Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 79, item 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 79, item 8 |
Aan de orde is het VAO Kinderopvang (AO d.d. 12/04).
De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Kinderopvang met als eerste spreker mevrouw Westerveld van GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb een aantal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet opnieuw gaat overleggen met de VNG over de bestuurlijke afspraken over een voorschoolse voorziening voor alle peuters;
overwegende dat het kabinet grote herverdelingen binnen het gemeentelijke achterstandenbeleid voorstelt en dit voor veel onzekerheid zorgt;
verzoekt de regering bij een mogelijke heroverweging van de bestuurlijke afspraken niet te bezuinigen op de huidige bijbehorende financiële kaders,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er bij de kinderopvang, het onderwijsveld én de gemeenten een grote behoefte bestaat om een integrale voorschoolse voorziening voor alle kinderen te realiseren;
overwegende dat gemeenten zelf kunnen beslissen hoe zij dit willen realiseren;
overwegende dat het kabinet grote herverdelingen binnen het gemeentelijke achterstandenbeleid voorstelt;
verzoekt de regering met de VNG in gesprek te gaan over wat gemeenten nodig hebben om integrale voorschoolse voorzieningen te realiseren en welke rol de landelijke overheid hierin kan spelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er strenge wettelijke eisen zijn aan de hoeveelheid vierkante meters binnenruimte van een kinderopvang;
overwegende dat er verschillende innovatieve vormen van kinderopvang bestaan en bijvoorbeeld werken met een pedagogische visie waarbij kinderen buiten spelen en ontdekken en bijna nooit binnen zijn;
overwegende dat uit onderzoek blijkt dat kinderen te weinig buiten spelen;
overwegende dat goede innovatieve concepten die in het belang van het kind zijn moeten worden gestimuleerd;
verzoekt de regering het mogelijk te maken om bij goede innovatieve concepten die in het belang van het kind zijn af te wijken van de wettelijke eisen ten aanzien van het aantal vierkante meters binnenruimte,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan is nu het woord aan de heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Dank u wel, voorzitter. Is er een mooier moment om een parlementaire comeback te maken na anderhalve week vaderschapsverlof dan bij een debat over kinderopvang? Ik denk het eigenlijk niet.
De heer De Jong (PVV):
Gefeliciteerd.
De heer Kwint (SP):
Dank. Dit kabinet heeft alleen, helaas, een wat starre kijk op kinderopvang. Het is niks meer of minder dan een arbeidsmarktinstrument, oftewel een manier om vrouwen aan het werk te krijgen, terwijl toch het kind centraal zou moeten staan. En de financiering gaat ook nog lang niet altijd goed. Mensen komen in de problemen omdat ze grote bedragen moeten terugbetalen, er moeten voorlichtingscampagnes gestart worden om het uit te leggen en het is verschrikkelijk ingewikkeld. De wet die dit zou moeten verbeteren, wordt ineens niet meer ingediend, lazen wij gisteren, terwijl er toch al 20 miljoen aan voorbereidingskosten geïnvesteerd zijn. Waarom doet het kabinet dit? Dat is mij uit de brief niet helemaal duidelijk geworden. Maak het nou makkelijk voor ouders. Als je dan toch op zoek gaat naar andere financiering, kijk dan ook nog eens naar bijvoorbeeld het oorspronkelijke plan, namelijk het direct betalen van kinderopvang door de overheid of het openstellen van twee dagen gratis kinderopvang voor iedereen. Niet omdat je daarmee werken voor ouders makkelijker maakt, maar omdat je daarmee ook al vroeg segregatie en tweedeling kan bestrijden.
Daarom twee moties. De eerste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet kinderopvang voornamelijk ziet als arbeidsmarktinstrument;
van mening dat kinderopvang niet in de eerste plaats een arbeidsmarktprobleem, maar zeker zozeer ook een instrument moet zijn dat de ontwikkeling van kinderen kan stimuleren;
verzoekt de regering, indachtig deze mening, het beleid over kinderopvang breder vorm te geven dan vanuit het arbeidsmarktperspectief en hierin bijvoorbeeld ook de ontwikkeling van het kind, het tegengaan van achterstanden en het bestrijden van segregatie mee te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kwint (SP):
En een motie naar aanleiding van de brief die wij dus gisterenmiddag ontvingen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het wetsvoorstel Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang niet bij de Kamer zal worden ingediend;
overwegende dat het kabinet nog deze periode stappen wil maken in het aanpakken van de problemen rondom de kinderopvangtoeslag;
verzoekt de regering diverse financieringsmogelijkheden in kaart te brengen, waaronder de kinderopvang direct naar de instellingen te financieren en een gratis toegankelijke kinderopvang, ten minste voor twee dagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mijnheer Kwint. Dan is nu het woord aan de heer De Jong van de PVV.
De heer De Jong (PVV):
Voorzitter, hartelijk dank. Tijdens het AO is het ook gegaan over de veiligheid van kinderen binnen kinderopvanglocaties. Daarom heb ik de volgende twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat kinderen nooit mogen worden blootgesteld aan personen die zich schuldig maken of hebben gemaakt aan zedendelicten of kindermishandeling;
verzoekt de regering een levenslang verbod op het uitoefenen van een beroep waarbij kinderen centraal staan mogelijk te maken voor zedendelinquenten en mensen die veroordeeld zijn voor kindermishandeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Jong (PVV):
Ik heb een motie die gaat over het terugkijken bij de aanvraag van een vog. Ik weet dat het ook voor een deel bij JenV ligt. Wij zouden willen dat deze staatssecretaris samen met JenV het volgende gaat doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat kinderen nooit mogen worden blootgesteld aan personen die zich schuldig maken of hebben gemaakt aan zedendelicten of kindermishandeling;
overwegende dat op dit moment de vog-terugkijktermijn voor mensen die veroordeeld zijn voor kindermishandeling, staat op vier jaar;
constaterende dat voor zedendelinquenten een onbeperkte vog-terugkijktermijn geldt;
verzoekt de regering te onderzoeken of een onbeperkte vog-terugkijktermijn kan worden bewerkstelligd voor mensen die veroordeeld zijn voor kindermishandeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Jong (PVV):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Raemakers van D66.
De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. Wij hebben laatst een heel goed algemeen overleg over kinderopvang gehad, met ook een paar goede discussies en een aantal goede toezeggingen van de staatssecretaris. Ik heb daarover nog één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er naar aanleiding van een bestuurlijke afspraak met de VNG 60 miljoen euro beschikbaar is gesteld om het bereik van kinderopvang onder peuters zo groot mogelijk te maken;
constaterende dat dit bedrag dit jaar niet volledig wordt besteed omdat het aantal peuters (zonder toeslagaanspraak) dat nog geen gebruikmaakt van kinderopvang onder de 40.000 zit waar eerder rekening mee was gehouden;
overwegende dat uit het onderzoek van Buitenhek blijkt dat er ook nog steeds veel peuters (met toeslagaanspraak) geen gebruikmaken van de kinderopvang;
overwegende dat het van belang is dat elke peuter met een vorm van kinderopvang bereikt kan worden, ongeacht of er nu toeslagaanspraak is of niet;
verzoekt de regering in gesprek te blijven met de VNG over hoe het totale bereik van kinderopvang onder peuters te vergroten, eventueel met alternatieve mogelijkheden om de begrote budgetten anders in te zetten, en de Kamer over de uitkomsten te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Het is een bijzonder VAO met het volkslied op de achtergrond. Dat is ter viering van het 100-jarig bestaan van de SGP in de Statenpassage. Mevrouw de staatssecretaris, aan u het woord.
Staatssecretaris Van Ark:
Dank u wel, voorzitter. Ik was inderdaad ook even gegrepen door de prachtige samenzang beneden.
Ik ga langs de moties, allereerst de motie-Westerveld c.s. op stuk nr. 353. Het is niet mijn opzet om op voorhand allerlei uitspraken te doen over de financiën, maar dat kan je natuurlijk nooit helemaal van tevoren afspreken. Derhalve ontraad ik de motie. Overigens zijn de middelen voor dit jaar al toegevoegd aan het Gemeentefonds. Ik heb niet de intentie om dit voor dit jaar te wijzigen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 353 wordt ontraden.
Staatssecretaris Van Ark:
De motie op stuk nr. 354 van mevrouw Westerveld en de heren Gijs van Dijk en Kwint verzoekt de regering in gesprek te gaan met de VNG over integrale voorschoolse voorzieningen. Het kabinet wil verschillende doelstellingen realiseren met het beleid. Wij willen stimuleren dat ouders met jonge kinderen kunnen werken, dat kinderen met een taalachterstand extra aandacht krijgen en dat er ook een aanbod is voor peuters van ouders die niet werken. Het kabinet hecht aan de inzet van de kinderopvangtoeslag als arbeidsmarktinstrument. Het is niet de bedoeling om het geld voor de kinderopvangtoeslag voor iedereen in te zetten, zoals de voorstanders van een basisvoorziening bepleiten. Los van de beleidsmatige keuzes past een basisvoorziening niet binnen het huidige budgettaire kader. Derhalve ontraad ik de motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 354 wordt ontraden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Daar heb ik dan wel een vraag over. Een aantal partijen, toevallig de partijen die deze motie hebben ondertekend, zijn inderdaad voorstander van een integrale basisvoorziening en vinden ook dat de overheid daar een grotere rol in kan spelen. Maar nu zei de staatssecretaris tijdens het overleg over kinderopvang duidelijk: dat is niet aan ons; dat is aan de gemeenten. Daarom dienen wij deze motie in, waarin we eigenlijk zeggen: ga met die gemeenten in gesprek om te kijken of we wel wat voor ze kunnen doen. Wij zeggen hier dus niets over bijvoorbeeld de toeslagen. Wij zeggen alleen: zorg ervoor dat gemeenten, als de keuze aan hen is, in ieder geval wel zo veel mogelijk ondersteund worden door het landelijk beleid.
Staatssecretaris Van Ark:
Omwille van die laatste overweging handhaaf ik het oordeel "ontraden". Daarbij is overigens wel aangetekend dat het gemeenten vrijstaat om kinderen die niet tot de doelgroep behoren vanuit hun eigen middelen een aanbod te doen voor dezelfde voorzieningen. Die opmerking heeft een relatie met de vorige motie van mevrouw Westerveld, waar ik ook op aan heb getekend dat ik niet voornemens ben om die gelden dit jaar al terug te halen, maar dat ik daar wel over in gesprek wil gaan met de gemeenten.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan snap ik nog steeds niet waarom de motie wordt ontraden, want volgens mij is die heel duidelijk. We gaan niet schuiven met geld. We zorgen alleen dat er vanuit de landelijke overheid geen belemmeringen worden opgeworpen voor gemeenten, zodat zij als ze dat willen aan de slag kunnen gaan met die integrale voorzieningen. Dat was volgens mij precies hoe de staatssecretaris dat ook aan ons aangaf in het overleg dat we eerder hebben gevoerd.
Staatssecretaris Van Ark:
Daarbij is wel aangetekend dat je zonder de kinderopvangtoeslag geen basisvoorziening kunt maken. Als we daarin gaan ondersteunen, wijken we dus af van de doelstellingen die we zelf aan de kinderopvangtoeslag hebben gekoppeld.
De voorzitter:
De derde motie.
Staatssecretaris Van Ark:
De derde motie, die van mevrouw Westerveld en de heer Gijs van Dijk op stuk nr. 355, gaat over goede innovatieve concepten. Dat is natuurlijk een heel positieve ontwikkeling. Maar de motie verzoekt daarbij om het mogelijk te maken om af te wijken van de wettelijke eisen ten aanzien van het aantal vierkante meters binnenruimte. Ik vind het van belang dat kinderen voldoende gelegenheid hebben om buiten maar ook binnen te kunnen spelen. Dat is ook de reden dat voor alle kinderopvangondernemers dezelfde eisen gelden. Het is ook van belang om een gelijk speelveld te behouden. Dat zorgt ervoor dat ik niet bereid ben om een uitzondering op de regel te maken voor natuur-bso's. Derhalve ontraad ik de motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 255 krijgt het oordeel "ontraden".
Staatssecretaris Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 256 van de heer Kwint en mevrouw Westerveld. Ik begreep uit zijn bijdrage dat ik de heer Kwint mag feliciteren. Van harte gefeliciteerd. De motie verzoekt om het beleid over kinderopvang breder vorm te geven dan vanuit arbeidsmarktperspectief en hierin ook de ontwikkeling van het kind, het tegengaan van achterstanden en het bestrijden van segregatie mee te nemen. We hebben daarover uitgebreid van gedachten gewisseld in het AO. In het regeerakkoord is een bewuste keuze gemaakt voor het gericht inzetten op participatie en ontwikkeling van kinderen. Een brede basisvoorziening voor alle peuters voor zestien uur per week past zowel inhoudelijk als financieel niet binnen het regeerakkoord. Daarom vind ik het ook niet zinvol om onderzoek te laten doen naar de kosten van een basisvoorziening, en ontraad ik de motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 256 krijgt het oordeel "ontraden".
De heer Kwint (SP):
Ja, maar dat staat er ook niet. Er staat alleen: het beleid breder vormgeven dan puur vanuit een arbeidsmarktperspectief. Het gaat hier niet over een brede basisvoorziening. Het gaat ook niet om de vraag wat het zou kosten om een brede basisvoorziening vorm te geven. Ik snap dus niet zo goed waar het advies van de minister vandaan komt.
De voorzitter:
De staatssecretaris.
De heer Kwint (SP):
De staatssecretaris, natuurlijk.
Staatssecretaris Van Ark:
Ik lees de moties natuurlijk altijd in de context van het debat dat we hebben gevoerd. Ik heb de inbreng van de heer Kwint in het debat ervaren als een pleidooi voor een basisvoorziening — wat natuurlijk mag. Ik wil wel aantekenen dat arbeidsparticipatie én de ontwikkeling van het kind centraal staan in het huidige beleid, maar ik handhaaf mijn oordeel "ontraden".
De heer Kwint (SP):
De staatssecretaris mag natuurlijk elke context van het debat meenemen, maar er is een reden dat ik geen voorstel heb ingediend dat vraagt: kom met een brede basisvoorziening. Ik kan ook tellen. Ik hoorde van de heren bij D66 en het CDA bijvoorbeeld dat ze zich daar best iets bij voor kunnen stellen, maar dat ze daar zeker niet voor gaan stemmen als ik daar een motie over indien. Dus wij hebben gekeken naar een motie die alleen het uitgangspunt van het beleid rondom kinderopvang wat breder trekt, omdat het wat ons betreft gewoon heel achterhaald is om het alleen maar te zien als arbeidsmarktinstrument. Dat is het enige wat deze motie vraagt: kijk nou wat breder dan alleen het arbeidsmarktinstrument. U zei zelf eerder al: natuurlijk nemen wij de ontwikkeling van het kind ook mee. Ik wil de staatssecretaris vragen om toch nog even goed naar deze tekst te kijken, want ik zie werkelijk niet zo goed waar precies het bezwaar in zit.
Staatssecretaris Van Ark:
Dan is deze toevoeging wel relevant. Dan dank ik ook de heer Kwint. We hebben in het debat gewisseld dat het kabinet naast de gelden voor kinderopvang ook gelden beschikbaar stelt voor voor- en vroegschoolse educatie, via de minister voor Basisonderwijs. Daarmee wordt ook gericht ingezet op het opheffen van achterstanden. Het zijn twee heel verschillende doelen; niet voor niets zijn die gelden los van elkaar ingezet. Dit leidt er alleen maar toe dat ik toch moet zeggen dat ik de motie ontraad.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 357.
Staatssecretaris Van Ark:
De motie van de heer Kwint en de heer Gijs van Dijk op stuk nr. 357 gaat over de diverse financieringsmogelijkheden. Ik heb inderdaad gisteren een brief aan de Kamer gestuurd, namelijk een hoofdlijnennotitie over een passage in het regeerakkoord ten aanzien van directe financiering. Ik was er zelf een beetje op voorbereid dat de Kamer daar een debat over zou willen. We kunnen de brief natuurlijk afdoen in een VAO, maar ik weet niet of dat de bedoeling is van de heer Kwint. Ik kan me voorstellen dat hij deze motie aanhoudt. Ik ga er namelijk van uit dat er nog een apart debat over komt, maar dat is uiteraard aan de Kamer. In ieder geval is het regeerakkoord helder en heb ik met mijn brief geprobeerd aan het regeerakkoord te voldoen. Als de motie niet aangehouden kan worden tot aan dat debat, dan moet ik deze ontraden.
De voorzitter:
Meneer Kwint, het advies is om de motie op stuk nr. 357 aan te houden.
De heer Kwint (SP):
Mijn voornemen was inderdaad om bij de eerstvolgende procedurevergadering van de vaste commissie voor Sociale Zaken aan te dringen op een debat. Dus ik ga ervan uit dat dat debat er, met de positieve aanbeveling van de staatssecretaris, zeker wel gaat komen. Dan houd ik tot die tijd de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Kwint stel ik voor zijn motie (31322, nr. 357) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Ark:
Ik kom op de moties op stuk nrs. 358 en 359 van de heren De Jong en Markuszower. Daarbij heb ik een vraag. Het is, zoals de heer De Jong ook aangaf, niet alleen aan SZW toebedeeld. Ik zou hierover graag met mijn collega van JenV in gesprek gaan. Dan zou ik het oordeel over de motie op stuk nr. 359 aan de Kamer kunnen laten, want dat onderzoek kan ik samen met mijn collega gaan doen. Ik kan me ook voorstellen dat ik het gevraagde in de motie op stuk nr. 358, namelijk een levenslang verbod op het uitoefenen van een beroep waarbij kinderen centraal staan, mag betrekken bij dat gesprek en dat onderzoek. Dan zou ik het oordeel erover aan de Kamer kunnen laten. Overigens geldt dat je een levenslang verbod op zo'n beroep en een onbeperkte vog bij elkaar kunt betrekken. Dan zou ik in ieder geval het oordeel over de motie op stuk nr. 359 aan de Kamer kunnen laten. Afhankelijk van de intenties van de heer De Jong, zal ik dan voor het gevraagde in de motie op stuk nr. 358 toch even te rade moeten gaan bij mijn collega van JenV. Misschien moet ik dan een schriftelijke reactie geven. Maar als ik ze bij elkaar mag betrekken, dan zou dat heel fijn zijn.
De heer De Jong (PVV):
Ja, dat kan. Graag. Als beide moties daarmee "oordeel Kamer" kunnen krijgen, dan zijn we een stap verder.
Staatssecretaris Van Ark:
Dan hebben we dus afgesproken dat ik de motie op stuk nr. 358 betrek bij de motie op stuk nr. 359. Helder.
De voorzitter:
In deze context krijgen de moties op stuk nrs. 358 en 359 "oordeel Kamer". Ze worden dus samen behandeld.
Staatssecretaris Van Ark:
In de motie op stuk nr. 360 van de heer Raemakers wordt gevraagd om in gesprek te blijven met de VNG over het totale bereik van de kinderopvang onder peuters. Zoals ik ook al had aangegeven aan mevrouw Westerveld, heb ik geen intentie om dit jaar een aanpassing te doen. Ik ga zeker en graag in gesprek met de VNG over de omvang van de middelen. Ik kan echter niet op de uitkomsten daarvan vooruitlopen. Ik kan wel het door de heer Raemakers aangedragen aandachtspunt meenemen. Ik zal de Kamer ook informeren over de uitkomsten. Als ik het zo mag opvatten, dan kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten.
De voorzitter:
De laatste motie, op stuk nr. 360, krijgt "oordeel Kamer".
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Ik dank de staatssecretaris voor haar komst naar de Kamer.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-79-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.