Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 60, item 12 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 60, item 12 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het verslag van een algemeen overleg over antibiotica in de veehouderij en dierziekten (28286, nr. 544).
De voorzitter:
Ik heet welkom de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van EL&I.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over een steeds terugkerend thema, namelijk het terugdringen van het antibioticagebruik bij dieren. Ik heb onlangs weer een aantal bezoeken afgelegd bij boeren. Dat heeft mij geleid tot het indienen van de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, conform het advies van GGD Nederland een doelstelling voor het terugdringen van het antibioticagebruik bij dieren van 75% te hanteren in 2013 ten opzichte van het referentiejaar 2009,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 549 (28286).
De heer Van Gerven (SP):
Er zijn veel boeren die zeggen dat het gewoon kan. Graag een tandje erbij dus. Ik hoop dat het kabinet dit voorstel wil overnemen.
De tweede motie gaat over het probleem van het antibioticagebruik in de intensieve veehouderij en een oplossing daartoe.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het antibioticumgebruik bij vleeskuikens erg hoog is en dat slechts ongeveer 15% van de vleeskuikenkoppels niet behandeld is met antibiotica;
overwegende dat daarentegen ongeveer 95% van de langzamer groeiende vleeskippenrassen antibioticavrij is;
verzoekt de regering, in overleg met de sector de snelgroeiende kippenrassen met veel antibioticum zo snel mogelijk uit te faseren en te vervangen door de gezondere langzamer groeiende variant;
verzoekt de regering tevens, het langzamer groeiende gezondere ras mee te laten doen bij de test naar de antibioticavrije vleeskuikenketen;
verzoekt de regering voorts, met de sector te overleggen hoe antibioticagebruik kan worden teruggedrongen door systeemveranderingen en innovaties gericht op vitale en robuuste dieren, bijvoorbeeld door te fokken op minder biggetjes per worp en door jonge dieren niet reeds op jonge leeftijd weg te halen bij hun moeder,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 550 (28286).
Mevrouw Hazekamp (PvdD):
Voorzitter. 99% van de kip in de supermarkt is besmet met de ESBL-producerende bacterie. Hierdoor kunnen we weer in de situatie terechtkomen dat mensen overlijden aan een blaasontsteking. De oorzaak is het gestrooi met antibiotica in de veehouderij. Daar moet snel een einde aan komen. De Partij voor de Dieren heeft eerder een motie ingediend om het gebruik van derde en vierde generaties van antibiotica in de veehouderij te verbieden. Deze motie hebben we aangehouden in afwachting van het advies van de Gezondheidsraad. Omdat het kabinet deze laatste redmiddelen na ontvangst van het advies nog steeds niet heeft verboden in de veehouderij, zullen wij de motie in stemming brengen.
Het kabinet zegt verder dat het het preventief toedienen van antibiotica in de veehouderij onmogelijk heeft gemaakt. Dat is niet waar. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat preventief gebruik van antibiotica bij dieren in de veehouderij is toegestaan indien ziekteverschijnselen bij slechts een aantal dieren in het koppel zijn vastgesteld;
constaterende dat dit door de schaalvergroting in de veehouderij betekent dat nog veel antibiotica onnodig aan gezonde dieren wordt toegediend onder het mom van "koppelbehandeling";
verzoekt de regering, zo snel mogelijk een wettelijk verbod in te stellen op koppelbehandelingen in de veehouderij en de Kamer vóór 1 april 2012 te laten weten op welke wijze dit wordt vormgegeven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hazekamp en Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 551 (28286).
De heer Graus (PVV):
Over hetgeen de Partij voor de Dieren schetst, ligt er al een aangenomen motie-Graus van 16 april 2009. Ik meen echter dat mijn collega van de Partij voor de Dieren spreekt over het niet meer preventief toedienen van antibiotica aan dieren in de veehouderij, terwijl ik spreek over het proberen te beperken. Want als een dier bijvoorbeeld geopereerd moet worden, krijgt het vaak preventief een antibioticumspuit. Dat gebeurt ook bij mensen. Bij grote risicogevallen gebeurt dat. Vindt mevrouw Hazekamp dat dit niet meer moet gebeuren en dat een dier onnodig risico moet lopen op zo'n moment?
Mevrouw Hazekamp (PvdD):
Deze motie heeft vooral betrekking op het preventief toedienen van antibiotica aan dieren die niet ziek zijn en ook niet ziek dreigen te worden, en die hooguit door hun soortgenoten besmet kunnen raken.
De heer Graus (PVV):
We zijn het bijna met elkaar eens, maar er zijn ook dieren in de veehouderij die langer leven dan bijvoorbeeld een slachtvarken, dat na een paar maanden al weg is. Als zulke dieren geopereerd worden, krijgen ze vaak preventief een prikje met antibioticum. We hebben een dierenarts in de zaal, die dat misschien kan bevestigen. Daar is mevrouw Hazekamp dus ook op tegen. Begrijp ik dat goed?
Mevrouw Hazekamp (PvdD):
Ik denk dat je in dit geval zou kunnen spreken van voorzorg, maar wel met een curatief doel.
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Wij houden dit VAO anderhalve maand na het algemeen overleg over de voortgang in het antibioticumbeleid. Ik dien twee moties in, maar eerst wil ik zeggen dat wij erg verheugd zijn over de voortgang die wordt gemaakt door de sector in het terugdringen van het gebruik van antibiotica. Er is duidelijk sprake van een teruggang. We zijn er nog niet, maar ik denk dat het omkeerpunt is ingezet. We zien dat de sector de oproep die onder andere door deze Kamer is gedaan, zeer serieus neemt. Er zijn nog enkele punten waaraan ik, mede namens enkele collegae, nog wat aandacht aan wil besteden.
Mijn eerste motie, die ik samen met collega Snijder-Hazelhoff indien, gaat over het feit dat preventieve vaccinatie heel veel ziekten kan voorkomen. En als je een ziekte kunt voorkomen, hoef je ook geen antibiotica te gebruiken. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het gebruik van antibiotica in de veehouderij sterk teruggedrongen moet worden;
van mening dat preventieve vaccinatie kan bijdragen aan vermindering van het uitbreken van infectieziekten en geen enkel risico voor de humane volksgezondheid oplevert;
van mening dat preventieve vaccinatie de noodzaak tot het gebruik van antibiotica in de veehouderij zal verminderen;
constaterende dat in Europees verband noodvaccinatie en soms preventieve vaccinatie is toegestaan, maar dat regelgeving internationale afzet van producten van gevaccineerde dieren nog altijd belemmert;
constaterende dat deze beperkingen onvoldoende rekening houden met voortschrijdende vaccintechnologie en diagnostische mogelijkheden;
verzoekt de regering om in Europees verband te streven naar het opheffen van alle handelsbeperkende maatregelen die het gebruik van vaccinatie nodeloos beperken en een plan van aanpak voor eind 2012 aan de Kamer te presenteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 552 (28286).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat bacteriën met ESBL (extended spectrum B lactamase) een serieus risico voor de volksgezondheid zijn;
constaterend dat er vele verschillende bronnen voor de aanwezigheid van deze bacteriën zijn;
van mening dat het terugdringen van het gebruik van antibiotica in de veehouderij een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van bacteriën met ESBL levert;
van mening dat ook andere bronnen, zoals import uit het buitenland, humaan gebruik van antibiotica en overdracht via voedsel en milieu, een risico op verspreiding van bacteriën met ESBL en dus een risico voor de volksgezondheid vormen;
verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen om de risico's voor de volksgezondheid veroorzaakt door bacteriën met ESBL te verminderen, inclusief een reductiedoelstelling, en de Kamer jaarlijks te rapporteren over de bereikte reductie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel, Snijder-Hazelhoff, Graus en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 553 (28286).
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. In 2011 is een goed begin gemaakt met de reductie van antibioticumgebruik, zoals vastgelegd in convenanten tussen sectoren en overheid. Daarmee laten de sectoren zien dat ze serieus werken aan een algehele reductie van het gebruik van antibiotica in de Nederlandse dierhouderij. Verdere acties en inspanningen zijn echter absoluut noodzakelijk om tot verdere verbetering van registratie en datasystemen te komen. Ook de kwalitatieve verbetering van het antibioticumgebruik, de sectorale verbeteringsprogramma's en de handhaving en sanctionering vragen aandacht en zorg in 2012. Daarover willen we als fractie en als Kamer voortdurend geïnformeerd worden. De ChristenUnie wil ook verdere vorderingen zien. Het uitsluiten van "freeridergedrag" is voor ons op dit moment een belangrijk aandachtspunt en daarom dien ik hierover een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de veehouderij hard werkt aan het terugdringen van het gebruik van antibiotica;
overwegende dat kwaliteitssystemen een goede impuls geven aan verantwoord gebruik;
constaterende dat een groot deel van de veehouders reeds is aangesloten bij een dergelijk systeem;
overwegende dat iedereen zijn of haar verantwoordelijkheid moet nemen in de opgelegde maatregelen;
verzoekt de regering, veehouders die niet aangesloten zijn bij een kwaliteitssysteem, in ieder geval in dezelfde mate te controleren als de veehouders die wel zijn aangesloten om zo "freeridergedrag" tegen te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 554 (28286).
Mevrouw Dijkstra (D66):
Voorzitter. Ik zal mij kortheidshalve beperken tot het voorlezen van de moties. De eerste gaat over de stok achter de deur in verband met het ontkoppelen van de verkoop van antibiotica in dierenartsenpraktijken. De tweede gaat over transparantie en het afdwingen daarvan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is via een "Nederlands model" te komen tot een vermindering in het voorschrijven van antibiotica, zonder een ontkoppeling na te streven tussen de verkoop hiervan en de bedrijfsvoering van dierenartsen;
van mening dat het wenselijk is om een stok achter de deur te houden mocht deze aanpak onvoldoende effect blijken te hebben;
verzoekt de regering:
- binnen vier jaar te evalueren wat de effecten van het Nederlands model zijn voor de financiële prikkels ten aanzien van het voorschrijven van antibiotica;
- op basis daarvan nut en noodzaak van ontkoppeling van de verkoop van antibiotica opnieuw te beoordelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkstra en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 555 (28286).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de commissie-Van Doorn het verlagen van het antibioticagebruik benoemd heeft als kwaliteitskenmerk voor een duurzame veehouderij, maar daarbij benadrukt dat de hele keten betrokken moet zijn;
van mening dat het wenselijk is dat de keten inzicht kan krijgen in de hoeveelheid antibiotica die gebruikt is bij het produceren van een lading vlees;
verzoekt de regering, in overleg te treden met de relevante ketenpartijen met als doel om de beschikbare cijfers over de hoeveelheid antibiotica in een lading vlees toegankelijk te maken voor de hele voedselketen, zoals de inkopers van vlees, en zo nodig hiervoor de relevante wet- en regelgeving aan te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkstra en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 556 (28286).
De heer Graus (PVV):
Voorzitter. Ik was mijn tijd ver vooruit. Direct toen ik in de Kamer kwam, heb ik al acties ondernomen tegen overmatig antibioticagebruik. Er ligt een aangenomen motie-Graus (29683, nr. 28), waarin ik de regering verzoek om "preventief gebruik van antibiotica zo veel mogelijk te beperken om resistentie bij mens en dier te voorkomen". Je kunt namelijk niet zomaar zeggen dat je het niet meer preventief gaat gebruiken, want heel vaak moet zelfs op advies van een arts preventief antibiotica gegeven kunnen worden. Wat dat betreft is en blijft dat de beste motie van de avond, maar die motie ligt er al.
Voor de rest heb ik nog één korte mededeling aan de minister en de staatssecretaris. Ik heb zelf jarenlang dubbelblind onderzoek laten doen. Ik kom zelf uit de pre- en probiotica en fytotherapeutica. Ik ben ooit begonnen als dierenartsenbezoeker en ik heb me mooi opgewerkt tot manager bij een bedrijf. Wat bleek nou? De meeste dieren kunnen niet suggestief denken – dat kan niet – mogelijk op enkele diersoorten na, waarvan ik vermoed dat zij het wel kunnen. Het blijkt dat pre- en probiotica en fytotherapeutica fantastisch werken. Die dieren weten dat niet, terwijl mensen wel suggestief kunnen denken. Ik verzoek nogmaals op dit podium, in de plenaire zaal, om daar onderzoek naar te doen.
Bovendien hoeft het vaccineren – dat wil zeggen het overmatig vaccineren – helemaal niet. Heel veel dierenartsen zeggen namelijk dat je een dier, en ook een huisdier, helemaal niet ieder jaar hoeft te vaccineren. Het vaccineren zorgt voor veel verstoring van het immuunsysteem. Daar moeten de minister en de staatssecretaris mee aan de slag, want ik moet eerlijk zeggen dat sinds mijn ouders – mijn vader is helaas al overleden – gevaccineerd werden en griepprikken kregen, ze nog nooit zo vaak de griep hebben gehad. Ik heb altijd gereisd naar verre landen waar bacteriën zijn waar ieder antibioticum zich van terugtrekt, maar ik heb me nooit laten inenten en ik ben nooit ziek geweest. Het hele gezelschap zat dagenlang op de pot, behalve deze jongen. Daar moet dus ook maar eens onderzoek naar worden gedaan.
De voorzitter:
Dat was een heel bijzondere bijdrage.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Schippers:
Voorzitter. Kan mijn lessenaar ietsjes omhoog? Ik heb namelijk mijn bril niet op.
Voorzitter. In de motie-Van Gerven/Van Dekken op stuk nr. 549 wordt de regering verzocht om conform het advies van GGD Nederland de doelstelling te brengen tot 75% ten opzichte van 2009. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Het kabinet zet namelijk in op een reductie van 50% in 2013. Dat is een forse inspanning, maar die is wel terecht, want er moet echt iets gebeuren. Daarna zetten wij pas de volgende stappen. In de meibrief zullen wij nader erop ingaan welke stappen dit zouden kunnen zijn.
De heer Van Gerven (SP):
Het moet mij van het hart dat een minister van VWS een advies van GGD Nederland naast zich neerlegt, terwijl heel veel boeren tegen mij zeggen: die doelstelling is makkelijk haalbaar, doe dit nou maar, want wij moeten af van de freeriders, van degenen die er een potje van maken, dus stel maar een daad. Ik geef het kabinet en de minister in overweging om die motie wel te steunen, want als de doelstelling haalbaar is, moeten wij dit echt doen.
Minister Schippers:
Het is niet zo dat de doelstelling 50% moet zijn en dat het niet meer mag zijn. Nee, hoe meer, hoe beter, maar je moet wel enigszins betrouwbaar zijn. Natuurlijk hebben wij grote stappen gezet, maar het is vaak zo dat de eerste stappen het makkelijkst zijn. Wij moeten de sector steunen om ook de volgende stappen te zetten. Dat zijn geen laatste stappen. Wij hebben echter met elkaar een afspraak gemaakt. Laten wij ons dan ook aan die afspraak houden. Ik merk bovendien op dat wij belangrijke adviesorganen, zoals de Gezondheidsraad, om advies hebben gevraagd. Wij sluiten daar nauw bij aan. Het is dus niet zo dat wij onze eigen weg gaan, maar wij willen wel betrouwbaar zijn en onze afspraken samen met de sector nakomen.
De motie-Hazekamp/Van Dekken op stuk nr. 551 was al ingediend. Daar is destijds al een reactie op gegeven.
In de motie-Ormel c.s. op stuk nr. 553 wordt de regering verzocht om een plan van aanpak op te stellen om de risico's voor de volksgezondheid veroorzaakt door bacteriën met ESBL te verminderen inclusief een reductiedoelstelling en om jaarlijks aan de Kamer te rapporteren over de bereikte reductie. Wij zijn het helemaal eens met de urgentie die de heer Ormel aangeeft. ESBL-producerende bacteriën zijn inderdaad een aanzienlijk risico. Er loopt dan ook allerlei onderzoek naar ESBL-producerende bacteriën. Ik kom hier later op terug. ESBL-producerende bacteriën zijn echter niet de enige dreiging. In november hebben wij een brief aan de Kamer gestuurd waarin zowel de humane als de veterinaire aanpak op het gebied van antibioticaresistentie is geschetst. De kracht van deze aanpak ligt in de breedte ervan en in het feit dat er niet wordt gericht op specifieke resistenties. Immers, in de toekomst kunnen er weer andere resistenties opduiken. Een plan van aanpak dat gericht is op één soort resistentie lijkt ons dan ook weinig zinvol. De aanpak die gericht is op ESBL-producerende bacteriën maakt uiteraard wel onderdeel uit van de brede aanpak. Er lopen juist heel veel acties voor de aanpak van ESBL.
Ik noem een aantal voorbeelden. Het RIVM is momenteel in opdracht van het ministerie bezig met het opzetten van een methode om risico-inschattingen van humane gezondheidsrisico's door antibioticaresistente bacteriën en resistentiegenen te kunnen maken. Ook loopt er onderzoek van RIVM gericht op het kwantificeren van de blootstelling van de mens aan ESBL en carbapenemase-producerende bacteriën als gevolg van de consumptie van verse groente. De NVWA voert monitoring uit om antibioticaresistente bacteriën op dierlijke producten te voorkomen. Zij doet dat in samenwerking met het Centraal Veterinair Instituut. De resultaten hiervan worden jaarlijks gepubliceerd in de MARAN-rapportage.
De heer Ormel stelt voor om een reductiedoelstelling voor ESBL's op te stellen, maar dat is nu niet mogelijk. Een effectieve reductiedoelstelling is pas realistisch als er meer informatie bestaat over de transmissieroutes en de concrete bijdrage van deze routes aan de problematiek. In het geval van ESBL's is weinig bekend over de precieze bijdrage van mogelijke bronnen aan het voorkomen van ESBL-producerende bacteriën bij de mens. Zoals de heer Ormel zelf aangeeft, is kippenvlees slechts een van de mogelijke bronnen, naast de mens zelf, reizen, opnames in buitenlandse ziekenhuizen, het milieu, andere dierlijke bronnen en andere mogelijke bronnen in de voedselketen. Het kwantificeren van de bijdrage van al deze bronnen is erg ingewikkeld, mede doordat de ESBL-genen erg variabel en dynamisch van aard zijn. De informatie die nodig is om een doelstelling te bepalen, is dus simpelweg niet beschikbaar. Daarvoor heb ik onderzoek in gang laten zetten. Er gebeurt heel veel om risico's van resistente bacteriën voor de volksgezondheid te beperken. Ook op het gebied van ESBL-producerende bacteriën vinden allerlei activiteiten plaats.
Ik moet de motie zoals die nu is geformuleerd, echt ontraden, ook omdat die niet uitvoerbaar is. Ik kan wel een inventarisatie van het lopende onderzoek naar de ESBL-producerende bacteriën toezeggen. Een plan van aanpak moet namelijk wel gebaseerd zijn op feitenkennis en oorzaken. Op basis daarvan kunnen maatregelen en doelstellingen bepaald worden. Er moeten dus eerst feiten bekend zijn. Ik ontraad daarom de motie.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):
De minister leest nu bijna voor wat de motie van haar vraagt. Volgens mij heeft zij alleen een probleem met de reductiedoelstelling. De minister onderkent een heel aantal redenen waarom de motie is ingediend. De motie is ingediend omdat wij vinden dat er breed onderzoek moet komen. Wij kunnen ons voor antibiotica niet alleen richten op de dierlijke sector. De minister geeft eigenlijk ook aan dat een plan van aanpak op zich echt noodzakelijk is, met alle onderzoeken die wij zouden willen. Zij kan van alles doen, maar kan alleen niet aangeven wat zij kan reduceren. Mag ik haar woorden zo begrijpen?
Minister Schippers:
Wij hebben allerlei acties in gang gezet om meer feiten te achterhalen en meer kennis te verwerven. Als je maatregelen treft, moet je wel weten waarop die ingrijpen. Als je doelstellingen formuleert, moet je wel weten hoe je ze kunt bereiken, want anders doe je een slag in de lucht. Wij zetten feitelijk allerlei acties in gang om dat te weten te komen. Pas als wij dat weten, kunnen wij bepalen welke maatregelen en doelstellingen zinvol zijn. Misschien vat ik de motie verkeerd op, maar dat lijkt mij het probleem aan de motie. De urgentie is groot en wij doen er alles aan om boven tafel te krijgen waarop wij moeten ingrijpen en waar de oorzaken liggen. Daarover moet je eerst kennis hebben.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):
Alles kan dus, behalve een reductiedoelstelling aangeven, want u bent het achterliggende plan van aanpak nog aan het maken.
Minister Schippers:
Je moet eerst kennis hebben. Die vergaren wij nu.
De heer Ormel (CDA):
Ik dank de minister voor haar uitgebreide beantwoording. Ik hoor daarin al een duidelijke start van een plan van aanpak ter bestrijding van ESBL. Ik dank de minister ook voor haar erkenning van het feit dat dit een grote problematiek is. Zo is de motie ook bedoeld. Mevrouw Snijder wees daar ook op. Ik vind het jammer dat zij de motie ontraadt. Dat vind ik een beetje te defensief. Het is een grote problematiek die verder reikt dan alleen antibioticareductie in de veehouderij. Het is misschien nog wel een groter probleem dat alle kippen die wij levend importeren ook al besmet zijn met ESBL. Dat zijn allemaal zaken waar we wel op kunnen gaan studeren, studeren en nog eens studeren, maar we moeten toch ook beginnen met een plan van aanpak. We moeten ook een reductiedoelstelling hebben. Als de minister in het begin moet rapporteren dat de nagestreefde reductie nog niet bereikt is, wil de Kamer daar graag kennis van nemen. Ik verzoek de minister dus om de motie te lezen als een aansporing om de ESBL-problematiek breed aan te pakken. Ik hoop dat deze motie op brede steun van de Kamer kan rekenen.
Minister Schippers:
Als het plan van aanpak zo wordt opgevat dat veel van wat in gang is gezet, als een plan van aanpak wordt gezien, dan is het eerste deel van de motie afgedekt. In het tweede deel van de motie wordt ook gevraagd om een reductiedoelstelling en om de Kamer jaarlijks te rapporteren over de bereikte reductie. Als je dat doet, moet je dat wel doen op basis van de kennis die je daarover hebt. We weten er namelijk zo weinig van, dat alle actie in gang is gezet om dat boven tafel te krijgen. Pas dan kun je een daadwerkelijke reductiedoelstelling opstellen en pas dan kunnen we elkaar daaraan houden. Eerst het één, dan het ander.
De heer Ormel (CDA):
De reductiedoelstelling kan ik u al opgeven: die moet uiteindelijk 100% zijn. De motie rept niet over een tijdspanne. Wat de jaarlijkse rapportage betreft, kan het best zijn dat we de eerste jaren zullen moeten constateren dat het heel moeilijk is om de concentratie ESBL-bacteriën terug te dringen. Om op een bepaald moment een doelstelling te gaan formuleren, is echter wenselijk en noodzakelijk in het belang van de volksgezondheid.
Minister Schippers:
"Op een bepaald moment formuleren", dat ben ik met u eens. Als we nu stellen dat de reductiedoelstelling maximaal is, dan is zij maximaal. Dat is echter geen concrete doelstelling. Als u zegt dat wij ESBL maximaal moeten reduceren, ben ik dat met u eens. Ik denk daarbij aan een percentage. U zegt "100%", maar dan gaan wij de hele tijd rapporteren dat wij dat in ieder geval niet halen.
De heer Ormel (CDA):
Mag ik nog een keer iets zeggen?
De voorzitter:
Nee, de bedoeling was juist dat u dat niet deed.
De heer Ormel (CDA):
Ik ben zo gezagsgetrouw dat ik het netjes aan u vraag. De minister vroeg mij wat.
De voorzitter:
Maar u gebruikt zo ontzettend veel tijd. Ik heb het gevoel dat u van elkaar heel goed weet waar u staat. Ik vraag de minister dan ook om naar de volgende motie te gaan.
Minister Schippers:
Dan kom ik bij de motie-Dijkstra/Van Veldhoven op stuk nr. 556, over het transparant maken van het antibioticagebruik. De regering wordt verzocht om in overleg te treden met relevante ketenpartijen met als doel om de beschikbare cijfers over de hoeveelheid antibiotica in lading vlees toegankelijk te maken. Als tijdens een controle antibiotica wordt gevonden in vlees, wordt het vlees afgekeurd. Er zit dus geen antibiotica in vlees. De rest van de motie vind ik eigenlijk heel sympathiek. Transparantie in de keten vinden wij namelijk ook heel belangrijk. Ook willen wij het inzicht in het gebruik in de keten aanjagen. Misschien kunnen de indieners de motie zodanig aanpassen dat wij die rol krijgen.
Mevrouw Dijkstra (D66):
Dat wilde ik ook voorstellen. De heer Ormel wees mij daar ook al op. Er zit gewoon een fout in deze motie die we eruit zullen halen. Daarna zal ik de gewijzigde motie indienen.
Minister Schippers:
Dan laat ik het oordeel aan de Kamer.
Staatssecretaris Bleker:
Voorzitter. Ik moest even mijn dochter groeten. Dat heb ik nu gedaan.
De motie op stuk nr. 550 van de heer Van Gerven getuigt ervan dat hij met een aantal verstandige pluimveehouders heeft gesproken. Ik ben bereid de suggesties die in deze motie besloten liggen via de regiegroep duurzame veehouderij onder de aandacht te brengen van de ketenpartijen in de pluimveesector. Maar hij vraagt soms meer van de overheid en van de staatssecretaris, bijvoorbeeld om nu al te concluderen dat bepaalde rassen uitgefaseerd moeten worden. Dat preludeert op de uitkomst van onderzoek. Als hij mij in staat stelt om de motie zo te lezen dat ik de suggesties tot onderzoek en de vermelde overwegingen actief onder de aandacht breng van de sector, ben ik bereid de motie op die manier uit te voeren. Maar hij vraagt op een enkel punt meer, namelijk stellingname en ook actie van de overheid. Dat gaat in deze fase te ver. Als ik de motie letterlijk neem, moet ik haar ontraden. Als haar mag begrijpen zoals ik zojuist heb verwoord, wil ik er actief werk van maken.
De heer Van Gerven (SP):
Ik begrijp dat de staatssecretaris de richting onderschrijft. Is hij ook van mening dat je, als je duurzamere rassen gebruikt die wat langzamer groeien, weerbaardere rassen hebt en minder antibiotica nodig hebt? Dat is al aangetoond. Heb ik de staatssecretaris goed begrepen dat hij bij de sector gaat bepleiten dat men dat moet doen?
Staatssecretaris Bleker:
Ik zal ervoor pleiten om goed in beeld te brengen of er goed onderscheid is te maken naar verschillende soorten rassen wat de noodzaak van antibioticagebruik betreft en de uitkomsten van dat onderzoek ook te betrekken bij het verdere handelen. Daartoe ben ik bereid. Maar de heer Van Gerven neemt nu al heel snel bepaalde dingen aan die ik nog niet een-twee-drie kan bevestigen.
De heer Van Gerven (SP):
Mag ik tot slot voorstellen dat de staatssecretaris dit meeneemt naar de sector, zoals hij heeft toegezegd en dat wij per brief worden gerapporteerd over de uitkomst daarvan?
Staatssecretaris Bleker:
De Kamer krijgt toch een voortgangsrapportage over de trajecten van verduurzaming en reductie van antibiotica. Daarin zal dit worden opgenomen.
De heer Van Gerven (SP):
Dan houd ik de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (28286, nr. 550) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Ormel (CDA):
Ik heb nog een vraag over deze motie. Ze gaat over kippen: vleeskuikenkoppels, vleeskippenrassen. In het dictum spreekt de SP opeens over minder biggetjes per worp, maar uit kippen komen kuikentjes. Dat weet de SP toch?
De voorzitter:
Maar ze is aangehouden.
De heer Ormel (CDA):
Ik verzoek om de motie ook op dat punt aan te passen.
Staatssecretaris Bleker:
In de motie op stuk nr. 551 van de heer Hazekamp wordt de regering verzocht, zo snel mogelijk een wettelijk verbod in te stellen op koppelbehandelingen in de veehouderij. Er is een zeer ambitieuze taakstelling. De minister heeft er ook over gesproken: 50% reductie in 2013. Uitgangspunt is dat alleen preventieve koppelbehandelingen plaatsvinden wanneer de veterinaire noodzaak aanwezig. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde werkt aan richtlijnen om te bepalen in welke omstandigheden die veterinaire noodzaak bestaat. Een algeheel verbod gaat te ver en kan ook contraproductief werken, zoals de heer Ormel heeft aangegeven. Soms kan het uit veterinair oogpunt noodzakelijk zijn om preventief te handelen of om een koppelbehandeling te doen. Als je dat niet doet, zou je daarna meer werk hebben. Ik ontraad de motie puur op inhoudelijke gronden.
De motie op stuk nr. 553 sluit op zichzelf aan bij de inzet die ik pleeg. Om die reden laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 554. Volgens mij is dit niet het allersterkste moment van mevrouw Wiegman en de heer Ormel geweest. Ik moet dit helaas constateren. Iedereen heeft weleens een moment van zwakte en dat is bij deze indieners het geval geweest. De risicogerichte handhaving die nu al wordt gepleegd en die wij willen intensiveren, houdt juist in dat bedrijven die niet aan het kwaliteitssysteem meedoen niet op dezelfde wijze en met dezelfde intensiteit worden gecontroleerd als de bedrijven die wel meedoen, maar juist frequenter en intensiever. Deze motie roept op om minder te doen dan de staatssecretaris en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit al doen. Dat kan niet de bedoeling zijn geweest.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Misschien heeft de staatssecretaris iets te snel gelezen. Het gaat ons er heel nadrukkelijk om, met de woorden "in ieder geval" een heel duidelijke bodem te leggen. Er wordt vooral aangespoord tot meer. Met deze heel duidelijk uitspraak van de staatssecretaris ben ik graag bereid om de motie in te trekken. Dit wilde ik graag horen als belangrijk signaal aan de sector. Freeriders worden uitgesloten.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Ormel (28286, nr. 554) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp meer uit van de beraadslaging..
De heer Van Gerven (SP):
Ik kom nog even terug op de aangehouden motie op stuk nr. 550. Het gaat om vleeskuikens, maar ook om vleesvarkens.
De voorzitter:
Ik bemerk dat de staatssecretaris ons nog een reactie verschuldigd is op de motie op stuk nr. 555.
Staatssecretaris Bleker:
Voorzitter. Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 555 aan de Kamer.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun reacties.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20112012-60-12.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.