Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 61, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 61, item 9 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve afwikkeling massaschade) (33126).
De voorzitter:
Habemus debat. Een hartelijk woord van welkom aan de minister. We spreken over de wet tot wijziging van de Wet collectieve afwikkeling massaschade. Er hebben zich vijf sprekers ingeschreven van de zijde van de Kamer. In verband met de verkiezing van een paus zal dit debat helemaal in het Latijn plaatsvinden. De eerste spreker die dat gaat doen, is de heer De Wit van de fractie van de SP. Hij heeft zijn spreektijd inmiddels ingekort tot zes minuten. Het woord is aan hem.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. Of het een grote vreugde wordt wat ik hier ga vertellen, zullen we afwachten.
We spreken vandaag inderdaad over de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). De SP-fractie heeft bij meerdere gelegenheden in het verleden kenbaar gemaakt dat zij positief tegenover deze wet staat. Het is een nuttige wet, die in een behoefte voorziet. Het voorliggende wetsvoorstel betreft de wijziging op een aantal punten van de collectieve afwikkeling van massaschade. De SP-fractie is van mening dat zij achter deze wijzigingen kan staan. We hebben echter nog wel enkele punten die we naar voren willen brengen.
Het uitgangspunt van de WCAM blijft dat er vrijwillig een overeenkomst tot schadeafwikkeling tot stand komt. Dat lost niet het probleem op ten aanzien van de schadeveroorzakende partij die niet wil onderhandelen. We hebben hiervoor in de schriftelijke voorbereidingen al aandacht gevraagd. Een ander probleem dat nog steeds niet is opgelost, is het ontbreken van de mogelijkheid om een collectieve actie tot schadevergoeding in geld in te stellen. De Tweede Kamer heeft inmiddels, op 3 november 2011, de motie-Dijksma aangenomen, die mede door mijn collega Gesthuizen was ondertekend. In deze motie wordt gesteld dat het voor belangenorganisaties zoals consumentenclubs mogelijk moet worden om schade collectief te verhalen. Zoals gezegd kan dat nu niet. Of je bent afhankelijk van de bereidheid van de schadeveroorzakende partij om mee te werken, in het kader van de WCAM, aan onderhandelingen om een schikking tot stand te brengen. Of je maakt gebruik van artikel 305a, de collectieve actie, maar daarin is in lid 3 uitdrukkelijk de mogelijkheid van een schadevergoeding in geld uitgesloten. Van meerdere kanten, bijvoorbeeld door de Consumentenbond en de Verenging van Effectenbezitters (VEB), is bepleit om daar in ieder geval verandering in te brengen. De minister heeft op 26 juni 2012 een brief geschreven aan de Kamer waarin hij uitgebreid ingaat op de motie-Dijksma en op een ander punt, dat door de VVD-fractie naar voren was gebracht.
Alvorens ik inga op hetgeen de minister in die brief schrijft, wil ik hem het volgende voorhouden. Natuurlijk doen zich bij de beoordeling en de vaststelling van een vordering tot schadevergoeding allerlei juridische complicaties en vragen voor. En natuurlijk kunnen die leiden tot langdurige, ingewikkelde en onvoorspelbare procedures. Dat risico bestaat inderdaad, maar daarom is de WCAM ook zo goed. Die impliceert immers juist de mogelijkheid van een schikking die vervolgens verbindend verklaard wordt. Aan de andere kant moet de minister toch ook erkennen dat het nadeel van de WCAM juist is dat een partij simpelweg kan weigeren om te onderhandelen? Dan wordt er geen schikking bereikt en moet iedere consument alsnog individueel aan de slag en een procedure starten om schadevergoeding te krijgen. Zou het daarom een idee zijn om de rechter een gefixeerd schadebedrag te laten vaststellen? Met die constructie heb je in ieder geval een soort stok achter de deur voor het geval er geen bereidheid bestaat tot het treffen van een schikking in het kader van de WCAM. Mensen die het niet met het gefixeerde bedrag eens zijn, kunnen uitstappen of desgewenst naar de rechter gaan om een mogelijk hoger schadevergoedingsbedrag te krijgen.
Dan kom ik toe aan de brief van de minister van 26 juni 2012. Hij beschrijft daarin uitgebreid een soort tweefasenstructuur. In de eerste fase komen de gemeenschappelijke vragen rondom de onrechtmatigheid van het handelen aan de orde. In de tweede fase worden de individuele vragen met betrekking tot de schadeclaim bekeken. Vervolgens schetst hij een uitgebreid scala aan mogelijkheden die zich voor kunnen doen in zo'n geval. Het is een soort boom van allerlei mogelijkheden die precies, overigens heel helder, worden uitgesplitst. Ten tijde van het schrijven van de brief was de minister demissionair en daarom neemt hij in die brief geen standpunt in. Hij geeft aan, zo schrijft hij, hoe het zou kunnen. De SP-fractie is van mening dat de collectieve actie tot verhaal van schadevergoeding als het ware het sluitstuk is van de wetgeving op het terrein van collectieveschadeacties. Daarom vraag ik de minister nu of zijn ideeën inmiddels verder zijn ontwikkeld. Hoe staat hij tegenover het voorstel dat ik zojuist deed over het mogelijk maken van een gefixeerd schadebedrag? Hoe is het met de ontwikkeling van de eventuele ideeën van de minister? Werkt hij daaraan en, zo ja, wanneer kunnen we een standpunt tegemoet zien in dit ingewikkelde vraagstuk?
Ik vraag nog aandacht voor de reactie van Eumedion, de instelling van institutionele beleggers, die aandacht vraagt voor de positie van pensioenfondsen en beleggingsfondsen. Zij wil ook kunnen meedoen in het kader van collectieve acties en de WCAM. De minister zegt dat dit lastig is en dat zij beter een aparte stichting of vereniging kan oprichten. Maar is dat niet omslachtig? Schade bij een pensioenfonds komt toch per definitie voor rekening van het collectief van gepensioneerden en pensioendeelnemers? Waarom blijft die toegang beperkt? Wat is er op tegen om dit mogelijk te maken?
Ten slotte kom ik bij de rechtsbijstand. Gedupeerden die een collectieve actie tegen schadeveroorzakers willen instellen, zijn niet altijd zo vermogend dat ze zelf een advocaat kunnen betalen om voor hen te gaan onderhandelen en eventueel te procederen. Zo is mij bekend dat dit recent tot problemen heeft geleid bij de vrouwen die geconfronteerd werden met de problemen rond de PIP-borstimplantaten. De minister schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag dat de Raad voor Rechtsbijstand in zo'n geval een arrangement kan treffen. Maar het probleem is dat een advocaat die met dit soort collectieve acties wordt geconfronteerd, op dat moment een reeks van activiteiten moet gaan ondernemen, omdat hij moet denken aan de verjaringstermijn en aan welke instanties hij wanneer waar moet aanspreken. Die uren, zo hoor ik van de advocatuur, worden niet altijd gerekend door de Raad voor Rechtsbijstand, terwijl het wel een reeks van meeruren is die gemaakt worden. Daarom vraag ik de minister of hij bereid is, bij de Raad voor Rechtsbijstand aan te dringen op meer aandacht voor dit probleem. Als iemand een beroep doet op de gefinancierde rechtshulp en op een advocaat in dit soort ingewikkelde zaken, moet er ruimte zijn om een arrangement te treffen dat het mogelijk maakt, ook voor mensen die een advocaat niet of niet helemaal kunnen betalen, om toch op een goede manier aan die actie vorm en inhoud te geven. Graag vraag ik het oordeel van de minister daarover.
De voorzitter:
Dank u wel.
Dan gaan we nu luisteren naar de heer Oskam. Hij heeft een spreektijd van vijf minuten.
De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie is positief over het wetsvoorstel. De sterke opkomst van claimstichtingen in de afgelopen jaren heeft het er voor de rechtzoekenden niet makkelijker op gemaakt om te beoordelen bij welke belangenorganisatie zij zich het beste kunnen aansluiten. Het is dan ook wenselijk om maatregelen te treffen om gedupeerden en hun wederpartijen houvast te bieden en beter inzicht te geven in het functioneren en de professionaliteit van ad hoc opgerichte stichtingen. Het wetsvoorstel maakt een betere bewaking van de belangen van de rechtzoekenden en een efficiëntere afwikkeling van massaschades mogelijk.
In het verslag hebben wij een aantal vragen gesteld, onder andere over de representativiteit van claimende organisaties, de negatieve aspecten van de claimcultuur, de claimcode en de gang van zaken bij, internationaal gezien, de samenloop van meerdere collectieve acties over eenzelfde zaak. In de nota naar aanleiding van het verslag is daarop afdoende gereageerd.
Verder verschaft ook de brief over de claimcultuur nadere duidelijkheid. We hebben dan ook slechts enkele vragen en opmerkingen.
Vanuit de wereld van de beleggingsverenigingen zijn nog enkele commentaren ontvangen. Hoewel men van mening is dat de WCAM benadeelden en schadeveroorzakers een effectieve manier biedt om massaschade af te wikkelen, ziet men nog wel enkele mogelijkheden voor verbetering. Onder andere bestaat de wens tot rechtstreekse toegang voor partijen met een bestendige gedragslijn, daar waar het gaat om de belangenbehartiging of -vertegenwoordiging, waaronder ook de pensioenfondsen en beleggingsfondsen. Pensioenfondsen zijn in het geval van massaschade gedwongen een aparte stichting of vereniging op te richten om de schade vergoed te krijgen van de schadeveroorzakende onderneming. Jan de Wit zei het net ook al: is dat niet echt omslachtig of onnodig? Ik hoor graag een reactie van de minister.
Schadevergoedende ondernemingen zouden ook een grotere onderhandelingsbereidheid moeten tonen. Het wordt betwijfeld of de voorgestelde preprocessuele comparitie van partijen en de nieuwe prejudiciële procedure bij de Hoge Raad de onderhandelingsbereidheid in voldoende mate zullen vergroten. De introductie van een regeling voor collectieve schadevergoedingsactie waarvan het vorige kabinet enkele mogelijkheden en scenario's heeft geschetst in de brief van 26 juni 2012 met de reactie op de motie-Dijksma c.s., zou hierin kunnen voorzien. Kan de minister aangeven hoe het huidige kabinet hiertegen aankijkt en welke keuze de minister denkt te maken?
Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Voorzitter. Een columnist schreef afgelopen zaterdag in de NRC over de geïnstitutionaliseerde zwendel die wij over ons heen hebben laten komen. De zwendel van bedrijven die wij jarenlang hebben meegemaakt, bijvoorbeeld in de vorm van paardenvlees verkocht als rundvlees, te weinig koffie in coffeepads, te weinig alcohol in bier, zielige eieren in plaats van scharreleieren. Maar ook de zogenoemde woekerpolissen, financiële producten die de bezitters ervan vooral veel geld hebben gekost, alsof zij de financiële instellingen moesten financieren. Die columnist, Bas Heijne, stelt het heel hard: terwijl de goegemeente zich druk maakte over de zakkenvullende politici, werden ondertussen hun zakken geleegd door het bedrijfsleven. Dat kon allemaal in een cultuur waarin iedereen dat maar deed: van een beetje sjoemelen en afromen tot de zaken beter voorstellen dan ze zijn. Ik zie dat overigens minder somber dan de heer Heijne. De meeste bedrijven zijn helemaal niet van plan om consumenten te bedonderen en weten dat de klant koning is en dat de klant ook wegloopt als zij dat zouden doen. Zij zijn daarbij ook geholpen door mooie wetten zoals de WCAM, die wij hier vandaag behandelen.
De PvdA-fractie is erg blij dat eigenlijk al redelijk snel nadat wij de WCAM hebben ingevoerd, hij geëvalueerd is en grondig is besproken met allerlei organisaties. Nu ligt er volgens mij een wetsvoorstel waar zowel links als rechts in deze Kamer behoorlijk tevreden over zijn, als ook verschillende partijen buiten deze Kamer. Tezamen je recht halen is een goed recht in Nederland. Als je met velen bent, kun je de schade sneller en makkelijker verhalen. Dat is goed voor gedupeerde patiënten en consumenten. De PvdA is tevreden over datgene wat er nu ligt. Dit heeft te maken met die andere manier om collectief je schade te verhalen, het collectief actierecht zoals dat staat in het Burgerlijk Wetboek 3:305a, waar ook de motie-Dijksma c.s. over gaat. Daar staat een bepaling dat het verhalen in geld niet mogelijk is. Daar gaat de motie over, met de vraag of dat niet toch kan, omdat dat inderdaad – mijn collega van de SP zei dit al – een goede stok achter de deur is. De minister zegt dat het eenvoudig schrappen van die bepaling niet zo eenvoudig is. In dezelfde brief op pagina 5 staat dat de rechter zelf een collectieve schaderegeling kan instellen. In een aantal andere landen kan dit ook. Ik begrijp niet helemaal wat er dan wel mogelijk is in het collectief actierecht.
Afgelopen vrijdag hebben wij gehoord over de zaak Koşersplan van vele gedupeerden tegen verzekeraar AEGON. Ik zal er niet al te veel over zeggen, want de landsadvocaat heeft er iets over gezegd en de Hoge Raad moet er nog over spreken. Het is een zaak die AEGON behoorlijk veel geld kan kosten. Het is ook maar de vraag, en ik heb het nu niet over AEGON, wat er gebeurt als zo'n partij niet wil schikken. De WCAM geldt dan niet. Kan dan niet toch volgens het collectief actierecht zoals het er nu staat, de rechter een uitspraak doen? Dat is misschien wel relevant voor een aantal andere zaken. Dit hangt ook een beetje af van de snelheid waarmee de minister met de aanpassingen gaat komen. In antwoorden op mijn vragen over het Philipskartel heeft de minister gezegd dat dit na de zomer het geval zal zijn. In theorie zouden wij dan op 1 januari 2014 het collectief actierecht kunnen hebben aangepast. Daar heb ik nog één vraag over. Stel dat het zo snel gaat, of misschien minder snel. Werkt zo'n aanpassing dan ook met terugwerkende kracht? Die zaak speelt al jaren. Kunnen de gedupeerden met de nieuwe wet in de hand alsnog met dwang zo'n partij tot een schikking dwingen?
Ik heb nog een vraag over het oproepen van de benadeelde. Dat is ook een vraag die Eumedion stelde. Die organisatie zegt dat het heel moeilijk is om al die benadeelden op te roepen, zeker als ze in het buitenland wonen. Zij pleit voor een European settlement register, waarin veel makkelijker oproepen gedaan kunnen worden: deze zaak speelt, meld je hier. Wat vindt de minister van dat voorstel? Gaat hij dat aan de orde stellen als het Europese schadeverhaal aan de orde komt?
Mijn volgende vraag gaat over de lead plaintiff. Bij de woekerpolissen woekerden de stichtingen op een gegeven moment om ons heen. Het was voor gedupeerden erg moeilijk om te weten bij welke stichting zij moesten zijn om hun recht te halen. Gedupeerden waren gewoon de weg kwijt in al die stichtingen, terwijl zij al de weg kwijt waren in het financiële product. Het voorstel is gedaan. Kan de minister erop ingaan waarom dat in Nederland wel of niet mogelijk is? Het lijkt mijn fractie een makkelijke manier om helderheid te scheppen in de ingewikkelde processen van zo'n collectieve actie.
Mijn een-na-laatste vraag gaat over de werking van de claimcode. Is het denkbaar dat een stichting die de claimcode niet onderschrijft, gaat optreden? Wat doet de minister daarmee? Hoe zwaar weegt de claimcode voor de rechter?
Dan mijn laatste vraag. In de nota naar aanleiding van het verslag stelden wij de vraag – dat was misschien onze eigen fout – of ideële organisaties zoals milieu- of dierenorganisaties ook een collectieve schadevergoeding zouden kunnen eisen. Daar hebben slimme ambtenaren op geantwoord dat dit niet kan, omdat het niet over mensen gaat. Ik stel mijn vraag dus nogmaals. Zou een ideële organisatie die wel over mensen gaat, een collectieve schadevergoeding kunnen eisen?
De voorzitter:
We gaan luisteren naar de heer Van Oosten van de VVD-fractie. Mijnheer Van Oosten, u hebt zes minuten, klopt dat?
De heer Van Oosten (VVD):
Ik had tien minuten staan, voorzitter, maar ik zal proberen het zo beknopt mogelijk te houden.
De voorzitter:
Ik zet u op tien minuten.
De heer Van Oosten (VVD):
Dank u wel.
Voorzitter. We spreken vanavond met name over de technische wijziging die voorligt van de Wet collectieve afwikkeling massaschade. Ik zal daar kort nader bij stilstaan en heb daarbij een twee- of drietal vragen voor de minister. Voordat ik dat doe, voel ik de behoefte om een enkele opmerking te maken over het collectieveschadevergoedingsrecht, zoals ook een aantal sprekers voor mij dat hebben gedaan. Ik denk dat het voor een evenwichtig beeld belangrijk is om te benadrukken dat in het Nederlandse recht al een aantal mogelijkheden bestaan om schadevergoeding al dan niet collectief te verhalen. Ik denk dan aan een bundeling door middel van cessie of door middel van een volmacht, en het algemeen verbindend laten verklaren van een schikking.
Dat laat onverlet dat ik ook diverse signalen ontvang dat het interessant kan zijn om ten minste goed na te denken over een verdere ontwikkeling van een collectief schadevergoedingsrecht. Het spreekt voor zich dat ook de VVD ervoor openstaat om na te denken over een manier waarop het afwikkelen van collectief geleden schade verder kan worden geoptimaliseerd. Wij willen echter niet dat dit zou kunnen uitmonden in een ongewenste claimcultuur met een wildgroei aan ongewenste claimpartijen die als enig doel hebben, zichzelf financieel verder te brengen in plaats van op te komen voor de belangen van de consument, waar het eigenlijk om zou moeten gaan. Wij zullen dan ook verdere planvorming van de zijde van de minister, waar ook wij over hebben gelezen, op dit punt scherp bezien en scherp blijven volgen.
Ik ga nu kort in op de wijziging van de WCAM zelf. Wij juichen de aanpassingen toe. De praktijk van alledag heeft daar ook behoefte aan, want vormen van massaschade komen helaas met een zekere regelmaat voor. Bij de VVD slaan wij al gauw de handen op elkaar indien ons voorstellen toekomen die de efficiënte werking van ons Nederlandse procesrecht ten goede komen. We zijn dan ook content dat de minister echt werk maakt van de preprocessuele comparitie, die de onderhandelingsbereidheid van partijen kan vergroten doordat de rechter op verzoek van partijen kan bevelen dat partijen voor hem verschijnen om te bekijken welke optie er voor een schikking is. Ik bespeur dan ook een parallel met eerdere initiatieven die de VVD samen met de PvdA heeft ondernomen op het terrein van mediation. Dat is ook een middel om buitengerechtelijk te komen tot oplossing van geschillen. Dat scheelt gewoon geld en gaat meestal ook nog sneller.
Wij hebben de uitdaging opgepakt om nog dieper door te denken over wat er nog aan deze wet ontbreekt en over de wijze waarop wij die nog zouden kunnen verbeteren. Zo is de gedachte aan een amendement ten aanzien van de introductie van een lead plaintiff opgekomen. Mevrouw Vos refereerde daar zo-even ook al aan. Op dit moment kan een schikking immers bemoeilijkt worden door de betrokkenheid van verschillende stichtingen. Wij kunnen ons voorstellen dat er voordelen te behalen zijn met een regeling waarbij de rechter op verzoek van partijen een lead plaintiff aanwijst. De rechter wijst dan een van de stichtingen aan die mede namens andere procederende stichtingen de procedure voortzet. Graag verneem ik wat de minister hiervan vindt. Ziet hij hier voordelen in? Of schuilt hier naar de mening van de minister een gevaar in dat ik zo snel niet kan overzien? Ik ontvang graag een reactie hierop.
De VVD ziet ook voordelen bij het voegen van zogenoemde "verknochte rechtsvorderingen". Het verwijzen van zaken en het voegen daarvan kan de positie van een eisende partij als gedaagde partij verbeteren. Nog altijd denk ik erover na of dit aspect ook niet in het kader van deze wetswijziging interessant kan zijn. Volgens de VVD zou het voegen van soortgelijke procedures een onderwerp moeten zijn dat bredere aandacht verdient dan alleen in relatie tot de afwikkeling van massaschade. Een samenloop van procedures werkt per slot van rekening kostenverhogend, is niet efficiënt en kan ook leiden tot tegenstrijdige uitspraken. Graag krijg ik van de minister de toezegging dat hij bereid is om na te denken over de wijze waarop voeging van civiele zaken in het Nederlandse procesrecht een stevige plaats kan krijgen. Wil hij ons daarover op afzienbare termijn per brief informeren? Ik denk dan bijvoorbeeld aan de maand mei. Het voordeel daarvan is dat de Kamer vervolgens, bijvoorbeeld bij een algemeen overleg over het civiele procesrecht, efficiëntieslagen kan bevorderen waarop het Nederlandse procesrecht volgens mij recht heeft.
De heer Bontes (PVV):
Voorzitter. Vandaag bespreken wij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet collectieve afwikkeling massaschade die ik gemakshalve zal afkorten tot WCAM. Dan weet iedereen wat wij bedoelen.
Nederland wordt ook wel het claimparadijs genoemd. Zo zal Nederland mogelijk het centrum worden van wereldwijde claims tegen Philips, omdat consumenten te veel hebben betaald voor hun televisie vanwege prijsafspraken met Samsung en LG. De Wet collectieve afwikkeling massaschade is een unieke wet die het mogelijk maakt, een schikking te onderhandelen tussen bedrijven en claimstichtingen en deze vervolgens door de rechter verbindend te laten verklaren voor alle gedupeerden. Dit is een waar genoegen voor consumenten die anders moeten procederen en vervolgens met een kluitje in het riet gestuurd worden. Het voorbeeld van Philips wijst er weer eens op dat de WCAM voor consumenten een noodzakelijke wet is om hun recht te halen. De PVV-fractie is dan ook een groot voorstander van deze wet. Een verbetering van de WCAM kan dan ook op instemming van de PVV-fractie rekenen. Desondanks heeft mijn fractie nog enkele vragen over de werking van de gedragscode en het optreden tegen claimstichtingen die onvoldoende de belangen behartigen van de belanghebbenden die zij vertegenwoordigen.
Wij kennen nu een aantal jaren de gedragscode voor organisaties die de belangen behartigen van gedupeerde consumenten, de zogeheten "claimcode". De claimcode wordt niet opgenomen in de wetswijziging en is juridisch niet bindend. Claimstichtingen zijn ook niet gebonden aan deze code. Het is een vrijwillig opgelegde gedragscode. In het wetsvoorstel wordt de claimcode wel indirect geïntroduceerd. Zo kan de rechter een claimstichting niet ontvankelijk verklaren doordat de belangen van consumenten niet voldoende behartigd worden. De rechter heeft dus de bevoegdheid om te toetsen of een claimstichting zich aan deze code houdt. Mijn fractie is niet geheel duidelijk wat dit betekent. Houdt deze bevoegdheid van de rechter in dat deze de gedragscode ook terzijde kan leggen? Hij doet er iets mee. Wordt hiermee de stichting die enkel voor eigen financieel gewin opereert, echt buiten de deuren van de rechtszaal gehouden? Graag ontvang ik hierover meer duidelijkheid van de minister. En hoeveel claimstichtingen voldoen momenteel niet aan die code? Is daarover iets bekend?
Tot slot. De PVV-fractie vraagt zich af of er wel voldoende wordt opgetreden tegen tekortschietende claimstichtingen. Hebben consumenten recht op teruggave van het geld dat zij hebben ingelegd als blijkt dat de organisatie de belangen van de consument niet voldoende behartigt? Komen zij daarnaast ook nog in aanmerking voor een schadevergoeding? Mijn fractie wil dat wordt opgetreden tegen claimstichtingen die de code niet serieus nemen. Daarom begrijpen wij niet dat er geen sanctie volgt op het niet voldoen aan de gedragscode, waardoor consumenten financieel gedupeerd worden. Het is voor consumenten lastig om te gaan werken met een stichting die opereert volgens het principe van no cure, no claim. Is de minister bereid om maatregelen te nemen tegen stichtingen die er keer op keer een potje van maken en die uit zijn op zelfverrijking? Wat kunnen wij daartegen doen? Is dit ook zo'n onderwerp dat je zou kunnen meenemen in het groeimodel totdat het wel ooit vastgelegd wordt?
De vergadering wordt van 21.10 uur tot 21.15 uur geschorst.
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun reacties en hun constructieve en positieve benadering ten aanzien van het voorstel inzake de Wet collectieve afwikkeling massaschade. Dat is belangrijk. Ik denk dat ik het wetsontwerp niet hoef samen te vatten. Iedereen heeft dat heel goed zelf gedaan. Ik kan constateren dat de leden het wetsontwerp steunen, los van allerlei vragen die zijn gesteld. Dat is een belangrijke steun in de rug.
Ik loop de verschillende vragen die zijn gesteld graag even langs. De leden De Wit, Oskam en Vos vroegen of er voor een schadeveroorzaker wel voldoende prikkels zijn om over een WCAM-beschikking te onderhandelen. Is de mogelijkheid om met een collectieve actie schadevergoeding te vorderen als stok achter de deur noodzakelijk? Er bestaan verschillende instrumenten om een WCAM-beschikking tot stand te brengen. Ik noem er vijf als samenvatting.
1. Het collectief actierecht als voortraject. De uitspraak van de rechter schept duidelijkheid over juridische posities van partijen. Dat kan bijdragen aan de bereidheid om er samen uit te komen. 2. Het vragen van een uitspraak van de Hoge Raad in een prejudiciële procedure. Als de Hoge Raad belangrijke rechtsvragen snel beantwoordt, kan er ook sneller worden geschikt. 3. Het bedrijf weet dat een WCAM-schikking vele, dure en langdurige individuele procedures kent, waarvan de uitkomst bovendien onzeker is. Met de WCAM-procedure kan de zaak in één keer worden afgedaan. 4. Verder hebben wij met dit wetsvoorstel nog preprocessuele comparitie met de rechter, die partijen behulpzaam is bij het bereiken van overeenstemming. 5. Bekend zijn uiteraard politieke en maatschappelijke druk om de schade te vergoeden en het voorkomen van reputatieschade. Dat moet niet vergeten worden.
De heer de Wit, de heer Oskam en mevrouw Vos, eigenlijk iedereen, vroeg hoever ik ben met de uitvoering van de motie-Dijksma, nadat ik de brief heb verzonden op 26 juni, weliswaar in demissionaire status. Ik vergeet het moment natuurlijk nooit. Daarna zei ik dat ik even gas moest terugnemen. In de motie-Dijksma wordt gevraagd om met een stappenplan te komen voor de toekenning van het recht voor representatieve belangenorganisaties om schade collectief te verhalen door de WCAM en het Burgerlijk Wetboek aan te passen. Het wetsvoorstel dat nu voorligt, voert de eerste helft van de motie al uit. Daarmee zijn wij bezig met de uitvoering van de motie en het stappenplan. De aanpassing van de WCAM ligt voor. Ook heb ik natuurlijk nagedacht over de wijze waarop het BW kan worden aangepast. Dat hebben de leden gelezen in mijn brief van afgelopen zomer. Daarin staat ook al een procedure omschreven.
Er zitten ingewikkelde juridische kwesties in. Dat zei de heer De Wit al. Ik heb hiermee echter de nodige ambities. Ik overleg nu met VNO-NCW, de Consumentenbond en de VEB. Ik hoop eigenlijk dat daar een mooi voorontwerp voor een wettelijke regeling uit komt. Daaruit blijkt ook meteen mijn ambitie. Die wil ik na de zomer openbaar maken. Die toezegging doe ik nu. Dan kan ik publiekelijk consulteren over deze fase van uitvoering van de motie.
De heer De Wit en de heer Oskam vragen waarom pensioenfondsen geen toegang hebben tot de WCAM-procedure. Een belangenorganisatie vertegenwoordigt de belangen van de gedupeerden, maar een pensioenfonds dat verlies heeft geleden is zelf de gedupeerde. Een beleggingsfonds heeft een vergelijkbare positie en dat erkennen wij ook niet als belangenorganisatie in de WCAM. In de opzet van de WCAM onderhandelen de gedupeerden niet zelf, maar laten zij dat over aan een andere organisatie. Die afstand komt de schikkingsbereidheid soms ook ten goede. Een pensioenfonds kan wel meeonderhandelen over een collectieve schikking. Dat is ook gebeurd in de Shell-zaak.
De heer De Wit vraagt of de rechter een gefixeerd schadebedrag moet kunnen vaststellen. In mijn brief van 26 juni heb ik beschreven hoe ik een collectief schadeverhaal wel mogelijk wil maken. Ik maak onderscheid tussen een eerste collectieve fase en een tweede fase over individuele vragen. Een typisch voorbeeld van een individuele vraag is de vraag naar de hoogte van de schade. Ik wil gebruikmaken van verschillende schadecategorieën. Dat is voor velen een gefixeerd schadebedrag, maar dat doet geen recht aan het feit dat ieders schade anders is. U ziet aan mijn antwoord dat ik er nog niet geheel uit ben. Ik wil dit element natuurlijk meenemen in het proces van overleg dat ik met de verschillende partijen heb teneinde een goed ontwerpwetsvoorstel te kunnen maken. Dat is toegezegd.
De heer De Wit vraagt of ik bereid ben bij de Raad voor Rechtsbijstand aan te dringen op een arrangement voor de advocaat die veel gedupeerden bijstaat. Dat is, zoals ik heb begrepen, in de kern zijn vraag. Er vindt overleg plaats met de Raad voor Rechtsbijstand over een collectieve rechtsbijstand. Er zijn nu inderdaad nog praktische problemen. Ik zeg u toe dat ik erop zal aandringen bij de Raad voor Rechtsbijstand dat men hiervoor een oplossing vindt. Ik kom daarop terug.
Mevrouw Vos vraagt of de aanpassing van de wet terugwerkende kracht heeft. Zodra de wet in werking is getreden, kunnen partijen gebruikmaken van de daarin geboden mogelijkheden. Ook ten aanzien van bestaande schades kan dus straks gebruik worden gemaakt van prikkels uit de wet om te gaan onderhandelen. De vorderingen moeten natuurlijk niet zijn verjaard om voor toewijzing in aanmerking te komen. Dat lijkt mij duidelijk.
Mevrouw Vos vraagt of ik het European settlement register aan de orde kan stellen. In Brussel denkt men al enige tijd na over regels over collectieve acties. Een voorstel ligt er echter nog steeds niet. Mocht er een voorstel komen, dan zal ik bezien of een European settlement register daarvan onderdeel moet uitmaken. Ik zal dat actief volgen en daarin misschien ook zelf initiatieven nemen, als de gelegenheid zich voordoet.
Mevrouw Vos en de heer Van Oosten hebben gevraagd of de aanwijzing van een belangenorganisatie als een lead plaintiff zinvol is. Een lead plaintiff betekent dat de rechter slechts een belangenorganisatie toestemming geeft om verder te procederen. Ik zie dat er soms meer belangenorganisaties procederen over hetzelfde onderwerp. Daarom heb ik voorgesteld, gelijksoortige zaken te voegen. Daarmee wordt het risico van verschillende uitspraken verkleind, wat natuurlijk belangrijk is. Bij een lead plaintiff kan maar één partij verder procederen. De andere partijen moeten stoppen met hun bemoeienis. Daar zie ik wel veel haken en ogen. Hoe wijst de rechter een lead plaintiff aan? Waar moet hij op letten? Kun je in beroep als je niet wordt aangewezen? Als je je terug moet trekken, kun je dan ergens anders een collectieve actie starten? Wat doe je met de advocaatkosten? Moet de lead plaintiff de toegewezen proceskosten delen met de rest? Ik denk dat een lead plaintiff de afwikkeling van een collectieve actie ingewikkelder maakt, moet ik op dit moment zeggen.
De heer Van Oosten heeft gesproken over de ambtshalve voeging of verwijzing door de rechter bij meerdere collectieve acties over dezelfde gebeurtenis. Moet dat in alle civiele zaken kunnen? Ik vind dat op zichzelf een interessant idee. Dit idee raakt het hele procesrecht. Dat zei de heer Van Oosten ook al. De gevolgen daarvan kan ik nu nog niet overzien. Als ik dat had kunnen overzien, had ik er zelf mee moeten komen. Ik denk daarbij aan de extra kosten voor een advocaat wanneer een partij van de kantonrechter naar de rechtbank wordt verwezen. Op mijn departement loopt een project over de innovatie van de rechtspraak. Dat gaat onder meer over nieuwe regels voor procederen in burgerlijke zaken. Het idee van de heer Van Oosten past daar mooi in. In mei stuur ik de Kamer een brief over het project Kwaliteit en Innovatie (KEI), waarin ik hieraan specifiek aandacht zal besteden. Voordeel is dat we advies kunnen vragen aan de Adviescommissie burgerlijk procesrecht en de Raad van State. Die toezegging kan ik doen.
Mevrouw Vos en de heer Bontes vroegen of het denkbaar is dat een stichting optreedt die de claimcode niet onderschrijft. In het wetsvoorstel is de eis opgenomen dat een claimstichting de belangen van de gedupeerden voldoende waarborgt. Bij de toets van die eis speelt onder meer een rol of een claimstichting de claimcode onderschrijft. Een stichting die zich inhoudelijk wel aan de claimcode houdt, maar de claimcode niet formeel onderschrijft, voldoet natuurlijk ook. Het gaat erom of de belangen van de benadeelden voldoende zijn gewaarborgd. Het lijkt mij overigens wel een goed idee als in de praktijk een register van claimstichtingen wordt ontwikkeld. Dat schept duidelijkheid voor benadeelden. De heer Bontes vroeg ook nog hoe we de wildgroei aan claimstichtingen een halt toe kunnen roepen. Zo heb ik hem begrepen. Dit wetsvoorstel stelt strengere eisen aan claimstichtingen die een collectieve actie willen beginnen. Ze gelden al voor een schikking op basis van de WCAM. De nieuwe eis is dat de belangen van personen voor wie wordt opgekomen, voldoende gewaarborgd zijn. Ik zei dat net al. De rechter heeft daarmee meer mogelijkheden de stichting de toegang tot een collectieve actie te weigeren. Dat geldt bijvoorbeeld als de rechter twijfelt aan de zuiverheid van de motieven van zo'n stichting. Daarbij kan gedacht worden aan een stichting die heel hoge kosten in rekening heeft gebracht, terwijl de claim niet zoveel om het lijf heeft. De rechter kan de claimcode ook gebruiken bij toetsing van de vraag of een stichting ontvankelijk is.
De heer Bontes (PVV):
Als de rechter de stichting niet ontvankelijk vindt, of vindt dat de belangen van de consument onvoldoende behartigd zijn, hoe krijgt de consument die geld bij die claimstichting heeft ingelegd, dat dan terug? Vaak moet je immers geld inleggen. Is hier een manier voor? En zo nee, hoe zouden we die dan kunnen ontwikkelen?
Minister Opstelten:
Dat is een volgende vraag, denk ik. Welke middelen zijn er om stichtingen te weren die een groot deel van de schadevergoeding voor zichzelf houden? De gedupeerde heeft verschillende mogelijkheden. Ik zet ze even op een rijtje.
Indien de beloning van een claimstichting onevenredig groot is, kan de overeenkomst worden vernietigd wegens dwaling of bedrog. Daarnaast is denkbaar dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b van het Burgerlijk Wetboek, dat tot schadevergoeding verplicht. Denkbaar is ook dat de gedupeerde zijn vordering verkoopt of cedeert aan de claimstichting tegen een lager bedrag dan de vordering waard is. Dat lijkt op factoring. Deze constructie hoeft voor de gedupeerde niet bezwaarlijk te zijn. Hij is van alle rompslomp af en krijgt bijvoorbeeld zijn schade vergoed. Hij weet tot welk bedrag hij die schade vergoed krijgt en hij stemt daar ook nadrukkelijk mee in. Denkbaar is dat de benadeelde zijn vordering te goedkoop van de hand doet. Mij zijn dergelijke misstanden tot nu toe niet bekend. Mocht dit een probleem worden, dan is denkbaar dat bepaalde groepen tegen dit risico beschermd worden. Als je hebt ingelegd, kun je natuurlijk altijd je geld terugvorderen. Kort samengevat: als het contract niet wordt nagekomen, kan men gewoon terugvorderen. Dat kan.
De heer Bontes (PVV):
Dat dat kan, is duidelijk. Je moet dat dan wellicht als individuele consument doen. Is er niet een methode of een regeling te bedenken waarmee, als de claimstichting een wanprestatie heeft geleverd ten opzichte van consumenten, die bedragen automatisch worden terugbetaald aan degenen die zich bij die stichting hebben aangesloten?
Minister Opstelten:
Ik heb een hele waslijst aan zaken genoemd ten aanzien van toetsing van de claimstichting: de waarborgen, de beloning, artikel 6:193 BW en al dat soort zaken. Aanvullend daarop geldt natuurlijk gewoon de civiele eis. Er is een contract. Ik heb ingelegd en er wordt niet geleverd. Dan vorder ik terug. Dat is een normale, harde lijn die altijd als sanctie geldt voor iemand die wanpresteert. Tot slot kan ik zeggen dat ik ter uitvoering van de motie-Dijksma in heel goed overleg ben in een buitengewoon ingewikkelde situatie waarin vele belangen aan de orde zijn. Ik heb het gevoel dat we, mits we dat buitengewoon zorgvuldig blijven doen, eruit kunnen komen en dat ik dan inderdaad kan toezeggen dat ik snel na de zomer met een wetsvoorstel kan komen voor de consultatie.
Dat waren mijn antwoorden in de eerste termijn.
De voorzitter:
Ik laat eerst de heer Van Oosten een vraag stellen en dan zal ik inventariseren of er behoefte bestaat aan een tweede termijn.
De heer Van Oosten (VVD):
Wellicht ter voorkoming van een tweede termijn van mij heb ik een vraag aan de minister. Ik dank hem voor zijn toezegging dat hij ons zal informeren over de mogelijkheden tot voeging. Ik heb begrepen dat hij wat minder welwillend nadenkt over het door mevrouw Vos en mijzelf naar voren gebrachte idee van de lead plaintiff, maar ik vraag de minister om dat onderwerp toch mee te nemen in die brief. Hoewel dit net een wat ander aspect is dan het voegingsvraagstuk, vind ik het belangrijk genoeg om daar in een AO nader over te discussiëren. Zou de minister die toezegging willen doen?
Minister Opstelten:
Ik wachtte even of u zou aandringen, maar ik wil absoluut toezeggen om dit iets diepgaander dan ik nu heb gedaan, helemaal langs te lopen en ook nog even goed met andere mensen daarover te spreken om impulsen te krijgen. Dan krijgt u mijn reactie hierop.
De voorzitter:
Er bestaat in ieder geval bij de heer De Wit behoefte aan een tweede termijn.
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn toezegging dat hij bij zijn verdere verkenningen en pogingen om dit ingewikkelde probleem op te lossen, in ieder geval ook mijn voorstel over een gefixeerd bedrag zal betrekken. Ik ben heel benieuwd naar de uiteindelijke bevindingen. De minister heeft gezegd dat hij daarmee na de zomer naar de Kamer zal komen. Ik zie dit nog steeds als het sluitstuk van de zeer ingewikkelde problematiek van collectieve schadeacties.
Ik heb een vraag over de beleggers en de pensioenfondsen. Ik ben het met de minister eens dat, als een pensioenfonds of een beleggingsinstelling zelf zou gaan procederen in het kader van de Wet afwikkeling collectieve schadeacties, die instantie zelf een betrokken partij is. Als een pensioenfonds een stichting opricht die in zo'n collectieve actie een rol moet spelen, is dat dan echter eigenlijk niet een verschuiving? Is die stichting dan niet hetzelfde als het pensioenfonds en heeft het alleen een andere naam? Volgens mij is de materiële inhoud dezelfde. De vraag is dus of dit niet een formele benadering is van het probleem dat deze fondsen en beleggingsinstellingen aan de orde stellen. Ik verneem graag het oordeel van de minister daarover.
Op het punt van de rechtsbijstand dank ik de minister voor de toezegging dat hij het probleem bij de Raad voor Rechtsbijstand onder de aandacht zal brengen en dat hij daarbij zal aandringen op een oplossing. Heeft de minister enig idee wanneer hij de Kamer hierover nader kan informeren?
De voorzitter:
De heer De Wit is de enige spreker van de zijde van de Kamer in tweede termijn. Het woord is dus aan de minister voor zijn afsluitende woorden, in de hoop dat hij dat meteen kan doen. Dat is het geval.
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik bedank de heer De Wit voor zijn vragen en suggesties in tweede termijn.
Ik moet even opletten, want als ik een termijn noem, wil ik die ook nakomen. Ik heb er nu even over nagedacht en ik heb het gevoel dat ik eigenlijk wel zou moeten kunnen antwoorden. Dat antwoord luidt: dat ik moet kunnen toezeggen dat het er voor de zomer is. Tot zover het antwoord op de laatste vraag van de heer De Wit.
In het geval van een stichting doen er meer partijen mee. Een stichting heeft bovendien – daarom is het een stichting – een eigen doel. Ik denk dat dit het antwoord is dat ik de heer De Wit op zijn eerste vraag zou willen geven.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik bedank de minister voor zijn snelle ingeving en voor zijn medewerking aan dit debat.
Aanstaande dinsdag stemmen we over het wetsvoorstel.
Sluiting 21.43 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-61-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.