Advies Raad van State inzake het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd

Nader Rapport

26 september 2017

1080434-160150-WJZ

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 21 april 2017, no. 2017000691, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 juni 2017, no. W13.17.0113/III, bied ik U, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, hierbij aan.

De Afdeling begrijpt en onderschrijft de argumenten voor de samenvoeging van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: IGZ) en de Inspectie jeugdzorg (hierna: IJZ) en adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden.

De Afdeling acht het – samengevat weergegeven – echter aangewezen dat in het voorstel ook aandacht wordt besteed aan de noodzaak van herijking en herinrichting van het toezicht in verband met de decentralisaties in het sociaal domein.

Het betreft de decentralisaties als gevolg van de op 1 januari 2015 in werking getreden Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) en Participatiewet. In de Jeugdwet is het toezicht bij de rijksinspecties IJZ, IGZ en Inspectie Veiligheid en Justitie (hierna: IVenJ) belegd.1 Op grond van de Wmo 2015 dienen de gemeenten hun eigen toezichthouders aan te wijzen.2

Met betrekking tot de uitvoering door gemeenten in het domein van werk en inkomen is sprake van stelseltoezicht door de rijksinspectie Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: ISZW) op grond van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.3

Als gevolg van deze decentralisaties zijn de gemeenten, in combinatie met de taken die zij al hadden, in het sociaal domein de eerstverantwoordelijke bestuurslaag geworden voor een veelvoud aan taken op het gebied van het jeugdbeleid, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en participatie.

Hiervoor is gekozen om de gemeenten in staat te stellen hulpvragen van hun inwoners integraal en met maatwerk te kunnen beantwoorden. De Afdeling wijst er op dat dit met zich brengt dat het horizontaal toezicht voorop dient te staan en dat een herbezinning op de rol en taak van het rijkstoezicht noodzakelijk is.

De betrokken bewindslieden zijn zich er van bewust dat met de wijzigingen een nieuwe situatie is ontstaan. Gelijk als de Afdeling, heeft ook de Transitiecommissie Sociaal Domein4 gewezen op de gevolgen van de transities in het sociaal domein voor de uitvoering van het toezicht door de betrokken inspecties. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de reeds bestaande samenwerking van de rijksinspecties IJZ, IGZ, IVenJ, ISZW en Inspectie van het Onderwijs op het jeugdterrein (Samenwerkend Toezicht Jeugd; STJ) in 2015 is geïntensiveerd en verbreed. In het huidige samenwerkingsverband Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd (TSD/STJ) werken de vijf rijksinspecties samen op het gehele terrein van het sociaal domein. Daarnaast is in 2014 door de gezamenlijke inspecties en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een traject ingezet met alle betrokken partijen, zowel op rijks- als gemeentelijk niveau, dat geresulteerd heeft in een visiedocument waarin aandacht wordt besteed aan een systematische en gezamenlijke benadering van het toezicht door gemeenten en inspecties.5 De Tweede Kamer is recent geïnformeerd over de ontwikkeling van het toezicht van de jeugdinspecties en de gemeenten.6 De inspecties, gemeenten en Wmo-toezichthouders in het sociaal domein hebben nieuwe afspraken gemaakt om elkaar beter te vinden en te voorzien van informatie. Hiervoor is het afsprakenkader uit 2014 vernieuwd en zijn twee draaiboeken gerealiseerd. Daarnaast is het Inspectieloket Jeugd per 1 juni 2017 uitgebreid tot Inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd. Deze samenwerking draagt eraan bij dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat het toezicht of de handhaving in het sociaal domein onbedoeld en onnodig overlapt of ten onrechte achterwege blijft. Ook wordt de toezichtlast voor de aanbieders van hulp, zorg en ondersteuning op deze manier tot een verantwoord minimum beperkt.

Het onderhavige advies van de Afdeling sluit aan bij hetgeen zij eerder in haar vierde periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen na de decentralisaties in het sociaal en fysieke domein heeft opgemerkt.7 In deze beschouwing wijst de Afdeling er ook op dat het na de overgang bij wet van taken, bevoegdheden en middelen (transitie) nog een aantal jaren zal vergen voordat werkelijk bij alle betrokkenen – burger, zorgaanbieders en zorgverleners, alsook de gemeenten en het rijk – de voorziene omslag is gemaakt in de praktijk van het beleid, in de uitvoering en in de verhouding tussen overheid en burger (transformatie).8 Uit recent onderzoek naar toezicht en handhaving door gemeenten is gebleken dat in het sociaal domein het beleid inzake toezicht en handhaving inderdaad nog volop in ontwikkeling is.9

De betrokken bewindslieden achten het om die reden dan ook aangewezen om de vraag die de Afdeling opwerpt in haar advies, in het licht van de reeds opgedane ervaringen, de komende tijd verder te bezien alvorens tot een afgewogen eindoordeel te komen over een mogelijke herinrichting van het rijkstoezicht in het sociaal domein. Daarbij geldt dat in de Wmo 201510 en de Jeugdwet11 is voorzien dat deze uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding ervan worden geëvalueerd.

Het ligt in de rede om de uitkomsten van deze evaluaties af te wachten en deze in samenhang met elkaar te beoordelen. Voorts is recent door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het netwerk directeuren sociaal domein (NDSD), de gemeenten en de betrokken ministeries het programma sociaal domein ontwikkeld.12 In het kader van dit programma wordt in netwerken van vertegenwoordigers van de vele betrokken disciplines integraal naar bepaalde vraagstukken gekeken. Een van de vraagstukken betreft het werken aan nieuwe vormen van integraal toezicht in het sociaal domein. Ook hier ligt het in de rede om de aldus opgedane ervaringen te betrekken bij de discussie over een mogelijke herinrichting van het rijkstoezicht in het sociaal domein. Tot slot geldt dat bij die discussie in ogenschouw moet worden genomen dat de ISZW uitsluitend toezicht houdt op stelselniveau, zonder uitspraken te doen over afzonderlijke gemeenten of individuele gevallen, waardoor haar toezichthoudende taak wezenlijk anders is dan die van de nieuwe IGJ.

In het advies van de Afdeling is aanleiding gezien om de toelichting aan te vullen door nader in te gaan op de positie van de IGJ binnen het sociaal domein en de trajecten die zijn ingezet met het oog op een integraal toezicht door alle betrokkenen. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in het voorstel enkele noodzakelijke aanpassingen in de samenloopbepalingen aan te brengen en om de toelichting op enkele punten te actualiseren naar aanleiding van de feitelijke voortgang van het fusietraject.

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

Advies Raad van State

No. W13.17.0113/III

’s-Gravenhage, 8 juni 2017

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 21 april 2017, no.2017000691, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd, met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot aanpassing van diverse wetten in verband met de voorgenomen fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) tot een nieuwe Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ).

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht een nadere motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. Het voorstel voorziet wel in een herinrichting van het rijkstoezicht op het terrein van de zorg, maar besteedt ten onrechte geen aandacht aan de noodzaak van herijking en herinrichting van het toezicht in verband met de decentralisaties in het sociaal domein.

Volgens de toelichting past het voorstel in het al langere tijd bestaande samenwerkingsproces van IGZ en IJZ en biedt het de mogelijkheid om het toezicht op een meer integrale wijze uit te oefenen, waarmee veel organisatorische en juridische voordelen kunnen worden bereikt. Daarbij wordt erop gewezen dat de toezichtpraktijk niet altijd overeenkomt met de gescheiden stelsels van de diverse toepasselijke wetten. Zo is volgens de toelichting de problematiek bij de jeugd veelal gerelateerd aan de problematiek bij de volwassen ouders en bieden zorginstellingen zorg vanuit zowel de Wet langdurige zorg als de Jeugdwet.1

De Afdeling begrijpt en onderschrijft deze argumenten voor de samenvoeging van IGZ en IJZ, maar wijst op het volgende.

In de Jeugdwet is voorzien in verschillende vormen van gespecialiseerde zorg, in het bijzonder de zorg die wordt verleend door instellingen waarin cliënten langdurig verblijven. Terecht wijst de toelichting op de samenhang die hierbij bestaat met de Wet langdurige zorg.

Op basis van de Jeugdwet wordt evenwel ook veel zorg verleend die een samenhang heeft met de ondersteuning die gemeenten bieden in het sociale domein. In dit verband valt te denken aan de zogenoemde multi-problematiek van sommige gezinnen, waarin bijvoorbeeld sprake is van langdurige werkloosheid, huiselijk geweld, leerproblemen, gezondheids- en verslavingsproblemen, criminaliteit en dergelijke. Eén van de oogmerken van de decentralisaties in het sociale domein is geweest te voorkomen dat dergelijke gezinnen met een veelheid aan instanties worden geconfronteerd die ieder vanuit hun eigen regelgevingskader opereren. In plaats daarvan staan maatvoering en een integrale uitvoering centraal, waarbij verschillende voorzieningen op het gebied van jeugdbeleid, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en participatie onderling op elkaar kunnen worden afgestemd. Integraliteit en maatwerk bij het beantwoorden van de hulpvraag van cliënten vindt plaats met gebruikmaking van uiteenlopende wettelijke regelingen en bijbehorende verschillende toezichtregimes.

Bij de decentralisaties in het sociale domein is de wetgeving met betrekking tot het toezicht vooralsnog slechts beperkt aangepast. Daardoor is sprake van een versnipperde aanpak. Zo houdt de IJZ toezicht op de door gemeenten geleverde jeugdzorg, terwijl de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Participatiewet een eigen, gemeentelijk kwaliteitstoezicht kennen. In de Participatiewet is bovenop het gemeentelijke toezicht ook nog sprake van het toezicht van de Inspectie sociale zaken en werkgelegenheid.

Het min of meer op de oude voet doorgaan van de rijksinspecties op de gedecentraliseerde beleidsterreinen schept, zoals de Afdeling eerder opmerkte,2 toenemende onduidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden: een herijking en herinrichting van het toezicht is noodzakelijk. Daarbij is van belang te onderkennen, dat met de decentralisaties – en de eerder doorgevoerde dualisering in gemeenten – het horizontaal toezicht voorop dient te staan, opdat recht gedaan kan worden aan het integraal beleid in het sociaal domein op gemeentelijk niveau.3 Uit de stelselverantwoordelijkheid van het Rijk vloeit de verantwoordelijkheid voort het voortouw te nemen om ervoor te zorgen dat er overzicht, samenhang en duidelijkheid komt in het toezicht, met inbegrip van het interbestuurlijke toezicht. De toezichtstaak van de gemeenteraad noodzaakt daarbij in ieder geval tot het opnieuw definiëren van de rol en de taak van de rijksinspecties, waarbij rekening zal moeten worden gehouden met de aan de decentralisaties ten grondslag liggende uitgangspunten van integraliteit en maatwerk.

Het voorliggende voorstel voorziet wel in een herinrichting van het rijkstoezicht op het terrein van de zorg, maar besteedt aan vorengenoemde problematiek in het geheel geen aandacht. Ook is geen aandacht besteed aan de samenhang met het werkterrein van andere rijksinspecties, die eveneens te maken hebben met de gevolgen van de decentralisatie van taken, zoals de Inspectie SZW en de Onderwijsinspectie. De Afdeling is van oordeel dat alsnog ingegaan moet worden op de gevolgen die de decentralisaties dienen te hebben voor het stelsel van handhaving en toezicht en, in verband daarmee, voor de verhouding tot enkele andere rijksinspecties.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan en zo nodig het wetsvoorstel aan te vullen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid aan te passen in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt onderdeel o.

B

Artikel 42, eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:

  • f. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;.

ARTIKEL II

Artikel 36, eerste lid, onderdeel f, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden komt te luiden:

  • f. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;.

ARTIKEL III

In artikel 29, eerste lid, van de Embryowet wordt ‘het staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL IV

De Geneesmiddelenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 18, zesde lid, onderdeel b, 27a, tweede lid, 37, tweede lid, 38a, derde lid, 40, derde lid, onderdelen c en d, 46, derde lid, 49, vijfde lid, 61, vijfde lid, 81b, tweede lid, 95, tweede lid, 99, eerste en tweede lid, 100a, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, 100b, derde lid, en 115, derde lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 40, achtste lid, wordt ‘Het Staatstoezicht’ vervangen door: De Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

In de artikelen 70, 100a, tweede lid, tweede volzin, 100b, vierde lid, 100c, en 115, tweede lid, wordt ‘Het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: De Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

D

In artikel 97, zesde lid, wordt na ‘de inspecteur’ een zinsnede ingevoegd, luidende: van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

E

Artikel 100, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd en de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

F

In artikel 100a, eerste lid, wordt ‘Het Staatstoezicht op de volksgezondheid draagt’ vervangen door: De Inspectie gezondheidzorg en jeugd of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit dragen.

G

In de artikelen 114, 115, eerste lid, en 116, eerste lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ telkens vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

ARTIKEL V

De Gezondheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel b, komt te luiden:

b. inspecteur-generaal:

de inspecteur-generaal, bedoeld in artikel 37.

B

In artikel 37 wordt ‘hoofdinspecteur’ vervangen door: inspecteur-generaal.

C

In artikel 41 wordt ‘De inspecteurs dienen’ vervangen door: De inspecteur-generaal dient.

D

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Hoofdinspecteurs, aan de inspecteurs’ vervangen door: inspecteur-generaal’.

2. In het tweede lid wordt ‘Hoofdinspecteur en aan de in lid 1 bedoelde inspecteurs, binnen wier werkgebied hun provincie, respectievelijk hun gemeente ligt,’ vervangen door ‘inspecteur-generaal’ en ‘dezen’ door: hem.

E

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘De inspecteurs binnen wier ambtsgebied de Provinciale Raad werkzaam is, worden’ vervangen door ‘De inspecteur-generaal wordt’ en ‘Zij hebben’ door: Hij heeft.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid komen te vervallen.

F

In artikel 58 wordt ‘Hoofdinspecteurs en de inspecteurs’ vervangen door ‘inspecteur-generaal’ en ‘welke zij voor de juiste vervulling van hun taak nodig achten’ door: welke hij voor de juiste vervulling van zijn taak nodig acht.

ARTIKEL VI

De Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 18.4.7d, derde lid, wordt ‘inspectie jeugdzorg’ vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

Artikel 18.4.7e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘inspectie jeugdzorg, bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, van de Jeugdwet,’ vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

2. In het tweede en vierde lid wordt ‘inspectie jeugdzorg’ vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

Artikel 18.4.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

2. In het derde lid wordt ‘Inspectie voor de Gezondheidszorg’ vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL VII

De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 komt de begripsomschrijving van ‘inspectie’ te vervallen.

B

In artikel 6.3.2, tweede lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

Artikel 9.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Er is een inspectie jeugdzorg die ressorteert onder Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en die tot taak heeft’ vervangen door: Onverminderd artikel 36 van de Gezondheidswet heeft de Inspectie gezondheidszorg en jeugd tot taak.

2. In het vijfde en zevende lid wordt ‘inspectie jeugdzorg’ telkens vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL VIII

In artikel 8j van de Opiumwet wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL IX

Artikel 37, eerste lid, onderdeel f, van de Penitentiaire beginselenwet komt te luiden:

  • f. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;.

ARTIKEL X

In artikel 12 van de Tijdelijke wet ambulancezorg wordt ‘het staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XI

In artikel 71, vijfde lid, van de Veiligheidswet BES wordt ‘Inspectie voor de Gezondheidszorg’ vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XII

De Wet afbreking zwangerschap wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 komt de begripsomschrijving van ‘inspecteur’ te luiden: de inspecteur van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 14a, eerste lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

In artikel 19, tweede lid, wordt ‘de geneeskundige hoofdinspecteur en inspecteurs van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, alsmede de aan deze toegevoegde ambtenaren’ vervangen door: de inspecteurs.

ARTIKEL XIII

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te vervallen.

2. In onderdeel c komt de begripsomschrijving van ‘inspecteur’ te luiden: de inspecteur van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na ‘instelling’ een zinsnede ingevoegd, luidende: , de inspecteur.

2. Onderdeel b komt te luiden: de officier van justitie in wiens ambtsgebied het psychiatrisch ziekenhuis gelegen is.

C

In de artikelen 14g, tweede lid, 49, eerste lid, 55, derde en vierde lid, 58, eerste lid, aanhef, en 58a wordt ‘in wier ambtsgebied’ telkens vervangen door: in wiens ambtsgebied.

D

In artikel 24 vervalt de zinsnede ‘in wiens ambtsgebied zijn gemeente is gelegen,’.

E

Artikel 25, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt ‘in wier ambtsgebied’ vervangen door: in wiens ambtsgebied.

2. In de tweede volzin vervalt telkens de zinsnede ‘inspecteur en de’, wordt ‘moeten’ vervangen door ‘moet’, wordt ‘worden’ vervangen door ‘wordt’ en wordt ‘wier’ vervangen door: wiens.

F

In artikel 34d, derde lid, wordt ‘De hoofdinspecteur’ vervangen door: De Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

G

In artikel 40, tweede lid, aanhef, en vierde lid, aanhef, vervalt ‘, de hoofdinspecteur’.

H

In artikel 45, tweede lid, tweede volzin, vervalt de zinsnede ‘in wiens ambtsgebied het psychiatrisch ziekenhuis is gelegen’.

I

In artikel 58, tweede lid, vervalt de zinsnede ‘, in wiens ambtsgebied het ziekenhuis is gelegen,’.

J

Het opschrift van hoofdstuk IX komt te luiden: Hoofdstuk IX. De taak van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

K

Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de hoofdinspecteur en de inspecteurs’ vervangen door: de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

2. In het tweede lid wordt ‘De hoofdinspecteur en inspecteurs’ vervangen door: De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid,.

L

In artikel 65a, eerste lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XIV

Artikel 10 van de Wet donorgegevens en kunstmatige bevruchting komt te luiden:

Artikel 10

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XV

In artikel 8 van de Wet foetaal weefsel wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XVI

De Wet handhaving consumentenbescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 2, komt te luiden: § 2. De Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 3.5 wordt ‘Het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: De Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

In de artikelen 3.6, eerste lid, en 5.1, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

D

In de bijlage komt het opschrift van onderdeel c te luiden: Onderdeel c; handhaving door de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XVII

In artikel 20, eerste lid, van de Wet inzake bloedvoorziening wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XVIII

De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking een onderdeel ingevoegd, luidende:

inspectie:

de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In de artikelen 11, eerste lid, 24, eerste lid, 25, tweede lid, onderdeel c, en vierde lid, en 27, zesde lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ telkens vervangen door: de inspectie.

C

In artikel 25, derde lid, worden ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ en ‘het Staatstoezicht’ vervangen door: de inspectie.

D

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: De inspectie.

2. In het tweede lid wordt ‘Het Staatstoezicht’ vervangen door: De inspectie

ARTIKEL XIX

In de artikelen 10.4.1, eerste lid, en 10.4.2, zesde lid, van de Wet langdurige zorg wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XX

In artikel 6.2, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXI

De Wet marktordening gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;.

B

In de artikelen 19, 39, derde lid, 70, eerste lid, en 72, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ telkens vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

In artikel 49c, vijfde lid, wordt ‘het staatstoezicht’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXII

De Wet medisch tuchtrecht BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 6, tweede lid, 10, eerste lid, en 16, derde lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid, bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2, van de Gezondheidswet’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 6, vierde lid, wordt ‘is het Staatstoezicht op de volksgezondheid, bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2, van de Gezondheidswet belast’ vervangen door: zijn de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd belast.

C

In artikel 12, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2, van de Gezondheidswet’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXIII

De Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel v door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

w. inspectie:

de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In de artikelen 13j, tweede lid, 13m, tweede lid, 13o, derde lid, en 27a, wordt ‘Inspectie voor de Gezondheidszorg’ telkens vervangen door: inspectie.

C

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: ambtenaren van de inspectie.

2. Het tweede lid komt te vervallen.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

ARTIKEL XXIV

In de artikelen 9, eerste lid, en 10 van de Wet op bijzondere medische verrichtingen wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXV

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 13 en 83, dertiende lid, onder c, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 40, onderdeel a, wordt ‘volksgezondheid’ vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de inspecteur van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

2. In het achtste lid wordt ‘De hoofdinspecteur of de regionale inspecteur’ in de eerste volzin vervangen door ‘De inspecteur’ en in de tweede volzin door: Hij.

D

In artikel 66, tweede lid, wordt ‘de betrokken hoofdinspecteur of regionale inspecteur’ vervangen door: de betrokken inspecteur.

E

In artikel 72, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘de hoofdinspecteur en de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door ‘de inspecteur van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd’ en wordt ‘hun’ vervangen door: hem.

F

In artikel 73, eerste lid, onderdeel c, wordt hoofdinspecteur en regionale inspecteur’ vervangen door: inspecteur.

G

In artikel 79, derde lid, wordt ‘het hiertoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen onderdeel van het staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door ‘de Inspectie gezondheidszorg en jeugd’ en wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

H

Artikel 86 komt te luiden:

Artikel 86

Met het toezicht op de naleving van de krachtens deze wet geregelde opleidingen, alsmede de krachtens artikel 40 gestelde voorschriften en de in deze wet opgenomen strafbepalingen zijn belast de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

I

In de artikelen artikel 96a, eerste lid, en 96b wordt ‘Inspectie voor de Gezondheidszorg’ vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXVI

De Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘het Staatstoezicht’ vervangen door: de inspectie.

2. In onderdeel c komt de begripsomschrijving van ‘inspectie’ te luiden: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 45, eerste lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2, van de Gezondheidswet’ vervangen door: de ambtenaren van de inspectie.

ARTIKEL XXVII

De Wet op de lijkbezorging wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12a, derde lid, wordt ‘de geneeskundige hoofdinspecteur van de volksgezondheid’ vervangen door: de inspecteur-generaal van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 22a, tweede lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

In artikel 73, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘de betrokken hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de inspecteur-generaal van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXVIII

De Wet op de medische hulpmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd, alsmede de bij besluit van Onze Minister aangewezen andere ambtenaren met betrekking tot medische hulpmiddelen van een bij dat besluit aangewezen soort.

B

In de artikelen 12 en 12a wordt ‘De ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: De ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXIX

In artikel 31a van de Wet op de orgaandonatie wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXX

In artikel 10 van de Wet op het bevolkingsonderzoek wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXXI

In artikel 25, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt ‘door de Inspectie jeugdzorg aangewezen personen’ vervangen door: door de Inspectie gezondheidszorg en jeugd aangewezen ambtenaren.

ARTIKEL XXXII

De Wet organisatie bloedvoorziening BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10, derde lid, wordt ‘kan de ingevolge artikel 19 met het toezicht belaste medewerker van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2, van de Gezondheidswet’ vervangen door: kunnen de ingevolge artikel 18 met het toezicht belaste ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 18 wordt ‘de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen medewerkers van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2, van de Gezondheidswet’ vervangen door: de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

In artikel 19, eerste lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2, van de Gezondheidswet’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXXIII

De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ab door een puntkomma, na onderdeel ab een onderdeel toegevoegd, luidende:

ac. inspectie:

de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 40, derde lid, wordt ‘de hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de inspecteur-generaal van de inspectie.

C

In de artikelen 64, 65 en 68b wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de inspectie.

D

In artikel 68f, tweede lid, wordt ‘het Staatstoezicht voor de Volksgezondheid’ vervangen door: de inspectie.

E

In artikel 68h, eerste en tweede lid, wordt ‘het Staatstoezicht op de Volksgezondheid’ vervangen door: de inspectie.

ARTIKEL XXXIV

In artikel 35 van de Wet toelating zorginstellingen wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXXV

De Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van een puntkomma door een punt aan het slot van artikel 1, onderdeel f, vervalt onderdeel g.

B

In artikel 9, tweede lid, wordt ‘de regionaal inspecteur voor de gezondheidszorg’ vervangen door: de inspecteur van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

C

In artikel 13 wordt ‘Inspectie voor de Gezondheidszorg van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid’ vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

D

In artikel 19d wordt ‘Inspectie voor de Volksgezondheid’ vervangen door: Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXXVI

De Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, komt de begripsomschrijving van ‘inspecteur’ te luiden: de bevoegde inspecteur van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 7, eerste lid, wordt ‘is de inspecteur’ vervangen door: zijn de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXXVII

In artikel 19 van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XXXVIII

De Wet zorginstellingen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel d, komt de begripsomschrijving van ‘Inspectie’ te luiden: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 12, tweede lid, laatste volzin, wordt ‘het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2, van de Gezondheidswet’ vervangen door: de Inspectie.

ARTIKEL XXXIX

In artikel 66d, eerste lid, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XL

A

Indien het bij Koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen van diverse andere wetten (Wet forensische zorg) (32 398) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt in artikel XXI, onderdeel C, van deze wet na ‘19’ een zinsnede ingevoegd, luidende: , eerste lid,.

B

Indien het bij Koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen van diverse andere wetten (Wet forensische zorg) (32 398) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt in artikel 7:13A, onderdeel H, van die wet ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XLI

Indien het bij Koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel van wet houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg) (32 399) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, komt artikel 1:1, onderdeel l, van die wet te luiden:

i. inspectie:

Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XLII

Indien het bij Koninklijke boodschap van 30 juni 2009 ingediende voorstel van wet houdende regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten) (31 996) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, komt artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van die wet te luiden:

j. inspectie:

Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XLIII

A

Indien het bij Koninklijke boodschap van 12 maart 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014 op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (34 429) tot wet is of wordt verheven en eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt artikel XXIII van deze wet als volgt te luiden:

Artikel XXIII

De Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

o. inspectie:

de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

In artikel 27a, eerste lid, wordt ‘Inspectie voor de Gezondheidszorg’ vervangen door: inspectie.

C

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ en het tweede lid vervallen. 2. De zinsnede ‘bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ wordt vervangen door: ambtenaren van de inspectie.

D

In artikel 33a, aanhef, wordt ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de inspectie.

B

Indien het bij Koninklijke boodschap van 12 maart 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014 op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (34 429) tot wet is of wordt verheven en later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 1, onder a, wordt ‘s en v’ vervangen door ‘s, v en w’ en wordt ‘l en m’ vervangen door: l, m en n.

b. In onderdeel 1, onder c, wordt ‘onderdeel m’ vervangen door ‘onderdeel n’ en wordt het toe te voegen onderdeel geletterd o.

2. Onderdeel R, onderdeel 2, komt te luiden:

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

3. In onderdeel V wordt in de aanhef van artikel 33a ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de inspectie.

ARTIKEL XLIV

A

Indien het bij Koninklijke boodschap van 13 december 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (34 629) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel XXV van deze wet als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt ‘dertiende lid’ vervangen door: vijftiende lid.

2. Onderdeel B komt te luiden:

In artikel 40, onderdeel a, komt de zinsnede ‘van de volksgezondheid’ te vervallen.

3. Onderdeel C komt te luiden:

In artikel 65, zevende lid, wordt ‘De hoofdinspecteur of de regionale inspecteur’ in de eerste volzin vervangen door ‘De inspecteur’ en in de tweede volzin door: Hij.

4. Onderdelen D, E, F en G vervallen.

5. In onderdeel H wordt ‘de in deze wet opgenomen strafbepalingen’ vervangen door: de voorschriften waarvan overtreding in hoofdstuk X strafbaar is gesteld.

6. Er wordt een onderdeel J toegevoegd, luidende:

J

In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van ‘inspecteur’ de zinsnede ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

B

Indien het bij Koninklijke boodschap van 13 december 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (34 629) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt in de begripsomschrijving van ‘inspecteur’ de zinsnede ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

2. In onderdeel NN, onderdeel 2, vervalt de zinsnede ‘, wordt ‘de betrokken hoofdinspecteur of de regionale inspecteur’ vervangen door ‘de inspecteur’.

3. In onderdeel GGG vervalt de zinsnede ‘, eerste lid,’.

ARTIKEL XLV

Indien het bij Koninklijke boodschap van 10 mei 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met het opnemen daarin van een aanbod van de overheid van vaccinaties en bevolkingsonderzoek en nieuwe regels voor de bestrijding van invasieve exotische vectoren (34 472) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt in artikel I, onderdeel J, van die wet ‘het Staatstoezicht op de volksgezondheid’ vervangen door: de inspectie.

ARTIKEL XLVI

Indien het bij Koninklijke boodschap van 30 juni 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving (33 980) tot wet is of wordt verheven en later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, komt artikel V, onderdeel m, van die wet te luiden:

  • m. de Inspectie gezondheidszorg en jeugd voor de uitvoering van haar taken.

ARTIKEL XLVII

Indien het bij Koninklijke boodschap van 30 september 2015 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring) (34 309) tot wet is of wordt verheven en later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, komt artikel 30, tweede lid, onderdeel f, van die wet te luiden:

  • f. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

ARTIKEL XLVIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

MEMORIE VAN TOELICHTING

Inleiding

Deze memorie van toelichting is mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Met dit wetsvoorstel wordt beoogd te voorzien in de wijziging van diverse wetten voor zover dat noodzakelijk is in verband met de voorgenomen fusie van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie jeugdzorg (IJZ) tot de nieuwe Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ). Over het voornemen hiertoe is de Tweede Kamer bij brief van 18 maart 2016 geïnformeerd.1

De al gedurende langere tijd bestaande samenwerking tussen beide inspecties heeft een aanzienlijke impuls gekregen met de inwerkingtreding van de Jeugdwet op 1 januari 2015. Op grond van die wet zijn de IJZ en de IGZ verantwoordelijk voor het toezicht op de jeugdhulp. Dit heeft geleid tot een intensivering van de samenwerking en tot een gezamenlijke aanpak op meerdere fronten. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de Commissie Meldingen Jeugd, de Leidraad Meldingen Jeugd en de teams voor toezicht op combi-instellingen. Ook op het gebied van bedrijfsvoering vindt samenwerking plaats. Zo zijn beide inspecties gehuisvest op dezelfde locatie en kunnen de medewerkers gezamenlijk gebruik maken van bepaalde ondersteunende diensten (bijvoorbeeld op het gebied van personeelszaken). Zowel binnen beide organisaties als bij betrokkenen in het veld is de verdergaande samenwerking als toenemend succesvol ervaren. Zo werken de IJZ en de IGZ al sinds november 2013 samen ten dienste van de kwaliteit van de jeugdzorg mede in relatie tot de verbinding met volwassenenzorg. Deze samenwerking heeft door de projecten ‘Intensivering samenwerking’ en ‘Vervolg intensivering samenwerking’ een extra impuls gekregen. Door het in werking treden van de Jeugdwet, de resultaten van samenwerkingsprojecten en de vervolgstappen die met betrekking tot die samenwerking zijn gezet, is, in het kader van een efficiënt en effectief toezicht, het bewerkstelligen van een fusie tussen beide inspecties ook een logische vervolgstap. Een dergelijke fusie heeft voor beide inspecties toegevoegde waarde, daar waar het gaat om de kwaliteit van het toezicht op de jeugdhulp en de verbinding tussen het toezicht op jeugdhulp en hulp aan volwassenen. Het streven van de fusie is niet alleen gericht op een inhoudelijke synergie, maar ook op een efficiëntere en effectievere organisatie waarbinnen de inhoudelijke samenhang vorm krijgt.

De voorgenomen fusie past binnen het ontwikkelingsproces van beide organisaties. Het vormt tevens een belangrijke stap naar een nog efficiënter en effectiever toezicht, omdat de fusie het mogelijk maakt om het toezicht op een meer integrale wijze uit te oefenen. De praktijk komt immers niet altijd overeen met de gescheiden stelsels van de diverse toepasselijke wetten. Zo is problematiek bij de jeugd veelal gerelateerd aan problematiek bij de volwassen ouders en bieden zorginstellingen zorg vanuit zowel de Wet langdurige zorg als de Jeugdwet. Met de fusie komt dit onderscheid, voor zover het de toezichthouder betreft, te vervallen. De fusie geeft veel organisatorische en juridische voordelen. Voor de zorg- en jeugdhulpaanbieders betekent dit dat zij met nog maar één toezichthouder te maken heeft, wat de toezichtlast naar verwachting zal verminderen en de eenduidigheid vergroot. Met de vorming van de nieuwe inspectie wordt voorzien in een toekomstbestendige en omgevingsgerichte organisatie.

Doel en inhoud van het wetsvoorstel

Het doel van dit wetsvoorstel is om op zo kort mogelijke termijn te voorzien in de voor de fusie benodigde wetswijzigingen. Dit vereist allereerst dat wordt voorzien in een basis van de IGJ, onder aanpassing van die van de IGZ en IJZ. Gelet op voormelde doelstelling is ervoor gekozen om de IGJ als onderdeel van het Staatstoezicht op de volksgezondheid aan te wijzen, omdat hiervoor slechts geringe wijzigingen van wet- en regelgeving vereist zijn. Bovendien wordt met deze keuze aangesloten bij de bestaande grondslag van de IGZ. Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Gezondheidswet is er een Staatstoezicht op de volksgezondheid, waarvan de onderdelen bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen. In het huidige artikel 1 van het Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn de IGZ en de NVWA als onderdelen aangewezen. In het kader van de fusie zal dit besluit aldus worden aangepast dat de aanwijzing van de IGZ wordt vervangen door de aanwijzing van de IGJ. Het Staatstoezicht op de volksgezondheid zal dan voortaan bestaan uit de IGJ en de NVWA. In de Jeugdwet zal de aanwijzing van de IJZ als zelfstandige inspectie worden geschrapt.

De voorgestelde wijze om in de grondslag van de IGJ te voorzien verhoudt zich niet geheel met het uitgangspunt dat een minister zelf de organisatie van zijn ministerie mag bepalen. Echter, zoals hiervoor reeds is vermeld, zijn het Staatstoezicht op de volksgezondheid en daarmee de IGZ, alsmede de IJZ bij wet ingesteld. Het Staatstoezicht op de volksgezondheid, de IGZ en de IJZ worden veelvuldig in wet- en regelgeving benoemd. De voorgestelde wijze om in de grondslag van de IGJ te voorzien, sluit dus aan bij de bestaande situatie.

In het kader van het onderhavige wetsvoorstel is geen aanleiding gezien om alle wet- en regelgeving op dit punt te herzien. Dat zou immers een omvangrijke herziening vergen, die niet alleen de IGJ raakt maar ook die van de NVWA. Op die manier zou niet op korte termijn kunnen worden voorzien in de voor de fusie benodigde wijzigingen van wet- en regelgeving.

Het wetsvoorstel strekt voorts tot overheveling van de bestaande wettelijke bevoegdheden van de IGZ en de IJZ naar de IGJ. Bij de inventarisatie van de desbetreffende bevoegdheden is geconstateerd dat in sommige wetten de bevoegdheden aan het ‘Staatstoezicht op de volksgezondheid’ zijn toegekend, terwijl dat in andere wetten specifiek aan de IGZ of de IJZ is gebeurd. In het kader van dit wetsvoorstel is het wenselijk geacht om op dit punt enige uniformiteit aan te brengen door bij de overheveling telkens de bevoegdheden specifiek toe te kennen aan de IGJ. Dit heeft als bijkomend voordeel dat waar nu een bevoegdheid in algemene zin aan het Staatstoezicht op de volksgezondheid is toegekend, na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel het voor een ieder duidelijk is welk onderdeel van het Staatstoezicht wordt bedoeld. Overigens worden in sommige wetten bevoegdheden nog specifiek toegekend aan een hoofdinspecteur, regionaal inspecteur, een inspecteur in een bepaald ambtsgebied of geneeskundig inspecteur. Deze specifieke functieaanduidingen zijn terug te voeren op de vroegere organisatiestructuur van de IGZ. De IGZ is thans echter centraal georganiseerd, maar niet alle wet- en regelgeving is daarop aangepast. In het kader van dit wetsvoorstel wordt daarin alsnog voorzien op een wijze die aansluit bij de voorgenomen centrale organisatiestructuur van de IGJ en wordt eenduidig de term inspecteur’ aangehouden.

Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in een gering aantal wetten waar dat nog niet het geval is, in de wet zelf de toezichthoudende ambtenaren aan te wijzen in plaats van in lagere regelgeving. Omdat dit reeds het geval is in de meeste wetten, strekt deze keuze tot bevordering van de uniformiteit van de wetgeving op het terrein van de volksgezondheid. Daarbij bevordert dit de duidelijkheid omdat een ieder dan direct uit de wet kan afleiden dat de ambtenaren van de IGJ belast zijn met het toezicht op de naleving van die wet.

Voor het overige heeft de overheveling uitsluitend een technisch karakter teneinde binnen zo kort mogelijke termijn te voorzien in de voor de fusie benodigde wetswijzigingen. Het wetsvoorstel behelst dus geen inhoudelijke wijziging van de bestaande bevoegdheden.

De positie van de IGJ

De IGJ is, gelijk als de IGZ en de IJZ, een rijksinspectie. Volgens de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties is een rijksinspectie een dienst die ressorteert onder een minster en bij of krachtens de wet is belast met het toezicht op de uitvoering of naleving van wetten.

Uit artikel 36, eerste lid, van de Gezondheidswet volgt dat de IGJ, als onderdeel van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, ressorteert onder de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De IGJ zal worden opgenomen in het Organisatiebesluit VWS, waarbij zij in overeenstemming met voormelde Aanwijzingen direct onder de secretaris-generaal zal worden gepositioneerd. Met deze positionering wordt bewerkstelligd dat de inspectie ter zake van haar toezichtzaken niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een ander onderdeel van het ministerie en tevens dat binnen het ministerie op een hoog niveau een organisatorische scheiding is aangebracht tussen de toezichtstaken van de rijksinspectie en de andere taken die binnen het ministerie worden uitgeoefend.

De ministeriële verantwoordelijkheid voor de IGJ omvat zowel de verantwoordelijkheid voor de IGJ als organisatie als de beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid voor de wijze waarop de IGJ haar toezichtstaken uitoefent en de beleidsmatige reactie op de uitkomsten van onderzoeken. Gelet hierop is de IGJ gehouden om aanwijzingen van de minister op te volgen. De aanwijzingsbevoegdheid van de minister mag echter niet in de weg staan aan de uitoefening van onafhankelijk en onpartijdig toezicht. De Aanwijzingen inzake de rijksinspecties bevatten dan ook nadere regels omtrent het geven van een aanwijzing. De bevoegdheid daartoe komt aan de minister toe en mag niet worden gemandateerd. Een aanwijzing kan een algemeen karakter hebben (voor herhaalde toepassing vatbaar, zoals beleidsregels) of een bijzonder karakter (specifiek bedoeld voor een individueel geval). In het laatste geval mag de aanwijzing er niet toe strekken dat een specifiek onderzoek niet wordt verricht of afgerond. Ook mag de aanwijzing geen betrekking hebben op de wijze waarop een specifiek onderzoek wordt verricht of op de bevindingen, oordelen en adviezen van de inspectie. De minister zal altijd openheid van zaken moeten geven bij het geven van een aanwijzing, want een algemene aanwijzing moet in de Staatscourant worden geplaatst en een bijzondere aanwijzing moet onverwijld aan de Staten-Generaal worden gezonden.

Overigens geldt het voorgaande reeds voor de IGZ en de IJZ. Voor beide inspecties zijn in lijn met de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties ministeriële besluiten vastgesteld met regels over hun taakuitoefening en de samenwerking tussen de bewindslieden van het ministerie en de leiding van de inspecties. Deze besluiten – het Besluit taakuitoefening IGZ2 en het Besluit taakuitoefening IJZ3 – zullen in verband met de fusie worden geïntegreerd tot een nieuw Besluit taakuitoefening IGJ.

De taken van de IGJ

De taken van het Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn neergelegd in

artikel 36 van de Gezondheidswet en omvatten – kort gezegd – drie soorten activiteiten: 1) het verrichten van onderzoek naar de staat van de volksgezondheid, 2) toezicht en opsporing en 3) het uitbrengen van adviezen en het verstrekken van inlichtingen.

Als huidig onderdeel van het Staatstoezicht op de volksgezondheid voert de IGZ deze taken reeds uit op haar werkterrein. Dat werkterrein omvat ongeveer vijfentwintig wetten (o.a. de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en de Geneesmiddelenwet), op grond waarvan de IGZ toezicht houdt op de veiligheid en de kwaliteit van zorg, geneesmiddelen en medische producten. Het gaat hier om het zorgaanbod en de producten van ongeveer 40.000 zorgaanbieders en producenten in een sector waarin ongeveer 1,3 miljoen mensen werken.

De IJZ heeft vergelijkbare taken op het terrein van de jeugdhulp en jeugdbescherming. Haar werkterrein omvat de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (doch uitsluitend voor zover het gaat om de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling), de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie en de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met een trekkend/varend bestaan. Op grond hiervan oefent zij toezicht uit op de jeugdhulpaanbieders, de certificerende instelling voor jeugdbescherming en jeugdreclassering, de gecertificeerde instellingen, het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, de raad voor de kinderbescherming, de justitiële jeugdinrichtingen, Halt, de vergunninghouders voor interlandelijke adoptie, de opvangvoorzieningen voor (alleenstaande) minderjarige vreemdelingen en de schippersinternaten. Op het terrein van jeugdhulp en jeugdbescherming werkt de IJZ samen met de IGZ en op het terrein van de jeugdreclassering met de Inspectie Veiligheid en Justitie.

Met de fusie zullen de werkterreinen van de IGZ en de IJZ tot die van de IGJ gaan behoren. Tot een inhoudelijke wijziging van de bestaande situatie zal dit niet leiden, wel zal het toezicht op een meer effectieve en integrale wijze kunnen worden uitgeoefend.

De IGJ in de BES

Bij de totstandkoming van de nieuwe staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbare lichamen binnen het Nederlandse staatsbestel is besloten om de rijksinspecties rechtstreeks bevoegd te maken voor het toezicht op de naleving van bepaalde wetgeving in de BES.4 Hiermee is een uitzondering gemaakt op de hoofdregel dat in de BES vooralsnog de BES‑wetgeving van toepassing blijft. Op het terrein van de volksgezondheid heeft dit ertoe geleid dat de Gezondheidswet rechtstreeks van toepassing is geworden in de BES voor zover het gaat om de taken van het Staatstoezicht op de volksgezondheid (artikel 38, eerste lid). Hiermee zijn de IGZ en de NVWA de bevoegde inspecties geworden om toe te zien op de naleving van de specifiek in artikel 38, tweede lid, van de Gezondheidswet genoemde BES‑wetten. Om de inbreuk op de bij hoofdregel niet groter te maken dan strikt noodzakelijk is, is wel in artikel 38, derde lid, van de Gezondheidswet bepaald dat de rechten, plichten en bevoegdheden die het Staatstoezicht bij de uitoefening van zijn taken in de BES zal hanteren dezelfde zijn als die uit de BES-wetgeving, namelijk de hoofdstukken 3, 4 en 5 van de Wet Inspectie Biociden BES.5

Op het gebied van jeugdzorg in de BES is de IJZ betrokken geweest bij het opbouwen van jeugdzorg en het verbeteren van de kwaliteit daarvan.

Sinds 1 juli 2016 bevat de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kwaliteitseisen voor de jeugdzorg en is de IJZ wettelijk belast met het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de jeugdzorg aldaar.6

Ook hier geldt dat het onderhavige wetsvoorstel uitsluitend strekt tot overheveling van de bestaande taken en bevoegdheden van de IGZ en IJZ naar de IGJ, zonder aanvullende wijzigingen daarvan.

Overgangssituatie

Het streven is er op gericht om de IGJ in 2017 organisatorisch van start te laten gaan. Naar buiten toe zal zij zich vanaf dan profileren als de nieuwe inspectie waarin de IGZ en IJZ zijn opgegaan. Dat op dat moment nog niet alle relevante wet- en regelgeving zal zijn aangepast staat hieraan niet in de weg, met dien verstande dat in juridisch opzicht beide inspecties nog naast elkaar blijven bestaan totdat is voorzien in de wettelijke basis van de IGJ en de overheveling van alle taken en bevoegdheden.

Regeldrukgevolgen

Dit wetsvoorstel heeft geen regeldrukeffecten voor burgers, bedrijven/instellingen of professionals tot gevolg en bevat ook geen mogelijkheden voor misbruik of oneigenlijk gebruik van publieke middelen.

De kosten die samenhangen met het kennisnemen van de fusie worden op nihil geschat.

Artikelsgewijze toelichting

Hieronder worden de wijzigingen toegelicht die verder strekken dan de technische wijzigingen die verband houden met de overheveling van de wettelijke bevoegdheden naar de IGJ en de in dat verband doorgevoerde uniformering van functieaanduidingen en systematiek (zoals hiervoor reeds is toegelicht onder het kopje ‘Doel en inhoud van het wetsvoorstel’).

Artikel IV

Het terrein van de geneesmiddelen behoort primair tot het werkgebied van de IGZ. Waar in de Geneesmiddelenwet het Staatstoezicht op de volksgezondheid wordt vermeld, wordt deze vermelding in de in onderdelen A, B, C en D genoemde artikelen vervangen door (uitsluitend) een vermelding van de IGJ.

In de praktijk komt het regelmatig voor dat de NVWA, bij inspecties van levensmiddelen op grond van de Warenwet, stuit op producten die gepresenteerd worden als geneesmiddel (bijvoorbeeld door een claim te voeren aangaande het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens). Deze producten vallen onder de definitie van geneesmiddel (naar aandiening) zoals neergelegd in de Geneesmiddelenwet. Daarnaast komt het voor dat de NVWA tijdens inspecties levensmiddelen (bijvoorbeeld voedingssupplementen of kruidenpreparaten) tegenkomt die bij nadere analyse (hetzij van het etiket of van de receptuur, hetzij na analyse in het laboratorium) blijken te voldoen aan de definitie van geneesmiddel (naar toediening). Hetzelfde geldt voor producten voor uitwendig gebruik en gebruik op de slijmvliezen (bijvoorbeeld cosmetische producten); ook deze kunnen door een medische claim (naar aandiening) of door hun samenstelling (naar toediening) onder de definitie van geneesmiddel vallen. Om continuïteit van toezicht in die gevallen te borgen, maar ook uit het oogpunt van slagvaardigheid en efficiëntie, heeft – naast de IGZ – sinds november 20087 ook de NVWA de bevoegdheid om op te treden op basis van de Geneesmiddelenwet. In de in onderdelen E, F en G genoemdel artikelen wordt de vermelding van het Staatstoezicht op de volksgezondheid dan ook vervangen door zowel die van de IGJ als de NVWA. Tussen de NVWA en IGZ is regelmatig overleg en bestaan afspraken over de afbakening van de werkzaamheden.

Artikel V

Zoals hiervoor is vermeld, zal de IGJ als onderdeel van het Staatstoezicht op de volksgezondheid worden aangewezen. Dit zal geschieden door wijziging van artikel 1, onderdeel b, van het Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid. De in dit voorstel voorgestelde wijzigingen van de Gezondheidswet houden verband met de aanwijzing van het hoofd van de IGJ. Het huidige artikel 37 schrijft voor dat aan het hoofd van elk onderdeel van het Staatstoezicht een hoofdinspecteur staat. In de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties wordt in algemene zin de aanduiding ‘inspecteur-generaal’ gebruikt voor de leidinggevende van een rijksinspectie. Dit komt overeen met de huidige organisatiestructuur van de IGZ en de NVWA, want bij beide onderdelen staat een inspecteur-generaal aan het hoofd. Aan de IGJ zal eveneens leiding worden gegeven door een inspecteur-generaal. Daar waar nu in de Gezondheidswet wordt gerefereerd aan hoofdinspecteurs of regionale inspecteurs, zal dit worden vervangen door een verwijzing naar de inspecteur-generaal.

Artikel VII

De grondslag van de IJZ in artikel 9.1, eerste lid, van de Jeugdwet komt te vervallen. In aanvulling op de in artikel 36 van de Gezondheidswet genoemde taken van de IGJ, blijft in de Jeugdwet wel behouden de opsomming van de specifieke taken en bevoegdheden op het terrein van de jeugdhulp, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. Op laatstgenoemd terrein is en blijft de Inspectie voor Veiligheid en Justitie eerstverantwoordelijk en is dientengevolge de minister van Veiligheid en Justitie medeverantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet. Gehandhaafd blijft dan ook het vierde lid in artikel 9.1 op grond waarvan de IGJ bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden ook instructies van de minister van Veiligheid en Justitie in acht moet nemen.

Artikel X

De Tijdelijke wet ambulancezorg vervalt per 1 januari 2018, maar zal worden verlengd (Kamerstukken II 2016/17, 34 623, nr. 2).

Artikel XXXII

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een omissie in artikel 10, derde lid, van de Wet organisatie bloedvoorziening BES te herstellen. In deze bepaling wordt ter zake van de met het toezicht belaste medewerker van het Staatstoezicht op de volksgezondheid verwezen naar artikel 19. Dit moet echter artikel 18 zijn. In artikel 19 worden de ambtenaren aangewezen die belast zijn met de opsporing van strafbare feiten. In de voorgestelde wijziging wordt voorts de term ‘medewerker’ vervangen door de meer gebruikelijke term ‘ambtenaar’.

Artikel XXXIII

Het toezicht op de Wet publieke gezondheid behoort primair tot het werkgebied van de IGZ (Kamerstukken II 2007/08, 31 316, nr. 3, blz. 31) . Waar in de Wet publieke gezondheid het Staatstoezicht op de volksgezondheid wordt vermeld, wordt deze vermelding vervangen door (uitsluitend) een vermelding van de IGJ. Dit betekent echter niet dat de NVWA geen rol meer speelt in het toezicht op de publieke gezondheidszorg. Met name als er (mogelijk) sprake is van een uitbraak van een zoönose (ziekten die van dier op mens overgaan) en bij de aanpak van antibioticaresistentie is de samenwerking tussen de IGZ en NVWA in het kader van een integrale ‘One Health’-aanpak van essentieel belang. Deze technische wetswijziging brengt daar geen enkele verandering in.

Artikel XXXV

Op grond van artikel 19a van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding is deze wet mede van toepassing in de BES. Gelet op artikel 38 van de Gezondheidswet is de IGZ belast met het toezicht op de naleving ervan. De vermelding van de Inspectie voor de Volksgezondheid in artikel 19d is derhalve onjuist en wordt hierbij aangepast.

Artikel XLVIII

Het ligt in de rede dat alle wijzigingen tegelijk in werking zullen treden. Zekerheidshalve is echter de mogelijkheid opengelaten om het tijdstip van inwerkingtreding voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend vast te stellen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,


X Noot
1

Artikel 9.2, eerste lid, van de Jeugdwet jo. artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit toezichthoudende ambtenaren Jeugdwet en Wmo 2015.

X Noot
2

Artikel 6.1, eerste lid, van de Wmo 2015. Een uitzondering geldt voor het toezicht op de naleving van de regels met betrekking tot het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) waarmee de IJZ en de IGZ zijn belast (artikel 4.3.1, eerste lid, van de Wmo 2015 jo. artikel 3 van het Aanwijzingsbesluit toezichthoudende ambtenaren Jeugdwet en Wmo 2015).

X Noot
3

Artikel 37 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

X Noot
4

De Transitiecommissie Sociaal Domein is in de zomer van 2014 opgericht voor een periode van twee jaar. Het betrof een onafhankelijke, externe commissie die tot taak had om te bezien of gemeenten de noodzakelijke bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen konden nemen om de drie decentralisaties in samenhang uit te voeren.

X Noot
5

Visiedocument voor het rijkstoezicht in het sociaal domein (bijlage bij Kamerstukken II 2014/15, 34 000-VII, nr. 45).

X Noot
6

Kamerstukken II 2016/17, 34 550-XVI, nr. 144.

X Noot
7

Vierde periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen na de decentralisaties in het sociale en fysieke domein van de Afdeling advisering van de Raad van State van 30 september 2016 (bijlage bij Kamerstukken II 2016/17, 34 550-VII, nr. 12).

X Noot
8

Paragraaf 1.2.

X Noot
9

Rapport ‘Toezicht en handhaving door gemeenten’ van november 2016 (bijlage bij Kamerstukken II 2016/17, 34 550-VII, nr. 49).

X Noot
10

Artikel 8.10 van de Wmo 2015.

X Noot
11

Artikel 12.2 van de Jeugdwet.

X Noot
12

Kamerstukken II 2016/17, 34 477, nr. 16.

X Noot
1

Toelichting, inleiding.

X Noot
2

Vierde periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen na de decentralisaties in het sociale en fysieke domein van de Afdeling advisering van de Raad van State van 30 september 2016, paragraaf 4.5.1 (Bijlage bij Kamerstukken II 2016/17, 34 550-VII, nr. 12).

X Noot
3

Vierde periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen na de decentralisaties in het sociale en fysieke domein van de Afdeling advisering van de Raad van State van 30 september 2016, paragraaf 4.5.2 (Bijlage bij Kamerstukken II 2016/17, 34 550-VII, nr. 12).

X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 31 839, nr. 507.

X Noot
4

Kamerstukken II 2008/09, 31 959, nr. 3, blz. 145.

X Noot
5

Tot 28 juli 2012 werd deze wet aangeduid als de Wet Inspectie voor de Volksgezondheid BES.

X Noot
6

Stb. 2016, 188.

X Noot
7

Stb. 2008, 445 en Kamerstukken II 2007/08, 31 200 XVI, nr. 179.

Naar boven