk? Een Maastrichtse professor zegt dat het helemaal niet hoeft. If it ain't broke, don't fix it. Kunnen we nou niet eens in die richting gaan denken?
Tot slot. Als we dan toch gaan kijken naar wat er gebeurt rond het Burgernet en AMBER Alert: wat wordt straks de plek van AMBER Alert in de politieorganisatie? In 2010 lag er een rapport waarin werd gezegd: je kunt het helemaal opslokken, je kunt het op afstand houden of je kunt het een beetje ertussenin houden. Nu bungelt het; het is onduidelijk. Ik ben er bang voor dat we met AMBER Alert, dat heel goed werkt, in een scenario terechtkomen waarin we gaan aanbesteden en heel veel dure functionaliteiten gaan bouwen en het misschien wel gaan incorporeren in Burgernet, dat nog niet 100% functioneert. Daar maak ik me zorgen over. Dat is toch niet het scenario waarmee we gaan eindigen? Graag hoor ik daarop een reactie van de Minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Buitenweg voor haar inbreng namens GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben nog even aan het puzzelen over het compliment dat de heer Rutte aan de korpsleiding gaf voor het tonen van goed leiderschap, want vervolgens zei hij dat voor heel wat minder geld heel wat beter leiderschap kon worden gegeven. Maar goed, daar zal ik zo meteen nog even over verder puzzelen. Ik denk wel dat de politie een overvraagde organisatie is. Veel mensen doen geen aangifte omdat ze denken dat het weinig uitmaakt. We zien ook dat veel zaken blijven liggen. Dat lijkt me ongelofelijk frustrerend voor de politiemensen zelf.
Steeds vaker worden ook boa's ingezet. Daar wil ik wat nader op ingaan. Kunnen we een soort overzicht krijgen van de groeiende inzet van boa's? Natuurlijk kunnen deze boa's af en toe echt een grote meerwaarde hebben. Ik zie het ook bij de voetbalkooi op ons pleintje. Maar ze worden steeds vaker en voor steeds meer taken ingezet. Ik heb het idee dat burgers niet altijd weten wat ze nou precies van boa's kunnen verwachten. En dat is een probleem. Ik zie een ontwikkeling waarbij er een soort gemeentelijke politie ontstaat naast de nationale politie. Dat baart mij zorgen. Als de gemeentelijke politie vooral in de wijk aanwezig is en de oren en ogen van de wijk is, dan vraag ik me af of de opsporingstak die dan bijna gaat ontstaan, geen belangrijke signalen mist. In mijn ogen heeft het juist een grote meerwaarde dat de nationale politie die twee takken wel zelf helemaal vol blijft uitvoeren. Hoe wordt gegarandeerd dat boa's en politie informatie delen? En hoe is de verhouding tussen de politie en de boa's?
Bij ons in de buurt, in Wittenburg, was er een schietpartij. Het was erg nodig dat de rust in de buurt werd bewaakt en toen is ervoor gekozen om meer boa's in te zetten. Was daarbij de overweging dat dit gewoon beter was voor die wijk? Was dat dus gewoon een betere keuze, of was er een capaciteitsprobleem? Ik vraag mij af of deze ontwikkeling inzake de boa's goed is. Naar aanleiding van het rapport van de Stichting Maatschappij en Veiligheid werd gevraagd om een landelijke lijst van taken die de nationale politie overdraagt aan derden. Dat vond ik eigenlijk heel erg interessant. Ik wil de Minister graag vragen of hij bereid is om die te op te stellen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat is er een interruptie van collega Den Boer namens D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik deel de zorgen van mevrouw Buitenweg over het groeiende leger van boa's in het land, vooral omdat zij niet onder een gelijkmatig toezicht staan. We kunnen natuurlijk ook vragen hoe zich dit verhoudt tot het geweldsmonopolie van de politie en de kerntaken van de politie. Die vraag vind ik heel erg boeiend en heel erg belangrijk. We weten uit openbare bronnen dat er intussen tienduizenden boa's in Nederland zijn. Ik geloof dat het er 40.000 zijn, maar dat zeg ik even uit mijn hoofd. Dat zou ik moeten checken; die gegevens heb ik niet voor me liggen. Maar wat zegt dat nu eigenlijk over de lokale verankering van de politie? Zou mevrouw Buitenweg dan misschien wel naar een andere soort politiewet toe willen bewegen, waarin ruimte wordt gemaakt voor lokale verankering? Wat zegt dat bijvoorbeeld over de zeggenschap van de burgemeester over de inzet van de politie? Kunt u daar misschien wat over uitweiden?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik wil niet zeggen dat ik een hele blauwdruk heb waaruit blijkt hoe het wel moet, maar ik maak me inderdaad zorgen dat burgemeesters te weinig zeggenschap hebben over de openbare orde. Naar ik meen de heer Rutte heeft ook gezegd dat we misschien toch weer wat meer bevoegdheden en wat meer mogelijkheden aan de burgemeester moeten geven. Dat zijn precies de vragen die ik heb. Ik constateer nu dat er een ontwikkeling is waarbij boa's steeds vaker worden ingezet en ook steeds meer worden ingezet voor taken die eerst echt bij de politie lagen. Het is dus niet iets voor erbij; zij nemen ook echt taken van de politie over. Ik vraag mij af hoe de instellingen zich dan tot elkaar verhouden. Kun je er dan toch niet beter voor zorgen dat de boa's veel meer gelieerd zijn aan of ingebed zijn in de politie? Ik maak me inderdaad zorgen over het van elkaar loszingen van die twee takken. Je wilt niet een tak hebben met mensen die de oren en ogen in de wijk zijn en daarnaast een soort justitiële politie.
De voorzitter:
De heer Rutte ziet af van zijn interruptie?
De heer Arno Rutte (VVD):
Nee, ik doe het toch maar. Ik snap de zoektocht van mevrouw Buitenweg: hoe nu om te gaan met het groeiende leger van lokale handhavers? Aan de andere kant hoor ik haar zeggen dat het niet de vraag is of zij nou wel of niet goed werk doen. De vraag is: hoe is nou de verhouding met de politie en doen wij dit op de juiste manier? De VVD is er wel voorstander van dat we de handhaving bij een veelvoorkomende overlast zoals het overtreden van de snelheid in een 30 kilometerzone, ook aan een lokale handhaver kunnen overlaten, mits we daarover heel goede afspraken kunnen maken. Ik ben benieuwd hoe mevrouw Buitenweg daarnaar kijkt. Zou je wel degelijk ook taken kunnen uitbreiden, mits dat niet sluipenderwijs gebeurt maar op een fatsoenlijke, weldoordachte manier?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Je kan moeilijk tegen weldoordacht zijn. Dat was juist mijn punt eerder. Ik heb niet het idee dat de politie per se alles zelf moet doen. Het gaat erom dat er, volgens mij, nu geen zicht is op de keuzes die gemaakt zijn en op de consequenties daarvan. Het is iets wat een beetje doorloopt en in verschillende gemeenten verschillend geregeld is. Dat is eigenlijk waar ik me zorgen over maak. Daarom zie ik het idee van die lijst eigenlijk wel zitten. Daarbij ga je echt bekijken welke keuzes we dan maken. Dan kunnen we ook bespreken of het een goede keuze is of niet. Nu zie je dat er sluipenderwijs op verschillende plekken een andere situatie ontstaat zonder dat wij hebben nagedacht over de vraag of dat nou verstandig is.
De voorzitter:
De heer Van Raak van de SP wil een interruptie plegen.
De heer Van Raak (SP):
Onlangs heb ik een dagje meegelopen met de politie in Amsterdam. Dan zie je dat er op de pleinen zeven groepen handhavers actief zijn. De politie heeft een plan voor die avond, zo van «dat gaan we doen», maar dan gaan goedbedoelende anderen mensen staande houden. Die moeten dan door de politie worden aangehouden of gearresteerd. Agenten zijn daar dan weer uren mee bezig, terwijl dat allemaal zaken zijn die voor de politie op die avond geen prioriteit hebben. Wat je ziet, mevrouw Buitenweg, is dat die groepen ook nog eens langs elkaar heen gaan werken, waardoor het werk minder efficiënt wordt. Is zij het met mij eens dat de roep om boa's eigenlijk vooral te maken heeft met een gebrek aan lokale capaciteit? Zou het niet veel beter zijn om daar gewoon echte politieagenten neer te zetten, die ingebed zijn in de organisatie en vaak bovendien niet eens veel duurder zijn?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dat was een van de punten die ik naar voren wilde brengen. Ik denk dat er desondanks af en toe nog een aparte taak kan zijn. De straatcoaches zitten inderdaad bij ons op het pleintje. Daar liep het bij de voetbalkooi voor de jongeren eerst nogal flink uit de hand. Ook de kleinere jongens in de wijk werden geterroriseerd. Daar hoeft misschien niet per se een politiemacht bij te zijn. Die straatcoaches kunnen daarbij best een meerwaarde hebben. Het gaat er mij om dat duidelijk moet zijn dat er goede afspraken zijn. Ik weet dat in het midden van de stad vier typen organisaties actief zijn. Ik denk dat het voor burgers onduidelijk is. Ik heb gewoon vragen over de bedoeling van deze wildgroei aan boa's. Ik wil niet zeggen dat dit per se niet kan of dat er per se geen straatcoaches moeten zijn, maar ik wil wel weten dat de gemaakte keuzes doordacht zijn en dat we de consequenties hebben overzien. Ik maak mij inderdaad zorgen dat dit een keuze is die wordt gemaakt omdat de burgemeesters vinden dat zij te weinig capaciteit hebben voor het handhaven van de openbare orde in hun gemeente en dat het op die manier een soort zijroute is.
De voorzitter:
Dat leidt niet meer tot een vervolgvraag. Goed. Dan vervolgt mevrouw Buitenweg haar betoog. Als ik goed heb gekeken, heeft zij nog iets meer dan twee minuten.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
We hebben het al gehad over het capaciteitsprobleem. Ik sluit me aan bij mevrouw Kuiken, die zich zorgen maakt en vraagt of de intensiveringen in het komende jaar nu echt praktijk gaan worden, en zo ja, welke intensiveringen dat zijn. De Minister is heel voortvarend van start gegaan, maar we hopen natuurlijk wel dat hij nu toch iets meer kan zeggen op de vraag waar die op welk moment terecht zullen komen.
In de afgelopen maanden hebben we gezien dat er steeds meer incidenten zijn met verwarde personen en dat dit problemen oplevert in verband met de capaciteit van de politie. Ik vraag me af hoe dat kan, maar ook wat dit nu betekent voor de politie. Ik weet dat er een hele taskforce is die zich richt op verwarde personen. Is dit nu een onderwerp dat door de Minister samen met zijn collega's echt goed wordt bekeken, opdat er niet alleen een soort gezamenlijk plan van aanpak komt voor het ontlasten van de politie, maar er ook voor wordt gezorgd dat verwarde personen op de juiste manier worden behandeld en bijvoorbeeld niet ten onrechte in een politieauto worden gestopt, waardoor ze nog veel zenuwachtiger worden en van de regen in de drup komen? Is dit een onderwerp dat de Minister echt samen met zijn collega van VWS oppakt?
Mijn collega Van Raak heeft al het nodige gezegd over de flexibiliseringsagenda. In het regeerakkoord staat dat het toegezegde budget afhankelijk is gesteld van de uitvoering van de flexibiliseringsagenda. Hoe denkt het politiepersoneel daar nu eigenlijk zelf over? Zijn die ideeën inmiddels met de werkvloer besproken?
Dan geweld. Er zijn een aantal afschuwelijke incidenten geweest. Ik hoop van harte dat de agenten snel weer op de been zijn. Het lijkt mij een enorm traumatiserende ervaring. Wij zijn onlangs op werkbezoek geweest; we hebben daarbij gekeken naar de geweldsaanwendingen. We moesten toen in een paar seconden een keuze maken: wat zouden wij gaan doen? Ik heb groot respect voor de agenten die dat in het echt moeten doen. We bespraken toen ook de tasers. Er werd gezegd dat dit iets is wat nodig is. De taser zit tussen de pepperspray en het pistool in. We zagen ook dat je pepperspray eigenlijk alleen maar kunt gebruiken op een korte afstand. Als iemand helemaal doordraait, heeft die te weinig zin. Klopt het dat de taser in 80% van de gevallen bij ongewapende mensen wordt ingezet en dat dit in heel veel gevallen niet gebeurt om controle te krijgen over de situatie, maar om medewerking af te dwingen, zelfs als mensen al in de cel zitten? Wordt de «drive-stun»-mode nu echt vaker gebruikt dan van tevoren was bedacht? Is er dus eigenlijk sprake van een verschuivend doel?
Een laatste punt, voorzitter.
De voorzitter:
Heel kort, want u zit bijna aan de vijf minuten.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het aantal keren dat een ggz-instelling een beroep doet op de politie verschilt heel erg per ggz-instelling. Dat zegt volgens mij ook iets over de manier waarop zaken in de ggz-instelling zijn georganiseerd. Is de politie dan altijd bereid om daar maar gehoor aan te geven, of legt zij de bal dan terug bij de ggz-instelling?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan collega Arissen voor haar inbreng namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik had ook gerekend op vijf minuten spreektijd. Ik probeer mijn spreektijd in te korten. Ik hoop dat u ook voor mij een beetje coulant kunt zijn.
Voorzitter. Iedereen die ooit in paniek de politie heeft gebeld voor bescherming – voor zichzelf, voor een ander, voor mens of dier – en wil dat er in no time een agent voor de deur of op straat staat om assistentie en bescherming te verlenen, weet waar ik het over heb als ik zeg dat een politieagent die optimaal zijn of haar werk kan doen, van levensbelang is. De afgelopen vijf jaar is er fors bezuinigd op de nationale politie en is de politie gecentraliseerd. Wie kent zijn wijkagent nog als het bekende gezicht tijdens zijn of haar ronde door de wijk, als beschermer, als degene die je jezelf veilig doet voelen in je eigen buurt? Onder het mom van efficiëntie is de wijkagent de wijk uit gecentraliseerd. Partijen die nu in de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen overlopen van grote woorden over veiligheid op straat, stonden aan de wieg van het op afstand plaatsen van de agent ten opzichte van de burger, de VVD en de PvdA voorop. En laten we even eerlijk zijn: deze partijen hebben in de afgelopen regeerperiode vanuit deze Kamer deze doorgeslagen centralisatie- en efficiëntieslag georkestreerd. De wijkagent is van straat verdwenen omdat het van het grootste belang is dat ondanks de bezuinigingen de noodhulp blijft draaien. Waar is het contact met burgers en burgemeesters gebleven? Daar moet het vandaag over gaan. Hoe gaat de Minister zorgen dat de politie weer slagvaardig wordt op de juiste kernthema's?
Ik wil in dit kader ook graag stilstaan bij het probleem van de vergrijzing. Dat is door de SP al genoemd en ik wil mij graag bij die woorden aansluiten. De aankomende jaren zullen 14.000 ervaren agenten mogen genieten van hun pensioen, dat hun al veel eerder beloofd was. Hierdoor is een ander probleem in de schaduw komen te staan, namelijk de nieuwe aanwas van agenten. Met alle taken die wij het korps nu al geven, is de werkdruk veel te hoog. Daardoor zal de uitval groot zijn. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. De dierenpolitie is hard nodig, zo hebben wij tijdens het plenaire debat over dierenmishandeling en de bespreking van het rapport De aard van het beestje duidelijk kunnen horen: niet alleen voor dieren, maar ook voor alle zaken die daar zeer nauw mee verbonden zijn, namelijk grootschalige criminele netwerken en de overduidelijke link met huiselijk geweld. Het specialisme dierenpolitie is een taakaccent geworden waarvoor betrokken agenten tijd voor vrij moeten en willen maken, terwijl het capaciteitstekort basisteamchefs andere prioriteiten laat stellen en de dierenpolitie niet meer toekomt aan haar specialisme. Maximaal 50% van de tijd mag besteed worden aan taakaccenten, maar in de praktijk is dat vele malen minder. Van de beloofde 500 dierenpolitieagenten zijn er nu maximaal 250 met het taakaccent dierenwelzijn. Reken eens uit wat het inhoudt als deze mensen slechts 20% van hun tijd bezig zijn met dit taakaccent. Hoeveel capaciteit van die beloofde 500 is er dan over? Veel te weinig!
Uit rapporten blijkt duidelijk dat het veel verschil maakt in welk deel van Nederland je een dier mishandelt, uiteraard niet voor het dier zelf, maar wel voor de pakkans. Daarnaast kwam slechts een fractie van de geverbaliseerde dierenwelzijnsmisstanden voor de rechter. Niet zelden adviseert de ovj al om een kleine geldboete op te leggen voordat er nog maar één letter op papier is gezet. Gezien het belang van de dierenpolitie zou je kunnen pleiten voor een upgrade naar een algemene politietaak, waarbij iedere agent de zesdaagse opleiding moet doen om dierenwelzijnsmisstanden te kunnen signaleren. Of je geeft de taakaccenthouders daadwerkelijk de ruimte en de tijd om hun werk naar behoren te kunnen doen. Het is kiezen of delen, want zó gaat het niet. Hoe zorgt de Minister ...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat is er een interruptie van collega Van Dam namens het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
We hebben het hier regelmatig over alle capaciteitsproblemen bij de politie. Nou hoor ik mevrouw Arissen zeggen dat de politie naar een zesdaagse cursus voor dierenleed moet. Ik wil niets afdoen aan de problematiek, maar kan ze uitleggen hoe ze dat ziet? Moeten al die 60.000 mensen zes dagen naar een cursus? Wie gaat er dan nog op straat surveilleren? Als je dit vraagt, moet je daar ook enige duiding aan geven.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik dank de heer Van Dam voor deze interruptie, want dan kan ik uitleggen hoe ik dat zie. Zoals ik al betoogde, is er een duidelijke link met huiselijk geweld, criminele netwerken en ondermijning. Als je oog hebt voor dierenmishandeling en dierenwelzijnsmisstanden, komen die agenten die met het taakaccent dierenwelzijn zijn opgeleid, eerder op het spoor van al die andere criminaliteit, die zij anders niet zouden zien. Het lijkt mij zeer waardevol dat dierenwelzijn wordt uitgebreid of dat inderdaad de huidige dierenpolitie groter wordt, dat de beloofde 500 mensen met het taakaccent dierenwelzijn daadwerkelijk worden aangesteld en dat ze daar dan ook de tijd en de ruimte voor krijgen. Het is echt kiezen of delen, want doordat er noodhulp in stand moet blijven en er allerlei andere prioriteiten zijn waarmee de politie zich ook moet bezighouden, komt dit in het verdomhoekje. En dat is heel erg jammer, want het is broodnodig.
De heer Van Dam (CDA):
Ik denk dat u hier wel een kernprobleem raakt. U hecht heel gerechtvaardigd veel waarde aan dierenwelzijn, en zo zijn er in Nederland allerlei mensen die heel veel waarde hechten aan hun ding. Die ballen hangen we allemaal in de boom van de politie. Er komt een dag dat die boom zo zwaar belast is dat-ie een keer doormidden knakt; misschien zijn we daar wel vlakbij. Die zorg wil ik hier wel neerleggen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Die zorg delen wij volkomen. Ik zou dan ook willen oproepen om daadwerkelijk te investeren in de politie. Het CDA kan dat als regeringspartner in dit nieuwe kabinet ook doen, dus ik roep het op om die belofte gestand te doen. Ik hoop dat het CDA hiermee slagvaardig aan de slag gaat.
De heer Arno Rutte (VVD):
ik heb even uitgebreid naar mevrouw Arissen geluisterd. Zij begon haar betoog met doorgeslagen centralisering bij de politie, eigenlijk een soort aanklacht tegen de nationale politie. Het moet allemaal decentraal georganiseerd worden. Nou heb ik even zitten grasduinen in de stemmingsuitslag bij de wet voor de totstandkoming van de nationale politie. Kan mevrouw Arissen zich herinneren hoe haar toenmalige collega's gestemd hebben?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dat zou ik even na moeten gaan, maar ik kan mij niet anders voorstellen dan dat wij niet voor een centralisatie hebben gestemd die zo uitgebreid is en zo vergaand dat dit het failliet van de nationale politie betekent. Wij zijn voor wijkagenten en voor agenten dicht bij de burger. Wij hebben ongetwijfeld daarvoor gestemd. Ik heb in mijn betoog absoluut niet willen zeggen dat dit de schuld van de politie is, maar ik neem het de VVD enorm kwalijk dat zij de politie hiermee opgescheept heeft en de centralisering zover heeft doorgevoerd dat de politie nu overwerkt is en niet meer aan haar kernthema's toekomt. Dat neem ik de VVD kwalijk.
De voorzitter:
Wilt u iets korter antwoorden? U hebt ook al gezegd veel spreektijd nodig te hebben, dus ik moet streng zijn.
De heer Arno Rutte (VVD):
Ik denk dat het verstandig is als mevrouw Arissen nog even contact opneemt met de dames Thieme en Ouwehand in haar fractie, want die hebben in 2011 toch echt gestemd voor een wetsvoorstel waarvan de kern was dat er 1 nationaal korps komt in plaats van 26 regionale korpsen, dat er tien regio's zouden zijn en dat ook het KLPD onder de nationale politie zou vallen. Dat voorstel is met algemene stemmen aangenomen. Dit verhoudt zich dus op geen enkele manier tot waar mevrouw Arissen nu voor pleit. Of is zij tot nieuwe inzichten gekomen en moeten we weer terug naar vroeger?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Zoals de heer Rutte al zegt, is het met algemene stemmen aangenomen. Dat zij dan zo. Het is een feit dat de centralisatie is doorgeslagen, en daar hebben wij nooit voor gestemd. Ook de voorgaande partijen die hier hele betogen hebben gehouden over wat er nu mis is, zouden daar niet zo voor gestemd hebben. Dat kan ik me niet voorstellen. Ook de korpschef zelf heeft vorig jaar gezegd dat de centralisatie ver en ver is doorgeslagen. Ik hoop dat de heer Rutte ook goed naar hem heeft geluisterd; hij is hier vandaag ook aanwezig. Zijn oproep was ook: laat de politie nu met rust.
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat ik u weer het woord geef: u moet niet aan uitlokking doen door te antwoorden voor collega's wat zij nu van de centralisatie zouden vinden. Maar dat even terzijde. Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik moet even kijken waar ik ben ...
Hoe zorgt de Minister voor de borging op lange termijn van deze algemene politietaak waarvoor specialistische kennis nodig is? Hoe zorgt de Minister dat binnen de bestrijding van digitale criminaliteit en bij de recherche ook dit specialisme is geborgd? Hoe ziet de Minister de toekomst van de dierenpolitie? Is hij bereid om er alles aan te doen om deze levend te houden en weer op de rails te krijgen? En hoelang moeten wij nog wachten op het wetsvoorstel voor een houdverbod voor notoire dierenmishandelaars? Wat de Partij voor de Dieren betreft zou dat een mogelijkheid tot het opleggen van een levenslang houdverbod in zich moeten dragen.
Voorzitter, ik heb nog een laatste, maar niet onbelangrijk punt. Als de heer Rutte nog even de concentratie kan opbrengen om ook naar dit laatste punt te luisteren ...
De voorzitter:
U hebt daar vijftien seconden voor. Ik moet nu echt streng zijn.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Wij hebben Kamervragen gesteld over de stroombanden, de zeer dieronvriendelijke trainingsmethoden voor politiehonden. Wij zijn blij dat het wijzigingsbesluit op 1 juli in werking treedt, en daarmee het verbod op het gebruik van voorwerpen om dieren hardhandig te corrigeren. Echter, mij is ook duidelijk geworden dat de Minister de specifieke regels over de stroombanden later in werking zal laten treden omdat hij ... Nou ja, dat zal ik even achterwege laten. Kan de Minister uitleggen ...
De voorzitter:
En nu uw vraag aan de Minister, want u bent ver over de tijd heen. Een afrondende vraag.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ja, excuses. Kan de Minister uitleggen hoe een in de kern zo dieronvriendelijk middel rechtvaardig en proportioneel kan worden ingezet bij politiehonden? Zou hij het niet gewoon moeten verbieden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef nu het woord aan collega Van der Staaij voor zijn inbreng namens de SGP.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Die nationale politie was een goede en noodzakelijke stap, maar destijds bij de wetsbehandeling en in de debatten daarna is steeds de vraag aan de orde geweest hoe we de lokale verworteling van de politie kunnen versterken. Het vervelende is dat het allebei nodig is. Je hebt die nationale organisatie nodig om die grote uitdagingen en opgaven aan te gaan, maar je hebt ook die lokale verworteling dicht bij de burger nodig. Als ik de stukken die voor vandaag op de agenda staan doorlees, komt die vraag steeds weer als rode draad boven. Hoe kan dit beter worden? Politiemensen zeggen dat ze ook zien dat ze in dunbevolkt gebied soms te weinig politie hebben en met minder politiemensen meer werk moeten verzetten. Gemeenteraadsleden zeggen dat ze het idee hebben dat de lokale agenten hun best doen, maar te weinig tijd hebben. Aan de ene kant is dat een capaciteitsvraag, dus inderdaad meer wijkagenten – hopelijk gaan we die slag naar 1 op 5.000 inwoners in deze periode echt maken, ook in dunbevolkt gebied – en meer rechercheurs. Maar dit is ook een punt van aansluiting tussen de lokaal werkende wijkagenten en de recherche. Ik heb vorig jaar een motie ingediend, die is aangenomen, waarin ik vroeg om te onderzoeken op welke manier de samenwerking tussen wijkagenten en lokaal werkende rechercheurs kan verbeteren om onder meer de georganiseerde misdaad slagvaardiger aan te kunnen pakken. Hoe wordt deze motie uitgevoerd?
Een heel praktisch punt is dat de lange reistijden naar de cellencomplexen ertoe kunnen leiden dat men mensen soms maar niet oppakt omdat het te veel tijd kost. Dat geven ook burgemeesters aan. Dit is een zorgelijk punt. Wordt daar al actie op ondernomen?
In het kader van de lokale verworteling van de politie zou ik het ook interessant vinden om te kijken hoe raadsleden meer betrokken kunnen worden bij politiewerk. Er worden volgende week nieuwe gemeenteraadsleden gekozen. Het thema «veiligheid» komt op heel veel avonden terug. Kunnen raadsleden nog iets met het thema «veiligheid» of is alles heel ingewikkeld belegd, via de burgemeester, in de regio? Bij die raadsleden zit heel veel kennis en betrokkenheid. Zouden ook de nieuw te kiezen raadsleden niet beter betrokken kunnen worden bij het politiewerk? Kan men elkaar niet beter leren kennen? Kan daar na de komende verkiezingen geen stap worden gezet?
Voor de boa's zijn in de afgelopen periode, naar ik meen in september vorig jaar, nieuwe beleidsregels van kracht geworden. Mevrouw Buitenweg had het daarover. Die nieuwe beleidsregels beantwoorden veel vragen: hoe zit het met het toezicht, waar moeten ze aan voldoen, wanneer mogen ze bewapend zijn, en dat soort vragen. Maar ik herken de vraag van mevrouw Buitenweg: hoewel het op papier nu allemaal netjes geregeld is, zie je desondanks niet dat de verleiding er kan zijn om wegens gebrek aan capaciteit bij de politie voor de boa's te kiezen? Dat zouden we eigenlijk niet moeten willen. Hoe waarborgt de Minister dat boa's alleen worden aangesteld om gerechtvaardigde redenen, en niet vanuit capaciteitsproblemen?
Tot slot, voorzitter. Ik heb eerder een motie ingediend die zag op snellere afhandeling van geweldsincidenten door agenten, waarbij de vraag is of het gebruik van geweld wel terecht was. Er is toen een motie ingediend waarin gesteld werd dat er binnen 21 dagen duidelijkheid zou moeten zijn. Daarvan is gezegd: dat is te snel, want er zijn wel zo'n 40 dagen nodig. Wordt er nu echt druk gezet op het halen van die termijnen, om zo snel mogelijk helderheid te krijgen voor de betrokken politiefunctionarissen? We zien en horen altijd weer hoe groot de impact op hun werk is als die verdenking in de lucht blijft hangen.
Daar wilde ik het bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat ik zelf wat kan zeggen, moet ik het voorzitterschap eerst overdragen. Ik ben blij dat mevrouw Kuiken dat wil doen.
Voorzitter: Kuiken
De voorzitter:
Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Helder van de PVV-fractie.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Er staan veel onderwerpen op de agenda en er zijn al heel veel onderwerpen langsgekomen. Ik licht er een paar uit vanwege de spreektijd.
Ten eerste het interdepartementaal beleidsonderzoek naar het vergroten van de effectiviteit van de politie. De politieorganisatie moet flexibeler worden gemaakt. Criminaliteit verandert steeds sneller van vorm en inhoud. Het kabinet zet daarom onder andere in op het verminderen van knellende kaders. Maar ik verwacht dat die knellende kaders erger gaan worden door de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Zoals het wetsvoorstel er nu uitziet, komen er veel wettelijke regels bij, met als gevolg dat het overgrote deel van het politiekorps opnieuw opgeleid moet worden, in ieder geval op dat punt. Kan de Minister hier al op reageren, mede in het licht van zijn brief van 12 maart jongstleden, waarin hij beloofde de administratievelastendruk zo veel mogelijk weg te nemen?
Mijn tweede punt is de pilot met het stroomstootwapen in de basispolitiezorg. Er is helaas een aangenomen motie die het gebruik hiervan in gesloten ggz-instellingen verbiedt. Ik wil graag van de Minister weten welke invloed die motie heeft, want de Minister schrijft: «Het evaluatierapport vormt de basis voor de vraag of het stroomstootwapen deel moet gaan uitmaken van de standaardbewapening van de politie». Maar hoe kan je gebruik op dit vlak evalueren als een deel niet daarin wordt meegenomen? En klopt het dat politieagenten in noodsituaties toch nog door het personeel van een ggz-instelling wordt gevraagd om het stroomstootwapen te gebruiken? Zo ja, dan mag ik hopen dat dit voor hen geen nadelige gevolgen heeft vanwege die aangenomen motie.
Het belang van het stroomstootwapen is helaas ook pijnlijk duidelijk geworden door de geweldsexplosie tegen agenten in Amersfoort afgelopen zaterdag. Geweld wordt vaak gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs, zo ook in dit geval. Bij de behandeling van het wetsvoorstel Geweld onder invloed van middelen heb ik een amendement ingediend met als doel het middelengebruik als zelfstandige strafverzwaringsgrond in het wetboek op te nemen. Dat amendement heeft het helaas niet gehaald, maar de Minister heeft in een brief van 7 maart jongstleden aangegeven dat de Minister van VWS rond de zomer komt met een brede aanpak van problematisch alcoholgebruik. Zou hij dit hierin kunnen meenemen?
De voorzitter:
Een moment alstublieft. Mevrouw Buitenweg heeft een vraag voor u.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Die gaat over het vorige punt, over de ggz. Dat hoeven we hier inhoudelijk niet te bespreken, maar stelt de PVV nu voor dat een motie van het parlement genegeerd wordt door de politie?
Mevrouw Helder (PVV):
Nee. Ik heb daarom duidelijk gezegd dat dit de agenten in noodsituaties wel wordt verzocht. Ik zie er niet echt iets in dat ze bij zo'n ggz-instelling aankomen en dan zeggen dat ze maar even niks doen omdat er een aangenomen motie is. Ze zullen het stroomstootwapen dan gewoon moeten gebruiken. Wat ze op dit moment doen, is de schildprocedure. Dat lijkt mij persoonlijk veel erger dan het stroomstootwapen. Mijn fractie heeft dan ook tegen die motie gestemd. Maar we kunnen niet om de praktijk heen. Er zijn verwarde mensen; daar refereerde uzelf al aan. Als personeel van een gesloten ggz-instelling het zelf niet meer afkan en als de politie moet ingrijpen, vind ik dit problematisch. Daarom vraag ik dit ook.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik kan toch niet anders constateren dan dat de PVV wel degelijk zegt dat de politie er dan in ieder geval geen last van moet hebben als ze de motie van het parlement negeert. Mevrouw Helder kan dit onprettig vinden en zij kan ook tegen de motie hebben gestemd, maar de motie is ingediend door mensen uit de zorgcommissie die zich zorgen maakten over de effecten van de elektrische stoten van het stroomstootwapen op mensen met een psychiatrische stoornis. Dan kan de PVV toch niet echt serieus zeggen dat er wel een motie kan zijn maar dat we in ieder geval geen consequentie moeten verbinden aan het negeren van de motie? Dat betekent dat de motie van het parlement genegeerd kan worden. Dat vind ik een heel kwalijke voorstelling van zaken.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat mag mevrouw Buitenweg een kwalijke voorstelling van zaken vinden. Ik vind het kwalijk als politieagenten in hun professionaliteit en in hun optreden worden beperkt. De motie is gericht tot de Minister, tot de regering. Ik zie op dit moment een pijnpunt daar waar agenten in de knel komen. Het is duidelijk dat het stroomstootwapen wel degelijk een oplossing biedt. Dat is gewoon een feit. Ik heb dat knelpunt gesignaleerd. Ik heb zeker niet opgeroepen om dat ding maar gewoon te gebruiken en om die motie aan de laars te lappen, maar ik constateer wel een pijnpunt, dat ik problematisch vind.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter.
Het derde punt is de publicatie van de Algemene Rekenkamer met de titel Focus op kansrijke aangiften. Ik zou graag een reactie van de Minister krijgen op deze passage in dat rapport: «Uit ons onderzoek bij drie verschillende basisteams blijkt dat ook BOSZ, Betere Opsporing door Sturing op Zaken, niet overal op dezelfde manier wordt gebruikt. Dit beïnvloedt de vergelijkbaarheid van de basisteams en de mogelijkheden om te sturen op het operationele proces, wat wel het achterliggende doel is van het systeem».
Tot slot heb ik een vraag los van de agenda, maar wel over een onderwerp waarvan ik denk dat de Minister dit op zijn werkbezoek heeft gehoord, misschien nog afgelopen dinsdag. De zogenoemde ebo's, ofwel de eigen beheerde omgevingen, zijn bij meerdere eenheden aanwezig, bijvoorbeeld voor de registratie van een bepaalde vorm van criminaliteit. Deze ebo's vallen buiten de begroting voor de informatievoorziening, maar moeten straks wel gesaneerd worden. Daar is dan dus geen geld voor. Ik noem dat maar «een grijs gebied voor deze kosten». Graag een reactie van de Minister.
De voorzitter:
U kunt het voorzitterschap weer overnemen.
Voorzitter: Helder
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb begrepen dat de Minister graag twintig minuten wil schorsen. Ik neem het een beetje ruimer.
De vergadering wordt van 11.19 uur tot 11.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Voordat ik de Minister het woord geef, merk ik op dat we twee interrupties per collega hanteren. Het is maar een advies, maar ik zou zeggen: houd het beperkt, want anders gaat het ten koste van de tweede termijn. Ik heb geen invloed op het eindtijdstip van dit debat. Het woord is aan de Minister.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw de voorzitter. Dank aan de leden voor de goede en scherpe inbreng, waarop ik straks hopelijk naar behoren kan ingaan. Ik begin met een paar korte mededelingen die laten zien dat het in zekere zin een voorrecht is om in Nederland als Minister verantwoordelijk te zijn voor de politie. Onze nationale politie is in een groot internationaal onderzoek de nummer 7. Overall, over alle verschillende onderdelen waarop de politiekorpsen getoetst zijn, krijgt zij het cijfer 8,46 op een schaal van 10. De burger, zo stelde de commissie-Kuijken in november al vast, heeft nog steeds veel vertrouwen in de Nederlandse politie. Kuijken sprak daarbij zijn bewondering uit omdat het omvormen tot nationale politie een ontzettend ingewikkeld proces is geweest, dat veel vergde van de politiemedewerker. Toch is het vertrouwen onverminderd hoog gebleven.
Ik heb zelf in de afgelopen vier maanden – ik heb het nog eens nageteld – vijftien werkbezoeken gebracht aan allerlei verschillende onderdelen van de politie door het hele land heen. Gisteren was ik nog in Rotterdam bij het team grote operaties en de zedenpolitie. Ik zie aan de ene kant natuurlijk de enorme toewijding van politiemensen en het harde werken, maar ik zie aan de andere kant ook problematieken die terugkomen en waarvan ik vind dat het mijn verantwoordelijkheid is om die de komende kabinetsperiode te adresseren. Gelukkig heeft dit kabinet besloten om structureel 267 miljoen extra uit te trekken voor agenten in de wijk, hogeropgeleide rechercheurs, innovatie, ICT en uitrusting. En dat voor een politie die, zoals gezegd, de afgelopen jaren een indrukwekkende prestatie heeft geleverd met de omvorming van 25 regionale korpsen en het KLPD tot één landelijk korps, dat nationaal en lokaal opereert. Wat ik in de werkbezoeken ook merk, is dat de politie zegt dat zij beter toegerust is op grote calamiteiten en operaties en dat zij beter over de eenheidsgrenzen heen capaciteiten kan inzetten, zoals bij een verhoogde instroom van migranten, rond grootschalige opsporingsonderzoeken en bij de aanpak van terrorisme.
Natuurlijk moeten we nog met elkaar kijken naar de goede balans tussen lokaal en nationaal. Ook dat punt heb ik onlangs nog met de burgemeesters besproken. De afweging daarvan komt terug in de reactie op het rapport-Kuijken, die we u zoals toegezegd begin mei zullen doen toekomen. Ik zeg dat vast even om de verwachtingen enigszins te temperen. Over sommige van de aan de orde gestelde onderwerpen hoop ik wel wat te kunnen zeggen, maar zal ik vooral zeggen dat ik daarop grondiger in zal gaan bij de reactie op het rapport-Kuijken.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Van Raak wil interrumperen, want zijn vinger ging omhoog.
De heer Van Raak (SP):
Ja, dat klopt. Ik vind het wel mooi, zo'n algemene inleiding. Dat mag, maar het legt ook wel een bepaald probleem bloot. We hebben zelf onderzoek gedaan onder politieagenten, De gebroken beloften van de nationale politie, en daaruit komt toch een iets ander beeld naar voren. Is er sinds de komst van de nationale politie iets veranderd aan de manier van werken? 5% van de agenten zegt dat het beter en efficiënter is geworden. 95% zegt dus dat dit niet zo is. 5% zegt dat het veiliger is geworden. Al die anderen zeggen dat dit niet zo is. De Minister heeft dit onderzoek van ons gekregen. Laat dit nu niet precies het probleem zien tussen aan de ene kant het bestuur van de politie en aan de andere kant de mensen op de werkvloer? Zij leven in werkelijkheden die elkaar soms wel raken, maar die toch heel verschillende werelden zijn gebleven de afgelopen jaren.
Minister Grapperhaus:
Zoals gezegd ligt er een rapport-Kuijken, waarin de nationale politie uitvoerig in alle opzichten is geëvalueerd. Daar zal ik begin mei uitvoerig op terugkomen. Dat weet uw Kamer. We hebben dat eerder ook zo met elkaar afgestemd. Dan kom ik zeker ook terug op alle aspecten die Kuijken in zijn rapport aan de orde stelt. Ongetwijfeld zullen dat ook de onderwerpen zijn die de SP daarin naar voren brengt, nogmaals, voor zover het de evaluatie van de totstandkoming van de nationale politie betreft.
De heer Van Raak (SP):
Terwijl wij dit debat hier voeren, zijn er meer dan 100 agenten bij elkaar in Alkmaar en meer dan 100 in Zaandijk om met elkaar te praten over overbelasting en onderbezetting. Ik kan de Minister verzekeren dat er ongelofelijk veel onrust is op de werkvloer. Het gist. Ik vind het heel opmerkelijk dat de Minister begint met een verhaal, met een soort promopraatje over hoe goed het allemaal wel niet gaat, en constateer dat dit in schril contrast staat met de beleving op de werkvloer en met wat de agenten nu in Alkmaar, Zaandijk en al die andere plekken in Nederland met elkaar aan het bespreken zijn. Als dit de houding is van de Minister, denk ik dat hij de komende tijd nog veel problemen gaat krijgen met de agenten op de werkvloer als die werelden niet dichter bij elkaar komen.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, maar het staat de Minister vrij om te reageren.
Minister Grapperhaus:
Ik denk dat de heer Van Raak mijn inleiding niet geheel recht doet. Ik heb gezegd dat ik tijdens een groot aantal werkbezoeken door het hele land en bij allerlei verschillende afdelingen wel degelijk problematieken heb opgehaald. In het kader van dat de heer Van Raak dingen benoemd wil hebben, wil ik die best nog eens opnoemen. Natuurlijk zien we als kabinet heel goed dat de reorganisatie een wissel heeft getrokken, dat de balans tussen centraal en decentraal te zeer bij het centrale is komen te liggen en dat de politie op het gebied van openbareordehandhaving, noodhulp en opsporing nog altijd dagelijks voor lastige keuzes staat. Ik heb dat ook in concrete onderdelen van de problematiek gehoord van de politie. Het blijkt ook, zoals ik net heb gezegd, dat een aantal van die problemen echt in alle gesprekken terugkomen. Bij een aantal van de vragen zal ik daar straks nog verder op ingaan, maar de heer Van Raak doet mijn inleiding – en wellicht daarachter mij – wat tekort als hij suggereert dat ik hier een positief peppraatje heb gehouden, of hoe het ook net werd genoemd. Ik ben alleen begonnen met te zeggen dat ik complimenten maak over het feit dat de politie internationaal zo hoog in aanzien staat en echt zeer hoog op alle onderdelen scoort en dat de burger nog steeds een groot vertrouwen heeft in de politie. Die positieve kwalificaties zult u mij altijd horen uitspreken wanneer daar aanleiding toe is. Dat zijn niet mijn prestaties, maar die van al die politieagenten en rechercheurs in het land.
Als u het goed vindt, voorzitter, ga ik door. Wat betreft de sterkte, de formatie en de inzet voor de komende jaren is het duidelijk: een moderne politie, meer politie, een flexibele organisatie – daar kom ik straks nog even op terug – en een goed bereikbare politie.
Naar aanleiding van een vraag van de heer Van Raak merk ik op dat ik de komende jaren wel degelijk rekening houd met een aanzienlijke uitstroom van ouder politiepersoneel vanwege pensionering. We hebben eerder met elkaar in overleg geconcludeerd dat dit punt de afgelopen jaren misschien meer aandacht had moeten krijgen, maar ik kan u verzekeren dat het bij mij zeer hoog op de prioriteitenlijst staat. Om die uitstroom op te vangen is de politie de afgelopen jaren in ieder geval begonnen met het opleiden van extra aspiranten. Daar gaat de politie mee door, naast de opleiding van extra aspiranten in het kader van de uitbreiding van de formatie. Het aantal volledig opgeleide agenten neemt tijdelijk af en het aantal aspiranten neemt toe. Op korte termijn zal dat druk zetten op de inzetbaarheid. Dat constateren politie, burgemeesters en OM terecht. Maar op de lange termijn is het positieve gevolg dat het personeelsbestand verjongt en uitbreidt en dat de inzetbaarheid toeneemt. Eenieder die vraagt om meer agenten en rechercheurs en om betere middelen en ICT, begrijpt dat ik daar in veel opzichten voorstander van ben.
Mevrouw Buitenweg kwam nog met het punt van de verdeling van de inzet. Ik heb gezegd dat ik met korpschef, Openbaar Ministerie, regioburgemeesters en andere direct betrokkenen in gesprek ben over verdeling van de inzet, de inzetbaarheid en de bijbehorende flexibiliseringsagenda. Daarbij wordt ook gesproken over het bestedingsplan voor 2019 en verder, waarbij met de resterende middelen nogmaals een substantiële investering in mensen en middelen bij de politie wordt gedaan. Dat moet gaan resulteren – dat wil ik ook vast zeggen – in een extra impuls voor de basisteams en de recherche.
De voorzitter:
Als dat het einde was van het antwoord op de vraag van mevrouw Buitenweg, geef ik haar het woord voor een interruptie.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
De Minister ging zo snel. De vraag die ik had over de flexibiliseringsagenda ging ook over het standpunt van het politiepersoneel daarover. De Minister zegt dat hij aan het overleggen is met het OM en weet ik wie, maar mijn vraag was wat het standpunt van het politiepersoneel is. Bent u daarover in gesprek? Wat vinden zij daarvan?
Minister Grapperhaus:
Dan moet ik dat even naar voren halen, want dat komt eigenlijk bij het onderdeel van de cao. Ik begrijp aan de hand van wat mevrouw Buitenweg buiten de microfoon zegt dat zij nog even wacht totdat ik daarbij ben aangekomen.
Ik wil eerst verder ingaan op de vragen. De heer Van Raak heeft gevraagd naar het extra geld en de uitspraken van de heer Buma daarover. Zoals ik al aangaf in mijn inleidende tekst vindt iedereen die vraagt om meer agenten en rechercheurs en om betere middelen en ICT voor de politie, mij aan zijn zijde. Dat begrijpt u. Ik zeg ook heel eerlijk dat ik als Minister van Justitie en Veiligheid heel gelukkig was dat er in het regeerakkoord een structurele grotere investering van 267 miljoen per jaar is voorzien voor de politie. Feit is natuurlijk overigens dat het beschikbare geld voor de politie ook niet ongelimiteerd is. Dat zal het ook nooit worden. Ik richt mij nu echt op de besteding van de middelen uit het regeerakkoord. Over extra middelen laat ik mij op dit moment niet uit. Die besprekingen worden in de boezem van het kabinet gevoerd.
De heer Van Dam en mevrouw Den Boer vroegen naar de ICT van de politie. Eerst ga ik in op het toezicht. In de periode van de vorming van de nationale politie was om diverse redenen extra toezicht ingesteld voor het beheer van de politieorganisatie, want die organisatie was nog in opbouw en de taak van de korpschef was nieuw. De eerste vormingsfase is afgerond. Ik heb in december expliciet uitgelegd dat ik de lijn van mijn voorganger een goede vind en die wil doorzetten om het toezicht op het beheer van de politie in lijn te brengen met de wijze waarop controle en toezicht bij andere grote publieke organisaties is georganiseerd. Dat komt overigens ook – daarmee doe ik een klein voorschot op de evaluatie van Kuijken – naar voren uit het rapport-Kuijken. Kuijken zegt dat we zeker nog een aantal dingen moeten doen om dat proces van de nationale politie volledig te voltooien, maar hij zegt ook dat we nu wel verder moeten met een organisatie die op eigen benen staat, om het zo te noemen. Net als bij andere grote publieke organisaties is het uitgangspunt dat de politie zelf primair in haar strengste controles voorziet. Via een gelaagd systeem van interne controle en intern toezicht binnen de politie wordt de kwaliteit van het beheer bewaakt. Op het hoogste niveau van het interne toezicht heeft de politie op dit moment een auditcommissie, die integraal naar het beheer van de politie en het interne stelsel van controle en toezicht kijkt. Een van de externe leden van het auditcomité is overigens een oud-lid van de Review Board, zeg ik tegen de heer Van Dam. Bij een vorig AO is de Kamer wat kritisch geweest op het feit dat dit door mijn voorganger in de zomer van 2017 al zo was geïnitieerd. Ik heb u toen gezegd dat we hier zeker verder naar zullen kijken, ook in het kader van de evaluatie van de commissie-Kuijken. Zoals de heer Van Dam het toen bij dat AO aan de orde stelde, betreft dat de inrichting van het toezicht als zodanig. Wat betreft het ICT-toezicht is zeker gezocht naar continuïteit vanuit de Review Board. Maar de opdracht van de ICT Review Board kwam vanuit een heel andere invalshoek, namelijk het helemaal opbouwen van de nationale politie met bijbehorende ICT. De taak van de Review Board liep af op 31 december 2017. Ik heb in het vorige AO uitgelegd – ik herhaal dat hier – dat we nu zeker werken aan een nieuw toezicht, ook in het licht van de evaluatie van Kuijken.
Wat de heer Van Dam vraagt over een nieuw ICT-plan voor de politie, wil ik hem bij dezen toezeggen. Ik wil ook toezeggen dat dit direct na afloop van het reces naar uw Kamer komt. Ik wil ook uitleggen waarom juni niet haalbaar is op dit moment. Er is een businessplan voor gemaakt. Dat wordt op dit moment met externe consultants uitvoerig getoetst en doorgenomen. Dat zal waarschijnlijk aan de korpsleiding worden aangeboden en daarna aan mij aan het begin van de zomer. Het wordt dan te kort dag om dat hiernaartoe te brengen, maar ik zeg toe dat dit direct na afloop van het reces bij de Voorzitter van de Kamer in de brievenbus ligt.
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb daar toch een vraag bij. Het is natuurlijk niet zo dat wij pas vandaag gaan nadenken over een ICT-plan. Ik mag toch aannemen dat in de aanloop naar het afronden van het aanvalsprogramma men aan politiezijde ook bedacht dat dit plan afliep en dat men iets anders en iets nieuws moest hebben. Als er vandaag een drama is in het land, is de politie in staat om in drie seconden van 0 naar 100 te gaan. Als er niet voor de zomer een plan ligt, vind ik dat 2018 – en misschien ook wel 2019 – in dit opzicht een verloren jaar is. Daar heb ik heel veel moeite mee. Wat moet er dan in de zomer gebeuren als iedereen op vakantie is? Krijgen we dan beter uitgeruste besluitvorming? Ik vind gewoon dat er voor de zomer, voor 1 juni, een plan moet zijn. Daar zou ik toch graag aan vast willen houden.
Minister Grapperhaus:
Even geen misverstand: er is een lopend plan, dat voortvloeit uit het aanvalsplan van de politie. Maar dit is een plan voor de komende jaren. Ik wil echt de indruk wegnemen dat de politie de afgelopen vijf maanden in afwachting van iemand die gaat adviseren over hoe het eruit moet gaan zien, stil heeft gezeten of dat er niets is gebeurd. Dat is absoluut niet juist. Ik heb mij daar ook zelf van op de hoogte gesteld bij een aantal werkbezoeken en gesprekken met de politie, onder meer bij het ICT-centrum van de politie in Driebergen. Het actieplan voor de komende jaren waar u om verzocht, zeg ik u bij dezen toe. Dat ligt op de dag dat we weer gezamenlijk beginnen na het reces bij de Tweede Kamer in de brievenbus.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Van Dam (CDA):
Ik kom er in tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Dan vervolgt de Minister zijn betoog.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw Helder heeft een vraag gesteld over de ebo's. De ebo's worden afgebouwd en binnen het vaste ICT-fundament van de politie gebracht. Binnen het portfolio van de politie is daar rekening mee gehouden. Ebo's blijven daarmee in de lucht totdat ze zijn ondergebracht in een vaste technische ICT-infrastructuur.
Dan kom ik op de vragen over de cao van de heer Van Raak en mevrouw Buitenweg met name. De verkennende gesprekken met de sociale partners zijn al gestart. De formele onderhandelingen starten. Samen met de bonden wordt nog het verdere procesplan bepaald. U zult begrijpen dat ik daar verder geen inhoudelijke uitspraken over ga doen totdat er een akkoord ligt. Inhoudelijke uitspraken zouden dat proces namelijk schaden. Die onderhandelingen lopen in ieder geval.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Raak namens de SP voor zijn laatste interruptie.
De heer Van Raak (SP):
Wij hebben ook wel een taak om de Minister een boodschap mee te geven voor die onderhandelingen. Als de inzet van de Minister is om de arbeidsvoorwaarden voor al die agenten, die nu al ongelofelijk veel overuren draaien, veel te lange tijden achtereen werken en daarbij structureel de Arbeidstijdenwet moeten overtreden, te versoepelen, dan is dat onacceptabel. Als dat zijn inzet is, vind ik ook de Tweede Kamer hier een mening over moet hebben en de Minister moet bijsturen. Mijn vraag is dus of het versoepelen van de arbeidsvoorwaarden – kortom: de agenten die nu al overstrest zijn en nu al massaal ziek thuiszitten, nog harder laten werken en nog meer uren laten draaien – de inzet van de Minister is.
Minister Grapperhaus:
Ik heb het nog eens even goed geverifieerd, maar versoepeling van arbeidsvoorwaarden staat niet genoemd in de inzetbrief. Op dit moment wordt met politie, gezagen en vakorganisaties gesproken over onderwerpen die op de flexibiliseringsagenda kunnen worden gezet. Het doel van die agenda is om de komende jaren vorderingen te maken op het efficiënter en effectiever inzetten van het personeel en materieel binnen de politie. In mijn gesprekken met de korpschef is mij ook duidelijk geworden dat de organisatie op ontwikkelingen moet kunnen inspelen en bijvoorbeeld snel kennis en ervaring van buiten naar binnen moet kunnen halen. Daar is in ieder geval binnen de opsporing behoefte aan. U moet dan denken aan de toename van cybercrime en digitale netwerken die zich op steeds complexere wijze vertakken. Ik heb in mijn brief over de opsporing verteld over mijn werkbezoek aan Groningen, waarbij ik zeer onder de indruk was van het project dynamische sturing. Daarbij zie je heel duidelijk de toename van het werken met big data en het in beeld brengen van heel grote netwerken op een wijze die tot nu toe echt niet mogelijk was en die een enorme voorsprong geeft. Overigens heb ik dat ook kleinschaliger bij een werkbezoek in Amersfoort gezien. Dat bezoek was ik net nog vergeten erbij op te tellen. Ik heb dus zestien werkbezoek afgelegd. Je ziet dat men aan de ene kant veel meer in kaart kan brengen dan tot nu toe menselijkerwijs mogelijk was, maar je ziet ook dat dit op het punt van de inzet van mensen meer flexibilisering vereist. Eenheidschefs en teamchefs ervaren op dit moment onvoldoende ruimte om in te kunnen springen op lokale omstandigheden. Er zijn ook knelpunten die samenhangen met het feit dat zeggenschap en ondersteuning op centraal niveau zijn georganiseerd, terwijl de politie als organisatie lokaal is verankerd. Daar heeft Kuijken op gewezen. Ik zei u net ook, en wil dat hier nog eens hardop zeggen, dat ik mij dat punt van kritiek aantrek. Ik vind dus ook dat ik in de reactie op het rapport-Kuijken moet laten blijken hoe we meer kunnen doen aan de balans tussen het lokale en het nationale gezag over de politie.
De voorzitter:
Heeft de heer Van Raak nog een vervolgvraag?
De heer Van Raak (SP):
Ja. Bij die zestien werkbezoeken zal de Minister niet alleen met bestuurders hebben gesproken, maar ook met agenten, dus hij zal weten dat er tekorten zijn aan mensen en aan middelen. De heer Buma heeft beloofd, in ieder geval op televisie, dat er veel extra geld bij zou komen. Het CDA heeft hier in de Kamer tegen een voorstel gestemd, maar misschien kan de Minister het zelf eens proberen. Dan zal hij Buma vanzelf wel meekrijgen, denk ik. Is de Minister bereid om met een voorstel te komen om in de Voorjaarsnota extra geld uit te trekken voor veiligheid? Dan heeft hij in ieder geval de steun van de SP, en zal Buma wellicht deze keer wel woord houden.
Minister Grapperhaus:
Er is zoiets als dualisme; laten we daar heel duidelijk over zijn. Ik heb net duidelijk uitgesproken en zou me dus gaan herhalen, merk ik op in het licht van de tijd, als ik zeg dat ik als Minister van Justitie en Veiligheid zeer groot voorstander ervan ben om de onder mij vallende diensten, waarvan de politie de grootste is, nog beter en nog meer uit te rusten. Dat kan altijd; laten we daar heel duidelijk over zijn. Maar daarmee ga ik mijzelf herhalen. Ik treed verder niet in de discussie die u in de Kamer voert. Daarmee heb ik voldoende op die vraag geantwoord.
Er wordt ook gekeken ...
De voorzitter:
Ik moet u weer onderbreken, want ook mevrouw Kuiken heeft een interruptie.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik weet niet precies wanneer we wat krijgen, maar ik heb een vraag op dit punt. Is er straks voldoende geld voor de cao? Zo ja, hoe gaan we dat doen? De Minister hamert er voortdurend op dat hij er geld voor uittrekt, maar een van de vragen die we ook hebben gesteld is of dat geld wel spoedig op de juiste plek terechtkomt. Kijk naar de begroting. Met het geld dat daarin is uitgetrokken voor de Politieacademie kun je een paar honderd man in dienst nemen, maar dan blijft er eigenlijk geen geld over voor alle andere ambities. Het moet uit de lengte of uit de breedte komen. Daarvoor geldt dat de ambities groter zijn dan men waar kan maken, mede gezien de capaciteitsuitdagingen die men ook nog heeft. Ik hoef geen herhalingen, maar het moet allemaal wel wat specifieker omdat onze vragen ook redelijk specifiek zijn.
De voorzitter:
Het is vrij specifiek toe te spitsen op de vraag of er een voorstel komt bij de Voorjaarsnota.
Minister Grapperhaus:
Er komt voorlopig eerst een capaciteitsbrief, waarin we het gaan hebben over de verdeling van de extra capaciteit, waarvoor nu al het geld is vrijgemaakt. Daarnaast komt er de reactie op het rapport-Kuijken. Ten slotte meen ik toch dat in eerdere overleggen en in eerdere brieven, onder andere de sterktebrief in december, door mij al heel duidelijk is aangegeven hoe de verdeling van dat extra geld zal zijn. Dat wordt verdeeld over mensen en middelen. Ik weet even niet zo gauw wat ik nog verder zou moeten specificeren op dit moment.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Aanvullend. Ik heb nog even gekeken hoeveel geld er is uitgetrokken voor de Politieacademie als het gaat over extra capaciteit. Het is hartstikke fijn dat daar geld voor wordt uitgetrokken, maar als dat geld daarvoor is uitgetrokken, blijft er eigenlijk niks over voor de andere ambities, noch voor een cao, noch voor andere ambities die zijn uitgesproken, noch voor het voorstel van de heer Van Dam van gisteren om te komen tot uitbreiding van de DKDB. Dat zijn allemaal heel terechte wensen. Er wordt in Buitenhof gezegd dat er meer geld bij moet komen, maar er wordt niet aangegeven hoe dat gaat. Ik denk dat de heer Van Raak een heel terechte vraag stelt, zowel hoe en waaraan het wel beschikbare geld exact uitgegeven gaat worden als hoe zich dat verhoudt tot de andere ambities die in deze campagnetijd zijn uitgesproken.
Minister Grapperhaus:
Ik neem maar even de echo van de stem van de heer Van Raak mee in de interruptie van mevrouw Kuiken. Mevrouw Kuiken vroeg net of ik kom met een voorstel in het kader van de Voorjaarsnota. Ik heb net heel duidelijk gezegd dat er op dit moment in het kabinet wordt gesproken over wat de Voorjaarsnota precies zal inhouden en dat ik daar nu geen uitlatingen over doe. Voor het overige heb ik gezegd dat ik niet treed in de discussies die de Kamer daar zelf over voert.
Dan even terug naar de vraag van mevrouw Kuiken over de besteding van gelden. Ik heb de eerste 100 miljoen van die 267 miljoen gealloceerd. U weet dat in het regeerakkoord heel nadrukkelijk staat dat de 267 miljoen voorwaardelijk wordt gesteld aan het verwezenlijken van de flexibiliseringsagenda. Ik heb eind november gezegd dat ik graag de eerste 100 miljoen van die 267 miljoen onvoorwaardelijk wil kunnen inzetten omdat we dan aan de slag kunnen gaan met onder andere de extra capaciteit op de Politieacademie. Als je gaat afwachten totdat je eruit bent over de flexibiliseringsagenda, is het weer eind 2018. Dat moeten we niet hebben. Daarom heb ik dat toen gezegd. Dat betekent dat we van de 267 miljoen straks nog een bedrag van 167 miljoen hebben dat gealloceerd gaat worden. Daar komt nog een plan voor. Dat gaat ook weer gealloceerd worden aan verdere uitbreiding van de capaciteit, maar ook aan verdere middelen bij de politie. Ik denk dat mevrouw Kuiken zich wat dat betreft onnodig zorgen maakt op dit moment, want we komen nog toe aan verdere toedeling van de 167 miljoen van de 267 miljoen.
Ik wilde dan door naar de vraag van de heer Van Raak: hoe kunt u politiemensen langer laten doorwerken terwijl ze al overwerkt zijn? De politieorganisatie moet zich uiteraard richten naar de sociale wetgeving. In de cao wordt ernaar gestreefd om gezamenlijk met de bonden aanvullende maatregelen te treffen waarmee duurzame inzetbaarheid kan worden gestimuleerd. De politiebonden hebben door middel van een burgerinitiatief uw Kamer verzocht om het onderwerp «AOW- en pensioenleeftijd voor zware beroepen en hoogrisicoberoepen» te agenderen. We gaan goed en met belangstelling kijken naar het debat daarover in uw Kamer.
De VVD blijft zich grote zorgen maken over het ziekteverzuim. In december heeft de heer Van Oosten hierover een motie ingediend. Ik heb toen toegezegd in mei te komen met een plan van aanpak op het punt van het ziekteverzuim. We werken daar op dit moment samen aan met de politie. Dit is iets wat ik mij zeer aantrek, misschien vanuit mijn vroegere omgeving als arbeidsrechtadvocaat. We moeten dat zorgvuldig en gestructureerd bekijken en vervolgens met een plan van aanpak bij u komen. In het kader van gesprekken die ik voer met politiemensen zelf en niet met bestuurders – de afgelopen tijd sprak ik vooral met politiemensen – zal ik mij op de hoogte stellen van de problematiek zoals die in het land speelt. Los daarvan komen we in mei met een plan van aanpak. Daarin zullen uiteraard een aantal best practices worden meegenomen. Eentje daarvan is bijvoorbeeld de eenheid Zeeland-West-Brabant, die een heel laag verzuim heeft als gevolg van een doeltreffende verzuimaanpak.
De heer Arno Rutte (VVD):
Heel terecht geeft de Minister aan dat hij heeft toegezegd in mei met een plan van aanpak te komen. Tegelijkertijd hebben we het vandaag over de grote uitdagingen voor de politie. Waar ik mij afgezien van het getal veel zorgen over maak, zijn de verschillende soorten signalen die ik uit de politieorganisatie krijg, bijvoorbeeld dat PTSS niet voldoende serieus genomen lijkt te worden en onvoldoende behandeld wordt. Ook zitten mensen soms heel erg lang, soms jarenlang, thuis zonder dat naar hen om wordt gekeken. Zijn dat punten waarop de Minister in het plan van aanpak terugkomt en kunnen we erop rekenen dat hij daar heel serieus mee aan de slag gaat?
Minister Grapperhaus:
Daar wil ik alvast even dit over zeggen. De korpsleiding blijft continu investeren in de aanpak van PTSS. Men heeft onder andere de capaciteit van het Meldpunt PTSS uitgebreid. Leidinggevenden worden nu extra getraind in het herkennen van symptomen, zodat men mensen sneller kan begeleiden en ondersteunen. Daar is nog lang niet alles mee gezegd. Ik kom in mei met dat plan van aanpak, juist met speciale aandacht voor PTSS. Daar mag u van op aan.
De voorzitter:
Kort.
De heer Arno Rutte (VVD):
Dat is goed nieuws. Een ander signaal is dat mensen jarenlang thuiszitten zonder dat iemand naar hen om heeft gekeken. Vervolgens komt men direct in een ontslag- of arbeidsongeschiktheidstraject. Kan ook dat signaal meegenomen worden? Als het onjuist is, kan dat daarin ontkracht worden.
Minister Grapperhaus:
Ik vind het heel moeilijk om op individuele gevallen in te gaan. Dat is altijd lastig. We moeten een beleid hebben op het gebied van langdurig ziekteverzuim. Daar zit PTSS zeker bij. Dat beleid moet duidelijk maken dat niet alleen de organisatie, maar ook de leidinggevenden daarin betrokken zijn bij de mensen die het betreft en dat mensen inderdaad niet in een situatie komen dat zij het gevoel hebben dat zij aan hun lot worden overgelaten. Dat wil ik hier wel hardop uitspreken. Het is lastig om op individuele voorbeelden in te gaan.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik heb een verhelderende vraag. Krijgt iedereen die weggaat bij de politie een exitgesprek? Worden al die exitgesprekken goed genoteerd en wordt daar lering uit getrokken?
Minister Grapperhaus:
Ik kom daar in tweede termijn op terug. Ik kan mij overigens herinneren dat we het hier eerder over hebben gehad en dat ik ook toen dacht dat het opportuun was om er in tweede termijn op terug te komen. Zo zijn er af en toe van die onderwerpen waarover je, net als bij een beroemde quiz, even moet zeggen: dat zoeken we op.
Mevrouw Den Boer heeft gevraagd of de training in het kader van weerbaarheid nog bestaat en hoe politieambtenaren worden voorbereid. Ik heb gisteren een uitvoerig werkbezoek afgelegd bij de zedenpolitie in Rotterdam. Toen hebben we daar met elkaar over gesproken, net als over het feit dat dit in mentale zin een behoorlijk heftige functie is bij de politie. Je moet regelmatig kijken of je nog goed in je weerbaarheid zit. De training mentale kracht wordt in ieder geval nog steeds gegeven. In 2016 is deze geactualiseerd. Op basis van het actieplan geweld tegen politieambtenaren worden politiemedewerkers via opleidingen voorbereid op en bewust gemaakt van het omgaan met geweldssituaties in het werk. Daar vroeg u ook naar. Ook op dit punt van de trainingen op weerbaarheid in de breedste zin des woords zal ik in het plan van aanpak terugkomen, voor zover dat raakt aan het ziekteverzuim.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik begrijp dat de Minister aandacht heeft voor weerbaarheid en zie dat het weerbaarheidstrainingsprogramma nog steeds loopt. Ik wil alleen nog duidelijk van de Minister weten of dit de drie componenten omvat waarvan ik denk dat deze heel belangrijk zijn. Dit zijn de fysieke component, over hoe je omgaat met geweldssituaties, maar ook de mentale component, bijvoorbeeld de druk op de politie en dat soort zaken, en de component van de morele weerbaarheid. De integriteit van de politie is ontzettend belangrijk; dat staat buiten kijf. Ik heb daar ook de aandacht op gevestigd in mijn bijdrage. Kan de Minister aangeven of er voor al deze drie de componenten aandacht is? En kan hij ook iets zeggen over de continuïteit van dit programma in de komende jaren?
Minister Grapperhaus:
Die drie componenten maken deel uit van de weerbaarheidstrainingen. Over de continuïteit heeft u al iets van mij gehoord. De trainingen worden doorgaand gegeven en geactualiseerd.
De zorg van de heer Van Raak over het verloop van re-integratie zal worden meegenomen in het plan van aanpak waar ik in mei mee kom. Hopelijk kan ik er dan met u in mei of juni over in gesprek.
Mevrouw Arissen van de Partij voor de Dieren heeft aandacht gevraagd voor de hoge uitval. Ik heb daar al het nodig over gezegd. Ik hoop dat u het goed vindt dat ik daarnaar verwijs.
Dan kom ik op het onderwerp «instroom». Mevrouw Den Boer vraagt hoeveel extra opleidingsplekken er bij de Politieacademie gerealiseerd zijn. De Politieacademie groeit in 2018. Aan initieel onderwijs wordt het volgende afgenomen: aspiranten 1.635 en specifiek 300. Daarnaast is er uiteraard nog doorstroming.
De voorzitter:
Mevrouw Den Boer voor haar laatste interruptie.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik ga snel door mijn interrupties heen. Ik vroeg in mijn bijdrage nadrukkelijk naar de uitvoering van de motie-Van Engelshoven over korte instroom, dus de zijinstromers die al een opleiding achter de rug hebben. Hoe staat het met de uitvoering van die motie? Kan de Minister ons daarvan op de hoogte stellen per brief of nu ter plekke? Ik ben natuurlijk ook nog steeds benieuwd – die vraag ik heb ik de vorige keer ook gesteld – hoe het zit met de instroom, en de zekerstelling daarvan, van het aantal hbo-opgeleiden binnen de politie. We weten dat het streefcijfer 20% à 25% is, maar hoe staat het daar de facto mee?
Minister Grapperhaus:
Ik moet toegeven dat ik het velletje met de beantwoording van de vraag over de motie-Van Engelshoven voor mij had liggen en voel mij daarmee een beetje als de diskjockey die het verzoekplaatje meteen uitzoekt. Over de uitvoering van die motie heb ik u in de voortgangsbrief van december al geïnformeerd. Dat is ondersteuning van beleid. Met het oog op flexibele inzet van mensen en het vergroten van de inzet van het personeel wordt door de Politieacademie met aandacht voor de kwaliteit gekeken naar de mogelijkheid om het onderwijs anders en flexibeler vorm te geven. Voorbeelden daarvan zijn de compacte bachelor van tweeënhalf jaar in plaats van vier jaar en de HTV-P. Die laatste klinkt een beetje als een virus, maar dat is het niet. Het is een mbo-3-opleiding. Daar blijkt dat in ieder geval uit. Over de instroom van de hogeropgeleiden wilde mevrouw Den Boer meer specifiek wat weten. In tweede termijn zal ik die vraag beantwoorden.
De voorzitter:
Ik wil u nog de kans geven om één vraag te stellen omdat de Minister er nog aan toekomt.
Mevrouw Den Boer (D66):
Het is klein vraagje nog, hoor. We vinden het heel belangrijk dat de recherchecapaciteit heel goed op niveau blijft bij de politie. De wereld verandert heel erg snel en er is behoefte aan hoogwaardige kennis bij de politie, zoals analysevaardigheden. Mensen willen graag bij de politie. Ik zou heel graag van de Minister willen horen hoe hij ervoor zorgt dat mensen vanuit welke kring dan ook bij de politie komen. Zijinstromers zijn erg belangrijk.
Minister Grapperhaus:
Ik zal zo even dat punt nader uitwerken.
Ik wil eerst even naar de administratieve lasten. Mevrouw Kuiken heeft daar een vraag over gesteld, met name over de door mij aangekondigde commissie. Ik heb natuurlijk in het nieuws gezien dat de bonden enige zorg hebben over het instellen van alweer een commissie, maar dit is niet «alweer een commissie». Deze commissie gaat het huidige opsporingsproces scherp tegen het licht houden. Uitkomsten gaan benut worden om inefficiencies en nodeloze bureaucratische belemmeringen weg te nemen. Er komen mogelijk aanvullende mogelijkheden in beeld voor verbeteringen in wet- en regelgeving of specifieke OM-aanwijzingen. Ook worden positieve mogelijkheden van digitalisering van werkprocessen daarin meegenomen. Ik heb hier een paar weken geleden onder andere het voorbeeld genoemd van de MEOS-app, die politieagenten in het land gebruiken. Die app is heel eenvoudig op de telefoon te installeren. Met een apparaatje eronder heb je zelfs ter plekke een pinautomaat bij de hand. Met MEOS kun je in de pinautomaat ook identiteitsbewijzen invoeren, dus niet alleen pinpassen. Dat is een heel eenvoudige verbetering. Ik ben een paar uur met agenten mee geweest in een busje en heb gezien hoe hun administratieve lasten daarmee ongelofelijk zijn verminderd. Ik hoorde tijdens diverse werkbezoeken dat dit een voorbeeld is van een verbetering. We zijn er dan nog helemaal niet, maar ik wil alleen aangeven dat dit ook dingen zijn die we nog verder door de commissie moeten laten onderzoeken.
Ten tweede zal de commissie adviseren over het hanteren van een methodiek waardoor permanent onderhoud aan de opdracht van lastenreductie kan plaatsvinden. Het gaat niet alleen om het nu, maar ook om het kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat het in de toekomst niet toch weer ondersneeuwt met nieuwe lasten. Dan heb ik ook meteen het gemopper van «kijk, er komt weer een commissie « beantwoord. Het is mijn uitdrukkelijke bedoeling dat deze commissie ook de positie van de politie gaat stutten bij partners die zelf administratieve lasten aan de politie opleggen. Ik denk dat het gewoon verstandig is dat die deskundigencommissie – dat onderstreep ik – gaat laten zien dat het niet alleen bij de politie zelf ligt, dat zij ook andere partners de spiegel voorhoudt. Ik verwacht daar eerlijk gezegd veel van.
Mevrouw Kuiken had nog een paar voorbeelden van de verhoging van de administratieve lasten en noemde daarbij de stelselvoorziening geweldsaanwending. Zij vroeg of we die niet anders kunnen inrichten. We hebben bij de stelselherziening nadrukkelijk aandacht voor de administratieve lasten. Die nemen deels toe door de betere registratie, die we ook willen. Maar de administratieve lasten nemen ook af omdat niet van elke geweldsaanwending een geweldsrapportage hoeft te worden opgemaakt. Op dit moment is de veronderstelling dat die twee elkaar in evenwicht zullen houden, maar dit zal ongetwijfeld nog tegen het licht worden gehouden door de commissie die gaat adviseren over de administratieve lasten.
De voorzitter:
Zie ik nou een interruptie in dat non-verbale? Ja, toch wel.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ja, voorzitter. Ik ben toch geïrriteerd, want ik heb even de oude rapporten erbij gepakt, van 2010, 2011 en 2012. Dat zijn bijna letterlijke teksten die ook stonden in de brieven die destijds geschreven zijn door uw voorganger, Minister Opstelten. Echt letterlijk, over wat we nu doen, wat we gaan doen en hoe we het willen borgen voor de toekomst. Daarom heb ik dus geen vertrouwen in deze externe commissie. Er is zelfs een simpel voorbeeld waarin iemand van de politie aangeeft hoe straks dat nieuwe stelsel eruit moet zien en waarom die administratievelastendruk gaat toenemen met functionarissen en welke formulieren erbij komen. Dus mijn oproep is: ga nou gewoon handelen. U heeft zo veel ambtenaren, goede mensen, die precies weten waar het strookt. Er zijn politieagenten die nu al aangeven waar het strookt. Dus doe niet zo'n externe commissie. Zorg ervoor dat binnen uw eigen huis, zo vraag ik netjes via u, voorzitter, er gewoon bij elk proces dat in het leven wordt geroepen, een automatische toets is voor wat dit betekent voor de uitvoering.
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat ik de Minister het woord geef: ik weet dat hij zeker nog een kwartier nodig heeft om te antwoorden. Dat geef ik u even in overweging. De Minister.
Minister Grapperhaus:
Ja, maar ik heb niet een kwartier nodig voor deze ene interruptie. Wat mevrouw Kuiken zegt, doen wij ook. We moeten ook even met elkaar hier bijeen vaststellen dat – zo begon ik ook mijn beantwoording van de vragen van mevrouw Kuiken – er op dit moment al heel veel gebeurt in het wegnemen van die administratieve lasten. De bezetting van wijkagenten wordt ook beter met de Chromebooks waarmee ze werken, die plaats- en tijdonafhankelijk werken mogelijk maken. Dat heb ik zelf ook weer in Groningen door wijkagenten gedemonstreerd gezien. Ik neem er gewoon maar even één voorbeeld uit. Ik kan natuurlijk niet spreken voor commissies uit het verleden, maar ik zeg u dat ik ervoor sta dat het, inderdaad ook met de deskundigheid die bij mijn ambtenaren aanwezig is, buitengewoon goed is dat we een commissie krijgen die twee dingen gaat doen. Ik ga het even snel beantwoorden nu, want het is een stuk herhaling. Punt één: de commissie gaat kijken wat er op dit moment aan administratieve lasten is waarin we heel goed kunnen gaan snijden, stroomlijnen, polijsten, you name it. Daarnaast gaat de commissie ook bekijken hoe we vervolgens voor de toekomst een goed model opzetten, zodat er weer niet allerlei nieuwe lasten bij komen. Tot zover de beantwoording. Mevrouw Kuiken neem ik hier dus serieus ...
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ja, voorzitter ...
De voorzitter:
Pardon, ik bewaak even de orde. Dat was het einde van het antwoord op de interruptie?
Minister Grapperhaus:
Ik wilde nog zeggen, want daar begon ik mijn beantwoording mee, dat we natuurlijk ook de kennis die bij ambtenaren aanwezig is, voortdurend meenemen in het innovatieproces, dat ten aanzien van de administratieve lasten al bij de politie begint. Maar dat zal zeker ook nog door die commissie worden meegenomen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik heb er gewoon geen vertrouwen in, want ik gaf één concreet voorbeeld van iets wat in januari van start moet gaan, waar de Minister zelf verantwoordelijk voor is en waarvan hij zegt: nee, dat is niet zo; valt wel mee met de administratievelastendruk. U geeft één voorbeeld van een mooi resultaat. Natuurlijk krijgt u als u een rondje door het land doet ook positieve voorbeelden. Er gebeurt ook veel goeds. Maar alleen al de mensen die hier in de zaal zitten en betrokken zijn bij de politie, kunnen vijf voorbeelden geven van waar het beter en anders kan en waar u gewoon de sleutel voor in handen heeft. Mijn oproep blijft dus nog steeds: ga niet investeren in een externe commissie waar de deskundigheid ook niet zit, maar pak de sleutel die u al heeft en ga nu gewoon dingen veranderen waar u de eindbaas van bent.
Minister Grapperhaus:
Het is natuurlijk heel jammer dat mevrouw Kuiken er geen vertrouwen in heeft. Maar nogmaals, het gaat niet alleen maar daarom, want die adviezen worden nu ook al heel erg ter harte genomen en juist de politiemensen zelf worden ook betrokken bij het bekijken hoe je in de praktijk dit soort verbeteringen kunt aanbrengen. Maar op een hoger niveau zitten er duidelijk problemen bij die te maken hebben met regelgeving. Ik heb zojuist gezegd dat er ook andere partners zijn die aan de politie allerlei vereisten opleggen. Daarom denk ik dat het echt verstandig is om het op deze manier te doen. Ik heb daar wél vertrouwen in, naast het nog steeds voor de gewone dagelijkse praktijk blijven luisteren naar wat er uit de politiepraktijk komt, respectievelijk van de door u geprezen deskundige ambtenaren.
Ik wilde – als u dat goed vindt, voorzitter – door naar de vragen over het ibo naar de effectiviteit. De eerste boeken van het herziene Wetboek van Strafvordering worden op dit moment geconsulteerd. De politie en OM hebben daarbij gewezen op aspecten die tot lastenverzwaring kunnen leiden. Ik betrek ook die adviezen bij het wetsvoorstel in het kader van de vernieuwing van het Wetboek van Strafvordering. Dat wordt dan ook echt meegenomen voordat we het definitieve conceptwetsvoorstel aan de Raad van State voorleggen.
De voorzitter:
Ik heb namens mijn fractie een korte vraag. Uit mijn hoofd zijn er iets van 100 voorstellen namens de politie gedaan. Die worden daar allemaal in meegenomen?
Minister Grapperhaus:
Ik denk dat die allemaal... Ja, die worden allemaal meegenomen; ik zal het woord «denk» niet gebruiken. Die worden allemaal meegenomen.
De voorzitter:
Oké, daarmee is het rond. De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Grapperhaus:
De heer Van der Staaij vroeg of er druk wordt gezet op het halen van termijnen bij de beoordeling van het geweldsgebruik. Ja. Onderdeel van de stelselherziening geweldsaanwending is het stroomlijnen en verkorten van de procedures voor de beoordeling van geweldsaanwendingen door een aangifte tegen politieambtenaren. Alle ketenpartners streven ernaar om de doorlooptijden van die procedures zo kort mogelijk te houden, met inachtneming van zorgvuldigheid van onderzoek en de beoordeling van de zaak.
De heer Van der Staaij heeft een vraag gesteld, en daarmee kom ik op een volgend onderwerp, over de kwestie van de wijkagenten. Tijdens de begrotingsbehandeling is er een motie over dit onderwerp van een partijgenoot van de heer Van der Staaij, de heer Bisschop, aangehouden in afwachting van het debat over de evaluatie van de Politiewet. De wettelijke systematiek bestaat uit twee elementen: de norm van 1 op 5.000 op eenheidsniveau en de gezagen verdelen de sterkte binnen de eenheid. Op dit moment wordt op landelijk niveau al voorzien in die norm. Voor 99% is de norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners ingevuld. De wet gaat ervan uit dat burgemeesters en officieren van justitie per eenheid het best die verdeling kunnen bepalen. Als de Kamer aanpassingen in de wettelijke systematiek nodig acht, dan zou ik haar willen uitnodigen om dat in samenhang met de reactie op het rapport van de evaluatiecommissie Politiewet, de commissie-Kuijken, te bezien. Ik bespaar u nu verder waar we het toen bij de begroting over hebben gehad; we hebben het toen gehad over artikel 39, eerste lid van de Politiewet.
Mevrouw Arissen heeft gevraagd: de wijkagent is uit de wijk gecentraliseerd, waar is het contact met de wijk gebleven? Uit het rapport van de inspectie blijkt dat, hoewel er nog slagen gemaakt moeten worden, het fundament van de gebiedsgebonden politiezorg gelegd is. Burgemeesters oordelen positief over de samenwerking met basisteams. De politie streeft naar een aanwezigheid in de wijk op een eigentijdse manier. Daaraan wordt invulling gegeven door het realiseren van pop-up politiebureaus – ik ben zelf in zo'n pop-up politiebureau geweest in het oosten des lands – wijktafels of een politiebus of -tent op uiteenlopende locaties, zoals winkels of buurtcentra. Daarnaast is aan de norm voor de bezetting van wijkagenten voldaan en kunnen agenten ook steeds beter plaats- en tijdonafhankelijk werken, onder andere dankzij de door mij zojuist al genoemde Chromebooks, die steeds meer worden uitgerold. Ik zie u kijken, maar dat zijn dus gewoon ongeveer iPads, waarmee men niet aan een tijd of een plaats gebonden is voor raadpleging van data en het invoeren daarvan.
De heer Van der Staaij heeft nog gevraagd hoe het zit met de motie inzake aansluiting wijkagenten en lokaal werkende recherche. In mijn brief van afgelopen maandag gaf ik aan dat de politie gaat bekijken hoe de verbinding tussen de basisteams en de rechercheonderdelen kan worden verbeterd. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten daarvan nader informeren. Dan zie ik de voorzitter al kijken of ik daar een termijn bij kan noemen. Ik beloof dat ik daar in de tweede termijn een termijn aan zal plakken, zeg ik via u tot de heer Van der Staaij.
De voorzitter:
Er is toch nog een interruptie op het vorige punt door mevrouw Arissen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik zat even te twijfelen, daarom was ik iets te laat. De Minister zegt: ook de burgemeesters zijn lovend over het contact met de regionale bezetting en met de wijkagenten. Maar nu zei vorig jaar burgemeester Broertjes van Hilversum: ik ben eigenlijk het hele contact met de agenten kwijt en dat zou eigenlijk terug moeten komen. Wat heb je aan pop-up politiebureaus als je als burger gewoon naar je vaste kleine wijkpolitiebureautje zou willen voor het gezicht van de wijk en voor bescherming?
Minister Grapperhaus:
Het lokaal gezag, de burgemeester stuurt op de politie. Het gaat er natuurlijk om of die politieagent, die wijkagent bereikbaar is en niet zozeer om het politiebureau.
De voorzitter:
Het antwoord heb ik er wel in gehoord, maar ik ga niet over wat mevrouw Arissen daarvan maakt. Ze heeft een vervolgvraag; wel kort, alsjeblieft.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ja, voorzitter. Ik blijf erbij dat burgemeester Broertjes vorig jaar in, dacht ik, de Volkskrant heeft gezegd: het contact met agenten ben ik kwijt. En: je moet het politieapparaat niet zien als iets waarbij je vanuit de centrale regie in Den Haag aan de touwtjes trekt; ik wil dat contact met de wijkagent terug.
Minister Grapperhaus:
Ik ga over de nationale politie, niet over burgemeester Broertjes, in ieder geval niet over wat hij in de krant zegt. Hij is het lokale gezag en hij bepaalt dat, niet ik.
De voorzitter:
Ondanks al die non-verbale uitingen, vervolgt de Minister nu zijn betoog, want ik kijk ook naar de klok. En het antwoord was duidelijk, zeg ik objectief.
Minister Grapperhaus:
Dan heeft mevrouw Buitenweg van GroenLinks gevraagd naar de boa's. De commissie-Kuijken beveelt aan dat de politie meer regie moet nemen over de boa's. Dan gaat het over de boa openbare ruimte. Die heeft een aantal bevoegdheden gericht op de aanpak van overlast, kleine ergernissen en andere feiten die de leefbaarheid aantasten. Ik deel uw opvatting dat er goede en voldoende samenwerking moet zijn. Dat moet heel duidelijk zijn. Dit is echt zo'n punt waar ik straks uitvoerig op terugkom bij de reactie op het rapport-Kuijken. Die visie heb ik ook vorig najaar in het AO Verkeer al aan u toegezegd, althans aan uw Kamer. Datzelfde geldt eigenlijk voor de vragen die de heer Van der Staaij op dat punt heeft gesteld.
De heer Rutte had een vraag over burgerparticipatie. De politie omarmt dat idee van burgerparticipatie en ontwikkelt ook een nieuwe visie. Mede onder invloed van lokaal veiligheidsbeleid wordt voor de politie het belang van samenwerking met partners en met burgers steeds groter. Daar waar de politie in het verleden als enige in de frontlinie stond, staat de politie nu steeds vaker schouder aan schouder met de gemeente, wooncorporaties, andere partners en ook met burgers in de wijk. Er worden nieuwe apps ontwikkeld, zoals BART!. Wijkagenten draaien mee in de buurtpreventieapps. Sommige eenheden werken mee met verbeterde buurtapps of participeren digitaal via sociale media en webcareteams.
Mevrouw Kuiken had een vraag over Burgernet en AMBER Alert. Ik wil meteen even heel kort direct antwoorden op uw vraag, want zo heeft u mij in december ook gehoord. Dan moet ik die vraag er natuurlijk ook even letterlijk bij pakken. Houden we dat in stand? Ik heb u gezegd dat we de voorziening AMBER Alert of zoiets moeten continueren. Burgernet is een samenwerkingsverband van politie en gemeenten en wordt ingezet om burgers te betrekken bij veiligheid in de omgeving. Burgernet 2.0 is vorig jaar na een openbare aanbesteding vergund. In de bouw daarvan is enige vertraging ontstaan, dus dat zal ongeveer na de zomer gereed zijn. Echt, ik heb u eerder gezegd in een wisseling met de Kamer dat het belang van de opsporing van het vermiste kind niet ter discussie staat. Daarbij zijn er overigens verschillende middelen. We hebben Burgernet, Vermist Kind Alert en AMBER Alert. De politie heeft enige tijd geleden geconcludeerd dat in het kader van doelmatige en rechtmatige bestedingen van overheidsgeld nou eenmaal de dienst AMBER Alert ook, net als Burgernet en allemaal andere dingen, na verloop van tijd moet worden aanbesteed. Daarvoor gelden regels die voortvloeien uit de aanbestedingswetgeving, zoals het non-discriminatiebeginsel. Zoals eerder gemeld stelt de politie gewoon de voorwaarden op voor de functionaliteit van de dienst. Ik ga me verder niet uitlaten over die aanbestedingsperiode. Maar goed, die moet uiteraard geheel volgens de wet worden gevolgd.
De heer Arno Rutte (VVD):
Mijn zorg is niet helemaal weg, maar laat ik beginnen met Burgernet. De Minister zegt in een bijzin: er is wat vertraging met de oplevering. Maar Burgernet is vorig jaar per aanbesteding gegund aan een partij. Het zou nu ongeveer opgeleverd moeten zijn. En nu gaan we in een bijzin al richting «na de zomer». Wanneer is het klaar? Wat mogen we verwachten? Heeft het ook budgettaire consequenties? En wat zegt dat over het vertrouwen dat we mogen hebben in dat aanbesteden en daadwerkelijk opleveren? Gaat het hier, wat we nu al zo vaak zien bij andere ICT-programma's, ook verkeerd?
Minister Grapperhaus:
Burgernet is vorig jaar na een openbare aanbesteding vergund, heb ik gezegd. Zo moet het nou eenmaal gebeuren. Vervolgens is er in de bouw enige vertraging ontstaan. De politie kijkt heel kritisch mee bij die bouw. In september is Burgernet 2.0 gereed, wordt mij net gezegd.
De heer Arno Rutte (VVD):
Dat is in ieder geval een harde datum. Het loopt dan wel heel fors uit op een aanbesteding die zo kort zou duren. Op een bouwtraject van een jaar lopen we dus dubbel uit de tijd. Maar de vraag is ook of dat dan allemaal wel goed komt, want het ambitieniveau van Burgernet is heel hoog. Er wordt heel erg gecommuniceerd wat men allemaal wel niet kan. Er wordt zelfs gezegd: wellicht kunnen we ook wel in crisiscommunicatie het een en ander doen. Het wordt allemaal heel erg opgelierd. Er wordt ook gezegd: we doen ook aan vermissing en dergelijke. Dat zijn de dingen die AMBER Alert juist heel goed doet. Kan Burgernet dat ook echt allemaal, gezien het feit dat nu al een en ander uit de planning loopt? Maar is er inderdaad ook een soort ambitie om AMBER Alert dan te incorporeren in Burgernet? Of zie ik spoken?
Minister Grapperhaus:
Op dit punt overvraagt u mij eerlijk gezegd, want waarom die bouw dan toch nog bepaalde hiccups heeft ontmoet, weet ik niet. Dat moet allemaal in het openbare aanbestedingsproces zijn verdisconteerd. Het enige is dus dat ik u de datum van september 2018, waarop het gereed is, kan noemen.
Mevrouw Kuiken vroeg nog naar het rapport over aangifte. Wil de Minister het ARK-advies overnemen om te monitoren waarom aangiften uit het proces vallen? Het focusonderzoek van ARK is een nieuw type kort onderzoek. Het geeft over het algemeen een positief beeld. Van de aangiften die worden onderzocht wordt 70% binnen tien dagen opgepakt. Het type onderzoek van ARK is niet bedoeld om generalistische conclusies te trekken, dus ik zie op dit moment geen aanleiding om het screeningsproces van aangiften extra te monitoren. Als uw vraag doelt op onderzoeken naar het in beeld brengen van de mate van criminaliteit, dan verwijs ik naar eerdere AO's Criminaliteit en mijn daarover gedane toezeggingen. Als u daarentegen doelt op capaciteit en de verdeling van sterkte, dan zeg ik, zoals ik in het voortgangsbericht heb gezegd, dat ik daarover in gesprek ben met de politie en de gezagen, maar dat weet u.
Mevrouw Buitenweg heeft nog gevraagd naar de verwarde personen. Het Schakelteam voor personen met verward gedrag komt dit voorjaar met zijn nieuwe monitor. We trekken daar samen op met VWS. Zoals ik al aangaf, horen verwarde personen niet thuis in de cel. Er komt in het voorjaar een brief van mij, samen met de Minister van VWS. Politie, VWS en ik praten daar volgende week met elkaar over. Ik wil u hier echt zeggen: ik heb de afgelopen twee maanden ook uitgebreid gesproken met nieuwe vormen van opvang die in Den Haag en Amsterdam zijn opgezet, ook met de mensen die de psycholance bedienen. Dat is eigenlijk niet het juiste woord, maar goed, men begrijpt wat ik bedoel. Ik vind dat zeer hoopgevende projecten, die in ieder geval in die keten de onderdelen vervoer en opvang al doen. Maar het gaat natuurlijk daarna ook nog om de beveiligde bedden. Dat is ook een problematiek waarover we zeer goed in gesprek zijn en waarover ook positieve geluiden komen vanuit de zorgverzekeraars. Ik hoop dus dat we met die brief verder komen, en aan de hand daarvan natuurlijk ook met uw Kamer.
Ik kom op een volgende vraag van mevrouw Buitenweg. Die betreft het stroomstootwapen. Ik verwacht het evaluatierapport, aangevuld met het standpunt van de politie, voor de zomer aan uw Kamer te kunnen sturen. Dan wou ik ingaan op de cijfers op het gebied van het gebruik. De vraag of een stroomstootwapen deel moet gaan uitmaken van de standaardbewapening van de politie zal worden beantwoord aan de hand van dat rapport. Hetzelfde geldt voor de effectiviteit, risico's en dergelijke.
Over de ggz vroeg u eigenlijk: gaat de politie altijd naar meldingen bij de instellingen of legt men ook de bal bij de ggz? Als een ggz-instelling 112 of de Meldkamer belt, komt de politie altijd ter plaatse en ter plaatse beoordeelt de politie dan, samen met de psychiater, wat de situatie is en ook wat het handelingsperspectief is.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik denk dat de Minister eigenlijk een heel andere positie nastreeft en dat is als voorzitter van deze commissie, maar dat kan misschien nog in een volgend leven!
Wat betreft de ggz snap ik heel goed dat de politie er altijd heen gaat als er een oproep is, maar mijn punt is dat je kan zien dat sommige ggz-instellingen structureel vaak de politie inroepen en andere heel veel minder. Mijn punt is niet of je op dat moment, wanneer er een probleem is, de discussie moet aangaan, maar of er met de instellingen die heel vaak de politie inschakelen structureel het gesprek wordt aangegaan, want misschien zit er dan iets niet helemaal goed in de wijze waarop deze ggz-organisatie alles heeft georganiseerd.
Minister Grapperhaus:
In beginsel, en dat is in de regel ook echt zo, hebben politie en ggz-instellingen gewoon heel goede afspraken met elkaar over wanneer men komt en wat de procedure dan is. Maar goed, ik zit te denken: we kunnen in die brief daar misschien nog wat over zeggen.
Ik begin het einde te naderen, mevrouw de voorzitter. Vooral bewonderenswaardig van de mensen in de zaal die dit allemaal zo lang moeten aanhoren!
Over de integriteit van aanbestedingen en dergelijke: het klachtenmeldpunt inkoop biedt alle natuurlijke personen en rechtspersonen de mogelijkheid om een klacht in te dienen – dat wilde ik hier nog eens benadrukken – over de handelwijze van de politie als aanbestedende dienst. De afhandeling van die klachten inzake mogelijke integriteitsschendingen wordt in samenspraak met de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten uitgevoerd. De WOB-coördinatiedesk is niet betrokken bij die maatregelen rondom aanbestedingen, maar werkt zorgvuldig en draagt zorg voor tijdige afhandeling van WOB-verzoeken. Een klachtenprocedure is voor potentiële klagers weergegeven in de aankondiging van de betreffende aanbesteding op TenderNed. Dus daar kan iedereen ook per aanbesteding terugvinden hoe die klachtenprocedure werkt. De Kamer wordt indien nodig ingelicht over de inhoud van de WOB-stukken, wanneer ze de verzoeken en de WOB-stukken ontvangt.
Dan heb ik nog de vragen van mevrouw Arissen over de situatie rondom dieren. Afgelopen jaren heeft de politie veel aandacht besteed aan de cursussen op het gebied van dierenkennis: via interne communicatie, op bijeenkomsten en doordat taakaccenthouders actief kennis gingen verspreiden onder hun collega's, zodat niet alleen die taakaccenthouders aan de lat staan maar ook anderen. En de politie gaat ermee door. De basisopleiding voor allroundpolitiemedewerkers leidt politiemedewerkers op voor opsporing, hulpverlening en optreden bij openbareordeproblematiek. Daar komen allerlei strafbare feiten en veiligheidsproblemen aan de orde. Er is ook een afzonderlijk lesblok gewijd aan handhaving dierenwelzijn. Ik denk dat het belangrijk is dat je zo ook de integraliteit waarborgt in de opleiding.
De stand van zaken van het wetsvoorstel houdverbod is dat het dit voorjaar in consultatie gaat.
Mevrouw Arissen had nog een vraag over de afname van de honden bij de particuliere hondenscholen die bij de KNPV zijn aangesloten. De uitzending van Rambam maakt duidelijk dat bij één of meer particuliere hondenscholen, waaronder die welke zijn aangesloten bij de particuliere KNPV, zich incidenten hebben voorgedaan. De politie betrekt honden grotendeels van particuliere hondenscholen die bij die KNPV zijn aangesloten. Kern van het probleem is het ondeskundige en onjuiste gebruik van bepaalde correctiemiddelen, waaronder de stroomhalsband. De Minister van LNV heeft recent in antwoord op Kamervragen van u, mevrouw Arissen, aangegeven dat het streven is om het wijzigingsbesluit per 1 juli 2018 in werking te laten treden. In het wijzigingsbesluit wordt het gebruik van de elektronische halsband alleen onder voorwaarden toegestaan. Het onderdeel waarin die voorwaarden worden uitgewerkt, zal vanwege de uitwerking ervan later in werking treden. Maar ik wil hier duidelijk zeggen: als de politie weet heeft van structurele misstanden bij een hondenschool, dan doet ze daar geen zaken mee en als er strafbare feiten worden geconstateerd, gaat ze daarmee aan de slag.
Dan heb ik nog een laatste vraag, van de heer Van der Staaij, over de reistijden naar de cellencomplexen. Wordt daar actie op ondernomen? Recent is de businesscase gereedgekomen over samenwerking van vervoer tussen DJI en de politie, juist om het vervoer efficiënter te maken. De eerste pilot loopt nu in Den Haag. Er wordt nu ook al gebruikgemaakt van horecabussen om grote groepen gezamenlijk te vervoeren. Het zijn cellenbussen, wordt hier gezegd.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn. De tweede termijn gaat helaas niet lukken. Ik ga het als volgt doen, want dat scheelt een inleiding: ik ga iedere collega tijd geven voor één interruptie op de Minister, dus één vraag die misschien onbeantwoord is gebleven. We interrumperen elkaar dus niet. We stellen kort een vraag, zodat de Minister nog kan antwoorden en we toch kunnen afronden. Mevrouw Kuiken namens de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik heb besloten om een VAO aan te vragen, want ik heb nog te veel vragen over en ik vind een aantal vragen ook niet afdoende beantwoord. Dus dat ga ik doen.
Ik heb nog één concrete vraag: hoe zit het nu met de capaciteit van het Bureau Vermiste Personen?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Dam namens het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Ik ga ook een VAO aanvragen. Dat kan niet? O, dat is al gebeurd. Nou, dan sluit ik me daarbij aan. Kan dat wel? In ieder geval wil ik een motie indienen over de ICT, zowel wat betreft de datum van indienen van het plan – dank aan de Minister dat hij dat plan toezegt, maar ik vind echt dat het voor de zomer moet komen – en omdat ik vind dat de voormalige Review Board in meerdere mate betrokken moet worden bij de opstelling voor de dakpanconstructie.
En nog één opmerking: ik heb gisteren niet beweerd dat de DKDB zou moeten worden uitgevoerd. Dat is meer een punt van orde, een correctie. Ik heb hooguit iets gezegd over een team bedreigde journalisten, maar niet over de DKDB.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Den Boer.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik wil de Minister danken voor de uitgebreide beantwoording van de vragen. Ik heb nog een vraag over politieonderwijs. Ik zou toch eigenlijk wel heel graag een brief zien van de Minister, voor de zomer, voor het zomerreces, met instroomcijfers en daarin gearticuleerd de besteding van de middelen die zijn vrijgemaakt in het regeerakkoord. Dan gaat het over wat voor soort politieagenten wij kunnen verwachten voor de toekomst, hoeveel daarvan hbo-opgeleid zijn en echt ook een prognose voor de komende jaren: wat kunnen wij verwachten ten aanzien van de uitstroom, ook in de politieorganisatie?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Op de werkvloer gist het op dit moment. Daar loopt het over. Er is serieuze overbelasting en onderbezetting. Dan komt de Minister met een plan van aanpak, en daar heb ik een vraag over. Wordt dat weer zo'n duur consultancyding zoals we vaker hebben gehad of wordt dat een serieus plan? Hoe zijn agenten daarbij betrokken? En zijn ook alle politievakbonden betrokken bij het opstellen van dat plan?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Rutte.
De heer Arno Rutte (VVD):
Mijn vraag over Burgernet is blijven liggen. Ik ben erg geschrokken van het feit dat het zo verschrikkelijk uit de planning loopt dat we eigenlijk al aan een verdubbeling van de looptijd zitten en maar moeten zien wat dan uiteindelijk opgeleverd wordt. Tegelijkertijd publiceert Burgernet allemaal ronkende verhalen over wat het allemaal kan. Daar staan zelfs kindalarmeringen en al dat soort zaken in. Kan de Minister hier toezeggen dat als Burgernet wordt opgeleverd, het doet wat is afgesproken maar zich ook niet heeft uitgebreid naar domeinen waar nu andere belanghebbenden dingen heel erg goed doen?
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel. Ik wil graag een brief van de Minister over Interpol. Daar werkt de nationale politie natuurlijk veel mee samen. Wij hebben gezien dat Interpol veel giften heeft geaccepteerd in de afgelopen jaren. Honderden miljoenen.
De voorzitter:
Mag ik u onderbreken? Dat is een nieuw punt. U kunt het vragen, maar...
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ja, kijk: normaal gesproken zou ik een tweede termijn hebben gehad en ik wil dit punt wel degelijk maken.
De voorzitter:
Ik geef de Minister in overweging dat u een brief vraagt, maar garanties hebt u niet.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Er is normaal gesproken een tweede termijn. Er worden op dit moment geen giften meer geaccepteerd van de tabaks-, de wapen- de alcohol-, de seks- en de gokindustrie. Dat moest er nog eens bijkomen. Wel worden er nog steeds externe fondsen geworven en ik wil graag een reactie van de Minister daarop in een brief. Wat voor fondsen vindt hij wel aanvaardbaar en wat zijn de criteria daarvoor?
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Arissen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter. Ik heb vijf concrete vragen gesteld over de dierenpolitie. Ik zou die graag beantwoord willen zien, maar omwille van de tijd schriftelijk. Dat wil ik de Minister vragen. De vragen over de stroombanden die wij gesteld hebben, heeft de Minister zelf beantwoord en niet de Minister van LNV. In die antwoorden stond dat hij ook de toezichthoudende diensten zou vragen om op te sporen welke misstanden er zijn en hoeveel misstanden er op die hondenscholen plaats hebben gevonden of nog vinden. Heeft de Minister daar al zicht op?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter, één vraag nog over de lokale verworteling van de politie. Op de juridische aspecten en de structuurkanten komen we bij de commissie-Kuijken nog wel terug. Nu meer praktisch: zou de politieorganisatie dit ook kunnen oppakken door met de nieuw te kiezen gemeenteraadsleden actief in contact te treden over de mogelijkheden en de onmogelijkheden van die lokale betrokkenheid bij veiligheid?
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik heb zelf nog de vraag open of er in de brief, die de Minister samen met de Minister van VWS rond de zomer naar de Kamer stuurt over de brede aanpak problematisch alcoholgebruik, meegenomen zou kunnen worden de mogelijkheid om van het gebruik van middelen, dus onder invloed van middelen geweld gebruiken, een zelfstandige strafverzwaringsgrond te maken.
Dan geef ik meteen het woord aan de Minister.
Minister Grapperhaus:
Dan ga ik er enigszins rap doorheen. Het punt van de heer Van der Staaij zal ook aan de orde komen in de reactie op het evaluatierapport Kuijken. Ik heb u gezegd dat ik aan het kijken ben hoe we meer evenwicht lokaal-nationaal aan de orde kunnen stellen. Het is genoteerd en ik zal daar nader op ingaan.
Het punt van mevrouw Helder zal in de betreffende brief tegen de zomer aan de orde komen. Dat kan ik toezeggen. Ik wil nog wel heel even overleggen, want misschien is het verstandiger om dat in een separate brief nog aan de orde te stellen, omdat het onderwerp misschien een beetje losstaat. U krijgt er of een separate brief over, of het wordt in de brief meegenomen.
De heer Van Raak had een vraag gesteld over een actieplan dat ik niet helemaal goed kon plaatsen. Wanneer hij bedoelt het actieplan waar wij in mei mee komen op het gebied van ziekteverzuim en langdurig ziekteverzuim, dan wordt dat ook met de medezeggenschap in de politie opgepakt.
Dan was er een brief over Interpol. Het is misschien aardig om uit het bericht wel alvast één ding te halen, en wel dat Nederland samen met acht andere landen al in 2012 een protestbrief naar Interpol heeft gestuurd en heeft gezegd: wij zien hier een groot gevaar van belangenverstrengeling. In dezen wil ik u zonder meer aankondigen respectievelijk toezeggen – maar als u het niet had gevraagd, dan had ik het ook gedaan – dat er een brief zal komen over deze kwestie, want ik vind dit een majeure kwestie, om het zo maar te noemen. U wilt termijnen horen. Het lijkt mij dat wij die brief eind april kunnen sturen. Me dunkt, het is al 15 maart.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het is volgens mij...
De voorzitter:
Zo snel mogelijk?
Minister Grapperhaus:
Zo snel mogelijk, absoluut zo snel mogelijk. Ik hoop dat u uit mijn toon en woorden hoort dat ik dit zelf een belangrijke kwestie vind.
Burgernet doet datgene wat is afgesproken, wat is vastgelegd.
De capaciteit op het punt van de verwarde personen is op orde, maar dat gebeurt op dit moment wel deels met inzet van tijdelijke krachten. Dat was de vraag, dacht ik. O, vermiste personen. Sorry, vermiste personen, excuus.
Dan vroeg mevrouw Arissen nog een brief, maar op welk punt was dat nu?
De voorzitter:
Ik heb genoteerd de opleidingen en het gebruik van die halsband.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ja, ook. Dat was nog een aanvullende vraag. Maar ik had nog vijf concrete vragen gesteld over de dierenpolitie in mijn bijdrage. Omwille van de tijd – het is 13.05 uur – zou ik de Minister willen vragen of hij die vragen schriftelijk zou kunnen beantwoorden, voorzitter.
Minister Grapperhaus:
Hoewel ik meen daarop te zijn ingegaan, zal ik daar een brief over sturen. Ik zeg niet uit flauwigheid dat ik meen daarop al te zijn ingegaan, maar ik wil geen verwachtingen bij u wekken. Niet dat u na lezing van de brief straks denkt: dat heb ik eerder gehoord. Het was namelijk vandaag dat u het hebt gehoord.
Voor het systematisch uitrollen van de exitgesprekken over de hele politieorganisatie wordt nu gewerkt aan een plan om dat inderdaad in te gaan voeren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we toch aan het einde van de tweede termijn gekomen. Ik zal eventjes de toezeggingen noemen. Ik heb drie toezeggingen genoteerd.
– Er komt een ICT-plan voor de komende jaren naar de Kamer, direct na het zomerreces.
– Er komt in het voorjaar een brief naar de Kamer van deze Minister en de Minister van VWS over het schakelteam verwarde personen.
– Er komt rond de zomer ook een brief van deze Minister en de Minister van VWS over geweld onder invloed van middelen. Dat wordt misschien een aparte brief; dat is nog aan de Minister zelf om te bepalen.
Dan heb ik nog wat punten genoteerd, die niet echt toezeggingen zijn. Er komt in mei een plan van aanpak naar de Kamer voor het ziekteverzuim, waar ook de re-integratie in zit, in reactie op de vraag van collega Van Raak. Dat was al toegezegd. Daarom heb ik het ook niet als aparte toezegging genoteerd.
De tweede niet-expliciete toezegging is dat er een capaciteitsbrief komt over de besteding van het vrijgekomen geld, het «extra geld», zoals de Minister het noemt. En het derde punt dat ik genoteerd heb: dat er een reactie komt op het rapport van de commissie-Kuijken, wisten we allemaal al, maar daar zit ook de vraag in van collega Van der Staaij over de aansluiting tussen wijkagent en recherche.
Als laatste: er komt zo spoedig mogelijk een brief over Interpol. Er is ook nog een brief toegezegd aan mevrouw Arissen. Zij zegt: over vijf vragen. Dat laat ik geheel aan de Minister over, want ik had wel een aantal antwoorden genoteerd. Er komt in ieder geval een brief. U hebt toch een toezegging gekregen, mevrouw Arissen.
Dan rond ik af, maar niet dan nadat ik nog gezegd heb dat er een VAO is aangevraagd door mevrouw Kuiken, waar zich de heer Van Dam bij heeft aangesloten. Dat wordt geagendeerd.
Mevrouw Den Boer meent dat een vraag van haar niet beantwoord is. Volgens mij is alles beantwoord.
Mevrouw Den Boer (D66):
Mag ik dat toelichten?
De voorzitter:
Als het in tien seconden kan.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ja, ik heb een brief gevraagd over politieonderwijs. Ik heb vier vragen gesteld in mijn bijdrage. Kan de Minister voor de zomer een brief sturen met een integraal overzicht en een prognose van instroom en uitstroom bij de politieacademie?
Minister Grapperhaus:
Ja. Dat zullen we doen. Voor de zomer. Hebben we nu de toezegging op het punt van de heer Van Dam over de ICT genoemd?
De voorzitter:
Ja, dat was de eerste toezegging. Een ICT-plan voor – ik citeer – «de komende jaren» komt naar de Kamer direct na het zomerreces.
Minister Grapperhaus:
Ja.
De voorzitter:
Dan dank ik u allen voor de aandacht, mijn collega's voor hun inbreng, de Minister en zijn ondersteuning en de korpschef voor hun aanwezigheid, en de mensen die dit debat van een afstand hebben gevolgd.
Sluiting 13.09 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29628-774.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.