4 Nederlands Herstel- en veerkrachtplan

Aan de orde is het tweeminutendebat Nederlands Herstel- en veerkrachtplan (CD d.d. 17/11).

De voorzitter:

Thans is aan de orde het tweeminutendebat Nederlands Herstel- en veerkrachtplan. De commissievergadering over dit onderwerp vond plaats op de 17de november jongstleden. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Financiën; fijn dat u bij ons bent.

De heer Van der Lee heeft niet deelgenomen aan het commissiedebat. Desondanks vraagt hij toestemming om toch hier het woord te mogen voeren. Ik vind eigenlijk dat hij dan eerst moet afwassen in de kantine of zo. Maar goed, ik stel toch voor, tenzij daar bezwaar tegen bestaat, om hem aan het woord te laten. Voor straf moet hij natuurlijk wel als laatste spreken.

Dan gaan we luisteren naar de eerste spreker van de zijde van de Kamer en dat is mevrouw Gündoğan van de fractie van Volt. Zij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Dank u wel, voorzitter, en ook dank aan de collega's dat dit debat kan plaatsvinden want ik moest vorige week vanwege een hele drukke agenda heel snel weer weg. Dus ik begin snel. Een korte vraag en twee moties.

De minister gaf in het commissiedebat vorige week aan dat de deadline voor indiening van de plannen van april 2022 ruimschoots gehaald zal worden en dat hij verwacht dat de Kamer in de lente een conceptplan voorgelegd krijgt. Als de Kamer en de decentrale overheden pas in de lente meegenomen worden, zie ik vrijwel geen tijd meer voor inspraak. Kan de minister ons nu, los van de formatietafel, een realistischer indicatie geven van het tijdpad wat betreft het consulteren van de Kamer en de decentrale overheden voor zowel de hervormingsplannen als de besteding van de RRF-gelden? Want VNG en IPO wachten met smart.

Dan de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de formerende partijen onderhandelen over de besteding van de RRF-gelden die beschikbaar zijn voor Nederland;

verzoekt de regering de gelden uit het herstelfonds te besteden naar de geest van het Europees Herstelfonds, oftewel: nieuwe investeringen die een impuls geven aan de economie en Europa zo uit de crisis investeren (bouwsteen 2), in plaats van aan incidentele middelen uit de nationale begroting (bouwsteen 1),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gündoğan, Dassen en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 1795 (21501-07).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat vrouwen disproportioneel hard getroffen zijn door de gevolgen van de COVID-19-pandemie;

constaterende dat de VN waarschuwen voor wereldwijde achteruitgang op het gebied van gendergelijkheid als gevolg van de pandemie en daarbij verwijzen naar de ongelijke werk/zorgverdeling;

overwegende dat lidstaten, volgens de Europese regeling over de RRF-plannen, geacht worden uiteen te zetten hoe de nationale RRF-plannen bijdragen aan gendergelijkheid en gelijke kansen en daarbij tevens een samenvatting te verschaffen van het consultatieproces met relevante nationale stakeholders;

verzoekt de regering om conform de Europese RRF-verordening het perspectief van gendergelijkheid en gelijke kansen nadrukkelijk te incorporeren in de planning, uitvoering en evaluatie van de nationale RRF-plannen;

verzoekt de regering om tegemoet te komen aan de voorwaarden van de Europese regeling over de RRF-plannen op het gebied van gendergelijkheid en gelijke kansen, en de Kamer hierover voor het kerstreces te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gündoğan, Dassen en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 1796 (21501-07).

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Ik word volgens mij steeds beter in snel praten, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, maar dan krijgt u ook nog een interruptie. Haal maar even goed adem.

De heer Hammelburg (D66):

Een heel korte en een hele technische. Het kerstreces is al over drieënhalve week. Stel voor dat het kabinet zegt dat dat een beetje snel is en vraagt of het iets later mag. Zou Volt daarmee dan akkoord gaan?

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Het is niet zo dat Volt daar nou een groot punt van wil maken, maar het hele RRF-traject begint onderhand wel een beetje gênant te worden. We zijn het enige land dat nog geen plannen heeft ingediend, waarbij de decentrale overheden er ook nog niet in zijn meegenomen. Ik maak mij ernstig zorgen om de totale omvang. Dus om van dat ene specifieke punt nu meteen een drama te maken, nee, maar ik ben wel heel teleurgesteld over de gang van zaken. Dat wel.

De voorzitter:

We maken er geen drama van.

De heer Alkaya (SP):

Ik heb een vraag om de motie van Volt goed te begrijpen. Een van de voorstellen gaat bijvoorbeeld over het bevorderen van de binnenvaart. Als het bevorderen van de binnenvaart niet bijdraagt aan gendergelijkheid, is Volt dus tegen dat plan.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Nou maakt u het zwart-wit. De tijd was ontoereikend om het in de context te plaatsen. We hebben het in Nederland gezien bij de covidpandemie. Als er in een gezin anderhalf inkomen was en de man zijn baan verloor, kwam het allemaal bij de vrouw terecht. Dan werkte zij door en werd het gezin extra hard getroffen. Om de binnenvaart — één micro-onderdeel — en de manier waarop die door de covidpandemie is getroffen eruit te halen, lijkt mij niet aan de orde. Wij willen graag meenemen dat vrouwen in de economie vaak worden vergeten. De 30% en 27% die al geoormerkt zijn, betreffen niet sectoren waar veel vrouwen werken. Daarom verzoeken wij om aandacht voor de gendergelijkheid en de gezinnen.

De voorzitter:

Helder. Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Inge van Dijk van de fractie van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga beginnen met de motie, omdat twee minuten kort is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de voor Nederland gereserveerde middelen uit het Europese coronaherstelfonds (RRF) ingezet worden ten behoeve van de uitvoering van het beleid van het nieuwe kabinet om de Nederlandse economie vitaler en meer toekomstbestendig te maken;

constaterende dat alle Europese lidstaten inmiddels een herstelplan hebben ingediend bij de Europese Commissie behalve Nederland;

overwegende de brief van het kabinet over de ambities en afspraken over het vervolgproces met betrekking tot het Nederlandse RRP d.d. 1 november 2021;

constaterende en hierbij tevens bevestigend dat het Nederlandse herstelplan moet voldoen aan Europese eisen omtrent duurzaamheid, arbeidsmarkt, innovatie en de aanbevelingen uit het Europees semester;

overwegende dat het Nederlandse herstelplan moet inzetten op versterking van het unieke en innovatieve karakter van de Nederlandse economie;

overwegende dat het Nederlandse herstelplan moet bijdragen aan een versnelling van beleid op essentiële opgaven waarvoor Nederland zich gesteld ziet in de komende kabinetsperiode;

verzoekt de regering zo snel mogelijk een herstelplan in te dienen bij de Europese Commissie en daarbij de volgende voorwaarden in acht te nemen:

  • -bij de middelen die worden ingezet, wordt het mkb als norm genomen;

  • -het herstelplan sluit aan bij de Nederlandse klimaat- en energietransitie en de daarbij behorende woningbouwopgave;

  • -middelen worden ingezet voor de digitaliseringsopgave en om heel Nederland te voorzien van snel internet;

  • -middelen worden ingezet om de economische gevolgen van de coronacrisis te mitigeren;

  • -middelen worden ingezet voor her-, om- en bijscholing en om knelpunten op de arbeidsmarkt weg te nemen;

  • -bij de inzet en uitgave van de middelen wordt rekening gehouden met landelijke spreiding;

  • -regio's, provincies, gemeenten en sectoren worden actief bij de totstandkoming en uitvoering van het herstelplan, zowel voor- als achteraf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 1797 (21501-07).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ten slotte wil ik de minister nog bedanken voor het feit dat hij in het commissiedebat heeft willen toezeggen dat hij bij de uitvoering van de motie-Palland ook een concurrentie-analyse gaat maken van wat RRP's van andere lidstaten betekenen voor de Nederlandse concurrentiepositie en het Europese speelveld. Dat is belangrijk om te weten voor ons bedrijfsleven, waaronder de maakindustrie.

Dank je wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik neem aan dat al die afkortingen gesneden koek zijn voor financiële woordvoerders. Eén vraag van meneer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ja, één vraag. Ik hoor heel veel voorwaarden. Maar mijn vraag aan het CDA, dat aan een andere tafel aan het onderhandelen is, is of het gaat om additionele projecten. Een van de voorwaarden is om het in overleg te doen met andere partijen. Of gaat het alleen maar om de financiering van plannen die door de coalitie in de onderhandelingen over het nieuwe regeerakkoord worden bedacht?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik denk dat u op het laatste punt doelt. Daar gaat het over het erbij betrekken van lokale en provinciale overheden. Een van de voorwaarden is dat de plannen een breed draagvlak moeten hebben. Anders zal de uitvoering waarschijnlijk tekort gaan schieten. In de verschillende commissiedebatten hebben wij daar meermaals aandacht voor gevraagd. Ook hebben we er al eerder een motie over ingediend. Tot nu toe zien we dat er nog onvoldoende aansluiting wordt gezocht bij onder andere de provinciale overheden, die wij wel heel belangrijk vinden.

De voorzitter:

Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de heer Alkaya van de fractie van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een goed debat gehad met de minister over zaken als Brusselse bemoeizucht en bureaucratie. U had het waarschijnlijk ook mooi gevonden. Ik heb daar geen vragen meer over. Ik beperk me tot het indienen van een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de hypotheekrenteaftrek voor een belangrijk deel terechtkomt bij hoge inkomensgroepen met dure woningen;

overwegende dat de hypotheekrenteaftrek een stuwend effect heeft op de huizenprijzen en dat een verdere beperking daarvan om die reden voor de hand ligt;

van mening dat desondanks de hypotheekrenteaftrek een nuttig instrument kan zijn om huishoudens met modale inkomens te helpen om een huis te kunnen kopen;

verzoekt de regering de hypotheekrenteaftrek niet af te schaffen, maar te beperken door het maximale hypotheekbedrag waarover de rente kan worden afgetrokken stapsgewijs af te bouwen, bijvoorbeeld tot de NHG-grens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya.

Zij krijgt nr. 1798 (21501-07).

De heer Alkaya (SP):

En NHG staat voor Nationale Hypotheek Garantie.

De voorzitter:

Even de ondertiteling; dat wordt gewaardeerd. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van der Lee van de fractie van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank, voorzitter, en dank aan de collega's voor de coulance. Ik had de begroting Buitenlandse Zaken toen het commissiedebat plaatsvond.

Ik sta onder de moties, maar ik zag na dat debat nog een bericht op RTL staan over een boeiende reconstructie uit Wob-stukken van een discussie tussen Financiën en EZK over hoe om te gaan met dit fonds. Daarom vroeg ik net ook aan het CDA: gaat het hier nou om additionele projecten, of gaat het alleen om zaken die op een formatietafel worden uitonderhandeld, of is het, zoals bleek uit de Wob-stukken, eigenlijk een manier om de Nederlandse schuldpositie te verbeteren door die fondsen alleen te gebruiken voor financiering van bestaande activiteiten? Misschien is daar in het commissiedebat al uitvoerig over gesproken, maar ik zou toch graag een bevestiging van de minister van Financiën willen dat het geenszins de bedoeling is om dit Herstel- en veerkrachtfonds te gebruiken om de staatsschuld te verlagen, dan wel alleen maar bestaande activiteiten die we al van plan waren te financieren. Dit temeer daar we die projecten zouden willen ontwikkelen met andere spelers in Nederland — betrokken decentrale overheden en bedrijven — en we ook in het kader van de transitie echt nieuwe initiatieven nodig hebben. Dat is mijn vraag.

De tweede vraag is om duidelijkheid te krijgen over de eis rond hervormingen. Waren bestaande hervormingen, die door Rutte III in gang zijn gezet, bijvoorbeeld de herziening van ons pensioenstelsel, in zichzelf niet al voldoende om een beroep te kunnen doen op het Herstel- en veerkrachtfonds? Waarom met de rug staan naar de hervormingen die al in gang zijn gezet en projectindiening uitstellen voor hervormingen die er vast nog wel aan zullen komen, maar nog ongewis zijn?

Dat waren mijn vragen. Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Heel goed. Vier moties en twee vragen.

Minister Hoekstra:

Voorzitter, dank. Dank ook aan de leden voor de verdere precisering van de dingen die we in het debat al besproken hebben. In die categorie valt ook de vraag van de heer Van der Lee. Ik heb in dat debat betoogd dat dit aan een volgend kabinet is, dat er duidelijke voorwaarden zijn gesteld aan het RRF, dat het een combinatie moet zijn van investeringen in bepaalde zaken maar ook hervormingen, en dat een van de ambtenaren op het ministerie mij er altijd aan herinnert dat money fungible is. Want of je het geld nou in het ene potje stopt en vervolgens met ander geld wat anders doet of precies andersom, dat maakt uiteindelijk niet uit. Het is aan een nieuw kabinet om zich in de volle breedte te buigen over wat te doen op het gebied van hervormingen, wat te doen op het gebied van investeringen en hoe aan te kijken tegen de overheidsfinanciën. Overigens zijn de criteria voor deze 6 miljard wel helder. Dat zou ik willen zeggen in reactie op de heer Van der Lee.

Dan de moties, die — laat ik het voorzichtig zeggen — ook voortborduren op wat er in het debat besproken is. De eerste motie, de motie op stuk nr. 1795, sluit eigenlijk aan bij de vraag van de heer Van der Lee, maar gegeven hoe het op papier staat, moet ik de motie ontraden. In theorie zou men de motie kunnen aanhouden, maar ik moet die ontraden, gegeven alles wat ik daarover in het debat heb gezegd en wat ik net ook in de richting van de heer van der Lee heb gezegd.

Dan de tweede motie van mevrouw Gündoğan.

De voorzitter:

Eén vraag van mevrouw Gündoğan.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Het kan dat ik het verkeerd heb begrepen, maar zegt de minister nou dat het niet uitmaakt uit welk potje je wat betaalt? Begrijp ik dat goed? Want ik probeer de woorden goed te begrijpen.

Minister Hoekstra:

Wij hebben daar uitvoerig bij stilgestaan tijdens het commissiedebat, maar mevrouw Gündoğan had toen de zaal verlaten. Dat is volgens mij ook een van de redenen dat wij nu dit debat hebben. Ik heb toen uitvoerig stilgestaan bij de criteria zoals die gelden voor de RRF. Daar gaat het over investeringen op bepaalde beleidsterreinen — mevrouw Gündoğan zal dat herkennen — en hervormingen. Maar zoals dat typisch gaat bij een nieuwe coalitie, worden de partijen het ook eens over de contouren van wat men acceptabel vindt op het gebied van de schuld. Die twee dingen praten natuurlijk met elkaar. Krijg je geld voor bepaalde investeringen vanuit Brussel omdat je ook bepaalde hervormingen doorvoert, dan hoef je dat geld niet meer uit de normale rijksbegroting te betalen en kun je dat gebruiken voor de schuld. Je kan het ook vice versa doen. Dat maakt in theorie niet uit, want geld is geld.

De voorzitter:

Prima, motie op stuk nr. 1796.

Minister Hoekstra:

Ik las in de media dat mevrouw Gündoğan een Kamerlid is om op te letten, maar dat weet ik al. Dat zal ik ook op dit dossier blijven doen. Ik dank haar voor haar vraag.

Dan kom ik op haar tweede motie. Ik zou willen vragen of ze die zou willen aanhouden. Ik herken wat ze zegt over de gendergelijkheid, die ook wordt aangekaart in de RRF-verordening. Zij heeft het er overigens over om die nadrukkelijk te incorporeren. In de verordening heeft men het woord "nadrukkelijk" niet nodig, maar de doelstelling is dezelfde. Ik begrijp heel goed wat zij verder nog schrijft in het tweede deel van het dictum. Omdat dit echt aan een volgend kabinet is, stel ik haar voor die tweede motie aan te houden.

De voorzitter:

Ik tuur naar mevrouw Gündoğan. Vooralsnog wil ze die niet aanhouden, kijkende naar mevrouw Gündoğan.

Minister Hoekstra:

Sorry, ik doe één ding verkeerd. Ik zat niet goed te lezen in het tweede ding. Over de eerste heb ik gezegd dat ik die in principe zou willen ontraden, maar dat ik aan mevrouw Gündoğan de mogelijkheid wil bieden om die aan te houden. De tweede motie kan ik oordeel Kamer geven, gegeven dat die in overeenstemming is met de zaken die al in de verordening staan. Daarin kan ik haar nog verder tegemoetkomen. De tweede motie kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Heel goed.

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 1797 van het CDA. Ik ben het eens met veel zaken die in de considerans en het dictum genoemd zijn, maar dit gaat wel precies over zaken waar formerende partijen zich over moeten buigen. Ik zou mevrouw Van Dijk willen vragen deze motie aan te houden. Ik verneem via de media dat de formatie geen eeuwigheid meer duurt. Dat zou betekenen dat een volgend kabinet al op vrij korte termijn met de Kamer hierover in debat kan en met de samenleving hierover in debat kan. Het kabinet kan dan ook aandacht vragen voor alle zaken die in deze motie staan.

De voorzitter:

Dan wil ik even weten wat mevrouw Van Dijk gaat doen. Dit is een verzoek van de minister aan het Kamerlid.

Op verzoek van mevrouw Inge van Dijk stel ik voor haar motie (21501-07, nr. 1797) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 1798. Die moet ik ontraden. Ik herken de gestelde beweging als zaken die ook in het SP-programma voorkomen. Daar kan het kabinet, zelfs nu het in demissionaire staat verkeert, zich niet mee verenigen. Ik moet die dus ontraden. Ik weet dat dit geen verrassing is voor de heer Alkaya.

De voorzitter:

Het zal toch een klap voor hem zijn.

Minister Hoekstra:

Het is een klap die hij, hem kennende, manmoedig zal weten te verwerken om vervolgens de motie op een ander moment opnieuw in te dienen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U dreigt nu weg te gaan, maar de heer Van der Lee had nog twee vragen.

Minister Hoekstra:

Die meen ik aan het begin beantwoord te hebben.

De voorzitter:

Zijn die voldoende beantwoord? Ik kijk even naar de heer Van der Lee.

Minister Hoekstra:

De heer Van der Lee was toen met iemand in gesprek. Ik heb toen non-verbaal contact met hem gezocht. Ga ik dan nu horen of dat afdoende is gedaan?

De voorzitter:

Hij blijft zitten, dus laten we snel dit debat beëindigen.

Hartelijk dank aan de minister voor zijn aanwezigheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen we over de moties. Tot zover. Ik schors even en dan gaan we praten over de begroting Ontwikkelingssamenwerking.

Dank u wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven