12 Begroting Justitie en Veiligheid 2022

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022 ( 35925-VI ).

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het debat over de begroting van Justitie en Veiligheid.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter, dank. Voordat ik begin, wil ik uw leden de heer Valstar en mevrouw Podt feliciteren met hun maidenspeech en ze veel succes wensen met hun belangrijke werk als volksvertegenwoordiger.

Er zijn weinig onderwerpen die zoveel sterke, tegengestelde emoties oproepen als juist het thema asiel en migratie. Aan beide zijden van het politieke spectrum leven hierover beelden die recht tegenover elkaar staan. In de beleving van de een worden we overspoeld en bedreigd door hordes kwaadwillende profiteurs en in de beleving van de ander voert dit kabinet hardvochtig, ijskoud en zelfs inhumaan beleid om iedereen maar buiten de deur te houden of te krijgen. Beide beelden zijn vertekeningen. Ik maak me zorgen over de verharding van de tegenstelling die het gevolg is van dergelijke karikaturen. De realiteit is dat we een humaan asielbeleid voeren dat plek biedt aan degenen die onze bescherming nodig hebben, maar dat tegelijkertijd effectief en daadkrachtig is jegens degenen die ten onrechte een beroep doen op asiel en die dan ook Nederland dienen te verlaten. De realiteit is niet zwart of wit.

Boven mijn inbreng van vandaag heb ik dit keer dan ook een titel gezet: asiel beschermt, bescherm asiel. Het eerste is een constatering. Ons asielsysteem beschermt mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, vervolging en geweld, mensen die onze hulp echt nodig hebben. Het tweede is een voorwaarde om asiel te kunnen bieden, misschien wel een hartenkreet. Wees voorzichtig met dat systeem, houd het heel, zodat we inderdaad bescherming kunnen bieden aan mensen die die bescherming echt nodig hebben. Dus: asiel beschermt, bescherm asiel. Dat motto zal vandaag de rode draad zijn in mijn beantwoording van de vragen uit uw Kamer. Maar voordat ik daartoe overga, wil ik kort aandacht geven aan de grotere trend waarmee we hier dagelijks bezig zijn.

Voorzitter. Nederland, uw Kamer stelt dag in, dag uit hoge normen aan het asielbeleid, en terecht. Het gaat hier vaak om mensen die alles achter moeten laten om het vege lijf te redden. De beelden van de wanhopige menigtes op het vliegveld van Kabul staan de meesten van ons nog helder voor de geest. De verhalen en beelden van mensen uit oorlogsgebieden in Syrië of Jemen raken ons. Als mensen in dergelijke situaties zich bij ons aanmelden voor asiel, willen wij hen bescherming bieden. Dat hoort bij een beschaafd land, dat hoort bij een rechtsstaat. Nederland heeft hierover internationale verdragen ondertekend en daar houden we ons aan. Dat is de voornaamste pijler van ons asielsysteem.

Maar ons asielsysteem is er niet alleen om te beschermen. Het moet zelf ook beschermd worden. We hebben niet alleen te maken met mensen die onze hulp nodig hebben, we hebben ook te maken met mensen die de beschaving van waaruit wij handelen, vooral associëren met zwakte, met mensen die medemenselijkheid misbruiken en deze vooral beschouwen als een uitnodiging tot morele chantage. Daar ligt voor een belangrijk deel de verklaring voor de geopolitieke machinaties van Loekasjenko in Belarus waarmee we onlangs geconfronteerd werden, voor de machinaties van mensensmokkelaars die mensen onder valse voorwendselen verleiden om op een vliegtuig naar Minsk te stappen, en voor overlastgevers die in Europa rondtrekken en in het ene na het andere land de asielfaciliteiten misbruiken. Dat is het cynisme waarmee we in het asieldomein ook te maken hebben. Dat cynisme moeten we met de grootst mogelijke overtuiging de pas afsnijden. Daar hebben we nog een lange weg te gaan.

Laat ik in zeer grove lijnen de huidige situatie schetsen. Een niet onbelangrijk deel van de mensen die in Nederland een asielaanvraag indienen, voldoet niet aan de criteria om hier toegelaten te worden. Velen komen aan vanuit veilige landen of zijn doorgereisd via de Balkanroute of een van de zuidelijke EU-lidstaten. Een deel is nooit geregistreerd. Velen hebben geen identiteitspapieren bij zich. Dat laatste is meestal geen toeval; deze mensen weten heel goed dat ze volgens de regels geen kans maken op een verblijfsvergunning. Uiteindelijk blijken heel wat mensen die hier een aanvraag indienen dan ook geen recht te hebben op onze bescherming. Vervolgens lukt het vaak niet om deze mensen gedwongen terug te laten keren naar het land van herkomst. Er zijn landen die weigeren hun eigen onderdanen terug te nemen. In andere gevallen weigeren mensen zich te laten testen op covid, om zo uitzetting onmogelijk te maken.

Voorzitter. Zoals ik vorig jaar hier betoogd heb, ben ik ervan overtuigd dat in Nederland draagvlak aanwezig is om asielzoekers, mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld en die onze hulp hard nodig hebben, bescherming te bieden. We hebben er in Nederland een goed georganiseerd systeem voor. Alleen wordt dat asielsysteem door alles wat ik zojuist schetste zwaar belast, door mensen die er niet in horen, en dat gaat ten koste van de mensen die onze hulp nodig hebben. Op de woningmarkt kennen we het begrip "scheefwonen". Je zou dit "scheef asiel zoeken" kunnen noemen.

Die combinatie van factoren, de druk op ons systeem, de onterechte aanvragen, de vertraagde uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten, de problemen om terugkeer te realiseren, de grilligheid van de geopolitieke ontwikkelingen met als gevolg de onvoorspelbaarheid van de aantallen mensen die onze hulp echt nodig hebben, vormt een risico voor de spankracht van ons asielsysteem en het draagvlak voor ons asielsysteem. Dat is waar ik me zorgen over maak. En dat is waar mijn oproep vandaan komt: bescherm het asielsysteem. Wij kunnen de mensen die recht hebben op onze bescherming en op asiel alleen beschermen als we het asielsysteem zelf beschermen. De voorstellen van de Europese Commissie voor een goed werkende grensprocedure zouden daartoe enorm behulpzaam zijn.

Voorzitter. Ik ga nu over tot de beantwoording van de vragen. Ik zou dat willen doen aan de hand van de volgende onderwerpen. En u weet, volgens mij heb ik dat vorig jaar ook gezegd, het woord "blokjes" vind ik zoiets verschrikkelijks, dus zo ga ik ze nu dus weer niet noemen. Ik heb in de zes jaar in mijn vorige functie hier, in de Eerste Kamer, gezegd: ik wil het woord "blokjes" niet horen; het zijn onderwerpen die we bespreken, en dat woord kunnen we voortaan rustig gebruiken. Dus mijn beantwoording van de vragen gaat aan de hand van de volgende onderwerpen. Als ik die even mag noemen, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, dat lijkt me heel goed.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Robuuste migratieketen; internationale dimensie; terugkeer en overlast. Kort gevolgd door mensenhandel, en ter afsluiting een enkel woord over prostitutie. En daarna zal ik een appreciatie geven van de ingediende amendementen. Dank u wel.

De heer Markuszower (PVV):

Voorzitter. De staatssecretaris begint met een echt stevig verhaal, waarin ze de problematiek rondom de asielinstromen beschrijft. En daar zijn we het over eens, die problemen. Alleen, ze eindigt niet stevig. Ze zegt: ik doe een oproep. Maar de staatssecretaris moet natuurlijk niet een oproep doen, die moet zorgen dat die problemen worden aangepakt. Ik hoor in haar inleiding dat zij dat aan de Europese Commissie overlaat. Die Europese Commissie of de Europese Unie gaat die problemen niet oplossen. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris zou zijn: als die problemen inderdaad niet worden opgelost met die asielinstroom, en als Nederland dit aantal aan asielinstroom houdt, dus 5.000 per maand ongeveer, dan zijn de kosten voor Nederland alleen voor asiel — ik heb het niet eens over migratie — rond de 30 miljard. Dus als deze aantallen door blijven gaan: 30 miljard euro per jaar. Hoe is dat houdbaar, vraag ik aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

In tegenstelling tot wellicht de heer Markuszower heb ik vertrouwen in de Europese Unie. En ik heb ook vertrouwen in de voorstellen die gedaan zijn door de Europese Commissie vorig jaar september, namelijk het pact voor migratie, met nieuwe voorstellen. Het is hard nodig dat die voorstellen ook gerealiseerd kunnen worden. En daar werkt Nederland ook aan mee. Door, met de invalshoek die Nederland daarbij heeft, daar hard aan mee te werken, zorgen we dat die voorstellen gerealiseerd kunnen worden, want dat moet. Zeker het voorstel over de grensprocedure is een voorstel waarvan wij denken dat het heel belangrijk is.

Dan wat betreft de financiën die de heer Markuszower net naar voren bracht. Daar heeft hij gisteren ook over gesproken. Ik dacht dat het bedrag gisteren 20 miljard was, maar nu hoor ik 30 miljard. Maar misschien vergis ik me daarin. De kosten voor asiel worden in ieder geval door de Nederlandse Staat gedragen voor zover het op Nederlandse schouders ligt, en voor het overige is de Europese Unie medeverantwoordelijk.

De voorzitter:

Meneer Markuszower, dit is uw laatste interruptie.

De heer Markuszower (PVV):

Even snel dan. Die kosten waren gisteren inderdaad 20 miljard, want de afgelopen vijf jaar waren ze 20 miljard. Maar als de asielinstroom op het huidige niveau blijft, dan zullen de kosten snel doorstijgen naar 30 miljard per jaar. Dat was het. De vraag was dus: hoe is dat houdbaar?

Dan mijn andere vraag. Vooralsnog is er geen oplossing. We zien dat landen als Polen en Kroatië bijna worden overlopen. Die hebben wat mij betreft terecht pushbacks gedaan. Onze staatssecretaris heeft die pushbacks "onacceptabel" genoemd. Hoe kan onze staatssecretaris nou het enige wapen wegnemen dat een soeverein land heeft om zich te beschermen tegen hordes aan buitenlandse indringers? En begrijpt de staatssecretaris dat als ze het onacceptabel noemt voor andere landen, wij als Nederland dus straks niet meer met moreel gezag zelf pushbacks kunnen doen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp wat de heer Markuszower zegt, maar ik wil daar even een onderscheid in maken. Het zijn namelijk twee verschillende dingen. Wat wij van belang vinden, is zorgen dat we de grens bewaken, dus de buitengrens van de Europese Unie. Dat hebben Polen en Kroatië gedaan, en er zijn ook andere landen die dat doen. De heer Markuszower praat over pushbacks. Pushbacks zijn inhumaan. Wij vinden dat een pushback niet goed is. De Europese Commissie is bewaker van het acquis van Europa. Die zorgt er ook voor dat ze daar goed op letten en dat ze daar maatregelen nemen. Overigens heeft een land als Kroatië ook zelf maatregelen genomen tegen functionarissen van de grensbewakingsdienst in Kroatië die zich schuldig hebben gemaakt aan inhumaan optreden. Die hebben ze bestraft en ontslagen uit de dienst.

Voorzitter, ik ga verder met mijn betoog.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan begin ik met de robuuste migratieketen. Een van de belangrijkste vraagstukken waarvoor we ons geplaatst zien, is hoe we ervoor kunnen zorgen dat onze migratieketen voldoende robuust is en bestand tegen de heftige fluctuatie in de aantallen asielzoekers die we onze kant op zien komen, alsmede andere ontwikkelingen waar we slechts beperkt grip op hebben. Voordat ik daarop inga, wil ik eerst graag mijn waardering uitspreken voor alle mensen in de uitvoering in de migratieketen, de medeoverheden en alle partijen in het veld die non-stop klaarstaan onder moeilijke omstandigheden. Dit blijft niet alleen bij woorden. Ik zal u een concreet voorbeeld geven; mevrouw Podt en mevrouw Kuik hebben hier ook aandacht voor gevraagd. Er zijn door Justitie en Veiligheid afspraken gemaakt met TeamUp en overigens ook met de Vrolijkheid over het voortzetten van de subsidie op korte termijn. Daardoor kunnen TeamUp en de Vrolijkheid zich blijven inzetten voor het psychosociale welzijn van kinderen en jongeren in de opvanglocaties van het COA.

Dan de meerjarige financiering. Velen van u, onder anderen de leden de heer Jasper van Dijk, mevrouw Kröger, mevrouw Podt en de heer Bisschop, hebben mij gevraagd naar de meerjarige financiering van de MPP. We hebben het werkaanbod in de migratieketen de laatste maanden zien veranderen. Dit geldt in het bijzonder voor asiel. Het vraagt veel flexibiliteit van alle betrokken ketenpartners om deze ontwikkelingen goed te verwerken. De Meerjaren Productie Prognose, de MPP, moet de instroom voor de migratieketen zo goed mogelijk voorspellen. Samen met de actuele werkvoorraad en bezetting vormt dit de basis voor de gevraagde productiecapaciteit van de IND, het aantal benodigde opvangplekken voor COA en Nidos, en tevens voor het werkaanbod voor de overige ketenpartners.

Naarmate we verder vooruitkijken, nemen de onzekerheden natuurlijk toe. Daarom stellen we de MPP ieder jaar in februari en september op, en verwerken we de financiële gevolgen daarvan voor een periode van twee tot drie jaar. Om de schommelingen in de instroom zo goed mogelijk te kunnen opvangen, is met dank aan uw Kamer in 2019 met het ministerie van Financiën een nieuwe financiële ondergrens afgesproken voor de begroting van de IND. Wanneer het werkaanbod onder het niveau van 2018 uitkomt, wordt dit niet financieel verwerkt. De IND blijft ten minste op het niveau van 2019. Het is dus een stabiele financiering. Tot op dit moment heeft een lager niveau dan 2019 zich nog niet voorgedaan. Daarom is bij de Voorjaarsnota van 2021 het niveau van de financiering verhoogd.

Hiermee is het de bedoeling om de IND op sterkte te houden en in staat te stellen om fluctuaties op te vangen. Deze financiering zorgt voor een stabiele basis, met vast en ingewerkt personeel, dat wordt aangevuld met tijdelijke middelen en tijdelijke inzet van personeel bij een hogere instroom. Deze middelen worden voor twee jaar toegekend en jaarlijks geactualiseerd. Daarbij is het essentieel dat de IND zo snel mogelijk opschaalt bij stijgend werkaanbod en niet direct afschaalt bij een lagere instroom. De inrichting van de financiering maakt dit in de toekomst mogelijk.

Uw Kamer heeft bij de Voorjaarsnota 2021 middelen voor enige buffercapaciteit van het COA ter beschikking gesteld. Net als bij de IND draagt dit eraan bij dat het COA een aantal locaties aan kan houden in rustige tijden, om die te kunnen inzetten op de momenten dat dit nodig is. Sinds mei 2021 is de bezetting bij het COA aanzienlijk toegenomen, waardoor alle capaciteit ingezet is en vorming van buffercapaciteit nog niet is gelukt. Als de vraag naar opvangcapaciteit weer afneemt, kan met deze middelen een zekere buffer worden gevormd. Deze middelen zijn zeer welkom. Ik wil uw Kamer danken voor de constructieve opstelling in dezen.

Desalniettemin heeft dit het huidige tekort aan opvangplekken niet kunnen voorkomen. Dat tekort is namelijk niet zozeer een probleem van financiën en capaciteit. Op dit moment zijn er ongeveer 32.000 vaste plekken en 8.000 tijdelijke plekken; dat zijn bij elkaar dus bijna 40.000 opvangplekken. Maar juist nu wordt een onderliggend probleem zichtbaar. Van die opvangplekken worden er bijna 12.000 bezet door statushouders. Het lukt namelijk onvoldoende om die te laten uitstromen naar huisvesting in de gemeenten. Daarnaast is het, mede als gevolg van de coronapandemie, lastig om afgewezen asielzoekers terug te laten keren naar het land van herkomst of een ander Dublinland. Anders gezegd: op papier is er niet zozeer een tekort aan opvangplaatsen; er is eerst en vooral een probleem met de uitstroom.

Toch durf ik te stellen dat er ondanks de huidige problematiek al wel sprake is van een keten die zich snel aanpast aan de wisselende omstandigheden. Een recent voorbeeld hiervan zijn de snelheid en flexibiliteit waarmee is ingespeeld op de plotselinge komst van ongeveer 2.000 Afghaanse evacués. Daar is door alle mensen in de keten hard aan gewerkt.

Dan de doorlooptijden. Onder anderen de leden Valstar en Kathmann vroegen naar de achterstanden bij de IND. Vanaf april 2020 heeft de IND zich vooral gericht op het wegwerken van die achterstanden, een belangrijk onderwerp bij de begrotingsbehandeling van vorig jaar. Deze opdracht omvatte beslissingen op 15.350 zaken. Op 12 juli jongstleden heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen waarin zij is geïnformeerd over de afronding van de opdracht van de taskforce. Sinds de start van de taskforce in april vorig jaar zijn vrijwel alle openstaande oude aanvragen afgedaan. Daaraan is hard gewerkt en daaraan is ook zorgvuldig gewerkt. Ik hecht eraan dat te benadrukken. Want ik heb het hier niet over cijfers … Pardon, ik heb het hier wel over cijfers, maar het gaat natuurlijk niet over cijfers; het gaat over mensen, van wie eenieder recht heeft op een zorgvuldige behandeling van zijn of haar aanvraag. Ook onder druk moeten we scherp oog houden voor de menselijke maat. De heer Ceder wees daar al op en ik ben dat zeer met hem eens. Ik ben de IND dan ook erkentelijk dat vanuit die grondhouding is gewerkt.

Tegelijk zijn er ook onmiskenbaar stappen gezet in het verbeteringstraject dat de dienst heeft ingezet na de rapporten van onder meer Significant en EY, die de IND hebben doorgelicht. Naast de grote werkdruk is de IND bezig met de implementatie van de aanbevelingen over onder meer de sturing op en planning door en van de dienst.

De komende periode beslist de IND over de nog openstaande zaken die vanaf 1 april 2020 zijn ingestroomd. 22 november jongstleden was in 970 zaken sprake van een overschrijding van de beslistermijn van zes maanden. Dat komt doordat tot dusver prioriteit is gegeven aan het wegwerken van de oude voorraad. Een deel van de ervaren medewerkers van de taskforce zet het werk voort, nu regulier in dienst van de IND. Ook blijven de overige externe taskforcemedewerkers tot het einde van het jaar aan de IND verbonden. Alles wordt in het werk gesteld om de problematiek van de achterstanden nog dit jaar op te lossen. Het is de verwachting dat de IND in het eerste kwartaal van 2022 6.400 asielaanvragen moet afdoen om niet buiten de wettelijke termijn te beslissen. Dit is een majeure opgave, waarbij het noodzakelijk is dat aanvullende maatregelen genomen worden. De ervaring die is opgedaan en de lessen die zijn geleerd bij de taskforce op het gebied van schriftelijk horen en telehoren, zullen hier zeker in meegenomen worden, zo zeg ik tegen onder anderen de heer Valstar en mevrouw Kathmann.

Dan wat betreft uitstroom en noodopvang. De hogere asielinstroom en het langere verblijf van statushouders in de opvang maken dat het voor het COA op dit moment heel moeilijk is om voor iedereen die daar recht op heeft, passende opvang te bieden. Daarom realiseert het COA samen met provincies en gemeenten op dit moment verschillende vormen van tijdelijke opvang dan wel noodopvang. Velen van u, zoals ook mevrouw Simons, hebben hun zorgen hierover geuit. Uw zorg is ook mijn zorg. Deze noodopvang is vooral hard nodig om verlichting te brengen voor de situatie in Ter Apel, zeg ik tegen mevrouw Kuik. Eind augustus is een brief uitgegaan naar gemeenten en provincies met een dringende oproep om extra opvangcapaciteit te realiseren en uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten te versnellen. Sindsdien zijn ruim 6.500 extra opvangplekken gerealiseerd, waarvan ongeveer 80% van tijdelijke aard.

Ik wil daar even bij stilstaan. De snelle stijging in het aantal opvangplekken is eerst en vooral te danken aan gemeenten en provincies die de afgelopen maanden zijn bijgesprongen. Ik wil daarvoor alle betrokken bestuurders nog eens expliciet bedanken. Tegelijkertijd zijn we er nog niet. Daarom is afgelopen week weer een brief uitgegaan naar provincies en gemeenten om een eindsprint in te zetten richting het einde van het jaar. Er zijn meer opvangplekken nodig, specifiek voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, en er is meer huisvesting nodig. Dan heb ik het over de statushouders. Daar werken we de komende tijd nog hard aan. Ondertussen richten we de blik ook op de toekomst, en dan bedoel ik 2022. Hoeveel opvangplekken nodig zijn, hangt mede af van het aantal vergunninghouders dat nog in azc's verblijft. Daarom is het essentieel dat het aantal statushouders dat naar gemeenten wordt uitgeplaatst, op peil blijft conform de taakstelling en bij voorkeur stijgt om achterstanden in te lopen. Anders zijn er ook in 2022 vele duizenden extra opvangplekken nodig.

De voorzitter:

Ik kijk even hoe ver u bent.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben bij de internationale dimensie aanbeland.

De voorzitter:

Misschien is het goed om nu een aantal interrupties toe te staan. Ik zag als eerste de heer Bisschop van de SGP, dan mevrouw Kuik van het CDA en dan mevrouw Kröger van GroenLinks.

De heer Bisschop (SGP):

Dank aan de staatssecretaris voor de reactie op de vragen. Ook dank voor de schriftelijke beantwoording van de vragen. Ik meen enige discrepantie te zien tussen de schriftelijke beantwoording en de toch wel wat optimistische toelichting die de staatssecretaris nu geeft. De staatssecretaris zegt: met dank aan de Kamer is er in 2019 een financieringsstructuur afgesproken waardoor er als het ware een vereveningsmechanisme is ingebouwd. Wij moesten het in februari 2021 bij de Voorjaarsnota naar boven bijstellen. Maar, zo geeft de staatssecretaris aan, in mei 2021 kwam de grote instroom pas op gang. Dan is het budget toch niet toereikend als gehandhaafd wordt wat in februari geraamd is en het vanaf mei dramatisch toeneemt? Maand op maand is het verder toegenomen. Dan moeten er toch aanpassingen plaatsvinden? Dan kunnen we toch niet volstaan met de zin "als er meer nodig is, wordt het met bestaande middelen gefinancierd via de reguliere begrotingsbesluitvorming"? Dan moet er toch nu actie ondernomen worden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb ook gezegd dat de MPP twee keer per jaar wordt berekend. Dat is in februari geweest. Toen hadden we inderdaad een wat lagere instroom. Nu is het in september geweest. Maar de MPP in september geeft een heel ander getal te zien en de aanpassing van de financiën daarvan wordt verwerkt in de Voorjaarsnota. Dat kan niet meer in augustus, want dan moet de begroting al klaar zijn. Dus dat gebeurt in de Voorjaarsnota. Dat is de procedure die we ieder jaar volgen.

De heer Bisschop (SGP):

Dan zit er niet meer op dan te constateren dat je eigenlijk een halfjaar te laat bent, maar goed, dat wachten we dan maar af. Tweede vraag die ik nog had, is de volgende. Er is een doorlichting geweest. Daaruit zijn aanbevelingen voortgekomen. Dat heeft ook geleid tot budgettaire aanbevelingen. Wat is er op basis van de doorlichting en de aanbevelingen die daaruit voortvloeiden, los van begrotingen, nodig om een robuust systeem in stand te houden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Bedoelt u de doorlichting van de IND?

De heer Bisschop (SGP):

Ja.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Aan de doorlichting van de IND wordt nu uitvoering gegeven. Het wordt nu geïmplementeerd, maar we hebben gezien dat dit niet in een halfjaar of een jaar kan. Er is een periode van twee tot drie jaar voor uitgetrokken om alles te implementeren. Ik heb net het woord "majeur" al gebruikt, maar het is best een majeure operatie voor de planning en de sturing van de IND. Er moeten maatregelen genomen worden. Die worden ook al genomen en geïmplementeerd. Er wordt een efficiënter systeem gehanteerd om de asielaanvragen op te nemen en ermee verder te gaan. Daar wordt heel hard aan gewerkt. Na de periode die daarvoor is uitgetrokken, twee of drie jaar, moeten de aanbevelingen die door Significant zijn gegeven, maar in grote mate ook door EY, want EY heeft de aanbevelingen van Significant nog verder uitgewerkt, geïmplementeerd zijn. Daarmee moeten we een robuuste IND hebben.

De heer Bisschop (SGP):

Kunnen we daar het financiële plaatje van krijgen? Ik heb er niet goed zicht op.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik zal kijken wat we kunnen doen. Misschien kunnen we de Kamer iets schriftelijk toesturen, want ik heb het financiële plaatje hiervan op dit moment niet paraat. We moeten even kijken hoe we dat het beste aan de Kamer kunnen presenteren.

De heer Bisschop (SGP):

Voor de kerst?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voor de kerst.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Even op dat punt van Ter Apel. Het is heel mooi dat de gemeenten eerder zijn bijgesprongen, maar de staatssecretaris geeft ook aan dat dit tijdelijk is. We zien nu dat de aantallen in Ter Apel weer oplopen. Hoe zorgen we ervoor dat er toch snelheid en urgentie is om gemeenten, verspreid over het hele land, meer plekken te laten aanbieden? We moeten niet wachten tot de druk zo hoog is en we het allemaal al in de media hebben gehoord, voordat we gemeenten bereid weten te vinden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

We wachten helemaal niet tot de druk zo hoog is. Die druk was begin oktober acuut heel hoog. Dat kwam ook doordat we zo'n 11.000 tot 12.000 statushouders hebben en de uitstroom van hen vrij langzaam gaat. Dat is overigens ook begrijpelijk, want we hebben een woningtekort in Nederland. Het is allemaal te begrijpen, maar op een gegeven moment loopt het opeens vast. Dat is begin oktober gebeurd. Eerlijk gezegd blijkt dat we iedere keer toch weer zien dat de toestroom naar Ter Apel groter is dan iedereen had kunnen denken en dat de uitstroom van statushouders of anderen achterblijft. Dan loopt het op.

Ik kan u zeggen dat we vorig jaar november al brieven hebben gestuurd naar de gemeentes om te vragen of ze asjeblieft aan de slag wilden gaan, omdat we voorzagen dat we plekken nodig hadden. Dat is nog een keer extra geschied in augustus, met een echte noodoproep aan de gemeentes en de provincies om ervoor te zorgen dat er plekken zouden komen. Daar wordt heel hard aan gewerkt en ik moet zeggen dat de gemeentes en de provincies zich enorm hebben ingezet en zich nog enorm inzetten. Vorige week heb ik een vergadering gehad, samen met mevrouw Ollongren, de minister van Binnenlandse Zaken, met de Landelijke Regietafel Migratie & Integratie. De urgentie is bij iedereen heel duidelijk. Werkelijk iedere steen wordt omgekeerd om te kijken of en waar we plekken kunnen krijgen. Het Rijksvastgoedbedrijf werkt heel hard mee, gemeentes werken mee, het COA is keihard bezig, mevrouw Ollongren en ikzelf zijn ook hard bezig. Afgelopen maandag hebben we ook weer een vergadering gehad met de rijksheren en de commissarissen van de Koning om met zijn allen weer de schouders eronder te zetten om te zorgen dat we de plekken krijgen die we nodig hebben. Het is niet eenvoudig, maar er wordt heel hard aan gewerkt. We komen binnen, maar het lastige is vaak dat de plekken tijdelijk zijn.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank voor dat antwoord. Nog even over de verspreiding over het land. Neemt elke provincie genoeg haar deel? Kan de staatssecretaris daar iets over zeggen? Het is wel zo fair als we dit over Nederland verspreiden en als ieder iets draagt om ervoor te zorgen dat de druk niet weer heel erg op Ter Apel komt te liggen. Wordt er gekeken hoe we locaties wat flexibeler kunnen inzetten?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Allereerst wat betreft kijken naar spreiding over het land en voorkomen dat alle druk op Ter Apel komt. We zijn ook bezig met een tweede en hopelijk derde aanmeldcentrum om er zo snel mogelijk voor te zorgen dat de grootste druk bij Ter Apel wat kan verdwijnen. Ik moet daarbij zeggen dat dat niet in één dag geregeld is. Daar zit grote druk op. Je moet er natuurlijk voor zorgen dat de voorzieningen die nodig zijn voor een aanmeldcentrum er ook zijn. Daar wordt hard aan gewerkt, want we willen er allemaal voor zorgen dat Ter Apel het niet in z'n eentje hoeft te verstouwen. En het tweede punt?

Mevrouw Kuik (CDA):

Is de verspreiding over het land wel een beetje fair? Kan de staatssecretaris daar iets over zeggen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wat betreft de verspreiding over het land: er zijn nu iets van vijf provincies. Dat hebben we laatst ook besproken met de rijksheren die al een heel groot deel op zich hebben genomen. Daarvan zeggen we: laten we nou eerst eens kijken of de andere provincies misschien een extra zetje kunnen geven, omdat ze nog achterlopen. Wat dat betreft proberen we het fair te doen.

De heer Valstar (VVD):

Mijn vraag ligt in het verlengde van wat mevrouw Kuik net opbracht: Ter Apel. Dat blijkt wel iedere keer de bottleneck te zijn, omdat daar alle aanmeldingen binnenkomen. Ik las ook in de schriftelijke beantwoording van de staatssecretaris dat bij het aanmeldcentrum in Ter Apel ook een beroep wordt gedaan op gemeenten om te horen of, zodra het daar volloopt, asielzoekers met bussen naar andere locaties gebracht kunnen worden om daar aangemeld te worden. Daarbij wordt een beroep gedaan op de gemeenten. Wat staat daar voor gemeenten tegenover? Hetzelfde geldt voor de sobere opvang. Die loopt af aan het einde van dit jaar. De staatssecretaris schrijft dat daarbij ook een beroep wordt gedaan op gemeenten. Er wordt keurig een brief gestuurd. Maar wat staat daar voor gemeenten tegenover? Waarom zou een gemeente daar gehoor aan geven?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

We zijn in ieder geval bezig om gemeenten te vragen om statushouders te plaatsen. Dat is het belangrijkste, want daar zit de bottleneck. Dat zijn die 12.000. Als het er 5.000 zouden zijn, zouden we 7.000 plekken meer hebben. Dan was het probleem er niet. We helpen ze enorm, ook via Binnenlandse Zaken. Zij krijgen extra geld, extra stimulans en assistentie van Binnenlandse Zaken en van ons om mee te werken en te helpen om de statushouders te kunnen huisvesten. Dat gebeurt in ieder geval.

Sommige gemeenten klagen over overlast van asielzoekerscentra. We zorgen ook dat daar extra geld voor komt. Daar heb ik dit jaar en vorig jaar een miljoen voor gegeven om ervoor te zorgen dat die gemeentes extra middelen hebben om een boa aan te stellen, cameratoezicht te kunnen doen, enzovoorts. Dat is om ze een steun in de rug te geven en ze te helpen bij het feit dat ze een azc in hun gemeente hebben.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De staatssecretaris begint haar introductie met een beschrijving van ons humane asielbeleid, in een beschaafd land. Daarbij schetst ze een prachtig beeld. Vervolgens kijken we naar de realiteit, en ook de realiteit van gisteren, waarin vanuit Ter Apel de noodklok wordt geluid. Ik snap dan niet wat er nou eigenlijk misgaat. In de begroting gaan we voor volgend jaar uit van een bezetting die absoluut op geen enkele manier realistisch is. Het COA heeft zelf aan het begin van het jaar al aangegeven dat het 31.000 mensen verwacht. In de bezetting gaat de staatssecretaris uit van 19.000 mensen en wordt er 128 miljoen bezuinigd. Is de staatssecretaris dan niet gewoon de chaos die nu plaatsvindt zelf aan het creëren?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

We hebben de MPP, de Meerjaren Productie Prognose. De MPP wordt in februari vastgesteld en in september. De begroting waar we nu mee te maken hebben, is gebaseerd op de MPP van februari. Toen zag het er allemaal heel anders uit. In september is ons gebleken dat er heel veel meer mensen komen dan wij hadden voorzien in februari. Alleen is de begroting gebaseerd op de MPP van februari.

Wat betreft de extra aantallen nu: het COA heeft op dit moment voldoende financiën, maar we zorgen er wel voor dat de MPP van februari in de Voorjaarsnota wordt aangepast. Dan is er meer geld op basis van de MPP die afgelopen september gemaakt is.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Nu verschuilt de staatssecretaris zich toch weer achter deze hele papieren werkelijkheid. Door het COA is aan het begin van het jaar gewoon geschetst dat het 31.000 plekken nodig heeft. En vervolgens gaat de staatssecretaris rekenen met 19.000 plekken. Wat is de aanname op basis waarvan er opeens zo veel minder plekken in 2021 nodig zouden zijn, als de staatssecretaris weet dat de IND heel veel achterstallige aanvragen gaat afwerken en als we weten dat door corona ook het reizen veel meer op gang komt? Waarom stuurt het model ons richting politiek handige uitkomsten?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat wil ik bestrijden. We zitten niet met een model met politiek handige uitkomsten. Een handige uitkomst zou zijn dat wij alles klaar en voor elkaar hadden en dat het precies klopte met het plaatje zoals we het nu hebben, met de instroom die we nu hebben. In februari zaten we in een lockdown. De instroom was heel beperkt. Op basis daarvan is er een prognose gemaakt en daar werken we nu mee in de begroting. In september is er een nieuwe MPP en de gegevens daarin worden verwerkt in de Voorjaarsnota. Wij hebben wel gerekend — dat heeft het COA ook gedaan — met uitstroom van die enorme hoeveelheid statushouders. 11.000 statushouders die bij het COA opvang genieten, is voor de statushouders echt niet goed, want die statushouders moeten integreren in de gemeente. Dat is uiteindelijk waar we op uit zijn. Mensen die een vergunning hebben gekregen, die gevlucht waren voor oorlog en geweld, die bescherming hebben gekregen in Nederland, die een vergunning hebben gekregen om hier te wonen. Het belangrijkste is dat zij kunnen integreren en dat zij deel kunnen gaan uitmaken van de maatschappij. Die grote hoeveelheid, die 11.000, dat is iets waarvan het COA in het begin van dit jaar niet had gedacht dat ze daar het hele jaar door mee te maken zou hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Het volgende onderwerp, de internationale dimensie.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De internationale dimensie. Onze asielketen is in hoge mate afhankelijk van internationale ontwikkelingen. Welnu, de ontwikkelingen aan de buitengrenzen van de Europa zijn ronduit zorgelijk. De situatie in Afghanistan is somber. Migratie — ik noemde het al in mijn inleiding — lijkt in toenemende mate gebruikt te worden als geopolitiek instrument. Dat blijkt onder meer uit de situatie aan de grens tussen Belarus en Polen. Uw leden Azarkan, Koekkoek en Valstar stelden hier indringende vragen over. Het kabinet heeft eerder steun aangeboden aan Polen, maar daar lijkt in dit stadium nog geen behoefte aan. Wel is met interesse kennisgenomen van het actieplan van de Europese Commissie. Wij houden u op de hoogte.

Niet alleen verder weg, ook vlakbij onze grenzen vinden afschuwelijke gebeurtenissen plaats. Mevrouw Koekkoek verwees gisteren naar de mensen die in het Kanaal verdronken nadat de rubberboot omsloeg. Ik deel haar afschuw. Ik kan u zeggen dat inmiddels op Frans initiatief zondag aanstaande een overleg wordt georganiseerd met Frankrijk, België, Nederland, Duitsland, de Europese Commissie en het Verenigd Koninkrijk. Wij zullen spreken over een Europese en gezamenlijke aanpak voor deze trieste problematiek. Ik ben voornemens om namens het kabinet deel te nemen. Ik zal uw Kamer na afloop informeren.

Tegelijk zagen we de laatste maanden een toename van mobiliteit, nadat covidmaatregelen in verschillende delen van de wereld werden verlicht en reisbeperkingen werden opgeheven. Ook secundaire migratie naar Nederland nam daardoor weer toe. Het is moeilijk te voorspellen hoe zich dat de komende periode verder ontwikkelt.

Dit alles stelt de Europese Unie voor uitdagingen die we alleen kunnen oplossen door een betere samenwerking tussen de lidstaten, aanscherping van de regels en een betere uitvoering van de onderlinge afspraken. Dat geldt zowel voor de behandeling van asielzoekers en migranten aan de buitengrenzen, als in de lidstaten. De samenwerking met Griekenland ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen is hiervan een goed voorbeeld. We delen onze Nederlandse ervaringen, werken samen met de Grieken om die ervaringen in te passen in de situatie daar en helpen zo verbeteringen door te voeren op het gebied van opvang en voogdij.

De Nederlandse inzet in de Europese Unie, met als richtsnoer het migratiepact, is er verder op gericht om te komen tot een sterker asiel- en migratiemanagementsysteem. Daarvoor richt het kabinet zich op drie centrale punten, die nauw met elkaar samenhangen. Eén. Controle aan de buitengrenzen en dus versterking van de buitengrenzen. Twee. Werken aan een voorspelbaar, verplichtend solidariteitsmechanisme dat hand in hand moet gaan met verantwoordelijkheid voor registratie en opvang. Drie. Effectieve terugkeer. Een deel van de oplossingen ligt in de voorstellen die de Europese Commissie vorig jaar september publiceerde. Ze zijn een goed handvat voor constructief overleg en bieden uitzicht op een breedgedragen compromis. Daar zet dit kabinet zich voor in.

Maar de onderhandelingen over het EU-asiel- en migratiepact verlopen moeizaam, zeg ik tegen mevrouw Koekkoek. Ze zullen zeker nog tijd kosten. Enige vooruitgang wordt wel geboekt, bijvoorbeeld wat betreft de blauwe kaart, de werkvergunning voor hoogopgeleiden, en het bereikte compromis over het EU-asielagentschap. Er wordt nu gehoopt dat het Franse voorzitterschap de pakketbenadering zal loslaten en daarmee de onderhandelingen zal kunnen vlottrekken.

Dan wat betreft terugkeer, voorzitter. Terugkeer is onveranderd het sluitstuk van migratie. Het is onderdeel van een aanpak waarin mensen zonder verblijfsrecht dienen terug te keren. Het afgelopen jaar stond in het teken van wereldwijde maatregelen die door landen van herkomst en andere bestemmingslanden werden ingesteld tegen de verspreiding van COVID-19. Boven op alle andere werkzaamheden waren medewerkers veel tijd kwijt met het regelen van quarantaine, tests en andere maatregelen en daarnaast ook vanwege uitval in de eigen gelederen. Net als Nederland stellen veel landen van bestemming aanvullende eisen aan de inreis, zoals een PCR-test. En als een vreemdeling niet wil meewerken aan een covidtest, dan kan hij of zij niet worden uitgezet. Zoals in de pers naar voren komt en uw Kamer ook is opgevallen, maakt de voor terugkeer noodzakelijke PCR-test gedwongen verwijdering nog complexer dan die gewoonlijk al is. Dat zal ook de komende tijd een belangrijk punt blijven.

Ondanks al deze moeilijke omstandigheden stel ik in evaluerende zin vast dat Nederland het op het gebied van terugkeer helemaal niet slecht heeft gedaan. In vergelijking met landen om ons heen is het gelukt om relatief veel mensen alsnog terug te krijgen naar hun land van herkomst. Dit jaar zijn er tot en met week 40 circa 2.780 vreemdelingen uit de caseload van de Dienst Terugkeer en Vertrek aantoonbaar vertrokken, van wie 1.240 gedwongen. Ook voor de komende periode zal terugkeer een beleidsprioriteit moeten zijn. Het succes van de hele asielketen valt of staat hiermee.

Voorzitter. Als het gaat om terugkeer, dan is natuurlijk ook de externe dimensie van belang. Kabinetsbreed werken we aan betere samenwerking met de meest voorkomende landen van herkomst. Er worden stappen gezet om bijvoorbeeld de gebrekkige terugkeersamenwerking te koppelen aan onderdelen van het visumbeleid in de EU-context. Ik zie dat verder terug in het handelsbeleid dat nu besproken wordt in Brussel, zoals de herziening van het algemeen preferentieel stelsel, het APS. Het kabinet zal zijn standpunt over dat voorstel nog bepalen en daarop wil ik niet vooruitlopen. Toch durf ik het winst te noemen dat de Commissie hieraan werkt.

De heer Valstar heeft gevraagd naar de uitvoering van de motie-Becker om te komen tot een crisismechanisme als een mini-Schengen. Het kabinet constateert dat er thans tekortkomingen zijn, zoals met betrekking tot secundaire migratiestromen, niet goed functionerende asielprocedures en onvoldoende inzet van alternatieven voor interne grenscontroles. Prioriteiten voor het kabinet zijn daarom onder andere het versterken van de buitengrenzen en strakke monitoring van de binnengrenzen. De waarborgen in het geval van een nieuwe crisis moeten sterker. Zo moeten binnengrenscontroles als laatste redmiddel een mogelijkheid zijn. Dat alles is met de Europese Commissie besproken en leidt binnenkort tot een wijziging van de Schengengrenscode.

Dan de overlast, voorzitter. Ik ga weer even terug naar ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een interruptie van de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik kom nog even terug op het stuk terugkeer. Het is natuurlijk verschrikkelijk dat vanwege de covidcrisis en door het weigeren van de PCR-test mensen niet meer terug kunnen keren. Ik vind dat ingewikkeld en ik hoor dat de staatssecretaris dat ook ingewikkeld vindt. Ik kan mij tegelijkertijd ook voorstellen dat er omliggende landen zijn die met hetzelfde probleem kampen, omdat we met een mondiale pandemie kampen en de terugkeer ook voor andere landen, Duitsland, Frankrijk, Engeland, et cetera, lastig is. Ik zou de staatssecretaris willen vragen toe te zeggen dat zij op korte termijn in gesprek gaat met een aantal van deze landen om te kijken hoe we dit op kunnen lossen. Ik denk aan de buurlanden, maar dat kan breder. Ik overweeg daarbij ook dat de crisis misschien nog wat langer voortduurt dan we allemaal zouden willen. Ik wil haar vragen om te kijken hoe we hier gezamenlijk in op kunnen treden, want ik ben het met de staatssecretaris eens dat terugkeer gewoon effectief en snel zou moeten kunnen. Kan ik daar een toezegging op krijgen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan de heer Ceder meteen van dienst zijn, want we zijn al enige tijd in gesprek met met name de buurlanden Duitsland en België om te kijken wat voor mogelijkheden er zijn om op een andere manier, waarbij die PCR-test niet verplicht wordt afgenomen, terugkeer te bewerkstelligen. Met België hebben we in ieder geval al de afspraak gemaakt dat we dat doen via quarantaine, of aan de ene kant of aan de andere kant. Met dat land hebben we dus een afspraak en met Duitsland zijn we bezig. Overigens moet ik wel vaststellen dat in Duitsland aan degenen die moeten terugkeren, een verplichte PCR-test kan worden opgelegd. Het land van terugkeer is dan niet Nederland, want Nederland is meestal niet het Dublinland.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Even een stap terug naar de internationale dimensie. Excuus dat ik wat later ben. Terugkeer hoort volgens mij ook bij het EU-migratiepact en daarover wil ik nog een vraag stellen. Ik las inderdaad terug dat Nederland het loslaten van die pakketbenadering steunt. Enerzijds kan ik me dat voorstellen, maar ik heb nog wel een vraag over de mogelijkheid dat we de pakketbenadering loslaten. Is dan nog steeds de balans tussen het solidariteitsmechanisme en de versterking van de buitengrenzen gewaarborgd?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Allereerst één ding over de pakketbenadering. De pakketbenadering is al bij de vorige veranderingen en verbeteringen van het Europese asielbeleid, die met name in verband met Dublin en andere onderdelen aan de orde waren, aan de orde geweest. Daarom is er niks gebeurd de afgelopen ik weet niet hoeveel jaar. Om nu vooruitgang te boeken zegt Nederland met verschillende andere landen: laten we alsjeblieft de pakketbenadering loslaten, want er moet verbetering komen. Het systeem is verouderd en moet gewoon echt veranderd en verbeterd worden. Dat is het allerbelangrijkste. Nederland vindt dat we die pakketbenadering moeten loslaten en stappen moeten maken. Ik heb net gezegd dat dat verplichte solidariteitsmechanisme hand in hand gaat met de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Dus dat willen we wel samen houden. Er zijn dus zaken die we wel samen doen, maar het zou weer een pakketbenadering zijn als we zouden zeggen: we doen dit alleen maar als de terugkeer in orde is. Het gaat er dus om dat ieder stuk apart bekeken wordt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Daarom zeg ik ook: dat begrijp ik dus enerzijds. Ik begrijp dat er een logica achter zit om die pakketbenadering ter discussie te stellen. Tegelijkertijd wordt het natuurlijk lastig, omdat lidstaten verschillende belangen hebben. Dat geldt zeker voor de grenslidstaten versus de niet-grenslidstaten. Ik vraag de staatssecretaris daarom hoe we in de onderhandelingen bewaken dat die balans aanwezig blijft.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Als Nederland zijn wij er heel erg op gespinst om te zorgen dat die balans er is. Sommige landen zeggen per se alleen maar dit te willen, maar dan het andere onderdeel … Ik kom terug op het solidariteitsmechanisme. Wij vinden van dat solidariteitsmechanisme: ja, maar dan moeten de landen met wie je solidair bent, er wel voor zorgen dat ze hun asielprocedure ook goed op orde hebben, want dat werkt natuurlijk samen. Op dat punt zeggen wij: dat moet samengaan. Je kunt niet alleen het een hebben en het ander niet. Maar het werkt niet zo dat je kunt zeggen: wij doen dat wel en terugkeer hangt daarmee samen, dus als ze niet aan terugkeer doen enzovoorts. Zo werkt het niet, maar Nederland is echt constructief bezig met de onderhandelingen over dit pact. Overigens is er één onderwerp waar alle 27 lidstaten het over eens zijn: terugkeer, terugkeer, terugkeer. Er ligt wat dat betreft een hele zware verantwoordelijkheid bij de Europese Commissie om daar hard aan te werken.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ook het onderdeel terugkeer zal iedereen snappen. Laat ik een concreet voorbeeld geven. Het risico dat ik zie, is dat we aan buitengrenzen muren bouwen en dat een heel aantal lidstaten positief staat tegenover het financieren van bijvoorbeeld muren in Polen, om die buitengrens te versterken. Nederland heeft dat voor zover ik weet niet gesteund, maar dat is dus een groot risico dat ik zie en dat volgens mij niet hand in hand kan gaan met dat solidariteitsmechanisme. Daar moeten we voor waken. Omdat we allemaal lidstaten zijn en allemaal een eigen keuze maken, vraag ik de staatssecretaris waar voor Nederland de minimumcriteria liggen voordat we zeggen: dit laten wij nu los.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat kan ik zo in zijn algemeenheid niet zeggen. Ik heb net verteld dat het solidariteitsmechanisme hand in hand gaat met de verantwoordelijkheid van alle lidstaten om hun asielprocedure goed op orde te hebben. Dat hangt samen met elkaar. Wat betreft de buitengrenzen weet mevrouw Koekkoek waarschijnlijk nog beter dan ik dat in ieder geval de Europese Commissie het bouwen van muren aan de buitengrenzen niet steunt, en Nederland doet dat ook niet.

De voorzitter:

De minister gaat over naar het thema overlast.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nou, staatssecretaris.

De voorzitter:

O sorry, de staatssecretaris. Ik moest zo nadenken dat ik geen "blokje" zeg.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, nee, nee, het zijn onderwerpen! Ik heb het nu over de overlast, voorzitter. Ik ga weer even terug naar de norm om vervolgens helderder de afwijking van die norm te schetsen. De kern is dit. Iedereen heeft recht op een eerlijke asielprocedure, ook personen uit landen die wij als veilig kenmerken, want ook daar kan sprake zijn van vervolging om bijvoorbeeld politieke denkbeelden of seksuele geaardheid.

Dan de afwijking. Helaas melden zich ook mensen die geen geldige reden hebben voor hun aanvraag en onder hen bevindt zich dan ook nog een groep die binnen en buiten de opvanglocaties overlast veroorzaakt of zich schuldig maakt aan criminaliteit. De aanpak van die overlast heeft absolute prioriteit. U kent onze aanpak met de ketenmariniers, de Top X-aanpak, time-outplekken en de handhaving en toezichtlocatie in Hoogeveen. Speciale aandacht is er voor de groep jongeren uit veilige landen die zich schuldig maken aan criminaliteit. Die groep heeft overigens een eigen afkorting, begreep ik toen ik onlangs in gesprek was met mensen van de Vreemdelingenpolitie: crivela's, criminele veiligelanders.

Deze crivela's vormen en last voor de gemeenschappen die hen, nota bene uit medemenselijkheid, opvangen. Daarmee zijn zij en andere overlastgevers de bijl aan de wortel van het draagvlak voor het hele asielstelsel en, paradoxaal genoeg, de grootste vijand van de mensen die juist afhankelijk zijn van dat stelsel: de mensen die echt op de vlucht zijn voor geweld en vervolging. Verschillende van uw leden — de heer Jasper van Dijk en mevrouw Kuik — maakten opmerkingen hierover. Teruggrijpend op mijn thema van vandaag: door deze groep aan te pakken, beschermen we het asielsysteem en daarmee uiteindelijk de echte asielzoekers. Juist vanuit die gedachte heb ik uw Kamer al eerder een harde integrale aanpak van overlast beloofd. Dat is precies wat ik nu doe, samen met organisaties in de migratieketen, de gemeenten, de politie en het Openbaar Ministerie.

De afgelopen jaren is steeds 1 miljoen euro beschikbaar gesteld aan gemeenten om die problematiek te bestrijden. De intentie is om dat bedrag structureel te maken, zeg ik tegen de heer Valstar.

Maar ik wil helder zijn tegenover uw Kamer. Tegelijk zijn er forse belemmeringen die het lastig maken om dit probleem echt bevredigend op te lossen. Terugkeer is de oplossing. Ik ben dat met de heer Markuszower eens. Ik ben de heer Eerdmans erkentelijk voor zijn concrete voorstellen hierover. Ik zeg er wel bij dat we daarvoor afhankelijk blijven van de samenwerking met de autoriteiten van de landen van herkomst. Ik heb u eerder geschetst hoe ik me bilateraal en in Europees verband inzet voor betere afspraken daarover.

Dan kom ik nu bij mensenhandel, voorzitter. Mensenhandel is een vorm van uitbuiting en daarmee een van de ernstigste vormen van georganiseerde criminaliteit. Het is uiterst complexe thematiek: arbeidsuitbuiting, seksuele uitbuiting, misbruik van asielzoekers en illegale vluchtelingen, drugshandel en afpersing. We komen zaken tegen waarbij meerdere van deze aspecten één grote onontwarbare kluwen vormen. Mevrouw Michon gaf al het sprekende voorbeeld van de 10-jarige drugsrunnertjes.

Kort gezegd: mensenhandel is een schande voor onze maatschappij en de aanpak ervan is daarom een prioriteit van dit kabinet. De sleutel tot een succesvolle aanpak ligt in goede signalering en intensieve samenwerking tussen vele partijen, zoals met de ministeries van VWS, SZW en BZ en vele betrokken ketenpartners. Samen hebben we goede stappen gezet met het programma Samen tegen mensenhandel. Dit najaar start een informatiecampagne die gericht is op klanten. Doel van de informatiecampagne is om klanten onder andere te informeren over hoe ze signalen van mensenhandel kunnen herkennen, wat dan hun plichten zijn en waar ze misstanden kunnen melden.

De stijgende lijn van het aantal OM-verdachten zet zich ook 2021 voort. Het OM heeft recent de Richtlijn voor strafvordering mensenhandel bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht aangepast. In de nieuwe richtlijn zijn de te vorderen strafeisen voor alle vormen van mensenhandel verhoogd. Er is ook een concreet voorstel voorbereid voor de herziening van artikel 273f. De aanpassingen beogen de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van mensenhandel te verruimen en te verbeteren.

De heer Ceder heeft bij de begroting Koninkrijksrelaties een motie met het kenmerk 35925-IV, nr. 20 ingediend — die is aangehouden — over intensievere gezamenlijke bestrijding van mensenhandel met en in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het is misschien wat ongebruikelijk, maar ik wil hier alvast melden dat ik voor een gezamenlijke evaluatie zeker opensta. Daarna is het overigens weer aan de landen wat zij met de uitkomsten doen, want bestrijding van mensenhandel betreft natuurlijk een landsaangelegenheid. Als ik deze motie aldus mag verstaan, kan ik haar oordeel Kamer laten.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Ceder zich daarin kan vinden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan de prostitutie.

De voorzitter:

Voordat u daartoe overgaat: mevrouw Kröger, GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De staatssecretaris schetst toch wel gepassioneerd hoe mensenhandel aangepakt moet worden. Het is een schande voor de maatschappij. Zij schetst ook hoe erg mensenhandel is. Is zij het dan niet met mij eens dat het onbegrijpelijk is dat medewerkers van humanitaire organisaties vervolgd dreigen te worden voor mensenhandel?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat mevrouw Kröger doelt op de zaak die speelt in Griekenland, met de heer Wittenberg. Deze zaak is onder de rechter en ik laat me daar hier in dezen niet over uit.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dit is uiteraard gelieerd aan de zaak, maar dit speelt al langer en breder. We zien eigenlijk op een heleboel plekken en op een heleboel momenten dat verleners van humanitaire hulp gecriminaliseerd dreigen te worden. Eerder hebben we het bijvoorbeeld gezien bij Sea-Watch en andere organisaties die actief zijn op de Middellandse Zee. Het punt is dat het verlenen van humanitaire hulp, het redden van mensenlevens, nooit een strafbaar feit kan zijn. Dus als de staatssecretaris hier een pleidooi houdt dat mensenhandel de grootste schande voor onze maatschappij is, wil ik heel graag dat zij daarbij uitspreekt dat humanitaire hulp nooit mensenhandel kan zijn.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

We moeten hierbij goed in de gaten houden waar we het over hebben. Er is een verschil tussen mensenhandel en mensensmokkel. De gevallen waar mevrouw Kröger naar mijn oordeel op doelt, zijn gevallen van mensensmokkel. Mensenhandel is het verhandelen van mensen om ze vervolgens crimineel uit te buiten. Daar gaat het over. Dat is iets anders dan mensensmokkel. Ik heb het specifiek over mensenhandel gehad, dus het verhandelen van mensen om ze vervolgens crimineel uit te buiten.

De voorzitter:

Dank u wel. De staatssecretaris gaat verder met het onderwerp prostitutie.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Zoals ik al zei, is er nog steeds verwevenheid tussen mensenhandel en delen van onze prostitutiewereld. Bij prostitutie zet ik daarom in op drie zaken. In de eerste plaats zet ik in op betere en meer uniforme regulering van de prostitutiebranche. In de tweede plaats op versterking van de maatschappelijke positie van de sekswerkers. In de derde plaats zet ik in op ondersteuning van mensen die de prostitutie willen verlaten. Daarvoor werk ik onder meer samen met de Sekswerk Alliantie Destigmatisering, met sekswerkers, met belangenorganisaties en met hulpverleners. De Sekswerk Alliantie Destigmatisering, ook wel SWAD genoemd, is in juni dit jaar van start gegaan. De SWAD is een alliantie van 22 initiatieven en organisaties die zich gezamenlijk inzetten om het stigma van sekswerkers te verminderen en om onder meer hun maatschappelijke positie te verbeteren. Daarnaast zal begin volgend jaar het platform Ugly Mugs in gebruik worden genomen. Op het platform kunnen geregistreerde sekswerkers elkaar waarschuwen voor gewelddadige klanten. Onder leiding van Soa Aids Nederland is verder een klachtenbalie opgezet waar sekswerkers ondersteuning kunnen krijgen bij het indienen van klachten bij instanties. Tot slot geef ik extra prioriteit aan de uitstapprogramma's. Ik wil het landelijk dekkende netwerk van uitstapprogramma's voor degenen die de prostitutie willen verlaten, in stand houden. Sinds 1 januari 2021 is dit een structurele regeling. Ik heb er alle vertrouwen in dat we zo bijdragen aan een veilige, gezonde en zichtbare branche, en een daadkrachtige aanpak van misstanden.

Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van mijn beantwoording van de vragen van uw Kamer. Ik moet nu mijn appreciatie van de ingediende amendementen nog geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik denk dat mevrouw Koekkoek eerst nog iets wil zeggen over het onderwerp prostitutie.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik wil eigenlijk nóg een stap terug. Ik sloeg aan op wat de staatssecretaris zei over het verschil tussen mensenhandel en mensensmokkel. Ik begreep de vraag van mijn collega heel goed. Er lijkt namelijk sprake van een trend richting de mensen die ondersteuning bieden. In mijn eigen inbreng had ik het bijvoorbeeld over een Nederlandse journalist die door bedreigingen uit Griekenland moest vertrekken. Dat past in een trend richting de mensen die vluchtelingen willen helpen. Het antwoord van de staatssecretaris daarop, over het verschil tussen mensenhandel en mensensmokkel, begreep ik niet zo goed. Dus ik vraag om een toelichting.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het verschil tussen mensensmokkel en mensenhandel is een lastig, maar heel belangrijk verschil. Mensenhandel kan overigens ook nog weleens een keer met mensensmokkel te maken hebben. Mensensmokkel is over het algemeen het helpen van mensen om naar een locatie te komen waar ze op een andere manier niet kunnen of mogen komen. Dan smokkel je mensen. Je kunt ook dingen smokkelen, maar hier gaat het om het smokkelen van mensen. Mensenhandel is van origine toch een heel andere activiteit. Mensenhandel is een activiteit waarbij mensen verhandeld worden om vervolgens uitgebuit te worden, bijvoorbeeld in de seksindustrie, als arbeidsmigrant of wat dan ook. Het gaat dus om uitbuiting en het is iets heel anders.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik dank de staatssecretaris voor de uitleg van het verschil. Maar wanneer noemen we iets dan mensensmokkel? En wanneer zeggen we in Nederland: als dit gebeurt, is er nog steeds onze steun? Daar ging de vraag volgens mij veel meer over. Wanneer zeggen we: humanitaire hulp is hulp, ook als die hulp wellicht door een andere lidstaat als smokkel wordt gedefinieerd, omdat dat uitkomt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik zeg nogmaals: ik heb gesproken over mensenhandel. Ik heb het helemaal niet over mensensmokkel gehad. Mensenhandel wordt genoemd in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Als iemand daaraan voldoet, maakt hij zich schuldig aan mensenhandel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een interruptie van mevrouw Van der Plas van BBB. En daarna wil de heer Jasper van Dijk van de SP ook nog een vraag stellen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Inderdaad, voordat we naar de amendementen gaan. De Kamer heeft een motie aangenomen om te laten onderzoeken of Afghaanse vluchtelingen en andere asielzoekers opgevangen kunnen worden in dit gebouw of in andere, leegstaande rijksgebouwen in Nederland. Ik was even benieuwd of de staatssecretaris mij daarover een update kan geven.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Zeker, dat kan ik doen. Het Rijksvastgoedbedrijf zoekt van alle leegstaande locaties die de overheid heeft uit of het mogelijk is om deze aan te bieden aan het COA voor de huisvesting van asielzoekers. Daar wordt hard aan gewerkt. Dit gebouw is ook bekeken, maar helaas moet ik u zeggen dat om mensen hier te huisvesten, je toch een aantal douches, wc's, wasruimtes en dergelijke nodig hebt. Ik vond het een bijzonder sympathieke gedachte van mevrouw Van der Plas, en ook heel creatief. Dat heb ik toen ook gezegd. Maar het is gebleken dat dat hier op korte termijn echt niet te realiseren is, nog afgezien van de veiligheidsproblemen die er zijn omdat hier een parlement is met veiligheidsvoorzieningen. Aparte ruimtes zijn er wel, maar het gaat met name om voorzieningen als douches, wc's en dergelijke.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel voor deze update. Ik begrijp eruit dat het in andere, leegstaande rijksgebouwen wel mogelijk zou kunnen zijn.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Welke gebouwen daar onder andere best voor geschikt zijn — daar wordt nu naar gekeken — zijn bijvoorbeeld gevangenissen, want daar heb je aparte kamers en meestal zijn er wc's. Dat klinkt heel naar, maar hier en daar wordt wel gekeken naar leegstaande gevangenissen en dat soort gebouwen, maar ook naar kantoorgebouwen. Zoals ik eerder al gezegd heb, wordt er geen steen overeind gehouden. Nee ... Alles wordt omgedraaid en nog eens bekeken of het kan of niet kan.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, "geen steen overeind gehouden", lijkt net alsof ze gauw alles gaan afbreken om vluchtelingen maar niet te hoeven opvangen. Nee, dat was een grapje, ik snap wat u bedoelt. Inderdaad, ook kijken naar gevangenissen. Dat klinkt onsympathiek, maar ik denk dat we ons daar even overheen moeten zetten. Als die mensen gewoon een dak boven het hoofd ...

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Verwarming, stenen muren en een dak boven het hoofd.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, precies. Een dak boven het hoofd en dan moeten we hier niet gaan lopen miepen van "maar het is gevangenis en dat is criminaliserend". Wat mij betreft volle steun daarvoor.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank aan mevrouw Van der Plas.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Als het ontbreken van douches het probleem is, dan weet ik nog wel twee locaties, namelijk de gebouwen van het Europees Parlement in Brussel en Straatsburg. Daar heeft elke werkkamer een douche en het zijn hele grote gebouwen, waar heel veel mensen in kunnen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik zal dit meenemen voor mijn Belgische collega en mijn Franse collega.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Heel goed, maar er zit ook een Nederlandse afdeling in, hè. Maar goed, dat was niet mijn vraag. Mijn vraag gaat over het kinderpardon. Ik had daar in mijn termijn een vraag over gesteld. Ik zie nu dat die in de schriftelijke beantwoording is beantwoord in vraag 107 op mevrouw Kuik. Ik daag iedereen uit om dat even te lezen en vooral om het te begrijpen. Het is namelijk onbegrijpelijk. Het is echt onnavolgbaar, de redenering die daar wordt gehanteerd. Ik heb in mijn termijn gezegd dat het gaat om een heel klein groepje ouders van wie de kinderen een formulier — let op — niet hadden ingevuld, wat ze ook niet hoefden in te vullen. Echt waar. En op grond daarvan wordt hun een verblijf ontzegd. Dat is de gekkigheid waarin onder anderen Ljowa met zijn gezin verkeert. Misschien zijn er tien vergelijkbare gevallen. Mijn vraag is: zullen we daar gewoon een nette regeling voor maken, zoals het kinderpardon ook bedoeld was?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Een van de voorwaarden van de afsluitingsregeling was dat het kind een asielachtergrond in Nederland moest hebben. Meer concreet: het moest gaan om kinderen door of voor wie er een asielverzoek is ingediend, ten minste vijf jaar voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Dat was ook een voorwaarde voor de regelingen daarvóór, namelijk de overgangsregeling en de definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen. Het is dus niet alleen voor de afsluitingsregeling, maar die was er al.

Het kan natuurlijk dat er kinderen worden geboren tijdens de lopende asielprocedure van de ouders. Indien dit het geval is, kan met een bepaald formulier de lopende asielprocedure van de ouders ook geldig verklaard worden voor het kind. Bij de beoordeling op vragen op grond van de afsluitingsregeling werd de IND geconfronteerd met aanvragen van kinderen die geboren zijn na de asielprocedure van de ouders, maar waarbij de ouders wel een dergelijk formulier ingevuld hebben — dat is duidelijk — ook al was de asielprocedure van de ouders al afgerond en afgewezen. Vanwege het bijzondere karakter van de afsluitingsregeling is toen tijdelijk de werkwijze gehanteerd dergelijke aanvragen positief te beoordelen. Na enkele maanden is van deze handelwijze afgestapt omdat deze zich niet verdraagt met het uitgangspunt dat de afsluitingsregeling alleen bedoeld is voor kinderen met een asielachtergrond. Vervolgens zijn, gelet op het gelijkheidsbeginsel, vergelijkbare zaken beslist in het voordeel van de vreemdeling.

Er is echter ook casuïstiek waarin kinderen na de asielprocedure van de ouders zijn geboren, maar er nooit een dergelijk formulier is ingediend. Deze zaken zijn, net als andere zaken die niet vergelijkbaar zijn, getoetst aan de gebruikelijke voorwaarden van de afsluitingsregeling. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft hierover geoordeeld dat de situatie waarin een dergelijk formulier is ingediend, niet gelijk is aan de situatie waarin het betreffende formulier niet is ingediend en dat er dus rechtens geen situatie is van gelijke gevallen.

Ik moet zeggen dat ik begrijp dat dat een lastige, heel verdrietige boodschap is voor degenen die het betreft. Maar ik zie geen aanleiding om kinderen voor wie nooit een formulier is ingevuld en voor wie niet een asielverzoek is ingediend, ten minste vijf jaar voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd, alsnog onder de reikwijdte van de afsluitingsregeling te brengen. Ze hebben geen asielachtergrond en hun zaken zijn niet vergelijkbaar met de zaken waarin de regeling tijdelijk ruimhartig is uitgelegd, zoals ook de Raad van State vrij recent heeft aangegeven. Dat is de situatie van de afsluitingsregeling.

De voorzitter:

De heer Jasper van Dijk, tot slot.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De staatssecretaris heeft nu het antwoord op vraag 107 keurig voorgelezen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, ik heb niets uitgebreid.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het lijkt heel erg op elkaar. Iedereen die het begreep, is heel knap. Ik heb het drie keer gelezen en ik hoor nu inderdaad weer dit verhaal. De goede luisteraar hoort dus dat men tijdelijk ruimhartig invulling heeft gegeven aan de regeling, en op een gegeven moment heeft gezegd: dat doen we niet meer zo. En dan krijg je dus gelijke gevallen die ongelijk behandeld worden. Het is een heel klein aantal mensen. Ik vraag hier alleen maar aan de staatssecretaris om redelijk en billijk te zijn en om dit te regelen. Het gaat hier over een kind van 7 jaar. Dat ga je toch niet terugsturen naar een land waar het nooit is geweest?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik wil hier toch nog even heel duidelijk over zijn. Er zijn inderdaad mensen die na hun asielaanvraag, die was afgewezen, een kind hebben gekregen en die ondanks het feit dat die asielaanvraag was afgewezen, desalniettemin een formulier hebben ingeleverd. Er zijn ook gevallen waarin mensen afgewezen waren, een kind hebben gekregen, maar daarvoor geen formulier hebben ingeleverd. Dat is de laatste situatie. Daarvan heeft de Raad van State gezegd dat het geen vergelijkbare gevallen zijn. Ik ben het met de heer Van Dijk eens dat dat een hele lastige, moeilijke en ook verdrietige uitkomst is, maar het is de afsluitingsregeling waarvoor we met z'n allen de voorwaarden heel nadrukkelijk en precies gesteld hebben. De Raad van State heeft zich hierover gebogen en er heel duidelijke uitspraken over gedaan. Degenen waarvan de asielaanvraag was afgewezen, maar die desalniettemin wel een papier hebben ingeleverd voor het kind dat geboren is, zijn wel op gelijke wijze behandeld. Daar is op een gegeven moment mee gestopt. Als het gaat om ouders waarvan de asielaanvraag al was afgewezen en die nooit een papier hebben ingevuld, hebben de IND en de Raad van State gezegd dat zij niet onder de afsluitingsregeling vallen.

Voorzitter. Dan nu de amendementen. Het amendement op stuk nr. 24 van mevrouw Ellemeet en mevrouw Kröger gaat over een verruiming van de opvangcapaciteit van het COA met 100 miljoen. Ik ontraad dit amendement; dat is het advies. Het COA zal in 2022 extra financiële ruimte nodig hebben door de verhoogde bezetting, maar daarvoor hebben we het reguliere begrotingsproces. In het begrotingsproces wordt jaarlijks op basis van de laatste ramingen ten aanzien van de bezetting van het COA gekeken naar het noodzakelijke meerjarige budget. Bij het opstellen van de begroting 2022 was de verwachting dat de asielinstroom iets lager zou worden en dat de uitstroom van vergunninghouders redelijk op peil zou blijven. Komend voorjaar zal het kabinet weer kijken of het budget past bij de ramingen en zo nodig overgaan tot aanpassing. Dan wat betreft de dekking van het amendement. Het voorstel dat is aangedragen, is niet uitvoerbaar omdat de voorgestelde dekking van de leden Maatoug c.s., namelijk om de verlaging van de winstbelasting voor de 5% meest winstgevende bedrijven niet door laten gaan, niet door uw Kamer is aangenomen. Daarnaast gaat het dekkingsvoorstel in tegen de begrotingsregels, die een scheiding van inkomsten en uitgaven voorschrijven.

Dan het volgende amendement, op stuk nr. 28. Dat is het amendement van de heer Jasper van Dijk met het doel de bezuiniging op het COA ongedaan te maken. Hij verzoekt om de beschikbare middelen van het COA met een bedrag van 128 miljoen te verhogen. Ik moet zeggen dat ik ook dit amendement ontraad. Mijn motivering daarvoor is dezelfde als bij het amendement op stuk nr. 24 van mevrouw Ellemeet en mevrouw Kröger over de financieringswijze van het COA, namelijk: het komend voorjaar zal het kabinet weer kijken of het budget past bij de ramingen en zo nodig overgaan tot aanpassing. Dan wat betreft de dekking van het amendement. Dekking wordt gezocht op de begroting van het ministerie van Defensie. Die valt niet onder mijn beleidsterrein. Ik voel terughoudendheid bij het ingaan op de dekking van dit voorstel. Ik merk ook op dat dit voorstel niet bij de behandeling van de begroting van Defensie aan de orde is geweest. Maar gezien de problematiek omtrent het Defensiematerieel kan ik me niet voorstellen dat de minister van Defensie, en daarmee het kabinet, hiermee zou kunnen instemmen.

Dat wat betreft de amendementen, voorzitter.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik de staatssecretaris bedanken voor haar beantwoording en de bewindspersonen voor hun eerste termijn.

Ik stel voor dat we meteen doorgaan met de tweede termijn van de Kamer.

Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Markuszower van de PVV, die al heeft aangekondigd behoorlijk wat moties te hebben.

De heer Markuszower (PVV):

Zeker, voorzitter. Dank u wel. Dank ook aan de bewindslieden voor de beantwoording. Ik heb veel moties, ook namens mijn collega Helder, die ze vandaag niet zelf kan uitspreken. De eerste gaat over drugs en wordt ingediend naar aanleiding van de discussie die mijn fractievoorzitter, Geert Wilders, tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft aangezwengeld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat harddrugs het vergif van onze samenleving zijn en dat iedereen die harddrugs gebruikt, medeverantwoordelijk is voor het in stand houden van de drugsindustrie en de ondermijnende criminaliteit;

van mening dat de overheid de taak heeft om de gebruikers van harddrugs keihard aan te pakken en dus ook het bezit van kleine hoeveelheden van harddrugs voor eigen gebruik niet te gedogen;

constaterende dat de minister-president tijdens de recente Algemeen Politieke Beschouwingen letterlijk heeft gezegd: "Iedereen die een lijntje coke snuift is onderdeel van een systeem van zware criminaliteit waar vele, vele miljarden in omgaan. Het is totaal ondermijnend voor onze rechtsstaat";

verzoekt de regering om een einde te maken aan het gedoogbeleid ten aanzien van het bezit van harddrugs zodat ook het bezit van kleine hoeveelheden voor eigen gebruik wordt vervolgd en bestraft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Helder.

Zij krijgt nr. 40 (35925-VI).

De heer Markuszower (PVV):

De tweede motie gaat over de verschrikkelijke imperialistische hoofddoek.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in een aantal gemeenten een pilot komt waarbij het dragen van een hoofddoek door buitengewoon opsporingsambtenaren bij het uniform mogelijk is;

constaterende dat in de Gedragscode lifestyle-neutraliteit, welke voor politieambtenaren geldt, is vastgelegd dat de politieambtenaar zich dient te onthouden van uitingen, toevoegingen en/of versierselen aan het uniform die afbreuk doen aan de neutrale houding;

van mening dat dit onverkort ook geldt voor buitengewoon opsporingsambtenaren, omdat zij ook de overheid representeren in hun optreden bij het handhaven van de geldende regelgeving;

verzoekt de regering het dragen van een hoofddoek door buitengewoon opsporingsambtenaren te verbieden, dan wel anderszins tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Helder.

Zij krijgt nr. 41 (35925-VI).

De heer Markuszower (PVV):

De derde motie. Deze luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de nabijheid van een politiebureau een cruciale rol speelt bij het veiligheidsgevoel van burgers en deze nabijheid ook voor de dienstverlening door de politie aan burgers noodzakelijk is;

van mening dat een politiebureau ook noodzakelijk is voor politieagenten om hun werk zo efficiënt mogelijk te kunnen doen;

van mening dat de politiebureaus terug in de wijken moeten om zo te waarborgen dat de politie ook daadwerkelijk in de "haarvaten van de samenleving" zit;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat de politiebureaus weer terug in de wijken komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Helder.

Zij krijgt nr. 42 (35925-VI).

De heer Markuszower (PVV):

De vierde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het mogelijk is dat verdachten van zware en/of georganiseerde criminaliteit vanuit de gevangenis hun criminele activiteiten voortzetten;

constaterende dat in Italië artikel 41 bis van de wet op het gevangeniswezen geldt, welke het mogelijk maakt dergelijke verdachten op te sluiten in een onbeperkt isolement, hetgeen betekent: 24 uur per dag onder toezicht, geen contact met de cipiers, geen toegang tot tv of internet en slechts één uur per maand — gefilmd en achter glas — één aangewezen familielid mogen zien;

constaterende dat dit wetsartikel aldaar bijzonder succesvol is;

verzoekt de regering om invoering van een dergelijk wetsartikel in Nederland te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Helder.

Zij krijgt nr. 43 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er inmiddels rapporten zijn verschenen waaruit seksueel misbruik en/of geweld is gebleken binnen de kerk, de jeugdzorg en de turnsport;

constaterende dat de schaal waarbinnen dat heeft kunnen plaatsvinden niet los kan worden gezien van het feit dat instituties en al dan niet directe omstanders die hiervan op de hoogte waren dan wel hiervan gezien hun positie wel hadden moeten kunnen zijn, niet hebben ingegrepen, waardoor het misbruik en/of het geweld kon voortduren;

constaterende dat dit wegkijken en niet-ingrijpen niet strafbaar is volgens het Wetboek van Strafrecht;

verzoekt de regering invoering van een dergelijk wetsartikel in Nederland te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Helder.

Zij krijgt nr. 44 (35925-VI).

De heer Markuszower (PVV):

De laatste motie met mevrouw Helder. O, nee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister op het punt staat om samen met de minister van Financiën, de minister van Defensie, het College van procureurs-generaal en de korpschef een Multidisciplinair Interventie Team (MIT) in te stellen;

constaterende dat het MIT niet door alle hieraan deelnemende organisaties als de gewenste aanvulling op de bestaande aanpak wordt gezien, hetgeen wel noodzakelijk is voor het slagen ervan;

verzoekt de regering om het MIT, zoals door de minister beoogd, grondig te laten heroverwegen door de commissie-Schneiders, die onder meer de positie van de Landelijke Eenheid in het huidige politiebestel zal bekijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Helder.

Zij krijgt nr. 45 (35925-VI).

De voorzitter:

We stoppen even de tijd zodat u een slok water kunt nemen.

De heer Markuszower (PVV):

Dat is supervriendelijk. Nu mijn eigen moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering zo snel mogelijk een volwaardig politiebureau met 24/7-bezetting te openen in Ter Apel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Helder.

Zij krijgt nr. 46 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland vol is;

overwegende dat vanwege de asielinvasie er geen woningen meer zijn voor Nederlanders, de zorgkosten torenhoog zijn en de onveiligheid en islamisering in Nederland zijn toegenomen;

verzoekt de regering alle asielzoekerscentra direct te sluiten, alle in Nederland verblijvende asielzoekers vast te zetten en zodra het mogelijk is uit te zetten naar een land in de regio waar ze vandaan komen;

verzoekt de regering tevens alle in Nederland verblijvende illegalen vast te zetten om ze vervolgens uit te zetten naar het land van herkomst;

verzoekt de regering voorts om van alle in Nederland verblijvende mensen met een tijdelijke asielstatus hun verblijfsvergunning in te trekken en ze terug te sturen naar een veilig land in hun eigen regio,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 47 (35925-VI).

De heer Markuszower (PVV):

O jee. Oké.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland overspoeld wordt door asielzoekers;

overwegende dat andere landen, zoals Polen, succesvol asielzoekers weten tegen te houden aan de grens;

verzoekt de regering de Nederlandse grenzen te sluiten en een push-backsysteem in te voeren door alle asielzoekers aan de grens tegen te houden dan wel ze weer terug de grens over te duwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Wilders.

Zij krijgt nr. 48 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om zolang de grenzen voor asielzoekers niet dicht zijn, gesloten instellingen te maken van alle asielzoekerscentra zodat asielzoekers niet meer de buurt kunnen terroriseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 49 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vuurwerk tijdens de jaarwisseling een Nederlandse traditie is;

constaterende dat het instellen van een verbod op siervuurwerk niet bijdraagt aan een afname van ziekenhuisopnames;

verzoekt de regering het vuurwerkverbod voor de komende jaarwisseling in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Madlener.

Zij krijgt nr. 50 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister onlangs een levenslanggestrafte gratie heeft verleend, waardoor de levenslang veroordeelde zesvoudig moordenaar Cevdet Yilmaz op vrije voeten is gekomen;

overwegende dat een levenslange gevangenisstraf ook daadwerkelijk levenslang behoort te zijn;

verzoekt de regering geen gratie te verlenen aan levenslanggestraften,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 51 (35925-VI).

De heer Markuszower (PVV):

Dan mijn laatste motie. Dank voor uw geduld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veroordeelde terroristen in Nederland gemiddeld tweeënhalf jaar en nooit langer dan vier jaar celstraf opgelegd krijgen;

overwegende dat veroordeelde terroristen die uit de cel komen tikkende tijdbommen zijn;

overwegende dat terroristen omwille van de nationale veiligheid levenslang in de gevangenis zouden moeten zitten;

verzoekt de regering op spoedige termijn een minimumstraf van levenslang voor terroristen in te voeren;

verzoekt de regering veroordeelde terroristen met een dubbele nationaliteit te denaturaliseren en uit te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 52 (35925-VI).

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Markuszower. Dat is best knap; binnen de tijd.

Het woord is aan mevrouw Michon-Derkzen van de VVD. Zet 'm op.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik vond het een mooi debat deze afgelopen twee dagen, omdat het zo'n brede overview geeft van dit belangrijke beleidsterrein. En ik dank de bewindspersonen voor hun uitgebreide beantwoording.

Voorzitter. Veiligheid staat onder druk. Dat komt niet omdat mensen die dag in, dag uit werken om ons land veilig te houden hun werk niet goed doen, maar dat komt omdat de aanpak van drugscriminaliteit een taai en veelkoppig monster is dat niet eenvoudig te temmen is. Het extra geld, een half miljard en nog eens 200 miljoen daarbovenop, is dus keihard nodig voor versterking van de capaciteit. Ten eerste bij de politie. Met mijn fractie wil ik graag weten wat nou het totaal in extra fte is dat we erbij gaan krijgen door deze extra financiële impuls. Welke extra resultaten gaan we zien met deze extra investering? Dan doel ik op de extra fte bij politie en alle andere betrokken organisaties. Ik heb daarvoor de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit een wissel trekt op de Nederlandse samenleving;

constaterende dat deze regering vanaf de begroting van 2022 structureel fors investeert in de aanpak van ondermijning, onder andere door versterking van de politie, Openbaar Ministerie, rechterlijke macht, opsporingsdiensten en vele samenwerkingsverbanden;

constaterende dat deze regering nieuwe instrumenten ontwikkelt om criminele geldstromen te doorbreken, illegaal verkregen vermogen af te pakken en illegale middelen zoals drugs te onderscheppen;

verzoekt de regering inzichtelijk te maken hoeveel structurele operationele capaciteit (extra fte) respectievelijk programmageld er concreet bij komt bij de afzonderlijke betrokken organisaties en samenwerkingsverbanden als gevolg van de investeringen vanaf deze begroting, en hierover de Kamer voor 1 maart 2022 te informeren;

verzoekt de regering een plan van aanpak op te stellen om de afpakambitie van vermogen en illegale middelen fors te verhogen, en de Kamer over dit concrete streven voor 1 maart 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen en Kuik.

Zij krijgt nr. 53 (35925-VI).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. De mensen die met hun kop in de wind staan, moeten we helpen waar gewenst en beschermen waar noodzakelijk. De politie geeft aan dat ze naast de drones in de haven voor openbareordetaken en de drones voor forensische taken eigen counterdrones nodig heeft om in te zetten bij bedreigingen of dreigingen met drones. We moeten de politie voldoende uitrusten. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de ontwikkeling van drones kansen biedt voor de politie en douane om in onder meer de havens toezicht te houden en uithalers op te sporen;

constaterende dat tegelijkertijd een toenemend risico bestaat op gevaarzettend gebruik van drones door activisten en terroristen;

overwegende dat politiekorpsen internationaal in toenemende mate beschikking hebben over drones en counterdronesystemen maar dat Nederland voor counterdronesystemen nu afhankelijk is van externe inhuur om deze kansen te grijpen en bedreigingen het hoofd te bieden;

verzoekt de regering de politie te voorzien van drones en counterdronesystemen voor deze taken en bij aanschaf, training en onderhoud waar mogelijk samen op te trekken met Defensie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen en Bisschop.

Zij krijgt nr. 54 (35925-VI).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik zei het net al: voor de bescherming van mensen moeten we de adviezen van de commissie-Bos uitvoeren, vooral de drie punten die ik in de eerste termijn heb genoemd. Wat mijn fractie betreft moeten we met name de positie van de bedreigde meer centraal stellen. Er gaat nu een taskforce aan de gang met de implementatie van dit advies van de commissie-Bos, maar ik wil de punten die ik heb genoemd, onderschrijven met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voortdurende dreiging tegen togadragers, journalisten en politici het grote belang van een goed functionerend stelsel bewaken en beveiligen scherp markeren;

constaterende dat het kabinet voor verbetering van het stelsel 154 miljoen heeft vrijgemaakt, mede om de adviezen van de commissie-Bos te implementeren;

van mening dat het van groot belang is dat de diensten verantwoordelijk voor bewaken en beveiligen goed en stelselmatig onderzoek kunnen doen naar dreiging, dat die informatie ook onderling kan worden gedeeld met het oog op beheersing van die dreiging en dat zij door andere diensten goed kunnen worden geïnformeerd wanneer die voor de beveiliging relevante dreiging signaleren;

van mening dat de impact van de bedreiging en de daaruit voortvloeiende beveiliging voor bedreigde en zijn of haar omgeving groot is maar dat de bedreigde nog onvoldoende positie heeft in het proces;

verzoekt de regering ten spoedigste een onderzoek te starten om de wettelijke beperkingen in het delen van informatie, relevant voor een dreigingsanalyse, tussen de betrokken diensten in beeld te krijgen en met een voorstel te komen deze weg te nemen;

verzoekt de regering de positie van de bedreigde beter te verankeren, met een vast aanspreekpunt en goede psychosociale ondersteuning, en waar mogelijk enig inzicht te geven in het dreigingsrisico en inspraak op de te nemen beveiligingsmaatregelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen en Palland.

Zij krijgt nr. 55 (35925-VI).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. Neutraliteit van het gezag is een heel groot goed. Daarom is er voor specifieke beroepen een uniform in dit land, en bij zo'n uniform past geen uiting van geloof. In mijn termijn heb ik aangegeven dat ik een uitspraak van de Kamer wil, dus hierbij de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de boa's opkomen voor onder meer de openbare orde en als zodanig namens de overheid in het openbaar optreden;

constaterende dat in diverse steden wordt opgeroepen tot het toestaan van religieuze uitingen bij het dragen van het boa-uniform;

constaterende dat de minister van JenV verantwoordelijk is voor het stelsel van boa's;

van mening dat de neutrale uitstraling van boa's niet samengaat met het dragen van religieuze uitingen, zoals het dragen van een hoofddoek;

verzoekt de regering in landelijke regelgeving regels over de uniformering van boa's op te nemen waarbij neutrale uitstraling van het uniform het uitgangspunt is, en de Kamer hierover begin 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 56 (35925-VI).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. Dan wil ik de minister danken voor twee toezeggingen waar ik zeer aan hecht: de toezegging van het verdelen van de middelen bij de groene boa's, om die in te zetten voor de ondermijningsproblematiek, en de toezegging bij brief om scherp te kijken naar hoe we jongeren aanpakken bij het afnemen van spullen gekocht met crimineel geld en de aanpak van de drugsrunners met de zeven afnemers, waar we het over hebben gehad.

We hebben het ook gehad over de samenwerking tussen de diensten en het MIT, het Multidisciplinair Interventie Team. Omwille van de tijd zal ik me beperken tot een motie, een motie over het MIT.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) van toegevoegde waarde kan zijn om specifieke fenomenen en onderliggende structuren te onderzoeken en bloot te leggen, maar dat in de opbouwfase de precieze inzet nog moet uitkristalliseren;

overwegende dat het MIT met name meerwaarde kan bieden bij het onderzoeken van fenomenen en onderliggende structuren en dat operationele interventies primair door of in samenwerking met de moederorganisaties moeten worden verricht;

overwegende dat vanaf de begroting 2022 fors extra middelen beschikbaar zijn om te zorgen dat de formatie van alle betrokken organisaties kan worden versterkt, maar dat de invulling daarvan tijd kost en dat bij inrichting van het MIT voldoende aanpassingstijd moet worden geboden aan moederorganisaties om de bezetting in de teams op orde te houden;

overwegende dat de innovatieve werkwijze ook ontwikkeling van de bijbehorende juridische kaders behoeft en het daarbij zou helpen als er een stimulerend toezichtsorgaan komt dat zowel toezicht houdt op het werk dat wordt verricht als meedenkt over de ontwikkeling van het juridisch kader;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk een toezichthouder aan te stellen op de gegevensverwerking van het MIT die stimulerend toezicht kan houden;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk te komen met een wetsvoorstel waarmee de innovatieve werkwijze van het MIT met de juiste waarborgen wordt verankerd in de wet en het primaat voor operationele interventies behouden blijft bij de moederorganisaties;

verzoekt de regering in de opbouwfase voldoende tijd te nemen voor de opbouw van het MIT zodat de moederorganisaties de mogelijkheid hebben de operationele capaciteit en bijbehorende expertise op orde te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 57 (35925-VI).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel, en ik dank de bewindslieden.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Michon-Derkzen. Ik geef het woord aan uw collega, de heer Valstar van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Valstar (VVD):

Dank. Na mijn twee voorgangers zal ik het aantal moties weer een beetje in evenwicht brengen, want ik heb één motie. Daar ga ik mee beginnen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een groep van zeker 1.000 uitgeprocedeerde asielzoekers sinds de coronapandemie niet kan worden uitgezet omdat zij een PCR-test weigeren;

constaterende dat quarantaine en/of een gezondheidsverklaring door veel landen niet wordt geaccepteerd om deze groep mensen terug te nemen;

constaterende dat het kabinet reeds in gesprek is met verschillende landen die te kampen hebben met dezelfde problematiek, waaronder landen als Denemarken en Duitsland;

constaterende dat deze landen bij wet hebben vastgelegd dat PCR-testen onvrijwillig afgenomen kunnen worden bij uitgeprocedeerde asielzoekers, zodat zij alsnog kunnen worden uitgezet;

verzoekt de regering snel te verkennen of, en zo ja, op welke wijze uitgeprocedeerden die door middel van het weigeren van een PCR-test hun proces frustreren, alsnog effectief uitgezet kunnen worden en hierbij ook de mogelijkheden voor een wettelijke grondslag voor een onvrijwillige PCR-test te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Valstar.

Zij krijgt nr. 58 (35925-VI).

De voorzitter:

U kunt de motie hier inleveren.

De heer Valstar (VVD):

Dat ga ik zo doen. Nu ik nog tijd over heb, wil ik het kabinet en de staatssecretaris in het bijzonder danken voor de schriftelijke beantwoording. Veel mensen thuis denken: er worden heel veel vragen gesteld en ze worden in mindere mate beantwoord. Dat is niet waar. We hebben om en nabij de 150 vragen op schriftelijke wijze beantwoord gekregen. Ik wil nog één antwoord aanhalen. Dat betreft de Oostenrijkse casus, het arrest van het Hof van Justitie van 9 september 2021. Het kabinet geeft aan dat het dat arrest gaat bestuderen om te bezien of er een wettelijke grondslag mogelijk is in Nederland om herhaalverzoeken makkelijker te kunnen afwijzen. Daarbij laat het kabinet open wanneer het hierop terugkomt. Ik zou graag willen weten wanneer het kabinet hierop kan terugkomen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Jasper van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nog heel kort een vraag over de motie van de heer Valstar. Ik snap heel goed het punt dat hij daarin maakt, maar de uitvoerbaarheid moet er ook zijn. Misschien wil hij dat nog uitleggen. Hoe doe je een onvrijwillige PCR-test? Gaat dat dan onder dwang? Vaccinatie, hoe gaat dat?

De heer Valstar (VVD):

Ik had het niet over vaccinatie. Ik had het over een PCR-test. Als landen als Denemarken en Duitsland dat kunnen doen — en dat lijken mij geen derdewereldlanden — dan denk ik dat Nederland dat ook kan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Valstar. Dan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel. Ik zou normaal gesproken uitgebreid de bewindspersonen gaan bedanken voor de beantwoording, maar ik heb zo veel moties dat ik daar helaas geen tijd voor heb. Nee hoor, bedankt voor de beantwoording.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat klokkenluiders beschermd moeten worden;

verzoekt de regering klokkenluiders te beschermen, geen aangifte tegen hen te doen en lopende aangiftes tegen mensen die misstanden naar buiten brengen in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Kathmann, Ellemeet, Simons, Koekkoek, Azarkan, Omtzigt en Bisschop.

Zij krijgt nr. 59 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het kinderopvangtoeslagschandaal is gebleken dat de rechters van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tekort zijn geschoten in de rechtsbescherming van mensen tegen de overheid;

constaterende dat er altijd al vraagtekens geplaatst zijn bij de structuur van de Raad van State, omdat de Raad van State als adviseur van de overheid tevens hoogste bestuursrechter is in zaken tussen burgers en overheid en de schijn van partijdigheid dan kan worden gewekt;

verzoekt de regering voorbereidingen te treffen en met een voorstel te komen om de rechtsprekende taak bij de Raad van State weg te halen en onder te brengen bij de rechterlijke macht, bijvoorbeeld in een bestuursrechtelijk gerechtshof,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Omtzigt.

Zij krijgt nr. 60 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Haags Kinderontvoeringsverdrag belangrijke uitgangspunten bevat die in het belang van het kind zijn, zoals het zo spoedig mogelijk teruggeleiden van het kind naar de gewone verblijfplaats, maar aangesloten landen dit verdrag lang niet altijd goed en zorgvuldig naleven, waardoor Nederlanders van wie het kind naar het buitenland is ontvoerd de dupe kunnen zijn;

verzoekt de regering Nederlanders die het hier het slachtoffer van zijn beter bij te staan en andere verdragslanden actiever aan te spreken op het naleven van het Haags Kinderontvoeringsverdrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Ellian en Kathmann.

Zij krijgt nr. 61 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse Staat zich na aansporing door een Kamermotie in procedures inzake interlandelijke adoptie niet meer op eventuele verjaringstermijnen beroept, maar dit nog wel doet bij rechtszaken over binnenlandse adoptie;

van mening dat het in rechtszaken over binnenlandse adoptie, net als in de hele discussie over interlandelijke adoptie, gaat over de vraag welke verantwoordelijkheid precies op de staat rust en dat het dan niet passend is om als Staat een beroep te doen op het juridische argument dat een zaak verjaard zou zijn;

verzoekt de regering ook bij rechtszaken die draaien om binnenlandse adopties uit het verleden geen beroep meer te doen op eventuele verjaringstermijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 62 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een groot capaciteitstekort is bij de politie en de druk op het politieonderwijs in de komende jaren daardoor nog verder toeneemt;

constaterende dat de screening van nieuwe agenten steeds vaker alleen digitaal is, er geen huisbezoeken meer worden afgelegd en psychologische gesprekken worden vervangen door enkel vragenlijsten;

van mening dat er geen concessies gedaan mogen worden aan de integriteit en kwaliteitsvereisten van nieuwe agenten om politieke doelstellingen te halen;

verzoekt de regering op korte termijn te komen met een gedegen visie op en praktische uitwerking van het politieonderwijs waar onder andere, maar niet uitsluitend, in wordt meegenomen:

  • -goede begeleiding en ondersteuning vanuit de academies voor studenten in een basisteam zodat zij niet ingezet (kunnen) worden als volwaardig opgeleid agent zolang zij dit niet zijn;

  • -voldoende (klassikale) begeleiding en ondersteuning voor (beginnende) studenten waarbij voldoende helder is wat er van deze studenten verwacht wordt;

  • -een passend salaris en helder takenpakket voor docenten aan de Politieacademie;

  • -voldoende adequate huisvesting en voorzieningen als schietbanen, sportterreinen en voertuigen;

  • -het verbeteren van de screening van aangemelde studenten, waarbij face-to-facecontact vooropstaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Kathmann, Ellemeet, Koekkoek, Azarkan en Bisschop.

Zij krijgt nr. 63 (35925-VI).

De heer Van Nispen (SP):

Dan heb ik toch nog tijd over voor een slotopmerking. Ik merk dat de ministers erg tevreden zijn over de eigen inspanningen, de resultaten en de plannen. Dat kan ik me voorstellen. Ik heb dat zelf iets minder, zeg ik eerlijk, want ik vind een aantal dingen niet normaal in een land als Nederland. Dat zaken bij de politie op de stapel liggen te wachten op behandeling terwijl slachtoffers in de kou staan, vind ik niet normaal. Ik vind het ook niet normaal dat er bezuinigd wordt op de brandweer, dat de politie niet meer in de wijk is, dat misdaad loont en dat mensen hun recht niet meer kunnen halen. Ik vind het ook niet normaal dat er zo weinig wordt geïnvesteerd in de privacy-waakhond. We hebben op veel van deze punten plannen ingediend. De voorstellen zijn allemaal ontraden. Ik hoop heel erg op de collega's in de Kamer om te doen wat eigenlijk heel logisch is en in het belang van onze veiligheid en in het belang van een sterkere rechtsstaat.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Ik geef het woord aan collega Jasper van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ga ook even een wedstrijdje snellezen doen. Ik weet niet of ik zo snel ben als Markuszower; maar de moties komen nog op schrift.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de jezidigemeenschap slachtoffer is van extreme gruwelijkheden waaronder genocide, slavernij en seksueel geweld door IS;

overwegende dat een aantal jezidische vrouwen en hun kinderen uit de gemeenschap zijn verstoten als gevolg van verkrachting;

constaterende dat een aantal landen (Frankrijk, Duitsland, Canada) humanitaire toelatingsprogramma's heeft opgezet voor jezidi's en hun kinderen;

verzoekt de regering een tijdelijk humanitair toelatingsprogramma op te zetten om een nader af te spreken aantal jezidische vrouwen en hun kinderen in Nederland toe te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 64 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sprake is van grote onveiligheid op de bussen bij Ter Apel en dat sommige buschauffeurs door geweld en intimidatie zelfs thuiszitten;

van mening dat er permanent toezicht op de bussen moet komen;

verzoekt de regering om betrokkenen (OV-bureau en Qbuzz) op hun verantwoordelijkheid te wijzen ten aanzien van haar werknemers en passagiers en te zorgen dat de veiligheid op de bussen wordt verbeterd en gewaarborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 65 (35925-VI).

De heer Jasper van Dijk (SP):

De laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onder het kinderpardon uit 2019 (de Afsluitingsregeling) een beperkt aantal gezinnen zijn afgewezen, omdat het kind geboren werd nadat de asielprocedure van de ouders was afgerond;

constaterende dat aan andere gezinnen waarvan het kind eveneens geboren werd nadat de asielprocedure van de ouders was afgerond, wel een verblijfsvergunning werd verleend om de enkele reden dat in die gevallen na de geboorte van het kind een zogeheten M35-K-formulier werd ingediend;

constaterende dat de staatssecretaris heeft erkend dat voornoemd M35-K-formulier zinledig en per definitie zonder rechtswaarde is, wanneer dit wordt ingediend op het moment dat de ouders niet meer in een asielprocedure zitten;

overwegende dat een zinledig formulier zonder rechtswaarde geen reden mag vormen om onderscheid te maken tussen kinderen van wie de zaken in juridisch opzicht volkomen gelijk zijn (c.q. gelijke monniken gelijke kappen);

verzoekt de regering om een zinledig formulier zonder rechtswaarde niet langer als voorwaarde voor verlening van een verblijfsvergunning aan na de asielprocedure geboren kinderen te hanteren en in plaats daarvan onder de Afsluitingsregeling de kinderen die na de asielprocedure geboren werden gelijk te behandelen door aan hen een verblijfsvergunning op grond van die regeling te verlenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 66 (35925-VI).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nog vijf seconden. Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Toch fijn, die vijf seconden. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Werf van D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. Ik heb een korte intro. Ik heb het in eerste termijn al gehad over hoe de problemen voor de politie qua werkdruk op korte termijn kunnen verbeteren. Mevrouw Bikker noemde dit ook. Daarom dienen wij samen deze motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de basisteams van de politie al jaren onder hoge druk staan als gevolg van het capaciteitstekort, waardoor agenten onvoldoende toekomen aan het werk in de wijk;

constaterende dat het tijd zal kosten om nieuwe agenten te werven en op te leiden, waardoor de politie verwacht, ondanks extra middelen, in 2022 met de grootste onderbezetting te maken te hebben van de periode 2021-2025;

overwegende dat doordat de instroom van de 700 fte nieuwe agenten pas later mogelijk is, er ook incidentele ruimte binnen de beschikbare middelen ontstaat;

overwegende dat de werklast binnen de basisteams verminderd kan worden door bijvoorbeeld de inzet van vrijwilligers of extra intake- en servicemedewerkers en dat deze medewerkers op kortere termijn zouden kunnen worden ingezet;

verzoekt de regering om in navolging van de afgelopen jaren een deel van incidenteel vrijgevallen middelen uit de motie-Hermans in te zetten teneinde de onderbezetting in de GGP te mitigeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf en Bikker.

Zij krijgt nr. 67 (35925-VI).

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dan ga ik snel door.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de georganiseerde misdaad een bedreiging vormt voor onze samenleving;

constaterende dat deze dreiging alleen effectief bestreden kan worden met beleid waarin preventie een kernonderdeel vormt;

overwegende dat in het huidige beleid acht gemeenten een start hebben gemaakt met de intensivering van de preventieve aanpak met incidentele middelen uit het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit;

van mening dat bestaande interventies met bewezen effectiviteit, zoals Alleen jij bepaalt wie je bent, Kapot Sterk, Integrale Persoonsgerichte Toeleiding naar Arbeid en de re-integratieofficier waar mogelijk breder moeten worden uitgerold;

verzoekt de regering om met een deel van de incidentele middelen tegen ondermijning in de begroting van Justitie en Veiligheid voor 2022 bestaande effectieve interventies gericht op kinderen en jongeren, evenals kennis over best practices op dit gebied, ook beschikbaar te stellen aan kleinere gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Verkuijlen en Kuik.

Zij krijgt nr. 68 (35925-VI).

Mevrouw Van der Werf (D66):

Nog 54 seconden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 55 naast de aanhoudende dreiging van jihadisme ook vanuit rechts-extremistische hoek een terroristische aanslag voorstelbaar is;

constaterende dat deze dreiging vooral gebaseerd is op de betrokkenheid van jonge Nederlanders bij internationale, online accelerationistische netwerken, waarvan de uitingsvormen sterk verschillen van het jihadisme;

overwegende dat gemeenten een cruciale rol spelen in de aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme, maar dat lokaal beleid lang gericht was op de bestrijding van jihadisme, en dat bewustzijn over het accelerationisme en hoe daarmee om te gaan nog versterking behoeft;

verzoekt de regering zorg te dragen voor bewustzijn bij gemeenten over de dreiging vanuit zowel jihadistische als rechts-extremistische hoek, en gemeenten proactief te wijzen op de dreiging van het accelerationisme, de middelen die daar binnen de versterkingsgelden beschikbaar voor zijn en de mogelijkheden om effectief invulling te geven aan die middelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Ellemeet en Azarkan.

Zij krijgt nr. 69 (35925-VI).

Dan geef ik het woord aan mevrouw Podt van D66.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan het kabinet voor de beantwoording. Ik kan me zomaar voorstellen dat een aantal mensen gisteravond tot heel erg laat hebben doorgewerkt. Daar zij wij hen natuurlijk bijzonder dankbaar voor.

Ik ga geen moties indienen. Ik heb nog wel een aantal vragen. Allereerst heb ik een opmerking. We zijn ontzettend blij met de toezegging die we terugzagen in de beantwoording over onze wens tot de financiering van de verlengde opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Zij krijgen nu net als Nederlandse jongeren begeleiding. Die hebben ze denk ik hard nodig. Die verdienen ze ook. Bovendien maakt dat volgens mij dat een hoop gemeenten in Nederland meer bereid zullen zijn om opvang in te richten voor deze groep. Volgens mij is dat een win-win.

We zagen ook een toezegging over het weghalen van hobbels voor asielzoekers die buiten de asielopvang verblijven en die dus gebruikmaken van een administratieve plaatsing of een logeerregeling. Nou weet ik dat er eerder de mogelijkheid was van een zelfzorgarrangement voor mensen die in hun eigen netwerk opvang regelen. Dat klonk me eigenlijk nog veel eenvoudiger in de oren dan al die regelingen die we nu hebben. Het zou misschien mooi zijn om te kijken of dat terug kan komen. Hoe dan ook krijgen we signalen dat er best wat asielzoekers zijn die zich moeten melden bij asielzoekerscentra die heel ver weg zijn van de plek waar zij verblijven. Ik zou graag aan de staatssecretaris willen vragen of zij daar werk van wil maken. Zoals ik ook al in de eerste termijn zei, zou het fantastisch zijn als we wat bedden konden vrijspelen.

We hebben het hier ook al een aantal keren gehad over het ontlasten van Ter Apel. We kennen allemaal de beelden. Ik denk dat het ook met de oplopende coronacijfers extra belangrijk wordt dat we ervoor zorgen dat mensen afstand van elkaar kunnen houden. In de beantwoording was mij niet helemaal duidelijk of de wethouder nou voor zo'n aanmeldcentrum gaat sturen op "twee extra" of "een tweede". In de twee beantwoordingen stond dat er net anders. Het lijkt mij dat er misschien wel meer dan één nodig is, gezien de omstandigheden waar we nu in zitten, maar dat hoor ik graag van de staatssecretaris.

Sowieso wilde ik opmerken dat ik snap dat iedereen heel erg z'n best doet, maar dat ik toch een zeker gebrek aan urgentie voel. We zien de druk weer oplopen. We zien wat voor flessenhals Ter Apel eigenlijk is. Dus ik zou toch graag van de staatssecretaris de verzekering willen hebben dat er in elk geval één extra aanmeldlocatie zou kunnen opengaan voor het einde van het jaar.

Dan het laatste puntje. Dat gaat over de huisvesting van statushouders. De staatssecretaris gaf aan dat er verschillende regelingen zijn. Bijvoorbeeld was er ooit de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders. Daar was 100 miljoen voor uitgetrokken, waarvan uiteindelijk slechts 8 miljoen is besteed. Dat was omdat er in die regeling zo veel voorwaarden zaten die onaantrekkelijk waren voor gemeenten. Kunt u ervoor zorgen dat dit soort regelingen in overleg met gemeenten worden gemaakt, zodat ze ook echt gebruikt gaan worden?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Podt. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kathmann van de PvdA.

Mevrouw Kathmann (PvdA):

Dank, voorzitter. Mij rest heel korte tijd om moties in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het kader van de Moriadeal slechts 2 in plaats van 50 alleenstaande kinderen naar Nederland zijn gebracht;

constaterende dat de staatssecretaris als reden hiervoor aandroeg dat er geen kinderen zouden zijn die afkomstig zijn uit "kansrijke landen", om te voorkomen dat zij na aankomst in Nederland moeten terugkeren naar hun herkomstland;

constaterende dat er volgens de laatste cijfers nog altijd ruim 2.000 alleenstaande kinderen verblijven in Griekenland, waarvan 29% Afghaans is;

overwegende dat er sinds de overname door de taliban een nationaal vertrekmoratorium voor Afghanistan van kracht is;

verzoekt de regering om haar belofte in te lossen en alsnog in totaal 50 alleenstaande kinderen uit Griekenland een veilig thuis in Nederland te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann, Piri, Kröger, Koekkoek, Den Haan, Azarkan, Simons en Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 70 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het afgelopen jaar een golf van supportersgeweld door ons land raasde, waar steeds meer politie-inzet voor nodig was;

van mening dat het code zwart is bij de politie, waardoor de uitvoering van de basistaken van de politie onder druk is komen te staan;

verzoekt de regering inzichtelijk te maken hoeveel wijkagenten, ME'ers en agenten die inlichtingen verzamelen, ingezet zijn bij voetbalrellen en voetbalwedstrijden en welke financiële middelen hiervoor nodig waren, en in hoeverre dit het budget van de politie en marechaussee zwaarder heeft belast dan geraamd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kathmann.

Zij krijgt nr. 71 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat supportersgeweld bij betaaldvoetbalwedstrijden de afgelopen weken toe is genomen;

overwegende dat voetbalbonden in het buitenland binnen enkele dagen straffen opleggen aan voetbalclubs na ontoelaatbaar gedrag van hen die zichzelf supporter noemen, terwijl sancties in Nederland soms weken op zich laten wachten;

constaterende dat de KNVB al lik-op-stukbeleid toepast tegen amateurvoetballers en supporters;

verzoekt de regering de KNVB te bewegen tot lik-op-stukbeleid voor sanctionering van voetbalclubs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kathmann.

Zij krijgt nr. 72 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 81% van de Amsterdamse en 84% van de Rotterdamse jonge vrouwen afgelopen jaar slachtoffer zijn geworden van straatintimidatie;

overwegende dat de minister in 2019 al heeft beloofd om straatintimidatie strafbaar te stellen, maar nog steeds geen wetsvoorstel naar de Kamer heeft gestuurd;

overwegende dat er in verschillende gemeentes geprobeerd is om straatintimidatie strafbaar te stellen;

verzoekt de regering binnen de snelst mogelijke termijn het wetsvoorstel strafbaarstelling straatintimidatie naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann, Ellemeet, Koekkoek, Den Haan, Van der Plas en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 73 (35925-VI).

Mevrouw Kathmann (PvdA):

Ik weet dat de toezegging is gedaan, maar ik wil toch graag een uitspraak van de Kamer, want de toezegging is al eerder gedaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuik, van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun beantwoording. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering extra investeert in een breed offensief tegen de georganiseerde criminaliteit, waaronder het voorkomen van jonge aanwas waarvoor 82 miljoen euro is gereserveerd;

constaterende dat in de uitwerking van dit beleid vooralsnog de aanpak van criminele uitbuiting onder minderjarigen niet wordt betrokken, terwijl uit een onderzoek blijkt dat het merendeel van de scholen in Nederland zich in toenemende mate zorgen maakt over drugsgerelateerde criminele uitbuiting in en rond scholen;

verzoekt de regering de aanpak van criminele uitbuiting integraal onderdeel te laten uitmaken van een breed offensief tegen georganiseerde criminaliteit;

verzoekt de regering bij de verdere uitwerking van de middelen ook nadrukkelijk aandacht te besteden aan de preventie van criminele uitbuiting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Bikker.

Zij krijgt nr. 74 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de georganiseerde drugscriminaliteit op alle mogelijke manieren invloed probeert uit te oefenen, ook door niet-strafbare intimidatie van overheidsmedewerkers en ambtsdragers door middel van wettelijke middelen en procedures;

overwegende dat sommige (drugs)criminelen over dermate veel geld beschikken dat zij dure juridische kennis kunnen inschakelen en door de diepe zakken over een lange adem beschikken;

constaterende dat gemeenten, in het bijzonder kleine gemeenten, niet altijd opgewassen zijn tegen dit juridische geweld, waardoor er ruimte is voor niet-strafbare intimidatie, met een waterbedeffect als gevolg omdat drugscriminelen hun activiteiten gaan voortzetten in kleinere gemeenten;

verzoekt de regering mogelijkheden te onderzoeken voor het instellen van een landelijk juridische loket voor gemeenten dat is gespecialiseerd in de juridische dimensie van de ondermijningsaanpak, en de Kamer daarover dit voorjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Bikker.

Zij krijgt nr. 75 (35925-VI).

Mevrouw Kuik (CDA):

De derde.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat georganiseerde drugscriminaliteit vaak bedreiging en intimidatie inzet om hun doelen te bereiken, waarbij daadwerkelijk geweld gebruiken ook niet wordt geschuwd;

constaterende dat ondernemers, journalisten, boswachters, notarissen, makelaars en anderen te maken hebben gekregen met deze ondermijnende intimidatie en dat er dan behoefte is aan beveiliging;

overwegende dat het tegenwoordig mogelijk is om bedreigde personen ook van slimme beveiligingsoplossingen te voorzien;

constaterende dat er met agrarische ondernemers ervaring wordt opgedaan door hen te helpen met cameratoezicht indien er sprake is van een concrete dreiging;

verzoekt de regering om een impuls te geven aan deze beveiligingsoplossingen door middel van een pilot vanuit het Platform Veilig Ondernemen, en de Kamer te informeren over deze pilot,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 76 (35925-VI).

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik het woord aan mevrouw Palland, ook van het CDA.

Mevrouw Palland (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ook namens mij dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording en aan de ondersteuning, die ook hard heeft gewerkt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door digitalisering en steeds verdergaande ontwikkelingen van onlineactiviteiten nieuwe vraagstukken ontstaan, ook in het veiligheidsdomein;

overwegende dat in Apeldoorn door Saxion Hogeschool, Utwente en de Politieacademie het initiatief is genomen tot een Centrum voor Veiligheid en Digitalisering en inmiddels meer partijen zijn aangehaakt ter ontwikkeling en het overdragen van kennis ten aanzien van digitale veiligheid, fraude, opsporing en bewustzijn;

overwegende dat ook op landelijk niveau en vanuit het ministerie van JenV vraagstukken spelen ter zake van cyberveiligheid, digitalisering en datagedreven onderzoek in het veiligheidsdomein;

verzoekt de regering te verkennen of aanhaken bij het initiatief van het Centrum voor Veiligheid en Digitalisering kan bijdragen aan het opbouwen van kennis en expertise ter zake van landelijke vraagstukken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Palland en Ellemeet.

Zij krijgt nr. 77 (35925-VI).

Mevrouw Palland (CDA):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor de politie van belang is om bij urgente vermissingssituaties met acuut levensgevaar snel te kunnen schakelen en handelen in de eerste minuten en uren van een vermissing;

overwegende dat er momenteel zeker bij vermissingsmeldingen "buiten kantooruren" tijd verloren kan gaan om toestemming te verkrijgen voor het kunnen lokaliseren van een urgent vermiste persoon via zijn of haar gsm;

overwegende dat het van belang is dat het verlenen van noodhulp wettelijk goed geregeld moet zijn en dat er op dit moment nog onduidelijkheid over bestaat;

verzoekt de regering de bevoegdheden zo te organiseren in een situatie van urgente vermissing met acuut levensgevaar dat er geen c.q. zo min mogelijk tijd verloren gaat in het verkrijgen van toestemming om een slachtoffer op te kunnen opsporen en of noodhulp te verlenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Palland.

Zij krijgt nr. 78 (35925-VI).

Mevrouw Palland (CDA):

Voorzitter. We hebben het hier vanavond ook veel over de politie gehad. Ik moet dan ook altijd even naar boven kijken. Dank dat jullie hier ook altijd aanwezig zijn en naar ons omzien.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Heel mooi. Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Ellemeet van GroenLinks. Gaat uw gang.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank. Dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording en ook heel veel dank aan alle ambtenaren die hard hebben gewerkt. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna de helft van de vrouwen in Nederland te maken krijgt met een vorm van lichamelijk of seksueel geweld;

verzoekt de regering om een Nationaal Coördinator Geweld tegen Vrouwen aan te stellen voor de aanpak van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Kathmann.

Zij krijgt nr. 79 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veroordeelde jongeren in sommige gevallen geen vog aanvragen, omdat zij ervan uitgaan dat zij die niet krijgen;

overwegende dat juist voor de sectoren waarin jongeren interesse hebben om te werken, zoals jeugdwerk, scherpere vog-eisen gelden dan voor de meeste sectoren;

van mening dat een vog alleen op verantwoorde wijze aan een veroordeelde jongere toegekend mag worden;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de onterechte veronderstelling dat veroordeelde jongeren geen vog kunnen krijgen, kan worden tegengegaan;

verzoekt de regering te leren van de ervaringen van onder anderen jobcoaches bij het onsuccesvol aanvragen van een vog voor veroordeelde jongeren, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 80 (35925-VI).

Dank u wel, mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan uw collega, mevrouw Kröger. Gaat uw gang.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor de beantwoording. Ik heb een drietal moties en daarom ga ik snel van start.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er procedures zijn waarvoor geen gesubsidieerde rechtsbijstand wordt toegekend, zoals bij het verhoor van niet aangehouden minderjarige verdachten en procedures waarin betrokkenen geacht worden zelfredzaam te zijn;

spreekt de wens uit dat gesubsidieerde rechtsbijstand in alle gevallen, ongeacht de inhoudelijke of procedurele aspecten, openstaat voor on- en minvermogenden;

verzoekt de regering om in overleg met de advocatuur te onderzoeken in welke procedures het toekennen van gesubsidieerde rechtsbijstand niet is voorzien, maar vanuit het oogpunt van rechtsbescherming wel noodzakelijk is, en de Kamer te informeren over de wijze waarop alsnog gesubsidieerde rechtsbijstand in die gevallen kan worden toegekend,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Van Nispen, Koekkoek, Simons, Kathmann en Omtzigt.

Zij krijgt nr. 81 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bijzondere aandacht in de asielprocedure voor een aantal groepen uit zogenaamde "veilige landen", zoals journalisten, mensenrechtenverdedigers en lhbt'ers, slechts op papier betekent dat de betreffende IND'er "extra alert" is op gevaar voor het individu in het land van herkomst en dat dit in de praktijk geen betere rechtspositie biedt;

overwegende dat in de "veilige landen" deze groepen vaak wel degelijk slachtoffer zijn van mensenrechtenschendingen;

verzoekt de regering om kwetsbare groepen uit "veilige landen" die nu op papier "bijzondere aandacht" krijgen, voortaan te behandelen in spoor 4, de algemene asielprocedure, zodat zij echt de bijzondere aandacht krijgen die hun asielverzoek verdient en voorkomen wordt dat mensen ten onrechte worden afgewezen en teruggestuurd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Koekkoek, Simons en Kathmann.

Zij krijgt nr. 82 (35925-VI).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

En tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op dit moment strafzaken in Griekenland aanhangig zijn tegen mensen die ervan worden verdacht vanuit humanitaire overwegingen hulp te hebben verleend aan asielzoekers in nood;

overwegende dat het redden van mensen op zee een verplichting is onder internationaal maritiem recht en daarom niet tegelijkertijd strafbaar kan zijn;

verzoekt de regering om zich in nationaal, Europees en internationaal verband in te zetten voor de erkenning van de betreffende guidance van de Europese Commissie;

verzoekt de regering voorts te voorzien in een uitzonderingsclausule voor humanitaire bijstand voor wat betreft het delict mensensmokkel in de Nederlandse strafwetgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Koekkoek, Simons en Kathmann.

Zij krijgt nr. 83 (35925-VI).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Met betrekking tot deze laatste motie. De staatssecretaris en ik kwamen in een soort woordenspel terecht over mensensmokkel versus mensenhandel. Het feit is dat er humanitaire mensenrechtenactivisten en humanitaire medewerkers terechtstaan in Griekenland. Die worden verdacht van mensensmokkel en mijn vraag aan de staatssecretaris is: het redden van mensen kan toch nooit strafbaar zijn? Dát was de vraag die ik stelde en daar hoop ik in de tweede termijn een antwoord op te krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie. Gaat uw gang.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Natuurlijk dank ik alle drie de bewindspersonen voor hun beantwoording en voor het staan voor de rechtsstaat. Ik dank ook u, voorzitter, voor het staan voor onze democratie en voor het hooghouden daarvan in ons huis. Dank u wel. De democratie is kwetsbaar en soms kwetsbaarder dan we denken. Juist daarom is het essentieel dat we hier het debat voeren, dat we hier elkaar aanspreken als er twijfels zouden zijn en dat we elkaar, als dat nodig is, ook erop aanspreken als we een grens overgaan. In die zin vind ik gisteren geen mooie dag om aan terug te denken, maar ik denk dat het als Kamer belangrijk is dat wij elkaar aanspreken. Dank ook aan u, voorzitter.

Voorzitter. Dan de inhoud van deze twee dagen. Ik heb twee moties. Die zal ik in enigszins snel tempo gaan voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat politievrijwilligers een belangrijke bijdrage leveren aan het politiewerk en de betrokkenheid van burgers bij het politiewerk op straat vergroten;

overwegende dat voor de periode 2018-2021 jaarlijks 0,5 miljoen beschikbaar was voor opleidingen van politievrijwilligers;

overwegende dat de instroom van nieuwe politievrijwilligers achterblijft en dat het aantal van 2.700 vrijwilligers nu nog lang niet in de buurt komt van de 10%-norm;

overwegende dat de Politieacademie vanwege begrijpelijk capaciteitsgebrek zeer beperkt opleidingen voor nieuwe politievrijwilligers kan verzorgen, wat een drempel vormt voor de instroom van nieuwe politievrijwilligers;

verzoekt de regering voor 2022 0,6 miljoen vrij te maken voor initieel onderwijs van executieve politievrijwilligers en voor de invulling hiervan een verkenning te doen naar de mogelijkheid van extern verzorgde opleidingstrajecten in samenwerking met de Politieacademie, reguliere onderwijsinstellingen, de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers en de vakbonden;

verzoekt de regering voorts de Kamer te informeren wat qua financiering en opleidingscapaciteit nodig is om toe te groeien naar de 10%-norm,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker, Michon-Derkzen, Palland en Van der Werf.

Zij krijgt nr. 84 (35925-VI).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dan de tweede motie. Die zal u niet verbazen, want eigenlijk is mijn stelling: gok niet met de toekomst van onze kinderen. En alsjeblieft, minister, of het nou online is, tijdens wedstrijden, of op de shirts van voetballers, die kinderen zien het. Doe daar wat aan! Daarom deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand gokpartijen veel en vaak adverteren op tv en online;

overwegende dat voor gokreclames op televisie en radio venstertijden gelden om te voorkomen dat kinderen door deze reclame worden bereikt;

overwegende dat deze venstertijden niet van toepassing zijn op onlinegokreclames, ondanks een Kamermeerderheid die hier in 2016 al om vroeg;

verzoekt de regering te rapporteren op welke manier kinderen en jongeren momenteel worden bereikt door gokreclames, in het bijzonder online en op televisie;

verzoekt dit te relateren aan de uitdrukkelijke voornemens in de Wet kansspelen op afstand voor bescherming van kinderen en de Kameruitspraak voor het hanteren van venstertijden voor onlinegokreclames, en de Kamer voor het commissiedebat Kansspelen te rapporteren over bevindingen en beleidsvoornemens die het kabinet hieraan verbindt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 85 (35925-VI).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil de minister van Justitie danken voor een toezegging die ziet op het structureel maken van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding en het voortzetten van projecten.

Voorzitter. Dan komen we tot een afronding, in ieder geval mijnerzijds, van de vijfde begroting van het kabinet-Rutte III. Het ziet ernaar uit dat het de laatste begroting is van het kabinet-Rutte III, al weet je het natuurlijk nooit. In die zin wil ik de bewindspersonen zeer danken voor hun inzet en gaat mijn collega Ceder verder het ChristenUniesmaldeel vertegenwoordigen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan geef ik graag het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het smaldeel is gearriveerd. Ik heb een aantal moties. Dank voor de beantwoording en naar aanleiding van die beantwoording nog een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het WODC in een onderzoek naar de veiligheid in azc's heeft geconcludeerd dat het gevoel van veiligheid in de asielopvang en de mate waarin lhbti, bekeerlingen en religieverlaters zich gezien en gehoord voelen in de begeleiding, te veel afhangen van de locatie waar ze worden geplaatst;

constaterende dat het WODC duidelijke landelijke kaders en minimale normen voor de lokale invulling aanbeveelt;

verzoekt de regering duidelijke landelijke kaders en minimale normen voor de lokale invulling in azc's in te stellen om zo de begeleiding en sociale veiligheid voor deze kwetsbare groepen te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 86 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Afdeling bestuursrechtspraak in haar reflectierapport naar aanleiding van de toeslagenaffaire heeft geconcludeerd dat er meer rechtsbescherming moet zijn waar de wet te streng is en dat de Raad van State aangeeft in "een zelfgecreëerde juridische fuik" te hebben gezeten;

overwegende dat de Afdeling bestuursrechtspraak in het rapport naast de toeslagen ook vreemdelingenzaken noemt als terrein waarop er mogelijk knellende kwesties zijn;

spreekt uit dat het wenselijk is dat de Afdeling bestuursrechtspraak een reflectierapport opstelt ten aanzien van de afhandeling van vreemdelingenzaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 87 (35925-VI).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat oorlogsmisdadigers geen misbruik mogen maken van de asielstatus;

overwegende dat de beschuldiging van oorlogsmisdaden gebaseerd dient te zijn op duidelijke en controleerbare feiten en aanwijzingen;

overwegende dat ook verdachten van oorlogsmisdaden recht hebben op een eerlijk proces;

verzoekt de regering verdachten van oorlogsmisdaden zelf te vervolgen als vervolging in het land van herkomst niet mogelijk is omdat daar, volgens actuele mensenrechtenrapportages, de schending van fundamentele rechten aannemelijk is en geen eerlijke rechtsgang gegarandeerd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 88 (35925-VI).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter, tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de nasleep van de toeslagenaffaire inhoudelijke kritiek is geformuleerd op de uitvoering, mede vanwege het ontbreken van hardheidsclausules;

verzoekt de regering onafhankelijk onderzoek in te stellen door deskundigen uit verschillende disciplines naar de inhoudelijke besluitvorming over asielverzoeken door de IND, en hier lessen uit te trekken om aan de hand daarvan de werkwijze te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 89 (35925-VI).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Deze vier moties zijn ingediend. Ik wil benadrukken dat we in de Kamer op meerdere manieren spreken over verbetering van de uitvoeringsorganisaties. Ik wil de Kamer, maar ook de staatssecretaris erop wijzen dat de IND daar ook echt tussen hoort. Ook daar moeten we kijken waar de wet misschien knellend en schrijnend was en ook verbetering van ons als medewetgever verdient.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van de heer Valstar, VVD.

De heer Valstar (VVD):

Ja, over de eerste motie over de lhbti'ers en allerlei kaders en aparte azc's. Ik heb een korte vraag: denkt de heer Ceder dat deze motie met de huidige problematiek in de azc's gaat helpen of dat die juist averechts gaat werken en de problematiek alleen maar groter gaat maken?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Wat we zien, is dat het al knelt in de acz's. Daarom zijn wij voor meer spreiding, voor meer azc's en voor meer financiering, maar dat weet u. De mensen in de azc's zijn al een kwetsbare groep, maar ook daarbinnen heb je nog kwetsbare groepen. Dat zijn de lhbti'ers en bekeerlingen. Wij vinden — dat vinden wij als ChristenUnie niet alleen; ook het WODC vindt dat — dat je daar echt landelijke kaders voor moet neerzetten om de sociale veiligheid te garanderen. Ik denk dus niet dat het bijt. Wat ik wel denk, is dat de huidige situatie voor niemand een pretje is. Dus daar moet ook wat meer lucht komen. Ik denk dat dit belangrijk is, juist omdat dit een kwetsbare groep is in een kwetsbare omgeving.

De voorzitter:

De heer Valstar, tot slot.

De heer Valstar (VVD):

Oprecht, ik denk dat als wij dit morgen gaan invoeren, als we dit eigenlijk gaan verplichten, de problematiek alleen maar groter wordt en dat er geen opvangplekken bij komen, maar, sterker nog, dat het eigenlijk opvangplekken gaat kosten en dat het alleen nog maar verder vast gaat lopen. Mijn vraag aan de heer Ceder is dan per wanneer hij dit ingevoerd zou willen zien.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik snap de VVD oprecht niet bij deze vraag, want wat ik vraag, is om de sociale veiligheid te garanderen voor deze kwetsbare groepen — dat betekent dat ze niet lastiggevallen worden of aangevallen worden — en dat we daar kaders voor opstellen. Ik snap oprecht niet — misschien kunnen we het daar straks over hebben — waarom dat de reguliere uitoefening van het runnen van een azc zou bijten. Als u mij daar straks wat argumenten voor kan meegeven, wil ik daar oprecht naar kijken. Volgens mij bijt dat echt niet en ik denk dat we juist verplicht zijn om deze kwetsbare groepen extra veiligheid te bieden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Dan geef ik het woord aan mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst ook dank van mij voor de beantwoording van alle vragen en voor het inhoudelijke debat de afgelopen dagen. We spraken hier over veel onderwerpen, maar ze hebben allemaal één ding gemeen: ze maken deel uit van onze rechtsstaat. Dat geeft weer hoeveel puzzelstukjes we moeten leggen om onze rechtsstaat staande te houden. De rechtsstaat blijft kwetsbaar, ook in Nederland.

De afgelopen twee dagen hebben we veel gesproken over hoe de rechtsstaat onze vrijheid garandeert. Daarover heb ik nog één vraag. In onze inbreng vroegen we naar de positie van de staatssecretaris over noodvisa voor ten minste 50 journalisten en hoe zij ertegenover staat om deze direct te verstrekken. In de schriftelijke beantwoording van de vragen werd aangegeven dat deze bevoegdheid bij het departement van Buitenlandse Zaken ligt. Daarom vraag ik hier wanneer het overleg tussen de staatssecretaris en de minister van Buitenlandse Zaken zal plaatsvinden over de verstrekking van deze noodvisa en op welke manier vervolgens opvolging en terugkoppeling aan de Kamer wordt gegeven. Ik vraag dit specifiek met het oog op de situatie in Belarus en Afghanistan. Juist noodvisa zouden dan onze prioriteit moeten hebben.

Voorzitter. Ik had het over het garanderen van de rechtsstaat. Ik zie op dat vlak mogelijkheden voor verbeteringen. En tegelijkertijd ben ik bezorgd over het tweede aspect van de rechtsstaat, namelijk de rechtsstaat die zichzelf corrigeert. In die lijn heb ik een aantal moties.

Volt vindt het positief dat de minister voor Rechtsbescherming zwaardere wetgeving ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit voorstelt. Maar juist wanneer zwaardere maatregelen getroffen worden, moeten we extra streng zijn bij het bekijken of de waarborgen gehandhaafd blijven. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondermijnende criminaliteit zich in onze samenleving manifesteert in onder meer grootschalig witwassen en de productie van en handel in drugs;

overwegende dat het nuttig kan zijn om in de bestrijding hiervan lessen te trekken uit de Italiaanse maffiawetgeving die onder meer gericht is op meer antiwitwasbevoegdheden en mogelijkheden tot beslaglegging;

overwegende dat de Italiaanse maffiawetgeving stevige maatregelen bevat die mogelijk inbreuk maken op de Nederlandse Grondwet en grondrechten uit mensenrechtenverdragen waar Nederland aan gebonden is;

verzoekt de regering om bij het onderzoeken van de wijze waarop de aanpak van ondermijnende criminaliteit verbeterd kan worden naar Italiaans voorbeeld, nadrukkelijk te toetsen hoe zich dit verhoudt tot de Nederlandse Grondwet en grondrechten uit mensenrechtenverdragen waar Nederland aan gebonden is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.

Zij krijgt nr. 90 (35925-VI).

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Voorzitter. Dezelfde zorg over een rechtsstaat die zichzelf corrigeert zie ik bij wetsvoorstellen die betrekking hebben op het verzamelen van privacygevoelige informatie. Ik vroeg eerder naar de balans tussen veiligheid en privacy. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de NCTV in toenemende mate privacygevoelige gegevens over burgers verzamelt en deelt in het kader van bescherming van nationale veiligheid;

overwegende dat meerdere wetsvoorstellen voorliggen waarin de regering de bevoegdheden van de NCTV op dit gebied wenst uit te breiden, wat spanning oplevert ten opzichte van de huidige privacywetgeving en grondrechten;

overwegende dat het onafhankelijk toezicht op de NCTV op dit moment onvoldoende geborgd is;

overwegende dat de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens zich kritisch hebben uitgelaten over de gegevensverwerking van de NCTV;

overwegende dat adviezen van belangrijke adviesorganen, zoals de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens, niet altijd worden overgenomen;

overwegende dat het als gevolg hiervan onduidelijk is wat het oordeel van deze adviesorganen is over de aangepaste wetsvoorstellen;

verzoekt de regering te onderzoeken of wetsvoorstellen na aanpassing aan de adviezen van belangrijke adviesorganen opnieuw voorgelegd kunnen worden aan deze adviesorganen, ter toetsing van de implementatie van de adviezen, teneinde de Kamer zo goed mogelijk te informeren alvorens over een wetsvoorstel wordt gestemd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.

Zij krijgt nr. 91 (35925-VI).

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Voorzitter. De rechtsstaat beperkt zich niet tot onze grenzen, maar strekt zich ook uit naar de Europese Unie en onze buitengrenzen. Asiel beschermt, en bescherm asiel; dat hoort bij onze rechtsstaat. Pushbacks en het opwerpen van muren horen daar niet bij. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het opwerpen van barrières en muren aan de Europese buitengrenzen ingaat tegen internationaal recht en inbreuk maakt op het principe van non-refoulement en de Genèveconventie;

constaterende dat twaalf Europese lidstaten een oproep hebben gedaan om barrières aan de buitengrenzen met Europese gelden te financieren;

overwegende dat Nederland het Franse voorstel de pakketbenadering voor de onderhandelingen van het Europese Asiel- en Migratiepact los te laten steunt en het daarom belangrijk is om minimumstandaarden vast te stellen;

overwegende dat Europese gelden niet gebruikt mogen worden voor projecten die internationaal recht schenden;

verzoekt de regering in Europees verband niet in te stemmen met het gebruik van Europese fondsen voor de financiering van muren of barrières aan de grens, die inbreuk maken op het internationaal recht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koekkoek, Kröger, Simons en Kathmann.

Zij krijgt nr. 92 (35925-VI).

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Voorzitter. Een rechtsstaat beschermt ook de meest kwetsbaren, zoals kinderen, asielzoekers en lhbti'ers. Ook daarover maak ik mij zorgen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sinds de aangenomen motie-Groothuizen, in december 2020, vooralsnog geen definitief plan van aanpak ligt ter garantie van een minimumveiligheidsstandaard voor lhbti-asielzoekers in alle azc's;

constaterende dat in 2016 een meerderheid van de Kamer de regering heeft opgeroepen lhbti-asielzoekers en andere kwetsbare groepen van aparte, veilige opvang te voorzien wanneer blijkt dat hun veiligheid niet gegarandeerd kan worden;

overwegende dat lhbti-asielzoekers een extra kwetsbare groep vormen binnen azc's en dat uit onderzoek blijkt dat de veiligheid van deze groep vaak niet kan worden gegarandeerd;

van mening dat aparte units voor lhbti-asielzoekers, als aantoonbaar extra kwetsbare groep, onderdeel zouden moeten zijn van de minimumveiligheidsstandaarden;

verzoekt de regering het instellen van lhbti-units onderdeel te maken van het plan van aanpak ter garantie van een minimumveiligheidsstandaard voor lhbti-asielzoekers in alle azc's;

verzoekt de regering uitvoering te geven aan de aanbevelingen uit het WODC-rapport ter bevordering van de sociale veiligheid van lhbti-asielzoekers en de Kamer hierover vóór Q2 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koekkoek, Kröger, Simons en Kathmann.

Zij krijgt nr. 93 (35925-VI).

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Koekkoek. Ik geef het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil graag de bewindslieden danken voor de beantwoording van de vragen. Ik beperk mij verder tot het indienen van een drietal moties, mede namens collega Van der Staaij.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat agressie en geweld tegen hulpverleners een structureel maatschappelijk probleem is;

overwegende dat hulpverleners hun werk veilig moeten kunnen uitvoeren in het belang van de veiligheid van eenieder;

overwegende dat de taskforce "Onze hulpverleners veilig" zich inzet om de normen in onze samenleving te versterken, dat onze hulpverleners waardering verdienen en dat geweld tegen hen ontoelaatbaar is;

verzoekt de regering de voortzetting van de taskforce "Onze hulpverleners veilig" te waarborgen en te zorgen voor voldoende financiële middelen om dit probleem duurzaam aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Palland, Bikker, Den Haan, Simons, Michon-Derkzen, Helder, Van der Plas, Ephraim, Omtzigt, Van Nispen, Kathmann, Azarkan, Ellemeet en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 94 (35925-VI).

De heer Bisschop (SGP):

Ja, ik dacht: we moeten natuurlijk wel zorgen dat we voldoende steun krijgen. Dank aan alle collega's!

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat steeds meer mensen slachtoffer worden van phishing of andere vormen van internetfraude;

constaterende dat terugbetaling aan deze slachtoffers van belang is, zodat zij niet verder in financiële nood komen;

overwegende dat daders terugbetaling proberen te omzeilen door vervangende hechtenis uit te zitten of onder de radar te blijven;

verzoekt de regering de Kamer voor maart 2022 te informeren over de mogelijkheden om betaling van schade, ook tijdens detentie, af te dwingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Van der Staaij en Ellian.

Zij krijgt nr. 95 (35925-VI).

De heer Bisschop (SGP):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet extra geld uittrekt ter bestrijding van de ondermijnende criminaliteit;

overwegende dat ondermijnende criminaliteit zich steeds vaker verplaatst naar het buitengebied;

overwegende dat norm van 1 op 5.000 in de praktijk betekent dat dorpen in buitengebieden één wijkagent moeten delen, dat dit repressie veroorzaakt en dat de politie achter de feiten aan blijft lopen;

verzoekt de regering oplossingsrichtingen te bespreken met het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie over hoe het aantal wijkagenten in het buitengebied uitgebreid kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Van der Plas en Palland.

Zij krijgt nr. 96 (35925-VI).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Dan geef ik het woord aan de heer Azarkan van DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Dank, voorzitter. Ook ik ben blij dat ik me heb gekwalificeerd voor het Nederlands kampioenschap moties oplezen. Dank aan de bewindslieden voor de beantwoording en aan u voor het voorzitten.

Ik heb een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister na meerdere publicaties van het NRC en de ontstane maatschappelijke onrust de onrechtmatige werkzaamheden van de NCTV heeft gestaakt;

constaterende dat de NCTV de heimelijke infiltratieonderzoeken door een commercieel consultancybureau heeft bekostigd en gemeentes heeft geadviseerd om dat bureau in te schakelen om Nederlandse moslims en moskeeën te bespioneren;

constaterende dat de werkwijze van de NCTV onrechtmatig was en regionale moskeekoepels een formele klacht hebben ingediend bij de CTIVD;

constaterende dat volgens de minister van JenV deze gemeenschappen essentieel zijn in de preventie van radicalisering;

verzoekt de minister van JenV om excuses aan te bieden aan alle getroffen moskeeën en de Nederlandse moslimgemeenschap voor het onrechtmatig handelen door de NCTV en met een plan van aanpak te komen om het vertrouwen te herstellen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan.

Zij krijgt nr. 97 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de eerste fase van de klachtbehandeling binnen de politieorganisatie ruim 90% wordt afgehandeld zonder dat de klachtencommissie hieraan te pas komt;

constaterende dat klachtbehandeling ten doel heeft: vertrouwensherstel van de burger in de politie, het versterken van het lerend vermogen van de politie en het imago van de politie te verbeteren;

overwegende dat veel burgers weinig vertrouwen hebben in de klachtenprocedure en vinden dat de huidige klachtenprocedure een hoog "de slager keurt zijn eigen vlees"-gehalte heeft;

verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze de klachtenprocedure onafhankelijker gemaakt kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan.

Zij krijgt nr. 98 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gedupeerde ouders in de toeslagenaffaire niet in aanmerking kwamen voor gefinancierde rechtshulp en geen rechtsbijstand hadden omdat het voeren van een bezwaarprocedure in toeslagzaken daarvoor niet in aanmerking komt;

constaterende dat de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak stelt dat in de basis voor de slachtoffers van de toeslagenaffaire de rechtsstaat niet bestond;

constaterende dat de Raad voor de rechtspraak stelt dat rechters het ontbreken van rechtsbijstand hebben ervaren als een tekort voor een goede procesvoering;

verzoekt de regering om de aanbeveling van de Raad voor de rechtspraak over te nemen en de gefinancierde rechtsbijstand ook in de bezwaar- en beroepsfase over toeslagenzaken en andere kwesties die bestaanszekerheid betreffen toegankelijk en betaalbaar te maken en te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan.

Zij krijgt nr. 99 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering bindende regelgeving voor redelijke verdenkingen in te voeren, zodat bevoegdheden voor controles, surveillance en onderzoek alleen op grond van objectieve criteria uitgevoerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan.

Zij krijgt nr. 100 (35925-VI).

De heer Azarkan (DENK):

En tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werkgevers steeds vaker jongeren die solliciteren op een baan of stage om een vog vragen;

constaterende dat veel jongeren over onvoldoende informatie beschikken over het aanvragen en verkrijgen van een vog;

constaterende dat duizenden vmbo- en mbo-leerlingen geen vog aanvragen, omdat ze denken dat ze niet in aanmerking komen voor een vog;

constaterende dat veel jongeren met een justitieel verleden niet per definitie afgewezen worden en dat in slechts 0,27% van de gevallen een aanvraag wordt afgewezen;

overwegende dat jongeren die het aanvragen van een vog mijden zichzelf te kort doen en hun carrièremogelijkheden beperken;

verzoekt de minister om een voorlichtingscampagne over het aanvragen en verkrijgen van een vog voor jongeren te starten, om de beeldvorming over de vog te verbeteren en de aanvraagbereid van de vog te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan.

Zij krijgt nr. 101 (35925-VI).

De heer Azarkan (DENK):

Tot slot, voorzitter. We hebben hier gisteren een lijn getrokken omdat er door Forum voor Democratie werd gesproken op een manier die u niet toestond. Dat is denk ik heel verstandig. Ik zou willen dat we dat ook doen als er op een demoniserende wijze wordt gesproken over vluchtelingen, als er mensen in dit huis spreken over het inrichten van een ministerie voor de-islamisering, als het gaat om "achterlijke zandbaklanden". Ik vind dat ook uitspraken waarmee we het debat tekortdoen en ik zou willen dat u ook daarop zou kunnen handhaven.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb aangegeven dat ik met alle fractievoorzitters in gesprek ga, dus ook met u. Dan kunnen we het erover hebben. Er is nog een vraag van mevrouw Ellemeet van GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ieder gaat natuurlijk over zijn eigen moties, maar we constateren ook vaak dat we heel veel moties indienen. De heer Azarkan diende een motie in die heel erg lijkt op mijn motie over de vog. Ik heb daar ook een punt van gemaakt in het debat. Het is aan hem, maar ik zou zeggen dat het ook mogelijk is dat hij onder mijn motie wil. Dan hebben we weer een motie minder.

De heer Azarkan (DENK):

Goed voorstel. Ik ga er even naar kijken. Ik moet zeggen dat ik niet alle moties even goed heb meegekregen. Ik ga graag met u kijken en anders zal ik die intrekken, geen enkel probleem.

De voorzitter:

Mooi. Kijk 'ns aan. Dank u wel, meneer Azarkan. De moties, meneer Azarkan. Of heeft u ze al ingetrokken? Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Ik zie dat ik ineens zes minuten heb. Ik zal het kort houden. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat als ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid zich thuis, in hun eigen huis, veilig voelen, ze langer zelfstandig kunnen blijven wonen;

constaterende dat het daarom belangrijk is dat zij hun huis goed beveiligen, maar dat niet iedereen de financiële middelen heeft om dat te doen;

constaterende dat in enkele gemeenten inwoners van een koopwoning in aanmerking kunnen komen voor een subsidie om hun huis te beveiligen volgens het Politiekeurmerk Veilig Wonen;

constaterende dat dat niet in elke gemeente het geval is en niet geldt voor het beveiligen van huurwoningen;

verzoekt de regering om met gemeenten het gesprek aan te gaan om te kijken naar mogelijkheden waardoor ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid een (inkomensafhankelijke) subsidie kunnen krijgen om hun huis te beveiligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan, Azarkan en Kathmann.

Zij krijgt nr. 102 (35925-VI).

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dan de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het politiekorps sterk is vergrijsd en de uitstroom van de "babyboomgeneratie" is begonnen;

constaterende dat dit gezien de demografische ontwikkelingen in ons land geen verrassing had moeten zijn;

constaterende dat de versterking die het kabinet voorstelt om het politiekorps met circa 1.100 tot 1.500 fte's te versterken niet meer is dan het terugdraaien van een deel van de eerdere bezuinigingen bij de politie;

constaterende dat er dus een groot capaciteitsprobleem is bij ons politiekorps en dit door de demografische ontwikkelingen alleen maar toeneemt;

verzoekt de regering om in navolging van de toezegging om halfjaarlijks te rapporteren over de in-, door- en uitstroomcijfers, te komen met een plan van aanpak om de capaciteitsproblemen bij de politie op te lossen, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan, Kathmann, Azarkan en Omtzigt.

Zij krijgt nr. 103 (35925-VI).

Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, dank u wel. Ik ga over mijn tijd heen, maar het voordeel van een partij met één zetel is dat mijn collega's niet boos op mij worden. Ik word alleen maar boos op mijzelf, morgen waarschijnlijk, of tijdens het LNV-debat, als ik te weinig tijd overhoud. Maar goed, dit debat vind ik belangrijk genoeg om toch nog wat tijd aan te besteden. Allereerst wil ik de bewindslieden bedanken voor hun antwoorden. Ook dank aan hun ambtenaren alsmede aan de bodes in deze zaal, die ook vanavond weer knetterhard voor ons hebben gewerkt.

Voordat ik moties indien, wil ik nog kort ingaan op het vuurwerkverbod. Dat is in de interrupties helaas niet meer gelukt, dus daarom neem ik daar nu even de tijd voor. Op enkele concrete vragen kreeg ik toch wat vage antwoorden. De minister zegt dat met de politie is overlegd over het vuurwerkverbod, maar hoe kan het dan dat er op woensdag nog geen vuiltje aan de lucht was en vuurwerk gewoon leek te kunnen doorgaan, terwijl één dag later, na een brandbrief van wat burgemeesters, ineens alles van de baan was? De minister zegt dat hij heeft gesproken met dé politie. Ik zou graag weten met wie precies. Is bijvoorbeeld ook gesproken met de politievakbonden? De ACP-voorzitter had nogal wat kritiek op het verbod, las ik in de Volkskrant.

Voorzitter. Een paar feiten over het vuurwerkverbod van vorig jaar waar je niemand over hoort. Alleen de hallelujaverhalen lezen we in de media en de antwoorden van de minister. Waarom worden de volgende feiten nooit gedeeld?

Feit. Het aandeel in de behandelingen op de spoedeisende hulp van letsel door knalvuurwerk is vorig jaar, met het verbod, gestegen van 41% naar 46%. En knalvuurwerk is al verboden. Dat hoef je alleen te handhaven.

Feit. Het aantal gevallen van letsel door zogenaamd F1-vuurwerk, dus de knalerwtjes, de kinderpijltjes en de sterretjes, is vorig jaar opgelopen. Dit kwam doordat meer mensen dit vuurwerk afstaken omdat het andere niet meer mocht worden afgestoken.

Feit. Zwaar illegaal vuurwerk is de oorzaak van de meeste letsels, zo schreef de rijksoverheid vorig jaar na het vuurwerkverbod van 2020/2021. Maar ook dat type vuurwerk is al verboden.

Feit. In de laatste vier jaar waren er in de nieuwjaarsnacht gemiddeld 3.130 incidenten met vuurwerk. Vorig jaar, met het vuurwerkverbod, waren dat er 3.431. Een stijging dus van bijna 10%, terwijl vuurwerk verboden was.

Feit. In de laatste vier jaar waren er in de nieuwjaarsnacht gemiddeld 1.626 meldingen van overlast in de wijk. Dat was dus zonder vuurwerkverbod. Vorig jaar, met het vuurwerkverbod, waren dat er 2.364. Dat is een stijging van 45%.

Feit. In de laatste vier jaar waren er gemiddeld 1.522 meldingen van brand en ontploffingen in de nieuwjaarsnacht. Vorig jaar, met het vuurwerkverbod, waren dat er 2.161. Dat is een stijging van 42%.

Feit. In het laatste vuurwerkjaar, 2019/2020, lag het percentage ziekenhuisopnames na een melding op de spoedpost op 11%. Vorig jaar, met het vuurwerkverbod, was dat percentage 25%.

Feit. In het laatste echte vuurwerkjaar, 2019/2020, kwamen in totaal 385 mensen naar de spoedeisende hulp. Tijdens een weekendje schaatsen in februari 2021 kwamen 40.000 mensen naar de spoedeisende hulp. Van hen moesten er 1.000 worden geopereerd.

Vraag. Kan de minister mij en de rest van Nederland alstublieft de logica uitleggen van het vuurwerkverbod van dit jaar?

Dan nu ook nog wat moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de branchevereniging van de spoedeisendehulpartsen een vuurwerkverbod ontraadt;

constaterende dat afgelopen jaar ondanks een vuurwerkverbod de overlast is toegenomen;

verzoekt de regering om af te zien van het vuurwerkverbod en beschikbare capaciteiten in te zetten voor de bestrijding van illegaal vuurwerk en andere gevaarlijke excessen rond de oudejaarsnacht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Ephraim.

Zij krijgt nr. 104 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel ernstige en maatschappijontwrichtende misdrijven worden gepleegd door daders met een verleden van geweldsmisdrijven;

overwegende dat detentie niet alleen gericht is op boetedoening, maar ook op bescherming van de maatschappij;

overwegende dat de maatschappij beter kan worden beschermd wanneer daders na het plegen van meerdere ernstige geweldsdelicten voor langere tijd buiten de samenleving worden geplaatst;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn voor het opleggen van langdurige detentie na drie ernstige geweldsmisdrijven en welke wetswijzigingen hiervoor nodig zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 105 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de afgelopen decennia honderden politiebureaus en politieposten, voornamelijk op het platteland, gesloten zijn;

verzoekt de minister om in langetermijnvisies voor de politie te werken aan het terugbrengen van politiebureaus en politieposten op het platteland, zodat de politie weer terugkomt in lokale gemeenschappen en daarmee de veiligheid op het platteland kan versterken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 106 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister politieopleidingen wil spreiden en dichter bij de woonlocatie van potentiële politieagenten wil brengen;

verzoekt de minister om bij de locatie van nieuwe politieopleidingen rekening te houden met de bereikbaarheid voor potentiële rekruten in plattelandsregio's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 107 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er naar aanleiding van meerdere incidenten door het ministerie een manier van handelen (handelingskader) bij openbareordeverstoringen voortkomend uit dierenrechtenactivisme en -extremisme is opgesteld voor burgemeesters, de politie en het OM (de zogenaamde driehoek);

overwegende dat dit handelingskader nog niet overal bekend of onder de aandacht is;

verzoekt de minister om proactief het opgestelde handelingskader te delen met de lokale driehoeken en erop aan te dringen dat dit besproken wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas, Den Haan, Bisschop, Palland, Ephraim en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 108 (35925-VI).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal nog even kort reflecteren op dit bijzondere debat, waarbij het gisteren zo fijn was om te zien dat zo veel Kamerleden en uzelf, voorzitter, tot het inzicht waren gekomen dat het wel degelijk nut heeft om mensen aan te spreken daar waar zij de grenzen overschrijden. Echter, en ik sluit mij aan bij de heer Azarkan, die grenzen komen ook nog weleens voorbij en dan zie ik heel weinig actie uit de Kamer, en ik vind het dan soms echt heel vervelend dat juist ik degene moet zijn die daar een opmerking over maakt. Dus ik vraag mijn mede-Kamerleden om zich misschien wat meer te verdiepen in wat grensoverschrijdend taalgebruik precies inhoudt, zodat we ook onze bewindspersonen en andere Kamerleden daarop kunnen aanspreken. En ik zal dat vanzelfsprekend ook in het gesprek met u nog nader toelichten, voorzitter.

Dan heb ik een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment een wetsvoorstel ligt ter uitbreiding van de bevoegdheden van de NCTV;

constaterende dat de Kamer door middel van de aangenomen motie-Simons (Kamerstuk 30821, nr. 140) heeft uitgesproken dat de bevoegdheden van de NCTV niet mogen worden uitgebreid;

overwegende dat deze feiten niet verenigbaar zijn;

verzoekt de toekomstige regering af te zien van de beoogde uitbreiding van de bevoegdheden van de NCTV, en het wetsvoorstel van tafel te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Simons.

Zij krijgt nr. 109 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman misstanden hebben geconstateerd bij de noodopvang;

constaterende dat het onder andere gaat om minderjarigen en ongeschikt verblijf voor de wintermaanden;

constaterende dat er situaties zijn waarbij mensen in de opvang- en asielzoekerscentra moeten slapen op stoelen of op de grond;

constaterende dat het Rode Kruis heeft aangegeven dat de opvang van vluchtelingen door een "humane ondergrens" dreigt te zakken, waarbij het waarschuwt voor het ontbreken van essentiële toegang tot medische zorg en onveilige situaties;

verzoekt de regering een einde te maken aan de misstanden bij aanmeld- en opvangcentra, omgevingen te creëren waarin vluchtelingen kunnen beginnen met heling van hun trauma's en daarbij de benodigde adequate psychologische zorg te bieden aan hen die het nodig hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Simons, Koekkoek en Kröger.

Zij krijgt nr. 110 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voormalige alleenstaande minderjarige vluchtelingen ook na hun 18de jaar te maken hebben met een versnipperd en onsamenhangend systeem van verschillende overheidsinstanties, en amv'ers regelmatig verstrikt raken in de bureaucratie van dit moeilijk te navigeren systeem;

constaterende dat de complexiteit van het systeem er vaak toe leidt dat voormalige amv'ers gedurende langere tijd (tot zelfs na hun 23ste levensjaar) kwetsbaar blijven voor sociale problematiek zoals armoede, schulden en gezondheidsproblemen;

constaterende dat belangenorganisaties, zoals SAMAH, dergelijke problematiek zelf proberen op te pakken door middel van bijvoorbeeld een helpdesk waar voormalige amv'ers terechtkunnen voor hulp, vragen en steun;

overwegende dat dergelijke initiatieven, naast waardevolle ondersteuning aan amv'ers, ook een belangrijke bijdrage leveren aan de monitoring van knelpunten rondom de inburgering en participatie van amv'ers, en kunnen helpen om dit beleid te verbeteren;

verzoekt de regering:

  • -om bestaande onafhankelijke steunpunten (zoals de nationale helpdesk van SAMAH) waar voormalige amv'ers terechtkunnen voor hulp, vragen en ondersteuning te versterken;

  • -hierbij de landelijke monitoring van knelpunten in het inburgerings- en participatiebeleid voor amv'ers te intensiveren zodat de uitvoering van dit beleid verbeterd kan worden;

  • -de expertise en ervaring van maatschappelijke organisaties en stichtingen uit het werkveld te betrekken bij het vormgeven van de landelijke monitoring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Simons, Koekkoek en Kröger.

Zij krijgt nr. 111 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten de taak hebben om alleenstaande minderjarige vreemdelingen te begeleiden, maar de financiering vanuit de overheid daarvoor stopt zodra de alleenstaande minderjarige vluchteling 18 jaar wordt;

constaterende dat de Kinderombudsman en de Nationale ombudsman concluderen dat in de overgang naar en eerste jaren na meerderjarigheid veel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de problemen komen, en de bestaande ondersteuning, bijvoorbeeld vanuit de Wmo, vanaf 18 jaar tekortschiet;

constaterende dat de Kinderombudsman en de Nationale ombudsman aangeven dat doordat de opvang en begeleiding na 18 jaar niet aansluit er vaak een opeenstapeling aan problemen ontstaat, waarvoor vervolgens toch weer ondersteuning geboden moet worden voor op dat moment reeds verergerde problemen;

constaterende dat gemeenten hebben aangegeven meer geld te willen om alleenstaande minderjarige vluchtelingen langer te begeleiden en ook de Kinderombudsman, de Nationale ombudsman en belangenorganisaties zoals SAMAH hebben aanbevolen om deze begeleiding to continueren na 18 jaar;

overwegende dat de begeleiding pas zou moeten stoppen wanneer de big five van bestaanszekerheid voor de jongere is geregeld;

verzoekt de regering:

  • -indien de jongere dit zelf wenst, de begeleiding en opvang aan alleenstaande minderjarige vreemdelingen te blijven financieren totdat de big five van bestaanszekerheid voor de jongere is geregeld;

  • -de continuïteit in de begeleiding na 18 jaar en de keuzevrijheid van de jongere in zorgpartners te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Simons en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 112 (35925-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat etnisch profileren een schending is van het eerste artikel van onze Grondwet, en dat de Raad van Europa heeft aangegeven dat etnisch profileren een duidelijke uiting van discriminatie op grond van etniciteit is;

constaterende dat de marechaussee heeft besloten om etniciteit geen indicator meer te laten zijn in profielen of selectiebeslissingen;

overwegende dat dit een belangrijke ontwikkeling is in het tegengaan van etnisch profileren;

constaterende dat onder andere de politie, Belastingdienst, NCTV, UWV en gemeenten op dit moment nog wel gebruik (kunnen) maken van etniciteit bij het opstellen van risicoprofielen;

verzoekt de regering om in navolging van de Koninklijke Marechaussee het besluit om etniciteit geen indicator meer te laten zijn in profielen of selectiebeslissingen door te voeren bij de in de constateringen genoemde instanties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Simons en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 113 (35925-VI).

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ten slotte.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er honderden dan wel duizenden mensen als Nederlands staatsburger in de voormalige kolonie Suriname zijn geboren en als Nederlands staatsburger opgroeiden, maar nu al jaren ongedocumenteerd in Nederland leven met alle desastreuze gevolgen van dien;

overwegende dat ongedocumenteerde Surinaamse Nederlanders diepe banden hebben met Nederland door het koloniale verleden en familiebanden;

overwegende dat het juridisch niet mogelijk is om een collectieve regeling mogelijk te maken, maar Nederland na 400 jaar kolonialisme en slavernij de morele verplichting draagt om ongedocumenteerde Surinaamse Nederlanders die tijdens het kolonialisme geboren zijn te voorzien van geldige verblijfspapieren;

verzoekt de regering een humanitaire regeling te treffen waarbij een generaal pardon wordt ingesteld voor alle Surinaamse Nederlanders die als Nederlands staatsburger in de voormalige kolonie Suriname zijn geboren maar nu al jaren ongedocumenteerd op Nederlands grondgebied leven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Simons, Koekkoek, Piri, Gijs van Dijk, Kröger en Den Haan.

Zij krijgt nr. 114 (35925-VI).

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Simons. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank u wel, voorzitter. Ik zou bijna een motie willen indienen om het met minder papier te doen. Daar zou de minister van Justitie ook wel een motie voor willen hebben, hoor ik hem zeggen.

Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen van Justitie voor hun antwoorden en ook voor de buitengewoon heldere schriftelijke antwoorden. Ook als ik het er niet mee eens was, was het toch fijn om te zien dat de antwoorden gewoon helder waren, gewoon wat men doet. Ik vind het wel prettig als er niet al te veel mist in zit.

Dank voor een aantal toezeggingen. Ik ontvang graag een goed verslag van vooral die buikpijngesprekken. Die zijn heel belangrijk om te zien waar de rechters zelf denken: ik neem hier een besluit, maar eigenlijk vind ik het helemaal niks. Dat bleek heel veel voor te komen. We hebben bij de toeslagenaffaire gezien dat er, als je daar niks aan doet, jarenlang dingen verkeerd gaan. Ik hoor nog graag meer over het wetsvoorstel van toezicht en over de landsadvocaat en de Raad van State.

Voorzitter. Het centrale punt blijft voor mij toch wel de rechtsstaat. Ik hoop echt dat in de komende staatscommissie die drie onderwerpen meegenomen worden — we horen daar volgende week meer over — namelijk de verhouding burger-overheid, zware criminaliteit en klassenjustitie. Wat pak je aan en wat pak je niet aan? Ik hecht eraan te vertellen dat ik die zware criminaliteit belangrijk vind, niet omdat er niet voldoende aan gedaan wordt of naar gekeken wordt, maar omdat het tot nu toe vaak zo is geweest dat de maatregelen die we namen tegen de zware criminaliteit, juist de kleine burger konden raken.

Ik wacht morgen of overmorgen met spanning de brief over de uitvoering van de motie over de uithuisplaatsingen af. Het is echt een schande binnen een toch al schandelijk dossier dat er nog steeds honderden kinderen uit huis geplaatst zijn. Wij willen dat ze snel kunnen terugkeren.

Ik wil graag de politie en de ordehandhavers danken voor hun werk, maar ik wil hun ook veel sterkte toewensen de komende tijd, als het heel spannend wordt in dit land met iets wat op een code zwart lijkt. Want dan zullen zij de zorg moeten gaan beschermen. Dat zal echt een andere taak zijn, omdat burgers die verwachten dat ze bescherming van de overheid krijgen in de zorg, die juist dan niet kunnen krijgen. Ik geloof dat we hier niet kunnen onderschatten hoe zwaar dat zal worden voor zowel de mensen in de zorg als de politie, de marechaussee of het leger, die ingezet gaan worden.

Voorzitter. Ik heb drie moties en ik neem daarvoor wat extra spreektijd. De eerste motie gaat over de bestuurlijke lus. Ik hecht eraan precies te zijn, want de minister voor Rechtsbescherming heeft daarover op zich een nette toezegging gedaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bestuursprocesrecht als hoofddoel heeft het bieden van rechtsbescherming van de burger tegen onrechtmatig overheidshandelen;

constaterende dat sinds de invoering van de Awb diverse wetswijzigingen hebben plaatsgevonden, zoals finale geschilbeslechting en de bestuurlijke lus, waarin de eerlijke rechtsbescherming voor de rechtzoekende burger verder is bemoeilijkt;

constaterende dat de bestuursrechter geen volle toetsing mag maken;

constaterende dat in het bestuursprocesrecht — terecht — geen verplichting tot juridische bijstand van advocaat is opgenomen;

constaterende dat mede vanuit equality of arms de procespositie van de burger versterking behoeft;

verzoekt de regering op korte termijn grondig te onderzoeken welke wettelijke bepalingen in de Awb kunnen worden opgenomen om de positie van de belanghebbende te versterken, waarbij dit onderzoek in ieder geval de mogelijkheden dient te bevatten van:

  • -het in de Awb opnemen van een wetsbepaling waarin de burger de mogelijkheid wordt geboden om eigen gemaakte procedurele fouten te herstellen (de bestuurlijke lus);

  • -het opnemen van door de burger afdwingbare verplichtingen met wettelijke sancties;

  • -het wettelijk mogelijk maken dat de bestuursrechter actief de burger wijst op mogelijke lacunes in zijn (hoger) beroep en hem inlicht over wat hij nog moet doen om succes te behalen,

en de resultaten daarvan mee te nemen in het wetsvoorstel tot aanpassing van de Awb, dat in het voorjaar van 2022 in publieke consultatie gaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Bisschop, Van der Plas, Simons, Van Nispen, Kröger, Bikker, Koekkoek, Palland, Den Haan en Kathmann.

Zij krijgt nr. 115 (35925-VI).

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Voorzitter. De minister zei: ja, natuurlijk, die ouders kunnen naar de rechter en kunnen vragen om herziening. Maar herziening kan volgens de Awb plaatsvinden door twee partijen: zowel de Belastingdienst als de ouders kunnen om herziening vragen. Aangezien het hier mis is gegaan, zou ik zeggen tegen de Raad van State en de rechters: treed in overleg en laat dan de Belastingdienst, en niet de ouders, het verzoek om herziening indienen, waar de overheid vindt dat er gefaald is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Belastingdienst jarenlang ten minste dertien wetten overtreden heeft en informatie heeft achtergehouden in rechtszaken;

constaterende dat aangaande de kinderopvangtoeslagkwestie gedurende een lange periode door de bestuursrechter uitspraken zijn gedaan waarin ouders steevast in het ongelijk zijn gesteld;

constaterende dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met de schriftelijke verklaring uiteenzetting heeft gegeven en excuses heeft aangeboden;

van mening dat de uitspraken van de bestuursrechter niet in de rechtssfeer zouden moeten blijven;

constaterende dat artikel 8:119, lid 1, van de Awb bepaalt dat "de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak kan herzien" onder de in lid 1, sub a, b, en c van artikel 8:119 Awb genoemde voorwaarden;

verzoekt de regering:

  • -de Belastingdienst op te dragen tijdig een herzieningsverzoek in te dienen voor alle relevante toeslagenzaken en in de verzoeken gemotiveerd uiteen te zetten dat aan alle wettelijke voorwaarden voldaan is, zodat de bestuursrechter tot herziening dient over te gaan;

  • -aan te geven of voor andere belastingdossiers (zoals FSV of andere CAF-gerelateerde zaken) een vergelijkbare actie gepast is;

  • -de Kamer spoedig te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Bisschop, Van Nispen, Simons, Van der Plas, Koekkoek en Den Haan.

Zij krijgt nr. 116 (35925-VI).

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer de ISIS-genocide dit jaar erkend heeft als genocide;

constaterende dat de regering een aantal mensen die naar ISIS-gebied waren afgereisd, laat terugkeren;

constaterende dat uit het genocideverdrag een verplichting volgt om daders te vervolgen en bestraffen;

constaterende dat het verzamelen van bewijs ver van de plek van de misdrijven moeilijk is;

verzoekt de regering een specifieke officier van justitie aan te wijzen voor de vervolging van uitreizigers naar ISIS-gebied en voldoende middelen daarvoor beschikbaar te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Bisschop, Ceder, Van Nispen, Van der Plas, Koekkoek, Den Haan en Kuik.

Zij krijgt nr. 117 (35925-VI).

Dank u wel, meneer Omtzigt. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. De bewindspersonen hebben aangegeven dat ze ongeveer een kwartier nodig hebben om de vragen die gesteld zijn te beantwoorden en de moties te voorzien van een appreciatie. Ik schors de vergadering tot ongeveer 00.05 uur.

De vergadering wordt van 23.50 uur tot 00.13 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn aan de kant van het kabinet. Ik geef als eerste het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid om nog wat vragen te beantwoorden en zijn appreciatie te geven.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik ga er, net als uw leden, snel doorheen, waarbij ik vooral een oordeel geef op de moties. We hebben natuurlijk al uitvoerig gedebatteerd en ook de schriftelijke beantwoording gehad. Anders dreigen we misschien in herhaling te vervallen.

De motie op stuk nr. 40 van de leden Helder en Markuszower over het gedoogbeleid wordt ontraden.

De motie op stuk nr. 41 idem, ontraden.

De motie op stuk nr. 42, ontraden.

De motie op stuk nr. 45 over het MIT, ontraden.

De motie op stuk nr. 50 over het vuurwerkverbod, ontraden.

De motie op stuk nr. 52 wordt eveneens ontraden.

De heer Markuszower (PVV):

Ik ga het niet vragen bij alle moties die ontraden worden, maar dat vuurwerkverbod hadden we redelijk goed onderbouwd. Mevrouw Van der Plas onderbouwde het nog veel beter bij haar motie. Zou u bij de motie over het vuurwerkverbod kunnen beargumenteren waarom u deze ontraadt?

Minister Grapperhaus:

Dat is in een brief aan de Kamer vorige week aangegeven. Dan verklap ik al een beetje wat mijn oordeel straks gaat worden bij de motie van mevrouw Van der Plas. Het is heel duidelijk: in het kabinet is vastgesteld dat er vanuit de zorg het dringende advies kwam om dit jaar weer een vuurwerkverbod in te stellen. Op de vraag van mevrouw Van der Plas wil ik nu vast toezeggen dat mijn collega van IenW, die hier eigenlijk over gaat, en ik — zij gaat over het verbod, maar ik ga over de handhaving — in de loop van volgende week nog met een reactie zullen komen op alle cijfers die mevrouw Van der Plas noemde en alle vragen die zij stelde. In de afweging zitten toch echt wat andere nuances.

Voorzitter. Ik was gebleven bij de motie op stuk nr. 53 van de leden Michon-Derkzen en Kuik. Die krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 54 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 55 krijgt ook oordeel Kamer. Er staat zelfs bij "omarmen", dus dat is wel heel erg oordeel Kamer.

Bij de motie op stuk nr. 56 heb ik het verzoek om deze aan te houden. Het is de motie over de neutrale uitstraling van boa's. Ik zal dit kort toelichten. De burgemeesters spreken nu met hun gemeenteraden over voorstellen op dat punt. Ik heb al eerder gezegd dat dit gaat om het werkgeversgezag, waar ik niet over ga. Als hoeder van het stelsel wacht ik de uitkomst van die gesprekken af. Dat wil ik via u, voorzitter, wel even heel nadrukkelijk zeggen tegen de Kamerleden die hier vragen over gesteld hebben. Voor mij staat de veilige taakuitvoering voorop. Ik zou de motie willen aanhouden tot in het voorjaar van 2022 meer duidelijkheid is over de plannen van de gemeenten. Dan zeg ik ook toe dat ik de Kamer zal informeren. Ik hoop dat het dan niet nodig is, maar als het nodig is, kunnen we de motie alsnog in behandeling nemen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Michon-Derkzen of zij de motie op stuk nr. 56 wil aanhouden.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik begrijp goed wat de minister zegt, maar ik wil graag een uitspraak van de Kamer, dus ik houd de motie niet aan.

Minister Grapperhaus:

Dan moet ik de motie ontraden. Dat vind ik echt heel spijtig. Ik moet de motie ontraden omdat ik er in de huidige constellatie niet over ga. Het is niet anders. Ik begrijp de inhoud van de motie. Dat wil ik nog wel benadrukken. Ik steun wat dat betreft ook de afspraken die binnen de politie op dit punt zijn gemaakt.

De motie op stuk nr. 57 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 59 van de heer Van Nispen wordt ontraden.

De motie op stuk nr. 63 wordt eveneens ontraden.

De motie op stuk nr. 67 van mevrouw Van der Werf en mevrouw Bikker krijgt oordeel Kamer.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind het prima dat het snel gaat, zeker gelet op het tijdstip, maar ik zou hier en daar een argumentatie willen. Dat geldt bijvoorbeeld bij de motie die uitspreekt dat we klokkenluiders moeten beschermen en geen aangifte tegen hen moeten doen. Wat zou daar nou toch op tegen zijn?

Minister Grapperhaus:

Dan moet de heer Van Nispen de hele motie nog een keer voorlezen. Het is staand beleid dat er geen aangifte wordt gedaan tegen klokkenluiders. Wet- en regelgeving bepalen wie een klokkenluider is en leggen die bescherming neer. Dat betekent dat die er is voor mensen die onder de wettelijke klokkenluidersbescherming vallen. Ik heb uw Kamer gisteren of eergisteren — ik weet dat niet meer uit mijn hoofd, maar ik denk dinsdag — geschreven dat ik wil anticiperen op voorgenomen nieuwe EU-regelgeving waarin mensen die achteraf toch als klokkenluider kwalificeren, ook als zodanig worden erkend. Je kunt niet bij motie de wet gaan aanvullen en gaan bepalen dat er altijd aangiftes moeten worden ingetrokken tegen mensen die misstanden naar buiten brengen. Dat spoort niet met die wet. Om die reden moet ik de motie ontraden.

Voorzitter. Ik was gebleven bij de motie op stuk nr. 69 van mevrouw Van der Werf, mevrouw Ellemeet en de heer Azarkan. Die motie krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 70 van mevrouw Kathmann moet ik ontraden, want gegevens zoals ze hier worden gevraagd, worden niet bijgehouden door de politie. Dat zou echt extra administratieve lasten geven. Heel soms vind ik dat ik wat uitleg verplicht ben. Misschien is dat meer zo bij ontraden dan bij oordeel Kamer.

De motie over de KNVB is wat mij betreft oordeel Kamer. Dat is de motie op stuk nr. 72.

Dan heb ik hier de motie op stuk nr. 73 van mevrouw Kathmann, Ellemeet, Koekoek, De Haan, Van der Plas en Michon over het wetsvoorstel seksuele misdrijven. Zonder meer oordeel Kamer. Ik heb al aangegeven dat ik er echt alles aan doe om het in het voorjaar van 2022 naar de Raad van State te sturen. Het gaat nu heel snel naar de Raad van State toe. Hoe eerder het daarvan af is, hoe eerder het hier kan worden ingediend. Daar zit dus seksuele intimidatie bij in.

Dan de motie op stuk nr. 74 van mevrouw Kuik. Die krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 75 over niet-strafbare intimidatie van mevrouw Kuik en Bikker krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 76 van mevrouw Kuik over de agrarische ondernemers en het cameratoezicht krijgt ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 77 van mevrouw Palland krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 78 van mevrouw Palland krijgt oordeel Kamer.

Ik kom dan bij de motie op stuk nr. 84. Dat is de motie van Bikker, Michon-Derkzen, Palland en Van der Werf over de executieve politievrijwilligers. Oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 88 van de heer Ceder moet ik ontraden. Heel kort zeg ik daar iets over. Die gaat over het hier berechten van oorlogsmisdadigers. Het kabinet hecht grote waarde aan het tegengaan van straffeloosheid, en het voorkomen dat Nederland een toevluchtsoord kan zijn voor daders van internationale misdrijven. Daarom past de IND artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag toe op vreemdelingen bij wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat ze internationale misdrijven hebben gepleegd. De betrokken vreemdeling heeft altijd de mogelijkheid om de juistheid van 1F voor te leggen aan een rechter. Als uitlevering niet aan de orde is of niet mogelijk is, kan worden bezien of tot strafrechtelijke vervolging in Nederland wordt overgegaan. Dat is dan in Nederland mogelijk op grond van de Wet internationale misdrijven. Dat blijven we gewoon houden. Ik heb nog meer tekst, maar ik wil het hier even bij laten.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 90 van mevrouw Koekoek gaat over het onderzoeken van de wijze waarop de aanpak van ondermijnende criminaliteit verbeterd kan worden naar Italiaans voorbeeld. Daar hebben we natuurlijk al het een en ander op lopen, ook collega Dekker. Het ging hier om toetsing aan de Grondwet, moet ik er even bij zeggen. Dat is wat ons betreft oordeel Kamer.

De motie over het actieplan Handen af van onze hulpverleners krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Welk nummer is dat?

Minister Grapperhaus:

Pardon. Excuus. Nu ging ik iets te snel. De motie op stuk nr. 94, inzake het actieplan handen af van onze hulpverleners, krijgt oordeel Kamer. Ik hoor nergens "bingo", dus ga ik naar de volgende motie.

De motie op stuk nr. 96, de motie van de heer Bisschop en mevrouw Van der Plas over de buitengebieden, krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 97, ingediend door de heer Azarkan, over de NCTV, wordt ontraden.

De motie op stuk nr. 98, eveneens van de heer Azarkan, inzake de klachtafhandeling binnen de politieorganisatie, wordt ook ontraden. Daar wil ik nog wel het volgende over zeggen. Zoals ik in mijn brief van 7 september 2021 heb aangegeven, wordt de klachtenbehandeling verder geprofessionaliseerd. De inspectie doet onderzoek. Dat onderzoek komt in het voorjaar van 2022. Ik ga ervan uit dat wij er dan ook zeker met uw Kamer verder over spreken.

De motie op stuk nr. 100, over de bevoegdheden voor controles, surveillance en onderzoek, wordt ook ontraden.

De motie op stuk nr. 102, ingediend door mevrouw Den Haan, de heer Azarkan en mevrouw Kathmann, om het gesprek met de gemeenten aan te gaan om te kijken naar mogelijkheden waardoor ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid een subsidie kunnen krijgen om hun huis te beveiligen, krijgt oordeel Kamer. Dat gesprek ga ik aan.

Dan de motie op stuk nr. 103, waarin de regering wordt verzocht om halfjaarlijks te rapporteren over de in-, door- en uitstroomcijfers van de politie, moet ik ontraden, want de politie heeft een strategische personeelsplanning. In het halfjaarlijks verslag wordt echt over al die kerncijfers van de politie bericht. Een aanvullend plan van aanpak is dus echt niet nodig.

De motie op stuk nr. 104 van mevrouw Van der Plas. Ik hoop niet dat zij teleurgesteld is na wat ik daar eerder over heb gezegd, maar die ga ik ontraden. Maar ik heb toegezegd dat ik volgende week, samen met mijn collega van IenW, kom met een brief, waarin ik daarop inga.

Dan de motie op stuk nr. 106, over de Politieacademie, ingediend door mevrouw Van der Plas. De Politieacademie is verspreid over tien locaties, dus ik moet de motie ontraden, want verdere spreiding zal niet gaan gebeuren. Excuses, de motie over de Politieacademie is de motie op stuk nr. 107.

De voorzitter:

Kunt u de laatste drie nog even opnieuw doen?

Minister Grapperhaus:

Mijn fout. De motie op stuk nr. 107 van mevrouw Van der Plas ging over de nieuwe politieopleidingen in de regio. Die heb ik ontraden. Ik heb iets gezegd over de motie op stuk nr. 104, over het vuurwerkverbod, ingediend door mevrouw Van der Plas en de heer Ephraim. De motie op stuk nr. 106 mis ik. Hoe kan dat nou met 70 moties, dat je er eentje mist? Maar ik zie dat de motie er nu aan komt.

Als ik de motie op stuk nr. 106 zo lees, het weer echt terugbrengen van politieposten, dan heb ik daar natuurlijk het nodige in de schriftelijke beantwoording van gezegd. Dan kan ik de motie alleen maar ontraden. Als ik de motie zo mag lezen dat mij wordt verzocht — dan kijk ik even via u naar mevrouw Van der Plas — om in een langetermijnvisie voor de politie ook terug te komen op het op de juiste sterkte zijn van de politie op het platteland, dan kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. De "zodat"-zin die daaronder staat, laat ik even voor wat die is. Dat is een conclusie van de indiener van de motie die ik niet voor mijn rekening neem. Maar als we het zo formuleren, kan ik de motie oordeel Kamer laten.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Van der Plas. Kan zij zich erin vinden dat de minister dit opneemt in zijn langetermijnvisie?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Volgens mij staat er ook gewoon "verzoekt de minister om in langetermijnvisies voor de politie te werken aan het terugbrengen van politiebureaus en politieposten."

Minister Grapperhaus:

Dan moet ik de motie echt in alle eer en deugd ontraden, maar ik wil graag toch even kijken of ik ... Ik begrijp het punt van mevrouw Van der Plas. Zij wil dat er op het platteland voldoende politie is. Daarom maakte ik ervan: verzoekt de minister om in langetermijnvisies voor de politie aandacht te besteden aan het op de juiste sterkte brengen c.q. houden van de politie op het platteland. Het zal namelijk ook wel per regio verschillen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wij kijken nog even naar de tekst. Daar houden we het dan dus even op.

Ik wil de "zodat" even toelichten. Wij hebben besloten om in onze moties die zo veel mogelijk uit te leggen voor burgers, zodat zij weten wat de motie voor hen als burger betekent. Vandaar de "zodat". Dat kunt u dus verder negeren. Dat is meer bedoeld voor mensen die een motie lezen op de website, zodat zij weten waarom die wordt ingediend.

Minister Grapperhaus:

Nou ja, ik lees: zodat de politie adequaat aanwezig is in de lokale gemeenschap. Ik kan het er gewoon niet mee eens zijn dat die weg is gegaan. Daar heb ik ook zelf de afgelopen jaren goed naar gekeken.

De voorzitter:

Misschien is het goed om nog even te kijken naar de tekst. Zoals de tekst hier staat, wordt de motie in ieder geval ontraden maar in het geval van de interpretatie die u net gaf, krijgt de motie oordeel Kamer.

Minister Grapperhaus:

Ja. De motie op stuk nr. 107, van mevrouw Van der Plas, over de locaties van politieopleidingen, heb ik ontraden.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 108. Dat is de motie van mevrouw Van der Plas, mevrouw Den Haan, de heer Bisschop, mevrouw Palland, de heer Ephraim en mevrouw Michon-Derkzen. Die gaat over dat handelingskader. Dat is een motie die ik oordeel Kamer geef.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 109, van mevrouw Simons. Toen mevrouw Simons de motie uitsprak, dacht ik: ja, maar ik ben niet de toekomstige regering, dus daar kan ik niks over zeggen. Toen dacht ik: ik moet vragen of ik het mag lezen als "de regering". Alleen zal ik als "de regering" de motie ontraden. Wij zijn namelijk eerst op verzoek van uw Kamer met zo'n wetsvoorstel gekomen. Dat betrof een ruimemeerderheidsmotie. Je kunt van dat wetsvoorstel zeggen dat het niet is wat u besteld had, maar u heeft dat als Kamer controversieel verklaard. Ik moet de motie dus ontraden, want ik kan er nu niks mee. Ik bedoel, even goede vrienden, maar dat hoort erbij. Ik kan daarom dus niet anders dan de motie ontraden. Hopelijk heeft de indiener er begrip voor dat ik niet voor de toekomstige regering kan spreken.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Daar heb ik inderdaad begrip voor. Dat zal ik dus wijzigen. Mijn probleem ligt in het feit dat er een motie is aangenomen die stelt dat het uitbreiden van de bevoegdheden van de NCTV niet mag plaatsvinden en ik hier toch een minister hoor die het ene moment wel een motie aanhaalt, bijvoorbeeld die van mevrouw Michon-Derkzen, in de schriftelijke beantwoording, maar dan vergeet dat deze motie er ook ligt. Dat is een beetje waar het bij mij lastig wordt. Ik snap dat u niet kunt handelen namens de toekomstige regering, maar ik zou het heel fijn vinden als de aangenomen motie gerespecteerd wordt.

Minister Grapperhaus:

Daarover wil ik geen enkel misverstand hebben. Zolang ik demissionair minister ben, dus tot het moment dat er een nieuw kabinet beëdigd is — laten we dat zo even heel formeel zeggen — gebeurt er niets met dit wetsvoorstel. De Kamer heeft dat namelijk controversieel verklaard. En welke moties er precies zijn ... Ik herinner me die van mevrouw Michon, maar hoe dan ook gebeurt er niets met het wetsvoorstel tot de dag dat er een nieuw kabinet is. Dan moet het nieuwe kabinet met uw Kamer verder praten.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dat is een hele duidelijke uitspraak van de minister. Ik houd deze motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Simons stel ik voor haar motie (35925-VI, nr. 109) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Over de motie op stuk nr. 117 van de heer Omtzigt wil ik eerst nog even iets zeggen. Wat de heer Omtzigt vraagt, is mij op zichzelf zeer sympathiek, maar wij hebben alleen al een aantal officieren van justitie die ... "Wij hebben" mag ik niet zeggen, want het Openbaar Ministerie is natuurlijk autonoom, maar in Nederland hebben we dus al een aantal officieren van justitie die zich bezighouden met de vervolging van IS-misdaden. Dat zijn officieren die zich specifiek toeleggen op de vervolging van verdachten van terroristische misdrijven. Hopelijk is de heer Omtzigt het met mij eens dat dat met name de laatste jaren vrijwel alleen speelde in de hoek van mensen die uit naam van Daesh of IS, of hoe je het ook wil noemen, misdaden hebben begaan. In dat opzicht moet ik 'r dus ontraden.

Maar ik wil toch ook nog eens tegen uw Kamer zeggen: ik heb naar aanleiding van eerdere verzoeken van uw Kamer een onderzoeksrapport laten maken door het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies over de toegevoegde waarde van een gespecialiseerde officier voor de vervolging van IS-strijders. Dat is een onderzoek uit 2019. Toen zeiden zowel OM als NIOD dat het niet nodig was om naast wat er al was nog een gespecialiseerde officier van justitie te benoemen om juist die IS-misdaden te vervolgen. Ik weet nu even niet de exacte vindplaats, maar het is een onderzoek uit 2019.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord even aan de heer Omtzigt. Volgens mij had de heer Ceder ook nog een vraag, want hij zit net als de heer Van Nispen al een tijdje een beetje te wachten op een kans.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

De minister heeft op zich een interessante redenering, want hij zegt namelijk aan de ene kant dat er hierin gespecialiseerde officieren van justitie zijn en aan de andere kant dat we ze niet nodig hebben. Het verschil tussen nu en 2019 is dat we de motie-Kuik aangenomen hebben en dat we het daarmee als genocide erkend hebben. Dat betekent dat we een internationaalrechtelijke verplichting hebben om te vervolging. Het tweede verschil is dat het regeringsbeleid is. Het is niet wat ik voorstond, maar het is beleid om een aantal vrouwen terug te laten keren. In Duitsland is er al eentje veroordeeld voor misdaden tegen een jezidi-kind dat werd uitgehongerd en op vijfjarige leeftijd stierf. Dat is waarom ik de regering toch met klem vraag om dit gewoon te doen. De bewijslast is bij dergelijke zaken erg lastig.

De voorzitter:

Helder. De minister tot slot.

Minister Grapperhaus:

Dat miskent echt dat er nog voordat ik minister werd al officieren waren die hierop gericht waren. Ik weet dat zo zeker, omdat mijn allereerste werkbezoek als minister bij het Openbaar Ministerie was. Daar kreeg ik een presentatie van twee officieren van justitie en een van hen was een officier die gericht was op terroristische misdrijven. Ook vanwege het late uur begrijp ik dat de heer Omtzigt mijn woorden niet helemaal goed weergeeft. Ik heb gezegd: officieren gespecialiseerd in terroristische misdrijven. Ze zijn dus niet, voor zover dat al nodig is, puur gespecialiseerd in IS. Het NIOD zegt dat dat niet nodig is en ik overwoog net al dat het merendeel van de zaken op dit moment meer in de hoek van IS zit.

De voorzitter:

De heer Ceder mag even en dan de heer Van Nispen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

De minister heeft de motie op stuk nr. 88 ontraden. Die motie gaat over het 1F-beleid en het vervolgen daar waar dat niet kan. Hij zegt: indien uitlevering niet aan de orde is of niet mogelijk is, kan worden bezien of tot strafrechtelijke vervolging in Nederland kan worden overgegaan. Dat is nou exact wat mijn motie vraagt. Wat de minister net heeft voorgelezen, komt ook terug in de beantwoording van gisteren. Ik heb mijn motie daar ook op aangepast. Het gaat om een hele specifieke categorie, die nu in een democratische rechtsstaat niet vervolgd wordt, enerzijds omdat ze niet uitgeleverd kunnen worden en anderzijds omdat ze in Nederland niet vervolgd worden. De minister geeft aan dat Nederland die mogelijkheid heeft. Dat weet ik en daarom roep ik in mijn motie ook op om dat te doen als uitlevering of vervolging niet kan. Ik vraag de minister dus om toch toe te lichten waarom mijn motie, die een onderstreping is van de beantwoording van gisteren, ontraden wordt. En kan de minister mij dan helpen met de bewoording of een zin, zodat wij elkaar wel kunnen vinden? Dan maken we het toch mogelijk om zo de democratische rechtsstaat te bewaken.

De voorzitter:

Helder. De minister.

Minister Grapperhaus:

Hier speelt dat stukje van — dat had ik niet voorgelezen, omdat ik dacht dat het helder was — de autonomie van het Openbaar Ministerie en het opportuniteitsbeginsel. Ik had gisteren, het is inmiddels vrijdag, met de heer Markovic of met de heer Markuszower, pardon, een kort debatje. Als wij hier met elkaar zouden besluiten om tegen het Openbaar Ministerie te zeggen "u moet dit doen", dan is dat een aanwijzing. Dan zou ik vinden dat daar een heel debat aan vooraf zou moeten gaan. Alleen al om die reden zou ik de motie ontraden.

Als de heer Ceder zegt: hoe zou je nu … Ik wil ook nog even wijzen op de rapportagebrief internationale misdrijven die uw Kamer jaarlijks krijgt. Daarin ziet u dat het TIM, het Team Internationale Misdrijven, de afgelopen jaren juist een aantal van dit soort strafvervolgingen heeft ingezet. De motie zou nog aangepast kunnen worden, in de zin dat men verzoekt om nog eens het belang hiervan bij het Openbaar Ministerie onder de aandacht te brengen. Ik ga als minister van Justitie en Veiligheid alleen als ik een hele harde instructie van uw Kamer krijg, met zichtbare tegenzin een aanwijzing geven, want ik vind dat niet goed. Wij moeten dat uit elkaar houden. U heeft mij eerder via de voorzitter tegen de heer Markuszower horen zeggen dat we die aanwijzing wat mij betreft ook zo langzamerhand uit ons recht zouden moeten halen. Ik geloof dat de heer Groothuizen — hij is hier al eerder genoemd, maar dat was gisteren, dus ik noem hem ook vandaag weer — ook bezig was met een initiatiefwetsvoorstel daartoe. U merkt dat ik zeg dat we ons daarmee als regering niet te veel moeten inlaten, misschien ook vanwege het belang hiervan.

De heer Van Nispen (SP):

Voordat de minister aan zijn slottoespraak begint: ik heb het oordeel gemist over de motie op stuk nr. 63. Dat kan zijn omdat ik erg van mijn stuk was omdat de minister de motie over de klokkenluiders had ontraden. Maar deze motie gaat over het politieonderwijs. Daarin vraag ik nou eens een keer iets niet heel erg onredelijks. Ik heb hier een aantal knelpunten benoemd. Ik maak mij daar echt serieus zorgen over. Ik vraag ook niet om een zak met geld. Ik vraag aan de minister om die knelpunten serieus te nemen en met een visie en een praktische uitwerking te komen. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat de minister bij zoiets fundamenteels als ons politieonderwijs niet bereid is om dat te doen.

Minister Grapperhaus:

In mijn brief van 19 november ben ik uitgebreid ingegaan op de kwaliteit van het politieonderwijs. Het lijkt mij heel goed dat ik, als we een commissiedebat hebben over de politie, ervoor zorg dat we op de punten die de heer Van Nispen heeft genoemd en die in zijn motie staan, nog eens reageer, in vervolg op de brief van 19 november. Maar ik ontraad de motie op dat punt, want hier is gewoon over nagedacht en dat hebben we ook echt aan uw Kamer gerapporteerd, inclusief het extra geld dat er via de motie-Hermans is gekomen.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Wilt u nog een slotwoord?

Minister Grapperhaus:

Nou, dat klinkt heel aangenaam, maar u weet wat dat bij Justitie betekent. Maar, voorzitter, ik wil uw Kamer bedanken voor dit uitvoerige debat, waarin we echt veel onderwerpen met elkaar gewisseld hebben, in heel veel verschillende toonaarden, dat kunnen we ook rustig zeggen. Ik wil even iets zeggen naar aanleiding van de discussie die hier gisteren plaatsvond en waarbij wij hier in vak-K natuurlijk, hoewel we op zeker moment lijdend voorwerp leken te worden van het Wetboek van Strafrecht, toch alleen maar toeschouwers waren. Ik heb het enorm gewaardeerd dat er dan gewoon een debat is. Waarom waardeer ik dat? Omdat het de mensen die zich op dit moment zorgen maken of we nog wel een volwaardige democratie en een goede rechtsstaat hebben, meegeeft dat we die echt nog hebben. Er ís namelijk heel veel tegenspraak. Er was ook op mij vandaag een paar keer scherpe tegenspraak en dat maakt dat we in het geheel verder komen.

Ik sluit echt af. De Venetiëcommissie heeft Nederland, dus dit kabinet, behoorlijk op de vingers getikt voor de toeslagenaffaire, maar heeft wel tegen de drie machten gezegd: oké, maar u bent in ieder geval nog steeds wel met een solide rechtsstaat bezig, want u spreekt elkaar flink op dingen aan en u legt ook verantwoording af. Dat moeten we met z'n allen blijven doen.

Het was een beetje een lang slotwoord, maar dat heb je zo af en toe. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Er wordt even schoongemaakt — dat moet niet persoonlijk opgevat worden; het klinkt soms zo raar — en dan geef ik het woord aan de minister voor Rechtsbescherming.

Minister Dekker:

Dank, voorzitter. De heer Omtzigt heeft nog twee antwoorden van mij tegoed. Het eerste gaat over hoe het staat met de Wet toezicht. Ik vroeg me af: waar gaat dit over? Ik heb de motie erbij gepakt en ik weet waarom het bij mij niet onmiddellijk een belletje deed rinkelen. Dit is een onderwerp dat bij de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken ligt. Ik zal hem vragen om u te informeren hoe het daarmee staat. Het tweede antwoord gaat over de twee auteurs van het opgestelde advies in het kader van de Belastingdienst. Ik ben dat nagegaan bij de Raad van State en mij is gemeld dat de twee gelakte auteursnamen niet de personen zijn die werkzaam zijn of zijn geweest bij de Raad van State.

Voorzitter, dan de moties. De motie op stuk nr. 43 over 41bis, Italië. Die ontraad ik. Wij hebben zo'n regime in Nederland en dat heet het ebi-regime. We kunnen veel leren van Italië, maar dit voegt weinig toe.

De motie op stuk nr. 44 die ontraad ik ook, omdat zo'n onderzoek al is gedaan. Als de heer Markuszower daarin geïnteresseerd is, zou ik hem willen aanraden om dat er eens op na te slaan.

Dan de motie op stuk nr. 51. Die ontraad ik, omdat dat de facto het einde zou betekenen van de levenslange gevangenisstraf in Nederland.

De motie op stuk nr. 60 van de heren Van Nispen en Omtzigt over de Raad van State ontraad ik met verwijzing naar de vrij uitvoerige discussie die we daarover hadden in het debat.

De motie op stuk nr. 61 over het Haags Kinderontvoeringsverdrag: oordeel Kamer.

De motie over de verjaringstermijn, op stuk nr. 62, ontraad ik. Dat doe ik, nogmaals, omdat die verjaringstermijn ook een functie heeft. Wij hebben in een heel specifiek geval bij hoge uitzondering gezegd dat we daar geen beroep meer op doen. Maar om nou te zeggen "omdat je het daar hebt gedaan, moet je het ook weer daar doen en daar doen en daar doen" gaat mij echt een stap te ver. Bovendien zou ik sowieso als het gaat om binnenlandse adoptie eerst het onderzoek willen afwachten.

Dan de motie op stuk nr. 68 over de preventie, de jeugd en de goede aanpak in kleine gemeenten: oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 79, over een nationaal coördinator geweld tegen vrouwen. Ik ontraad die. Geweld hoort nergens thuis en als er nou één plek is waar twee ministeries heel goed en heel nauw samenwerken om juist gecoördineerd op te treden op het vlak van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen, is het wel daar. Ik zie daar dus niet de meerwaarde van een nationaal coördinator.

De motie op stuk nr. 80 voegt wel wat toe. Die geef ik oordeel Kamer.

Ik weet niet of die motie van de heer Azarkan nog hangt. Is die ingetrokken? Nog niet? Dan ga daar straks ook een oordeel over geven.

Dan de motie op stuk nr. 81, over de rechtsbijstand. Ik wil daar kort dit over zeggen. Wij zijn nu heel specifiek bezig om te kijken wat er nodig is, ook in termen van de verruiming van de rechtsbijstand, om recht te doen aan mensen die het echt niet alleen afkunnen, mensen met een kleine portemonnee, en waar het ook te ingewikkeld is. Sterker nog, in de tussentijd hebben we daar ook een regeling voor getroffen. Wat in deze motie wordt gevraagd, is eigenlijk veel generieker. Daarin staat: je moet het uiteindelijk doen in alle gevallen. Ik gaf al aan: bij bezwaar draai je dan echt volkomen vast. Dat vind ik dus onverstandig, en daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 81.

Het oordeel over de motie op stuk nr. 85 kan ik aan de Kamer laten.

De motie op stuk nr. 91 is van mevrouw Koekkoek. Dit is een formeel punt en gaat eigenlijk over alles wat te maken heeft met het wetgevingsproces. Een staand principe is dat het kabinet de Raad van State altijd als laatste adviseur heeft. Vervolgens reageert het kabinet op dat advies door middel van een nader rapport richting uw Kamer. Dat is een staand principe en in mijn ogen ook een goed principe. Daarna moet uw Kamer daarover een oordeel vellen. Nu wordt in de motie gezegd: al die aanpassingen of die niet-aanpassingen, die je beredeneerd hebt in dat nader rapport, moet je nog eens een keer opnieuw voorleggen aan die adviseurs. Dat zou van onze kant echt een heel andere organisatie van het wetgevingsproces vergen. En het lijkt me niet nodig en niet nuttig. Ik hoor hier naast mij bovendien de oud-voorzitter van de Eerste Kamer zeggen dat ook de Eerste Kamer daar natuurlijk weer een rol in heeft. Dat laat onverlet dat de Kamer altijd nog zelf advies mag vragen als zij daar aanleiding toe ziet.

Ik kom op de motie op stuk nr. 95, van de heer Bisschop. Ik ga daar eerst een misverstand weghalen, namelijk het misverstand dat mensen het betalen van een boete of een schaderegeling kunnen ontlopen door vervangende hechtenis. Dat is niet het geval. Vervangende hechtenis of gijzeling wordt ingezet om mensen tot betaling te dwingen, maar daarmee blijft de schadepost of de boete wel staan. Dit gaat over een overweging in de motie. Dat gezegd hebbend, kan ik mij wel vinden in het dictum. Ik laat het oordeel daarover aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 99, van de heer Azarkan, ontraad ik op dezelfde gronden die ik al aangaf bij de motie op stuk nr. 81.

De motie op stuk nr. 101 van de heer Azarkan gaat over de vog. Daarover kan ik zeggen: oordeel Kamer. Maar als er gekozen zou moeten worden tussen de twee, dan constateer ik dat de motie van mevrouw Ellemeet nog wel een tandje verder gaat en iets meer toevoegt.

Ik kom op de motie op stuk nr. 105. Ik had gisteren een aardig debatje met de heer Eerdmans over recidive en strafvermeerdering. Ik lees nu deze motie als volgt, of althans, zo interpreteer ik haar. Mevrouw Van der Plas en de heer Eerdmans zeggen hier: oké, de "three strikes and you're out"-benadering hoeft niet, maar wij willen wel weten of nou recidive, zeker bij ernstige geweldsdelicten, ook echt leidt tot strafvermeerdering. Zij stellen voor om daar eens goed onderzoek naar te doen. En als het niet blijkt te leiden tot strafvermeerdering, dan moet er worden gekeken wat er dan nader geregeld zou moeten worden. Als ik de motie zo mag interpreteren, dan kan ik daarmee uit de voeten en laat ik het oordeel aan de Kamer.

Ik kom op de motie op stuk nr. 113.

De heer Van Nispen (SP):

Het is niet mijn eigen motie, maar ik heb toch een vraag over de motie op stuk nr. 105. Want ja, we moeten er wel over stemmen natuurlijk. Ik was in de veronderstelling dat de minister vond dat recidive nu al een grond is waar rechters mee uit de voeten kunnen. Welke aanwijzing of veronderstelling heeft de minister waaruit zou blijken dat dat nu niet het geval is, dat rechters dat nu niet goed zouden wegen of dat de reclassering daar geen goede adviezen over geeft?

Minister Dekker:

Die aanwijzingen heb ik niet, maar dat wordt ook niet gesteld in deze motie. Hier wordt gevraagd om onderzoek te doen en in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn. Dat vind ik op zich wel nuttig. Mensen gaan soms keer op keer de fout in. Als ik deze motie lees, begrijp ik dat het daarbij niet gaat om een kleine winkeldiefstal, maar om ernstige geweldsmisdrijven. Ik vind dat de samenleving dan op een gegeven moment een keer mag zeggen: genoeg is genoeg. Je mag dan zeggen: als u de tijd in de gevangenis niet gebruikt om na de gevangenisperiode op het rechte pad te blijven, dan wordt vervolgens de tijd dat u binnen moet zitten langer. Dat vind ik helemaal niet gek. Ik sprak al over het incapacitatie-effect: als je iemand opsluit, kan hij buiten geen kwaad doen. Stel dat je dat nou hanteert en zegt: dan gaan we ook kijken of er zwaarder kan worden gestraft naarmate dat vaker gebeurt. In hoeverre gebeurt dat in de praktijk? Zo niet, wat zouden we dan kunnen doen om dat wellicht een stapje verder te brengen? Dat is iets waar ik mee uit de voeten zou kunnen.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 113 gaat over etnisch profileren. Ik ben het helemaal met mevrouw Simons eens als het gaat om de pijn die gevoeld wordt door mensen die keihard werken, er het beste van willen maken en iedere keer eruit gepikt worden. Er zijn weinig dingen die mij zo'n akelig gevoel geven als de verhalen die ik hoor van jongeren die zeggen "ik doe hier mijn best en ik heb er iedere keer last van". Als ik kijk naar wat deze motie vraagt, dan stel ik vast dat ze ontzettend generiek is. Dat is ook waarom ik haar ga ontraden. Want als je tegen de overheid zegt dat zelfs in zwaarwegende gevallen, waarin een zwaarwegend belang geldt en ook een gerechtvaardigd onderscheid zou kunnen worden gemaakt, je etniciteit of nationaliteit niet meer mag meewegen, dan denk ik dat we een probleem hebben.

Ik noem een aantal voorbeelden. Bevolkingsonderzoek: de prevalentie van suikerziekte onder de Hindoestaanse inwoners in deze stad is vele malen hoger dan onder andere inwoners. De gemeente gebruikt dat om juist deze doelgroep te benaderen om zich te laten testen. Twee. We doen veel op het gebied van diversiteit. Soms is het dan ook relevant om te kijken — dat is meer in termen van positieve discriminatie — wat je kunt doen. Als het gaat om nationaliteit: we hebben hier in dit huis vele malen discussie over het intrekken van het Nederlanderschap bij een dubbele nationaliteit, maar dan moet je het wel mogelijk maken om dat te registreren. Dat zijn drie voorbeelden. Ik denk dat het ene voorbeeld mevrouw Simons wellicht meer zal aanspreken dan het andere. Ze laten wel zien dat als we deze motie zouden aannemen, dat niet meer mogelijk is.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dank voor het heldere antwoord. Ik hoor daar toch een intentie in om het juiste te doen. Echter, we hebben natuurlijk artikel 1 van onze Grondwet, dus er is zelden of nooit, met uitzondering van die plekken waar het bijvoorbeeld van medisch belang is ... Daar ben ik het juist heel erg met deze minister eens, daar moeten we dat zeker doen, wat mij betreft zelfs vaker, bijvoorbeeld ook bij covid en dergelijke, waarover ik eerder om cijfers heb gevraagd. Maar in deze motie staan nadrukkelijk politie, Belastingdienst, NCTV en UWV. Van gemeenten zegt de minister dat ze dat nog weleens ten positieve zouden kunnen inzetten. Maar heel specifiek worden er organisaties genoemd die volgens mij, met name op basis van het eerste artikel van onze Grondwet, nooit een gerechtvaardigde grondslag hebben om etniciteit dan wel nationaliteit mee te wegen. Mijn vraag is eigenlijk: als we niet spreken over gemeenten, maar wel over de vernoemde organisaties, kan de minister de motie dan wel oordeel Kamer geven, zeker nu het precedent bij de Koninklijke Marechaussee geschapen is?

Minister Dekker:

Ik kan niet kijken in de operaties van al die grote uitvoeringsorganisaties, maar van de NCTV, die weliswaar onder mijn collega Grapperhaus valt, weet ik dat nationaliteit of bijvoorbeeld dubbele nationaliteit als het gaat om mensen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid, wel degelijk relevant kan zijn om te registreren. De rechter laat dat ook toe en biedt die ruimte. Tegelijkertijd voel ik mee met het ongemak. We hebben de afgelopen maanden natuurlijk ook gezien waar het gebeurt op een manier dat het niet kan. Ik weet dat mijn collega van BZK aan het inventariseren is wat er moet gebeuren om een aantal van die risicovolle processen tegen het licht te houden en te kijken of het echt gerechtvaardigd is. Ik begrijp dat zij ik geloof in december met een brief richting uw Kamer komt om daarop te reflecteren. U zou kunnen overwegen om de motie tot die tijd aan te houden.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Daar ga ik over nadenken, maar ik wil heel graag gezegd hebben dat het argument met betrekking tot het intrekken van de dubbele nationaliteit bij mij in ieder geval geen grond vindt. Ik vind dat iedereen hetzelfde recht heeft, dus ook om een boef te zijn. Het is niet zo dat we bij mensen die in Nederland geboren zijn, met autochtone Nederlandse roots, ook overwegen om hun Nederlanderschap in te trekken op het moment dat ze iets heel ernstigs doen, dus dat argument vindt bij mij geen grond. Ik ga nadenken over het al dan niet aanhouden van deze motie.

Minister Dekker:

Dan de motie op stuk nr. 115, met de handreikingen rond de Awb. Die kan ik oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 116. Ik vind het lastig om die van advies te voorzien, omdat die een opdracht geeft aan de Belastingdienst. Ik zal sowieso aan mijn collega van de Belastingdienst vragen of zij advies wil geven op deze motie. We zien ook wel dat het best ingewikkeld is als we kijken naar wat we allemaal vragen aan de Belastingdienst, in termen van compensatie, terugbetaling et cetera, et cetera. Gevoelsmatig zou ik zeggen: ik zie het principiële punt, maar materieel, et cetera. Maar goed, dan ga ik eigenlijk al een invuloefening doen voor haar. Ik zal vragen of zij u schriftelijk laat weten wat haar reactie is op deze motie.

De voorzitter:

Dan graag voor de stemmingen van dinsdag aanstaande.

Minister Dekker:

Ja, dat moet mogelijk zijn en als dat niet zo is, dan hoort u dat.

Voorzitter. Ik wil iedereen bedanken voor een heel goed debat over de begroting, over een aantal hele fundamentele dingen en over de aanwezigheid tijdens dit debat, misschien minus de heer Van Meijeren van Forum, na gisteravond. Misschien is hij vandaag druk bezig met het doen van aangifte. We gaan het zien.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Dan gaan we weer even schoonmaken en dan geef ik het woord aan de staatssecretaris, die nog een aantal vragen heeft te beantwoorden en dan haar appreciatie van een aantal moties. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank, voorzitter. Er zijn nog een aantal vragen gesteld die ik eerst even zal beantwoorden. Allereerst de vraag van de heer Valstar over wanneer de Kamer de analyse kan ontvangen van het arrest van het Hof in een Oostenrijkse casus. Ik verwacht dat het zeker mogelijk is om uw Kamer meteen na de jaarwisseling te informeren.

Dan was er een vraag van mevrouw Podt over de regeling voor de bevordering van huisvesting van statushouders bruikbaarder maken. De regeling is steeds in overleg met gemeenten. De regelingen die mevrouw Podt bedoelt, worden door mij en mijn collega van Binnenlandse Zaken altijd getoetst bij de VNG, juist met het oog op die bruikbaarheid.

Dan was er een vraag van mevrouw Podt over een extra aanmeldlocatie voor het eind van het jaar. Ik kan mevrouw Podt antwoorden dat ik inzet op in elk geval een tweede aanmeldcentrum en dat ik een derde centrum op een later moment zeker niet uitsluit. Ik houd er rekening mee dat het volledig operationeel krijgen van een tweede aanmeldcentrum niet voor de jaarwisseling gaat lukken. Ik zet er desalniettemin op in om dit zo snel mogelijk te doen, maar er komt best wel wat voor kijken om een echt aanmeldcentrum te openen.

Dan nog een vraag van mevrouw Podt over de zelfzorgarrangementen, namelijk of de vroegere zelfzorgarrangementen niet terug kunnen komen. Het is inderdaad juist dat die ooit bestonden. Mijn beeld is dat deze mede vanwege een aantal nadelen ervan zijn beëindigd, maar ik wil er graag nog eens naar laten kijken. Ik zal uw Kamer daarover schriftelijk informeren.

Mevrouw Podt (D66):

De staatssecretaris zegt dat het niet volledig operationeel is voor het eind van het jaar. Oké, dat is prima. Maar wanneer dan wel? We proberen toch met z'n allen iets meer zekerheid te krijgen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb gezegd dat we echt alles erop inzetten om het zo snel mogelijk te doen. Maar er moeten ook mensen zijn. Bij identificatie en registratie komt nogal wat kijken. Echt, mevrouw Podt kan van mij aannemen dat ik de noodzaak volledig erken, en de vraag die daarover gesteld is. Want we moeten zorgen dat Ter Apel niet wordt overlopen omdat het het enige aanmeldcentrum is. Ik zet er alles op in om het zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen, maar er zit in logistieke zin nog wel iets meer aan vast dan alleen maar een bordje op de deur plakken met daarop "dit is een aanmeldcentrum". Dat is de reden waarom we er hard aan werken. Gisteren heb ik er nog met de directeur van de IND over gesproken, want hij moet er hard aan werken om dat voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

Mevrouw Podt, tot slot.

Mevrouw Podt (D66):

Ik snap echt dat er hard aan gewerkt wordt, door iedereen. Dat geloof ik ook echt wel. Maar ik ben toch benieuwd: hebben we het dan over een kwestie van weken of hebben we het dan over een kwestie van maanden? Wat gaan we zien?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het volledig — volledig — operationeel krijgen van een tweede aanmeldcentrum zal niet voor de jaarwisseling mogelijk zijn. Desalniettemin zet ik erop in om dit zo snel mogelijk te doen. Misschien hebben we het dan nog niet helemaal voor 100% rond, maar wat mij betreft: al hebben we het maar voor 75% rond, dan plak ik het bord op de deur en dan gaan we beginnen. Dus wat mij betreft echt zo snel mogelijk, zeg ik tegen mevrouw Podt, want het is voor mij ook een aangelegen punt.

Nou, over de zelfarrangementen heb ik het net gehad.

Mevrouw Podt had nog een vraag over werk maken van asielzoekers voor wie het meldpunt ver weg is. Als asielzoekers op een plaats buiten het azc gaan verblijven, dan kunnen ze verzoeken om het verplaatsen van de meldplicht. Het initiatief daartoe ligt wel bij de asielzoeker zelf. Het is voor het COA niet goed mogelijk om het initiatief te nemen. De asielzoeker moet hier ten slotte zelf informatie over aanleveren. Maar dat kan dus heel goed.

Mevrouw Koekkoek had nog een vraag over de visa. Mevrouw Koekkoek geeft aan dat uit de schriftelijke antwoorden naar voren komt dat visa — en dat zijn dus ook noodvisa — onder de verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken vallen. Ik zal haar verzoek dan ook om die reden doorgeleiden naar de minister van Buitenlandse Zaken, zo zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Koekkoek.

Voorzitter. Dan de moties. De motie op stuk nr. 46 van de heer Markuszower moet ik ontraden. De motie op stuk nr. 47 van de heer Markuszower moet ik ook ontraden.

De motie op stuk nr. 48 van de heer Markuszower moet ik ook ontraden. U kent ons oordeel inmiddels over vele moties van uw partij om de grenzen te sluiten.

De motie op stuk nr. 49 van de heer Markuszower moet ik ook ontraden, want Nederland houdt zich aan de Europese afspraken rond de opvang.

De motie op stuk nr. 58 van de heer Valstar geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 64 van de heer Jasper van Dijk moet ik helaas ontraden, want in de beoordeling van de Kamervragen van 28 oktober is genoteerd dat Nederland geen beleid kent van humanitaire toelatingsprogramma's en het verstrekken van humanitaire visa met als doel om in Nederland asiel aan te kunnen vragen. Nederland heeft wel al jarenlang een vast hervestigingsquotum, en daar werken we mee.

De motie op stuk nr. 65 van de heer Jasper van Dijk over het toezicht op de bussen moet ik ook ontraden, want de motie lijkt verder te gaan dan de afspraken die wij hierover al gemaakt hebben met de vervoerder. Die gaat verder, want het is niet aan de rijksoverheid om vervoersmaatschappijen hierop aan te spreken.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb toch een korte vraag over de motie op stuk nr. 64. De staatssecretaris zegt dat wij zo'n programma niet hebben. Nee, dat is nou precies het punt. Daarom vragen wij de regering om zo'n programma op te zetten. Dat doen andere landen ook en dat is volgens mij heel sympathiek.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Uw Kamer weet dat Nederland al vele jaren een vast hervestigingsquotum kent, waarmee actief bescherming wordt geboden aan vluchtelingen die in dat kader overkomen. En het kabinet is niet van plan om daarnaast of daarboven te komen tot aanvullende humanitaire kaders voor de overkomst van personen.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de heer Ceder. Over welke motie?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Een vraag de motie op stuk nr. 58 van de heer Valstar, over de PCR-testen. Die had oordeel Kamer. Wij erkennen de situatie en het probleem. Wat hier natuurlijk bij speelt, is dat er een grondwettelijke weging gemaakt dient te worden voor een verplichte PCR-test. Ik vroeg mij af of u dat in de verkenning of dat onderzoek ook expliciet kan meenemen en -wegen, omdat het natuurlijk voor de Kamer belangrijk is om daar ook een oordeel over te kunnen vellen. Dus de vraag of u dat wilt meenemen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Daar kan ik het antwoord "zeker" op geven.

De voorzitter:

Die motie krijgt oordeel Kamer.

De heer Valstar (VVD):

Dat weet ik. Maar neem dan ook in ieder geval mee dat er een uitzondering gemaakt kan worden op de Grondwet. Dat doet de politie namelijk ook bij bijvoorbeeld het afnemen van bloedtesten.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

We kijken naar de handelingsperspectieven om tot een oplossing te komen. Maar het onder dwang afnemen van een covidtest maakt onderdeel uit van de verkenning om tot oplossingen te komen, en we nemen alle aspecten daarvan mee. En datgene wat de heer Valstar zojuist meldde, gaat zeker ook mee. Het is heel belangrijk om dat grondig te onderzoeken, maar zoals duidelijk is geworden in mijn beantwoording, mijn antwoord uit eerste termijn, is het een hele hinderpaal op dit moment en echt heel erg lastig.

Ik was inmiddels aangekomen bij de 27ste motie, die van de heer Jasper van Dijk op stuk nr. 66. Die moet ik ontraden. We hebben het er in de schriftelijke beantwoording, en ook zojuist nog, hierover gehad. Ik heb hier uitgebreid met de heer Jasper van Dijk het gesprek over gevoerd.

Dan motie nummer 31, die op stuk nr. 70 van mevrouw Kathmann, mevrouw Piri, mevrouw Kröger, mevrouw Koekoek, mevrouw Den Haan, de heer Azarkan, mevrouw Simons en de heer Jasper van Dijk. Die moet ik ontraden. Nederland heeft de motie uitgevoerd zoals die was. Dat is het antwoord.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, een vraag van mevrouw Kathmann, PvdA.

Mevrouw Kathmann (PvdA):

Kan de minister explicieter uitleggen wat zij bedoelt daarmee?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben de staatssecretaris. Ja, mij wordt hier iedere keer een betere positie toegedicht, fantastisch. Wij hebben afgesproken dat wij 100 kwetsbare mensen uit Griekenland zouden overnemen, waarvan 50 minderjarigen en 50 gezinnen met kinderen. We hebben er toen heel hard aan gewerkt om te kijken of die 50 minderjarigen er waren, want dat was echt de inzet. Uiteindelijk waren er maar twee die naar Nederland wilden komen; anderen hadden nog familieleden elders. Wat we toen hebben gedaan, is dat uitbreiden — en dat hebben we ook besproken met uw Kamer — tot gezinnen met kinderen. En ik moet zeggen dat er in totaal 57 minderjarige kinderen zijn overgekomen toentertijd met die 100 kwetsbare mensen uit Moria.

De voorzitter:

Mevrouw Kathmann, heel kort, tot slot.

Mevrouw Kathmann (PvdA):

Ja. Bij die deal stonden expliciet dus ook die kinderen zonder gezin. Die zijn er nu. En die zijn er ook uit niet meer veilige landen, want Afghanistan is niet meer veilig. Dus de beren die de staatssecretaris op de weg gooit, zijn ervanaf. En het zou echt mooi zijn als die deal gewoon nagekomen wordt, want deze motie vraagt niet om iets nieuws; dit is gewoon iets wat is afgesproken.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wij hebben de motie uitgevoerd, met instemming van de Kamer, zoals die op dat moment uitgevoerd kon worden, namelijk: twee alleenstaande minderjarigen, want meer waren er op dat moment niet die bereid waren om naar Nederland te komen, en 57 minderjarige kinderen. Dit is besproken en afgesproken met uw Kamer. Dus de motie is uitgevoerd, of althans de afspraak voor de Moriadeal. Dus ik moet die motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 82, van onder anderen mevrouw Kröger en mevrouw Koekkoek. Die gaat over bijzondere aandacht voor een aantal groepen uit veilige landen. Die moet ik ontraden, want ... Ja, als er nog een motivering wordt gevraagd, dan kan ik die geven.

De motie op stuk nr. 83 van mevrouw Kröger en mevrouw Koekkoek moet ik ook ontraden, want hier gaat de Griekse wetgeving over.

U wilt nog de motivering horen; dat snap ik.

De voorzitter:

We zagen het gebeuren bij de motie op stuk nr. 82.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik merkte het zelf ook! In algemene zin geldt dat iedere asielaanvraag op individuele gronden wordt beoordeeld. Daarbij wordt rekening gehouden met de specifieke positie en het individuele relaas van de asielzoeker. Binnen de context van de veilige landen van herkomst betekent "verhoogde aandacht" dat de IND in die gevallen extra alert is op de mogelijkheid dat de aanwijzing van een veilig land van herkomst in het individuele geval niet kan worden tegengeworpen en een zaak daardoor mogelijk niet in de versnelde procedure in spoor 2 maar in de algemene of verlengde asielprocedure in spoor 4 behandeld moet worden. Maar ik denk dat het juist afbreuk doet aan het stelsel om dit niet langer individueel te bepalen maar standaard te kiezen voor een langere procedure. Dat vraagt de motie: standaard. We doen het individueel. Dat is de reden waarom de motie op stuk nr. 82 wordt ontraden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik zal niet een heel debat openen op dit late uur. Wij hebben hier Kamervragen over gesteld, over een heel concreet geval van een jonge Georgische lhbt-vrouw die uitgezet dreigt te worden. In die casus betekent die "extra aandacht" helemaal niets in de praktijk. De vraag is dus: als iemand naar een veilig land dreigt te worden uitgestuurd, wat voor juridische status heeft "extra aandacht" dan? En kunnen deze mensen niet zorgvuldig in spoor 4 beoordeeld worden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb zojuist uitgelegd dat iedere aanvraag individueel wordt beoordeeld. Dit is in de hele asielprocedure het geval. Op basis van die individuele beoordeling wordt gekeken hoe de procedure vervolgens plaatsvindt. Dat geldt ook voor lhbti en veilige landen. Dat is de procedure die door de IND wordt gehanteerd. Daar sta ik achter.

Dan de motie op stuk nr. 83. Die moet ik ontraden, want het gaat hierin om Griekse wetgeving.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik had daar nog expliciet een vraag bij gesteld.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, en die vraag zal ik beantwoorden. Want dit betreft de motie, die ik moet ontraden. De vraag was of het redden van mensen een uitzonderingsclausule kan zijn en of wij dat in de Nederlandse wetgeving zouden willen opnemen. U vroeg ook of wij er bij andere landen en in Europees verband op willen aandringen om dat humanitair niet-strafbaar te verklaren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat is de motie. Maar ik stelde de vraag of de staatssecretaris kan bevestigen dat het redden van mensen nooit strafbaar kan zijn. Dat was de vraag.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het redden van mensen op zee is een plicht, gebaseerd op het zeerecht. Daar zijn we het over eens. U vraagt of dit nooit strafbaar kan zijn. Die vraag kan ik niet categorisch beantwoorden. Een en ander zal altijd afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. Ik ben dan ook niet bereid tot wat u in de motie heeft gezegd. Vandaar dat ik die motie ontraad.

De voorzitter:

U gaat weer verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan de motie op stuk nr. 86 van de heer Ceder, over de veiligheid in azc's voor lhbti. Oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 87 van de heer Ceder, over de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en een reflectie daarvan. Dat is een spreekt-uitmotie.

Dan de motie op stuk nr. 89 van de heer Ceder, over de inhoudelijke kritiek op de uitvoering, mede vanwege het ontbreken van de hardheidsclausules. Die motie moet ik ontraden, want ik merk op dat de menselijke maat en dienstverlening binnen de vreemdelingenketen geen nieuwe thema's zijn. Het perspectief en het belang van de vreemdeling maken onderdeel uit van de praktijk. Ieder geval wordt individueel beoordeeld. Bij het Directoraat-Generaal Migratie van het ministerie en in de migratieketen zijn inmiddels verdere stappen gezet met betrekking tot het kritisch kijken naar het vreemdelingenbeleid, wetgeving en de uitvoering daarvan. Dat betreft de volledige migratieketen. Uw Kamer is hierover in juli 2021 geïnformeerd. Binnen ons asielstelsel is de rechter bij uitstek de partij die op onafhankelijke wijze de inhoud van asielbesluiten kan toetsen. Aan dat uitgangspunt wil ik niet tornen en ik wil die taak ook niet opdragen aan de inspectie. Overigens bepaalt de inspectie zelf waar ze onderzoek naar doet. Zij is daarin onafhankelijk. Om die redenen ontraad ik de motie.

De voorzitter:

De heer Ceder, heel kort.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik houd de motie aan, ook omdat ik het verkeerd heb ingevuld, maar ik wil nog wel opmerken dat de staatssecretaris gisteren heeft aangegeven dat zij terug zou komen op het rapport over specifieke casussen dat aan het begin van dit jaar is aangeleverd, en dat daar mogelijk een reflectie op zou komen. Ik wil u dus nog meegeven dat u gisteren heeft toegezegd dat u daar aan het begin van het jaar nog inhoudelijk op terugkomt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De vraag was gisteren — de heer Ceder moet me maar corrigeren als ik het fout zeg — of de Raad van State daarop zou kunnen reflecteren.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Nee, ik heb het over het rapport dat in april, zo zeg ik uit mijn hoofd, is uitgekomen, met een soort zwartboek. Gisteren heeft u aangegeven dat u in januari of in ieder geval aan het begin van het jaar zou terugkomen op de inhoud van die zaken. Daar heb ik het over.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, van de kant van JenV en de IND wordt daarop gereageerd. Dat is ook aangegeven.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Ceder stel ik voor zijn motie (35925-VI, nr. 89) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De motie op stuk nr. 92 van de leden Koekkoek, Kröger, Simons en Kathmann gaat over de barrières en de muren aan de Europese buitengrenzen. Die moet ik ontraden. Dezelfde motie is ook bij het debat over de Europese Raad ingediend. Het kabinet heeft haar toen ontraden en dat doe ik nu wederom.

De motie op stuk nr. 93 van de leden Koekkoek, Kröger, Simons en Kathmann gaat over de motie die al eerder is aangenomen, over de lhbti-asielzoekers in alle azc's. Die moet ik ontraden. Er is eerder naar gevraagd en in schriftelijke antwoorden aan uw Kamer op 5 maart jongstleden is een aantal concrete stappen genoemd, waaronder een aantal minimumstandaarden. Ik heb kennisgenomen van het WODC-rapport en ben het met u eens dat lhbti-asielzoekers een kwetsbare groep zijn. Daarom is het COA voornemens om in 2022 minimumstandaarden te creëren in samenspraak met relevante belangenorganisaties. Waar mogelijk kijkt het COA reeds of lhbti-asielzoekers, als ze daar behoefte aan hebben, bij elkaar geplaatst kunnen worden. Ook wordt getracht, als daar behoefte aan is, een eigen kamer aan lhbti-asielzoekers toe te wijzen. Dat is op dit moment niet op iedere locatie mogelijk, maar er wordt dus hard aan gewerkt. Om die reden moet ik de motie ontraden, want het is eigenlijk beleid.

Dan de motie op stuk nr. 110, van de leden Simons, Koekkoek en Kröger, over misstanden bij de noodopvang. Die laat ik aan het oordeel van de Kamer. Er spreekt ambitie uit deze motie. Dat herken ik ook als de doelstelling van mijn beleid. Daarom geef ik de motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 111, van de leden Simons, Koekkoek en Kröger, gaat over minderjarige vluchtelingen, ook na hun 18de jaar. Ik ontraad de motie, want die gaat uit van langdurige begeleiding van voormalige amv's, tot voorbij de 21-jarige leeftijd. Het kabinet heeft eenmalig de middelen gerealiseerd voor 2022 voor de leeftijdsgroep van 18 tot en met 21. Daarbij staat het kabinet eenduidige begeleiding, vergelijkbaar met die voor andere 18- tot 21-jarigen voor ogen, langs de gebruikelijke weg van Nidos, zoals dat in de jeugdzorg gebeurt.

De motie op stuk nr. 112 van de leden Simons en Koekkoek moet ik ook ontraden. Het kabinet heeft incidenteel middelen beschikbaar gesteld voor de opvang, heb ik zojuist gezegd. Structurele financiering voor een langere periode is aan een nieuw kabinet. Daarom ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 114 van de leden Simons, Koekkoek, Piri, Gijs van Dijk, Kröger en Den Haan gaat over duizenden mensen die als Nederlands staatsburger in de voormalige kolonie Suriname zijn geboren. Ik ontraad de motie. De motie is aan alle demissionaire bewindspersonen gericht. Dit is gisteren schriftelijk beantwoord en ik zal het antwoord nogmaals herhalen. Bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 is bepaald welke personen onderdaan van Nederland bleven en welke personen de Surinaamse nationaliteit verkregen. Voor degenen die de Surinaamse nationaliteit verkregen, betekent dit dat zij voor langdurig verblijf in Nederland een verblijfsvergunning nodig hebben, gelijk aan andere vreemdelingen. Aanvankelijk gold er een soepele overgangsregeling voor Surinamers. Die heeft vijf jaar geduurd. Daarna gold geen soepeler beleid meer, behalve voor toelating om medische redenen. Er is na geruime tijd van onafhankelijkheid naar het oordeel van het kabinet geen reden meer om onderdanen van Suriname anders te behandelen dan andere onderdanen van landen buiten de Europese Unie. Suriname is een veilig land, waarnaar mensen kunnen terugkeren. Voor het bieden van een generaal pardon is ook om die reden geen grondslag.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik ben het vanzelfsprekend niet eens met deze appreciatie. Was het niet bijna halftwee in de nacht, dan zou ik er misschien met permissie van de voorzitter nog wel wat woorden aan hebben gewijd. Vooralsnog houd ik de motie even aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Simons stel ik voor haar motie (35925-VI, nr. 114) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dit was de laatste motie waarover ik een oordeel moest geven.

Ik wil ook van mijn kant u en de leden hartelijk danken voor het debat dat we hier gevoerd hebben over een belangrijk onderwerp als asiel en migratie, maar ook niet te vergeten mensenhandel en prostitutie. Ik heb het contact met uw Kamer buitengewoon gewaardeerd. Ik ben ook onder de indruk van de manier waarop u gisteren dat hele moeilijke debat dat zich hier voordeed, met die vervelende periode ertussendoor, heeft geleid. Dank daarvoor.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank. Dan gaan we naar de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, fijn dat u dat toestaat. Mevrouw Palland verzoekt te noteren dat zij de motie op stuk nr. 96 ook meetekent. Ik denk dat het de handigste manier is om dat hier even te melden.

De voorzitter:

Dat gaan we regelen. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Ik dank de drie bewindspersonen van harte voor hun zorgvuldige, uitgebreide beantwoording. Ik dank de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune — er is er nog één — en onze ondersteuners. Ook dank aan de bodes en de Kamerbewaarders.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan aanstaande dinsdag over de moties stemmen. Over de amendementen en begrotingen gaan wij stemmen in de week van 7 december 2021. Een fijne avond. Welterusten.

Naar boven