Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2015, 332 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2015, 332 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 22 juni 2015, nr. IenM/BSK-2015/114525, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
Gelet op Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU L 178) en uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van de Commissie betreffende het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG (PbEU L 115)
Gelet op de artikelen 9.2.1.4, 9.2.2.1, 9.2.2.4, tweede lid, en 9.2.3.2 van de Wet Milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 juli 2015, no. W14.15.0198/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 25 augustus 2015, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Vuurwerkbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het begrip en de daarbij behorende begripsbepaling van categorie 1, 2, 3 en 4 komt te luiden:
categorie F1, F2, F3 onderscheidenlijk F4 als bedoeld in artikel 1A.1.3;
2. De begripsomschrijving van CE-markering komt te luiden:
CE-markering als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen;.
3. In de begripsomschrijving van consumentenvuurwerk wordt «categorie 1, 2 of 3» vervangen door: categorie F1, F2 of F3.
4. De begripsomschrijving van distributeur komt te luiden:
natuurlijk of rechtspersoon in de toeleveringsketen, niet zijnde de fabrikant of de importeur, die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik op de markt aanbiedt;.
5. Het begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving van EG-richtlijn pyrotechnische artikelen vervalt.
6. De begripsomschrijving van fabrikant komt te luiden:
natuurlijke of rechtspersoon die vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen en dat vuurwerk of pyrotechnische artikel voor theatergebruik onder zijn naam of merknaam verhandelt;.
7. In de begripsomschrijving van fop- en schertsvuurwerk wordt «categorie 1» vervangen door: categorie F1.
8. De begripsomschrijving van importeur komt te luiden:
in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik uit een derde land in de Europese Unie in de handel brengt;.
9. De begripsomschrijving van in de handel brengen komt te luiden:
het voor het eerst in de Europese Unie op de markt aanbieden van vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik;.
10. In de begripsomschrijving van professioneel vuurwerk wordt «categorie 4» vervangen door: categorie F4 en wordt «categorie 2 of 3» vervangen door: categorie F2 of F3.
11. In de alfabetische volgorde worden de volgende begrippen en de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:
richtlijn nr. 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU L 178);
fabrikant, importeur en distributeur;
het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;.
Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154);
12. Het zesde lid vervalt.
B
Artikel 1.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt «Warenwetbesluit Speelgoed» vervangen door: Warenwetbesluit Speelgoed 2011.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. vuurwerk dat door een fabrikant voor eigen gebruik is vervaardigd en dat door Onze Minister uitsluitend voor gebruik op zijn grondgebied is goedgekeurd en dat op het grondgebied van Nederland blijft.
C
Artikel 1.1.7 komt te luiden:
D
Hoofdstuk 1a. komt te luiden:
1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
aangemelde instanties als bedoeld in artikel 21 van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen;
een instantie, aangewezen door Onze Minister, die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals onder meer het ijken, testen, certificeren en inspecteren;
accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, tiende lid, van de Verordening;
Onze Minister;
bijlage I bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen, naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;
bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen, naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld, voor zover het betreft de in het tweede lid genoemde onderdelen van de bijlage, en bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen voor de overige onderdelen van de bijlage;
proces waarin wordt beoordeeld of voldaan is aan de essentiële veiligheidseisen;
procedure als bedoeld in bijlage II bij de EU-richtlijn;
essentiële veiligheidseisen als bedoeld in bijlage I bij de EU-richtlijn;
verklaring dat een product voldoet aan de eisen van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen als bedoeld in artikel 18, eerste tot en met derde lid, van die richtlijn;
geharmoniseerde norm als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van beschikking 87/95/EEG van de raad en besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad;
alle wetgeving van de Europese Unie die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert;
hetgeen daaronder in hoofdstuk 5 van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen wordt verstaan;
de in artikel 5:10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bedoelde ambtenaren, die handelen in het kader van het markttoezicht
module B, C2, D, E, G en H als bedoeld in bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen;
nationale accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, elfde lid, van de Verordening;
document dat de technische vereisten voorschrijft waaraan vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik moet voldoen;
maatregel waarmee wordt beoogd vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik te doen terugkeren dat al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld;
maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden;
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93;
2. De in het eerste lid, in de begripsomschrijving van bijlage II bij de EU-richtlijn, bedoelde onderdelen van die bijlage zijn:
a. Module B, de onderdelen 7, tweede alinea, tot en met 9;
b. Module C2, de onderdelen 2 tot en met 4.2, voor zover het betreft het ter beschikking houden van de EU-conformiteitsverklaring;
c. Module D, de onderdelen 3.4, 3.5, 4.2 tot en met 4.4, 6 en 7;
d. Module E, de onderdelen 3.4, 3.5, 4.2 tot en met 4.4, 6 en 7;
e. Module H, de onderdelen 3.4, 3,5, 4.2 tot en met 4.4, 6 en 7.
1. Een wijziging van artikel 10 van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen, van bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen, met uitzondering van de onderdelen, genoemd in artikel 1A.1.1, tweede lid, en van bijlage III of IV bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen gaat voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn of het betrokken wijzigingsbesluit uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
2. Onze Minister doet meteen na het van kracht worden van een wijziging als bedoeld in het eerste lid daarvan mededeling in de Staatscourant.
1. De fabrikant brengt het vuurwerk of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik in een bepaalde categorie onder op grond van toepassing, doel en gevaar, met inbegrip van hun geluidniveau.
2. Een aangemelde instantie bevestigt de categorisering als onderdeel van de conformiteitsbeoordelingsprocedure.
3. De categorieën luiden als volgt:
a. vuurwerk
Categorie F1: vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis;
Categorie F2: vuurwerk dat weinig gevaar en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een afgebakende plaats;
Categorie F3: vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;
Categorie F4: vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid.
b. pyrotechnische artikelen voor theatergebruik
Categorie T1: pyrotechnische artikelen voor podiumgebruik met gering gevaar;
Categorie T2: pyrotechnische artikelen voor podiumgebruik die uitsluitend bestemd zijn om door personen met gespecialiseerde kennis te worden gebruikt.
Vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de essentiële veiligheidseisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken.
1. Het is verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die niet voldoen aan de essentiële veiligheidseisen in de handel te brengen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen.
2. Het is verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die niet zijn onderworpen aan de conformiteitsbeoordelingsprocedure conform de artikelen 1A.3.1 en 1A.3.2 in de handel te brengen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen.
3. Het is verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel te brengen, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen of te gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1A.4.1, 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen.
4. Het is verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel te brengen zonder dat hiervoor, overeenkomstig artikel 1A.4.2, een EU-conformiteitsverklaring is opgesteld.
5. Het is voor fabrikanten verboden te handelen in strijd met bijlage II bij de EU-richtlijn.
1. Artikel 1A.2.1 is niet van toepassing op vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van EU-richtlijn pyrotechnische artikelen en die worden getoond en gebruikt op handelsbeurzen, tentoonstellingen en demonstraties voor het verhandelen van vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, mits is voldaan aan het bepaalde in het derde lid.
2. Artikelen als bedoeld in het eerste lid mogen pas verkocht worden nadat ze in overeenstemming zijn gebracht met de bepalingen van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen.
3. Op de artikelen, bedoeld in het eerste lid:
a. wordt een zichtbaar teken aangebracht waaruit duidelijk de naam en de datum van de handelsbeurs, tentoonstelling of demonstratie blijken;
b. is aangegeven dat de artikelen niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen en niet verkocht mogen worden.
1. Artikel 1A.2.1 is niet van toepassing op vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die voor onderzoeks-, ontwikkelings- en testdoeleinden zijn geproduceerd en niet met de bepalingen van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen in overeenstemming zijn. Deze artikelen mogen vrij circuleren en worden gebruikt, mits is voldaan aan het bepaalde in het derde lid.
2. Artikelen als bedoeld in het eerste lid mogen niet beschikbaar worden gesteld of worden gebruikt voor andere doeleinden dan voor ontwikkeling, tests en onderzoek.
3. Op de artikelen, bedoeld in het eerste lid, wordt een zichtbaar teken aangebracht waaruit duidelijk blijkt dat ze niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen en niet beschikbaar zijn voor andere doeleinden dan voor ontwikkeling, tests en onderzoek.
De fabrikant waarborgt dat vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik worden ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de essentiële veiligheidseisen.
1. De fabrikant stelt de technische documentatie, genoemd in bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen op en laat de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure uitvoeren, overeenkomstig de artikelen 1A.3.1 en 1A.3.2.
2. Wanneer met de conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik aan de toepasselijke eisen voldoet, stelt de fabrikant een EU-conformiteitsverklaring op en brengt hij de CE-markering aan.
3. De fabrikant bewaart de technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar nadat het vuurwerk of pyrotechnische artikel voor theatergebruik in de handel is gebracht.
De fabrikant zorgt ervoor dat hij beschikt over procedures om de conformiteit van zijn serieproductie met EU-richtlijn pyrotechnische artikelen te blijven waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van het vuurwerk of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik en met veranderingen in de geharmoniseerde normen of andere technische specificaties waarnaar in de EU-conformiteitsverklaring van het vuurwerk of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik wordt verwezen.
1. Met een met redenen omkleed verzoek kan de bevoegde autoriteit een of meer van de volgende maatregelen van de fabrikant vergen:
a. het uitvoeren van steekproeven op in de handel gebracht vuurwerk of in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen voor theatergebruik;
b. het onderzoeken van klachten;
c. het onderzoeken van niet-conform vuurwerk of niet-conforme pyrotechnische artikelen voor theatergebruik;
d. het onderzoeken van teruggeroepen vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik;
e. het bijhouden van een register met betrekking tot de onder b, c, en d bedoelde onderzoeken;
f. het op de hoogte houden van de distributeurs betreffende de genomen maatregelen.
2. De bevoegde autoriteit kan het in het eerste lid bedoelde verzoek doen als dit gezien de risico’s van het vuurwerk of de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik passend wordt geacht.
3. De fabrikant voert de maatregelen uit met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten.
De fabrikant zorgt ervoor dat door hem in de handel gebracht vuurwerk of pyrotechnisch artikelvoor theatergebruik is geëtiketteerd overeenkomstig de artikelen 2.1.3, 3.1.1 of 3A.1.1.
Indien de fabrikant van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat door hem in de handel gebracht vuurwerk of een door hem in de handel gebracht pyrotechnisch artikel voor theatergebruik niet in overeenstemming is met de eisen bij of krachtens dit besluit:
a. neemt hij onmiddellijk alle corrigerende maatregelen die nodig zijn om het vuurwerk of pyrotechnisch artikel voor theatergebruik in overeenstemming te brengen met deze eisen of, zo nodig, uit de handel te nemen of terug te roepen, en
b. brengt hij, indien het artikel een risico vertoont, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar hij het artikel op de markt heeft aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte. Indien hij het artikel in Nederland op de markt heeft aangeboden, brengt hij de bevoegde autoriteit op de hoogte. Hierbij beschrijft hij in het bijzonder uitvoerig de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen.
1. Op een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde autoriteit of de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten:
a. verstrekt de fabrikant aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik met de eisen gesteld bij of krachtens dit besluit aan te tonen, en
b. verleent de fabrikant medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico’s van de door hem in de handel gebracht vuurwerk of door hem in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, uit te sluiten.
2. De informatie en documentatie wordt op papier of elektronisch ter beschikking van de autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, gesteld. Deze wordt gesteld in de Nederlandse of Engelse taal.
Een importeur of een distributeur wordt als fabrikant beschouwd en voldoet aan de verplichtingen overeenkomstig dit hoofdstuk, wanneer hij vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt, of reeds in de handel gebracht vuurwerk of een reeds in de handel gebracht pyrotechnisch artikel voor theatergebruik zodanig wijzigt dat de conformiteit met de essentiële veiligheidseisen in het geding komt.
De importeur brengt alleen vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel die aan de essentiële veiligheidseisen voldoen.
Alvorens vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik in de handel wordt gebracht:
a. vergewist de importeur zich ervan dat de fabrikant de conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd;
b. zorgt de importeur ervoor dat de fabrikant de technische documentatie heeft opgesteld;
c. zorgt de importeur ervoor dat het vuurwerk of pyrotechnisch artikel voor theatergebruik is voorzien van de CE-markering en vergezeld gaat van de voorgeschreven documenten; en
d. zorgt de importeur ervoor dat de fabrikant het vuurwerk of pyrotechnisch artikel voor theatergebruik heeft geëtiketteerd overeenkomstig de artikelen 2.1.3, 3.1.1 of 3A.1.1.
De importeur die van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik niet in overeenstemming is met de essentiële veiligheidseisen:
a. brengt het vuurwerk of pyrotechnisch artikel voor theatergebruik niet in de handel alvorens het in overeenstemming is gemaakt met de essentiële veiligheidseisen, en
b. brengt de fabrikant en de markttoezichthouder op de hoogte, indien het vuurwerk of pyrotechnisch artikel voor theatergebruik een risico vertoont.
De importeur voldoet aan de aan hem gestelde eisen ingevolge de artikelen 2.1.3, eerste lid, onder d, 3.1.1, eerste lid, onder d, of 3A.1.1, eerste lid, onder d.
De importeur zorgt, gedurende de periode dat hij voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik verantwoordelijk is, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden ervan dat de conformiteit van het pyrotechnische artikel met de essentiële veiligheidseisen niet in het geding komt.
1. Met een met redenen omkleed verzoek kan de bevoegde autoriteit een of meer van de volgende maatregelen van de importeur vergen:
a. het uitvoeren van steekproeven op in de handel gebracht vuurwerk of in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen voor theatergebruik;
b. het onderzoeken van klachten;
c. het onderzoeken van niet-conform vuurwerk of niet-conforme pyrotechnische artikelen voor theatergebruik;
d. het onderzoeken van teruggeroepen vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik;
e. het bijhouden van een register met betrekking tot de onder b, c, en d bedoelde onderzoeken;
f. het op de hoogte houden van de distributeurs betreffende de genomen maatregelen.
2. De bevoegde autoriteit kan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, doen als dit gezien de risico’s van het vuurwerk of de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik passend wordt geacht.
3. De importeur voert de maatregelen uit met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten.
Indien een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat door hem in de handel gebracht vuurwerk of een door hem in de handel gebracht pyrotechnisch artikel voor theatergebruik, niet in overeenstemming is met de eisen gesteld bij of krachtens dit besluit:
a. neemt hij onmiddellijk alle corrigerende maatregelen die nodig zijn om dat vuurwerk of pyrotechnisch artikel voor theatergebruik in overeenstemming te maken met die eisen of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen; en
b. brengt hij, indien het artikel een risico vertoont, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar hij het artikel op de markt heeft aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte. Indien hij de artikelen in Nederland op de markt heeft aangeboden, brengt hij de bevoegde autoriteit onmiddellijk op de hoogte. Hierbij beschrijft de importeur in het bijzonder uitvoerig de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen.
De importeur houdt gedurende tien jaar nadat het vuurwerk of pyrotechnisch artikel voor theatergebruik in de handel is gebracht, een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de markttoezichthouder en zorgt ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan de markttoezichthouder kan worden verstrekt.
1. Op een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde autoriteit of de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten:
a. verstrekt de importeur alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik met de eisen gesteld bij of krachtens dit besluit aan te tonen; en
b. verleent de importeur medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico’s van door hem in de handel gebracht vuurwerk of door hem in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen voor theatergebruik uit te sluiten.
2. De informatie en documentatie wordt op papier of elektronisch ter beschikking van de autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, gesteld. Deze worden gesteld in de Nederlandse of Engelse taal.
De distributeur die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik op de markt aanbiedt, neemt de nodige zorgvuldigheid in acht ten aanzien van de eisen in dit besluit.
Alvorens vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik op de markt aan te bieden, controleert de distributeur of:
a. het artikel is voorzien van een CE-markering;
b. het artikel vergezeld gaat van de voorgeschreven documenten en van instructies en informatie aangaande de veiligheid, overeenkomstig artikel 2.1.3, eerste lid, onder j, en tweede lid, artikel 3.1.1, eerste lid, onder i, en tweede lid, en artikel 3A.1.1, eerste lid, onder i, en tweede lid;
c. de fabrikant en de importeur aan de verplichtingen ingevolge artikel 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 hebben voldaan.
De distributeur die van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik niet in overeenstemming zijn met de essentiële veiligheidseisen:
a. biedt het vuurwerk of pyrotechnische artikel voor theatergebruik niet op de markt aan alvorens het in overeenstemming is gemaakt met de essentiële veiligheidseisen, en
b. brengt de fabrikant, de importeur en de markttoezichthouder hiervan op de hoogte, indien het vuurwerk of pyrotechnische artikel voor theatergebruik een risico vertoont.
De distributeur zorgt gedurende de periode dat hij voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik verantwoordelijk is, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden ervan dat de conformiteit van het artikel met de essentiële veiligheidseisen niet in het gedrang komt.
Indien een distributeur van mening is, of redenen heeft om aan te nemen, dat door hem op de markt aangeboden vuurwerk of pyrotechnisch artikel voor theatergebruik niet in overeenstemming is met de eisen gesteld bij of krachtens dit besluit:
a. ziet hij erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om die artikelen in overeenstemming te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen; en
b. brengt hij, indien het artikel een risico vertoont, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar hij het artikel op de markt heeft aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte. Indien hij de artikelen in Nederland op de markt heeft aangeboden, brengt hij de bevoegde autoriteit op de hoogte. Hierbij beschrijft hij in het bijzonder uitvoerig de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen.
1. Op een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde autoriteit of bevoegde autoriteiten van andere lidstaten:
a. verstrekt de distributeur deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik met de eisen gesteld bij of krachtens dit besluit aan te tonen; en
b. verleent de distributeur medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico’s van de door hem in de handel gebrachte artikelen uit te sluiten.
2. De informatie en documentatie, genoemd in het eerste lid, onder a, wordt op papier of elektronisch ter beschikking van de autoriteiten, genoemd in het eerste lid, gesteld.
1. Op verzoek van de bevoegde autoriteit verstrekken de marktdeelnemers de volgende informatie:
a. welke marktdeelnemer vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik aan hen heeft geleverd; en
b. aan welke marktdeelnemer zij vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik hebben geleverd.
2. De marktdeelnemers houden de informatie, genoemd in het eerste lid, ten minste tien jaar nadat het vuurwerk of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik aan de marktdeelnemers is geleverd, dan wel nadat de marktdeelnemers het vuurwerk of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik heeft geleverd, ter beschikking van de bevoegde autoriteit.
1. De fabrikant etiketteert vuurwerk en pyrotechnische artikel voor theatergebruik met een registratienummer dat wordt toegekend door de aangemelde instantie.
2. Vuurwerk en pyrotechnische artikelen worden voorzien van een etiket met een registratienummer dat, naast het registratienummer, bedoeld in het eerste lid, de volgende elementen bevat:
a. het viercijferige identificatienummer van de aangemelde instantie die het volgende heeft opgesteld:
1°. de verklaring van EU-typeonderzoek in overeenstemming met de conformiteitsbeoordelingsprocedure, bedoeld in artikel 1A.3.2, onder a (module B);
2°. de verklaring van overeenstemming, overeenkomstig de conformiteitsbeoordelingsprocedure, bedoeld in artikel 1A.3.2, onder b (module G);
of
3°. de goedkeuring van het kwaliteitssysteem, in overeenkomst met de conformiteitsbeoordelingsprocedure, bedoeld in artikel 1A.3.2, onder c (module H).
b. de afkorting in hoofdletters van de categorie van het vuurwerk of pyrotechnische artikel voor theatergebruik waarvoor de conformiteit is gecertificeerd:
1°. F1, F2, F3 of F4 voor vuurwerk uit de desbetreffende categorieën vuurwerk;
2°. T1 of T2 voor pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voor de desbetreffende categorieën pyrotechnische artikelen voor theatergebruik;
3. De structuur van het registratienummer is «XXXX-YY-ZZZZ», waarbij XXXX verwijst naar het element, genoemd in het tweede lid, onder a, YY naar het element, genoemd in het tweede lid, onder b, en ZZZZ naar het element, genoemd in het eerste lid.
De fabrikant en importeur houden gegevens bij over de registratienummers van het vuurwerk en de pyrotechnische artikelen die zij op de markt aanbieden. Op verzoek van de bevoegde autoriteit stellen zij deze informatie ter beschikking van de bevoegde autoriteit.
Fabrikanten en importeurs van vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik:
a. houden een register bij met alle registratienummers van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die zij hebben vervaardigd of ingevoerd, vergezeld van de handelsnaam, het algemene type en, indien van toepassing, het subtype, en de plaats van vervaardiging. Deze informatie wordt ten minste tien jaar nadat het artikel in de handel is gebracht bijgehouden;
b. dragen het register over aan Onze Minister indien zij hun activiteiten staken;
c. verstrekken de bevoegde autoriteit, de markttoezichthouder en bevoegde autoriteiten en markttoezichtautoriteiten van andere lidstaten, op hun met redenen omkleed verzoek, het register, genoemd onder a.
1. Indien de marktdeelnemer van de markttoezichthouder verneemt dat vuurwerk of een pyrotechnisch artikel voor theatergebruik, dat weliswaar in overeenstemming is met de essentiële veiligheidseisen en overige bepalingen van dit Besluit, toch een risico vormt voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere aspecten van de bescherming van algemene belangen:
a. neemt hij alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat dit vuurwerk of dit pyrotechnische artikel voor theatergebruik dat risico niet meer meebrengt wanneer zij in de handel worden gebracht, of
b. neemt hij, binnen een door de markttoezichthouder vast te stellen termijn, dit vuurwerk of dit pyrotechnische artikel voor theatergebruik uit de handel of roept hij deze terug.
2. De marktdeelnemer zorgt ervoor dat door hem genomen corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die hij in de Europese Unie op de markt heeft aangeboden.
1. Vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik worden onderworpen aan een conformiteitsbeoordelingsprocedure overeenkomstig bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen.
2. De fabrikant voldoet aan de verplichtingen die uit hoofde van bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen aan hem worden gesteld.
3. De aangewezen instantie voldoet aan de verplichtingen die uit hoofde van bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen aan haar worden gesteld.
De fabrikant kiest een van de navolgende conformiteitsbeoordelingsprocedures, volgens welke de door hem gekozen aangemelde instantie de conformiteitsbeoordelingsprocedure uitvoert:
a. het EU-typeonderzoek (module B), en naar keuze van de fabrikant een van de volgende procedures:
1°. conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole plus productcontroles onder toezicht met willekeurige tussenpozen (module C2);
2°. conformiteit met het type op basis van de kwaliteitsborging van het productieproces (module D); of
3°. conformiteit met het type op basis van productkwaliteitsborging (module E);
b. conformiteit op basis van eenheidskeuring (module G);
c. conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging (module H), voor zover het gaat om vuurwerk van categorie F4.
1. De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het vuurwerk of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik aangebracht. Wanneer dit gezien de aard van het artikel niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is, wordt de CE-markering aangebracht op de verpakking en in de begeleidende documenten.
2. De CE-markering wordt aangebracht voordat het vuurwerk of pyrotechnische artikel voor theatergebruik in de handel wordt gebracht.
3. Indien de aangemelde instantie betrokken is geweest bij de productiecontrolefase, wordt de CE-markering gevolgd door het identificatienummer van die aangemelde instantie.
4. Het identificatienummer, bedoeld in het derde lid, wordt aangebracht door de aangemelde instantie zelf, dan wel overeenkomstig haar instructies door de fabrikant.
1. In de EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat is aangetoond dat aan de essentiële veiligheidseisen is voldaan.
2. De EU-conformiteitsverklaring:
a. komt qua structuur overeen met het model van bijlage III bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen;
b. bevat de in de desbetreffende modules van bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen vermelde elementen;
c. wordt voortdurend bijgewerkt;
d. wordt vertaald in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar het vuurwerk of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden.
3. De EU-conformiteitsverklaring die betrekking heeft op vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die binnen het grondgebied van Nederland in de handel worden gebracht of op de markt worden aangeboden, is gesteld in de Nederlandse taal.
4. Indien voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik uit hoofde van meer dan één handeling van de Europese Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist is, wordt één EU-conformiteitsverklaring met betrekking tot al die handelingen van de Europese Unie opgesteld. In die verklaring moet duidelijk worden aangegeven om welke handelingen van de Europese Unie het gaat, met vermelding van de publicatiereferenties ervan.
5. Door de EU-conformiteitsverklaring op te stellen neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het vuurwerk of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik met de eisen van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen op zich.
1. Onze Minister kan een instantie, die hiertoe een verzoek heeft ingediend overeenkomstig artikel 1A.5.2, aanwijzen die bevoegd is tot het uitvoeren van de conformiteitsbeoordelingsprocedure. Onze Minister meldt de aangewezen instantie aan overeenkomstig artikel 21 van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen.
2. De aangewezen instantie voldoet aan de eisen, genoemd in de artikelen 1A.5.3 tot en met 1A.5.10.
3. Aan de aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden ter uitvoering van de eisen, genoemd in de artikelen 1A.5.3 tot en met 1A.5.10.
1. Een instantie die wenst te worden aangewezen in de zin van artikel 1A.5.1, eerste lid, dient een verzoek tot aanwijzing in bij Onze Minister.
2. Het verzoek tot aanwijzing, genoemd in het eerste lid, gaat vergezeld van:
a. een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitbeoordelingsmodule(s), genoemd in bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen en het pyrotechnische artikel of de pyrotechnische artikelen waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn, en
b. het accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de instantie voldoet aan de eisen, genoemd in de artikelen 1A.5.3 tot en met 1A.5.10.
1. De aangewezen instantie is onafhankelijk van de door haar beoordeelde organisaties en het door haar beoordeeld vuurwerk of de door haar beoordeelde pyrotechnische artikelen voor theatergebruik.
2. De aangewezen instantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van het vuurwerk, de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, of explosieve stoffen, noch de vertegenwoordiger van een van die partijen. Dit belet echter niet het gebruik van pyrotechnische artikelen of explosieve stoffen die nodig zijn voor de activiteiten van de aangewezen instantie of het gebruik van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voor persoonlijke doeleinden.
3. De aangewezen instantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van vuurwerk, pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of explosieve stoffen. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijke oordeel of hun integriteit met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangewezen in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.
4. De aangewezen instantie waarborgt dat activiteiten van haar dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die de aangewezen instantie verricht;
1. De aangewezen instantie en haar personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied.
2. De aangewezen instantie en haar personeel zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, met name van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.
1. De aangewezen instantie is in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die in bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij is aangewezen, ongeacht of deze taak door de aangewezen instantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid wordt verricht.
2. De aangewezen instantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elk soort en elke categorie vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik waarvoor zij is aangemeld over:
a. benodigd personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;
b. beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd;
c. gepast beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen taken die zij als aangewezen instantie verricht en andere activiteiten; en
d. procedures voor de uitoefening van haar activiteiten die naar behoren rekening houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, de structuur ervan, de relatieve complexiteit van de producttechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.
3. Een aangewezen instantie beschikt over de noodzakelijke middelen om de technische en administratieve taken, die zijn verbonden met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle noodzakelijke apparatuur en faciliteiten.
Het personeel van de aangewezen instantie dat verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordelingstaken beschikt over:
a. een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de instantie is aangewezen;
b. een voldoende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die de aangewezen instantie verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;
c. voldoende kennis van en inzicht in de essentiële veiligheidseisen, de toepasselijke geharmoniseerde normen en de relevante bepalingen van de harmonisatiewetgeving van de Europese Unie en van het bij of krachtens dit besluit bepaalde; en
d. de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.
1. De aangewezen instantie waarborgt haar onpartijdigheid en die van haar leidinggevenden en haar personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht.
2. De beloning van leidinggevenden en personeel van de aangewezen instantie hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan;
1. Het personeel van een aangewezen instantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van de taken van de aangewezen instantie uit hoofde van bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen of bij of krachtens dit besluit. De eigendomsrechten worden beschermd.
2. Het beroepsgeheim, genoemd in het eerste lid, geldt niet ten opzichte van de bevoegde autoriteit.
1. De aangewezen instantie neemt deel aan of zorgt ervoor dat haar personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, op de hoogte is van:
a. de relevante normalisatieactiviteiten, en
b. de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instantie die is opgericht uit hoofde van de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Europese Unie.
2. De aangewezen instantie hanteert de administratieve beslissingen en geproduceerde documenten van de coördinatiegroep, genoemd in het eerste lid, onder b, als algemene richtsnoeren.
Een conformiteitsbeoordelingsinstantie die aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zaken doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt geacht aan de eisen, genoemd in artikel 1A.5.3 tot en met 1A.5.10, te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen de eisen dekken.
1. Indien de aangewezen instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren:
a. waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen, genoemd in artikel 1A.5.3 tot en met 1A.5.10, voldoet;
b. brengt zij Onze Minister hiervan op de hoogte;
c. neemt zij de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die onderaannemers of dochterondernemingen verrichten, ongeacht waar deze gevestigd zijn;
d. houdt zij de relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en over de door de onderaannemer of dochteronderneming uit hoofde van bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van Onze Minister.
2. Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.
1. De aangewezen instantie voert conformiteitsbeoordelingen uit. Zij voldoet aan de eisen die in bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen aan haar worden gesteld.
2. De aangewezen instantie is bij uitvoering van de conformiteitsbeoordelingen, genoemd in het eerste lid, in elk geval bevoegd tot het nemen van de volgende besluiten:
a. beslissen omtrent afgifte van een verklaring van EU-typeonderzoek in het kader van de toepassing van module B, als bedoeld in bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen, onder 6;
b. beslissen omtrent afgifte van een aanvullende goedkeuring in het kader van de toepassing van module B, als bedoeld in bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen, onder 7;
c. beslissen omtrent beoordelen of opnieuw beoordelen van het kwaliteitssysteem in het kader van de toepassing van module D, als bedoeld in bijlage II bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen, onder 3.3 en 3.5.
3. De aangewezen instantie voert de conformiteitbeoordelingen op evenredige wijze uit, waarbij zij voorkomt dat de marktdeelnemers onnodig worden belast. De aangewezen instantie houdt hierbij naar behoren rekening met de volgende aspecten, waarbij zij de striktheid en het beschermingsniveau eerbiedigt die nodig zijn opdat het vuurwerk of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik voldoet aan de essentiële veiligheidseisen:
a. de omvang van de onderneming;
b. de sector waarin zij actief is;
c. de structuur van de onderneming;
d. de relatieve technologische complexiteit van de producten; en
e. het massa- of seriële karakter van het productieproces.
1. De aangewezen instantie kent registratienummers toe ter identificatie van het vuurwerk of de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die aan een conformiteitsbeoordeling zijn onderworpen en ter identificatie van de fabrikanten van deze artikelen.
2. De aangewezen instantie houdt een register bij van de registratienummers van vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik waarvoor zij conformiteitcertificaten heeft afgegeven.
3. Bij het bijhouden van het register gebruikt de aangewezen instantie het model en het formaat daarvan dat is vastgelegd in bijlage 4.
4. Het register moet ten minste de in bijlage 4 vermelde informatie over producten bevatten. Deze informatie wordt gedurende tien jaar bewaard na de datum waarop de aangemelde instantie de documenten, bedoeld in artikel 1A.5.13, heeft afgegeven.
5. De aangewezen instantie werkt het register regelmatig bij. Zij maken het register bekend via internet.
6. Wanneer de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt ingetrokken, draagt deze instantie de registers onverwijld over aan een andere aangemelde instantie of aan Onze Minister.
De aangewezen instantie verleent geen conformiteitscertificaat indien zij vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan de essentiële veiligheidseisen of aan de overeenkomstige geharmoniseerde normen of andere technische specificaties. Zij verlangt dat de fabrikant de passende corrigerende maatregelen neemt.
1. De aangewezen instantie verlangt dat de fabrikant passende corrigerende maatregelen neemt, indien zij bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een certificaat vaststelt dat vuurwerk of het pyrotechnische artikelen voor theatergebruik niet meer in overeenstemming is met de essentiële veiligheidseisen, de overeenkomstige geharmoniseerde normen of andere technische specificaties. Zo nodig schorst zij het certificaat of trekt zij dit in.
2. Indien geen corrigerende maatregelen als bedoeld in het eerste lid worden genomen, worden de certificaten naargelang het geval door de aangewezen instantie geschorst, beperkt of ingetrokken.
De aangewezen instantie neemt rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers deel aan de werkzaamheden van het forum van aangemelde instanties.
1. Onze Minister ziet toe op de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van het bepaalde bij of krachtens dit besluit door de aangewezen instantie.
2. De aangewezen instantie brengt Onze Minister op de hoogte van:
a. elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van certificaten;
b. omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor de aanwijzing;
c. informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van de markttoezichthouder of de marktautoriteiten uit andere lidstaten, ontvangen;
3. Op verzoek van Onze Minister brengt de aangewezen instantie Onze Minister op de hoogte van de binnen haar werkingssfeer verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbestedingen.
4. De aangewezen instantie verstrekt relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten en op verzoek over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten aan de andere aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde pyrotechnische artikelen verrichten.
De aangewezen instantie beschikt over een behoorlijke administratie waarin de gegevens die samenhangen met en betrekking hebben op de uitvoering van haar taken, op een systematische wijze zijn vastgelegd. Aan de hand van deze gegevens zijn de beoordeelde pyrotechnische artikelen afdoende te identificeren.
1. Indien is gebleken dat de aangewezen instantie niet langer voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 1A.5.3 tot en met 1A.5.10, of haar verplichtingen niet nakomt, kan Onze Minister de aanwijzing beperken, schorsen of intrekken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die eisen of het niet-nakomen van die verplichtingen.
2. Onze Minister stelt de andere lidstaten van de Europese Unie en de Europese Commissie onverwijld op de hoogte van de maatregelen, genoemd in het eerste lid.
3. Wanneer de aanwijzing wordt beperkt, geschorst, of ingetrokken, of de aangewezen instantie haar activiteiten heeft gestaakt:
a. stelt deze instantie, ook nadat de aanwijzing is beperkt, geschorst of ingetrokken, de dossiers op verzoek van Onze Minister, ter beschikking aan Onze Minister en de markttoezichthouder, of
b. draagt deze instantie de dossiers over aan een andere aangemelde instantie.
E
Artikel 2.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:
c. de naam, de geregistreerde handelsnaam of de geregistreerde merknaam van de fabrikant en één postadres waarop contact met hem kan worden opgenomen;
2. Het eerste lid, onder d, komt te luiden:
d. indien de fabrikant niet is gevestigd op het grondgebied van de Europese Unie: de gegevens, genoemd onder c, en de naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam van de importeur en het postadres waarop contact met hem kan worden opgenomen;
3. Het eerste lid, onder e, komt te luiden:
e. indien de importeur niet in Nederland is gevestigd: de gegevens, genoemd onder c en d, en de handelsnaam of het handelsmerk en de naam en de plaats van vestiging van de distributeur;
4. In het eerste lid, onder f, wordt «3» vervangen door: F3
5. In het eerste lid, onder f, wordt na «vuurwerk» een zinsnede toegevoegd, luidende: , het registratienummer en het product-, partij- of serienummer van het product.
6. In het tweede lid wordt «categorie » telkens vervangen door: categorie F.
7. In het tweede lid wordt in de eerste volzin «de minimale veiligheidsafstand» vervangen door: een minimale veiligheidsafstand.
8. In het tweede lid wordt in de tweede volzin «de minimale veiligheidsafstand(en)» vervangen door: een minimale veiligheidsafstand.
9. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder c, d en e, worden, indien vermelding op het vuurwerk niet mogelijk is, vermeld op een bij het vuurwerk gevoegd document.
10. In het vierde lid wordt na «leesbaar» ingevoegd: , duidelijk, begrijpelijk.
11. In het vijfde lid wordt «zal worden verkocht» worden vervangen door: aan de consument zal worden aangeboden.
F
In artikel 2.3.5 wordt «categorie » telkens vervangen door: categorie F.
G
Artikel 3.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:
c. de naam, de geregistreerde handelsnaam of de geregistreerde merknaam van de fabrikant en één postadres waarop contact met hem kan worden opgenomen;
2. Het eerste lid, onder d, komt te luiden:
d. indien de fabrikant niet is gevestigd op het grondgebied van de Europese Unie: de gegevens, genoemd onder c, en de naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam van de importeur en het postadres waarop contact met hem kan worden opgenomen;
3. Het eerste lid, onder e, komt te luiden:
e. indien de importeur niet in Nederland is gevestigd: de gegevens, genoemd onder c en d, en de handelsnaam of het handelsmerk en de naam en de plaats van vestiging van de distributeur;
4. In het eerste lid, onder f wordt «categorie 3 of 4» vervangen door: categorie F3 of F4.
5. In het eerste lid, onder f, wordt «artikelnummer dat dient ter identificatienummer van het vuurwerk» vervangen door: registratienummer en het product-, partij- of serienummer van het product.
6. In het tweede lid wordt «categorie » telkens vervangen door: categorie F.
7. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder c, d en e, worden, indien vermelding op het vuurwerk niet mogelijk is, vermeld op een bij het vuurwerk gevoegd document.
8. In het vierde lid wordt na «leesbaar» ingevoegd: , duidelijk, begrijpelijk.
9. In het vijfde lid wordt «zal worden verkocht» worden vervangen door: aan een persoon met gespecialiseerde kennis zal worden aangeboden.
10. In het zevende lid wordt «EG-richtlijn» vervangen door: EU-richtlijn.
H
Artikel 3A.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:
c. de naam, de geregistreerde handelsnaam of de geregistreerde merknaam van de fabrikant en één postadres waarop contact met hem kan worden opgenomen;
2. Het eerste lid, onder d, komt te luiden:
d. indien de fabrikant niet is gevestigd op het grondgebied van de Europese Unie: de gegevens, genoemd onder c, en de naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam van de importeur en het postadres waarop contact met hem kan worden opgenomen;
3. Het eerste lid, onder e, komt te luiden:
e. indien de importeur niet in Nederland is gevestigd: de gegevens, genoemd onder c en d, en de handelsnaam of het handelsmerk en de naam en de plaats van vestiging van de distributeur;
4. In het eerste lid, onder f, wordt «artikelnummer dat dient ter identificatie van het artikel» vervangen door: registratienummer en het product-, partij- of serienummer van het product.
5. In het tweede lid wordt «een minimale» telkens vervangen door: de minimale.
6. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder c, d en e, worden, indien vermelding op het pyrotechnisch artikel voor theatergebruik niet mogelijk is, vermeld op een bij het pyrotechnisch artikel voor theatergebruik gevoegd document.
7. In het vierde lid wordt na «leesbaar» ingevoegd: , duidelijk, begrijpelijk.
8. In het vijfde lid wordt «zal worden verkocht» worden vervangen door: aan een persoon met gespecialiseerde kennis zal worden aangeboden.
9. In het zevende lid wordt «EG-richtlijn» vervangen door: EU-richtlijn.
I
Artikel 5.3.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «De artikelen 1.A.1.3 tot en met 1.A.4.1 en 3A.1.1», een zinsnede ingevoegd, luidende: zoals die luidden vóór 1 juli 2015.
2. In het eerste lid wordt «categorie 4» vervangen door: categorie F4.
3. In het tweede lid wordt «categorie 1, 2 of 3» vervangen door: categorie F1, F2 of F3.
4. In het vierde lid wordt «categorie 4» vervangen door: categorie F4.
5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die voldoen aan dit besluit zoals dat onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van het besluit van 8 september 2015 tot wijziging van het Vuurwerkbesluit ter implementatie van richtlijn nr. 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU L 178) en uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van 16 april 2014 van de Commissie betreffende het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG (PbEU L 115) (Stb. 2015, nr. 332) luidde en die vóór dat tijdstip in de handel zijn gebracht, mogen ook na dat tijdstip op de markt worden aangeboden.
8. Conformiteitscertificaten, verstrekt uit hoofde van Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen, zijn geldig uit hoofde van de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen.
J
Er wordt na bijlage 3 een bijlage toegevoegd, luidende:
Registratienummer |
Datum van afgifte van de verklaring van EU-typeonderzoek (module B), de verklaring van overeenstemming (module G) of goedkeuring van het kwaliteits-systeem (module H) en datum waarop de geldigheid verstrijkt, indien van toepassing |
Fabrikant |
Producttype (algemeen) en subtype, indien van toepassing |
Conformiteitsmodule voor de productie-fase1 |
Aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling van de productiefase uitvoert1 |
Aanvullende informatie |
---|---|---|---|---|---|---|
Altijd in te vullen indien die onder de verantwoordelijkheid valt van de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordelingsprocedure uitvoert. Niet vereist voor conformiteitsbeoordelingsprocedures voor module G en H. Informatie moet worden verstrekt (indien bekend), indien een andere aangemelde instantie is betrokken.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van Artikel I, onderdeel D, artikel 1A.2E.1, tweede en derde lid, artikel 1A.2E.2 en artikel 1A.5.14, derde tot en met het zesde lid, die in werking treden met ingang van 17 oktober 2016.
2. Artikel I, onderdeel D, artikel 1A.2E.1A, vervalt op 17 oktober 2016.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 8 september 2015
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
Uitgegeven de eenentwintigste september 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Het Vuurwerkbesluit stelt regels voor de gehele vuurwerkketen. Deze wijziging van het Vuurwerkbesluit betreft de implementatie van twee Europese richtlijnen over harmonisatie van regels over het op de markt brengen van vuurwerk. De aanpassingen van het Vuurwerkbesluit betreffen met name het «in de handel brengen».
Op 12 juni 2013 is Richtlijn Nr. 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU 178) aangenomen. Richtlijn Nr. 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154) (Pyrorichtlijn 2007), wordt met ingang van 1 juli 2015 ingetrokken.
Op 16 april 2014 is Richtlijn 2014/58/EU van de Commissie betreffende het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L115) (hierna: de uitvoeringsrichtlijn) aangenomen. De bepalingen in de uitvoeringsrichtlijn zijn vastgesteld om de identificatie van pyrotechnische artikelen en fabrikanten gedurende alle stadia van de toeleveringsketen te garanderen. De bepalingen verplichten de fabrikanten en importeurs ertoe om gegevens bij te houden over de registratienummers van de pyrotechnische artikelen die zij op de markt brengen. Ook moeten zij deze informatie op verzoek meedelen aan de betrokken autoriteiten. Ten slotte dient de instantie die is belast met het verrichten van conformiteitsbeoordelingen een register bij te houden van verstrekte registratienummers. Aangezien instanties die bevoegd zijn tot het uitvoeren van conformiteitsbeoordelingen dienen te worden aangemeld bij de Europese Commissie, worden deze instanties in de richtlijn «aangemelde instanties» genoemd. In het Vuurwerkbesluit worden de in Nederland gevestigde aangemelde instanties aangeduid als «aangewezen instanties», aangezien deze instanties worden aangewezen door de Minister van Infrastructuur en Milieu.
Vanwege de samenhang tussen Richtlijn Nr. 2013/29/EU (hierna «de Pyrorichtlijn 2013» genoemd) en Richtlijn Nr. 2014/58/EU (hierna «de uitvoeringsrichtlijn» genoemd) is ervoor gekozen om beide richtlijnen tegelijk te implementeren. In de uitvoeringsrichtlijn is namelijk een aantal eisen overgenomen die ook in artikel 9 en 33, derde lid van de Pyrorichtlijn 2013 zijn overgenomen.
Implementatie vindt deels plaats in het onderhavige besluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit en deels in een ministeriële regeling (Regeling overige pyrotechnische artikelen). In het Vuurwerkbesluit zijn de regels opgenomen ten aanzien van vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik. Regels ten aanzien van overige pyrotechnische artikelen (zoals verfbommen in geldkoffers, gasontwikkelaars in airbags en signaalartikelen) zijn opgenomen in de Regeling overige pyrotechnische artikelen.
De harmonisatie van wetgeving inzake het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen heeft reeds plaatsgevonden met Pyrorichtlijn 2007. In deze richtlijn werden essentiële eisen opgenomen waaraan alle pyrotechnische artikelen dienen te voldoen. Daarnaast werd voor de fabrikant (of, indien deze buiten de EU is gevestigd, importeur of distributeur) de verplichting in het leven geroepen om pyrotechnische artikelen te categoriseren. Een «notified body» (aangemelde instantie) dient vervolgens deze categorisering en het voldoen aan de essentiële veiligheidseisen te bevestigen middels een conformiteitsbeoordelingsprocedure. Hierna is de fabrikant gerechtigd om een CE-markering op de producten aan te brengen.
De Pyrorichtlijn 2013 is tot stand gekomen binnen het Europese nieuwe wetgevingskader (NWK). Het NWK bestaat uit twee elkaar aanvullende instrumenten: Verordening (EG) Nr. 765/2008/EG inzake accreditatie en markttoezicht en Besluit Nr. 768/2008/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten. Besluit Nr. 768/2008/EG heeft in tegenstelling tot de verordening geen onmiddellijke rechtsgevolgen voor marktdeelnemers (zijnde fabrikanten, importeurs en distributeurs) of lidstaten, maar geeft een kader voor EU-productwetgeving.
Besluit Nr. 768/2008/EG bevat begripsbepalingen die op alle productrichtlijnen van toepassing zijn en stelt gelijkwaardige verplichtingen aan marktdeelnemers. Fabrikanten, importeurs en distributeurs van diverse producten moeten aan dezelfde eisen voldoen. Deze eisen betreffen onder andere de traceerbaarheid van artikelen en conformiteitsbeoordelingsprocedures. De criteria voor het aanwijzen van conformiteitsbeoordelingsinstantie zijn aangescherpt. Autoriteiten die deze instanties aanmelden (zogenaamde aanmeldende autoriteiten) en de aanmeldingsprocedure moeten aan bepaalde criteria voldoen. Ook ten aanzien van de vrijwaringsprocedure, waarin lidstaten kunnen opkomen tegen handelsbeperkende maatregelen die door andere lidstaten zijn genomen, zijn de regels verduidelijkt en op één lijn gebracht.
Het NWK heeft een meerledige doelstelling. Ten eerste wordt beoogd het toezicht op de producten en het toezicht op de aangemelde instanties in alle lidstaten effectiever en gelijkwaardig te maken. Dit heeft betrekking op het probleem dat een aanzienlijk aantal in de markt circulerende producten niet aan de gestelde eisen voldoet en het probleem dat de kwaliteit van dienstverlening van aangewezen (keurings)instanties soms ongelijkwaardig is. Deze problemen leiden tot verstoring van concurrentieverhoudingen en mogelijk tot het op de markt zijn van gevaarlijke producten. Ten tweede wordt een gemeenschappelijk wettelijk kader voor producten ingesteld. Inconsistenties in de verschillende productrichtlijnen maken de toepassing ervan voor marktdeelnemers en toezichthouders onnodig ingewikkeld, aangezien vaak meerdere richtlijnen op één product van toepassing zijn. Door wetgeving op dit punt te harmoniseren wordt een grotere mate van doeltreffendheid, doelmatigheid en samenhang gecreëerd.
Het hierboven beschreven NWK heeft er niet toe geleid dat ten opzichte van de Pyrorichtlijn 2007 de essentiële veiligheidseisen waaraan pyrotechnische artikelen moeten voldoen in de Pyrorichtlijn 2013 zijn gewijzigd. Wel is na vaststelling van de Pyrorichtlijn 2007 duidelijk geworden dat het verbod op het gebruik van militaire explosieven en commerciële springstoffen in pyrotechnische artikelen, met uitzondering van zwart kruit en of een samenstelling voor een lichtflits, niet werkbaar was, met name daar waar het pyrotechnische artikelen voor voertuigen betrof. Daarom is van de gelegenheid gebruikt om in bijlage I van de richtlijn deze eis enigszins te versoepelen. Onder voorwaarden mogen detonatie-explosieven nu wel worden gebruikt in pyrotechnische artikelen van de categorieën P1, P2, T2 en F4. Op grond van artikel 47, tweede lid, was deze wijziging van de essentiële veiligheidseisen al eerder geïmplementeerd middels de Tijdelijke regeling implementatie artikel 47, tweede lid, Richtlijn 2013/29/EU inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen.
De wijzigingen die in vergelijking met Pyrorichtlijn 2007 hebben plaatsgevonden vanwege de doorvoering van het NWK, kunnen globaal worden onderverdeeld in de herverdeling van verantwoordelijkheden voor verschillende marktdeelnemers en het stroomlijnen van de procedures (zoals de wijze van aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties).
• De verplichtingen voor importeurs en distributeurs zijn deels nieuw en betreffen in hoofdzaak een medeverantwoordelijkheid voor de uitvoering van verplichtingen die op fabrikanten rusten. Er is sprake van een expliciete verdeling van verantwoordelijkheid voor deze inhoudelijke verplichtingen. Meer in detail gaat het om de volgende nieuwe elementen: importeurs moeten controleren of de fabrikant de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd en de voorgeschreven technische documentatie heeft opgesteld. Zij moeten er ook bij de fabrikant op toezien dat deze technische documentatie op verzoek aan de autoriteiten kan worden verstrekt. Bovendien moeten importeurs controleren of de pyrotechnische artikelen de juiste markering dragen en van instructies en informatie aangaande de veiligheid vergezeld gaan. Zij moeten een kopie van de conformiteitsverklaring bewaren en hun naam en adres op het product aanbrengen, of, indien dit niet mogelijk is, op de verpakking of in de begeleidende documentatie.
• Distributeurs moeten controleren of het pyrotechnische artikel van de CE-markering en de naam van de fabrikant en, in voorkomend geval, van de importeur is voorzien en of het van de vereiste documentatie en instructies vergezeld gaat.
• Marktdeelnemers moeten met markttoezichtautoriteiten samenwerken en passende maatregelen nemen wanneer zij niet-conforme pyrotechnische artikelen hebben geleverd.
• Voor alle marktdeelnemers zijn aangescherpte traceerbaarheidsverplichtingen vastgelegd. Op pyrotechnische artikelen moeten de naam en het adres van de fabrikant zijn aangebracht, alsmede een nummer om vast te stellen om welk artikel het gaat en welke technische documentatie erbij hoort. Wanneer een pyrotechnisch artikel wordt ingevoerd, moeten ook de naam en het adres van de importeur op het artikel zijn aangebracht. Bovendien moet iedere marktdeelnemer de autoriteiten kunnen meedelen van welke marktdeelnemer hij een pyrotechnisch artikel heeft ontvangen of aan wie hij een artikel heeft geleverd.
• Aangemelde instanties dienen deel te nemen aan de Europese coördinatiegroep van aangemelde instanties en dienen de besluiten van deze groep als richtsnoeren te gebruiken.
• Dochterondernemingen of onderaannemers dienen ook aan de aanmeldingseisen te voldoen. Daarnaast dienen aangemelde instanties registratienummers aan pyrotechnische artikelen toe te kennen en te registreren.
In het onderstaande zal met name worden ingegaan op de verschillen en aanvullingen ten opzichte van de voorgaande Pyrorichtlijn uit 2007.
Net zoals de Pyrorichtlijn 2007 strekt de Pyrorichtlijn 2013 ertoe om een vrije Europese markt voor het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen te realiseren en aan pyrotechnische artikelen essentiële veiligheidseisen te stellen. De doelstelling van de richtlijn is voorts om de veiligheid van pyrotechnische artikelen voor de consument te verhogen en het aantal ongelukken met pyrotechnische artikelen te verminderen. Daarnaast dient milieubescherming in acht te worden genomen.
Er heeft zich voor wat betreft de reikwijdte van de Pyrorichtlijn slechts één wijziging voorgedaan: in de Pyrorichtlijn 2013 is bepaald dat vuurwerk dat:
• door een fabrikant voor eigen gebruik is vervaardigd;
• dat door de lidstaat waarin de fabrikant is gevestigd uitsluitend voor gebruik op zijn grondgebied is goedgekeurd; en
• dat op het grondgebied van die lidstaat blijft
niet meer onder de reikwijdte van de Pyrorichtlijn 2013 valt. De Pyrorichtlijn 2007 bepaalde dat dergelijke artikelen wel onder de reikwijdte van de richtlijn vielen, maar dat het geacht werd niet in de handel te zijn gebracht. Het effect hiervan was feitelijk dus dat ook de eisen uit de Pyrorichtlijn 2007 niet van toepassing waren.
Artikel 5 van de Pyrorichtlijn 2013 verplicht de lidstaten de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat pyrotechnische artikelen uitsluitend op de markt worden aangeboden indien zij aan de eisen van de richtlijn voldoen. Typische kenmerken van de in artikel 5 bedoelde eisen zijn onder andere het voorzien van CE-markering en andere documentatie en het laten verrichten van een conformiteitsbeoordeling.
De Pyrorichtlijn 2007 hanteerde enkel de term «in de handel brengen». De Pyrorichtlijn 2013 maakt, in lijn met het NWK, onderscheid tussen «op de markt aanbieden» en «in de handel brengen». In de handel brengen betekent: het voor de eerste keer in de Europese Unie op de markt aanbieden van een pyrotechnisch artikel. Onder op de markt aanbieden wordt verstaan het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een pyrotechnisch artikel met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie.
De reden voor dit onderscheid is dat hiermee een duidelijke scheiding is aangegeven in verantwoordelijkheden rond de conformiteit van artikelen die voor het eerst binnen de Unie op de markt worden aangeboden («in de handel worden gebracht») en die vervolgens binnen de Unie worden verhandeld («op de markt worden aangeboden»).
Pyrotechnische artikelen die vanuit derde landen voor het eerst in de Unie in de handel worden gebracht, moeten aan de eisen van de richtlijn voldoen. Daarbij geldt met name dat de fabrikanten adequate conformiteitsbeoordelingsprocedures met betrekking tot deze pyrotechnische artikelen hebben laten uitvoeren. Voor importeurs geldt dat zij erop moeten toezien dat de pyrotechnische artikelen die zij in de handel brengen aan de eisen van deze richtlijn voldoen en dat zij geen pyrotechnische artikelen in de handel brengen die niet aan deze eisen voldoen of een risico inhouden.
Betreffende het op de markt aanbieden geldt dat de distributeur een pyrotechnisch artikel pas mag aanbieden op de markt, nadat het door de fabrikant of de importeur in de handel is gebracht, en hij moet de nodige zorgvuldigheid betrachten om ervoor te zorgen dat de wijze waarop hij met het pyrotechnische artikel omgaat, geen negatieve invloed heeft op de conformiteit van het artikel.
In tegenstelling tot de Pyrorichtlijn 2007 zijn in de huidige richtlijn de verschillende verplichtingen per marktdeelnemer apart uitgeschreven in de artikelen 8 tot en met 15. Zo geldt de documentatieplicht van in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen die voorheen alleen voor fabrikanten in de conformiteitsbeoordelingsprocedure van Bijlage II van de Pyrorichtlijn 2007 stond, nu volgens de Pyrorichtlijn 2013 voor zowel fabrikant als importeur.
Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toelevering en distributie moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend pyrotechnische artikelen op de markt aanbieden die aan de richtlijn voldoen. Vanwege de verschillende rollen en daaraan gekoppelde verplichtingen die de marktdeelnemers daarbij hebben, is ervoor gekozen deze in de richtlijn per marktdeelnemer, dus fabrikant, importeur en distributeur, uit te schrijven. Daarbij worden importeurs of distributeurs volgens de richtlijn als fabrikanten beschouwd wanneer zij:
• onder eigen naam of merknaam pyrotechnische artikelen in de handel brengen, of
• reeds in de handel gebrachte artikelen zodanig wijzigen dat de conformiteit met de eisen van de richtlijn in het gedrang kan komen.
Fabrikanten stellen een EU-conformiteitsverklaring op overeenkomstig bijlage III van de richtlijn wanneer met de conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat het pyrotechnische artikel aan de toepasselijke eisen voldoet. Tevens brengen zij daarbij de CE markering aan. Door de EU-conformiteitsverklaring op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het pyrotechnische artikel met de eisen van de richtlijn op zich, zo blijkt uit artikel 18, vierde lid.
De CE markering wordt aangebracht voordat het pyrotechnisch artikel in de handel wordt gebracht en wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die betrokken is bij de productiecontrolefase. In artikel 20, vierde lid, van de Pyrorichtlijn 2013 wordt de mogelijkheid geboden om de CE-markering en, indien van toepassing, het identificatienummer van de aangemelde instantie, te laten volgen door een ander teken dat een bijzonder risico of gebruik aanduidt. Op dit moment wordt hiervan geen gebruik gemaakt. In de toekomst is het echter wel mogelijk dat een dergelijk teken verplicht wordt gesteld in het Vuurwerkbesluit.
Voor fabrikanten en importeurs zijn verder aanvullende bepalingen opgenomen over het beheer van technische documenten en EU-conformititeitsverklaringen. Fabrikanten zijn verplicht om de conformiteit van serieproducties met de richtlijn blijvend te waarborgen. Deze verplichting gaat uiteraard over op de importeur of distributeur indien zij als fabrikant worden beschouwd, zoals hierboven beschreven. Daarnaast zijn fabrikanten en importeurs verplicht om naast hun naam en handels- of merknaam ook het postadres te vermelden. Distributeurs dienen te controleren of pyrotechnische artikelen vergezeld gaan van instructies en informatie aangaande de veiligheid in een taal die de consument kan begrijpen. Fabrikanten en importeurs zijn verder verplicht om corrigerende maatregelen te nemen ten aanzien van in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen die niet in overeenstemming zijn met de richtlijn. Als zij van mening zijn dat er met deze non-conformiteit een risico ontstaat voor de veiligheid en gezondheid van gebruikers, dan moeten zij bovendien het bevoegde gezag hiervan op de hoogte stellen.
Om de traceerbaarheid van pyrotechnische artikelen te bevorderen zijn fabrikanten verplicht om naast hun contactgegevens, deze te etiketteren met een registratienummer dat wordt toegewezen door de aangemelde instantie die de artikelen onderwerpt aan een conformiteitsbeoordelingsprocedure (zie paragraaf 3.3) Zowel fabrikanten als importeurs houden een register bij van de registratienummers van pyrotechnische artikelen die zij op de markt aanbieden.
Evenals fabrikanten zijn importeurs en distributeurs verplicht om de pyrotechnische artikelen die zij op de markt aanbieden te controleren op conformiteit met de eisen uit de richtlijn. In de artikelen betreffende de verplichtingen van importeurs en distributeurs is dit, in vergelijking met de Pyrorichtlijn 2007, meer expliciet gemaakt. Zo ziet de importeur erop toe dat de fabrikant de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft doorlopen, dat de CE-markering op het product is aangebracht en dat het product vergezeld gaat van technische documentatie. Een distributeur dient te controleren of een product vergezeld gaat van de juiste documentatie. Wanneer het pyrotechnische artikel volgens de importeur of distributeur niet voldoet aan de essentiële veiligheidseisen, dan mag het pyrotechnische artikel niet op de markt worden aangeboden. Eerst dient de conformiteit van het artikel met de eisen te worden gegarandeerd. Tevens informeert de importeur of distributeur de fabrikant alsmede de markttoezichthouder (ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport) wanneer het pyrotechnische artikel een risico vertoont.
In hoofdstuk 4 van de Pyrorichtlijn 2013 zijn de eisen opgenomen ten aanzien van aanmelding van de conformiteitsbeoordelingsinstantie (hierna: CBI) alsmede de eisen en de operationele verplichtingen waaraan een CBI dient te voldoen.
Nogmaals wordt er hier op gewezen dat de term «aangemelde instanties» wordt gebruikt voor CBI’s die bij de Europese Commissie zijn aangemeld. Dit betreft dus niet alleen Nederlandse instanties, maar ook instanties uit andere lidstaten. De term «aangewezen instantie» is gereserveerd voor een Nederlandse CBI, aangezien deze door de Minister van Infrastructuur en Milieu wordt aangewezen.
Na de vaststelling van de Pyrorichtlijn 2007 is gebleken dat de criteria waaraan CBI’s moeten voldoen om bij de Commissie aangemeld te worden, ontoereikend waren om een uniform, hoog prestatieniveau van aangemelde instanties in de hele EU te waarborgen. Het is essentieel dat alle CBI’s hun functie op hetzelfde niveau en onder eerlijke concurrentievoorwaarden uitoefenen. Daarom zijn de eisen voor aangemelde instanties verduidelijkt en aangescherpt.
Voor de aanwijzing en aanmelding van CBI’s zal gebruik worden gemaakt van accreditatie. Hiervoor is gekozen om een samenhangend kwaliteitsniveau van de conformiteitsbeoordeling te waarborgen en de bekwaamheid van de CBI’s te controleren. Dit is in lijn met het kabinetsstandpunt voor gebruik van accreditatie en certificatie in het kader van overheidsbeleid (Tweede Kamer, 2003–2004, 29 304, nr. 1). Accreditatie zal plaatsvinden op basis van de van toepassing zijnde geharmoniseerde accreditatienorm(en).
Er zijn echter ook situaties denkbaar waarin accreditatie niet automatisch zal leiden tot aanwijzing of aanmelding, of tot de instandhouding van een aanwijzing of aanmelding. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als er gerichte aanwijzingen zijn dat de integriteit of deskundigheid van de instantie in het geding is of wanneer er andere bezwaren bestaan die niet zijn gedekt door de normen van accreditatie. De aanmeldende autoriteit (in het geval van het Vuurwerkbesluit de Minister) moet over de bevoegdheid en deskundigheid beschikken om eigenstandig onderzoek uit te voeren en moet oordelend vermogen hebben om op basis van dat onderzoek passende maatregelen te treffen, waaronder weigering tot aanwijzing, aanwijzen onder voorwaarden, schorsing of (tijdelijke) intrekking van een aanwijzing en afmelding in het Europese Nando-systeem, waarin de CBI’s worden geregistreerd.
Ingevolge artikel 23 moet de aanmeldende autoriteit aan bepaalde eisen voldoen. Deze eisen hebben met name betrekking op de deskundigheid en onafhankelijkheid van de aanmeldende autoriteiten. Aangezien deze eisen tot de overheid zijn gericht worden deze niet in het Vuurwerkbesluit geïmplementeerd. Aangezien de Minister van Infrastructuur en Milieu de aanmeldende instantie is (en daarbij een beroep kan doen op kennis en kunde van onder andere de ILT), is gewaarborgd dat aan deze eisen wordt voldaan.
Instanties besteden veelal een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit of maken gebruik van een ondergeschikte instantie. Om het beschermingsniveau te kunnen garanderen dat nodig is voor pyrotechnische artikelen die in de Unie in de handel worden gebracht, is het essentieel dat onderaannemers en dochterondernemingen bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken aan dezelfde eisen voldoen als de aangemelde instanties. Daarom zullen ook de activiteiten die door onderaannemers en dochterondernemingen worden verricht, worden betrokken in de beoordeling van de bekwaamheid en de prestaties van instanties die worden aangewezen en in het toezicht op reeds aangemelde instanties.
Artikel 37 van de Pyrorichtlijn 2013 stelt dat de aangemelde instantie verplicht is deel nemen aan het door de Commissie ingestelde forum van aangemelde instanties ten behoeve van coördinatie en samenwerking tussen de aangemelde instanties. Deelname van de aangemelde instanties aan dit forum moet bijdragen aan consistentie bij de technische uitvoering van conformiteitsbeoordelingsprocedures, zodat de marktdeelnemers gelijk worden behandeld. Dit kan het beste door passende coördinatie en samenwerking tussen de aangemelde instanties in een dergelijk forum.
Ingevolge artikel 31 van de Pyrorichtlijn 2013 kan de aanmelding van een CBI worden beperkt, geschorst of ingetrokken indien zij haar verplichtingen niet nakomt of niet meer aan de eisen voldoet. Voor welke maatregel zal worden gekozen zal afhangen van de ernst van de situatie.
Als een aanmelding wordt beperkt geschorst of ingetrokken, of de aangemelde instantie haar activiteiten staakt, dan moeten de dossiers beschikbaar blijven. De Pyrorichtlijn 2013 schrijft voor dat hiertoe twee mogelijkheden zijn: de dossiers kunnen worden overgedragen aan een andere aangemelde instantie, in dezelfde lidstaat of een andere lidstaat, of de voormalige aangemelde instantie moet de dossiers ter beschikking houden van de aanmeldende autoriteit en de markttoezichtautoriteit (in het geval van Nederland de Minister van Infrastructuur en Milieu en de ILT). Als voor de laatste optie wordt gekozen dan blijft er, ook na de intrekking van de aanwijzing, een verplichting bestaan voor de voormalige aangemelde instantie om de dossiers ter beschikking van de autoriteiten te houden. Dit zal in de intrekkingsbeschikking ook worden geëxpliciteerd.
Na intrekking van de aanwijzing van de CBI blijven de certificaten die zijn afgegeven geldig. In de Pyrorichtlijn 2007 werd de mogelijkheid geboden om bij dreigend of rechtstreeks gevaar voor de gezondheid en veiligheid de certificaten, afgegeven door de instantie wier aanwijzing was ingetrokken, ongeldig te verklaren. Die bevoegdheid is in de Pyrorichtlijn 2013 komen te vervallen. De overweging hierbij is dat de aangemelde instantie, indien er sprake is van niet-conforme artikelen, maatregelen neemt conform artikel 33 van de Pyrorichtlijn 2013. Daarnaast heeft de CBI ingevolge artikel 35 van de Pyrorichtlijn een informatieplicht richting de aanmeldende autoriteit om melding te doen van onder andere weigering en intrekking van certificaten.
Daarnaast is de noodzaak tot een ongeldigverklaring van certificaten door de aanmeldende autoriteit (in dit geval de Minister van Infrastructuur en Milieu), komen te vervallen doordat de markttoezichthouders (in dit geval de ILT) kunnen optreden tegen situaties waarin er sprake is van onveiligheid of niet-conformiteit van de producten. Dit blijkt uit artikel 39 en 41 van de Pyrorichtlijn en is nader toegelicht in §5.
Artikel 33, vierde lid, stelt dat de aangemelde instantie geen certificaat verleent, wanneer de fabrikant niet heeft voldaan aan de ter zakendoende eisen. Eerst zal de fabrikant passende corrigerende maatregelen moeten treffen. Pas hierna kan certificering plaatsvinden. Achtereenvolgens stellen artikel 33, vijfde en zesde lid, dat wanneer de aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit constateert dat een pyrotechnisch artikel waarvoor eerder een certificaat is afgegeven niet meer conform is, de fabrikant eveneens corrigerende maatregelen treft. Indien deze maatregelen uitblijven of niet het gewenste effect hebben, worden de certificaten door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.
Artikel 35 van de richtlijn regelt dat wanneer er sprake is van een beperking, schorsing of intrekking van een certificaat door de aangemelde instantie, de aanmeldende instantie (voor Nederland de Minster van Infrastructuur en Milieu) hiervan door de aangewezen instantie op de hoogte wordt gesteld.
Zoals aangegeven in de toelichting bij het besluit ter implementatie van de Pyrorichtlijn 2007 (Stb. 2009, 605, pp. 71–72) wordt de aangewezen instantie in Nederland beschouwd als een orgaan met enig openbaar gezag bekleed (art. 1:1, eerste lid, onder b, Algemene wet bestuursrecht), aangezien zij de bevoegdheid heeft om rechten en verplichtingen te bepalen. In zoverre is er dus sprake van een bestuursorgaan en neemt deze besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.
In de hierna volgende subparagrafen volgt per categorie een toelichting op de (financiële) gevolgen voor bedrijven en overheid als gevolg van de implementatie van de Pyrorichtlijn 2013 en de uitvoeringsrichtlijn. Voor burgers zijn er geen financiële gevolgen of regeldrukeffecten.
Alle kosten zijn hierbij als structureel aangemerkt, omdat ze zijn gerelateerd aan het geheel van producten dat jaarlijks op de markt zijn of worden gebracht.
Hierbij is het volgende van belang: in 2011 heeft de Commissie een impact assessment uitgevoerd ten aanzien van het NWK-pakket. Hierbij is aangegeven dat er geen significante kostenstijgingen voor overheden (inclusief aangemelde instanties) en bedrijven worden verwacht. Hieronder wordt een inschatting gegeven van hoe dit zich in de pyrotechnische sector zal vertalen.
Een aantal onderdelen van het onderhavige wijzigingsbesluit heeft structurele gevolgen voor de regeldruk voor de betrokken bedrijven en overheid, waarbij sprake is van zowel effecten die de regeldruk (licht) doen stijgen, als effecten die zorgen voor een (lichte) afname van de regeldruk.
De meeste verplichtingen van marktdeelnemers betreffen een herverdeling van of aanvulling op bestaande verplichtingen die ook al bestonden onder de Pyrorichtlijn 2007. Ook de eisen die voor CBI’s zijn opgenomen in de Pyrorichtlijn 2013 stemmen grotendeels overeen met de eisen die ook al in de Pyrorichtlijn 2007 werden gesteld.
De Pyrorichtlijn 2013 heeft een effect op de administratieve lasten. Het betreft in hoofdzaak een effect op structurele administratieve lasten.
In algemene zin zal de verduidelijking en aanscherping van verantwoordelijkheden van marktdeelnemers en stroomlijning van procedures tot lagere administratieve lasten leiden.
Uit zowel de Pyrorichtlijn 2013 als de uitvoeringsrichtlijn vloeien informatieverplichtingen voort die de administratieve lasten zullen doen stijgen. Deze informatieverplichtingen bestaan voor zowel marktdeelnemers als CBI’s.
Een aantal aspecten van de Pyrorichtlijn 2013 en de uitvoeringsrichtlijn zullen leiden tot hogere nalevingskosten voor bedrijven. Dit geldt specifiek voor de eisen op het gebied van traceerbaarheid, aangezien marktdeelnemers contact- en andere gegevens omtrent productidentificatie aan producten moeten toevoegen. Voor fabrikanten bestaan deze verplichtingen al grotendeels, voor importeurs en distributeurs zijn deze nieuw.
De omvang van deze kosten is naar verwachting beperkt. Uit de eergenoemde consultatie van het NWK-pakket kwam naar voren dat 55% van de algemene marktdeelnemers en 30 tot 33% van de kleine en middelgrote bedrijven die hierop reageerden, denken dat de stroomlijning van deze verplichtingen beperkte kostenstijgingen met zich zal brengen, terwijl respectievelijk 12% en 27% denken dat er door deze verplichtingen geen of geen significante kostenstijgingen zullen zijn.1 Ook verplichtingen die van belang zijn in het kader van verkochte producten kunnen administratieve lasten opleveren. Het gaat hier om bijvoorbeeld het bijhouden van een register van klachten en defecte producten. Uit de consultatie komt naar voren dat dit een relatief grotere rol speelt bij kleine en middelgrote bedrijven. De gemiddelde opstartkosten hiervoor worden geschat op circa 10.000,– euro per ondernemer met jaarlijkse onderhoudskosten van 2.500,– euro per ondernemer. Zoals eerder aangegeven, zijn de meeste verplichtingen van marktdeelnemers een herverdeling van of aanvulling op bestaande verplichtingen. Voor het overige geldt echter hetzelfde als vermeldt onder regeldruk: het gaat bij de Pyrorichtlijn 2013 met name om het herverdelen van verantwoordelijkheden en het stroomlijnen van verschillende procedures.
De Minister van Infrastructuur en Milieu is in het onderhavige besluit aangewezen als aanmeldende instantie van CBI’s.
Er wordt een (beperkte) lastenstijging verwacht met betrekking tot het toezicht door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de activiteiten van de in Nederland aangewezen instanties.
De gevolgen voor informatieverplichtingen van aangewezen instanties jegens de ILT zijn beperkt; het gaat hier met name om situatie-afhankelijke informatiestromen. Voor de ILT is relevant dat de informatieverplichtingen op het vlak van traceerbaarheid de onderzoekskosten ten aanzien van mogelijk niet-conforme producten afnemen. Structureel van aard is de verplichting voor de ILT om een jaarlijkse rapportage aan de Europese Commissie over het toezicht. Deze rapportage moet informatie geven over het niveau van naleving van de essentiële vereisten in de richtlijnen. De inspanning hiervoor ligt in de orde van grootte van 25 uur per jaar.
Naar verwachting heeft de implementatie van de Pyrorichtlijn 2013 positieve gevolgen voor de marktverhoudingen. Dit komt omdat effectiever toezicht mogelijk wordt gemaakt en als gevolg daarvan de desbetreffende verplichtingen beter zullen worden nageleefd. Daardoor ontstaat een groter level playing field voor de desbetreffende bedrijven en wordt concurrentie beter gestimuleerd.
In hoofdstuk 5 van de Pyrorichtlijn 2013 staat een paragraaf omtrent markttoezicht. Hiermee wordt het toezicht op de conformiteit van producten bedoeld, alsmede het toezicht op eventueel risico van producten die wel conform zijn. Specifieke implementatie van deze artikelen in het Vuurwerkbesluit is grotendeels niet nodig. Er worden bevoegdheden in de paragraaf beschreven die de ILT, als autoriteit die bevoegd is tot handhaving van dit onderdeel van het Vuurwerkbesluit, al heeft vanuit de Algemene wet bestuursrecht. Indien een marktdeelnemer producten op de markt aanbiedt die niet aan de eisen van de richtlijn voldoen, dan kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Wel is in artikel 1A.2F.1 specifiek opgenomen dat marktdeelnemers verplicht zijn om maatregelen te nemen indien de producten die zij op de markt aanbieden weliswaar aan de eisen voldoet, maar toch risico’s met zich meebrengen. Indien zij deze maatregelen niet nemen kan de markttoezichthouder (de ILT) ingrijpen met de bevoegdheden die hem vanuit de Awb ter beschikking staan.
De ILT heeft een toets uitgevoerd op de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudegevoeligheid (een «HUF-toets») van het onderhavige wijzigingsbesluit. Een aantal zaken is naar aanleiding van deze toets verbeterd of aangescherpt.
De ILT heeft met name opmerkingen gemaakt over onderstaande punten:
De ILT heeft te kennen gegeven dat de richtlijn specifieke handhavingsinstrumenten bevat op het gebied van markttoezicht die niet voortvloeien uit de Awb. Op dit punt is het Besluit niet aangepast, aangezien de markttoezichthouder (ILT) met de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang voldoende middelen in handen heeft om de maatregelen die in de richtlijn staan beschreven (het verbieden of beperken van het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen, dan wel het uit de handel nemen of terugroepen van deze artikelen) aan marktdeelnemers op te leggen. Wel is in artikel 1A.2F.1 verduidelijkt dat wanneer de marktdeelnemer van de markttoezichthouder verneemt dat artikelen die wel aan de eisen voldoen, maar toch een risico met zich meebrengen, hij maatregelen moet nemen om deze risico’s uit te sluiten. Worden deze maatregelen door de markttoezichthouder onvoldoende geacht, dan kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Daarnaast vreest de ILT dat de handhaafbaarheid op een aantal punten wordt bemoeilijkt, bijvoorbeeld wanneer de distributeur niet in Nederland gevestigd is en wanneer er geen sprake is van een feitelijke «verstrekking» van vuurwerk. Inderdaad vallen marktdeelnemers die volledig buiten Nederland opereren buiten haar jurisdictie. Echter, aangezien vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik dat voorhanden is en aan een ander ter beschikking wordt gesteld ook aan de essentiële veiligheidseisen dient te voldoen en aan een conformiteitsbeoordeling onderworpen moet zijn, zijn er toch voldoende aanknopingspunten voor handhaving. Immers, als bijvoorbeeld blijkt dat vuurwerk dat ligt opgeslagen niet voldoet aan de eisen van het Vuurwerkbesluit, dan kan er worden gehandhaafd, ook zonder dat het vuurwerk op de markt is aangeboden.
Het besluit is afgestemd met de branche. Dit heeft niet geleid tot opmerkingen.
Aangezien dit besluit uitsluitend strekt tot implementatie van de Pyrorichtlijn 2013 en de uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU geldt op grond van artikel 1:8 van de Awb geen voorhangprocedure en op grond van artikel 7a van de Bekendmakingswet geen nahangprocedure.
In de wijziging van het Vuurwerkbesluit wordt enkel uitvoering gegeven aan de Pyrorichtlijn 2013 en de uitvoeringsrichtlijn. Derhalve kan notificatie op grond van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PbEG L 376 of 98/34/EG en 98/48/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, PbEG 1998, L 204, achterwege blijven. Conform artikel 47, vierde lid, van de Pyrorichtlijn 2013, zal Europese Commissie in kennis worden gesteld van de tekst van dit besluit.
De begripsbepalingen in artikel 1.1.1 zijn aangepast aan het vocabulaire van richtlijn nr. 2013/29/EU (hierna: Pyrorichtlijn 2013). Er is daarbij in het belang van heldere en kenbare regelgeving voor gekozen om de verwijzingen naar richtlijn nr. 2007/23/EG (hierna: Pyrorichtlijn 2007) te vervangen door verwijzingen naar de Pyrorichtlijn 2013.
Artikel 1.1.1, zesde lid, is komen te vervallen. Hierin werd bepaald dat door de fabrikant voor eigen gebruik vervaardigd vuurwerk waarvan het gebruik op zijn grondgebied door een lidstaat was goedgekeurd, niet geacht werd in de handel te zijn gebracht. Deze bepaling vloeide voort uit artikel 2, tweede lid, Pyrorichtlijn 2007. In artikel 2, tweede lid, Pyrorichtlijn 2013 is echter bepaald dat het regime van de richtlijn geheel niet van toepassing is op dergelijk voor eigen gebruik geproduceerde artikelen. In het onderhavige besluit is dit tot uitdrukking gebracht in artikel 1.1.3, onderdeel e.
Naast de hierboven toegelichte toevoeging van artikel 1.1.3, onderdeel e, is in onderdeel d de verwijzing naar het Warenwetbesluit Speelgoed geactualiseerd, aangezien dit besluit in 2011 is ingetrokken en het Warenwetbesluit Speelgoed 2011 in werking is getreden.
In artikel 1.1.7 is een delegatiegrondslag opgenomen voor Onze Minister om middels ministeriële regelingen uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie inzake de praktische regelingen voor het regelmatig verzamelen en bijwerken van gegevens over ongevallen te kunnen implementeren.
De bepalingen uit Pyrorichtlijn 2007 waren grotendeels geïmplementeerd in Hoofdstuk 1A van het Vuurwerkbesluit. In Pyrorichtlijn 2013 zijn deze bepalingen verduidelijkt, uitgebreid en aangescherpt. Om de leesbaarheid van het Vuurwerkbesluit te vergroten, is ervoor gekozen om Hoofdstuk 1A opnieuw vast te stellen. Hierbij zijn de inhoudelijke bepalingen zo min mogelijk verplaatst. Daar waar dit wel het geval is, zal dit in deze toelichting worden aangegeven. In zes nieuwe paragrafen (2A tot en met 2F) zijn de verplichtingen van de marktdeelnemers, alsmede regels omtrent identificatie van de marktdeelnemers opgenomen.
De artikelsgewijze toelichting van hoofdstuk 1A beperkt zich grotendeels tot de bepalingen waarvan de inhoud is gewijzigd. Voor de toelichting op zaken die niet gewijzigd zijn, wordt verwezen naar de toelichting op het besluit ter implementatie van de Pyrorichtlijn 2007 (Stb. 2009, 605).
In de begripsbepalingen in het eerste lid is aangesloten bij de begripsbepalingen uit Pyrorichtlijn 2013, waarin de begripsbepalingen uit Pyrorichtlijn 2007 zijn opgenomen. Nieuwe begripsbepalingen zijn opgenomen met het oog op de toegevoegde bepalingen omtrent accreditatie en markttoezicht.
Bij de implementatie van Pyrorichtlijn 2007 is ervoor gekozen om statisch te verwijzen naar bijlage I en een deel van bijlage II. Dat betekent dat een wijziging van deze bepalingen niet automatisch doorwerkt in Nederlandse regelgeving. Op die keuze wordt bij de implementatie van Pyrorichtlijn 2013 niet teruggekomen. Bijlage I bevat fundamentele veiligheidseisen en bij een wijziging hiervan dient de Nederlandse regelgeving uitdrukkelijk te worden herzien.
Wat betreft bijlage II wordt een onderscheid gemaakt tussen voorschriften die betrekking hebben op de conformiteitsbeoordelingsprocedure en voorschriften die betrekking hebben op de periode daarna.
De dynamische verwijzing geldt voor de onderdelen van bijlage II die betrekking hebben op de conformiteitsbeoordelingsprocedure. Als deze onderdelen van Pyrorichtlijn 2013 worden gewijzigd, dan werkt dit automatisch door in het Vuurwerkbesluit.
In het tweede lid is aangegeven naar welke onderdelen van bijlage II statisch wordt verwezen. Net als bij de implementatie van de Pyrorichtlijn 2007 wordt verwezen naar de onderdelen van bijlage II waarin de voorschriften zijn opgenomen die betrekking hebben op de situatie na het succesvol doorlopen van de conformiteitsbeoordelingsprocedure.
Wat ten opzichte van de implementatie van de Pyrorichtlijn 2007 echter wel veranderd is, is dat deze voorschriften niet langer zijn overgenomen in paragraaf 3 van hoofdstuk 1A. Er wordt simpelweg verwezen naar Bijlage II, waarbij uiteraard de situatie inzake statische en dynamische verwijzing geldt zoals hierboven beschreven. Hiervoor is gekozen om de toegankelijkheid van de tekst te vergroten, waarbij in ogenschouw moet worden genomen dat de marktdeelnemers in de vuurwerkbranche over een grote kennis van zake inzake de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen beschikken. Daarnaast is een aantal verplichtingen uit bijlage II, zoals de bewaarplicht van documenten, opgenomen in de artikelen betreffende verplichtingen van marktdeelnemers.
In de Pyrorichtlijn 2013 wordt onderscheid gemaakt tussen «bevoegde autoriteit» en «markttoezichtautoriteit». Deze laatste autoriteit is specifiek belast met het beschermen van consumenten tegen risico’s van producten die op de markt worden aangeboden. In Nederland wordt het markttoezicht uitgevoerd door de toezichthouder, de Inspectie Leefomgeving en Transport. Dit is in de definitiebepalingen tot uitdrukking gebracht. Om uit de tekst van het Vuurwerkbesluit te laten blijken dat het gaat om verschillende taken, wordt er in de tekst onderscheid gemaakt tussen «bevoegde autoriteit» en «markttoezichthouder». Dit laatste om aan te geven dat het de toezichthouder is die tevens het markttoezicht uitoefent.
De bepaling omtrent geharmoniseerde normen stond voorheen in artikel 1A.1.7. Pyrorichtlijn 2007 schreef voor dat geharmoniseerde normen moesten worden erkend en overgenomen door de lidstaten. In artikel 16 van Pyrorichtlijn 2013 is de tussenstap van erkenning en overname verdwenen: Referentienummers van geharmoniseerde normen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
De enige inhoudelijke wijziging die zich op dit punt heeft voorgedaan is de toevoeging van een verbod om vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel te brengen zonder dat een EU-conformiteitsverklaring is opgesteld. Dit verbod is opgenomen in het vierde lid.
Voorheen was in artikel 1A.2.1, vierde lid een verbod opgenomen om te handelen in strijd met bepaalde handelingen die waren overgenomen uit bijlage II bij de Pyrorichtlijn 2007. Deze artikelen zijn in het onderhavige besluit vervallen, aangezien er in artikel 1A.3.1 wordt verwezen naar bijlage II van de Pyrorichtlijn 2013, zoals beschreven in de toelichting onder artikel 1A.1.1. Derhalve is in het tweede lid een verbod opgenomen om te handelen in strijd met artikel 1A.3.1. Voor alle duidelijkheid is specifiek voor fabrikanten opgenomen dat het verboden is om in strijd te handelen met bijlage II van de Pyrorichtlijn 2013. Een dergelijk verbod kan ook gelden voor distributeurs of importeurs, indien zij ingevolge artikel 1A.2A.8 worden beschouwd als de fabrikant.
In artikel 8 van Pyrorichtlijn 2013 zijn, onder de titel «verplichtingen van fabrikanten» bepalingen opgenomen die de fabrikant in acht moet nemen bij het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen. Voorheen was de verplichting voor de fabrikant opgenomen in artikel 1A.1.4.
Elders in het Vuurwerkbesluit zijn in specifieke paragrafen ook verplichtingen van de fabrikant opgenomen. Deze verplichtingen hebben onder andere betrekking op het categoriseren van producten, het voldoen aan de eisen van bijlage II in het kader van conformiteitsbeoordelingsprocedures en het opstellen van de EU-conformiteitsverklaring De artikelen 1A.2A.1 tot en met 1A.2A.7 bevatten derhalve alleen de algemene verplichtingen aangaande het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen uit artikel 8 van de richtlijn.
Deze verplichtingen omvatten onder meer het opstellen van technische documentatie en het laten uitvoeren van een conformiteitsbeoordelingsprocedure. Daarnaast dient een EU-conformiteitsverklaring te worden opgesteld waaruit blijkt dat de in de handel te brengen artikelen voldoen aan de toepasselijke eisen en moet een CE-markering worden aangebracht op de producten. Verder zijn er regels betreffende het bewaren en verstrekken van documentatie en etikettering. De verplichte bewaartermijn van documenten bedraagt tien jaar. Een fabrikant is verder verplicht om corrigerende maatregelen te nemen indien blijkt dat in de handel gebrachte artikelen niet voldoen aan de essentiële veiligheidseisen of andere eisen die het Vuurwerkbesluit stelt, of om op verzoek van de bevoegde autoriteit controles op producten uit te voeren. Zo nodig moeten producten uit de handel worden gehaald of worden teruggeroepen.
In artikel 8, negende lid, van de Pyrorichtlijn 2013 is opgenomen dat fabrikanten op een met redenen omkleed verzoek informatie en documentatie betreffende de conformiteit van een artikel moeten aanleveren. Daarnaast bestaat er een plicht om op verzoek medewerking te verlenen aan maatregelen om de risico’s van door fabrikanten in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen uit te sluiten. In de richtlijn is niet gespecificeerd welke bevoegde nationale autoriteiten dergelijke verzoeken kunnen doen. Aangenomen moet worden dat ook buitenlandse bevoegde autoriteiten dergelijke verzoeken kunnen doen. In de praktijk zullen dergelijke verzoeken echter veelal via de nationale bevoegde autoriteit lopen.
In Pyrorichtlijn 2007 (geïmplementeerd in artikel 1A.1.5, tweede lid (oud)) werd bepaald dat indien de fabrikant niet in de Europese Unie was gevestigd, de importeur ervoor diende te zorgen dat de fabrikant aan zijn verplichtingen had voldaan. Ook was het mogelijk dat de importeur de verplichtingen van de fabrikant zou overnemen. In de Pyrorichtlijn 2013 is deze bepaling aangepast. De importeur of distributeur wordt als fabrikant beschouwd en moet aan diens verplichtingen voldoen indien hij een pyrotechnisch artikel onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt, of reeds in de handel gebrachte artikelen zodanig wijzigt dat de conformiteit van die artikelen met de essentiële veiligheidseisen in het gedrang komt. De importeur en de distributeur moeten controleren of de fabrikant (en in het geval van de distributeur ook de importeur) heeft voldaan aan hun verplichtingen, maar slechts in de bijzondere situatie zoals hierboven besproken zullen de verplichtingen van de fabrikant overgaan op distributeur en importeur. Het betreft hier zowel de algemene verplichtingen, zoals opgenomen in paragraaf 2A, als de overige verplichtingen van de fabrikant die in het Vuurwerkbesluit zijn opgenomen.
De verplichtingen van de importeur waren voorheen opgenomen in artikel 1A.1.5. De importeur mag alleen pyrotechnische artikelen in de handel brengen indien deze aan de eisen van dit besluit voldoen. Is dit niet het geval, dan moet de importeur ervoor zorgen dat het vuurwerk of de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik aan de gestelde eisen voldoet, alvorens hij het in de handel brengt. Wanneer het artikel een risico vormt, dan dient de importeur de markttoezichthouder en de fabrikant daarvan op de hoogte stellen.
In dit artikel wordt tot uiting gebracht dat de importeur, alvorens hij vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengt, moet controleren of de fabrikant aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Zo moet hij er zorg voor dragen dat de fabrikant de juiste EU-conformiteitsbeoordeling heeft uitgevoerd, de juiste technische documentatie heeft opgesteld en de producten heeft voorzien van de juiste etikettering en CE-markering.
Deze artikelen bevatten enkele zelfstandige plichten voor de importeur. Zo moet hij het vuurwerk of de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voorzien van zijn contactinformatie. Daarnaast moet hij zorgen voor goede bewaar- en vervoercondities van de pyrotechnische artikelen. Verder komen zijn plichten grotendeels overeen met de verplichtingen van fabrikanten.
In artikel 1A.2.B.7 staat vermeld dat een importeur, indien een artikel niet aan de eisen bij of krachtens het Vuurwerkbesluit voldoet, corrigerende maatregelen moet nemen om dit artikel wel conform te maken. Bepaalde zaken, zoals bijvoorbeeld etikettering, zal hij zelf kunnen aanpassen. Daar waar het gaat om afwijkingen aan het product zelf zal hij de fabrikant moeten inschakelen.
In artikel 12, vijfde lid, van de Pyrorichtlijn 2013 is opgenomen dat importeurs op een met redenen omkleed verzoek informatie en documentatie betreffende de conformiteit van een artikel moeten aanleveren. Daarnaast bestaat er een plicht om op verzoek medewerking te verlenen aan maatregelen om de risico’s van door fabrikanten in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen uit te sluiten. In de richtlijn is niet gespecificeerd welke bevoegde nationale autoriteiten dergelijke verzoeken kunnen doen. Aangenomen moet worden dat ook buitenlandse bevoegde autoriteiten dergelijke verzoeken kunnen doen. In de praktijk zullen dergelijke verzoeken echter veelal via de nationale bevoegde autoriteit lopen.
De verplichtingen voor de distributeur waren voorheen opgenomen in artikel 1A.1.6. De distributeur mag alleen pyrotechnische artikelen in de handel brengen indien deze aan de eisen van dit besluit voldoen. Is dit niet het geval, dan moet de importeur ervoor zorgen dat het vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik aan de gestelde eisen voldoet, alvorens hij het in de handel brengt. Wanneer het artikel een risico vormt, dan dient de importeur de markttoezichthouder, de importeur en de fabrikant daarvan op de hoogte stellen.
In dit artikel wordt tot uiting gebracht dat de distributeur, alvorens hij vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengt, moet controleren of de fabrikant en de importeur aan hun verplichtingen hebben voldaan. Zo moet hij controleren of het product voorzien is van de juiste etikettering en CE-markering en of het product vergezeld gaat van de juiste documenten.
In deze artikelen bevatten enkele zelfstandige plichten de distributeur, die grotendeels overeenkomen met de plichten van de fabrikant en importeur. In artikel 1A.2C.6 is bepaald dat fabrikanten en importeurs de gegevens over de registratienummers van pyrotechnische artikelen die zij op de markt aanbieden moeten bijhouden en op verzoek ter beschikking van de betrokken autoriteiten moeten stellen. Het kan hierbij ook gaan om verzoeken van autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland.
Op grond van dit artikel moeten marktdeelnemers in staat zijn om gedurende een periode van tien jaar gegevens te verstrekken aan de markttoezichthouder over welke marktdeelnemer pyrotechnische artikelen zijn geleverd en aan welke marktdeelnemer is geleverd.
In deze paragraaf zijn de verplichten opgenomen die voor de marktdeelnemers voortvloeien uit de uitvoeringsrichtlijn en uit artikel 9 van de Pyrorichtlijn 2013. De verplichtingen voor de aangewezen instantie zijn opgenomen in artikel 1A.5.14, tot en met zesde lid.
In deze paragraaf is de verplichting voor marktdeelnemers opgenomen om, indien de producten die zij op de markt aanbieden wel voldoen aan de eisen, maar toch een risico met zich meebrengen, alle passende maatregelen te nemen om die risico’s uit te sluiten. Tevens bepaalt dit artikel dat, indien de marktdeelnemer corrigerende maatregelen neemt, hij deze op alle producten die hij in de Europese Unie heeft aangeboden, dient toe te passen.
Zoals in de toelichting onder artikel 1A.1.1 beschreven is ervoor gekozen om, deels statisch en deels dynamisch, te verwijzen naar Bijlage II, daar waar het gaat om de eisen waaraan marktdeelnemers en aangewezen instantie moeten voldoen bij de conformiteitsbeoordelingsprocedure.
Voorheen waren eisen voor aangemelde instanties en fabrikanten betreffende de conformiteitsbeoordelingsinstantie uitgeschreven in paragraaf 3. Deels zijn deze eisen overgenomen in de paragrafen betreffende marktdeelnemers en de aangewezen instantie. Derhalve is besloten deze eisen niet meer uit te schrijven, maar aan te geven dat fabrikanten (en, indien ingevolge dit besluit andere marktdeelnemers als de fabrikant worden beschouwd, de importeur of distributeur) aan de eisen voldoen die aan hen gesteld worden in bijlage II van de Pyrorichtlijn 2013.
De fabrikant kan kiezen tussen dezelfde modules als voorheen, met dien verstande dat de benaming van module C is gewijzigd in module C2.
De aanhef van artikel 9 van Pyrorichtlijn 2007 suggereerde dat de fabrikant de conformiteitsbeoordelingsprocedure zelf uitvoert. Artikel 10 van de richtlijn suggereerde echter dat de aangemelde instantie de beoordeling doet. Omdat de bewoordingen van Pyrorichtlijn 2013 op dit punt niet anders zijn, wordt de procedure hieronder ter verduidelijking uiteengezet:
• De fabrikant kiest de procedure die voor de beoordeling zal worden gevolgd;
• Hij moet ook kunnen aantonen dat zijn initiële product aan de eisen voldoet, en dat het productieproces zo in elkaar zit dat ook volgende producten aan die eisen voldoen;
• De aangemelde instantie doet de beoordeling;
• Na een positieve beoordeling brengt de fabrikant de CE-markering aan. Daarnaast eist Pyrorichtlijn 2013 dat de fabrikant de EU-conformiteitsverklaring opstelt. Deze eis was in Pyrorichtlijn 2007 nog niet opgenomen.
Als de fabrikant de «verkeerde procedure» kiest, zal hij niet kunnen aantonen dat continu aan de eisen wordt voldaan en zal hij de CE-markering niet mogen aanbrengen.
In Pyrorichtlijn 2013 staat expliciet aangegeven dat de CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen van CE-markering zoals deze zijn vastgelegd in artikel 30 van de (rechtstreeks werkende) Verordening nr. 765/2008. Deze Verordening werkt rechtstreeks en deze bepaling hoeft dan ook niet te worden geïmplementeerd. Artikel 1A.4.1 schrijft, specifiek voor vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, voor wanneer, door wie en op welke wijze de markering dient te worden aangebracht.
Dit artikel geeft de eisen waaraan de EU-conformiteitsverklaring moet voldoen. De verklaring moet volgens een vaste structuur worden opgesteld, gegeven in bijlage III van Pyrorichtlijn 2013. De conformiteitsverklaring die betrekking heeft op vuurwerk of pyrotechnische artikelen die in Nederland in de handel worden gebracht, moeten zijn gesteld in het Nederlands.
In het vierde lid is tot uitdrukking gebracht dat één conformiteitsverklaring volstaat indien er voor een pyrotechnisch artikel op grond van meerdere Europeesrechtelijke voorschriften een dergelijke verklaring wordt vereist.
In dit artikel wordt, evenals in het voormalige artikel 1A.5.1, aan de Minister van Infrastructuur en Milieu de bevoegdheid verleend om een instantie aan te wijzen voor het uitvoeren van conformiteitsbeoordelingsprocedures. Het betreft hier een bevoegdheid, de Minister is niet tot aanwijzing van een instantie verplicht. Overeenkomstig artikel 21 van Pyrorichtlijn 2013 wordt een aangewezen instantie aangemeld.
De Minister van Infrastructuur en Milieu is de aanmeldende autoriteit in de zin van artikel 22 van Pyrorichtlijn 2013. De Minister voldoet aan de eisen voor aanmeldende autoriteiten, zoals opgesomd in artikel 23 van Pyrorichtlijn 2013. De Minister van Infrastructuur en Milieu zal de Europese Commissie inzicht geven in de procedures van beoordeling en aanmelding van de conformiteitsbeoordelingsinstantie en aangeven hoe op deze instanties toezicht zal worden gehouden.
Dit artikel bevat, in vergelijking met Pyrorichtlijn 2007, nieuwe bepalingen aangaande het verzoek tot aanwijzing dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie indient als zij wensen te worden aangewezen. Bij een dergelijk verzoek moeten een aantal gegevens worden overlegd, aan de hand waarvan de Minister van Infrastructuur en Milieu kan beoordelen of de instantie kan worden aangewezen. Zoals in het algemene deel is toegelicht, kan een instantie alleen worden aangewezen als zij een accreditatiecertificaat kan overleggen.
Een instantie mag haar werkzaamheden als aangewezen instantie pas gaan verrichten nadat is gebleken dat de Europese Commissie en de andere lidstaten geen bezwaar maken tegen de aanwijzing. Dit zal in de aanwijzingsbeschikking ook tot uitdrukking worden gebracht.
In deze artikelen zijn de eisen weergegeven waaraan een instantie zal moeten doen om aangewezen te worden. Het niet meer voldoen aan deze eisen kan leiden tot beperking, schorsing of intrekking van de aanwijzing op grond van artikel 1A.5.20. Deze eisen komen grotendeels overeen met de eisen die waren opgenomen in bijlage III van Pyrorichtlijn 2007. De noodzaak van onafhankelijkheid van de aangewezen instantie is sterker benadrukt. Daarnaast is expliciet beschreven dat de aangewezen instantie over voldoende personeel en kennis moet beschikken. Voorts is een nieuwe verplichting ten aanzien van deelname aan de coördinatiegroep van aangemelde instanties opgenomen.
Indien een instantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de relevante geharmoniseerde normen, dan wordt zij geacht aan de criteria uit artikel 1A.5.3-1A.5.10 te hebben voldaan. Ook hiervoor geldt dat de normen niet in Nederland bekendgemaakt hoeven te worden om geldig te zijn: publicatie in het Publicatieblad van de EU is voldoende.
In dit artikel is geëxpliciteerd dat een aangewezen instantie moet waarborgen dat een eventuele onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen uit dit besluit voldoet. Daarnaast dient zij de aanmeldende autoriteit, de Minister van Infrastructuur en Milieu, op de hoogte te stellen van het feit dat taken worden uitbesteed en hier documentatie van ter beschikking van de Minister te houden. Daarnaast is vastgelegd dat een klant met uitbesteding van conformiteitsbeoordelingsactiviteiten moet instemmen.
Deze artikelen bevatten de operationele verplichtingen van de aangewezen instantie. Deels waren deze bepalingen opgenomen in artikel 1A.5.2 van het Vuurwerkbesluit. Daarnaast is geëxpliciteerd hoe de aangewezen instantie haar taken dient te vervullen. Zij moet voldoen aan de eisen die aan haar gesteld worden in bijlage II bij de Pyrorichtlijn. Daarnaast betreft dit onder andere voorschriften over de omgang met artikelen die non-conform zijn. Als er voor een dergelijk product of dergelijke productreeks nog geen certificaat is afgegeven, dan dient de fabrikant eerst het probleem te herstellen alvorens het opnieuw voor een conformiteitsbeoordelingsprocedure aan de aangewezen instantie wordt aangeboden. Als er wel reeds een certificaat is afgegeven, dan verlangt de aangewezen instantie dat herstelmaatregelen door de fabrikant worden genomen. Indien de fabrikant dit niet doet, dan kan een certificaat worden geschorst, beperkt of ingetrokken.
In artikel 1A.5.14, derde tot en met zesde lid, zijn de verplichtingen voor de aangewezen instantie geïmplementeerd die voortvloeien uit de uitvoeringsrichtlijn. Zij dienen een register bij te houden volgens het model dat in bijlage 4 van het Vuurwerkbesluit is opgenomen (onderdeel J). Zij dienen de nodige voorzieningen te treffen om het register via internet bekend te maken. Aangemelde instanties zien erop toe dat het register actueel blijft. Indien nodig wordt het register bijgewerkt.
Volgens het zesde lid zal bij intrekking van de aanwijzing van de conformiteitsbeoordelingsinstantie het register van artikelen waarvoor zij een beoordeling hebben afgegeven worden overgedragen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. In de beschikking waarmee een aanwijzing wordt ingetrokken zal tevens worden aangegeven hoe deze overdracht dient plaats te vinden.
Zoals aangegeven bij de implementatie van Pyrorichtlijn 2007 houdt de Minister van Infrastructuur en Milieu bestuurlijk toezicht op de aangewezen instantie. Derhalve moet de Minister ook op de hoogte zijn van de activiteiten van de aangewezen instantie. Artikel 1A.5.18 voorziet in een dergelijke informatieplicht, als ook in een informatieplicht richting andere aangewezen instanties.
Deze eis is overgenomen uit artikel 1A.5.5 van het voormalige Vuurwerkbesluit en schrijft voor dat de aangewezen instantie beschikt over een deugdelijke administratie.
Dit artikel voorziet in de situatie dat de Minister van Infrastructuur en Milieu de aanwijzing intrekt, schorst of beperkt. In dat geval wordt de Europese Commissie op de hoogte gebracht. De administratie, genoemd in artikel 1A.5.19, mag niet verloren gaan, aangezien hier belangrijke informatie omtrent de conformiteit van producten in vermeld staat. Derhalve kunnen de dossiers aan een nieuwe aangewezen instantie worden overgedragen, of aan een aangemelde instantie uit een andere lidstaat. Ook kan ervoor worden gekozen om te waarborgen dat de Minister van Infrastructuur en Milieu, als aanmeldende instantie, en de markttoezichthouder toegang hebben tot de dossiers. Hierbij kan gedacht worden aan een overdracht van de dossiers aan de markttoezichthouder, of aan een situatie waarbij de dossiers in beheer van de voormalige aangewezen instantie blijven. In dat laatste geval kan de Minister van Infrastructuur en Milieu te allen tijde inzage vorderen in de dossiers.
Beperking, schorsing of intrekking van een aanwijzing kan ook het gevolg zijn van een uitvoeringshandeling van de Europese Commissie, waarin een lidstaat ingevolge artikel 32, vierde lid van de Pyrorichtlijn 2013 verzocht kan worden om corrigerende maatregelen te treffen, en zo nodig de aanmelding in te trekken.
In deze onderdelen worden met name de desbetreffende bepalingen aangepast aan de bewoordingen van Pyrorichtlijn 2013. Er zijn echter ook echter een aantal meer inhoudelijke wijzigingen. Zo is in de richtlijn verduidelijkt welke gegevens op de etiketten moeten worden vermeld. Daarnaast staat de richtlijn toe dat de gegevens van marktdeelnemers op een apart document worden vermeld, dat bij het vuurwerk of pyrotechnische artikel voor theatergebruik is gevoegd. Deze mogelijkheid wordt echter alleen geboden indien het artikel of de verpakking niet genoeg ruimte biedt voor het vermelden van de gegevens.
Artikel 5.3.5 is aangepast aan de bewoordingen van Pyrorichtlijn 2013. Daarnaast zijn de overgangsbepaling uit artikel 46 van Pyrorichtlijn 2013 in dit artikel geïmplementeerd. Deze overgangsbepalingen komen deels overeen met de overgangsbepalingen uit Pyrorichtlijn 2007. Twee overgangsbepalingen zijn echter nieuw en zijn geïmplementeerd in het zevende en achtste lid van artikel 5.3.5. Deze bepalingen betreffen de geldigheid van de certificaten die onder Pyrorichtlijn 2007 zijn afgegeven. Daarnaast is bepaald dat vuurwerk en pyrotechnische artikelen die voldoen aan het regime van Pyrorichtlijn 2007 en die voor inwerkingtreding van dit besluit in de handel zijn gebracht, ook na inwerkingtreding van dit besluit op de markt mogen worden aangeboden. Er is voor gekozen om deze bepalingen op te nemen in artikel 5.3.5, en niet in een overgangsbepaling bij het wijzigingsbesluit, omdat het van belang blijft dat deze bepalingen ook na inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit zichtbaar blijven.
Het model uit de bijlage bij de uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU wordt overgenomen in bijlage 4 van het Vuurwerkbesluit.
Met inwerkingtreding op de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Dit is echter gerechtvaardigd, omdat met dit besluit een bindende EU-rechtshandeling, namelijk de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen, wordt geïmplementeerd. Derhalve wordt er ook geen invoeringstermijn gehanteerd.
De artikelen waarin de uitvoeringsrichtlijn wordt geïmplementeerd zal, conform artikel 4 van de uitvoeringsrichtlijn, op 17 oktober 2016 in werking treden. Tot die tijd dienen fabrikanten en importeurs echter wel te voldoen aan de eisen in artikel 1A.2E.1, eerste lid en artikel 1A.2E.1A. De eisen die ten aanzien van het bijhouden van registratienummers en het informeren van de bevoegde autoriteit worden gesteld, worden na 17 oktober 2016 uitgebreid met de inwerkingtreding van artikel, 1A.2E.1, tweede en derde lid en 1A.2E.2. Vanaf dat moment kan artikel 1A.2E.1A dan ook vervallen.
Conform artikel 1A.5.14, eerste en tweede lid, moet een aangewezen instantie vanaf 1 juli 2015 registratienummers toekennen aan producten die door haar zijn gekeurd en hiervan een register moet bijhouden. Pas vanaf 17 oktober 2016 moet dit register voldoen aan de eisen van bijlage 4 en moet dit register via internet bekend worden gemaakt.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatie-regeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte |
---|---|---|---|
1 |
Behoeft geen implementatie, gelet op de aard van de bepaling (onderwerp). |
– |
– |
2.1 |
1.1.3 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
2.2 |
1.1.3 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
3 |
1.1.1, eerste lid en 1A.1.1, eerste lid Vuurwerkbesluit |
– |
– |
3.4 |
Implementatie in Regeling overige pyrotechnische artikelen |
– |
– |
4.1 |
Behoeft geen implementatie, gelet op de aard van de bepaling (vrij verkeer) |
– |
– |
4.2 |
Artikel 2.3.1, 2.3.2, 2.3.3, 2.3.6, 3.3.1, tweede lid, 3A.3.1 en 3B.1 Vuurwerkbesluit (artikelen ongewijzigd in dit wijzigingsbesluit). |
– |
– |
4.3 |
1A.2.2 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
4.4 |
1A.2.3 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
5 |
1A.2.1 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
6.1, onderdelen a en b |
1A.1.3 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
6.1, onderdeel c |
Implementatie in de Regeling overige pyrotechnische artikelen. |
– |
– |
6.2 |
Behoeft geen implementatie, gelet op de aard van de bepaling (informatieplicht jegens Commissie). |
– |
– |
7.1, onderdeel a |
2.3.5 Vuurwerkbesluit (inhoudelijk ongewijzigd in dit wijzigingsbesluit). |
– |
– |
7.1, onderdeel b |
3A.3.1 Vuurwerkbesluit (ongewijzigd in dit wijzigingsbesluit) |
– |
– |
7.2 |
Behoeft geen implementatie, aangezien Nederland van deze mogelijkheid geen gebruik maakt. |
– |
– |
7.3, onderdeel a |
3.3.1 en 1.1.2a Vuurwerkbesluit (ongewijzigd in dit wijzigingsbesluit) |
– |
– |
7.3, onderdeel b |
Voor wat betreft producten uit categorie T2: 3A.3.1 Vuurwerkbesluit (T2-producten), Regeling overige pyrotechnische artikelen (P2-producten). 1.1.2a. |
– |
– |
7.4 |
Implementatie in de Regeling overige pyrotechnische artikelen |
– |
– |
8.1 |
1A.2A.1 (voorheen artikel 1A.1.4) Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
8.2, eerste alinea |
1A.2A.2, eerste lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
8.2, tweede alinea |
1A.2A.2, tweede lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
8.3 |
1A.2A.2, derde lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
8.4, eerste alinea |
1A.2A.3 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
8.4, tweede alinea |
1A.2A.4 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
8.5 |
1A.2A.5 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
8.6 |
2.1.3, eerste lid, onder c (consumentenvuurwerk), 3.1.1, eerste lid, onder c (professioneel vuurwerk), 3A.1.1, eerste lid onder c (pyrotechnische artikelen voor theatergebruik) Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
8.7 |
2.1.3, eerste lid, onder j (consumentenvuurwerk), 3.1.1, eerste lid, onder i (professioneel vuurwerk), 3A.1.1, eerste lid, onder i (pyrotechnische artikelen voor theatergebruik) Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
8.8 |
1A.2.6 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
8.9 |
1A.2A.7 Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
9.1 |
1A.2E.1, eerste lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
9.2 |
1A.2E.1A Vuurwerkbesluit |
– |
– |
10.1 |
1A.2A.5, 2.1.3, vierde en vijfde lid (consumentenvuurwerk), 3.1.1, vierde en vijfde lid (professioneel vuurwerk), 3A.1.1, vierde en vijfde lid (pyrotechnische artikelen voor theatergebruik) Vuurwerkbesluit (geen inhoudelijke wijziging in dit wijzigingsbesluit) |
– |
– |
10.2 |
2.1.3 (consumentenvuurwerk), 3.1.1(professioneel vuurwerk) en 3A.1.1 (pyrotechnische artikelen voor theatergebruik) Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
10.3–4 |
2.1.3, tweede lid (consumentenvuurwerk), 3.1.1, tweede lid (professioneel vuurwerk), 3A.1.1 (pyrotechnische artikelen voor theatergebruik) Vuurwerkbesluit (geen inhoudelijke wijziging in dit wijzigingsbesluit). |
– |
– |
11 |
Implementatie in de Regeling overige pyrotechnische artikelen |
– |
– |
12.1 |
1A.2B.1 (voorheen 1A.1.5) Vuurwerkbesluit |
– |
– |
12.2, eerste alinea |
1A.2B.2 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
12.2, tweede alinea |
1A.2B.3 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
12.3 |
2.1.3, eerste lid, onder d (consumentenvuurwerk), 3.1.1, eerste lid, onder d (professioneel vuurwerk), 3A.1.1, eerste lid, onder d (pyrotechnische artikelen voor theatergebruik), Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
12.4 |
1A.2B.4 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
12.5 |
1A.2B.5 Vuurwerkbesluit |
– |
|
12.6 |
1A.2B.6 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
12.7 |
1A.2B.7 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
12.8 |
1A.2B.8 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
12.9 |
1A.2B.9 Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
13.1 |
1A.2C.1 (voorheen 1A.1.6) Vuurwerkbesluit |
– |
– |
13.2, eerste alinea |
1A.2C.2 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
13.2, tweede alinea |
1A.2C.3 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
13.3 |
1A.2C.4 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
13.4 |
1A.2C.5 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
13.5 |
1A.2C.6 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
14 |
1A.2A.8 (voorheen artikel 1A.1.5, tweede lid) Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
15 |
1A.2D.1 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
16 |
1A.1.4 (voorheen artikel 1A.1.7) Vuurwerkbesluit |
– |
– |
17 |
1A.3.2 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
18 |
1A.4.2 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
19 |
Behoeft geen implementatie, aangezien verordening rechtstreeks werkt. |
– |
– |
20.1-4 |
1A.4.1 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
20.5 |
1A.2.1, derde lid, Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
21 |
1A.5.1, eerste lid, Vuurwerkbesluit (geen inhoudelijke wijziging in dit wijzigingsbesluit) |
– |
– |
22.1 |
1A.5.1, eerste lid, Vuurwerkbesluit (geen inhoudelijke wijziging in dit wijzigingsbesluit) |
– |
– |
22.2 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling. |
– |
– |
23 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (eisen voor aanmeldende autoriteiten, minister van Infrastructuur en Milieu) |
– |
– |
24 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten, minister van Infrastructuur en Milieu). |
– |
– |
25.1 |
1A.5.1, tweede lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.2 |
Een aangewezen instantie is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Awb. |
– |
– |
25.3 |
1A.5.3, eerste lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.4, eerste alinea |
1A.5.3, tweede lid, Vuurwerkbesluit |
||
25.4, tweede alinea |
1A.5.3, derde lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.4, derde alinea |
1A.5.3, vierde lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.5 |
1A.5.4 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.6, eerste alinea |
1A.5.5, eerste lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.6, tweede alinea, onderdeel a, b en c |
1A.5.5, tweede lid, onderdeel a, b, c en d, Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
25.6, derde alinea |
1A.5.5, derde lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.7 |
1A.5.6 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.8, eerste alinea |
1A.5.7, eerste lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.8, tweede alinea |
1A.5.7, tweede lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.9 |
1A.5.8 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.10 |
1A.5.9 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
25.11 |
1A.5.10 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
26 |
1A.5.11 (voorheen 1A.5.3) Vuurwerkbesluit |
– |
– |
27 |
1A.5.12 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
28, eerste lid |
1A.5.2, eerste lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
28, tweede lid |
1A.5.2, tweede lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
28, derde lid |
Behoeft geen implementatie, aangezien een accreditatiecertificaat moet worden overlegd. |
– |
– |
29.1-29.4 en 29.6 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (aanmeldingsprocedure van conformiteitsbeoordelingsinstantie door aanmeldende autoriteit, dit blijft de minister van Infrastructuur en Milieu) |
– |
– |
29.5 |
Dit wordt aangegeven in de beschikking tot aanwijzing. |
– |
– |
30 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (identificatienummers en lijsten van aangemelde instantie) |
– |
– |
31.1 |
1A.5.20, eerste en tweede lid, (voorheen 1A.5.7) Vuurwerkbesluit |
– |
– |
31.2 |
1A.5.20, derde lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
32 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties) |
– |
– |
33.1 |
1A.5.13, eerste en tweede lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
33.2 |
1A.5.13, derde lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
33.3 |
1A.5.14, eerste en tweede lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
33.4 |
1A.5.15 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
33.5 |
1A.5.16, eerste lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
33.6 |
1A.5.16, tweede lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
34 |
Bepalingen in Awb inzake bezwaar en beroep. |
– |
– |
35.1 |
1A.5.18, tweede lid en derde lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
35.2 |
1A.5.18, vierde lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
36 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (uitwisseling van ervaringen) |
||
37, eerste alinea |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (Europese Commissie zorgt voor organisatie coördinatie van aangemelde instanties) |
– |
– |
37, tweede alinea |
1A.5.17 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
38.1 |
1A.2.1 Vuurwerkbesluit. |
– |
– |
38.2 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (verordening werkt rechtstreeks) |
– |
– |
38.3 |
Behoeft geen implementatie, aangezien de aard van de bepaling (informatieverplichting lidstaat inzake markttoezicht) |
– |
– |
39.1, eerste alinea |
5.10 WABO en 5:20 Awb. |
– |
– |
39.1, tweede alinea |
Toezichtbevoegdheden Awb. |
||
39.1, derde alinea |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling dit is een plicht voor de lidstaat. |
– |
– |
39.1, vierde alinea |
Bepalingen Awb inzake evenredigheid, motivatie, kennisgeving en hoorplicht. Verordening werkt rechtstreeks. |
– |
– |
39.2 |
Behoeft geen implementatie, gezien aard van de bepaling (informatieplicht richting Europese Commissie en andere lidstaten). |
– |
– |
39.3 |
Bepalingen Awb inzake bestuursdwang |
– |
– |
39.4, eerste alinea |
Bepalingen Awb inzake bestuursdwang |
– |
– |
39.4, tweede alinea |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (informeren van Europese Commissie door markttoezichthouder). |
– |
– |
39.5 |
Behoeft geen implementatie, gezien aard van de bepaling (informeren van Europese Commissie door markttoezichthouder). |
– |
– |
39.6 |
Behoeft geen implementatie, gezien aard van de bepaling (informatieplicht voor de lidstaten). |
– |
– |
39.7 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (procedureregel op Europees niveau). |
– |
– |
39.8 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (verplichting voor lidstaten). |
– |
– |
40 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (vrijwaringsprocedure van de Unie) |
– |
– |
41.1 |
1A.2F.1, eerste lid, Vuurwerkbesluit, alsmede de bepalingen in Awb aangaande bestuursdwang |
– |
– |
41.2 |
1A.2F.1, tweede lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
41.3-5 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepalingen (verplichtingen lidstaten en Europese Commissie). |
– |
– |
42 |
Bepalingen inzake bestuursdwang Awb |
– |
– |
43 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepalingen (uitvoeringsbevoegdheden) |
– |
– |
44 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepalingen (comitéprocedure) |
– |
– |
45 |
Wet economische delicten |
– |
– |
46.1 |
5.3.5, zevende lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
46.2 |
5.3.5 Vuurwerkbesluit (geen wijziging in dit wijzigingsbesluit) |
– |
– |
46.3 |
5.3.5 Vuurwerkbesluit (geen wijziging in dit wijzigingsbesluit) |
– |
– |
46.4 |
Implementatie in Regeling overige pyrotechnische artikelen |
– |
– |
46.5 |
5.3.5, achtste lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
47 |
Behoeft geen implementatie, gezien aard van de bepaling (omzetting) |
– |
– |
48 |
Behoeft geen implementatie, gezien aard van de bepaling (intrekking) |
– |
– |
49 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (inwerkingtreding en toepassing) |
– |
– |
50 |
Behoeft geen implementatie, gezien de aard van de bepaling (adressaten). |
– |
– |
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatie-regeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 1.1, onder a en b |
1A.2E.1, tweede lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
Artikel 1.1, onder c |
1A.2E.1, eerste lid, Vuurwerkbesluit |
– |
– |
Artikel 2.1 |
1A.5.14, derde tot en met vijfde lid |
– |
– |
Artikel 2.2 |
1A.5.14, zesde lid |
– |
– |
Artikel 3 |
1A.2E.2 Vuurwerkbesluit |
– |
– |
58–78% van de ondernemers, 72–78% van de aangemelde instanties, 58–62% van de autoriteiten en ongeveer 72–79% van de professionele gebruikers, heeft deelgenomen aan de consultatie.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-332.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.