Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35000-VI nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35000-VI nr. 10 |
Vastgesteld 14 november 2018
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 18 oktober 2018 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 12 november zijn ze door de Ministers van Justitie en Veiligheid, voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Nr. |
Vraag |
Antwoord |
---|---|---|
1 |
Op welke termijn wordt duidelijk hoe de eerder uitgestelde taakstellingsbezuinigingen van het kabinet-Rutte II invloed hebben op de begrotingsruimte in 2019? |
Dat is al duidelijk omdat de bezuinigingstaakstellingen van Rutte II o.b.v. efficiency zijn verwerkt bij de betrokken onderdelen. De taakstelling op de strafrechtketen is door middel van diverse bijstellingen eveneens verwerkt in de begroting van JenV. De twee taakstellingen uit hoofde van eigen-bijdrage-regelingen zijn niet ingevoerd. De tekorten die hierdoor optraden zijn door het kabinet aan JenV gecompenseerd. Er zijn dus geen «uitgestelde» taakstellingen van Rutte II die nog invloed hebben op de begrotingsruimte van JenV in 2019. |
2 |
Kan in een overzicht worden opgenomen welke ombuigingen sinds de start van het kabinet-Rutte I bij de politie en het openbaar ministerie (OM) terecht zijn gekomen? Kan eveneens in een separaat overzicht opgenomen worden welke investeringen daar in diezelfde periode tegenover stonden? |
In de tabellen 1 en 2 (bijlage) vindt u een overzicht van de bezuinigingen en investeringen bij de Nationale Politie en het OM1. Bedragen kleiner dan € 5 mln. zijn in deze tabel zoveel als mogelijk samengevoegd. De intensiveringen voor de politie uit Rutte III zijn in deze tabel in het geheel (oplopend tot € 291 mln.) opgenomen. Deze middelen staan deels nog gereserveerd op de aanvullende post van de rijksbegroting en nog niet op de JenV-begroting. |
3 |
Kan uiteengezet worden wat bedoeld wordt met «efficiency» in het kader van de gerealiseerde ombuigingen sinds het kabinet-Rutte I? Indien hier besparingen mee gemoeid zijn, om welke besparingen gaan het dan precies? |
Bij het aantreden van het kabinet Rutte I zijn ombuigingen bij het Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's ingeboekt, welke in de vorm van efficiencyverbetering dienden te worden gerealiseerd. Voor JenV ging dit om een totale taakstelling van structureel € 206 mln. per jaar op titel van efficiency. Deze ombuiging is indertijd naar rato doorgeboekt naar de diverse onderdelen van JenV. De diverse onderdelen hebben efficiency-maayregelen getroffen om deze besparing te realiseren. Het verschilt per onderdeel welke concrete maatregelen er getroffen zijn. |
4 |
Welk deel van de in totaal 61 miljard euro besparingen op collectieve uitgaven is bij Justitie en Veiligheid terechtgekomen (exclusief asiel)? |
U refereert aan het eindverslag van informateur Tjeenk Willink bij de kabinetsformatie 2017, waarin hij spreekt over 61 miljard aan saldo verbeterende maatregelen sinds 2010. 2 Daarmee lijkt hij te doelen op de maatregelen die zijn getroffen in de regeer- en begrotingsakkoorden die sinds die tijd zijn gesloten: VVD-CDA en VVD-PvdA en het zogenoemde lente- en herfstakkoord. Hiervan is per saldo circa 2% voor rekening van JenV gekomen. |
5 |
Welke juridische gevolgen vloeien voort uit het recent vastgestelde modelreglement embryowet van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de Vereniging voor Klinische Embryologie (KLEM)? Klopt het dat uit dit reglement volgt dat de juridische positie van wensvaders nader geregeld moet worden? |
Het modelreglement embryowet heeft geen juridische gevolgen voor het personen- en familierecht of voor andere rechtsgebieden op het terrein van Justitie en Veiligheid. Wel biedt het modelreglement praktische handvatten voor IVF-klinieken voor de uitvoering van de Embryowet. Het modelreglement stelt dat bij draagmoederschap juridische advisering van de draagmoeder en wensouders noodzakelijk is, omdat het juridisch ouderschap van de wensouders niet automatisch is geregeld. |
6 |
Wat is bij benadering de tijdsplanning voor de uitvoering van de voorstellen van de Staatscommissie Herijking ouderschap en de daaruit voortvloeiende onderzoeken? Is het de verwachting dat wetsvoorstellen met betrekking tot het draagmoederschap en meerouderschap in 2019 naar de Kamer worden gezonden? |
In de brief aan uw Kamer van 22 maart 2018 is aangekondigd dat de door de Staatscommissie Herijking ouderschap aanbevolen onderzoeken naar verwachting begin 2019 gereed zullen zijn. 3 Het kabinet zal vervolgens deze onderzoeken met het bijbehorende kabinetsstandpunt over het vervolg aan de Kamer sturen. Als de nu ingezette vervolgonderzoeken tijdig worden afgerond, kunt u het kabinetsstandpunt voor het zomerreces van 2019 verwachten. |
7 |
Kunt u een overzicht geven, uitgesplitst naar rechtsgebied, van het aantal rechtszaken waarin de overheid partij was en, omgerekend naar de punten- en declaratiesystematiek van de Raad voor Rechtsbijstand, welk bedrag met de rechtsbijstandsverlening aan overheden, bijvoorbeeld door het inhuren van de Landsadvocaat, is gemoeid? |
In 2017 bedroeg de totale instroom bij de rechtspraak bijna 1,6 miljoen zaken. Het ging daarbij in circa 420.000 gevallen om zaken waarin de overheid partij was, ofwel in circa 25% van de instroom. Uitgesplitst naar rechtsgebied gaat het hoofdzakelijk om de volgende instroom van zaken waarin de overheid partij was (excl. cassatie bij HR): – 106.770 kantonzaken (straf en Mulder) – 97.630 bestuurszaken rechtbanken – 169.170 strafzaken (niet-kanton) bij rechtbanken – 47.060 zaken bij appelcolleges (belasting, strafzaken, CRvB) Op dit moment hebben is er geen overzicht beschikbaar van uitgaven die betrekking hebben op rechtsbijstandverlening aan overheden. |
8 |
Wat is de reden van en wat zijn de gevolgen voor de kasschuif B5 Politie van 24 miljoen euro van 2023 naar 2022 (Bijlagen Miljoenennota, p. 350)? |
De extra middelen uit het regeerakkoord die bestemd zijn voor de politie kennen een oploop van € 267 mln. in 2021 naar structureel € 291 mln. in 2022. In de tabel op pagina 350 van de bijlage miljoenennota staat onder de «regeerakkoordmiddelen» bij B5 politie bij het jaar 2022 € 267 mln. Onder «overig» staat voor B5 politie in 2022 een bedrag van € 24 mln. Het gevolg van deze kasschuif onder «overig» is dat de budget in het jaar 2022 in overeenstemming is gebracht met de afspraken uit het regeerakkoord (€ 291 mln.). |
9 |
Wat wordt bedoeld met het meer in het juiste ritme brengen van de middelen voor de politie (bijlage Miljoenennota, p. 354)? |
Indien de verwachte uitgaven per jaar niet gelijk zijn aan het beschikbare budget per jaar kan door middel van een budgettaire kasschuif de beschikbare budgetten in overeenstemming worden gebrachte met het verwachte uitgavenverloop (het kasritme). |
10 |
Wat zijn de gevolgen van de kasschuif B5 politie voor de extra uitgaven aan de politie in 2022 en verdere jaren (Bijlagen Miljoenennota, p. 350)? |
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar vraag 8. |
11 |
Klopt het dat de politie het beheer van de landelijke meldkamer organisatie politie er per 2020 bij krijgt en dat dit is overgeheveld van terrorismebestrijding? Op welke wijze wordt de besteding van deze middelen door de politie verantwoord? |
Het is inderdaad de bedoeling, conform het ingediende wetsvoorstel meldkamers, dat de politie per 2020 verantwoordelijk wordt voor het beheer van de meldkamers. In het Uitwerkingskader meldkamer zijn ter voorbereiding hierop onder andere afspraken gemaakt over de kosten van het toekomstige beheer van de meldkamer en over het aandeel van de betrokken partijen (veiligheidsregio’s, ambulance, KMar en de politie) hierin. Op basis van het uitwerkingskader heeft inmiddels met de verschillende partijen afstemming plaatsgevonden over de interdepartementale overdracht van middelen per 2020 en is het overeengekomen aandeel van partijen opgenomen in de ontwerpbegroting JenV 2019. Het jaarlijkse aandeel van de veiligheidsregio’s in de kosten bedraagt € 14 mln. en wordt vanaf 2020 via een overheveling van een deel van de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR) beschikbaar gesteld aan de politie. Hiermee vervallen de eigen toekomstige kosten voor de Veiligheidsregio’s voor het beheer van de meldkamers. In begrotingstechnische zin wordt de BDuR verantwoord op de begroting JenV, op hetzelfde artikel als waarop ook het budget voor terrorismebestrijding staat. De mutatie van de BDuR voor de meldkamer heeft echter geen effect op de middelen die voor terrorismebestrijding beschikbaar zijn. De besteding van de middelen voor het beheer van de meldkamers wordt vanaf 2020 verantwoord op de Begroting en Jaarrekening Politie. Hiervoor wordt door het Ministerie van JenV een bijzondere bijdrage beschikbaar gesteld vanuit artikel 31.3. |
12 |
Kan worden aangegeven hoe de 291 euro miljoen uit het Regeerakkoord (gedeeltelijk) wordt verdeeld over de terreinen ontwikkelagenda opsporing in combinatie met gebiedsgebonden politie, Aanpak High Impact Crimes (HIC) met partners, toekomstagenda ondermijning en het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden? |
Zoals ik in mijn brief van 15 juni jl. heb aangegeven wordt de politie met de € 291 mln. uit het regeerakkoord structureel uitgebreid met 1.111 fte volledig opgeleide operationele medewerkers (agenten).4 Er wordt substantieel geïnvesteerd in het tegengaan van cybercrime en internationale samenwerking door het hiertoe aanstellen van 111 fte bij de landelijke eenheid en 60 fte agenten met specifieke digitale expertise ten behoeve van de regionale eenheden. Daarnaast wordt 171 fte agenten toegevoegd aan de regionale eenheden en de landelijke eenheid om structureel extra politiecapaciteit beschikbaar te stellen ten behoeve van de opsporing en de bestrijding van (zware) georganiseerd. Tenslotte komen er nog 769 fte extra agenten bij voor de wijk. Het gezag zal op voorstel van de politiechef in elke eenheid invulling geven aan de vraag waar deze extra capaciteit en expertise het beste kan worden ingezet. Tot slot wordt een bedrag van € 64 mln. geïnvesteerd in ICT, innovatie en de toe- en uitrusting van de politie. De versterkingen die met deze gelden worden gerealiseerd dragen bij aan de (ontwikkeling van de) verschillende beleidslijnen. |
13 |
Hoe is de kasschuif pensioenfondsregeling politie van 132 miljoen euro tot stand gekomen? (Bijlagen Miljoenennota, p. 238) |
De pensioenregeling politie heeft geleid tot extra kosten in 2015. De meerjarige dekking hiervan via een kasschuif loopt langer dan de meerjarencijfers (4 jaar) hierdoor wordt er de komende jaren telkens een dekkingstranche toegevoegd aan de meerjarencijfers. |
14 |
Hoeveel geld gaat naar het programma De Kracht van het Verschil? Is deze besteding structureel verankerd in de begroting van de politie? (begroting politie, p. 24 en 25.) |
Het programma De Kracht van het Verschil betreft een eindig meerjarig programma en geen structurele activiteit. In oktober is besloten om de looptijd te verlengen met als doel en focus de programmaonderdelen goed te borgen in de staande organisatie. Hier zullen incidenteel middelen voor worden gereserveerd binnen de politie. Eind dit jaar stelt de politie het programmaplan inclusief het bijbehorende budget vast. |
15 |
Klopt het dat de politie deels nog geen specifiek beleid heeft op duurzaamheid (begroting politie p. 33)? Hoe komt het dat het onbekend is welk deel het korps zelf levert en welke bijdrage zij ontvangt van het Rijk ten aanzien van duurzaamheid? Wanneer wordt dit wel bekend, ook ten aanzien van «duurzame goederen» (begroting politie, p. 42 onderaan)? |
De politie werkt op dit moment aan een visie en een strategie voor de invulling van de portefeuille duurzaamheid voor inkoop, huisvesting, voer- en vaartuigen, uitrusting en services/mobiliteit. Door de politie zijn reeds activiteiten op het gebied van duurzaamheid ontplooid. Dat doet de politie bij onder meer de inkoop van producten, diensten en werken waarbij – gegeven de specifieke inzet voor politietaken en de relevantie – van geval tot geval wordt bezien in hoeverre toepassing mogelijk dan wel wenselijk is. De politie is zich bewust van de voorbeeldfunctie die zij heeft en zet zich op een aantal terreinen actief in op duurzaamheid. Een aantal voorbeelden: – De referent bedrijfsvoering van de korpsleiding heeft namens de politie de Green City Deal van Energierijk Den Haag ondertekend. Hiermee wordt beoogd om in 2040 de belangrijkste overheidsgebouwen in het centrumgebied van Den Haag klimaatneutraal te maken. De politie doet hier actief aan mee door inzet van expertise en middelen. – De politie is aangesloten bij de pilot vervezeling bedrijfskleding vanuit Defensie. Hierbij wordt kleding door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt verwerkt en klaargemaakt voor circulair hergebruik in bijvoorbeeld kleding en isolatiemateriaal. – De politie heeft, voortkomend uit de klimaattafel Gebouwde Omgeving, een routekaart opgesteld om te komen tot verduurzaming van de vastgoedportefeuille. Voornaamste doel hiervan is om in 2030 de voorraad kantoorgebouwen gemiddeld energielabel A te laten hebben en toe te werken naar volledige energieneutraliteit van de vastgoedportefeuille in 2050. – In het begin 2017 vastgestelde inkoopbeleid van de politie is ruimte gelaten voor duurzaam inkopen. Inmiddels is de staande praktijk dat in nagenoeg alle generieke inkooptrajecten van de politie de duurzaamheidscriteria van Pianoo worden meegenomen. Hiermee geeft de politie een actieve prikkel aan marktpartijen om te komen tot duurzame producten en diensten. – De besluitvorming omtrent de pilot emissieloze voertuigen is afgerond. Verwachting is dat deze pilot begin 2019 van start gaat. Hiermee wordt onderzocht hoe emissieloze voertuigen binnen de politietaak ingezet kunnen worden. Vanuit het Rijk is geen bijdrage ontvangen ten aanzien van duurzaamheid. De politie doet dit binnen de middelen die zij ontvangt als algemene bijdrage van het Rijk, zij ontvangt geen specifieke duurzaamheidsbijdrage. In 2019 wordt bovengenoemde strategie vastgesteld waarna deze dient als basis voor het maken van verdere keuzes voor activiteiten en maatregelen. Dan wordt ook duidelijk hoe groot de bijdrage wordt voor duurzaamheid, waaronder ten aanzien van «duurzame goederen». |
16 |
Hoeveel panden worden afgestoten en welk rendement levert dit op? (begroting politie, p. 30/31) |
Het kabinet investeert in een flexibele en moderne politieorganisatie met als onderdeel een meer mobiele vorm van werken. Zo wordt ook invulling gegeven aan nabijheid in de wijk en is andersoortige en minder fysieke huisvesting benodigd. De bijbehorende beoogde besparingen van € 76,5 mln. zullen tegen 2025 zijn geeffectueerd, na afstoot van de vrijkomende objecten en vanwege de lagere exploitatielasten van de uiteindelijke duurzame huisvestingsportefeuille. In de meerjarenraming in de begroting is sprake van een dalende huisvestingsreeks. Deze daling zet door tot het jaar 2025, wanneer de huisvestingslasten hun structurele niveau hebben bereikt. Deze veranderingen passen binnen het dienstverleningsconcept dat de politie nastreeft. Zo zijn op basis van het Strategisch Huisvestingsplan de afgelopen 6 jaar 103 nieuwe politielocaties toegevoegd en 210 politielocaties gesloten. Het doel is dat de politie meer op straat aanwezig zal zijn en via andere, moderne wegen dan traditionele politiebureaus bereikbaar zijn voor de burger. |
17 |
Klopt het dat op eenheidsniveau medezeggenschap bestaat over een (urgentie-)budget van 340 miljoen euro? Wat zijn de trekkingsrechten per eenheid van de politie? |
Deze € 340 mln. betreft de onderdelen van het politiebudget waarmee lokaal maatwerk voor de eenheden van de politie mogelijk is. Een voorbeeld zijn de beschikbare middelen voor overwerk. De verdeling van deze middelen over de eenheden is onderdeel van de interne budgetverdeling van de politie die nu gaande is. Op dit moment is nog geen verdeling van dit onderdeel van het politiebudget over de eenheden te geven, omdat de jaarplannen van de eenheden nog niet zijn vastgesteld. |
18 |
Klopt het dat het aantal politiemensen per 100.000 inwoners in Nederland is toegenomen ten opzichte van de jaren 90? Kunt u dit met cijfers toelichten? |
Dat klopt. In 1995 bedroeg het aantal politiemensen per 100.000 inwoners circa 269. In 2017 is dit circa 357. In deze cijfers is al het politiepersoneel meegenomen. |
19 |
Kan het bedrag inhuur derden nader worden toegelicht? (begroting politie, p. 22) |
De uitgaven voor personeel van derden (externe inhuur) bedragen in de begroting 2019 € 114 mln. Deze lastenpost is de afgelopen jaren hoog geweest in verband met de vorming van de Nationale Politie. Als gevolg van de reorganisatie is een deel van de benodigde formatie niet bezet wat deels is opgevangen met externe inhuur. De uitgaven voor externe inhuur nemen in de meerjarenraming af naar € 75 mln. per jaar. De uitgaven voor personeel van derden bedroegen in 2017 nog € 136 mln. Inhuur van ICT-personeel maakt een belangrijk deel uit van de inhuur van derden. In 2019 is dat € 31 mln. Daarnaast is er sprake van inhuur voor het opvullen van formatieplaatsen die als gevolg van de reorganisatie nog niet zijn bezet en essentieel zijn voor de bedrijfsvoering van het politiekorps. Een deel van de externe inhuur is regulier. Bijvoorbeeld voor arrestantenbewaking. De politie hanteert het terugbrengen van deze lastenpost naar € 75 mln. als kader voor de sturing. Volgens het P&M-onderzoek kan de surplus van externe inhuur de komende jaren worden afgebouwd.5 |
20 |
Klopt het dat de besteding aan geweldsmiddelen en uitrusting van 28 naar 52 miljoen euro stijgt? Hoe wordt rekening gehouden met de wapenstok en het stroomstootwapen? Wat zijn de uitgaven voor communicatiemiddelen (begroting politie, p. 31 en 32)? Kan een verdeling van de middelen worden gemaakt? |
Ten opzichte van 2017–2018 stijgt de begroting voor Geweldsmiddelen en Uitrusting van 43 naar 53 mln. In de begrotingsperiode 2019 – 2023 stijgt de raming niet, maar blijft deze op een stabiel niveau van 53 en 52 mln. Dit wordt vooral veroorzaakt door de bewapening en uitrusting die verband houden met de op basis van het regeerakkoord extra in te stromen fte’s wapendragende politieambtenaren en de modernisering, respectievelijk actualisering van bewapening en uitrusting. De uitschuifbare wapenstok maakt sinds 2018 deel uit van dit budget. Over het stroomstootwapen in de basispolitiezorg, is nog geen besluit genomen. Dit maakt derhalve geen deel uit van de begroting politie. |
21 |
Waar worden de middelen «onderuitputting en inzet exploitatieoverschot» naartoe verplaatst? (Bijlagen Miljoenennota, p. 241) |
Jaarlijks doet zich op de begroting van JenV per saldo onderuitputting en bij agentschappen exploitatieoverschotten voor (het budget wordt niet geheel besteed). De onderuitputting en exploitatieoverschotten komen niet elk jaar voor op hetzelfde beleidsterrein respectievelijk dezelfde agentschappen. Bij de begrotingsvoorbereiding zal bepaald worden aan welke specifieke artikelen deze (negatieve) middelen worden toegedeeld. |
22 |
Hoe gaat de inzet van BZK-middelen voor het Team ondermijning gepaard met de middelen die vrijkomen uit het ondermijningsfonds? Klopt het dat dit uitkomt op een verdubbeling van de middelen? |
Bij de grote maatschappelijke opgaven, waar georganiseerde, ondermijnende criminaliteit er een van is, kiest het kabinet nadrukkelijk voor interbestuurlijke en interdepartementale samenwerking. In een brief aan uw Kamer is de rolverdeling tussen JenV en BZK bij de bestrijding van ondermijnende criminaliteit toegelicht.6 Het Ministerie van JenV richt zich op een integrale bestrijding van ondermijning, zowel preventief als repressief, op het bestuurlijk instrumentarium ten behoeve van de handhaving van de openbare orde, op het handhaven van de rechtsorde en is aanspreekbaar op de samenhang in de totale aanpak. Het Ministerie van BZK richt zich op het beschermen van het democratisch bestel en op de rol en positie van de decentrale overheden daarbinnen. Er is geen sprake van een verdubbeling van het budget van het anti-ondermijningsfonds. |
23 |
Hoe vaak worden vanuit de Nederlandse ambassade en/of consulaten in Turkije werkbezoeken gebracht aan de Turks/Syrische grens? Hoe vaak betreft dit attachés van het Ministerie van Justitie en Veiligheid? |
Vanuit de Ambassade in Ankara en het Consulaat Generaal in Istanbul worden op jaarbasis ca. 30 werkbezoeken naar de Turks/Syrische grens uitgevoerd. Deze werkbezoeken hebben verschillende oogmerken. Van die 30 worden er ca. zes uitgevoerd door de liaisons van de politie en/of Koninklijke Marechaussee. |
24 |
Is er een bestedingsplan opgesteld voor de besteding van de Regeerakkoord-gelden voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid? |
Bij het opstellen van het regeerakkoord zijn de middelen gereserveerd op de aanvullende post van de rijksbegroting. Deze middelen worden overgeheveld naar de departementale begrotingen als er concrete bestedingsplannen zijn opgesteld en goedgekeurd door de Minister van Financiën. JenV stelt bestedingsplannen op per RA-intensivering. Voor een aanzienlijk deel van de regeerakkoord-gelden bestemd voor JenV is inmiddels een bestedingsplan goedgekeurd en zijn de middelen overgeheveld naar de begroting van JenV. Voor de middelen die nog op aanvullende post staan, wordt met alle betrokken partijen gewerkt aan bestedingsplannen. |
25 |
Welke acties zijn in de afgelopen jaren genomen om de noodzaak tegen de overheid te procederen te verminderen? Wat heeft die veranderde opstelling van overheden opgeleverd aan het terugdringen van het aantal rechtszaken tegen overheden? |
In het kader van het BZK-programma «Passend contact met de overheid» wordt een informele aanpak in het contact tussen burgers en bestuursorganen bevorderd, waardoor onnodige rechterlijke procedures tegen de overheid kunnen worden voorkomen. Meeste recente acties in het kader van dit programma zijn het uitbrengen van een handreiking over behoorlijke en effectieve invordering van geldschulden en een handreiking over nadeelcompensatie bij infrastructurele maatregelen.7 De resultaten van dit programma, dat gericht is op het verbeteren van de fase van primaire besluitvorming en de bezwaarfase bij bestuursorganen, laten zich wat betreft de resultaten in de fase van beroep bij de bestuursrechter nog moeilijk kwantificeren. Wel kan worden vastgesteld dat de instroom in 2017 van bijna 98.000 zaken bij de rechtbanken op het gebied van het bestuursrecht, dus waarbij wordt geprocedeerd tegen de overheid, op het laagste niveau is sinds jaren. Ter nader toelichting daarop het volgende. De instroom van het aantal reguliere bestuurszaken bij de rechtbanken in 2017 liet een sterke krimp zien, doordat dit aantal daalde met 15% ten opzichte van de instroom in 2016 (van ruim 48.000 naar ruim 41.000). Deze afname was door de rechtspraak niet voorzien en deed zich voor bij een grote verscheidenheid van aanbrengende bestuursorganen en typen wetgeving. Bij gebrek aan inzicht in het aantal door bestuursorganen genomen besluiten en behandelde bezwaarschriften, is moeilijk aan te geven of hier sprake is van een kleiner aantal conflicten of een verminderde procesbereidheid. De instroom van het aantal belastingzaken bij de rechtbanken liet ten opzichte van 2016 zelfs een daling zien van 24%. Dit was vooral het gevolg van het uitblijven van een piek in WOZ-zaken. In de jaren 2015–2016 kwam het telkens voor dat een grote groep WOZ-zaken geclusterd werd ingediend. Dit betrof geschillen tussen woningbouwverenigingen of -stichtingen en gemeentes over de hoogte van de WOZ. Sinds 2015 werd de WOZ-waarde mede bepalend voor de maximale huurverhoging. In 2017 is piekinstroom van dit type bij de belastingrechter uitgebleven. Alleen het aantal vreemdelingenzaken bij de rechtbanken nam in 2017 en opzichte van 2016 met 4% licht toe tot 32.000. Toename was zichtbaar bij asiel- en bewaringszaken, afname bij verlengde asielprocedures, reguliere zaken en de zogenaamde Dublin-zaken, waarbij aanvragen via andere Europese landen binnenkomen. |
26 |
Bent u bereid DNA-onderzoek ook te financieren voor kinderen met buitenlandse ouders die via een adoptietraject in Nederland zijn gekomen? Zouden deze testen, met het oog op het beschermen van privacy en het voorkomen dat data commercieel worden doorverkocht, niet kunnen worden gedaan in Nederland onder nader af te spreken voorwaarden? |
Het is voor geadopteerden belangrijk om informatie over hun afkomst te kunnen achterhalen. Volwassen geadopteerden kunnen problemen ondervinden bij het zoeken naar hun biologische ouder(s), omdat dossiers uit het verleden vaak summier zijn en niet altijd bruikbare informatie bevatten. Sommige geadopteerden maken bij hun zoektochten gebruik van internationale commerciële DNA-databanken. Aan DNA-onderzoek bij geadopteerden door deze internationale commerciële databanken zijn echter nadelen verbonden die maken dat de MRb daarin nu nog geen rol voor hem ziet weggelegd. DNA-onderzoek voor genealogische doeleinden is nog in ontwikkeling qua techniek, bereik en waarborgen. Het is nog de vraag of DNA-onderzoek via deze internationale commerciële databanken op dit moment een effectieve manier voor interlandelijk geadopteerden is om te zoeken naar hun roots. Het aantal mensen dat nu wereldwijd staat ingeschreven bij internationale DNA-databanken is beperkt waardoor de kans op een match klein is. Als familieleden worden gevonden, zal vaak nog aanvullend (stamboom)onderzoek nodig zijn om de biologische ouder(s) te vinden. Ook bestaat het risico dat via deze DNA-databanken en een match met verwante biologische ouders worden opgespoord die onbekend willen blijven. In reactie op de tweede deelvraag zij opgemerkt dat in de brief aan uw Kamer van 26 april jongstleden is ingegaan op het faciliteren van een DNA-databank door de Nederlandse overheid waarbij een directe match gemaakt zou kunnen worden tussen DNA van Nederlandse geadopteerden en van hun buitenlandse biologische ouder(s).8 Daarin staat aangegeven dat er praktische bezwaren zijn wat betreft de uitvoerbaarheid. De MRb blijft de ontwikkelingen op het gebied van internationale commerciële DNA-databanken echter wel volgen. Ook blijft hij met Fiom en (belangen)organisaties van geadopteerden in gesprek over de mogelijkheden van DNA-onderzoek, de waarborgen daarbij en de rol die de Nederlandse overheid daarbij zou kunnen vervullen. Tevens worden in de gesprekken met deze organisaties alternatieven besproken. |
27 |
In welke landen in Europa gelden wettelijke minimumstraffen? |
Deze gegevens worden niet op het Ministerie van Justitie en Veiligheid bijgehouden. Het laatst bekend rechtsvergelijkend onderzoek betreft: P.J.P. Tak, De minimumstraf opnieuw bezien: Een geactualiseerde beknopte rechtsvergelijking (Research Memoranda nr. 4–2010), Raad voor de rechtspraak 2010. |
28 |
Voor welke categorie delicten gelden deze minimumstraffen, uitgesplitst per land? |
Voor de beantwoording op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 27. |
29 |
Wat is de hoogte van de minimumstraffen in die landen, uitgesplitst per genoemd delict? |
Voor de beantwoording op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 27. |
30 |
Hoeveel uitreizigers met de Nederlandse nationaliteit die zich hebben aangesloten bij IS, Al Qaeda en andere islamitische terreurgroeperingen bevinden zich weer in Nederland? Hoeveel uitreizigers bevinden zich nog in het gebied waar ze naartoe uitgereisd zijn? Hoeveel uitreizigers zijn er omgekomen? |
Circa 55 personen die zijn uitgereisd om zich aan te sluiten bij Al Qa’ida, ISIS of andere jihadistische groepen, zijn weer teruggekeerd naar Nederland. Circa 140 personen bevinden zich nog in het gebied waarnaar zij zijn uitgereisd. Circa 80 personen zijn om het leven gekomen. |
31 |
Hoe vaak worden minimumstraffen opgelegd in Duitsland, Engeland en België? |
Voor de beantwoording op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 27. |
32 |
Zijn er andere landen in de wereld waar ook minimumstraffen gelden? Zo ja, in welke landen? |
Voor de beantwoording op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 27. |
33 |
Hoe verhouden de minimumstraffen in andere Europese landen zich tot artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)? |
Voor de beantwoording op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 27. |
34 |
Hoeveel uitreizigers met een nationaliteit van één van de Schengenlanden die zich hebben aangesloten bij IS, Al Qaeda en andere islamitische terreurgroeperingen bevinden zich terug in Schengengebied? Hoeveel uitreizigers bevinden zich nog in het gebied waar ze naartoe uitgereisd zijn? Hoeveel uitreizigers zijn er omgekomen? |
Over het totaal van het gehele Schengengebied worden geen geaccumuleerde cijfers bijgehouden. Doorgaans wordt uitgegaan van een terugkeer van ongeveer een derde van het totale aantal Europese uitreizigers. Het totaal aantal uitreizigers werd meestal rond de 3000 geschat, dus zouden er ongeveer 1000 personen zijn teruggekeerd. Het aantal omgekomen personen is niet bekend. |
35 |
Wat zijn de gemiddelde opgelegde straffen voor gewelds- en zedendelicten in België, Duitsland, Engeland, Frankrijk en Spanje? |
Voor de beantwoording op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 27. |
36 |
Hoeveel minderjarigen bevinden zich als gevolg van het uitreizen van (één van) hun ouders in een gebied dat in handen is van IS-, Al Qaeda- of een andere jihadistische groepering? |
Op dit moment zijn er ten minste 145 minderjarigen met een Nederlandse link in het strijdgebied aanwezig. |
37 |
Hoeveel sympathisanten van de jihad bevinden zich precies in Nederland en in Schengengebied? |
In Nederland bevinden zich enkele duizenden sympathisanten van het jihadisme. Alle landen binnen het Schengengebied houden zelf bij van welke personen binnen hun landsgrenzen een potentiële dreiging uitgaat. Afgesproken is dat dreigingsinformatie die relevant is voor andere landen tijdig wordt gedeeld. |
38 |
Hoeveel moskeeën krijgen op enigerlei wijze geld uit het buitenland, welke moskeeën zijn dat en uit welke landen komt dat geld? |
Er is geen overzicht hoeveel moskeeën op enigerlei wijze geld uit het buitenland krijgen, welke moskeeën dat zijn en uit welke landen dat geld afkomstig is. Over die informatie beschikt de overheid niet. Informatie die het Ministerie van Buitenlandse Zaken over dit onderwerp ontvangt, wordt met de Kamer gedeeld. Die informatie heeft alleen betrekking op financieringsaanvragen van Nederlandse organisaties aan Saoedi-Arabië en Koeweit. Deze informatie is in veel gevallen summier en is lastig te valideren. Het is niet bekend of deze financieringsaanvragen ook gehonoreerd zijn. De overheid doet op dit moment geen stelselmatig onderzoek naar buitenlandse financiering van levensbeschouwelijke organisaties. Dat gebeurt alleen als sprake is van vermoedens dat deze geldstromen te maken hebben met activiteiten die bedreigend zijn voor de democratische rechtsorde en het vreedzaam samenleven van groepen in de samenleving. Meer in het algemeen werkt het kabinet aan een integrale aanpak om problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering tegen te gaan. Deze aanpak wordt binnenkort met de Kamer gedeeld. Belangrijk doel van de aanpak is om versnippering van informatie tegen te gaan en inzicht te krijgen in de aard en omvang van buitenlandse geldstromen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijft als onderdeel van deze aanpak actief diplomatieke gesprekken voeren met onder andere de Golfstaten over transparantie van financieringsaanvragen en over de onwenselijkheid van financiering die in Nederland kan bijdragen aan problematisch gedrag. Verder streeft de Minister voor Rechtsbescherming ernaar dit najaar een conceptregeling ter bevordering van de transparantie van maatschappelijke organisaties in consultatie te brengen. Het kabinet bereidt eveneens een nieuw onafhankelijk onderzoek voor naar de aard en omvang van buitenlandse financiering van religieuze organisaties als uitvoering van de motie-Sjoerdsma/Segers. Dit onderzoek richt zich niet alleen op islamitische organisaties, maar omvat het gehele spectrum aan religieuze instellingen in Nederland. De procedure voor de aanbesteding van het onderzoek loopt. |
39 |
Kunt u toelichten wat de reden en gevolgen zijn van de kasschuif B5 Politie van 24 miljoen van 2023 naar 2022 voor de extra uitgaven aan de politie in 2022 en verder? |
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar vraag 8. |
40 |
Welke definities hanteert de overheid voor de volgende begrippen: islam, salafisme, islamitisch extremisme, islamitisch radicalisme, islamitisch fundamentalisme en islamitische orthodoxie? |
De overheid hanteert voor de volgende begrippen een definitie: • Extremisme: fenomeen waarbij personen of groepen vanuit ideologisch motief bereid zijn in ernstige mate de wet te overtreden of activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen. • Radicalisering: een proces van toenemende bereidheid om de uiterste consequentie uit een denkwijze te aanvaarden en die in daden om te zetten. Deze toenemende bereidheid kan leiden tot gedrag dat andere mensen diep kwetst of in hun vrijheid raakt, kan aanleiding zijn voor individuen of groepen om zich af te keren van de samenleving en kan leiden tot het gebruik van geweld. • Salafisme: een verzamelnaam voor een spectrum aan fundamentalistische stromingen binnen de soennitische islam die staan voor een terugkeer naar de zuivere islam zoals die in de tijd van de profeet Mohammed en door de vier rechtgeleide kaliefen in de eerste eeuwen daarna is beleden. Aanhangers van het salafisme zijn letterlijk «vrome, oprechte voorgangers» en hanteren een letterlijke interpretatie van de Koran en de «traditie». |
41 |
Wat verstaat de overheid onder het begrip «jihad»? Welke definitie hanteert de overheid en waarop is deze definitie gebaseerd? |
In het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) wordt het begrip «jihad» als volgt gehanteerd: «De basisbetekenis in de Koran is «een inspanning voor een verdienstelijk doel». Het heeft in eerste aanleg een ethische betekenis: de mens heeft de goddelijke opdracht zich in te spannen tegen het kwaad in zichzelf. Een tweede betekenis is: zich inzetten voor het belang van de islam en de geloofsgemeenschap. Een derde betekenis is die van de gewapende strijd.» |
42 |
Welke definitie hanteert de overheid aangaande het begrip «jihad-sympathisant» en waarop is deze definitie gebaseerd? |
De overheid hanteert dit begrip niet, maar spreekt van sympathisanten van het jihadisme. Zie daarvoor het antwoord op vraag 37. |
43 |
In hoeverre deelt u de opvatting van de Algemene Rekenkamer dat vooraf een concreet doel voor de extra middelen kan worden geformuleerd tezamen met indicatoren om de voortgang hierop te monitoren nadat de Tweede Kamer het extra geld geautoriseerd heeft? |
Deze opvatting wordt gedeeld. Het vooraf formuleren van doelstellingen en indicatoren voor voortgang zijn van belang voor het verkrijgen van inzicht van de maatschappelijk toegevoegde waarde van beleid. Dit komt ook tot uitdrukking in het rijksbrede streven van dit kabinet om het inzicht in doelmatigheid van uitgaven te vergroten middels de operatie Inzicht in Kwaliteit, waar ook JenV een bijdrage aan levert. |
44 |
Hoe is bij de bestrijding van commercieel draagmoederschap de taakverdeling tussen de bewindspersonen van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Wanneer komen er concrete voorstellen om de strijd (verder) aan te binden tegen uitbuiting, kinderhandel en kinderkoop? Wordt er in de regelgeving wel voldoende rekening mee gehouden wat de langetermijneffecten zijn voor het welzijn van kinderen wanneer zij niet bij hun biologische ouders opgroeien? |
De strafrechtelijke aanpak van commercieel draagmoederschap valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De Staatscommissie Herijking ouderschap heeft in haar rapport aanbevelingen gedaan voor het tegengaan van uitbuiting, kinderhandel en kinderkoop bij (internationaal) draagmoederschap. Momenteel worden, zoals in het reageerakkoord is overeengekomen, met het oog op aanpassen van wet- en regelgeving, de onderzoeken uitgevoerd die voortvloeien uit het rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap. De MRb verwacht uw Kamer begin 2019 de resultaten van de onderzoeken met een kabinetsreactie daarop te kunnen toezenden.9 |
45 |
Wanneer verwacht u zekerheid over het financiële risico? Hoe gaat u dit risico opvangen wanneer deze groter blijkt dan 40 miljoen euro? |
De verwachting is dat de Raad voor de rechtspraak het jaar 2018 afsluit met een negatief vermogen van € 40 mln. Of dit daadwerkelijk het geval zal zijn, blijkt begin 2019 als het verslag en de jaarrekening van de Raad voor de rechtspraak worden opgemaakt. Indien onverhoopt het eigen vermogen negatiever blijkt te zijn dan de gereserveerde middelen, dient het ministerie op grond van het Besluit financiering rechtspraak het eigen vermogen aan te vullen tot nulstand. |
46 |
Hoeveel salafisten, jihadisten, ronselaars voor de jihad en sympathisanten van de jihad hebben een baan bij de overheid of zijn ingehuurd (geweest) bij de overheid, lid van het openbaar bestuur, zijn lid van politieke gremia, of zijn in dienst van door de overheid gefinancierde of gesubsidieerde instellingen en organisaties? |
Iedereen die gaat werken bij een in de vraag genoemde organisatie moet een verklaring omtrent gedrag (hierna: VOG) overleggen. Een VOG is een verklaring waaruit blijkt dat het gedrag in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving. Indien er sprake is geweest van een strafbaar feit wordt geen VOG afgegeven. Als er tijdens het werken in overheidsdienst etc. sprake is van een verdenking van strafbare feiten wordt er door het OM onderzoek gedaan. |
47 |
Waarom is de keuze gemaakt de bijdrage aan de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voor de vreemdelingenbewaring over te hevelen van het beleidsartikel 34 naar het beleidsartikel 37? Welke consequenties heeft dit besluit? |
Bij de eerste nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2018 is ervoor gekozen om de verantwoordelijkheid van de drie bewindspersonen op het Ministerie van JenV op artikelniveau tot uitdrukking te brengen.10 Dit heeft ertoe geresulteerd dat de vreemdelingenbewaring is overgeboekt van artikel 34 naar artikel 37. |
48 |
Wanneer wordt verwacht dat het vervolg op de Veiligheidsagenda gereed is? Wanneer wordt verwacht dat dit naar de Kamer komt? |
De nieuwe Veiligheidsagenda zal voor 1 januari 2019 gereed zijn en aan uw Kamer worden toegezonden. |
49 |
De verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering is wettelijk geattribueerd aan de gerechten en aan de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), kunt u uiteenzetten hoe hier invulling aan is gegeven? Welke Minister is hier op aan te spreken? |
Op grond van de Wet op de rechterlijke organisatie is het bestuur van het gerecht belast met de algehele leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van het gerecht (artikel 23). De Raad voor de rechtspraak is onder meer belast met de ondersteuning van de bedrijfsvoering van de gerechten en het toezicht op de bedrijfsvoering bij de gerechten. De zorg van de Raad is daarbij in het bijzonder gericht op automatisering en bestuurlijke informatievoorziening, huisvesting en beveiliging, kwaliteit van de bestuurlijke en organisatorische werkwijze van de gerechten, personeelsaangelegenheden en overige materiële voorzieningen (artikel 91). De Raad kan de gerechten algemene aanwijzingen geven voor zover dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering. Voor de landelijke diensten Informatievoorzieningsorganisatie Rechtspraak en het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak draagt de Raad de verantwoordelijkheid. De Raad en de gerechtsbesturen, vertegenwoordigd door de presidenten, overleggen periodiek in het Presidenten Raad Overleg. De MRb kan algemene aanwijzingen geven aan de Raad over de uitvoering van de taken door de Raad voor zover dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering (artikel 93). Verder zijn er periodiek overleggen met de Raad en kan van de Raad de benodigde inlichtingen vragen (artikel 105). De MRb is verantwoordelijk voor de rechtspraak. |
50 |
Welke prioriteit geeft u aan de aanpak van mobiel banditisme? Welke financiële ruimte is er voor de aanpak van deze vorm van criminaliteit? |
De MJenV heeft een speciale Taskforce mobiel banditisme opgericht. In deze Taskforce zijn het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Openbaar Ministerie, politie en het bedrijfsleven vertegenwoordigd. De MJenV is verheugd dat nu een hechte samenwerking tot stand is gekomen tussen publieke en private partners met als doel Nederland onaantrekkelijk te maken voor mobiele dadergroepen. Dit gebeurt onder meer door een integrale aanpak, het verbeteren van de informatiepositie, intensivering van handhaving en toezicht en versterking van de opsporing en vervolging. In deze aanpak wordt gewerkt binnen de bestaande budgetten. |
51 |
In hoeverre komt de door u beoogde triage door een neutrale adviseur overeen met de doelstelling van de voorgestelde «Huizen van het recht»? |
Er zijn veel raakvlakken tussen het type voorziening dat hier is beoogd en het initiatief van het lid Van Nispen (SP) van de Tweede Kamer met betrekking tot een zogenaamd Huis van het Recht. Dit initiatief stelt dat het recht nabij, begrijpelijk, laagdrempelig en betaalbaar moet zijn. In het nieuwe stelsel komen er zowel online als fysiek toegankelijke en overzichtelijke voorzieningen voor zelfhulp, informatie en advies. Daar wordt niet alleen gekeken naar de juridische kant, maar ook naar onderliggende problemen en kan een verwijzing naar gespecialiseerde hulp worden gegeven. Ook komt er snel duidelijkheid over welke zaken wel en welke niet in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Dit zorgt voor een betere afweging of rechtsbijstand echt noodzakelijk is of dat andere (lichtere) vormen van hulp kunnen worden geboden. De selectie zal worden uitgevoerd door een onafhankelijke partij die zelf geen belang heeft bij de uitkomst van de zaak of de verwijzing naar een rechtsbijstandverlener. |
52 |
Kunt u inzicht geven in de situatie voor 2017 en 2018 ten opzichte van de cijfers in 2016 van het CBS waaruit blijkt dat ruim de helft van de vrouwen die in de voorafgegane vijf jaar waren vermoord, om het leven waren gebracht door een (ex-)partner? Zijn er doelen gesteld naar aanleiding van deze cijfers voor het tegengaan van huiselijk geweld? |
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft op 6 september 2018 cijfers over moord en doodslag gepubliceerd met betrekking op de jaren tot en met 2017. Hieruit blijkt dat in 2017 46 vrouwen om het leven zijn gekomen door moord of doodslag (in 2016 waren dit er 34). Van de 46 gevallen waarbij in 2017 een vrouw om het leven werd gebracht, was de verdachte of dader in 39 procent van de gevallen (18 van de 46 gevallen) de partner of ex-partner van het slachtoffer. In 2016 betrof dit 62 procent van de gevallen (21 van de 34 gevallen).11 In de gevallen van moord en doodslag met vrouwelijke slachtoffers zijn (ex-) partners al jarenlang de grootste groep verdachten of daders. Moord en doodslag door een (ex-) partner is een extreme uitingsvorm van huiselijk geweld. Gelet op de aard, omvang en effecten is huiselijk geweld, samen met kindermishandeling, een van de grootste maatschappelijke veiligheidsvraagstukken. Onder meer deze cijfers zijn voor de MRb, de MVWS en de VNG reden om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te intensiveren. Op 25 april 2018 is het programma Geweld hoort nergens thuis naar de Tweede Kamer gestuurd.12Het programma, dat loopt tot en met 2021, richt zich op 1) het eerder en beter in beeld krijgen van het geweld, 2) het stoppen en het duurzaam oplossen van het geweld en 3) het schenken van extra aandacht aan een aantal specifieke groepen, zoals slachtoffers van eergerelateerd geweld. |
53 |
Zal het onderzoek dat in 2014 door het Europees Agentschap voor de grondrechten een is gedaan naar huiselijk geweld herhaald worden? Zo nee, waarom niet? Ben u bereid een beleidsdoorlichting te doen naar het bestrijden van huiselijk geweld en het opvangen van de slachtoffers? |
Het onderzoek «Geweld tegen vrouwen: een Europese enquête» van het Europees Agentschap voor de Grondrechten (FRA) uit 2014 is op verzoek van het Europees parlement uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek is Eurostat een pilot gestart naar de vergelijkbaarheid van data uit verschillende lidstaten over geweld. De uitkomst van deze pilot is medebepalend voor de vraag of de FRA het onderzoek «Geweld tegen vrouwen: een Europese enquête» gaat herhalen. Dit wordt duidelijk na 2021. De vorige beleidsdoorlichting huiselijk geweld is uitgevoerd in 2013 als onderdeel van de beleidsdoorlichting Preventieve maatregelen.13 De volgende beleidsdoorlichting preventieve maatregelen staat gepland in 2020, zoals ook in de begroting is opgenomen. Hierin zal de beleidsdoorlichting van huiselijk geweld worden meegenomen. |
54 |
Op welke termijn kan de Kamer het wetsvoorstel over de aanpak van huwelijkse gevangenschap verwachten? |
Het conceptwetsvoorstel Tegengaan huwelijkse gevangenschap is op 12 oktober jl. in consultatie gebracht. Het kabinet streeft ernaar een voorstel van wet, na verwerking van de reacties, begin 2019 aan de Afdeling advisering van de Raad van State te kunnen zenden. |
55 |
In hoeverre houden de externe doorlichtingen van de financieringssystematiek van de rechtspraak rekening met de investeringskosten voor maatschappelijk effectieve rechtspraak? |
Op dit moment loopt in opdracht van de Raad voor de rechtspraak een extern doorlichtingsonderzoek. Dit onderzoek richt zich op drie gebieden: 1) concrete verbetermogelijkheden, inclusief besparingspotentieel, haalbaarheid, incasseerbaarheid, binnen de bedrijfsvoering; 2) concrete verbetermogelijkheden binnen de organisatie van het primair proces van de Rechtspraak, in elk geval voor de thema’s delegatie, logistiek, ketensamenwerking en administratieve processen; 3) ontwikkelingen in de zaakzwaarte en de zaakprijzen. Dit onderzoek moet worden onderscheiden van verbeteringen in de bekostigingssystematiek, waarover recent door een externe deskundige advies is uitgebracht. In deze onderzoeken wordt geen rekening gehouden met investeringskosten voor maatschappelijk effectieve rechtspraak. Dit kan een plaats hebben in de prijsonderhandelingen voor de periode 2020–2022. |
56 |
Wat is uw reactie op de conclusie in het jaarplan 2018 van de Rvdr dat het bekostigingssysteem niet in financiering van alle behoeften van de rechtspraak voorziet, met name waar het gaat over innovatie, doordat de financiering vrijwel volledig gekoppeld is aan het aantal zaken? |
Op dit moment wordt de rechtspraak voor ongeveer 95% bekostigd op basis van outputfinanciering (afgesproken prijs x het aantal afgedane zaken). In de prijzen zijn ook kosten voor innovatie verdisconteerd. Bij oplopende productie betekent dit dat er meer budget beschikbaar is voor bijvoorbeeld innovatie. Bij afnemende productie is er minder budget beschikbaar. Nu de productie de afgelopen jaren is teruggelopen en het eigen vermogen is uitgeput, is minder budget voor innovatie beschikbaar, terwijl de kosten voor innovatie niet mee zijn gedaald. Dit is een punt dat ook door een externe deskundige die recent heeft geadviseerd over de bekostigingssystematiek is gesignaleerd. De MRb zal uw Kamer nog voor de begrotingsbehandeling nader informeren over verbetering van de bekostigingssystematiek. |
57 |
Met welke betrokken professionals is er uiteindelijk gesproken over de herziening van het stelsel van rechtsbijstand? |
Voor de zomer zijn er negen ontwerpsessies en een conferentie georganiseerd waarbij professionals in en om het stelsel mee hebben gedacht over een ontwerp voor het stelsel van rechtsbijstand. Aan die sessies hebben onder andere deelnemers van de volgende organisaties deelgenomen: Ministerie van Justitie en Veiligheid, advocatuur, Raad voor Rechtsbijstand, Juridisch loket, HiiL Innovating Justice, Nederlandse Orde van Advocaten, Vereniging Sociale Advocatuur Nederland, Vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingsmediators, Justice42, Gemeenten, Andere bestuursorganen, zoals de Belastingdienst en andere ministeries, vakbonden, verzekeraars, Ombudsmannen (lokaal en nationaal), Wetenschap (juridische, sociale en economische wetenschappen), (Raad voor de) Rechtspraak, en private ondernemingen met een voor het onderwerp relevant profiel. De deelnemers namen deel op persoonlijke titel en spraken vanuit eigen ervaring, niet als vertegenwoordiger van een organisatie of achterban. In de bijlage bij de brief die de MRb op 9 november jl. naar de Kamer zond wordt verantwoording afgelegd over dit ontwerpproces. |
58 |
Hoe wordt gegarandeerd dat de toegang tot een sociale advocaat altijd gewaarborgd is? |
Toegang tot het recht blijft voor iedereen gegarandeerd. Als een gang naar de rechter of (andere) juridische bijstand nodig is, dan staat die weg altijd open, ook voor de laagste inkomensgroep, waar nodig met hulp van een gesubsidieerde advocaat. Dat verandert niet. Wel wordt er beter gekeken welke oplossing het beste past bij het onderliggende probleem. Daarbij zijn opties als mediation, maatschappelijk werk of schuldhulpverlening in beeld. Procederen blijft, als dat echt nodig is, ook een van de mogelijkheden. |
59 |
Hoeveel procent van de gesubsidieerde rechtsbijstandzaken zijn ingesteld tegen een overheidsorgaan? |
De recent verschenen Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2017 laat zien dat de overheid vorig jaar in ca. 60% van de zaken wederpartij was. Uitgesplitst in percentages van de afgegeven reguliere toevoegingen is ca. 29% een strafzaak en ca. 7% een BOPZ-zaak. Het overige deel van de zaken waarbij de overheid wederpartij was betreft zaken in asiel- en vreemdelingenrecht (samen ca. 13%) en overige (ca. 11%) bestuursrechtelijke procedures met onder andere het UWV, DUO, de SVB, de Belastingdienst en gemeenten als wederpartij. |
60 |
In hoeveel procent van de geschillen met burgers wordt mediation of bemiddeling aangeboden en ingezet door een overheidsorgaan? |
Landelijke percentages of cijfers over de toepassing van mediation of bemiddeling zijn niet voorhanden. Wel is uit de ervaringen die het Ministerie van BZK heeft opgedaan met de informele aanpak van geschillen door bestuursorganen bekend dat de mate waarin mediation of alternatieve geschilbeslechting wordt aangeboden per bestuursorgaan verschilt en mede afhangt van het geheel aan conflicthanteringsinstrumenten dat wordt ingezet. De ervaringen met de informele aanpak zijn goed. Het aantal bezwaarschriften neemt, bij een juiste toepassing, af en mensen zijn meer tevreden. Deze informele aanpak en het voorkomen van onnodige procedures door en tegen de overheid is ook een speerpunt in het kader van de herziening van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. |
61 |
In hoeverre komt de extra investering van 40 miljoen euro in de rechtspraak ten goede van de kwaliteitsontwikkeling in de rechtspraak? Hoe zorgt u ervoor dat deze extra middelen zullen worden besteed aan de primaire processen en daarmee terechtkomen op de werkvloer? |
De extra bijdrage van € 40 mln. aan de Raad voor de rechtspraak is ter aanzuivering van het negatief vermogen dat eind 2018 naar verwachting ontstaat bij de rechtspraak. Het is geen extra investering in kwaliteitsontwikkeling. |
62 |
In hoeverre houden de externe doorlichtingen van de financieringssystematiek van de rechtspraak rekening met de investeringskosten voor maatschappelijk effectieve rechtspraak? |
Op dit moment loopt in opdracht van de Raad voor de rechtspraak een extern doorlichtingsonderzoek. Dit onderzoek richt zich op drie gebieden: 1) concrete verbetermogelijkheden, inclusief besparingspotentieel, haalbaarheid, incasseerbaarheid, binnen de bedrijfsvoering; 2) concrete verbetermogelijkheden binnen de organisatie van het primair proces van de Rechtspraak, in elk geval voor de thema’s delegatie, logistiek, ketensamenwerking en administratieve processen; 3) ontwikkelingen in de zaakzwaarte en de zaaksprijzen. Dit onderzoek moet worden onderscheiden van verbeteringen in de bekostigingssystematiek, waarover recent door een externe deskundige advies is uitgebracht. In deze onderzoeken wordt geen rekening gehouden met investeringskosten voor maatschappelijk effectieve rechtspraak. Dit kan een plaats hebben in de prijsonderhandelingen voor de periode 2020 – 2022. |
63 |
In hoeverre is er ruimte voor een extra bijdrage aan de Rvdr indien blijkt dat de invoering van de professionele standaarden, bedoeld om de kwaliteit te waarborgen, meer blijkt te kosten? |
In het lopende prijsakkoord 2017–2019 is een bedrag van € 10 mln. in 2017 oplopend naar € 35 mln. structureel vanaf 2020 toegevoegd ten behoeve van de invoering van de professionele standaarden. Mocht blijken dat de invoering van de professionele standaarden meer kost, dan kan dit een plaats hebben in de prijsonderhandelingen voor de periode 2020 – 2022. |
64 |
Op welke wijze is de eenmalige bijdrage van 40 miljoen euro voor de Rvdr begroot? Ten koste waarvan gaat dat? |
De Rechtspraak verwacht over 2018 een tekort van € 40 mln. Een negatief eigen vermogen per ultimo 2018 moet in 2019 door JenV worden aangevuld, derhalve is een reservering getroffen op het beleidsartikel Artikel 32 «Rechtspleging en rechtsbijstand». De reservering wordt gedekt uit herschikkingen binnen de JenV-begroting. |
65 |
In hoeverre komt het overschot op de rijksbegroting 2018 voor rechtsbijstand ten goede aan de begroting voor de gesubsidieerde rechtsbijstand 2019? |
Een overschot op de rijksbegroting 2018 voor rechtsbijstand wordt, conform begrotingsregels, verantwoord over 2018 en kan als zodanig niet worden toegevoegd aan de begroting voor de gesubsidieerde rechtsbijstand in 2019. |
66 |
In hoeverre komt het overschot op de rijksbegroting 2018 voor rechtsbijstand ten goede aan het verhogen van de tarieven voor de gesubsidieerde rechtsbijstand zoals bepleit in het rapport van de commissie-Van der Meer? |
De begrotingsregels staan in beginsel niet toe dat indien in enig jaar sprake is van onderuitputting voor rechtsbijstand de ongebruikte middelen worden aangewend voor beleidsintensivering op het betreffende dossier. Het overschot is aangewend ter invulling van de onderuitputtingstaakstelling in 2018 op de JenV-begroting. |
67 |
Klopt het dat het externe doorlichtingsonderzoek naar de financiële positie van de rechtspraak wordt uitgevoerd door de Boston Consulting Group (BCG)? Klopt het dat de BCG in het verleden actief is geweest als adviseur in het project Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak (KEI) dan wel op andere vlakken of projecten voor de Rvdr? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de zaken waar de BCG op geadviseerd heeft vanaf 2010? |
Ja. BCG is eerder van 2012 tot 2017 als adviseur in opdracht van de Raad voor de rechtspraak bij het programma KEI betrokken geweest en heeft daarvoor een business-case opgesteld en geactualiseerd. Daarnaast heeft BCG in 2014 ondersteuning verleend bij het opstellen van de business case voor het Netherlands Commercial Court. |
68 |
Richt de experimenteerwet voor de rechtspraak om te experimenteren met eenvoudige procedures die conflicten niet op de spits drijven, maar partijen nader tot elkaar brengen zich tevens op het straf- en bestuursrecht? Is er sprake van een integrale benadering als het gaat om deze experimenteerwet? |
Het wetsvoorstel experimentenwet rechtspleging richt zich, gelet op de wensen uit de praktijk, in hoofdzaak op het civiele recht. Ook de Wet griffierechten in burgerlijke zaken, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet op de rechterlijke organisatie zullen onder het bereik van de wet vallen. De mogelijkheid om te kunnen experimenteren met het civiele procesrecht betekent tevens dat dit procesrecht flexibel kan zijn voor eventuele toekomstige samenwerking op de gebieden van het straf- en het bestuursrecht. Voor het strafrecht wordt een experimenteerwet voorbereid die zich beperkt tot het experimenteren met wijzigingen die zijn voorzien in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Het wetsvoorstel experimentenwet rechtspleging is voor advies naar de Raad van State verzonden. |
69 |
Op welke manier wordt bevorderd om mediation in het strafrecht verder uit te breiden? In hoeverre worden hier ook eventuele bijbehorende middelen voor uitgetrokken? |
Vanaf het jaar 2019 is in het totaal € 1,3 mln. structureel beschikbaar voor mediation in het strafrecht in de vervolgings- en berechtingsfase. Van deze € 1,3 mln. is € 0,3 mln. exclusief voor jeugdzaken beschikbaar. Met deze € 0,3 mln. wordt verwacht een forse stijging van het aantal jeugdzaken te kunnen bekostigen. Om de praktijk van mediation in het strafrecht verder te optimaliseren wordt er daarnaast gewerkt aan een beleidskader. Onder deze condities is de verwachting dat mediation in het strafrecht zich verder kan ontwikkelen. |
70 |
Op welke termijn gaat u bewerkstelligen dat ten alle tijden een advocaat aanwezig is bij het ZSM-traject in het strafrecht? |
Momenteel wordt op regionaal niveau uitwerking gegeven aan de structurele organisatie van de rechtsbijstand in het kader van de ZSM-werkwijze. Onderdeel daarvan is dat iedere verdachte wiens zaak via het ZSM-proces wordt afgehandeld «standaard» wordt voorzien van bijstand van een advocaat voorafgaand aan zijn eerste verhoor door de politie. In overleg met de ketenpartners in de regio’s Zeeland- West Brabant en Rotterdam wordt dit najaar werkendeweg gestart met de lokale vormgeving van nieuwe werkwijzen met het oog op de toepassing van het standaardconsult en het onderzoeken van de mogelijkheden van aanvullende procesverbeteringen. Vanaf 2019 is een stapsgewijze uitbreiding voorzien naar (uiteindelijk alle) andere regio’s, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de «best practices» die in de startregio’s zijn ontwikkeld. Dat laat onverlet dat ook in de huidige situatie de verdachte op verschillende momenten in het ZSM-traject recht heeft op kosteloze bijstand van een advocaat. Hij kan daar alleen nu nog zelfstandig, ten overstaan van een hulpofficier van justitie, afstand van doen. |
71 |
Hoeveel rechters gaan er aankomende jaren met pensioen? Hoe is de aanwas van nieuwe rechters? |
De schatting van het aantal uitstromende rechters in de komende jaren ziet er als volgt uit: 2018 ± 60 2019 ± 65 2020 ± 75 2021 ± 60 2022 ± 70 2023 ± 75 In het jaarverslag van de rechtspraak over 2017 is het verloop onder rechters gedurende de afgelopen jaren weergegeven in tabel 21. Daaruit blijkt o.a. dat het aantal rechters in 2017 is gegroeid met 167 fte. In de afgelopen jaren is ruim 90% van de bij de gerechten voor rio’s opengestelde vacatures ingevuld. |
72 |
Hoe is de financiering van mediation in het strafrecht de komende jaren gezekerd? |
Met ingang van 2019 zijn de middelen voor mediation in het strafrecht structureel opgenomen in de begroting. Het gaat daarbij om € 1 mln. die is terug te vinden onder de begrotingspost mediaton in strafzaken en om € 0,3 mln. die structureel zal worden ingezet voor mediation in jeugdstrafzaken. Totaal gaat het dus om € 1,3 mln. aan structurele middelen. |
73 |
Gaan de prioriteiten in de nieuwe Veiligheidsagenda weer voor vier jaar gelden of wordt dat meer kort cyclisch ingericht? |
In beginsel worden de afspraken gemaakt voor de periode 2019–2022. Zoals ook in de huidige agenda opgenomen zullen de afspraken én worden geëvalueerd én kunnen deze, indien nodig, in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie worden herijkt. |
74 |
Wat is de omvang van private opsporing in Nederland? Is deze omvang in de afgelopen tien jaar toegenomen? Zo ja, hoe komt dat? In hoeverre wordt in de opsporing en vervolging samengewerkt met private partijen? Bent u voornemens deze samenwerking te intensiveren?Zo ja, hoe dan? |
Per 1 april 2018 zijn er in Nederland 456 particuliere recherchebureaus met een vergunning van de dienst Justis. De keuze voor de inzet van particuliere recherchebureaus en het aantal zaken dat zij behandelen, is afhankelijk van de markt en kan fluctueren. Het Ministerie van JenV beschikt niet over objectieve cijfers die een groei van het aantal in behandeling genomen zaken zou kunnen bevestigen of ontkrachten. In de samenwerking tussen particuliere recherchebureaus en de politie is steeds sprake van serieschakeling: het werk van de politie begint waar het werk van het recherchebureau eindigt. Doordat alleen de politie bepaalde taken in het opsporingsproces kan uitvoeren, zijn er grenzen aan de werkbesparing door het werk van de particuliere recherchebureaus. Voorts is uit eerder onderzoek gebleken dat voor een deel van de door particuliere recherchebureau opgepakte zaken geen aangifte volgt, omdat de opdrachtgever voor een alternatieve afdoening kiest. Niet alle zaken behoeven daarmee een strafrechtelijke afdoening als het recherchebureau de zaak heeft opgehelderd. Daarnaast wordt er op een aantal werkgebieden binnen de opsporing al nauw samengewerkt met private partijen, denk hierbij aan de samenwerking in financieel onderzoek met banken en de samenwerking met bedrijven. |
75 |
Op welke wijze zal worden geëxperimenteerd met burgeropsporing? Wordt daarbij ook gekeken naar burgerparticipatie bij het zoeken naar voortvluchtigen en «onvindbare» veroordeelden? |
In het programma «Onvindbare veroordeelden» wordt gebruik gemaakt van burgerparticipatie. Het betrekken van burgers bij de opsporing van onvindbare veroordeelden gebeurt onder de verantwoordelijkheid van het OM. Het OM en de politie maken gebruik van opsporingsberichten om de hulp van het publiek in te roepen bij het vergaren van informatie ten behoeve van de waarheidsvinding, de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, het voorkomen van strafbare feiten of andere belangen die de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betreffen (Aanwijzing Opsporings-berichtgeving). «Opsporing Verzocht» kan bijvoorbeeld worden ingezet voor onvindbare veroordeelden met een zware straf. Daarnaast onderzoeken politie en OM ook de inzet van burgerparticipatie voor voortvluchtige veroordeelden met een lagere straf; bijvoorbeeld via social media zoals Facebook advertising. |
76 |
Hoe is binnen de basispolitiezorg de opsporing belegd? Zijn er binnen de basisteams ook rechercheurs werkzaam, buiten de afdoening van VVC-zaken? Hoe wordt de recherchefunctie binnen de basisteams vanuit de Regeerakkoord-gelden versterkt? |
De basisteams zijn het fundament van de politie. In deze basisteams zijn alle basispolitieprocessen verenigd: noodhulp, intake en service, handhaving en opsporing. Opsporing van veelvoorkomende criminaliteit is een taak van het basisteam. Voor de probleemgerichte aanpak van de veelvoorkomende criminaliteit wordt een basisteam bijgestaan door de districtsrecherche. Doordat op elk niveau in de organisatie recherche is ingericht, ontstaat een samenhangend stelsel dat leidt tot vergroting van de slagkracht in de opsporing. Prioritering in de uitvoering van de taken vindt binnen de eenheden plaats door de gezagen, doorgaans op advies van de politie. De ruimte voor opsporing in bijvoorbeeld het basisteam wordt zo bepaald door burgemeesters en officieren. Vanuit het regeerakkoord komen er 769 fte extra agenten bij voor de wijk. Het gezag zal op voorstel van de politiechef in elke eenheid invulling geven aan de vraag waar deze extra capaciteit en expertise het beste kan worden ingezet. Vanuit het beginsel dat agenten in een basisteam generiek inzetbaar zijn, leiden de regeerakkoorden gelden tot een generieke versterking van die basisteams. |
77 |
Kunt u een overzicht geven van lopende en nog te plannen experimenten, met datum van (geplande) aanvang van deze experimenten, die onderdeel zijn van de Ontwikkelagenda opsporing? |
Voor de begrotingsbehandeling ontvangt uw Kamer de ontwikkelagenda opsporing waarin aandacht wordt besteed aan experimenten die in het kader van deze ontwikkelagenda worden uitgevoerd. |
78 |
Wat moet worden verstaan onder het actief opsporen van «onvindbare» veroordeelden? |
Voor het actief opsporen van onvindbare veroordeelden wordt een aantal maatregelen ingezet. Zo wordt informatie over veroordeelden met een openstaande vrijheidsstraf extra verrijkt door een landelijk operationeel team (de zogenaamde «tijdelijke verdeeltafel») van OM, politie, AICE en JustID met bijvoorbeeld gegevens over vermoedelijke verblijfsplaatsen uit politiesystemen en open bronnen. Met deze informatie gaan regionale opsporingsnetwerken met vertegenwoordiging van OM, politie en recherche aan de slag. Daarbij wordt het FAST-team van OM en politie ingezet om de zwaardere groep met strafrestanten van meer dan 300 dagen intensief op te sporen in zowel binnen- als buitenland. De politie benut inmiddels innovatieve «mobiele devices» (MEOS), die het mogelijk maken voor alle agenten op straat om de openstaande straffen te raadplegen. Hiermee wordt de pakkans vergroot. Tot slot worden internationale netwerken benut voor de opsporing van veroordeelden in het buitenland. |
79 |
Hoeveel «onvindbare» veroordeelden zijn er? |
In het opsporingsregister zijn 12.000 zaken met betrekking tot een onherroepelijke vrijheidsstraf opgenomen, waarbij het gaat om iets meer dan 11.000 individuele personen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de categorieën «actieve opsporing» en «signaleringen». De focus van de aanpak van de personen met een openstaande vrijheidsstraf zit op de groep »actieve opsporing» omdat er indicaties (BRP-adres of verblijfstitel) zijn dat zij in Nederland verblijven of omdat vanwege een langer strafrestant (meer dan 120 dagen) prioriteit aan de opsporing van deze veroordeelden wordt gegeven. |
80 |
Wordt met «onvindbare» veroordeelden bedoeld de ruim 11.000 veroordeelden die nog een vrijheidsstraf moeten uitzitten? |
Ja, dat klopt. |
81 |
Wanneer zijn deze ruim 11.000 veroordeelden die nog een vrijheidsstraf moeten uitzitten opgespoord, opgepakt en gevangen gezet? |
Van de jaarlijks ongeveer 20.000 opgelegde vrijheidsstraffen is in 90% van de gevallen de tenuitvoerlegging binnen 2 jaar lopend of afgerond. De gehele resterende voorraad van openstaande vrijheidsstraffen wordt inmiddels door een landelijk operationeel team (zogenaamde «tijdelijke verdeeltafel») van OM, politie, CJIB en JustID onderzocht op mogelijke aanknopingspunten voor opsporing in Nederland. Indien er aanknopingspunten zijn, worden deze zaken alsnog uitgezet naar de betreffende politieregio en de veroordeelde aangehouden om de straf uit te zitten. Dit heeft inmiddels geleid tot een lichte afname van de voorraad van openstaande vrijheidsstraffen en zal naar verwachting verder afnemen als de effecten van de huidige werkwijze nog meer zichtbaar worden. Op basis van de analyses en extra inspanningen binnen het programma «Onvindbare veroordeelden» tot nu toe, is echter wel geconstateerd dat het overgrote deel van de veroordeelden een buitenlandse nationaliteit heeft, in het buitenland verblijft en een laag strafrestant heeft. Internationale regelgeving maakt opsporen, oppakken en vastzetten van deze groep vrijwel onmogelijk, omdat alleen hogere strafrestanten van meer dan 180 dagen in aanmerking komen voor overdracht van straffen of overlevering van personen. Er wordt naar mogelijkheden gezocht om in de internationale samenwerking met andere landen deze straffen alsnog ten uitvoer te leggen. |
82 |
Wordt bij de brede, fundamentele verkenning naar het stelsel van reclassering ook de omkoping van werkmeesters bij de Reclassering onderzocht? Zo nee, waarom niet? |
De verkenning naar het stelsel van reclassering betreft de fundamentele vraag of het huidige systeem met drie gesubsidieerde organisaties voldoende effectief, efficiënt en toekomstbestendig is om bij te dragen aan de ambities op het terrein van het verder terugdringen van recidive. Signalen over mogelijk ontoelaatbaar gedrag van werknemers worden te allen tijde serieus onderzocht door de reclasseringsorganisaties. De MRb ziet hierin echter geen verband met de stelselverkenning. |
83 |
Op welke wijze wordt geregeld dat slachtoffers of nabestaanden een vorm van spreekrecht krijgen op de zitting waarop de rechter besluit over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging bij tbs? Gebeurt dit middels een wetswijziging? Zo ja, wanneer wordt het wetsvoorstel naar de Kamer gestuurd? Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum? |
In de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2018–2021 is het wetsvoorstel uitbreiding slachtofferrechten aangekondigd (zie daarover tevens de beantwoording van vraag 455).14 Daarvan maakt onderdeel uit een voorstel om een spreekrecht te realiseren voor slachtoffers omtrent de bijzondere voorwaarden die kunnen worden verbonden aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het wetsvoorstel is tijdens de zomerperiode in consultatie geweest. Na het verwerken van de adviezen zal het wetsvoorstel naar verwachting eind november voor advies naar de Afdeling advisering van de Raad van State worden gestuurd. |
84 |
Hoeveel rechtbanken hebben inmiddels een aparte ingang en aparte wachtkamers voor slachtoffers? Zijn deze ruimtes altijd beschikbaar, ook ad-hoc indien een slachtoffer zich bedenkt en toch gebruik wil maken van een dergelijke ruimte? |
Naar aanleiding van de motie van het lid Groothuizen c.s. van 29 november 201715 waarin aandacht is gevraagd voor knelpunten voor slachtoffers met betrekking tot de strafzitting, heeft de Raad voor de rechtspraak een inventarisatie uitgevoerd naar de slachtoffervoorzieningen bij alle gerechten. In de inventarisatie is onder andere aandacht voor aparte ingangen en aparte wachtkamers voor slachtoffers. Wanneer de MRb de inventarisatie van de Raad voor de rechtspraak heeft ontvangen zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd. |
85 |
In hoeverre kan met zekerheid worden gezegd dat de samenleving veiliger wordt als deze conclusie alleen wordt gebaseerd op de cijfers over geregistreerde criminaliteit? |
Niet alle criminaliteit komt ter kennis van de politie. Om een goed beeld te krijgen van ontwikkelingen in de criminaliteit is het daarom van belang de cijfers over de jaren heen te vergelijken en om daarbij verschillende, elkaar aanvullende bronnen te benutten. De totale door de politie geregistreerde criminaliteit daalde verder in 2017 in vergelijking met 2016 en de jaren ervoor. De politie registreerde 831.000 misdrijven in 2017, dat is ruim een derde minder dan de 1.255.000 geregistreerde misdrijven in 2005. De geobserveerde daling geldt voor zowel de «»traditionele»» vermogenscriminaliteit als voor geweldscriminaliteit. Zie figuur 1 in de bijlage1. Naast het geregistreerde niveau van criminaliteit kan de ontwikkeling van de criminaliteit ook gemeten worden door zogenaamde slachtofferenquêtes waarin aan een representatieve steekproef uit de Nederlandse bevolking onder andere wordt gevraagd van welke delicten ze het afgelopen jaar slachtoffer zijn geworden. In Nederland wordt dit gemeten via de Veiligheidsmonitor. De Veiligheidsmonitor is een terugkerend bevolkingsonderzoek onder burgers van 15 jaar en ouder waarin onder meer de leefbaarheid van de woonbuurt, de ervaren overlast, onveiligheidsgevoelens, ervaringen met veel voorkomende criminaliteit en het oordeel van de burger over het optreden van de politie worden onderzocht. In de Veiligheidsmonitor wordt gerapporteerd over de beleving en ervaring van burgers. In 2017 werd 15 procent van de bevolking één of meer keer slachtoffer van criminaliteit. In 2016 bedroeg dit percentage 17,3%. In 2015 bedroeg dit percentage 17,6%, in 2014 was dat 18,9%, in 2013 19,8% en in 2012 bedroeg dit percentage ook 19,8%. In vergelijking met 2012 zijn in 2017 alle vormen van «traditionele» criminaliteit verder gedaald.16 Op basis van de trendmatige ontwikkeling die blijkt uit deze twee afzonderlijke bronnen kan gesteld worden dat de samenleving de afgelopen jaren veiliger is geworden. Daarbij is wel de volgende aanvullende opmerking van belang. Niet alle criminaliteit komt in dezelfde mate in registraties terecht. Bepaalde vormen van criminaliteit worden niet of in mindere mate via aangifte of slachtofferenquêtes bekend. Hierbij kan gedacht worden aan vormen van ondermijnende criminaliteit en cybercrime, die vaak minder zichtbaar zijn. Daarom loopt er een onderzoek naar de mogelijkheden om meer zicht te krijgen op aard en omvang van niet geregistreerde criminaliteit. Zoals ik uw Kamer op 24 september jongstleden heb gemeld zal dit onderzoek begin december 2018 gereed zijn en aan uw Kamer worden aangeboden.17 |
86 |
Klopt het dat het in de Basis Voorziening Handhaving (BVH) onder specifieke omstandigheden van internetcriminaliteit onmogelijk is onder domicilie aangifte te doen omdat in het systeem als plaats delict het huisadres van slachtoffers moet worden ingevuld? Welke maatregelen treft u om ook bij internetcriminaliteit geanonimiseerd aangifte doen mogelijk te maken? |
Nee, dat is wel mogelijk. In beginsel worden de persoonsgegevens van de aangever in het proces-verbaal van aangifte opgenomen. In sommige gevallen kan het echter wenselijk zijn om de identiteit van de aangever geheim te houden. Het is mogelijk dat persoonsgegevens van de aangever gedeeltelijk of niet in het proces-verbaal van aangifte vermeld worden. Ook is het mogelijk dat bij aangifte een ander (post)adres dan het eigen adres wordt opgegeven. Dit is een zogenoemde beschermende maatregel. De politie kan deze mogelijkheid altijd aanbieden, zonder overleg met het OM. Het aanbieden van deze beschermende maatregel is met de invoering van de Individuele beoordeling sinds 1 juni 2018 gemakkelijker geworden. Per 1 juni is in de Basisvoorziening Handhaving een zogeheten «IB-scherm» opgenomen. Hier wordt bij de keuze voor beschermende maatregelen in relatie tot het «afschermen van persoonsgegevens» automatisch de optie voor «domicilie kiezen» weergegeven. |
87 |
Op grond van welke criteria wordt een delict aangemerkt als High Impact Crime (HIC)? Waarom maken zedendelicten geen onderdeel uit van deze categorie? |
Er is bij de aanpak van high impact crime gekozen voor veelvoorkomende delicten met een grote impact op het slachtoffer, diens directe omgeving en het veiligheidsgevoel in de maatschappij, die bovendien een grote stijging lieten zien. Onder HIC vallen delicten als straatroof, woninginbraak, overvallen en geweld. Deze criteria zijn ook voor zedendelicten toepasbaar, maar slachtoffers van zedenmisdrijven vormen een specifieke, zeer kwetsbare groep. Dit vergt een aparte aanpak. Voor deze slachtoffers is extra aandacht nodig voor de toegang tot zorg en recht. Samen met de ministeries van VWS en JenV hebben de VNG en de 35 betrokken centrumgemeenten afspraken gemaakt over de volledige en structurele financiering van de Centra voor Seksueel Geweld (CSG) vanaf 1 januari 2019. De 16 CSG’s boden in 2017 hulp aan ruim 2600 slachtoffers. Binnen de CSG’s wordt multidisciplinair samengewerkt, waarbij medisch onderzoek, psychische ondersteuning en de opsporing door de zedenrecherche gecombineerd worden om het slachtoffer op één plek de hulp en ondersteuning te bieden die hij of zij nodig heeft. In 2019 wordt in overleg met politie, gemeenten, Slachtofferhulp, VWS en CSG’s een campagne georganiseerd om slachtoffers en hun directe omgeving te informeren over waar zij zich kunnen melden voor hulp. Tevens loopt er een traject bij het Openbaar Ministerie om te komen tot verkorting van doorlooptijden van zedenzaken en zo de last van het strafproces voor slachtoffers te verminderen. |
88 |
Wat komt er in de plaats voor het schakelteam verwarde personen? Wanneer wordt zekerstelling van de borging bekend? |
De opdracht van het Schakelteam Personen met verward gedrag liep afgelopen 1 oktober af. Bij brief van 26 september jl. hebben de opdrachtgevers (JenV, VWS en VNG) de eindrapportage van het Schakelteam, getiteld: «Op weg naar een persoonsgerichte aanpak» aan uw Kamer aangeboden.18 De conclusie van de eindrapportage is dat er de afgelopen jaren al veel is gebeurd in de aanpak van personen met verward gedrag, maar dat er ook nog veel verbetering nodig is. Er is een goede basis gerealiseerd maar deze is nog te kwetsbaar om de ondersteuning nu al los te laten. Zoals in voornoemde brief wordt vermeld, wordt op dit moment door de opdrachtgevers in gezamenlijkheid gewerkt aan het vormgeven van een vervolg. Uw Kamer wordt hierover vóór 1 december 2018 geïnformeerd. Ten behoeve van een warme overdracht hebben zowel de voorzitter als de leden van het Schakelteam toegezegd om tot er een vervolg is op de achtergrond beschikbaar te blijven. |
89 |
Wat is de ambitie op het vlak van afpakken van wederrechtelijk verkregen voordeel? Waarom wordt er structureel gekoerst op een lagere opbrengst afpakken, is het beleid niet succesvol? Kunt u daarbij aangeven hoe de diverse hoge schikkingen hier in passen? |
De ambitie op het afpakken van crimineel vermogen is nog steeds dat misdaad niet mag lonen. Op basis van investeringen de afgelopen jaren en incidentele schikkingen is er een meerjarige raming gemaakt van te verwachten opbrengsten. Het opnemen van een incidentele schikking in de ramingen kan tot gevolg hebben dat een raming een volgend jaar lager uitvalt. Dit neemt niet weg dat ook in het kader van de aanpak van ondermijning stevig wordt ingezet op het afpakken van crimineel vermogen. Voor een uiteenzetting van het beleid ten aanzien van het afpakken van crimineel vermogen verwijst de MJenV naar zijn brief aan uw Kamer van 28 november 2017.19 |
90 |
Hoe verklaart u het feit dat uit recente cijfers van het CBS blijkt dat er in 2017 meer slachtoffers van moord zijn in het licht van uw bewering dat Nederland de afgelopen jaren aantoonbaar veiliger is geworden? |
Het aantal gepleegde moorden en doodslagen in Nederland laat sinds 2003 een dalende tendens zien, met uitzondering van het jaar 2017. Figuur 2 uit de bijlage maakt dat duidelijk1. In 2017 werden in totaal 159 moorden gepleegd. Dat waren er 49 meer dan de 110 in 2016, toen het absolute laagterecord in een kwart eeuw werd bereikt. De grafiek laat zien dat voor wat betreft het aantal moorden en doodslagen over een langere periode sprake is van een duidelijk dalende trend, die de conclusie rechtvaardigt dat Nederland ook in dit opzicht aantoonbaar veiliger is geworden. Het aantal gepleegde moorden en doodslagen over het jaar 2017 is echter een negatieve uitschieter op deze trendmatige ontwikkeling. Een verklaring voor deze stijging is op dit moment niet te geven, daarvoor moet de cijfermatige ontwikkeling van 2018 worden afgewacht. Een eerste indicatie biedt eigen onderzoek van Elsevier Weekblad, dat in 1992 begon met het aantal moorden in één jaar te registreren. Het moordcijfer lijkt op basis van dit onderzoek na de uitschieter omhoog in 2017 weer fors te dalen. In de eerste helft van 2018 werden 48 mensen het slachtoffer van moord of doodslag. Het is op dit moment nog niet bekend hoe de ontwikkeling er in de tweede helft van 2018 uit ziet.20 |
91 |
Waarom worden de middelen die voor het ondermijningsbestrijdingsfonds waren gereserveerd nog niet in 2018 besteed? |
Er is expliciet gekozen voor het «van onderop» laten ontwikkelen van robuuste plannen, vanuit de partijen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Daartoe heeft MJenV de regio's en landelijke partners gevraagd om concrete voorstellen voor meerjarige versterkingsprogramma's voor de periode 2019–2021 in te dienen. Eind september zijn de versterkingsplannen van de regio's en landelijke partners ontvangen. Het eerder dit jaar ingerichte Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) adviseert over de besteding van de extra ondermijningsgelden. MJenV verwacht op zeer korte termijn het advies van het SBO, op basis waarvan een besluit zal worden genomen over de toedeling. Vervolgens zullen de middelen, na accordering van de besteding door de Minister van Financiën, aan de partners worden toegekend. |
92 |
Wanneer worden de integrale ondermijningsbeelden per regio verwacht? |
Voor de beantwoording op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 91. |
93 |
Hoe groot is de Nederlandse XTC-productie? |
Omvangschattingen van criminele fenomenen zijn per definitie lastig te maken, aangezien deze zich in het verborgene bevinden. Het recente onderzoek van de politieacademie «Waar een klein land groot in kan zijn» geeft wel een indicatie van de omvang Nederlandse XTC-productie.21 Het Ministerie van JenV beschikt niet over exacte cijfers over de omvang van de illegale XTC-productie die in Nederland plaatsvindt. |
94 |
Welke kritische infrastructuur maakt in Nederland gebruik van soft- of hardware van Russische of Chinese makelij? Bent u bereid deze lijst met de Kamer te delen? Zo nee, bent u bereid snel onderzoek te doen naar de vraag welke kritische infrastructuur mede draait op producten uit de landen die door de AIVD expliciet zijn aangewezen als landen waar Nederland spionage van te vrezen heeft? |
Zoals de ministers van EZK en BZ vorige week met uw Kamer gewisseld hebben neemt dit kabinet de dreiging die mogelijk uitgaat van spionage door statelijke actoren uiterst serieus. Het Ministerie van JenV beschikt niet over een dergelijk overzicht als waar uw Kamer hier om vraagt. Partijen binnen de vitale sectoren hebben dan ook primair een eigen verantwoordelijkheid voor hun digitale veiligheid. De MJenV hecht eraan te benadrukken dat het niet zo is dat soft- of hardware afkomstig vanuit een specifiek land per definitie nationale veiligheidsrisico’s met zich meebrengt. Of hard- of software een potentieel risico vormen is afhankelijk van verschillende factoren. Mogelijke risico’s worden daarom op een individuele basis bezien. Uiteraard heeft het kabinet aandacht voor ontwikkelingen in technologieën en kwetsbaarheden daarin en voor de noodzaak scherp te blijven op de beveiliging hiervan. Ook de internationale ontwikkelingen rond technologiebedrijven worden door het kabinet gevolgd. De Nederlandse overheid beziet de risico’s die verbonden zijn aan dergelijke producten en bedrijven op een zorgvuldige «case by case» basis, waarbij Nederland een eigenstandige afweging maakt en in ieder geval de volgende criteria worden betrokken: • is er sprake van een statelijke actor die zich richt tegen Nederlandse belangen? • is er sprake van wetgeving die een bedrijf verplicht om op enigerlei wijze samen te werken met die betreffende actor? Gezien de nationale veiligheidsbelangen en de belangen van het bedrijfsleven wordt niet vooruitgelopen of gespeculeerd over al dan niet mogelijke toekomstige maatregelen. |
95 |
Welke analyse ligt ten grondslag aan het voorstel voor het op andere wijze waarschuwen van inwoners dan via sirenes, nu met ingang van 2020 deze sirenes die elke eerste maandag van de maand worden getest uit roulatie gehaald worden? Wat zijn de verwachte kosten om over te gaan op een nieuw systeem? Hoe ziet zo’n nieuw systeem er uit? In hoeverre is een eventuele cyberinterventie meegenomen bij de afwegingen voor afschaffing van het systeem met de sirenes? |
Er is geen sprake van dat wordt overgegaan op een nieuw systeem voor waarschuwen. Inwoners worden op vele manieren gewaarschuwd. Waarschuwen vindt plaats via het door het Rijk ontwikkelde NL-Alert en via andere middelen zoals apps, sociale media, radio, TV, geluidswagens en door veiligheidsregio’s ontwikkelde middelen en de sirenes. De sirenes worden zelden gebruikt. Anders dan de meeste genoemde middelen geven de sirenes niet aan wat er aan de hand is en slechts beperkt wat mensen moeten doen. Inwoners dienen voor verdere informatie eerst weer andere middelen te raadplegen. De sirenes bereiken voorts lang niet iedereen en zijn alleen bruikbaar bij incidenten waar de bewoners naar binnen moeten gaan en de ramen en deuren moeten sluiten. De sirenes hebben binnen het palet aan genoemde crisiscommunicatiemiddelen weinig toegevoegde waarde. Ook bij de sirenes zijn cyberinterventies mogelijk; net als bij de andere crisiscommunicatiemiddelen wordt continu aandacht besteed aan de beveiliging daartegen. |
96 |
Welke projecten met als doel deradicalisering van personen lopen er op dit moment in Nederland? Hoeveel projecten zullen daar naar verwachting bij komen door de aanvullende inzet op dit onderwerp? |
Als het gaat om het stimuleren dat jihadisten hun (oude) extremistische netwerk verlaten, kennen we in Nederland twee landelijke faciliteiten. Forsa, die vrijwillige trajecten aanbiedt (ondergebracht bij het Landelijke Steunpunt Extremisme) en het gespecialiseerde TER-team van de Reclassering Nederland (RN) dat werkt in het justitiële kader. De MJenV acht het noodzakelijk om het huidige aanbod van interventies door te ontwikkelen als ook nieuwe interventies te ontwikkelen. Verder wordt bezien welke aanpak het meest effectief is en hoe best practices gedeeld kunnen worden. Hierin worden de huidige internationale ervaringen meegenomen. De MJenV kan op voorhand nog geen uitspraken doen hoeveel van deze nieuwe interventies of projecten er ontwikkeld zullen worden. |
97 |
Waarom kan het vreemdelingenbesluit aangaande geen gehoor bij kansloze herhaalde aanvragen niet eerder dan eind 2019 aangepast worden? Welke concrete maatregelen worden getroffen om herhaalde aanvragen verder versneld af te handelen? |
Bij brief van 5 juli 2018 is aangegeven dat de termijn voor aanpassing van het Vreemdelingenbesluit bij benadering 1 jaar zal zijn.22 Er is geen reden thans aan te nemen dat deze termijn niet zal worden gehaald. Dat betekent dat verwacht wordt dat deze maatregel per juli 2019 kan worden geïmplementeerd. Wat betreft de concrete maatregelen om herhaalde aanvragen sneller af te handelen het volgende. Bij brief van 5 juli jl. is de Kamer geïnformeerd dat een pakket maatregelen wordt uitgewerkt om de schriftelijke fase (van kennisgeving tot formele aanvraag) bij herhaalde asielaanvragen te versnellen. Als gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juni jl., waarin de Afdeling oordeelde dat de kennisgeving dient te worden aangemerkt als een aanvraag, is echter een meer grondige herziening van het proces van kennisgeven vereist. Die herziening van de aanmeldfase bij herhaalde asielaanvragen wordt nu voorbereid. Hierop vooruitlopend is bij de IND per oktober extra capaciteit ingezet voor de afdoening van herhaalde asielaanvragen. Daarnaast is het proces bij de behandeling van herhaalde aanvragen al deels anders ingericht. Een aantal medewerkers uit het primair proces wordt aan de voorkant ingezet om te beoordelen of de vreemdeling bij de indiening van zijn herhaalde asielaanvraag niet heeft nagelaten informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor de beoordeling van zijn aanvraag. Uitgangspunt is namelijk dat de vreemdeling in het schriftelijke aanvraagformulier moet aangeven op grond van welke nieuwe feiten en omstandigheden hij een herhaald asielverzoek wenst in te dienen. Indien de vreemdeling een onvolledige of incomplete aanvraag indient wordt de aanvraag, indien de vreemdeling niet heeft gereageerd op het verzoek om de aanvraag te completeren, buiten behandeling gesteld. Hierdoor stromen alleen volledige aanvragen het asielproces in waardoor de behandeling van herhaalde aanvragen sneller kan. |
98 |
Welke maatregelen worden getroffen teneinde het voor startups gemakkelijker te maken internationale talenten aan te nemen? |
Nederland kent zeer toegankelijke toelatingsregelingen voor internationaal talent. De kennismigrantenregeling is daarvan het beste voorbeeld. De belangrijkste voorwaarde voor een kennismigrantenvergunning is dat de vreemdeling voldoet aan het salariscriterium. Omdat kennismigranten met minder werkervaring relatief minder verdienen, geldt daarom een lager salariscriterium voor kennismigranten onder de 30 jaar oud. Een extra verlaagd criterium geldt voor kennismigranten die recent (korter dan 3 jaar voor de aanvraag) zijn afgestudeerd aan een Nederlandse universiteit of een buitenlandse top 200 universiteit. Om gebruik te kunnen maken van de kennismigrantenregelen, dienen bedrijven erkend referent te zijn bij de IND. Hiervoor betaalt een bedrijf leges. Deze leges bleken in de praktijk te hoog voor veel startups en vormden daarmee een drempel om internationaal talent aan te trekken. Daarom heeft het kabinet sinds april 2016 de leges voor startups met de helft verlaagd. Ondanks deze verlaagde salariscriteria en de lagere leges voor erkend referenten, blijkt in de praktijk dat startups nog steeds moeilijker internationaal talent kunnen aantrekken dan reguliere bedrijven. Het gaat hier specifiek om startups die nog in de opstartfase zijn en nog niet in staat zijn om de salarissen voor kennismigrantenvergunningen te betalen om te voldoen aan de voorwaarden voor de kennismigrantenregeling. Het kabinet kijkt daarom naar mogelijkheden om ook deze soort startups in staat te stellen internationaal talent aan te trekken, zonder dat dit leidt tot verstorende effecten op de arbeidsmarkt. |
99 |
Hoeveel vreemdelingen worden er jaarlijks in de afgelopen vijf jaar afgewezen in een asielprocedure? Hoeveel van deze afgewezen vreemdelingen gaan er per jaar in de afgelopen vijf jaar in bezwaar/beroep tegen deze beslissing? |
In de afgelopen 5 jaar zijn de volgende aantallen afwijzingen op asielaanvragen geregistreerd (eerste asielaanvragen + herhaalde asielaanvragen (hasa’s): Jaar23 2013 6.250 2014 6.270 2015 6.580 2016 14.980 2017 14.120 In de afgelopen 5 jaar zijn de volgende aantallen ingediende beroepen op asielaanvragen geregistreerd: Jaar24 2013 6.340 2014 6.280 2015 5.720 2016 9.480 2017 10.020 Hierbij moet de kanttekening worden geplaatst dat de verbanden tussen deze getallen niet als cohort kunnen worden benaderd. Om die reden kunnen de aantallen beslissingen en de aantallen bezwaren en de afdoening van die bezwaren binnen dezelfde periode niet rechtstreeks met elkaar in verband worden gebracht. |
100 |
Hoe vaak gaat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in hoger beroep tegen een rechterlijke uitspraak waarin het besluit om een verblijfsvergunning af te wijzen is vernietigd? |
In de periode 2015–2017 heeft de Staat in 1.020 gevallen Hoger Beroep ingesteld tegen een rechterlijke uitspraak waarin het besluit om een verblijfsvergunning af te wijzen is vernietigd. Dit betreft zowel asiel- als reguliere zaken.25 |
101 |
Hoeveel vreemdelingen worden er jaarlijks in de afgelopen vijf jaar uitgezet in afwachting van hun bezwaar/beroepsprocedure? |
Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de migratieketen niet mogelijk om deze gegevens te genereren. Voor de algemene terugkeercijfers verwijs ik u naar het antwoord op vraag 104. |
102 |
Hoeveel vreemdelingen verdwijnen er, naar schatting, jaarlijks in de afgelopen vijf jaar in de illegaliteit? |
De migratieketen heeft hier niet rechtstreeks zicht op. Inzet van de overheid is dat vreemdelingen die niet (langer) in Nederland mogen blijven, terugkeren. Als van zelfstandig vertrek geen gebruik is gemaakt, kan worden ingezet op gedwongen terugkeer. Wanneer vertrekplichtige vreemdelingen zich aan het zicht van de overheid onttrekken (niet-aantoonbaar vertrek) is niet te zeggen waar zij verblijven. Mogelijk vertrekt een deel van deze groep alsnog uit Nederland. De meest recente schatting m.b.t illegaal verblijvende personen, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, dateert uit 2015.26 Dit jaar zal er een nieuwe schatting m.b.t. «illegaal verblijvende personen» verschijnen. Daarbij zal het gaan om alle onrechtmatig verblijvende personen (niet alleen om diegenen die hun vertrekplicht genegeerd hebben). |
103 |
Hoeveel van de vreemdelingen die in de illegaliteit belanden werden jaarlijks in de afgelopen vijf jaar door de politie opgespoord? |
Aangenomen wordt dat hier gaat om het aantal illegaal verblijvende vreemdelingen dat bij persoonsgerichte controles wordt aangetroffen. Het aantal illegaal verblijvende vreemdelingen dat bij persoonsgerichte controles is aangetroffen van de afgelopen vijf jaar is onderaan dit antwoord weergegeven.27 De afname van het aantal aangetroffen vreemdelingen van 2014 naar 2015 is hierbij opvallend. De oorzaak is een combinatie van factoren, waaronder de toegenomen prioriteit voor de bestrijding van mensenhandel en -smokkel, de hoge instroom van asielzoekers in 2015 en 2016 en de extra aandacht en capaciteit voor nationale veiligheid in de migratieketen. 2018 (t/m September): 630 2017: 550 2016: 660 2015: 790 2014: 1500 |
104 |
Hoeveel afgewezen asielzoekers worden er jaarlijks in de afgelopen vijf jaar uitgezet door Nederland? |
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2018, tot en met september, zijn ongeveer 15.320 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook bijvoorbeeld illegalen en mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is. Zo’n 4.420 vreemdelingen daarvan zijn gedwongen vertrokken. Het gedwongen vertrek van de afgelopen 5 jaar ziet er uit als volgt28: 2018 (t/m September): 4.420 2017: 5.990 2016: 6.410 2015: 4.410 2014: 4.390 |
105 |
Hoeveel asielvergunningen worden er jaarlijks in de afgelopen vijf jaar uitgedeeld? |
In Nederland worden geen asielvergunningen uitgedeeld. Er wordt beoordeeld of een aanvrager van een verblijfsvergunning asiel aan de voorwaarden voor verlening hiervan voldoet. Het totaal aantal ingewilligde aanvragen voor een asielvergunning (inclusief herhaalde asielaanvragen, relocatie, hervestiging, zij-instroom en nareis) betreft29: Jaar aantal ingewilligde aanvragen asiel 2014 18.580 2015 31.820 2016 34.850 2017 25.920 2018 t/m sept 9.960 |
106 |
Hoeveel geld gaat er, naar schatting, jaarlijks in de afgelopen vijf jaar richting zorgkosten voor asielzoekers? |
De zorgkosten zijn mede afhankelijk van het aantal en samenstelling van asielzoekers dat bij het COA verblijft. Het COA heeft de volgende kosten gemaakt (voor medische kosten, TBC onderzoek en de publieke gezondheidszorg). Jaar Bedragen * € 1.000 2013 82.082 2014 102.901 2015 142.897 2016 133.228 2017 126.842 |
107 |
Wat is de reden dat het beroep op de rechtsbijstand in 2018 lager uitkomt dan geraamd? |
Dit komt mede door de grote afname in asieltoevoegingen. Het aantal asieltoevoegingen was voorgaande jaren hoog. Op dit moment lijkt de asielinstroom echter weer te stijgen, wat invloed kan hebben op het beroep dat uiteindelijk in 2018 op de rechtsbijstand zal worden gedaan. |
108 |
Waarom is er tot op heden nog geen Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2017 verschenen? |
De Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2017 is sinds 25 oktober te vinden op de website van de Raad voor Rechtsbijstand, www.rvr.org. |
109 |
Ten koste waarvan komen de extra middelen die zijn vrijgemaakt voor de Brexit? Waar zijn deze middelen precies voor? |
JenV bereidt zich conform rijksbrede afspraken voor op het vertrek van het VK uit de EU, inclusief de mogelijkheid van een Brexit zonder een akkoord (no-deal scenario). In het voorjaar van 2018 zijn hiervoor extra middelen vrijgemaakt waarbij dekking is gevonden binnen de JenV begroting. Het gaat om extra middelen voor de IND, de Nationale Politie, het OM en de Koninklijke Mareschaussee. Deze zijn erop gericht dat JenV in elk scenario haar taken op het gebied van veiligheid, grensbewaking en migratie goed kan blijven uitvoeren. Zodra meer duidelijkheid ontstaat over het verwachte scenario zal de raming opnieuw worden bezien. |
110 |
Wanneer worden de middelen voor 2019 op de aanvullende post voor Digitalisering werkprocessen strafrechtsketen aan de begroting toegevoegd? Hoe bent u voornemens de Kamer te informeren over de nagestreefde doelstellingen hierbij en over de inzet van de beschikbare middelen? |
Het voornemen is om een deel van de middelen die op de aanvullende post voor «Digitalisering werkprocessen strafrechtketen» staan voor het jaar 2019 bij nota van wijziging toe te voegen aan de begroting van Justitie en Veiligheid. Over het andere deel wordt naar verwachting in de eerste helft van 2019 een besluit genomen. In de brief van 29 juni 2018 over de ambitie, prioriteiten en doelstellingen strafrechtketen hebben de ministers van JenV en voor Rb de doelstellingen voor de digitalisering toegelicht.30 Elk jaar omstreeks de maand juni zal de Tweede Kamer schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de voortgang en inzet van de middelen. |
111 |
Hoeveel geld is er vanaf 2022 jaarlijks beschikbaar voor Digitalisering werkprocessen strafrechtketen en hoe verhoudt zich dit tot hetgeen in het regeerakkoord hierover is opgenomen? Kun u dat toelichten? |
Conform het regeerakkoord is er in het jaar 2018 € 15 mln. beschikbaar en in de jaren 2019 tot en met 2022 elk jaar € 70 mln. Vanaf 2023 zijn er geen middelen meer beschikbaar. De kosten voor de digitalisering van de strafrechtketen worden vanaf dan weer door de ketenorganisaties zelf gedekt. |
112 |
Welk deel van de extra investeringen in contraterrorisme in de jaren 2018 tot en met 2023 staan nog op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën? |
De extra investeringen in contraterrorisme over de jaren 2018 tot en met 2023 zijn inmiddels allemaal toegedeeld aan de betrokken ministeries. De Aanvullende Post bevat geen restant hiervan. |
113 |
Kan middels een tabel worden uitgesplitst hoe de middelen op de post «politie maatregel Regeerakkoord» worden ingezet? |
Zie tabel 3 uit de bijlage1. |
114 |
Hoe worden de tijdelijke gelden «opvang tijdelijk effect uitstroom Politie» (post 19, tabel 2.2.1) over de politie-eenheden verdeeld? |
Met deze extra middelen kan de politie bij de operationele onderdelen gericht inspelen op de negatieve effecten van de uitstroom van ervaren personeel, terwijl de nieuwe collega’s nog niet volledig zijn opgeleid en het budget vanuit het regeerakkoord in de jaren 2019 tot en met 2021 geleidelijk oploopt. Voor de jaren 2019–2021 heeft het kabinet daarom incidenteel extra middelen vrijgemaakt waarmee de korpschef keuzes kan maken om dit negatieve effect tegen te gaan. Iedere eenheid heeft te maken met de negatieve effecten van uitstroom, en zal daarom een deel van de middelen kunnen aanwenden om deze effecten te mitigeren. De exacte verdeling en besteding van deze middelen vindt plaats in overleg met de gezagen. Uw Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling nader geïnformeerd over deze verdeling. |
115 |
Hoe passen de uitgaven van 45 miljoen euro in de jaren 2019 en verder in de Regeerakkoord-uitgaven 291 miljoen euro voor de politie? |
De intensivering politie in het regeerakkoord van in totaal € 291 mln. nemen tussen 2018 en 2022 geleidelijk toe. Van 2018 op 2019 neemt de omvang van de regeerakkoordmiddelen toe van 100 mln. naar 145 mln. |
116 |
Op welke post is het resterende Regeerakkoord-geld voor de politie te vinden? |
Deze middelen staan op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën. |
117 |
Waarvoor is extra budget ten aanzien van C2000 in 2018 gereserveerd, aangezien de migratie van het systeem tot 2019 is uitgesteld? |
Op het artikel 31.3 zijn sinds 2017 de middelen voor C2000 verbreed naar het gehele meldkamerdomein. Vanaf 2020 zullen hier ook de aanvullende middelen voor het beheer van de meldkamers aan worden toegevoegd. Op basis van het Uitwerkingskader meldkamer vindt vanuit dit budget in 2018 een eenmalige compensatie plaats aan de veiligheidsregio’s voor frictiekosten bij de samenvoeging en overdracht van de meldkamers aan de politie. |
118 |
Op welke wijze wordt ketenbreed besloten over de inzet van de Regeerakkoord-gelden voor de politie? |
Zoals de MJenV in zijn brief van 15 juni jl. aangegeven is de verdeling van de inzet van de regeerakkoord gelden overeengekomen met vertegenwoordigers van het gezag, politie en het ministerie.4 |
119 |
Wanneer verwacht u dat de middelen voor 2019 op de aanvullende post voor B6 Digitalisering werkprocessen strafrechtketen aan de begroting worden toegevoegd? |
Het voornemen is om een deel van de middelen die op de aanvullende post voor «Digitalisering werkprocessen strafrechtketen» staan voor het jaar 2019 bij nota van wijziging toe te voegen aan de begroting van Justitie en Veiligheid. |
120 |
Op welke manier bent u voornemens de Tweede Kamer te informeren over de nagestreefde doelstellingen van B6 Digitalisering werkprocessen strafrechtketen en de inzet van de beschikbare middelen? |
In de brief van 29 juni 2018 over de ambitie, prioriteiten en doelstellingen strafrechtketen hebben de ministers van JenV en voor Rb de doelstellingen voor de digitalisering toegelicht.30 Elk jaar omstreeks de maand juni zal de Tweede Kamer schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de voortgang en inzet van de middelen. |
121 |
Kunt u toelichten hoeveel geld jaarlijks vanaf 2022 beschikbaar is voor B6 Digitalisering werkprocessen strafrechtketen en hoe dit zich verhoudt tot hetgeen in het regeerakkoord hierover opgenomen is? |
Zie het antwoord op vraag 111. |
122 |
Hoe is het uitgavenkader bij «6. Prognosemodel Justitiële ketens» precies verdeeld? |
Het uitgavenkader PMJ is verdeeld zoals in tabel 4 uit de bijlage is weergegeven1. |
123 |
Kunt u «11. Eurojust» nader toelichten? |
Het Ministerie van Financiën heeft bij de vorming van het Rijksvastgoedbedrijf als baten lasten dienst in 2016 vereist dat de egalisatieregeling komt te vervallen en dat openstaande egalisatieschulden van het Rijksvastgoedbedrijf bij het Ministerie van Financiën moeten worden afgelost. In de HGIS reeks zijn in 2017 middelen gereserveerd (€ 13 mln.) om de openstaande egalisatieschulden voor de huisvesting van Europol en Eurojust af te lossen. De benodigde besluitvorming en administratieve afhandeling kent een doorloop naar 2018 en daarmee de verplichting tot aflossing egalisatie. De gereserveerde middelen voor de aflossing in 2017 lopen hiermee tevens door naar 2018. |
124 |
Waar komt de onderuitputting op artikel 7 vandaan? |
Jaarlijks doet zich op de begroting van JenV een onderuitputting voor (het budget wordt niet geheel besteed). De omvang daarvan is jaarlijks verschillend. Ook doet de onderuitputting zich niet elk jaar voor op hetzelfde beleidsterrein. Om toch rekening te houden met deze jaarlijkse onderuitputting is met ingang van 2018 een stelpost in de begroting opgenomen. Deze stelpost is verwerkt op artikel 91, het centrale apparaatsartikel. Dat wil niet zeggen dat aldaar de onderuitputting uitsluitend wordt verwacht. Het is zeer waarschijnlijk dat er ook onderuitputting op de programma-uitgaven zal optreden. Er is echter geen centraal programma-artikel waar een stelpost geparkeerd kan worden. |
125 |
Wat wordt er met de onderuitputting op artikel 7 gedaan? |
Jaarlijks doen zich onderuitputtingen voor op de begroting van JenV. Om op voorhand rekening te houden met de onderuitputting is de begroting van JenV verlaagd door middel van een budgetkorting. Vooraf is echter niet te zeggen waar de onderuitputting zich voordoet, vandaar dat in 2018 een stelpost is opgenomen op het centrale apparaatsartikel. Zie ook het antwoord op vraag 124. |
126 |
Wat valt er onder de Meerjaren Productieprognose? |
De Meerjaren Productieprognose (MPP) omvat prognoses wat betreft instroom, uitstroom en voorraadontwikkeling met betrekking tot asiel en reguliere migratie voor een aantal organisaties in de migratieketen. Het betreft prognoses voor organisaties zoals IND, COA, DT&V, Raad voor de rechtspraak (RvdR) en Raad van State (RvS). |
127 |
Waar wordt het extra budget dat beschikbaar is gesteld voor vernieuwd C2000 aan besteed? |
Op het artikel 31.3 zijn sinds 2017 de middelen voor C2000 verbreed naar het gehele meldkamerdomein. Vanaf 2020 zullen hier ook de aanvullende middelen voor het beheer van de meldkamers aan worden toegevoegd. Op basis van het Uitwerkingskader meldkamer vindt vanuit dit budget in 2018 een eenmalige compensatie plaats aan de veiligheidsregio’s voor frictiekosten bij de samenvoeging en overdracht van de meldkamers aan de politie. |
128 |
Hoe breed is het effect van de verhoging van het uitgavenkader op basis van het PMJ-model binnen de strafrechtketen? |
Op basis van de prognoseramingen (PMJ) is gebleken dat de behoefteraming bij de ene organisatie naar boven dient te worden bijgesteld en bij de ander naar beneden. Het effect van deze bijstelling komt terug in de operationele capaciteit die de organisaties beschikbaar hebben voor het uitvoeren van de (reguliere) werkzaamheden. Tabel 4 uit de bijlage, behorend bij het antwoord op vraag 122, laat zien hoe het uitgavenkader bij «6. Prognosemodel Justitiële ketens» (pagina 21 van de begroting) verdeeld is. Met name de mutaties in het uitgavenkader van de Dienst Justitiële Inrichtingen en de Rechtsbijstand zijn substantieel. Het leeuwendeel van deze posten hebben betrekking op de strafrechtketen. Mutaties bij de Rechtsbijstand en de Raad voor de Kinderbescherming omvatten ook mutaties in de bestuursrechtelijke- en civiele keten. |
129 |
Op welke manier is de eindejaarsmarge ingezet om de uitvoeringproblematiek en de tekorten in 2018 te dekken? Op welke uitvoeringproblematiek en tekorten wordt gedoeld? |
De eindejaarmarge is met name ingezet voor de dekking van de financiële gevolgen voortkomend uit het Prognose Model Justitiële Ketens en voor de dekking van het Besparingsverlies Vitale ketens. Het besparingsverlies vitale ketens betreft het niet realiseren van maatregelen in 2018 als invulling van de bestaande taakstelling op de strafrechtketen. Een deel van de maatregelen blijkt (juridisch) niet haalbaar. In tabel 5 uit de bijlage staat een limitatief overzicht van de inzet van de eindejaarsmarge van € 86 mln.1 |
130 |
Hoe worden de middelen ingezet die vrijgemaakt zijn om de tijdelijke effecten van de uitstroom politie op te vangen? |
Met deze extra middelen kan de politie bij de operationele onderdelen gericht inspelen op de negatieve effecten van de uitstroom van ervaren personeel, terwijl de nieuwe collega’s nog niet volledig zijn opgeleid en het budget vanuit het regeerakkoord in de jaren 2019 tot en met 2021 geleidelijk oploopt. Voor de jaren 2019–2021 heeft het kabinet daarom incidenteel extra middelen vrijgemaakt waarmee de korpschef keuzes kan maken om dit negatieve effect tegen te gaan. Iedere eenheid heeft te maken met de negatieve effecten van uitstroom, en zal daarom een deel van de middelen kunnen aanwenden om deze effecten te mitigeren. De exacte verdeling en besteding van deze middelen vindt plaats in overleg met de gezagen. Uw Kamer is hierover op 12 november 2018 per brief geïnformeerd. |
131 |
Kan in een tabel nader worden uitgesplitst hoe de middelen voor de politie tranche 2019 uit het Regeerakkoord wordt ingezet? |
De omvang van de regeerakkoordmiddelen neemt toe van 100 mln. in 2018 naar 145 mln. in 2019. Zie tabel 6 uit de bijlage1. |
132 |
Waar is de toename van uitgaven voor de Brexit (post 18, tabel 2.2.1) in de jaren 2019 en 2020 en de afname van deze uitgaven vanaf 2021 op gebaseerd? |
De toename van uitgaven in 2019 volgt uit de voorbereidingen op een no-deal scenario, waarbij het VK op 29 maart 2019 de EU verlaat zonder akkoord. De afname van deze uitgaven vanaf 2021 is voorzien vanwege de tijdelijke aard van een deel van de maatregelen, zoals de capaciteitsuitbreiding bij de IND om de verblijfsstatus van de in Nederland verblijvende Britse burgers te kunnen reguleren. Afhankelijk van het uiteindelijke scenario zal deze raming opnieuw worden bezien. |
133 |
Zijn de vertraging van KEI en de frictieproblemen door de gedaalde instroom de enige redenen van het tekort van 40 miljoen euro bij de rechtspraak? Zo nee, wat zijn de overige redenen? Welk gedeelte van het tekort van 40 miljoen euro komt door KEI en welk gedeelte komt door de gedaalde instroom? Welk gedeelte komt door eventuele andere redenen? |
De vertraging van het digitaliseringsprogramma van de rechtspraak en frictieproblematiek vanwege de gedaalde instroom zijn de twee hoofdoorzaken voor het tekort bij de rechtspraak. Beide oorzaken interfereren met elkaar en er kan niet zo’n duidelijk onderscheid worden gemaakt in de gevolgen voor het tekort als hier wordt gevraagd. Door de vertraging van KEI kan de inzet van administratief personeel niet worden verlaagd zoals gepland. Tegelijkertijd is door de verminderde zaaksinstroom nu minder capaciteit nodig bij de rechtspraak, waaronder administratief personeel. |
134 |
Waarom wordt er een hogere bezetting verwacht bij het COA, waardoor het surplus boven het eigen vermogen daarvoor wordt ingezet? |
In 2018 is sprake van een hogere instroom dan ten tijde van het opstellen van de begroting voor 2018 was voorzien. Doordat de uitstroom lager is dan de instroom, stijgt de bezetting en daardoor stijgt de bijdrage aan het COA. Het surplus boven het eigen vermogen is toegevoegd aan begroting en wordt ingezet om de hogere bezetting te bekostigen. Binnen de reguliere bekostigingsafspraken mag het COA 5% van de begroting aan eigen vermogen aanhouden. Als de begroting van het COA afneemt dan neemt ook het eigen vermogen af. |
135 |
Waar worden de vrijgekomen middelen IND voor ingezet? |
De vrijgekomen middelen (ad 11,027 mln.), uit het afromen van het eigen vermogen, zijn ingezet voor de bekostiging van de IND in 2018. |
136 |
Waarvoor is het afgeroomde eigen vermogen van de IND ingezet? Kunt u dat gedetailleerd aangeven? |
Conform de agentschapsregeling is het surplus van het eigen vermogen van de IND afgeroomd met in totaal € 19,6 mln. Een deel daarvan, € 11,027 mln., is ingezet ten behoeve van de bekostiging van de IND in 2018. Het andere deel, € 8,6 mln. is ingezet als dekking van JenV brede tegenvallers.31 |
137 |
Welk deel van het cybersecurity programma van 30 miljoen euro gaat naar de politie? Waar wordt het andere deel van het geld aan besteed? |
Het kabinet investeert in 2018 eenmalig € 30 mln. extra. Afgerond € 6 mln. wordt geïnvesteerd in de politie om zowel de digitale opsporing te verbeteren als de aanpak van specifieke online criminaliteitsvormen zoals wapen- en drugshandel en de verspreiding van kinderpornografie via het Darkweb. Als coördinerend departement voor cybersecurity is de samenwerking gezocht met andere departementen om de middelen zo effectief mogelijk in te zetten. De gelden worden evenredig verdeeld over drie prioritaire domeinen: cybersecurity, cybercrime en gedigitaliseerde vormen van ondermijnende criminaliteit. |
138 |
Waar wordt het geld dat de politie krijgt uit de post voor cybersecurity aan besteed? |
De middelen voor de politie worden besteed aan de bestrijding van cybercrime, ter bestrijding van ondermijnende criminaliteit op het darkweb en de versterking van data en intelligence tooling. Met de extra middelen vergroot de politie de mogelijkheid om criminele werkwijzen te onderkennen en te verstoren en kan op specifieke criminaliteitsvormen een impuls worden gegeven aan de aanpak. Bijvoorbeeld op het terrein van de verspreiding van kinderpornografie en wapen- en drugshandel. |
139 |
Wat zijn de redenen dat er vanaf 2020 rekening gehouden wordt met een structureel lagere afpakopbrengst van 30 miljoen euro? |
Tot 2020 stijgen de verwachte opbrengsten aan afpakken tot € 360,4 mln. In het regeerakkoord is ervoor gekozen de raming structureel met € 30 mln. te verlagen naar structureel € 277,4 mln. De omvang van de opbrengsten is afhankelijk van vele factoren, zoals het moment waarop schikkingen worden getroffen en de bereidheid van de verdachte partij om tot een schikking over te gaan. In de brief aan uw Kamer van 28 november 2017 wordt dit nader uitgelegd.32 De opbrengsten van schikkingen zijn dan ook lastig planbaar; de ontvangsten fluctueren. Vanwege deze onvoorspelbaarheid is afgesproken behoedzaam te zijn in de ramingen. Daardoor wordt niet voorbarig uitgegaan van aanvullende financiële middelen voor de schatkist waar vervolgens weer voorziene uitgaven aan verbonden worden. |
140 |
Klopt het dat er in 2018 ongeveer 90 miljoen euro minder is afgepakt dan begroot? Wat is daar de oorzaak van? |
Het jaarlijkse resultaat ten aanzien van het afpakken van crimineel vermogen zal altijd fluctueren. Het is, mede gelet op de onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie, niet mogelijk om beleidsmatig te sturen op de wijze van afdoening van strafzaken en afpakdoelstellingen. |
141 |
Waarom is met ingang van 2020 rekening gehouden met een structureel lagere opbrengst in de post Afpakken crimineel vermogen van 30 miljoen euro? |
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 139. |
142 |
Kunt u «1. Intrekken eigen bijdrageregeling» nader toelichten»? Hoe lang loopt die reeks door? |
Het vorige kabinet heeft maatregelen aangekondigd die behelsden dat veroordeelden zouden moeten gaan bijdragen aan de kosten van het strafvorderingsproces (eigen bijdrage). In Rutte III zijn deze maatregelen ingetrokken. De geraamde opbrengsten (structureel 45 mln.), doen zich daardoor niet voor en leiden tot een verlaging van de geraamde opbrengsten. Deze beide reeksen (raming en correctie: saldo nul) zijn structureel. |
143 |
Klopt het dat er tegenvallers zijn bij het afpakken van crimineel vermogen? Zo ja, wat was de verwachting en welke doelen zijn gerealiseerd? Klopt het dat 30 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld om het afpakken van crimineel vermogen te verbeteren? Wat is het kosten-baten effect? |
Nee, er zijn geen tegenvallers bij het afpakken van crimineel vermogen. Met name de grote schikkingen zorgen er de laatste jaren voor dat de geraamde bedragen worden overtroffen. Er is éénmalig € 30 miljoen euro beschikbaar gesteld om het afpakken van crimineel vermogen te versterken. Dit bedrag wordt aangewend voor de financiering van regionale projecten, het digitaliseren van het proces van vorderen en verstrekken van saldo- en transactiegegevens bij en door banken, het versterken van de beslagregistratie in de keten en onderzoek en innovatie. De voorstellen zijn bottom-up door partijen in het veld aangedragen. Omdat de projecten verschillende doelstellingen hebben, zal de baat per project verschillen en zal deze ook pas op termijn door realisatie van duurzame resultaten in al haar omvang duidelijk worden. Zo hebben de ICT-projecten tot doel bepaalde processen te verbeteren en te versnellen en hebben de verschillende regionale projecten tot doel het bevorderen van het integraal afpakken. |
144 |
Wat gebeurt er met de meevaller van 624 miljoen euro wegens de schikking met ING? Waarom staat deze post niet onder het hoofdstuk «Afpakken crimineel vermogen»? |
De transactie met ING van € 775 mln. bestaat uit een boete van € 675 mln. en een ontneming van € 100 mln. Het boetegedeelte valt onder «Boeten en Transacties». Het ontnemingsgedeelte valt onder «Afpakken». Zowel Boeten en Transacties als Afpakken zijn overigens een generaal dossier. Dat betekent dat de per saldo meerontvangsten ten gunste komen van de staatskas. |
145 |
Waarom wordt de schikking met ING verantwoord op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid? Dienen boetes en transacties niet direct in de staatskas te vloeien en niet op de begroting van het ministerie terecht te komen? |
Conform het regeerakkoord zijn de ontvangsten uit boeten en transacties een generaal dossier. Dat betekent dat deze ontvangsten rechtstreeks in de staatskas vloeien. Elke ontvangst moet echter op een begroting geregistreerd en verantwoord worden (vereiste uit de Comptabiliteitswet). Dat de ontvangsten op de begroting van JenV staan is louter begrotingstechnisch. Ook afwijkingen in de ontvangsten zijn geen last of voordeel voor de begroting van JenV. Kortom: tegen- of meevallers, zoals de schikking met de ING, komen ten laste of – in dit geval – ten gunste van de staatskas. |
146 |
Welke concrete projecten worden gesubsidieerd met het bedrag van 750.000 euro op het gebied van terugkeer? Hoe wordt de effectiviteit daarvan gemonitord? |
Het bedrag van € 750.000 is nog niet juridisch verplicht of toegekend aan concrete projecten of samenwerkingsverbanden. Het bedrag is gereserveerd om in de loop van 2019 door de DT&V in te kunnen zetten voor onder meer incidentele subsidies of contracten met, met name, inter- en non-gouvernementele organisaties, kennis- en opleidingsinstituten. Het zijn praktische samenwerkingsverbanden die onder meer gericht zijn op versterking van de samenwerking tussen migratie-autoriteiten. Na afloop van het project of contract wordt geëvalueerd of de inzet van de middelen heeft geleid tot het beoogde resultaat. |
147 |
Wat zijn «vervoerkosten vreemdelingen escort»? Wat is het verschil met «vervoerskosten vreemdelingen»? |
De vervoerskosten vreemdelingen escort zijn de kosten die gemaakt worden voor onder andere vliegtickets, hotelkosten, etc. voor de begeleiding/escort van een vreemdeling wanneer deze met behulp van een escort, ofwel onder begeleiding, gedwongen vertrekt uit Nederland. De vervoerskosten vreemdelingen betreffen de kosten voor het vervoer van de vreemdeling zelf, bijvoorbeeld een vliegticket, treinticket, etc., zowel begeleid als onbegeleid. |
148 |
Waarom is 2,9 miljoen euro voor contraterrorisme gereserveerd voor opdrachten voor de ontwikkeling van NL Alert? Wat heeft dit te maken met terrorismebestrijding? |
Artikelnummer 36 betreft Contraterrorisme én nationaal veiligheidsbeleid. De opdrachten voor de ontwikkeling van NL-Alert vallen onder het nationaal veiligheidsbeleid. De € 2,9 mln. is bestemd voor verdere ontwikkeling, onderhoud en beheer van NL-Alert. |
149 |
In hoeverre gaat u toezien op de doelmatige besteding van het politiebudget en hoe bent u voornemens de Tweede Kamer hierover te informeren? |
De reguliere P&C cyclus van de Politie geeft (in)zicht op een doelmatige besteding van het politiebudget. De Kamer wordt geïnformeerd via onder andere de begroting, beheerplan en jaarverantwoording. |
150 |
Kunt u een overzicht geven per artikel van tabel 2.4.1. welke organisatie(s) de beleidsdoorlichtingen uitvoeren? |
Een beleidsdoorlichting kan worden uitbesteed of in eigen beheer worden uitgevoerd. Welke werkwijze gehanteerd wordt, wordt per beleidsdoorlichting bezien. Dit hangt bijvoorbeeld af van de benodigde kennis over evaluatiemethoden en de beschikbare interne capaciteit. De doorlichting Jeugdbescherming, LBIO en Voogdijraad BES (34.5), welke in 2019 zal worden afgerond, wordt door het Ministerie van JenV zelf uitgevoerd. Voor de doorlichtingen die op een later moment worden uitgevoerd, zal de afweging voor uitvoering nog worden gemaakt. |
151 |
Waarom wordt nu al in de begroting gesproken over de flexibilisering van het politie-beheer terwijl dit expliciet onderdeel is van de evaluatie van de Politiewet 2012 (rapport Kuijken), die nog met de Kamer besproken moet worden? |
Flexibilisering – met als doel de politie flexibeler en effectiever te maken, zoals ook toegelicht in de Kamerbrief van 15 juni 2018 over Middelen regeerakkoord politie en flexibiliseringsagenda4 – is opgenomen in het regeerakkoord. Flexibilisering is aan bod gekomen in de kabinetsreactie op de Evaluatie Politiewet 2012 en maakt dus ook onderdeel uit van een al eerder ingezette lijn. |
152 |
Welke prestaties dient de politie in 2019 te leveren als het gaat om de strafrechtketen? In hoeverre zijn deze prestaties voorwaardelijk bij het verkrijgen van financiering? |
In de brief van 29 juni 2018 hebben de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming de ambitie, prioriteiten en doelstellingen van het Bestuurlijk Ketenberaad van de strafrechtketen (BKB) toegelicht.30 De ketenorganisaties werken in gezamenlijkheid aan de uitwerking van de drie geprioriteerde opgaven (keteninformatievoorziening, doorlooptijden en multiproblematiek). In dit kader werkt de rechtspraak in 2019 bijvoorbeeld op het gebied van de informatievoorziening samen met andere organisaties aan de uitvoering van digitaliseringsprojecten. Voor de keteninformatievoorziening zijn op grond van het regeerakkoord middelen beschikbaar. Ketenorganisaties kunnen alleen een beroep doen op deze ketenmiddelen, indien zij projectvoorstellen aanleveren die voldoende aan vooraf vastgestelde (keten-)criteria, van voldoende kwaliteit zijn en bijdragen aan de gestelde ketendoelstellingen. De middelen voor een bepaald project worden alleen uitgekeerd indien het project conform het voorstel wordt uitgevoerd. Een ketenportfoliobureau rapporteert over de voortgang aan het BKB. Het BKB rapporteert op zijn beurt aan de bewindspersonen. De financiering van de politie is niet gekoppeld aan de operationele prestaties in de strafrechtketen. |
153 |
Hoeveel geld dat bestemd is voor intensiveringen bij de politie (Regeerakkoord-gelden, permanent en tijdelijk) zijn nog niet uitgewerkt en onderbouwd en daarom nog niet toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid? |
Op de Aanvullende Post bij Ministerie van Financiën staat nog een structurele reeks van € 50 mln. Hierover ontvangt u nog voor de begrotingsbehandeling een nota van wijziging om hiervan een reeks, oplopend tot € 21,1 mln., naar de begroting van JenV over te hevelen in het kader van de cao-afspraken. |
154 |
Wat is de operationele en wat is de formatieve sterkte van de politie per 31 december 2018 en welke operationele en formatieve sterkte wordt voorzien voor 31 december 2019? Kunt u aangeven (voor beide data) hoe die sterktes verdeeld zijn over de eenheden? |
In tabel 7 uit de bijlage staat de huidige operationele sterkte zonder aspiranten (formatie) op dit moment en in de toekomst na de geleidelijke inzet van de middelen uit het regeerakkoord1. Naast het bovenstaande kent de huidige formatie aanvullend nog 4.642,0 aspiranten en de toekomstige formatie 4.655,3 aspiranten. In de bovenstaande cijfers zijn naast de sterkte van het regeerakkoord ook andere formatiewijzigingen verwerkt. De bezetting van de operationele sterkte in de jaarverantwoording 2017 bedraagt 47.429 fte en 2.887 aspiranten. |
155 |
Waarom maakt de begroting van de politie niet (op hoofdlijnen) integraal onderdeel uit van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid? |
De begroting van de politie maakt geen integraal onderdeel uit van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, omdat de politie een eigen rechtspersoonlijkheid heeft. Wel bepaalt het Besluit financieel beheer politie dat de ontwerpbegroting en het daarbij behorende ontwerp van de meerjarenraming als bijlage bij de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de Staten-Generaal wordt gezonden. Ook bepaalt dit besluit dat de Minister de begroting en de daarbij behorende meerjarenraming van de politie pas vaststelt na goedkeuring van de begroting van zijn ministerie door de Staten-Generaal. |
156 |
Kunt u bevestigen dat beslissingen over de flexibel in te zetten bandbreedte van 2% gemaakt worden binnen de politielijn en (uiteindelijk) vallen binnen de beheersbevoegdheid van de Minister van Justitie en Veiligheid, alsmede binnen de democratische controle van de Kamer? Kunt u in dat kader duiden welke betekenis en omvang het bespreken van de inzet van deze bandbreedte in de driehoek heeft? Hoe wordt over de invulling van deze bandbreedte gerapporteerd aan de Kamer? |
De 2% bandbreedte zal worden geborgd in het Besluit verdeling sterkte en middelen politie. Hiervoor worden thans voorbereidingen getroffen. De MJenV zal daarbij pas formele stappen zetten nadat het debat over de evaluatie van de Politiewet (Pw) met beide Kamers der Staten-Generaal is geweest. Tevens zal conform artikel 39 Pw 2012 dit besluit aan beide Kamers worden overlegd alvorens het wordt vastgesteld. In zijn brief van juni jl. heeft MJenV hierover verder reeds het volgende aangegeven.4 De beslissingen over het flexibel inzetten van de bandbreedte van 2% worden binnen de politielijn en onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor het beheer van de politie gemaakt, maar in overeenstemming met het gezag. Dat impliceert dat, indien in de driehoek geen akkoord wordt bereikt over de inzet van maximaal 2% van de formatieruimte voor operationele sterkte (exclusief aspiranten) om de daarmee vrijvallende middelen anders en daardoor effectiever in te zetten, hier geen gebruik van wordt gemaakt. In het jaarverslag van de politie zal verslag worden gedaan over het gebruik van de bandbreedte. De toepassing van de bandbreedte zal na drie jaar worden geëvalueerd. |
157 |
Hoeveel aangiftes van discriminatie en hoeveel aangiftes van zaken waarin sprake was van een discriminatoir karakter heeft de politie in 2018 opgenomen? Hoe verhouden die aantallen zich tot de jaren daarvoor (2015 – 2018)? |
De politie heeft extra aandacht voor de afhandeling van discriminatie-incidenten. Vanaf 15 januari 2018 krijgen alle eenheden tweewekelijks een overzicht met de discriminatie-incidenten in hun eigen eenheid (meldingen, aangiften en eigen waarnemingen van politiemedewerkers). Dit overzicht is behulpzaam bij de opvolging van discriminatie-incidenten in de eenheid en bij de periodieke bespreking van discriminatiezaken met het Openbaar Ministerie en de antidiscriminatievoorziening. De politie registreerde 3.499 discriminatie-incidenten (meldingen, aangiftes en eigen waarnemingen van discriminatie en commune delicten, zoals vernieling en mishandeling, met een discriminatoir motief) in 2017, 20% minder dan in 2016. Toen registreerde de politie 4376 incidenten. En in 2015 registreerden zij 5506 incidenten. Over het lopende jaar 2018 zijn pas cijfers beschikbaar als het jaar is afgelopen. |
158 |
Welke concrete IT-maatregelen zijn voortvloeiend uit de Contourennota opsporing voorgenomen en welke zijn er per medio 2018 daadwerkelijk gerealiseerd? |
De meeste IT-maatregelen uit de Contourennota Opsporing zijn in 2017 gerealiseerd, hiervoor is in februari 2018 decharge verleend. Het gaat om de volgende maatregelen: – MEOS voor opsporing – Koppeling BVH met Summ-IT – Landelijke briefingtool en functie E&S – BOSZ verbeteren functionaliteit De maatregel koppeling «GPS met BVH» is technisch gereed, en wordt de komende maanden getest en geïmplementeerd. De resterende maatregelen zijn meerjarig, deze zijn geborgd in de Ontwikkelagenda Opsporing. |
159 |
Over hoeveel voor publiek toegankelijke politiebureaus beschikt de politie per eind 2018? Hoe verhoudt dit zich tot de ambitie van het strategisch huisvestingsplan? |
De politie beschikt over 579 voor publiek toegankelijke locaties per eind 2018. Op basis van het vastgestelde Strategische Huisvestingsplan (SHP) is voor de periode tot en met 2025 een Uitvoeringsprogramma opgezet met bijbehorende investeringsprojecten voor nieuwbouw, renovatie en flexibilisering van de politiehuisvesting. Er wordt zo toegewerkt naar een landelijk dekkend netwerk van een vergelijkbaar aantal voor publiek toegankelijke politielocaties (teambureaus en steunpunten) in 2025. Hieronder vallen laagdrempelige politiesteunpunten op andere locaties, en wijksteunpunten in bijvoorbeeld een gemeentehuis of wijkcentrum. Nabijheid krijgt ook vorm door «pop-up bureaus» en wijktafels. Het kabinet investeert in een flexibele en moderne politieorganisatie met als onderdeel een meer mobiele vorm van werken. Zo wordt ook invulling gegeven aan nabijheid in de wijk en is andersoortige en minder fysieke huisvesting benodigd zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van dienstverlening. In 2013 is een Strategisch Huisvestingplan (SHP) 2013–2025 tot stand gekomen en zijn de uitgangspunten voor de dienstverlening en de keuzes voor de huisvesting met de gezagdragers afgestemd. Daar waar gewenst zijn nog aanpassingen gedaan om tegemoet te komen aan wensen van het gezag. Dat geldt ook voor de in een aantal gevallen benodigde nieuw- of verbouw van bureaus en steunpunten. De politie heeft op deze manier per eenheid een met de betrokken regioburgemeester en het gezag overeengekomen voorstel gemaakt. |
160 |
Waarom is er in 2018 voor 61 miljoen euro aan externen ingehuurd? Hanteert de politie een maximumnorm qua inhuur van externen? |
De uitgaven voor personeel van derden (externe inhuur) bedragen in de begroting 2019 € 114 mln. Deze lastenpost is de afgelopen jaren hoog geweest in verband met de vorming van de Nationale Politie. Als gevolg van de reorganisatie is een deel van de benodigde formatie niet bezet wat deels is opgevangen met externe inhuur. De uitgaven voor externe inhuur nemen in de meerjarenraming af naar € 75 mln. per jaar. De uitgaven voor personeel van derden bedroegen in 2017 nog € 136 mln. Inhuur van ICT personeel maakt een belangrijk deel uit van de inhuur van derden. In 2019 is dat € 31 mln. Daarnaast is er sprake van inhuur voor het opvullen van formatieplaatsen die als gevolg van de reorganisatie nog niet zijn bezet en essentieel zijn voor de bedrijfsvoering van het politiekorps. Een deel van de externe inhuur is regulier. Bijvoorbeeld voor arrestantenbewaking. De politie hanteert het terugbrengen van deze lastenpost naar € 75 mln. als kader voor de sturing. Volgens het P&M onderzoek kan de surplus van externe inhuur de komende jaren worden afgebouwd.5 |
161 |
Hoeveel is de politie voornemens te besteden in 2019 aan het thema Bewaken en Beveiligen, los van de kosten voor de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB)? |
Zoals aangegeven in de beantwoording van Kamervragen d.d. 27 augustus 2018 worden maatregelen die de overheid treft in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen, als politietaak, hoofdzakelijk bekostigd vanuit de politiebegroting.33 Het betreft hier geen geoormerkt geld, maar het is onderdeel van de budgetten van de eenheden. |
162 |
Kan er een overzicht gegeven worden van gesloten politiebureaus per gemeente? |
Op 23 februari 2015 en 7 april 2015 is aan uw Kamer een overzicht verstrekt van de huisvestinglocaties van de basisteams en de tot 2025 nieuw in gebruik te nemen, om te bouwen en te sluiten huisvestingslocaties.34 |
163 |
Wat zijn de netto uitgaven aan de Politieacademie in de afgelopen vijf jaar? |
De uitgaven aan de Politieacademie worden jaarlijks verantwoord in het jaarverslag van Veiligheid en Justitie. Zie tabel 8 uit de bijlage voor de realisatie van de uitgaven aan de Politieacademie van de afgelopen vijf jaar1. Per 1 januari 2017 is de Politieacademie ingebed in het politiebestel. Met ingang van dit jaar betreft het budget van de Politieacademie de personele kosten van de leiding en de kosten voor extern onderzoek. Het overige personeel en de middelen zijn ondergebracht bij de politie. De budgetten voor de bekostiging van het overige personeel en de middelen zijn toegevoegd aan de algemene bijdrage aan de politie (realisatie 2017: 99,8 mln.). |
164 |
Kunt u toelichten wanneer de drie pilots bij de pilots op het terrein van cybercrime, ondermijning en contraterrorisme, waarbij een werkwijze en/of verantwoordingsmethodiek wordt ontwikkeld zijn gestart, gereed moeten zijn en hoe de uitkomsten benut gaan worden? |
De pilots in het kader van prestatiemeting op het terrein van cybercrime, ondermijning en contraterrorisme bevinden zich in de initiatiefase, waarin wordt gestart met de ontwikkeling van methodiek en een nul-meting. Naar verwachting worden de pilots op 1 januari 2019 geoperationaliseerd en eind 2020 beëindigd. De pilots hebben tot doel kennis te verwerven over de samenhang tussen effecten, resultaten, activiteiten en ingezette middelen, wat de dialoog tussen de gezagen en de politie op de verschillende niveaus (lokaal, regionaal, nationaal) kan ondersteunen en kwalitatief kan verbeteren. De uitkomsten zullen ten behoeve van dat doel worden benut. |
165 |
Kan er een overzicht worden gegeven van het aantal beschikbare politiewagens in de afgelopen vijf jaar? |
Vanwege het gebruik van uiteenlopende registraties door de korpsen zijn de cijfers van voor 2015 niet vergelijkbaar. Eind 2018 zijn er ruim 12.500 politieauto’s en motorfietsen bij de politie in gebruik. Dat aantal is hetzelfde als in 2015. De afgelopen vier jaar heeft de politie de omvang van het wagenpark op peil gehouden door voornamelijk afgeschreven voertuigen te vervangen door nieuwe voertuigen. |
166 |
Hoeveel rechercheurs zijn er in de afgelopen twee jaar opgeleid tot gecertificeerd mensenhandelrechercheur? |
Er zijn in 2017 20 extra politieambtenaren opgeleid tot gecertificeerd mensenhandel rechercheur. In 2018 is de opleiding tot gecertificeerd mensenhandel rechercheur vernieuwd. Deze opleiding is inmiddels gestart in een pilotvorm. Er nemen twintig politieambtenaren aan deel. |
167 |
Hoeveel geld is er gemoeid met het oprichten van een monitorings- en evaluatie-eenheid bij de politie? |
Het inrichten van een monitorings- en evaluatie-eenheid bij de politie is een aanbeveling van de Commissie Kuijken. Momenteel bevindt zich deze nog in de planvormingsfase en is nog niet aan te geven hoeveel geld hier mee gemoeid zal zijn. De begroting 2020–2024 zal hierover meer duidelijkheid geven. |
168 |
Wat is in 2018 de instroom per kwartiel bij de Politieacademie geweest? Sloot die instroom bij de geplande werving aan? |
De politie geeft in zijn Managementrapportage over de eerste acht maanden van 2018 aan dat de initiële instroom in 2018 tot en met augustus 1511 bedraagt. Deze omvang is dusdanig dat de benodigde initiële instroom voor 2018 om de vervanging en uitbreiding te realiseren aan het einde van het jaar haalbaar is. De beschikbare AOPV opleidingsplaatsen, bedoeld voor de specialistische zij-instroom, zijn in de eerste acht maanden 63 plaatsen benut. De politie is bezig dit verder in te vullen. |
169 |
Wat is de reden voor het teruglopende budget voor de politie van 5,8 miljoen euro in 2017 naar 5,5 miljoen euro in 2023? |
De terugloop van het budget wordt met name veroorzaakt door de kasschuif voor de pensioenregeling van de politie (Inkoop Max politie), waarmee kasruimte in de tijd naar voren is gehaald. |
170 |
Klopt het dat voor opleiding en ontwikkeling op de politieacademie 38 miljoen euro is gereserveerd? Hoe worden deze gelden besteed? Hoeveel wordt besteed aan professionalisering van docenten en aan kennis, kunde en onderzoek? |
De € 38 mln. zoals genoemd in bijlage 10 van de politiebegroting is een samengestelde post van de volgende onderwerpen: • contractbaten van derden • contractonderwijs politie • kosten voor opleiding en ontwikkeling van de docenten en onderzoekers van de Politieacademie. De kosten voor opleiding en ontwikkeling van de docenten van de Politieacademie worden onder andere besteed aan het behalen van de Pedagogisch Didactische Aantekening. |
171 |
Kan nader worden toegelicht hoe de middelen «overige subsidies» in artikel 31.3 worden besteed? Waarom nemen de middelen voor «overige subsidies» vanaf 2018 structureel toe van 337 miljoen euro naar 515 miljoen euro? Waar is deze toename op gebaseerd? |
Jaarlijks wordt op artikel 31.3 een bedrag van € 515.000,– voor «overige subsidies» geraamd, het budget «overige subsidies» betreft dus geen miljoenen. Het betreft hier budget voor incidentele subsidies aan verschillende organisaties zoals onder andere politievakorganisaties en de stichting World Police and Fire Games 2021. In 2017 zijn minder subsidies aangevraagd dan geraamd en is voor in totaal € 337.000,– aan subsidies ten laste van deze post verstrekt. |
172 |
Kan de post «overige opdrachten» nader worden toegelicht? Waar worden deze middelen aan besteed (uitgesplitst in een tabel)? |
De post «Overige opdrachten» is een verzamelpost waaronder diverse uitgaven opgenomen kunnen worden, zoals onderzoekopdrachten voor impactanalyses van nieuwe wet- en regelgeving en EU-richtlijnen, opdrachten voor de beleidsontwikkeling van de landelijke meldkamerorganisatie en de inhuur van externe specialistische ondersteuning bij overleg met de politievakorganisaties over de arbeidsvoorwaarden voor de politie. |
173 |
Waarom is het budget voor «overige opdrachten» in 2018 aanzienlijk lager dan in 2017 en de jaren na 2018? Is er sprake van onderuitputting in 2018 op deze post? |
In 2018 is de post «Overige opdrachten» lager vanwege de overboeking bij eerste suppletoire begroting van de bijdrage voor het beheer van de basisvoorziening Identificatie door de politie. |
174 |
Hoe ontwikkelt de recherchecapaciteit zich de komende jaren in absolute zin? |
De formatie van de politie wordt de komende jaren uitgebreid met 1111 fte. In antwoord op vragen van het lid Den Boer heb ik uw Kamer op 12 september geïnformeerd over de verdeling van deze uitbreiding.35 Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat de landelijke eenheid 129 extra formatieplaatsen krijgt waarvan 65 fte voor internationale samenwerking, 46 fte voor aanpak cybercrime en 18 fte ten behoeve van de opsporing van ondermijnende en zware criminaliteit. Voorts blijkt daaruit dat 171 fte worden toebedeeld aan de regionale eenheden en landelijke eenheid ten behoeve van de opsporing van ondermijnende en zware criminaliteit. Tenslotte is in de beantwoording aangegeven dat de formatie uitbreidt met 769 fte voor de wijk. Het gezag zal op voorstel van de politiechef in elke eenheid invulling geven aan de verdeling van deze extra formatie en expertise over de onderdelen van de desbetreffende eenheid. De nieuwe agenten worden daar ingezet waar de gezagen en de politie dat nodig achten; dat kan in de opsporing zijn. |
175 |
Hoeveel mensen hebben gesolliciteerd om aspirant te worden bij de Politieacademie? |
In de Managementrapportage Werving & Selectie tot en met september 2018 van de afdeling In- Door- en Uitstroom (IDU) van de politie is opgenomen dat er in totaal in 2018 (tot september) 23.769 personen hebben gesolliciteerd naar de functie van aspirant. |
176 |
Hoe hoog is de bezettingsgraad in de klassen van de Politieacademie? |
De instroom van aspiranten is tot en met augustus 2018 voldoende om de benodigde instroom voor de operationele sterkte te realiseren. In die zin zijn de klassen voor het initieel onderwijs bij de Politieacademie optimaal bezet. |
177 |
Hoe hoog is het uitvalpercentage van aspiranten op de Politieacademie? |
Het uitvalpercentage van aspiranten bij de Politieacademie was op de peildatum 23 juli 2018 11,9%. |
178 |
Kunt u aangeven uit hoeveel contacturen een doorsneeweek als aspirant bij de Politieacademie bestaat? Hoe hoog is de uitval van uren gemiddeld per kwartiel? |
Het gemiddeld aantal contacturen als aspirant bij de Politieacademie bedraagt 22 uur per week. Bij de Politieacademie is het verplicht aanwezig te zijn bij de opleidingen. Uitval van lessen wordt altijd opgevangen. |
179 |
Hoeveel budget heeft de politie voor opsporing van illegaal vuurwerk? Is dit budget flexibel inzetbaar gedurende het jaar? Is het budget voor de opsporing van vuurwerk de afgelopen jaren afgenomen, toegenomen of stabiel gebleven? |
Er is geen geoormerkt budget voor de opsporing van illegaal vuurwerk. De bekostiging van deze taak valt binnen de algemene bijdrage die politie jaarlijks ontvangt. De opsporing van illegaal vuurwerk valt onder het gezag van het OM. Het OM bepaalt daarbij in afstemming met de opsporingsdiensten de prioriteiten daarin. De politie zorgt dat zij met het beschikbare budget deze taken zo goed mogelijk uitvoert. Zie ook de brief van 8 juni jl. waarin de MJenV en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, uw Kamer hebben geïnformeerd op welke wijze de politie en andere opsporingsdiensten de opsporing van illegaal vuurwerk gaan verbeteren.36 |
180 |
Kunt u aangeven hoe de bijzondere gelden voor de teams verkeershandhaving bij de politie geografisch verdeeld zijn? Hoe zijn deze gelden binnen de politieorganisatie verdeeld? Voor welke doeleinden zijn deze bijzondere gelden bedoeld? |
Het budget voor de verkeershandhaving van € 49,4 mln. is een bijzondere bijdrage expliciet bestemd voor de verkeershandhaving. Hiermee wordt voor een deel de politiesterkte betaald van de teams Verkeer in de eenheden en het team elektronisch verkeerstoezicht van de Landelijke Eenheid. Daarnaast wordt de bekostiging en het onderhoud van de handhavingsmiddelen die de teams Verkeer voor de verkeershandhaving gebruiken van deze middelen betaald. Dit betreft onder meer ademanalyse apparatuur, laserguns, videosurveillancevoertuigen en mobiele radarsets. De middelen van de bijzondere bijdrage kunnen niet voor andere doeleinden worden ingezet. De middelen zijn niet bestemd voor de basisteams in de eenheden. De bijzondere bijdrage verkeer wordt niet over de eenheden verdeeld. Deze blijft centraal voor de betaling van salarissen en de aanschaf van handhavingsmiddelen door het PDC. De inzet van de medewerkers van de teams Verkeer wordt door het gezag bepaald. De politie en het OM hebben voor de teams Verkeer een Leidraad Handhavingsplan 2016–2018 opgesteld, waarin onder meer de landelijke prioriteiten voor de teams Verkeer staan opgenomen. De monitoring van de handhavingsinspanning van de politie en de resultaten daarvan loopt via het OM. |
181 |
Wat presteert de politie voor het budget verkeershandhaving (49,4 miljoen euro)? Wordt dit geld besteed aan speciale verkeershandhaving of ook aan de staande organisatie en in het bijzonder de basisteams? Op welke wijze wordt gemonitord of en welke prestaties voor dit budget geleverd worden? |
Zie het antwoord op vraag 180. |
182 |
Kunt u een overzicht geven van het aantal doden en gewonden in het verkeer die jaarlijks worden veroorzaakt door daders die al een eerdere veroordeling hadden voor verkeersmisdrijven? |
Er is geen overzicht beschikbaar van het aantal doden en gewonden in het verkeer dat jaarlijks wordt veroorzaakt door daders die al een eerdere veroordeling hadden voor verkeersmisdrijven. |
183 |
Klopt het dat uitgaven voor internationale politiesamenwerking worden verhoogd? Wat is het verband met de middelen opsporing en vervolging, bijvoorbeeld tenuitvoerlegging arrestatiebevel? |
Ja. Het kabinet heeft inderdaad extra middelen ter beschikking gesteld. Ook voor de internationale samenwerking (zowel voor de inzet van extra politie liaisons als versterking van de internationale rechtshulp). De internationale politie-inzet wordt meer dan voorheen verbonden aan prioriteiten die in de nieuwe veiligheidsagenda zullen worden vastgesteld. |
184 |
Waar bestaan de kosten uit die providers maken voor het aftapbaar maken van hun diensten en netwerken en het meewerken aan aftappen en gegevensverstrekking over hun klanten? Welke kosten vergoedt de staat en welke niet? |
Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten (hierna «aanbieders») zijn op grond van hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet verplicht hun diensten en netwerken aftapbaar te maken en mee te werken aan aftappen en gegevensverstrekking. In artikel 13.6 lid 1 van de Telecommunicatiewet wordt geregeld dat de investeringskosten, de exploitatiekosten en de onderhoudskosten voor de technische voorzieningen die door aanbieders zijn of worden gemaakt om hieraan te kunnen voldoen door de aanbieders zelf moeten worden betaald. Uit artikel 13.6 lid 2 van de Telecommunicatiewet volgt dat de Staat de door de aanbieders gemaakte administratiekosten en personeelskosten vergoedt die rechtstreeks voortvloeien uit het voldoen aan een vordering of een verzoek tot aftappen en gegevensverstrekking op grond van de Telecommunicatiewet en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017. Welke kosten precies voor vergoeding door de Staat in aanmerking komen is verder uitgewerkt in de Regeling kosten aftappen en gegevensverstrekking. |
185 |
Op welke termijn wordt duidelijk hoe de eerder uitgestelde taakstellingsbezuinigingen van het vorige kabinet invloed hebben op de begrotingsruimte voor de rechtspraak in 2019? |
In het Prijsakkoord 2017–2019 is de 8,9% efficiencytaakstelling van het vorige kabinet (Rutte II) opgenomen. Deze taakstelling is ook verwerkt in de meerjarencijfers van de JenV-begroting sinds 2017. De rechtspraak heeft er daarbij voor gekozen deze efficiencytaakstelling te gaan realiseren door besparingen op de bedrijfsvoering, welke is gerealiseerd conform het meerjarenplan rechtspraak, en met reductie van ondersteunend personeel als gevolg van het digitaliseringsprogramma KEI. Op dit moment kan nog niet worden ingeschat op welke termijn de baten van het digitaliseringsprogramma bij de rechtspraak kunnen worden gerealiseerd. Bij het maken van de prijsafspraken 2017–2019 in 2017 was al onderkend dat voor de prijsperiode 2017–2019 de efficiencytaakstelling van het kabinet en de mogelijke invulling daarvan door de rechtspraak niet volledig op elkaar aansluiten. Met de rechtspraak is toentertijd afgesproken dat gezamenlijk naar een oplossing zou worden gezocht wanneer verwachte besparingen later zouden komen dan verwacht, bijvoorbeeld door vertraging op een onderdeel in het programma.37 Voor een structurele oplossing van de financiële problematiek wordt in 2018 een doorlichtingsonderzoek uitgevoerd, waarbij wordt onderzocht hoe de financiële middelen en de taken van de rechtspraak met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht. |
186 |
Hoeveel vacatures voor docent had de Politieacademie per 1 augustus 2018? |
Er waren per 1 augustus 2018 geen vacatures voor docenten bij de Politieacademie. |
187 |
Hoeveel geld is er de komende jaren gereserveerd ten behoeve van de implementatie van het Wetboek van Strafvordering? |
De kosten die voortvloeien uit de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, die bij een voorziene inwerkingtredingsdatum van het nieuwe Wetboek medio 2024 aan de orde zullen zijn in de jaren 2022–2024, worden de komende tijd in kaart gebracht. |
188 |
Welke prestaties dient de rechtspraak in 2019 te leveren als het gaat om de strafrechtketen? In hoeverre zijn deze prestaties voorwaardelijk bij het verkrijgen van financiering? |
In de brief van 29 juni 2018 hebben de ministers van JenV en voor Rb de ambitie, prioriteiten en doelstellingen van het Bestuurlijk Ketenberaad van de strafrechtketen toegelicht.30 De ketenorganisaties werken in gezamenlijkheid aan de uitwerking van de drie geprioriteerde opgaven (keteninformatievoorziening, doorlooptijden en multiproblematiek). In dit kader werkt de rechtspraak in 2019 bijvoorbeeld op het gebied van de informatievoorziening samen met andere organisaties aan de uitvoering van digitaliseringsprojecten. Voor de keteninformatievoorziening zijn op grond van het regeerakkoord middelen beschikbaar. Ketenorganisaties kunnen alleen een beroep doen op deze ketenmiddelen, indien zij projectvoorstellen aanleveren die voldoen aan de vastgestelde (keten-)criteria, van voldoende kwaliteit zijn en bijdragen aan de gestelde ketendoelstellingen. De middelen voor een bepaald project worden alleen uitgekeerd indien het project conform het voorstel wordt uitgevoerd. Een ketenportfoliobureau rapporteert over de voortgang aan het BKB. Het BKB rapporteert op zijn beurt aan de bewindspersonen van JenV. |
189 |
Hoeveel jongeren van 18 jaar of ouder zijn afgelopen jaar (op grond van het adolescentenstrafrecht) volgens het jeugdstrafrecht berecht? |
Het aantal keren dat het jeugdstrafrecht is toegepast voor 18–23 jarigen in 2017 is 534. Deze informatie is afkomstig uit het registratiesysteem RACmin en betreft strafzaken die in eerste aanleg zijn afgedaan (en niet personen). De cijfers voor de laatste jaren zijn voorlopige cijfers vanwege achterstanden in de registratiesystemen. |
190 |
Hoeveel jongeren onder 18 jaar (16 of 17 jaar) zijn afgelopen jaar (op grond van het adolescentenstrafrecht) volgens het volwassenstrafrecht berecht? |
In minder dan 10 strafzaken is het volwassenstrafrecht is toegepast voor 16 en 17 jarigen in 2017. Deze informatie is afkomstig uit het registratiesysteem RAC min en betreft strafzaken die in eerste aanleg zijn afgedaan. De cijfers voor de laatste jaren zijn voorlopige cijfers vanwege achterstanden in de registratiesystemen. |
191 |
Hoe vaak is in de jaren 2010 t/m 2017, uitgesplitst per jaar, een levenslange gevangenisstraf opgelegd? |
In 2010 is de levenslange gevangenisstraf niet opgelegd. In 2011 is eenmaal in hoger beroep de levenslange gevangenisstraf opgelegd. In 2012 is de levenslange gevangenisstraf eenmaal in eerste aanleg opgelegd. Deze veroordeling is in 2017 onherroepelijk geworden. In 2013 is de levenslange gevangenisstraf driemaal opgelegd. Op dit moment zijn de zaken aanhangig bij de Hoge Raad. In 2014 is de levenslange gevangenisstraf niet opgelegd. Voor 2015 geldt dat de levenslange gevangenisstraf driemaal is opgelegd, in twee van de zaken is nog geen sprake van een onherroepelijke veroordeling. Ten slotte is de levenslange gevangenisstraf zowel in 2016 als in 2017 eenmaal opgelegd. In beide gevallen is nog geen sprake van een onherroepelijke veroordeling. In totaal is in de jaren 2010 tot en met 2017 in 10 strafzaken de levenslange gevangenisstraf opgelegd. |
192 |
Hoe vaak is tot nu toe in 2018 een levenslange gevangenisstraf opgelegd? |
In 2018 is tot nu toe de levenslange gevangenisstraf driemaal opgelegd. |
193 |
Hoeveel verkrachtingszaken zijn er in 2017 voor de rechter geweest en wat was hiervan de gemiddelde opgelegde straf? |
In 2017 zijn door de rechtbanken in eerste aanleg 187 zaken berecht waarin (poging tot) verkrachting als misdrijf door het OM (mede) ten laste is gelegd. In 108 gevallen volgde in 2017 een veroordeling (mede) voor (poging tot) verkrachting. Een gemiddelde opgelegde straf is niet te geven. Verschillende factoren spelen daarbij een rol. Naast verkrachting kan ook poging tot verkrachting ten laste worden gelegd en verkrachting kan in combinatie met andere delicten ten laste worden gelegd. Dit brengt mee dat indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard, de rechter voor die feiten één totaalstraf zal uitspreken. Ook kan bij een delict als verkrachting naast strafoplegging de oplegging van een tbs-maatregel een rol spelen. |
194 |
Kunt u een overzicht geven van de recidive onder kortgestraften, met straffen tot zes maanden? |
Voor wat betreft gedetineerden die in 2013 zijn uitgestroomd, blijkt uit WODC-cijfers dat 45,7% binnen twee jaar gerecidiveerd had (algemene recidive). In het voorjaar van 2019 komen de WODC-recidivecijfers van de uitstroomcohorten 2014 en 2015 beschikbaar. |
195 |
Kunt u een overzicht geven van de recidive onder vrijheidsstraffen langer dan zes maanden? |
Van de gedetineerden die in 2013 zijn uitgestroomd, heeft 44,5% binnen twee jaar gerecidiveerd (algemene recidive). In het voorjaar van 2019 komen de WODC-recidivecijfers van de uitstroomcohorten 2014 en 2015 beschikbaar. |
196 |
Wanneer wordt duidelijk hoe de nodige investeringen in de rechtspraak, omwille van de digitalisering en de blijvende aansluiting met de samenleving, voor de komende jaren gerealiseerd gaan worden? |
De MRb zal uw Kamer als toegezegd afzonderlijk voor de begrotingsbehandeling informeren over het basisplan voor de digitalisering. De Raad voor de rechtspraak heeft de MRb daarover recent geïnformeerd. Dit basisplan biedt naar verwachting nog geen voldoende grondslag voor een goede inschatting van de investeringen in de komende jaren. Vanuit het basisplan zullen concrete projecten worden gerealiseerd en zullen de kosten worden begroot. Hoe de financiering meerjarig vorm kan krijgen vormt onderdeel van overleg in aanloop naar en bij gelegenheid van de prijsonderhandelingen. |
197 |
Welk effect heeft de opschorting van drie jaar van de verwachte financiële effecten van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand op de toevoegingen rechtsbijstand in de jaren 2018–2023? Is dat reeds in tabel 3.2.1 verwerkt? Zo ja, hoe? |
Uw Kamer is per brief d.d. 9 november 2018 geïnformeerd dat het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand, zoals begin 2017 is geconsulteerd, niet in procedure wordt gebracht. Het financiële effect is een structureel tekort van € 37 mln. per jaar. Zoals de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer heeft bericht in zijn brief van 27 november 2017 is dit tekort voor de jaren 2019 tot en met 2021 gedekt binnen de JenV-begroting.38 |
198 |
Is het waar dat de kosten voor het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand zijn gestegen van 176 miljoen euro in 1996 naar 417 miljoen euro in 2007 (zie Trouw, 13 oktober 2018)? Zo ja, wat zijn de belangrijkste redenen van deze stijging? Zo nee, wat was de stijging dan? |
Het klopt dat de kosten van het stelsel zijn gestegen van € 176 mln. in 1996 naar € 417 mln. in 2007. Deze stijging kan deels worden verklaard uit de jaarlijkse loon- en prijsbijstelling. De kostenstijging in de periode van 2002 tot en met 2014 is onderzocht door de Commissie onderzoek oorzaken kostenstijgingen stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand en vernieuwing van het stelsel (commissie-Wolfsen, rapport aangeboden aan uw Kamer bij brief d.d. 30 november 2015).39 Oorzaken die de commissie-Wolfsen heeft genoemd zijn juridisering en individualisering, verharding en verzakelijking van de maatschappij, toegenomen complexiteit van de samenleving, en meer specifieke ontwikkelingen aan zowel de vraag- als aanbodzijde binnen het stelsel. Zo wijst de commissie op de toename van het aantal rechtsbijstandsverleners in het stelsel, dat er mogelijk toe heeft geleid dat rechtsbijstandsverleners meer zijn gaan acquireren. |
199 |
Kunt u vanaf begrotingsjaar 2014 per jaar in tabelvorm aangeven wat de gerealiseerde taakstellingen en nog te realiseren taakstellingen zijn op artikel 32.2 met betrekking tot de gesubsidieerde rechtsbijstand? Kunt u in die tabel daarnaast per jaar aangeven wat de mutaties van het budget waren als gevolg van een veranderend aantal zaken per jaar? |
Op basis van de beschikbare gegevens gaat het Ministerie van JenV uit van hetgeen in tabel 9 uit de bijlage is weergegeven1. |
200 |
Hoeveel vragen heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in 2018 tot nu toe ontvangen? |
De AP heeft in 2018 24.000 vragen ontvangen. Het betreft zowel telefonisch als schriftelijk ingediende vragen. |
201 |
Hoeveel onderzoeken of alternatieve interventies heeft de AP in 2018 tot nu toe gestart of uitgevoerd? |
De AP is in 2018 19 onderzoeken gestart. In totaal zijn er nu 22 onderzoeken in uitvoering. In 2018 zijn er 13 onderzoeken afgerond, daarvan is het merendeel in 2017 gestart. |
202 |
Wat is de verwachte minimale en maximale omvang van het financieel risico dat de begroting van JenV voor 2019 loopt als gevolg van de financiële problemen bij de Rvdr? |
De huidige verwachting is dat in 2019 een financieel tekort van circa € 34 mln. wordt gerealiseerd (zie pagina’s 120–123 in de begroting). Indien de instroom van zaken in de praktijk lager uitkomt dan de huidige vastgestelde instroomprognose, kan dit financiële beeld verder verslechteren. Hier kan op dit moment geen bandbreedte voor worden gegeven. Op voorhand is niet zeker in welke mate een negatief resultaat zich zal voordoen, omdat dit afhangt van de uiteindelijk gerealiseerde ontwikkeling van het volume in 2019. Ook vindt momenteel in opdracht van de Raad voor de rechtspraak een doorlichtingsonderzoek plaats waarin onderzocht wordt hoe de financiële middelen en de taken van de rechtspraak met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht. Op de uitkomst daarvan kan ook niet worden vooruitgelopen. |
203 |
Wat is de stand van zaken van de herziening van de gesubsidieerde rechtsbijstand? Kunt u bevestigen dat geen rechtsgebieden zullen worden uitgesloten van rechtsbijstand? |
Uw Kamer heeft op 9 november jl. een brief over de herziening van het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand ontvangen. De herziening wordt vormgegeven in lijn met de opdracht uit het regeerakkoord. |
204 |
In hoeverre is de raming van de ontvangst van griffierechten een reële, nu structureel rekening wordt gehouden met een stijging, terwijl historisch eerder sprake is van een daling? |
Op basis van de meest recente uitkomsten van het Prognose Model Justitiële ketens (PMJ) zijn de opbrengsten van griffierechten structureel verlaagd. De verwachting is dat de instroom van zaken in de civiele sector en -in mindere mate- in de sector bestuur lager zullen uitvallen dan geraamd. Op basis van de huidige PMJ raming resteert nog een ramingsrisico in de jaren 2021 tot en met 2023. Aan de hand van de nieuwe PMJ in 2019 zal worden bezien in hoeverre een verdere verlaging van de raming onvermijdelijk is. Deze zal dan aan de orde kunnen komen bij de voorjaarsbesluitvorming. |
205 |
Welke ontvangsten heeft de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken buiten de subsidie vanuit het ministerie? |
Voor wat betreft het deel van de begroting van de SGC dat ziet op de kosten van de koepelorganisatie, ontvangt de SGC naast de subsidie van JenV een vaste jaarlijkse bijdrage van brancheorganisaties. Voor wat betreft het deel van de begroting van de SGC dat ziet op de kosten van inhoudelijke behandeling van de geschillen, ontvangt de SGC het volgende: klachtengeld, behandelingsbijdragen, bijdrage van de brancheorganisaties, registratiebijdragen van ondernemers en een bijdrage van het Ministerie van Defensie voor de commissie Defensie Geneeskundige Zorg. |
206 |
Zijn rechters voldoende in staat bewindvoerders te controleren, zowel qua capaciteit als qua wettelijke mogelijkheden? |
Rechters hebben de volgende wettelijke instrumenten om toezicht uit te oefenen op beschermingsbewindvoerders: in de eerste plaats beoordelen zij de kandidaat-bewindvoerders op hun geschiktheid. In geval van bewindvoerders die drie of meer personen onder hun hoede hebben (professionele bewindvoerders) doen zij dit aan de hand van (wettelijke) kwaliteitseisen, waaronder opleidingseisen en eisen aan de bedrijfsvoering. In de tweede plaats levert de bewindvoerder zo spoedig mogelijk een boedelbeschrijving aan en legt de bewindvoerder jaarlijks rekening en verantwoording af ten overstaan van de kantonrechter. In geval van professionele bewindvoerders doet een accountant jaarlijks verslag van het voldoen aan de eisen aan de bedrijfsvoering. In de derde plaats behoeft de bewindvoerder machtiging van de kantonrechter voor bepaalde handelingen zoals het doen van een gift of lening. In de vierde plaats kan de rechter de bewindvoerder te allen tijde voor verhoor doen oproepen en kan hij van de bewindvoerder verlangen dat hij inzage geeft van zijn boeken, bescheiden en andere gegevensdragers. In de vijfde plaats kan de rechter een bewindvoerder ontslaan op verzoek van belanghebbende(n) of ambtshalve, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten. Daarmee heeft de rechter voldoende (wettelijke) mogelijkheden om bewindvoerders te controleren. In de prijzen voor de periode 2017–2019 zijn extra middelen opgenomen voor extra kosten vanwege de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap en professionele standaarden. Door de Raad voor de rechtspraak is aangegeven dat in het CBM-domein (curatele, bewindvoering en mentorschap) de professionele standaarden nog niet zijn ingevoerd. |
207 |
Hoe vaak wordt goedkeuring door de rechter van de rekening en verantwoording door de bewindvoerder op grond van artikel 1:445 lid 2 BW niet verleend? |
Deze gegevens kunnen niet rechtstreeks uit de systemen van de rechtspraak worden gehaald. De beschermingsbewindvoerder legt jaarlijks rekening en verantwoording af aan de rechthebbende ten overstaan van de kantonrechter. Naar grove schatting van de expertgroep curatele, bewind en mentorschap van de Rechtspraak wordt circa 25% van alle rekening en verantwoordingen (dus zowel van professionele uitvoerders als van niet-professionele bewindvoerders) in eerste instantie niet goedgekeurd. Veelal doet de rechtbank dan een verzoek om aanvullende informatie, bijvoorbeeld omdat bankafschriften ontbreken of omdat de rekening en verantwoording niet sluitend is. Veel rekening en verantwoordingen worden na ontvangst van de aanvullende informatie alsnog goedgekeurd. Naar schatting wordt uiteindelijk 5% van alle rekening en verantwoordingen niet goedgekeurd. In die gevallen kan de kantonrechter een zitting houden om tot nadere afspraken te komen. De uitkomst kan zijn dat: – afspraken worden gemaakt over het vergoeden van schade (als daarvan sprake is), – afspraken worden gemaakt over verbeteringen in de volgende rekening en verantwoording (dit na instructie hoe het wel moet), – de bewindvoerder wordt ontslagen in die zaak of alle zaken. |
208 |
Wie of wat komen in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand? |
Natuurlijke en rechtspersonen die voldoen aan de draagkrachtnormen van de Wet op de rechtsbijstand komen in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand. In beginsel geldt er altijd een eigen bijdrage. Daarop geldt een uitzondering voor slachtoffers van ernstige gewelds- of zedenmisdrijven of hun nabestaanden. Zij betalen geen eigen bijdrage indien in de desbetreffende zaak vervolging is ingesteld en het slachtoffer of de nabestaande in aanmerking komt voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Rechtsbijstand is voorts kosteloos voor verdachten, veroordeelden of gewezen verdachten aan wie door de Raad voor Rechtsbijstand, al dan niet op last van de rechter, een raadsman is toegewezen. In de regel gaat het hier om verdachten die in afwachting van de strafzitting in voorlopige hechtenis verblijven of om kwetsbare (meerderjarige) verdachten en minderjarige verdachten. |
209 |
Hoeveel budget gaat er jaarlijks naar de rechtsbijstand voor niet-natuurlijke personen? |
In 2017 zijn er 159 toevoegingen voor 93 niet-natuurlijke personen vastgesteld. De totale vergoeding bedroeg € 135.552,61. |
210 |
Hoeveel geld gaat er jaarlijks naar milieugroepen die aanspraak kunnen maken op gefinancierde rechtsbijstand? In hoeveel zaken maken milieugroepen gebruik van de regeling gefinancierde rechtsbijstand? |
In 2017 bedroegen de kosten voor gesubsidieerde rechtsbijstand aan milieugroepen in totaal € 129.638,35. Het betrof hier 145 toevoegingen en 82 milieugroepen. |
211 |
Wat is uw reactie op het bericht van de Rvdr over het ontbreken van een structurele oplossing voor de geldzorgen? |
De meerjarenramingen van de rechtspraak laten tekorten zien. Om tot een gezonde financiële situatie te komen is het nodig dat oplossingsrichtingen scherp in beeld worden gebracht. Daarvoor loopt nu in opdracht van de Raad voor de rechtspraak een doorlichtingsonderzoek. Tevens is een verkenning uitgevoerd naar verbeteringen in de bekostigingssystematiek en daarover is recent door een externe deskundige advies uitgebracht. Deze trajecten komen samen bij de prijsonderhandelingen voor de periode 2020 – 2022 die in de eerste helft van 2019 zullen worden gevoerd. |
212 |
Op welke termijn wordt duidelijk hoe de nodige investeringen in de rechtspraak, omwille van de digitalisering en de blijvende aansluiting met de samenleving, voor de komende jaren gerealiseerd gaan worden? |
De MRb zal uw Kamer als toegezegd afzonderlijk voor de begrotingsbehandeling informeren over het basisplan voor de digitalisering. De Raad voor de rechtspraak heeft de MRb daarover recent geïnformeerd. Dit basisplan biedt naar verwachting nog geen voldoende grondslag voor een goede inschatting van de investeringen in de komende jaren. Vanuit het basisplan zullen concrete projecten worden gerealiseerd en zullen de kosten worden begroot. Hoe de financiering meerjarig vorm kan krijgen vormt onderdeel van overleg in aanloop naar en bij gelegenheid van de prijsonderhandelingen. |
213 |
Per wanneer zullen de beoogde baten (lagere kosten) van het digitaliseringsprogramma van de rechtspraak naar verwachting gerealiseerd worden? |
Uw Kamer zal als toegezegd afzonderlijk voor de begrotingsbehandeling worden geïnformeerd over het basisplan voor de digitalisering. De Raad voor de rechtspraak heeft de MRb daarover recent geïnformeerd. Zoals de Raad eerder heeft aangegeven zal de focus liggen op digitale toegankelijkheid en minder op automatisering. De oorspronkelijk ingeschatte baten zouden vooral met automatisering behaald worden. De doelstelling van automatisering is een volgende stap in het proces die pas later kan worden gerealiseerd. Op dit moment kan nog niet worden ingeschat op welke termijn baten kunnen worden gerealiseerd. |
214 |
Welke maatregelen heeft de Rvdr zelf genomen om het financiële tekort op te lossen? |
Voor het realiseren van besparingen op de kosten voor de bedrijfsvoering is een meerjarenplan opgesteld en tot uitvoering gebracht. De Raad voor de rechtspraak heeft voor de korte termijn maatregelen genomen om de personele kosten zo veel als mogelijk aan te passen aan de verlaagde zaaksinstroom en de ICT-uitgaven verlaagt. Daarnaast heeft de Raad voor de rechtspraak opdracht verstrekt voor een doorlichtingsonderzoek, waarbij wordt onderzocht hoe de financiële middelen en de taken van de Rechtspraak met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht. Daaruit kunnen nog aanvullende maatregelen voortvloeien. |
215 |
Op welke wijze wordt, naast het strafbaar stellen van wraakporno, ingezet op het beschermen van de privacy van burgers onderling? |
De MRb heeft een kabinetsvisie op de bescherming van de horizontale privacy toegezegd waarin de inzet op het beschermen van de privacy tussen burgers onderling uitgebreid aan de orde komt. Hij streeft ernaar deze kabinetsvisie voor het einde van 2018 naar de Tweede Kamer te zenden. |
216 |
Kunt u een overzicht geven van de ophelderingspercentages van veelvoorkomende criminaliteit? Heeft het budget binnen de opsporing bij de politie nog invloed op ophelderingspercentages? |
Het deel van de geregistreerde misdrijven dat de politie als opgehelderd beschouwt (het ophelderingspercentage), schommelt de laatste jaren rond 26%. Ook in 2017 loste de politie iets meer dan een kwart (27%) van de misdrijven op. In 2007 werd 25% van alle geregistreerde misdrijven opgehelderd. De publicatie Criminaliteit en Rechtshandhaving van het WODC, het CBS en de Raad voor de rechtspraak is op 15 oktober 2018 aan uw Kamer aangeboden.40 In de daarbij behorende tabellen zijn ophelderingspercentages van verschillende delicten opgenomen. Tabel 4.1 toont de geregistreerde en opgehelderde misdrijven naar delict. Misdrijven die voornamelijk door eigen opsporingsactiviteiten worden geconstateerd, zoals (vuur)wapenmisdrijven en drugsmisdrijven, kennen een relatief hoog ophelderingspercentage; in 2017 kwamen deze percentages ruim boven de 90% uit. Ook gewelds- en seksuele misdrijven worden relatief vaak opgehelderd, doorgaans ligt dit percentage rond de 65%. Van de twee meest voorkomende delictgroepen ligt het ophelderingspercentage een stuk lager: van vernielingen en misdrijven tegen openbare orde en gezag wordt ruim een vijfde deel opgehelderd en van vermogensmisdrijven ruim een zevende deel. In de ontwikkelagenda Opsporing die dit najaar aan uw Kamer wordt aangeboden wordt de versterking van de opsporing vormgegeven. De grootte van het budget en de inzet van capaciteit kan van invloed zijn op ophelderingspercentages voor specifieke delicten. In de praktijk prioriteert het gezag de inzet van de opsporing bij de politie aan de aanpak van bepaalde delicten om (onder andere) het ophelderingspercentage te vergroten (bijv. HIC). Gezien de verschillen tussen specifieke delicten is niet te zeggen in hoeverre bovengenoemde versterking het algemene ophelderingspercentage beïnvloedt. |
217 |
Kunt u aangeven of een vergroting van het opsporingsbudget niet per definitie hogere ophelderingspercentages tot gevolg heeft? |
De ophelderingspercentages van delicten verschillen sterk. Zo is het ophelderingspercentage bij rijden onder invloed zeer hoog, omdat de politie bij de constatering van het strafbare feit de verdachte voor zich heeft staan. Bij fietsendiefstal is dit percentage relatief laag omdat bij dit delict over het algemeen sprake is van weinig opsporingsindicaties. Dit impliceert dat vergroting van het budget niet per definitie tot hogere ophelderingspercentages leidt. Daarnaast wordt budget aangewend ten behoeve van preventie en ten behoeve van alternatieve interventies. Zo wordt op het terrein van cybercrime gewerkt aan initiatieven als No More Ransom, waarbij hulp wordt geboden bij het ontsleutelen van gegijzelde bestanden en verstoort het Team High Tech Crime digitale inbraken of DDOS aanvallen. Dit is erg nodig maar leidt doorgaans niet tot verdachten (en daarmee opheldering). Daarbij leidt de inbreng van bijvoorbeeld meer digitale expertise soms tot het oppakken van meer complexe zaken en niet zozeer van meer zaken. |
218 |
Op welke wijze heeft het ontbreken van een bewaarplicht telecommunicatie de criminaliteitsbestrijding beïnvloed en/of geschaad? |
Het ontbreken van een wettelijke bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens heeft verstrekkende gevolgen voor de bestrijding van ernstige strafbare feiten, omdat de beschikbaarheid van die gegevens van essentieel belang is voor de opheldering van misdrijven. In het rapport van het openbaar ministerie en de politie wordt het belang van de bewaring van verkeers- en locatiegegevens voor de opsporing van ernstige delicten aan de hand van uitgebreid beschreven casuïstiek uitvoerig onderbouwd.41 Door het ontbreken van een bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens zijn opsporings- en inlichtingendiensten voor de beschikbaarheid van deze gegevens afhankelijk van het feit of de aanbieders deze gegevens bewaren met het oog op hun bedrijfsvoering. Opsporingsdiensten kunnen die gegevens dan vorderen. Zonder een wettelijke bewaarplicht ontbreekt echter de zekerheid dat deze gegevens bij een aanbieder gedurende een bepaalde tijd beschikbaar zijn. Bij het Openbaar Ministerie en de opsporingsdiensten wordt geen landelijke registratie bijgehouden van de gevallen waarin deze gegevens niet beschikbaar zijn gebleken. Op basis van de ervaringen tot nu toe is echter de conclusie gerechtvaardigd dat het ontbreken van een wettelijke bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens gedurende een bepaalde periode een ernstige belemmering vormt voor een effectieve criminaliteitsbestrijding. Daarom wordt ook gestreefd naar de introductie van een nieuwe beperkte wettelijke bewaarplicht van telecommunicatiegegevens. Zoals de MJenV uw Kamer per brief op 26 maart jongstleden heeft bericht, wordt op dit moment, gezien de kaders die in jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie zijn gesteld, alleen een plicht voor het bewaren van de gebruikersgegevens mogelijk geacht.42 Het gebruik van Carrier Grade Network Address Translation (NAT), waarmee vaak vele tientallen en soms honderden gebruikers of internetverbindingen tegelijk via een publiek IP adres lopen, vormt daarbij een punt van aandacht. Zoals aangegeven in de brief van 25 september jongstleden, doet het WODC onderzoek naar de oplossingsmogelijkheden hiervoor en kosten daarvan.43 Naar verwachting zullen de uitkomsten van dat onderzoek in de eerste helft van 2019 gereed zijn. Als in de toekomst, bijvoorbeeld in het kader van de besprekingen op EU-niveau, zou blijken dat naast een beperkte bewaarplicht voor gebruikersgegevens een algemene bewaarplicht voor verkeers- en locatiegegevens in enigerlei vorm verenigbaar is met het Europese recht, dan zal de MJenV herinvoering van een dergelijke bewaarplicht opnieuw bespreekbaar maken. |
219 |
Kunt u uitgesplitst aangeven op welke wijze de 100 miljoen euro uit het ondermijningfonds zal worden ingezet? |
Zie het antwoord op vraag 91. |
220 |
Waarom is er in 2018 substantieel minder geld uitgegeven aan verkeershandhaving door het OM? |
Er is sprake van grote schommelingen in de besteding van de middelen. Zo was het in 2018 niet nodig om veel systemen voor trajectcontroles en digitale flitspalen te vervangen of groot onderhoud te plegen. Daarnaast werd tot en met 2017 de uitgaven van het werk dat het OM op het terrein van verkeershandhaving boven een bepaald niveau uitvoerde, verrekend met het verkeersbudget. Vanaf 2018 wordt deze uitgaven niet meer ten laste van het verkeersbudget gebracht, maar van het reguliere apparaatsbudget. Bij dit laatste gaat het dus niet om een lagere besteding maar om een financieel-technische verschuiving. |
221 |
Hoeveel van de wiet die in Nederlandse coffeeshops wordt verkocht, wordt in Nederland geteeld? Hoeveel wordt in het buitenland geteeld? Uit welke landen komt de meeste in Nederland verkochte wiet? |
Aangezien de teelt van cannabis voor recreatief gebruik in Nederland illegaal is, wordt niet bijgehouden waar de in de coffeeshops verkochte wiet vandaan komt. Het onderzoek «De export van in Nederland geteelde cannabis» (2014) geeft wel een indicatie.44 Er wordt ingeschat dat tussen de 80% en de 95% van de wietconsumptie in Nederland nederwiet betreft. Het aandeel van de wietconsumptie dat geïmporteerde wiet betreft daarmee tussen de 5% en de 20%. De meeste in Nederland verkochte wiet komt dus, naar schatting, uit Nederland zelf. |
222 |
Wanneer zijn de experimenten met een gesloten coffeeshopketen naar verwachting afgerond? |
Een exacte einddatum voor het experiment kan niet worden genoemd. De stappen die plaatsvinden vanaf nu tot het einde van het experiment zijn van veel verschillende factoren afhankelijk, waaronder de behandeling van het wetsvoorstel in beide Kamers. In het wetsvoorstel is opgenomen, dat het experiment zelf zal bestaan uit drie fasen: een voorbereidingsfase, een experimenteerfase en een afbouwfase. De eerste fase, oftewel de voorbereidingsfase, start zodra de wet in werking treedt. De voorbereidingsfase zal onder andere worden gebruikt om de teler(s) aan te wijzen die zullen deelnemen aan het experiment en om telers, gemeenten, coffeeshops en andere deelnemers het experiment in staat te stellen zich voor te bereiden. Mede op basis van het door de adviescommissie Experiment Gesloten Coffeeshopketen uitgebrachte advies wordt ingeschat dat een voorbereidingstijd van minimaal een jaar nodig is. Na de voorbereidingsfase start de experimenteerfase, waarin het experiment wordt uitgevoerd. Deze fase duurt vier jaar. Na vier jaar experimenteren volgt de afbouwfase die binnen zes maanden moet zijn afgerond. Dat wil zeggen dat in dat tijdsbestek de situatie wordt hersteld zoals deze vóór aanvang van het experiment was, dan wel in ieder geval naar een situatie waarin wordt voldaan aan de gedoogcriteria van het huidige beleid. De afbouwfase is bedoeld om te voorkomen dat deelnemers na afloop van de experimenteerfase meteen in strijd met de wet handelen. Hiermee wordt niet vooruit gelopen op de uitkomst van de evaluatie en verdere besluitvorming op grond van deze evaluatie. Het voorliggende voorstel biedt wel de mogelijkheid om bij amvb anders ten aanzien van de duur van het experiment te bepalen. Hiermee wordt enige flexibiliteit gecreëerd om rechtszekerheid aan de deelnemers aan het experiment te bieden. De totale duur van de experimenteer- en afbouwfase mag echter niet langer dan zes jaar bedragen. |
223 |
Hoeveel wiet wordt in Nederlandse coffeeshops verkocht? Hoeveel wordt in het illegale circuit, buiten coffeeshops, verkocht? |
Uit de meest recente Nationale Drug Monitor blijkt dat de meeste cannabis wordt gekocht in coffeeshops.45 In 2014 is het marktaandeel van coffeeshops geschat op 55%-70%. |
224 |
Welke prestaties dient het OM in 2019 te leveren als het gaat om de strafrechtketen? In hoeverre zijn deze prestaties voorwaardelijk bij het verkrijgen van financiering? |
In de brief van 29 juni 2018 hebben de ministers van JenV en voor Rb de ambitie, prioriteiten en doelstellingen van het Bestuurlijk Ketenberaad van de strafrechtketen (BKB) toegelicht.30 De ketenorganisaties werken in gezamenlijkheid aan de uitwerking van de drie geprioriteerde opgaven (keteninformatievoorziening, doorlooptijden en multiproblematiek). In dit kader werkt het OM in 2019 bijvoorbeeld op het gebied van de informatievoorziening samen met andere organisaties aan de uitvoering van digitaliseringsprojecten. Voor de keteninformatievoorziening zijn op grond van het regeerakkoord middelen beschikbaar. Ketenorganisaties kunnen alleen een beroep doen op deze ketenmiddelen indien zij projectvoorstellen aanleveren die voldoen aan vooraf vastgestelde (keten-)criteria, van voldoende kwaliteit zijn en bijdragen aan de gestelde ketendoelstellingen. De middelen voor een bepaald project worden alleen uitgekeerd indien het project conform het voorstel wordt uitgevoerd. Een ketenportfoliobureau rapporteert over de voortgang aan het BKB. Het BKB rapporteert op zijn beurt aan de bewindspersonen en de bewindspersonen informeren de Tweede Kamer elk jaar omstreeks de maand juni over de voortgang van het digitaliseringstraject. |
225 |
Wat waren de uitgaven aan het CCV in de jaren 2012–2016? |
Zie voor de uitgaven van het CCV in de jaren 2012–2016 onderstaand overzicht: 2012 € 7.505.766 2013 € 11.425.000 2014 € 11.379.940 2015 € 8.525.530 2016 € 6.568.000 |
226 |
Hoe staat het budget van de FIU Nederland à 4.755.000 euro per jaar in verhouding tot dat van de Financial Intelligence Units in andere Europese lidstaten? |
In een rapport dat eind 2016 door alle EU FIU’s gezamenlijk is opgesteld hebben elf FIU’s hun budget aangegeven. Daaruit valt op te maken dat de hoeveelheid beschikbare middelen verschilt, met een minimum van € 600.000 tot een maximum van meer dan € 14 mln. op jaarbasis. Een andere indicator waarop wel alle EU FIU’s informatie voor het rapport hebben aangeleverd is het aantal personen dat werkzaam is bij een FIU. In het rapport staat vermeld dat de meest bemande FIU 300 medewerkers heeft en de minst bemande 13 medewerkers. Het gemiddelde aantal betreft 58 personen. De meerderheid van de FIU's ligt onder dit gemiddelde, waarbij veertien FIU’s tot 30 werknemers rapporteren. Drie middelgrote FIU’s hebben tussen de 58 en 100 werknemers, terwijl de vier grootste FIU’s meer dan 100 medewerkers in dienst hebben. De FIU-Nederland beschikt momenteel over een formatie van 63 fte met een totaal budget van € 5,9 mln. Het betreft derhalve een FIU die in verhouding tot andere EU FIU’s als een middelgrote FIU kan worden getypeerd met een bijbehorend budget. |
227 |
Waarom waren de uitgaven aan onrechtmatige detentie in het jaar 2017 veel lager dan de begrote uitgaven in de komende jaren? Waarom is er een dip in begrote uitgaven in het jaar 2019? |
De uitgaven aan onrechtmatige detentie vinden plaats op grond van een openeinde regeling. De kosten van een openeinde regeling zijn per definitie moeilijk te ramen. Voorts is het budgettaire kader bij openeinde regeling niet maatgevend voor de uiteindelijk gerealiseerde uitgaven. Om tegenvallers in de begrotingsuitvoering te voorkomen is er in het verleden een raming opgesteld die in 2017 is onderschreden. De gerealiseerde uitgaven zijn toen uitgekomen op € 7,5 mln. Voor het jaar 2018 is er thans ook de verwachting dat de uitgaven onder het kader uit gaan komen. Om die reden is voor het jaar 2019 voorzichtigheidshalve een beperkte verlaging aangebracht. Mochten de uitkomsten in 2018 daadwerkelijk in lijn zijn met die van 2017 dan ligt een nadere aanpassing en mogelijk ook structurele bijstelling in de rede. |
228 |
Hoe is de financiering van het CCV opgebouwd? Wat zijn volgens u de belangrijkste prioriteiten van het CCV? |
Het CCV krijgt structureel een basissubsidie, subsidie voor nalevingsexpertise en subsidie voor het Keurmerk Veilig Ondernemen (bestemd voor KVO-Winkelgebieden, uitgevoerd door het CCV). Daarnaast kan het voorkomen dat er incidentele subsidies voor eenmalige werkzaamheden worden verstrekt. Belangrijkste prioriteit van het CCV is kennis en instrumenten te ontwikkelen op het terrein van criminaliteitspreventie en veiligheid, gericht op integrale aanpak door samenwerking tussen zowel publieke als private organisaties. |
229 |
Welk budget is er de komende jaren voor KVO-winkelgebieden? |
Budget voor KVO-Winkelgebieden, uitgevoerd door het CCV: 2019 € 419.000,– 2020 € 220.000,– 2021 € 220.000,– |
230 |
Welk eigen vermogen mag het CCV in 2019 aanhouden? |
De reserve bedraagt maximaal 5% van de gemiddelde subsidie van de laatste drie jaar voorafgaand aan het jaar waarover de reserve wordt berekend. |
231 |
Waarom daalt de bijdrage aan het CCV de komende jaren? |
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft onvoldoende middelen beschikbaar om onverkort subsidie te blijven verlenen aan het CCV. |
232 |
Op welke in de begroting opgenomen programmaposten kan het CCV de komende jaren intekenen? |
Het CCV ontvangt voor de komende jaren een basissubsidie, zoals deze ook de afgelopen jaren verstrekt is. Daarnaast ontvangt het CCV subsidie voor de Nalevingsexpertise en subsidie voor het Keurmerk Veilig Ondernemen (bestemd voor KVO-Winkelgebieden). |
233 |
Waarom wijken de bijdragen aan het CCV in tabel 8.4 af van de bedragen in de tabel 3.3.1? |
In tabel 8.4 (blz. 227 begroting) zijn de bedragen voor de basissubsidie en nalevingsexpertise bij elkaar opgeteld (basissubsidie € 3.751.000,– + nalevingsexpertise € 669.000,– = totaal € 4.420.000,–). |
234 |
Welke maatregelen zijn in het afgelopen jaar genomen om de kosten, verband houdend met onrechtmatige detentie, tegen te gaan? |
De afgelopen jaren is het beleid er op gericht geweest om te voorkomen dat verdachten ten onrechte in hechtenis worden genomen, met schadevergoedingen tot gevolg. Daartoe hanteren het Openbaar Ministerie en de zittende magistratuur als uitgangspunt dat altijd wordt onderzocht of vrijheidsbeperkende alternatieven voor voorlopige hechtenis even effectief kunnen zijn om de doelen van voorlopige hechtenis te bereiken. Daarnaast is per 1 maart 2017 een wijziging van het Wetboek van Strafvordering in werking getreden, waardoor de termijn voor het ophouden van de verdachte voor onderzoek in geval van verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten is verruimd van zes naar maximaal negen uur. In 2017 is een sterke daling van het aantal inverzekeringstellingen door de politie waarneembaar (22% ten opzichte van 2016). Deze daling hangt, naast de daling van het aantal ter kennis gekomen delicten, samen met deze wettelijke verruiming van de ophoudtermijn. Daarmee is onder meer beoogd meer ruimte te creëren voor het verlenen van consultatie- en verhoorbijstand aan de verdachte in de eerste fase van het opsporingsonderzoek. |
235 |
Kunt u een overzicht geven van de realisatie en raming van afgepakt crimineel vermogen in de afgelopen tien jaar? |
In tabel 10 uit de bijlage staat een overzicht van de raming en de gerealiseerde afpakopbrengsten1. Hierbij is geen rekening gehouden met de boete-component die vaak onderdeel uit maakt van een schikking. |
236 |
Kunt u de ontvangsten uit Boeten en Transacties uitsplitsen? Wat zijn de hoogste schikkingen van het afgelopen jaar? |
De ontvangsten kunnen in miljoenen euro’s uitgesplitst worden naar: WAHV: 755 Transacties: 100 Gerechtelijke boeten: 23 OM-afdoeningen: 56 Overig: 2 In het afgelopen jaar (2017) was er één grote schikking. Dat betrof een schikking met Telia/Sonera ad € 228,2 mln. |
237 |
Kunt u een overzicht geven van de hoogste schikkingen van de afgelopen tien jaar? |
Een grote schikking is gedefinieerd als een zaak groter dan € 10 mln. In zo’n zaak kan er sprake zijn van een boetecomponent en een afpakcomponent. Grote zaken doen zich voor sinds 2014. 2014: Libor € 70 mln. + Sbm/offshore deel 1 € 80,1 mln. 2015: Sbm/offshore deel 2 € 65,8 mln. 2016: Sbm/offshore deel 3 € 65,9 mln + Pon automobile handel € 12 mln. + Vimpelcom € 358,3 mln. 2017: Telia/Sonera € 228,2 mln. 2018: ING: € 775 mln. |
238 |
Waarom worden de ontvangsten van boeten en transacties verantwoord op de begroting van het ministerie? |
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 145. |
239 |
Waarom stijgt het aantal ondermijningszaken niet in tabel 3.3.2? Zou dat niet een gevolg moeten zijn van het ondermijningsfonds en/of de geïntensiveerde aanpak van ondermijning? |
De voorbereiding van de nieuwe Veiligheidsagenda 2019–2022 en de besluitvorming ten aanzien van de verdeling van de extra middelen voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit, zijn momenteel nog niet afgerond. Aangezien de Rijksbegroting in september gereed moet zijn en in de periode daaraan voorafgaand de productieafspraken voor het komende jaar met het Openbaar Ministerie en de politie worden gemaakt, is ervoor gekozen de volumes op het niveau van 2018 te handhaven. Jaarlijks wordt in het kader van de planning- en controlcyclus heroverwogen of eventuele intensiveringen aanleiding geven tot bijstelling van de productieambities. De middelen uit het anti-ondermijningsfonds hebben geen direct verband met productieafspraken met Openbaar Ministerie en politie. De middelen uit het fonds zijn eenmalig en leiden niet tot structurele uitbreiding van de capaciteit en de middelen worden ingezet ten behoeve van de versnelling en versterking van de brede integrale aanpak voor alle betrokken partners. Het eerder dit jaar ingerichte Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) adviseert de MJenV over de besteding van de extra ondermijningsgelden. Op zeer korte termijn wordt het advies van het SBO verwacht, op basis waarvan de MJenV een besluit zal nemen over de toedeling. Vervolgens zullen de middelen, na accordering van de besteding door de Minister van Financiën, aan de partners worden toegekend. |
240 |
Wanneer krijgt de Kamer nader bericht over de precieze invulling van het structureel maken van de Regeling Uitstapprogramma's Prostituees? Zijn de gereserveerde middelen hiervoor in de afgelopen vier jaar ook steeds volledig gebruikt? Zijn er ook aanvragen voor (lokale) programma's die niet voor subsidie in aanmerking gekomen zijn? |
Teneinde te komen tot een evenwichtige verdeling van de beschikbaar gestelde financiële middelen (jaarlijks € 3 mln.), wordt de uitstapregeling (RUPS II) door het WODC geëvalueerd. Naar verwachting is deze evaluatie in het voorjaar van 2019 afgerond. In het voorjaar wordt uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de structurele financiële middelen zullen worden verdeeld. Ja, de gereserveerde middelen zijn afgelopen vier jaar gebruikt. Echter, in de periode van de verlenging van de Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees (vanaf 1 juli 2018 tot 1 juli 2019) zijn twee programma’s niet in aanmerking gekomen voor een subsidie omdat ze op basis van de verlenging van de Regeling Uitstapprogramma Prostituees II niet voldeden aan de voorwaarden voor een subsidie. |
241 |
Hoe staat het aantal LOvJ-onderzoeken (1200) en de eigen onderzoeksdossiers (1500) van de FIU Nederland in verhouding tot die van de Financial Intelligence Units in andere Europese lidstaten? |
Uit het eerder, bij antwoord 226, genoemde rapport valt de gevraagde verhouding niet op te maken omdat daarover geen data zijn opgenomen. Verder wordt opgemerkt dat een vergelijking tussen EU FIU’s hieromtrent niet op een eenduidige manier valt te maken. De reden hiervoor is dat de meldsystematiek, en mede daardoor het aantal meldingen van transacties door instellingen, per lidstaat verschilt en daarmee ook het aantal onderzoeksdossiers dat door een FIU na analyse kan worden verstrekt. |
242 |
Wat zijn de bevoegdheden van de FIU Nederland? Wanneer zijn deze bevoegdheden voor het laatst uitgebreid? |
De taken en daarbij behorende bevoegdheden van de FIU-Nederland zijn neergelegd in artikel 13 respectievelijk 17 en 18 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De voornaamste bevoegdheden van de FIU-Nederland ten behoeve van de uitvoering van haar taken zijn gegevens of inlichtingen opvragen bij instellingen. Tevens bepaalt de FIU-Nederland de wijze waarop een melding moet worden gedaan, of gegevens of inlichtingen moeten worden verstrekt. Over deze bevoegdheden beschikt de FIU-Nederland sinds de inwerkingtreding van voornoemde wet, medio 2008. Deze bevoegdheden zijn sindsdien niet uitgebreid. |
243 |
Wat is het verband tussen het Team Ondermijning en de RIEC’s? Klopt het dat de RIEC’s naast een reguliere bijdrage van 7,4 miljoen euro, 2,5 miljoen euro uit de aanvullende middelen voor intelligence ontvangen? Klopt het dat alleen het RIEC Oost-Nederland wordt versterkt? |
Met het Team Ondermijning wordt waarschijnlijk het Aanjaagteam bedoeld. Dit team gaat het land in om samen met de operationele partijen te kijken hoe de aanpak concreet verbeterd en versneld kan worden. Het Aanjaagteam werkt nauw samen met de RIEC's en het LIEC. In de governance is nadrukkelijk bepaald dat het Aanjaagteam geen verantwoordelijkheden van anderen overneemt. Een eerste tranche van de structurele middelen ten behoeve van de aanpak van ondermijning (€ 2,5 mln. structureel) komt beschikbaar voor de versterking van de intelligencecapaciteit in RIEC-verband. Met deze versterking wordt beoogd om op lokaal, regionaal en landelijk niveau meer zicht en inzicht in de aard en omvang van ondermijnende criminaliteit te verkrijgen. De middelen worden evenredig over de tien regio's verdeeld. Daarnaast ontvangt het RIEC Oost-Nederland een aanvullende bijdrage van jaarlijks € 0,39 mln., samenhangend met de geografische omvang van de regio. De commissie die een evaluatie uitvoerde naar de Politiewet 2012 in de eenheid Oost-Nederland constateerde dat het gezien deze omvang niet lukte om alle gemeenten vanuit het RIEC goed te bedienen. Met deze bijdrage kan het RIEC Oost-Nederland de benodigde analyse capaciteit en expertise versterken. |
244 |
Op welke wijze is in het budgettaire kader voor 2018 rekening gehouden met het effect van getroffen schikking met de ING? Hoe is dat terug te zien in de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2019? |
De transactie met ING van € 775 mln. bestaat uit een boete van € 675 mln. en een ontneming van € 100 mln. Het boetegedeelte valt onder «Boeten en Transacties». Het ontnemingsgedeelte valt onder «Afpakken». Bij miljoenennota is het budgettaire kader van JenV op deze punten bijgesteld. In de begroting ziet u dit terug in de belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties (pagina’s 27 en 28) en in de ontvangsten binnen artikel 33 (pagina 52 en 57). |
245 |
Vallen de ontvangsten uit afpakken, net als alle ontvangsten uit boetes en transacties, terug in de schatkist (generaal dossier)? Zo nee, waarom niet? |
Ja, alle opbrengsten uit afpakken en alle opbrengsten uit boeten en transacties vallen terug in het generaal dossier. |
246 |
Welke soorten ontvangsten kent het Ministerie van Justitie en Veiligheid die ten gunste van de begroting komen? |
JenV kent vier grote ontvangstentgeldstromen: Ontvangen griffierechten (artikel 32), ontvangsten Afpakken (artikel 33), ontvangsten Boeten en Transacties (artikel 33) en ontvangsten van het verhaal administratiekosten bij het CJIB (artikel 34). De ontvangsten uit hoofde van afpakken en van boeten en transacties worden op de JenV-begroting verantwoord, maar vloeien rechtstreeks in de algemene middelen (ofwel komen ten gunste van het generale beeld). Daarnaast vindt er bij een onttrekking uit de asielreserve ook een ontvangstenboeking plaats. Dit is een technische boeking waar tegenover ook een uitgavenboeking van een gelijk bedrag staat. Naast bovengenoemde ontvangsten zijn er een groot aantal ontvangsten van geringe omvang. Hierbij valt onder andere te denken aan verhaal van personeelskosten en afrekening subsidievoorschotten. |
247 |
Kent het OM een richtlijn voor grote transacties met rechtspersonen? Zo ja, kunt u de meest recente versie daarvan naar de Kamer sturen? |
Het OM heeft voor een aantal delictsoorten richtlijnen voor strafvordering opgesteld, waarin de uitgangspunten voor de hoogte van een aan te bieden transactie, op te leggen strafbeschikking of eis ter terechtzitting zijn vastgelegd. Deze richtlijnen betreffen ook rechtspersonen en houden in de toepasselijke gevallen ook rekening met in het kader van een onderneming gepleegde strafbare feiten. Dergelijke strafvorderingsrichtlijnen zijn gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van het Openbaar Ministerie en daarmee voor een ieder toegankelijk. |
248 |
Hoeveel «onvindbare» veroordeelden bevinden zich, naar schatting, op dit moment in het buitenland? |
Met het programma «onvindbare veroordeelden» is een extra impuls gegeven aan het opsporen van de voorraad van 11.000 personen met openstaande vrijheidsstraffen. Op basis van analyses en extra inspanningen binnen het programma «Onvindbare veroordeelden» is geconstateerd dat van deze voorraad het overgrote deel een buitenlandse nationaliteit heeft, in het buitenland verblijft en een laag strafrestant heeft. |
249 |
Is er in de groep buitenlandse «onvindbaren» een grote vertegenwoordiging van personen met zware veroordelingen (meer dan vier jaar) te zien? |
Nee, slechts 0,4% heeft een strafrestant van meer dan 4 jaar. En dus 99,6% een strafrestant van minder dan 4 jaar. 92% heeft een strafrestant korter dan 120 dagen. |
250 |
Welke prestaties dient de reclassering in 2019 te leveren als het gaat om de strafrechtketen? In hoeverre zijn deze prestaties voorwaardelijk bij het verkrijgen van financiering? |
Voor het toezicht en de werkstraffen worden de drie reclasseringsorganisaties door het Ministerie van Justitie en Veiligheid gefinancierd op basis van een vooraf vastgestelde prijs per product vermenigvuldigd met het aantal geleverde producten (outputfinanciering). Het realiseren van het afgesproken aantal producten is daarbij een voorwaarde voor de definitieve subsidietoekenning. De adviesfunctie van de reclassering wordt sinds 2016 lumpsum gefinancierd. Daarnaast dient de reclassering bij te dragen aan een snelle start en daadwerkelijke uitvoering van opgelegde toezichten en taakstraffen. Hier worden op dit moment geen voorwaarden met financiële consequenties aan verbonden in de subsidietoekenning. Over het presteren van de keten op dit vlak wordt de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd. De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de prestaties van de executieketen als onderdeel van de strafrechtketenmonitor, voor het laatst uitgebracht in de factsheet die als bijlage is gevoegd bij de brief van 29 juni 2018.30 |
251 |
Welke prestaties dient het CJIB in 2019 te leveren als het gaat om de strafrechtketen? In hoeverre zijn deze prestaties voorwaardelijk bij het verkrijgen van financiering? |
Het CJIB wordt niet gefinancierd middels voorwaardelijke financiering voor bepaalde prestaties. Het CJIB wordt voor een aantal producten gefinancierd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid volgens het beginsel «P x Q», waarbij «P» betrekking heeft op de vastgestelde kostprijs per product en «Q» staat voor het aantal producten dat het CJIB aflevert. Het CJIB staat voor een effectieve, efficiënte en rechtmatige inning en executie van opgelegde of toegepaste financiële sancties, geldboetes en geaccepteerde transacties naar aanleiding van een wetsovertreding. De prestaties van het CJIB op dit gebied maken onderdeel uit van de Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB)-monitor. In die monitor worden de opgelegde sancties door de tijd vanuit ketenperspectief gevolgd. Er wordt gekeken hoe snel wordt gestart met de uitvoering van een opgelegde sanctie, en of deze vervolgens wordt afgerond. De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de prestaties van de executieketen als onderdeel van de strafrechtketenmonitor, voor het laatst uitgebracht in de factsheet die als bijlage is gevoegd bij de brief van 29 juni 2018.30 |
252 |
Hoeveel gedetineerden zaten afgelopen jaar in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van DJI? |
In 2018, januari tot en met september, verbleven gemiddeld 633 personen in een PPC. |
253 |
Kan een overzicht gestuurd worden van de recidivecijfers van gedetineerden die uit een PPC uitstromen? |
Binnen DJI wordt detentierecidive gemeten. Voor wat betreft de PPC-populatie kan gesteld worden dat van de PPC-populatie die in 2015 is uitgestroomd, 36% binnen twee jaar weer in detentie kwam. |
254 |
Hoe vaak plegen verdachten en veroordeelden aan wie het dragen van een enkelband is opgelegd een misdrijf? Als u deze cijfers niet heeft, bent u bereid dit voortaan te gaan registreren? Zo nee, waarom niet? |
Dit wordt niet geregistreerd. De Mrb ziet ook geen toegevoegde waarde in het starten met een dergelijke registratie. De enkelband is een effectief hulpmiddel om de naleving van een opgelegd locatieverbod of -gebod te controleren. De enkelband heeft niet tot doel en is er niet voor gemaakt om een voorlopige hechtenis of een celstraf te vervangen, en daarmee ook niet om onttrekkingen of strafbare feiten af te wenden, zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 26 april 2018.46 |
255 |
Hoeveel tbs’ers waren er in 2017? |
Over 2017 waren gemiddeld 1.327 plaatsen bezet. |
256 |
Hoeveel tbs’ers waren er tot nu toe in 2018? |
Over de eerste acht maanden van 2018 waren gemiddeld 1.311 plaatsen bezet. |
257 |
Hoeveel tbs’ers hebben zich in 2017 onttrokken? Wat zijn hiervan de kosten? |
In 2017 vonden er 41 onttrekkingen plaats. Eén van deze onttrekkingen betrof een ontvluchting. Over de kosten in algemene zin kan geen antwoord worden verstrekt. |
258 |
Hoeveel tbs’ers hebben zich tot nu toe in 2018 onttrokken? Wat zijn hiervan tot nu toe de kosten? |
Tot en met 30 september 2018 vonden er 23 onttrekkingen plaats. Er deden zich geen ontvluchtingen voor. Over de kosten in algemene zin kan geen antwoord worden verstrekt. |
259 |
Hoeveel tbs’ers hebben in 2017 een strafbaar feit gepleegd? Wat zijn hiervan de kosten? |
In 2017 is vijf keer één jaar geen verlof toegepast, omdat de tbs-gestelde in kwestie een strafbaar feit had begaan. Tevens is twee keer de tbs-maatregel van rechtswege vervallen in verband met het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens verlof in 2017 als gevolg waarvan een nieuwe tbs-maatregel is opgelegd. Over de kosten in algemene zin kan geen antwoord worden verstrekt. |
260 |
Hoeveel tbs’ers hebben tot nu toe in 2018 een strafbaar feit gepleegd? Wat zijn hiervan tot nu toe de kosten? |
De informatie over 2018 wordt na het kalenderjaar definitief vastgesteld. Deze informatie zal in 2019 aan u worden verstrekt. Over de kosten in algemene zin kan geen antwoord worden verstrekt. |
261 |
Bij hoeveel individuele gevangenen en hoe vaak is in 2017 in gevangenissen contrabande aangetroffen? |
DJI houdt niet centraal bij hoeveel contrabande wordt gevonden in de inrichtingen. DJI ontwikkelt momenteel een registratiesysteem voor contrabande. Hierin worden ook geweldsaanwendingen geregistreerd. Dit systeem is vanaf 2019 operationeel. |
262 |
Bij hoeveel individuele gevangenen en hoe vaak is tot nu toe in 2018 in gevangenissen contrabande aangetroffen? |
DJI houdt niet centraal bij hoeveel contrabande wordt gevonden in de inrichtingen. DJI ontwikkelt momenteel een registratiesysteem voor contrabande. Hierin worden ook geweldsaanwendingen geregistreerd. Dit systeem is vanaf 2019 operationeel. |
263 |
Bij hoeveel individuele tbs’ers en hoe vaak is in 2017 in tbs-klinieken contrabande aangetroffen? |
DJI houdt niet centraal bij hoeveel contrabande wordt gevonden in de inrichtingen. DJI ontwikkelt momenteel een registratiesysteem voor contrabande. Dit systeem is vanaf 2019 operationeel. |
264 |
Bij hoeveel individuele tbs’er en hoe vaak is tot nu toe in 2018 in tbs-klinieken contrabande aangetroffen? |
DJI houdt niet centraal bij hoeveel contrabande wordt gevonden in de inrichtingen. DJI ontwikkelt momenteel een registratiesysteem voor contrabande. Dit systeem is vanaf 2019 operationeel. |
265 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van tbs’ers zijn uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij tbs opgelegd hebben gekregen? |
Tabel 11 uit de bijlage laat, voor het meest recente onderzochte uitstroomcohort 2009–2013, de percentages recidivisten 2 jaar na de onvoorwaardelijke beëindiging van tbs met dwangverpleging zien, uitgesplitst naar het type delict op basis waarvan de tbs was opgelegd1. |
266 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van tbs’ers zijn na vijf jaar, tien jaar en na vijftien jaar? |
Tabel 12 uit de bijlage bevat, voor telkens twee tbs-uitstroomcohorten, de percentages recidivisten voor 5 jaar en voor 10 jaar na de onvoorwaardelijke beëindiging van tbs met dwangverpleging1. Het betreft in beide gevallen de twee meest recente cohorten die al respectievelijk 5 jaar en 10 jaar gevolgd konden worden. Het WODC heeft geen recidivecijfers voor een 15-jarige recidiveperiode gepubliceerd. |
267 |
Op welke wijze wordt de rechtspositie van slachtoffers versterkt? |
In de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2018–2021 heeft de Minister voor Rechtsbescherming een aantal plannen aangekondigd die momenteel in wetgeving worden verwerkt.14 Dit betreft het wetsvoorstel Uitbreiding slachtofferrechten waarin onder meer de verschijningsplicht voor verdachten van ernstige geweld- en zedenmisdrijven in voorlopige hechtenis wordt geregeld, een spreekrecht voor slachtoffers over bijzondere voorwaarden tijdens een tbs-verlengingszitting, de uniformering van het spreekrecht tijdens de terechtzitting en een spreekrecht voor stieffamilieleden tijdens de terechtzitting. Dit wetsvoorstel gaat naar verwachting in het voorjaar van 2019 naar uw Kamer. Daarnaast gaat dit najaar het wetsvoorstel Detentiefasering en Voorwaardelijke Invrijheidstelling (V.I.) naar uw Kamer. Met dit wetsvoorstel krijgen de belangen van slachtoffers en nabestaanden bijzondere aandacht bij de verlening en invulling van re-integratieverlof en de voorwaardelijke invrijheidstelling. Bij de herziening van de V.I. zal de MRb de motie van de leden Van Toorenburg en Van Oosten meenemen, die vraagt om te kijken naar goede ervaringen in het buitenland met het betrekken van slachtoffers, zoals het Canadese parol board. |
268 |
Wat verklaart de fluctuerende hoogte van kosten voor forensische zorg in tabel 3.4.1? |
De fluctuaties in de hoogte van de kosten voor forensische zorg in tabel 3.4.1. worden verklaard doordat middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de meerjarenafspraken Forensische Zorg onderdeel uitmaken van deze begrotingspost.47 Deze middelen worden in de periode 2019–2021 beschikbaar gesteld aan forensisch-psychiatrische afdelingen (FPA’s) en klinieken (FPK’s) om meer personeel aan te trekken en de druk op de administratieve lasten te verlagen. |
269 |
Welke prestaties dient Slachtofferhulp Nederland in 2019 te leveren als het gaat om de strafrechtketen? In hoeverre zijn deze prestaties voorwaardelijk bij het verkrijgen van financiering? |
Slachtofferhulp Nederland biedt juridische, emotionele en praktische ondersteuning aan slachtoffers. Diensten die zij leveren zijn bijvoorbeeld het verstrekken van informatie en advies, het helpen van een slachtoffer met het verhalen van schade of het bijstaan van een slachtoffer op zitting. Voor elke dienst die Slachtofferhulp Nederland aanbiedt is een financieel kader opgesteld met aantal producten en bijbehorende kostprijzen. Het Ministerie van JenV gebruikt voor het ramen van de instroom van slachtoffers bij Slachtofferhulp Nederland het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). Deze instroomcijfers en de ervaringscijfers op basis van p x q bepalen de financiering aan Slachtofferhulp Nederland. Daarnaast verstrekt het Ministerie van JenV ook eenmalige subsidies aan Slachtofferhulp Nederland voor projecten. Zo gaan het OM en Slachtofferhulp Nederland slachtoffers actiever en persoonlijker begeleiden, voor en tijdens het strafproces. Ook daar zijn voorwaarden aan verbonden. Gedurende het jaar voert het ministerie gesprekken met Slachtofferhulp Nederland over de uitvoering hiervan. |
270 |
Wat is de laatste stand van zaken rondom de verkoop van Holland Casino? |
Het verkoopproces van Holland Casino kan pas starten nadat het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime in werking is getreden. Dit wetsvoorstel ligt op dit moment nog in de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft op 16 oktober 2018 inbreng geleverd voor het nader voorlopig verslag. Deze inbreng is in behandeling.48 |
271 |
Welke problemen bestaan er bij de aansluiting van zorgtrajecten op strafrechtelijke en (langdurige) zorgtrajecten? Klopt het bijvoorbeeld dat na een forensisch ambulante zorgtraject op strafrechtelijke titel eerst een jaar ZVW-bekostiging moet plaatsvinden, voordat een patiënt kan worden opgenomen in een kliniek voor intensieve behandeling, met als gevolg dat patiënten met een hoog risicoprofiel worden opgenomen in reguliere klinieken die niet zijn ingericht op dergelijke patiënten? Welke maatregelen treft u om de aansluiting van zorgtrajecten na afloop van detentie op passende reguliere zorg te optimaliseren? |
Het programma Continuïteit van zorg (Cvz) is op 1 juli 2017 geëindigd en had als doel de aansluiting tussen forensische zorg en zorg verleend in de reguliere geestelijke gezondheidszorg of verstandelijke gehandicaptenzorg te verbeteren. Eén van de onderdelen van Cvz was een onderzoek naar de beletselen om passende zorg te bieden aan mensen met gevaarlijk, agressief en ontwrichtend gedrag die geen strafrechtelijke titel (meer) hebben. Hieruit bleek dat zorg in een beveiligde setting voor psychiatrische patiënten met mogelijk gevaarlijk gedrag vaak onvoldoende voorhanden is na afloop van de strafrechtelijke titel. Bij de overgang van forensische naar reguliere zorg, vooral wanneer betrokkene naar een andere zorginstelling overgaat, kan dan ook sprake zijn van plaatsingsproblemen. In relatie tot de vraag over het plaatsen in een kliniek voor intensieve behandeling (KIB) na een forensisch ambulant zorgtraject het volgende: cliënten die in een KIB worden behandeld verblijven vaak al geruime in de klinische ggz. Plaatsing in een KIB direct vanuit een ambulant zorgtraject komt niet voor. Het is geen vereiste dat na afloop van een strafrechtelijke titel een jaar behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet moet plaatsvinden voordat een cliënt kan worden opgenomen in een KIB. Ook gedurende de strafrechtelijke titel kan in bepaalde gevallen worden geplaatst in een KIB. Om de aansluiting van zorgtrajecten na afloop van detentie te optimaliseren zijn in samenwerking met het Ministerie van VWS de volgende maatregelen getroffen. Zo is in navolging op het programma Cvz door het veld een ketenveldnorm ontwikkeld die zorgverzekeraars en zorgaanbieders in staat stelt de capaciteit en financiering van reguliere beveiligde zorg beter te realiseren. De veldnorm ziet toe op mensen die geen strafrechtelijke titel (meer) hebben, onder reguliere financieringsstromen vallen maar wel een forensisch behandel- en begeleidingsklimaat met expertise nodig kunnen hebben. In de veldnorm staan onder meer de afspraken waaraan een aanbieder van beveiligde intensieve zorg moet voldoen. Daarnaast bevat het afspraken over de wijze waarop de «levensloopfunctie» in praktijk wordt gebracht, waarmee voor een cliënt een plan wordt opgesteld met afspraken op alle levensgebieden gedurende het gehele zorgtraject. In elke regio coördineert een levensloopaanbieder de toegang van cliënten tot de levensloopfunctie en krijgt deze de eindverantwoordelijkheid voor de organisatie van de passende zorg. GGZ Nederland streeft naar landelijke implementatie per 1 januari 2020. Daarnaast zijn in de overbruggingsperiode tot implementatie van de veldnorm tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders afspraken gemaakt over beveiligde zorg. Zorgverzekeraars hebben daarbij toegezegd alle beveiligde zorg die nodig is te betalen. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders van beveiligde zorg hebben de benodigde uitbreiding van beveiligde capaciteit geïnventariseerd. Zorgverzekeraars Nederland komt met een mededeling over de omvang van de uit te breiden capaciteit van beveiligde zorg. Het gaat hierbij om reguliere zorg die vanuit de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg wordt bekostigd, wat onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van VWS valt. DJI stimuleert via contracten dat indicaties voor vervolgzorg worden afgegeven door de forensische zorgaanbieder. In de Wet forensische zorg die op 1 januari 2019 in werking treedt is deze verplichting wettelijk verankert en is opgenomen dat de zorgaanbieder zes weken voor afloop van de strafrechtelijke titel voorbereidingen treft voor aansluitende zorg.49 |
272 |
Klopt het dat aaneengesloten opnames in een KIB/LIZ-traject moeilijk te realiseren zijn voor agressieve, ernstig psychiatrische gestoorde, verslaafde, licht verstandelijk beperkte patiënten? Welke maatregelen neemt u zich voor om voor deze doelgroep te voorzien in langdurige, bestendige KIB/LIZ-trajecten? |
Een kliniek voor intensieve behandeling (KIB) biedt klinische overname of consultatie wanneer een behandeling in een reguliere ggz-kliniek is vastgelopen of dreigt vast te lopen. De Langdurige Intensieve Zorg (LIZ) is bedoeld voor cliënten die al minimaal één keer in een KIB opgenomen zijn geweest. Voor agressieve, ernstig psychiatrische gestoorde, verslaafde, licht verstandelijk beperkte patiënten ligt het meer voor de hand dat deze categorie van patiënten wordt geplaatst in een forensische psychiatrische afdeling (FPA) of een forensische psychiatrische kliniek (FPK). Om de beveiligde zorg voor deze patiënten toegankelijk te houden hebben zorgverzekeraars en zorgaanbieders de benodigde uitbreiding van beveiligde capaciteit geïnventariseerd. Deze maand komt Zorgverzekeraars Nederland met een mededeling over de omvang van de uit te breiden capaciteit van beveiligde zorg. Het gaat hierbij om reguliere zorg die vanuit de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg wordt bekostigd, wat onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van VWS valt. |
273 |
Hoeveel beveiligde plaatsen voor forensische zorg zijn nodig indien uitgegaan wordt van de situatie dat behandeling op reguliere titel direct aansluit op de in detentie geboden behandeling? Kunt u aangeven welk bedrag gemoeid is met het bieden van beveiligde zorg in aansluiting op detentie? |
Om de beveiligde reguliere zorg voor deze patiënten toegankelijk te houden zijn er tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders afspraken gemaakt over beveiligde zorg. Zorgverzekeraars hebben daarbij toegezegd alle beveiligde zorg die nodig is te betalen.50 Daarnaast hebben zorgverzekeraars en zorgaanbieders van beveiligde zorg de benodigde uitbreiding van beveiligde capaciteit geïnventariseerd. Deze maand komt Zorgverzekeraars Nederland met een mededeling over de omvang van de uit te breiden capaciteit van beveiligde zorg. Het gaat hierbij om reguliere zorg die vanuit de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg wordt bekostigd en valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van VWS. Gelet hierop is niet aan te geven welk bedrag hiermee is gemoeid. |
274 |
Van hoeveel onderkende uitreizigers is de Nederlandse nationaliteit ingetrokken? |
Tot en met oktober 2018 is van zeven onderkende uitreizigers de Nederlandse nationaliteit ingevolge art 14, lid 4, RWN ingetrokken en is van één terugkeerde uitreiziger ingevolge art 14, lid, onder b, RWN de Nederlandse nationaliteit ingetrokken. |
275 |
Van hoeveel onderkende uitreizigers is nog niet beoordeeld of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kan worden? Wanneer gaat dit wel gebeuren? |
Er kunnen geen aantallen worden genoemd van onderkende uitreizigers waarbij nog niet beoordeeld is of de Nederlandse nationaliteit kan worden ingetrokken. In het geval van uitreizigers bestaat weliswaar naast de strafrechtelijke aanpak de mogelijkheid om het Nederlanderschap in te trekken in het belang van de nationale veiligheid op grond van artikel 14, vierde lid Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en artikel 14, tweede lid aanhef en onder b RWN. Echter, de besluitvorming wordt gebaseerd op een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst waarin de conclusie is opgenomen dat een persoon een gevaar is voor de nationale veiligheid. Bij het ontbreken van een dergelijk ambtsbericht kan een vonnis eveneens voldoende bruikbare informatie bevatten ten aan zien van de beoordeling over het gevaar van de nationale veiligheid. Voor de beoordeling van intrekking Nederlanderschap dient in het geval van uitreizigers die nog immer buiten Nederland verblijven eerst beoordeeld te zijn of zij een gevaar zijn voor de nationale veiligheid, alvorens beoordeeld kan worden of hun Nederlanderschap ingetrokken kan worden. Gelet hierop kan geen toezegging worden gedaan wanneer die beoordeling wel kan plaatsvinden. Van geval tot geval zal het belang dat wordt gediend met de intrekking van het Nederlanderschap moeten worden afgewogen. |
276 |
Van hoeveel onderkende uitreiziger is wel bekeken of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kon worden, maar is dit niet gebeurd? Om welke reden(en) is dit niet gebeurd? |
In twee zaken is besloten het Nederlanderschap niet in te trekken, omdat er onvoldoende feitelijke betrouwbare gegevens voorhanden waren om in het licht van het beoordelingskader het Nederlanderschap in te trekken. Besluitvorming is normaliter gebaseerd op een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst waarin de conclusie is opgenomen dat een persoon een gevaar is voor de nationale veiligheid. Bij het ontbreken daarvan kan een vonnis eveneens voldoende bruikbare informatie bevatten ten aanzien van de beoordeling over het gevaar van de nationale veiligheid. |
277 |
In hoeveel gevallen is de Nederlandse nationaliteit ingetrokken in het belang van de nationale veiligheid? |
Tot en met oktober 2018 is het Nederlanderschap wegens een gevaar voor de nationale veiligheid drie keer ingetrokken. In 2017 was hiervan vier keer sprake. |
278 |
In hoeveel gevallen is de Nederlandse nationaliteit ingetrokken bij terroristische misdrijven of de voorbereiding daarvan? |
Tot en met oktober 2018 is van één persoon het Nederlanderschap ingetrokken op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, RWN. In 2018 werden twee voornemens tot intrekking van het Nederlanderschap uitgebracht. In 2017 zijn drie dergelijke voornemens uitgebracht waarvan één in 2018 is omgezet in een besluit tot intrekking van het Nederlanderschap. |
279 |
Is in alle gevallen waarbij er sprake was van een veroordeling in verband met het plegen van terroristische activiteiten of bij de voorbereiding daarvan, bekeken of de Nederlandse nationaliteit van de veroordeelde ingetrokken kon worden? Zo nee, waarom is dat (in die gevallen) niet gebeurd? |
Nee, niet in alle gevallen waarbij er sprake was van een veroordeling in verband met het plegen van terroristische activiteiten of het voorbereiden daarvan zijn bekeken op intrekken van de Nederlandse nationaliteit. Intrekking van het Nederlanderschap ingevolge artikel 14, tweede lid aanhef en onder b, RWN, dus na een veroordeling voor een terroristisch misdrijf is eerst mogelijk als er sprake is van een onherroepelijke veroordeling en de intrekking niet tot staatloosheid leidt (artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, RWN). Na het onherroepelijk worden van de veroordeling kan beoordeeld worden of intrekking van het Nederlanderschap aan de orde is. |
280 |
Zijn er ook zaken waarin na een veroordeling wel bekeken is of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kon worden, maar waar d |
Tot en met oktober 2018 heeft zich nog geen zaak voorgedaan waarbij het Nederlanderschap kon worden ingetrokken ingevolge artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, RWN, doch daaraan geen gevolg is gegeven. De regelgeving laat weliswaar enige ruimte om van intrekking van het Nederlanderschap af te zien. Zo moet in de besluitvorming tot intrekking Nederlanderschap rekening gehouden worden met de gevolgen van het verlies van het Unieburgerschap en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden. De discretionaire bevoegdheid is echter, mede gelet op het beperkte aantal misdrijven dat aanleiding kan vormen voor intrekking van het Nederlanderschap, wel ingekaderd. |
281 |
Welke concrete maatregelen beoogt u met de extra investeringen in cyberveiligheid? Op welke manier worden de risico’s die ondernemers lopen op dit vlak meegenomen en vertaald naar beleid? |
Het kabinet investeert nog in 2018 eenmalig € 30 mln. extra in cybersecurity, de bestrijding van cybercrime en in de aanpak van gedigitaliseerde vormen van ondermijnende criminaliteit. Dit geld komt in aanvulling op de structurele investeringen vanaf 2019 voor cybersecurity die oplopen naar € 95 mln. Met de eenmalige investering geeft het kabinet een extra impuls aan het versterken van de digitale weerbaarheid van Nederland, het tegengaan van criminele dreigingen en de slagkracht van de inlichtingen en veiligheidsdiensten. Verder wordt de digitale beveiliging van de vitale infrastructuur versterkt, onder meer door versterking van het Security Operations Centre van Rijkswaterstaat voor de digitale beveiliging van fysieke infrastructuurobjecten. Daarnaast gaat extra geld op wetenschappelijk onderzoek op het gebied van cybersecurity. Hiermee loopt het kabinet vooruit op de uitkomsten van de thans lopende verkenning naar een kennisinstituut voor cybersecurity. Om de opsporing in het digitale domein te versterken wordt geïnvesteerd in data analytics, onder meer om beter zicht te krijgen op criminele werkwijzen. Dit komt de mogelijkheden voor opsporing en verstoring ten goede. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in de opsporing van specifieke criminaliteitsvormen zoals wapen- en drugshandel en de verspreiding van kinderpornografie via het Darkweb. Ook komt er meer inzicht op criminele geldstromen met bijzondere aandacht voor crypto-currencies, waardoor de aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt verstevigd. Een deel van de extra investering wordt ingezet om de digitale bewustwording en weerbaarheid van het midden- en kleinbedrijf te vergroten. Dat gebeurt onder andere door gemeenten en de Platforms Veilig Ondernemen. |
282 |
Hoeveel van het budget dat is gereserveerd voor de investering in cybersecurity is in 2018 daadwerkelijk uitgegeven? |
Het kabinet investeert in 2018 nog € 30 mln. Alle betrokken organisaties zetten in op aanwending van deze incidenteel extra beschikbare middelen in 2018. Het Ministerie van JenV stuurt hier vanuit de coördinerende rol voor cybersecurity op. De inzet van deze extra middelen zal worden toegelicht in de financiële verantwoording over 2018. |
283 |
Hoeveel van de deradicaliseringsprojecten in Nederland zijn succesvol gebleken? |
Als het gaat om het stimuleren dat jihadisten hun (oude) extremistische netwerk verlaten, kennen we in Nederland 2 landelijke faciliteiten. Forsa, die vrijwillige trajecten aanbiedt (ondergebracht bij het Landelijke Steunpunt Extremisme) en het gespecialiseerde TER-team van de Reclassering Nederland (RN) dat werkt in het justitiële kader. Beide faciliteiten zijn geëvalueerd en binnenkort zijn de eindrapporten hierover gereed. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd. |
284 |
Waarom nemen de middelen voor Brede Doeluitkering Rampenbestrijding structureel af? |
De structurele verlaging van de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR) vanaf 2020 houdt verband met de overdracht van het beheer van de meldkamers van de veiligheidsregio’s naar de politie. Zie tevens het antwoord op vraag 11. Tevens is de BDuR in 2018 eenmalig verhoogd als eenmalige compensatie aan de veiligheidsregio’s voor frictiekosten bij de samenvoeging en overdracht van de meldkamers aan de politie. |
285 |
Wat is er precies gebeurd met de 5,2 miljoen euro voor contra-terrorisme die is bestemd in het gemeentefonds? Op welke wijze wordt gemonitord wat de effectiviteit van dit budget is? |
De Versterkingsgelden zijn er op gericht om de integrale lokale aanpak van het tegengaan van jihadistische radicalisering van de meest betrokken gemeenten en regio’s te versterken. De inzet voor 2018 is met name gericht op de doorontwikkeling van de persoonsgerichte aanpak, deskundigheidsbevordering van eerstelijnsprofessionals, ondersteuning van de omgeving van radicaliserende jongeren, de opbouw van strategische netwerken van sleutelfiguren, het versterken van de rol van het sociaal domein bij signaleren van mogelijke radicalisering en op analyse van de lokale problematiek en weerbaarheid. Het kabinet onderstreept het belang van een effectief en doelgericht beleid gericht op het tegengaan van radicalisering en jihadisme. In het regeerakkoord is opgenomen dat gekeken gaat worden naar welke aanpak het meest effectief is en hoe best practices gedeeld kunnen worden. Het meten van effect van preventieve interventies is complex maar niet onmogelijk. Om gemeenten te ondersteunen bij het evalueren van hun aanpak van radicalisering en jihadisme, wordt momenteel een toolkit (gereedschapskist) ontwikkeld. Uiteindelijk willen we erop uitkomen dat zowel voor het Rijk als ook voor gemeenten evalueren vast onderdeel wordt van het uitvoeren van beleid en interventies. |
286 |
Waar is de uitgave voor het Amber alert ondergebracht? |
De uitgave voor Amber Alert is opgenomen onder het artikel 31.2 Bekostiging Politie, Bijdrage ZBO/RWT’s, Politie. |
287 |
Kunt u aangeven hoeveel vluchtelingen in 2019 worden hervestigd? Naar welke landen zullen de missies gaan? Zal het vierjarig quotum (2016–2019) van 2500 daarmee vervuld worden? |
Hieronder volgt een volledig overzicht van de huidige inspanningen op hervestiging, die een samenstel zijn van het nationale quotum (meerjarig beleidskader) en de inzet op grond van EU migratieafspraken met derde landen. Het huidige meerjarig beleidskader 2016–2019 is met het aantreden van dit kabinet gewijzigd van 2000 in vier jaar naar in totaal 2500. In het kader van het EU-hervestigingsprogramma t.b.v. hervestiging van 50.000 vluchtelingen naar de EU heeft Nederland toegezegd om vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 oktober 2019 in totaal 3.000 vluchtelingen te hervestigen. Overeenkomstig het Europese rekenmodel moet dit aantal vluchtelingen op 31 oktober 2019 in Nederland zijn aangekomen. Het aantal van 3.000 is opgebouwd uit 1.250 vluchtelingen op grond van het nationale quotum en 1.750 vluchtelingen op grond van migratieafspraken van de EU met derde landen (EU-Turkije Verklaring). Deze aantallen zijn weer onderverdeeld in gemiddeld ongeveer 750 in 2018 en 500 t/m oktober 2019 voor het nationale quotum, en gemiddeld ongeveer 1.000 in 2018 en 750 tot en met oktober 2019 voor de hervestiging in het kader van migratieafspraken met derde landen. Op nationaal niveau wordt conform het regeerakkoord en nationale meerjarige beleidskader voor het hele jaar t/m 31 december 2019 uitgegaan van gemiddeld ongeveer 750 hervestigingen. Omdat 2019 tevens het laatste jaar van het meerjarige beleidskader 2016–2019 is, moet eind 2019 sprake zijn van hervestiging van in totaal 2.500 vluchtelingen. Overeenkomstig het hiervoor geldende rekenmodel betreft dit het aantal voor hervestiging geselecteerde vluchtelingen vermeerderd met het aantal in Nederland aangekomen nagereisde familieleden (nota bene: na selectie duurt het ongeveer zes maanden totdat de hervestigde vluchtelingen aankomen in Nederland). De genoemde aantallen op jaarbasis betreffen gemiddelden en kunnen flexibel over de totale looptijd worden ingevuld. De inzet is erop gericht om aan het eind van de looptijd van de respectievelijke programma’s het toegezegde totale aantal vluchtelingen te hervestigen. Regio’s/landen waar vandaan in 2019 zal worden hervestigd zijn Libanon, Jordanië, Niger, Egypte, Oeganda en Turkije. Daarnaast zal de UNHCR in het kader van het nationale quotum een aantal individuele spoed-/dossierzaken kunnen voorleggen vanuit de hele wereld. |
288 |
Hoeveel financiering ontvangt Nederland ten behoeve van hervestiging uit het EU-hervestigingsprogramma? Hoeveel is daarvoor begroot in 2019? Welk deel hiervan gaat naar de gemeenten voor de opvang en integratie van hervestigde vluchtelingen? |
Voor hervestiging uit de EU prioriteitsgebieden en specifiek benoemde kwetsbare groepen ontvangen lidstaten een tegemoetkoming van € 10,000 per daadwerkelijk hervestigd en in Nederland aangekomen persoon.51 De EU heeft voor 2019 50.000 plekken geraamd op de EU begroting. Nederland heeft voor de periode 1 januari 2018 t/m oktober 2019 aangegeven maximaal 3000 hervestigers te kunnen ontvangen. De middelen zijn buiten Rijksbegrotingsverband onderdeel van de EU-fondsen. Op de Rijksbegroting worden hiervoor zoals te doen gebruikelijk geen ontvangsten geraamd. Financiering van de opvang en integratie van hervestigde personen binnen gemeenten verloopt wel via de Rijksbegroting middels de reguliere financieringsafspraken over statushouders. |
289 |
Hoeveel geld is gereserveerd voor de vorming van kleinere opvangcentra in de buurt van de gemeente die hen later zal huisvesten? |
Hiervoor zijn op voorhand geen middelen gereserveerd. Als onderdeel van het programma Flexibilisering Asielketen wil het kabinet vanuit de asielopvang de integratie en inburgering in gemeenten zo goed mogelijk ondersteunen. Daarom zullen samen met gemeenten de opties worden bezien om de plaatsing, spreiding en schaal van de opvang af te stemmen op de behoeften en mogelijkheden vanuit gemeenten, daarbij ook rekening houdend met de behoefte aan voldoende flexibiliteit in opvang en huisvesting. Hierbij kunnen bijvoorbeeld ook initiatieven rond flexibele woonoplossingen en het gemengd huisvesten van verschillende doelgroepen, die kunnen bijdragen aan flexibiliteit en integratie, worden betrokken. Zoals ook aangegeven in de brief van het kabinet inzake de aanpak van het Programma d.d. 5 juli 2018, is dit een ontwikkeling die tijd en overleg met betrokken partijen vraagt, aangezien het aanbod aan opvanglocaties niet op korte termijn ingrijpend gewijzigd kan worden.52 Daarbij is het van belang tot oplossingen te komen die aansluiten bij de regionale omstandigheden, wensen en mogelijkheden. Mogelijke kosten zullen dus afhangen van de specifieke situaties, opvang- en huisvestingsvormen en afspraken hierover, en kunnen als onderdeel van dit overleg aan de orde komen. |
290 |
Hoe vaak komt het voor dat er bij het in bewaring stellen van uitgeprocedeerden vanuit gezinslocaties meer dan de gebruikelijke vier ambtenaren aanwezig zijn en hoeveel ambtenaren zijn er in deze gevallen dan aanwezig? Worden de belangen van het kind hierin meegewogen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? |
In die gevallen dat gezinnen met minderjarige kinderen als uiterste maatregel in vreemdelingenbewaring worden geplaatst, is de inzet erop gericht om dit zo veilig en kalm mogelijk te laten verlopen, vanuit een humane benadering en met oog voor de positie van de minderjarige kinderen. Bij een staandehouding op een gezinslocatie is er sprake van maatwerk. Iedere situatie is verschillend en er is daarom geen vaste normering voor het aantal in te zetten ambtenaren. Voorts verwijst de SJenV naar de brief over staandehouding en inbewaringstelling van gezinnen met minderjarige kinderen, die hij voor de begrotingsbehandeling aan de Tweede Kamer zal toesturen. |
291 |
Wat zijn de kosten van de opvang in de gesloten gezinslocatie per persoon? Hoe verhouden die kosten zich tot alternatieven voor vreemdelingendetentie? |
De DJI-kosten van een opvangplaats in de gesloten gezinsvoorziening is gemiddeld € 524 per plaats per dag. Dit ligt door het bijzondere karakter van deze voorziening boven de gemiddelde prijs van vreemdelingenbewaring. Aanvullend op de kosten die DJI maakt, maakt het COA kosten van € 16 per plaats per dag voor de personele inzet voor begeleiding in de gesloten gezinsvoorziening. Vreemdelingenbewaring is een uiterst middel om terugkeer te realiseren, dat zeker voor gezinnen zeer terughoudend wordt toegepast. Een vreemdeling kan pas in bewaring worden gesteld als de zelfstandige vertrekperiode is verstreken én er daadwerkelijk zicht is op uitzetting. En dan nog alleen als er een risico op onttrekking bestaat of de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer ontwijkt of belemmert. Daarnaast moet in de bewaringsmaatregel worden gemotiveerd waarom een lichtere toezichtmaatregel niet volstaat. De afweging of een lichtere toezichtmaatregel wordt opgelegd of wordt overgegaan tot bewaring betreft een inhoudelijke afweging op basis van de hiervoor genoemde aspecten. |
292 |
Hoeveel asielaanvragen zijn er in 2017 en in 2018 afgewezen op grond van openbare orde en welk percentage betreft dit? |
In 2017 zijn in totaal 90 asielvergunningen geweigerd en ingetrokken op grond van openbare orde. In 2018 zijn tot 1 juli 2018 in totaal 30 asielaanvragen geweigerd en ingetrokken op grond van openbare orde. Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
293 |
Hoeveel aanvragen nareis zijn er in 2017 en in 2018 afgewezen op grond van openbare orde en welk percentage betreft dit? |
In 2017 zijn in totaal 10 aanvragen nareis geweigerd op grond van openbare orde. In 2018 was dat tot 1 juli in minder dan 10 aanvragen nareis het geval. Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
294 |
Hoeveel Dublinclaims waren er in 2017 en in 2018? Hoeveel Dublinclaims zijn er in 2017 en in 2018 geëffectueerd en welk percentage betreft dit? |
In 2017 heeft de IND 7.800 uitgaande Dublinclaims geregistreerd. In 2018 (t/m september) betrof dit een aantal van 7.580. Het aantal geregistreerde geëffectueerde Dublinclaims in 2017 betrof 2.300 en in 2018 (t/m september) 1.640. De betreffende cijfers over deze jaren betreffen geen cohort waardoor op basis van deze cijfers geen percentages worden afgeleid. Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
295 |
Welke concrete stappen moeten er in 2019 gezet zijn, gelet op de ambitie dat er in 2019 stappen zijn gezet teneinde het asielproces te herontwerpen? |
De vragen 295 en 304 liggen in elkaars verlengde. Zie de brief d.d. 5 juli 2018 inzake flexibilisering van de asielketen.22 De huidige asielprocedure en daarop gebaseerde ketenbrede werkprocessen worden herzien en op onderdelen herontworpen zodat fluctuaties in de instroom beter kunnen worden opgevangen. We verkennen een herontwerp van het identificatie- en registratieproces van de Nationale Politie samen met andere ketenpartners. Recentelijk is de eerste fase voltooid en een concept ontwikkeld, welke inhoudt dat eerder kan worden gestart met de identificatie en registratie, zowel degenen die op straat worden aangetroffen als degenen die zich melden in Ter Apel. Daardoor kan ook sneller waardevolle informatie worden veiliggesteld die van belang is in het kader van de nationale veiligheid en een goed en snel verloop van het verdere asielproces. Ook voor een eventueel terugkeerproces is het essentieel dat snel benodigde informatie wordt verkregen, aangezien deze later in het proces moeilijker te verkrijgen is. Onderdeel is ook een regietafel waarmee de verschillende ketenpartners gezamenlijk kunnen sturen op het identificatie- en registratieproces en de daarop volgende stappen in het asielproces. Zo kunnen o.m. asielzoekers eerder naar het juiste proces worden geleid en risico’s op overlast worden gesignaleerd. Het herontwerp gaat de volgende fase in, waarin verschillende scenario’s worden getest. De verwachting is dat deze testfase in het eerste kwartaal van 2019 zal zijn afgerond, waarna uw Kamer wordt geïnformeerd. Voorts worden voorbereidingen getroffen voor een aantal aanpassingen van wet- en regelgeving, bedoeld om Nederland meer in de pas te laten lopen met Europese regelgeving en te zorgen dat de asielprocedure sneller kan worden doorlopen. Kosten en baten van de maatregelen zullen in beeld worden gebracht en dekking wordt binnen de begroting gevonden. • Ten eerste wordt bezien hoe herhaalde asielaanvragen sneller kunnen worden afgehandeld. Hiertoe wordt een pakket maatregelen uitgewerkt. De eerste maatregelen zullen eind dit jaar gereed zijn. Tegelijkertijd wordt het Vreemdelingenbesluit aangepast, zodat het gehoor achterwege kan worden gelaten als uit de stukken blijkt dat de aanvraag geen kans van slagen heeft. Het traject van deze aanpassing is deze zomer reeds gestart en naar verwachting circa een jaar in beslag nemen. Op korte termijn wordt het wijzigingsvoorstel in consultatie gebracht. • Daarnaast werken we aan een verkorting van de termijn waarvoor de asielvergunning wordt verstrekt, van vijf jaar naar drie jaar. Voor de vreemdeling is dan duidelijk dat een verblijfsvergunning eerder opnieuw wordt beoordeeld. Dit vergt een wetswijziging van de Vreemdelingenwet. Dit wijzigingsvoorstel is in consultatie gebracht. • De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zet onverminderd in op het tussentijds interveniëren bij verstrekte vergunningen. Op die manier kunnen we, als door veranderingen het recht op verblijf wijzigt, snel actie ondernemen en de vergunning zo nodig intrekken. Zoals in het regeerakkoord afgesproken zal rechtsbijstand, in lijn met Europese regelgeving, alleen na een voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag worden verstrekt. Het daartoe strekkende wijzigingsbesluit van het Besluit verlening rechtsbijstand (Bvr) wordt op dit moment voorbereid en gaat deze winter in consultatie. |
296 |
Is inmiddels bekend wie het onafhankelijk onderzoek uitvoert naar de vraag of het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951 nog wel bij de tijd is en welke aanpassingen er nodig zijn? |
In het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» is opgenomen dat het kabinet een onafhankelijk onderzoek laat doen of, en zo ja op welke wijze het VN Vluchtelingenverdrag bij de tijd moet worden gebracht om een duurzaam juridisch kader te kunnen bieden voor het internationale asielbeleid van de toekomst. Momenteel wordt bezien door wie en op welke wijze het onderzoek zal worden uitgevoerd. De staatsecretaris van Justitie en Veiligheid zal de Kamer zo spoedig mogelijk, nog dit jaar, nader informeren. |
297 |
Hoe lang zijn de doorlooptijden voor de asielprocedure? Hoe lang is gemiddeld de periode tussen aanmelding en de start van de rust-en- voorbereidingstermijn? |
In tabel 13 uit de bijlage staan de gemiddelde doorlooptijden in Dublin-zaken (spoor 1), in zaken van mensen afkomstig uit een veilig land van herkomst (spoor 2) en in overige zaken (de Algemene en de Verlengde Asielprocedure (spoor 4 AA en VA)1. |
298 |
Hoe snel gaan asielzoekerskinderen naar school na binnenkomst in Nederland? Kunt u dit uitsplitsen naar kinderen van de basisschool-leeftijd en kinderen van middelbare school-leeftijd? Zijn er ook asielzoekerskinderen die al langer dan een maand in Nederland zijn maar nog niet naar school gaan? Hoeveel kinderen zijn dit en waar ligt dat aan? Heeft de huidige vertraging in de asielprocedure ook effect op het moment dat kinderen naar school kunnen gaan? |
Europese wetgeving gebiedt dat kinderen binnen twee maanden naar school gaan. Uiteraard zetten scholen in op een zo snel mogelijke onderwijsdeelname. Uit de cijfers van DUO is niet te genereren hoe snel leerplichtige asielzoekersleerlingen naar school gaan en derhalve ook niet of er kinderen zijn die al langer dan een maand in Nederland zijn, maar nog niet naar school gaan. Leerplichtige asielzoekersleerlingen gaan in beginsel binnen 2 weken na aankomst in Nederland naar school. Dit geldt voor zowel het Primair Onderwijs (5–12 jaar) als voor het Voortgezet Onderwijs (12–17 jaar). Omdat de verwachte verblijfstijd in de (pre) Proces Opvang Locaties de afgelopen periode is opgelopen, dient overal voldoende onderwijs te worden georganiseerd. Aangezien de meeste nieuwe (pre) Proces Opvang Locaties53 worden gecreëerd binnen bestaande centra/capaciteit en daar al onderwijs bestaat, is het bijna overal gelukt om tijdig voldoende onderwijs aan te bieden. Op enkele plaatsen wordt het onderwijs geconfronteerd met een lokaal tekort aan leerkrachten, hetgeen de opstart vertraagt. COA, scholen, het Ministerie van OCW en LOWAN werken samen om ook op deze plekken het onderwijs zo goed mogelijk te organiseren. |
299 |
Is er nog altijd een achterstand in de behandeling van bezwaarzaken bij gezinshereniging van vluchtelingen en hoe hoog is die? Wanneer verwacht u deze achterstand weggewerkt te hebben? |
Ja, er is nog een achterstand. De voorraad bezwaarzaken is inmiddels teruggedrongen van 4.840 zaken eind mei 2018, tot 3.830 zaken eind september 2018. De IND streeft ernaar de achterstand zo snel mogelijk verder in te lopen en alle zaken binnen de wettelijk beslistermijn af te doen.54 |
300 |
Hoeveel vergunningen tot verblijf voor onbepaalde asiel heeft de IND verleend in 2017 en dit jaar tot dusver, en wat is de verwachting voor 2019? In hoeveel gevallen is na vijf jaar vergunning bepaalde tijd asiel alleen een verlenging gegeven? In hoeveel gevallen is de vergunning voor onbepaalde tijd niet verleend en de vergunning voor bepaalde tijd ingetrokken? Hoeveel houders van een vergunning bepaalde tijd asiel zijn er genaturaliseerd in 2017 en dit jaar tot dusver, en wat is de verwachting voor 2019? Bent u bereid de cijfers over verleende vergunningen onbepaalde tijd asiel en naturalisatie van vluchtelingen voortaan in de Rapportage Vreemdelingenketen te publiceren? |
De IND heeft in 2017 4.240 aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingewilligd en in 2018 (t/m september) 5.300. In 2017 zijn 210 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd afgewezen. In 2018 (t/m september) bedroeg dit aantal 390. Het aantal procedures waarbij de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verlengd bedraagt in 2017 1.830 en in 2018 (t/m september) 2.290. Het aantal ingetrokken verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd samen bedroeg in 2017 270 en in 2018 (t/m september) 190. Cijfers zijn afgerond op tientallen. Voor wat betreft het aantal naturalisaties van vreemdelingen met een asielvergunning: In 2017 zijn blijkens cijfers van de IND circa 1.400 vreemdelingen genaturaliseerd die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden en circa 5.190 met een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Over de eerste helft van 2018 bedroegen deze aantallen 950 en 1.960. Er kunnen geen aantallen worden genoemd over de te verwachte verleende verblijfsvergunningen asiel en naturalisaties in 2019. Op voorhand valt niet aan te geven hoeveel aanvragen exact worden ingediend en wat de uitkomst van een dergelijke aanvraag zal zijn. De Rapportage Vreemdelingenketen zal worden uitgebreid met het aantal verleende verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd en het aantal naturalisaties. |
301 |
Welke steun geeft het COA aan LHBTI-asielzoekers? |
Het COA heeft veel aandacht voor de begeleiding van bewoners in een kwetsbare positie in de opvang, waaronder LHBTI-bewoners. Bij de begeleiding staat maatwerk centraal; samen met de bewoner wordt gekeken naar de persoonlijke behoeften en op wat voor manieren eventuele steun wenselijk is. Het personeel kan een bewoner hierbij onder meer wijzen op passende trainingen, zoals een weerbaarheidstraining. Daarnaast krijgen ook alle bewoners voorlichting over tolerantie en gelijkheid. Het COA zet in op het adequaat trainen van het personeel, zodat zij goed in staat zijn om specifieke behoeften bij bewoners te signaleren en daar waar nodig de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Een voorbeeld van een dergelijke training aan personeel is «Welcoming Equality», die samen met het COC wordt gegeven. Dit is een voorbeeld van hoe het COA samenwerkt met LHBTI-belangenorganisaties, met als doel om de positie van LHBTI-bewoners in de opvang verder te verbeteren en een leefomgeving te creëren waarin LHBTI-bewoners veilig zijn en zich veilig voelen. Het COA heeft in dit kader een samenwerkingsconvenant met COC Nederland. De inzet van het COA is er uiteraard op gericht om incidenten in de opvang, zoals discriminatie van kwetsbare groepen, te voorkomen. Als de veiligheid op een locatie in het gedrang komt dan wordt in de eerste plaats de overlastgever aangepakt. Dit om duidelijk te maken dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd en om kwetsbare bewoners te beschermen. Hiervoor zijn diverse maatregelen beschikbaar, zoals een overplaatsing naar de extra begeleidings- en toezichtlocatie of – in geval van strafrechtelijke overtredingen – de aanpak via het strafrecht. Indien nodig schakelt het COA de politie in en dringt er bij eventuele slachtoffers op aan om aangifte te doen bij de politie. Medewerkers van COA ondersteunen de slachtoffers hierbij. Niet altijd is er duidelijk een dader in beeld. Vreemdelingen kunnen ook, als dit nodig is, tijdelijk een andere plek binnen (en buiten) de COA-opvang krijgen. |
302 |
Is het ambtsbericht Libië actueel? Hoe is dit geverifieerd? |
Het laatste ambtsbericht over de situatie in Libië van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dateert van mei 2016. Dit ambtsbericht is conform de gebruikelijke methodes van het ministerie opgesteld. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van andere openbare informatiebronnen, zoals de rapporten van EASO en van diverse ngo’s. De SJenV heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken verzocht om een nieuw algemeen ambtsbericht over Libië op te stellen. Dit ambtsbericht wordt eind eerste kwartaal volgend jaar verwacht. |
303 |
Wat is de procedure voor Nederlanders om vanuit het buitenland naar Nederland te komen indien zij dit niet zelf kunnen bekostigen? |
Dit valt onder verantwoordelijkheid van de Ministerie van Buitenlandse Zaken. Navraag aldaar leert dat indien een Nederlander naar Nederland wil reizen maar daar geen financiële middelen voor heeft, hij een beroep kan doen op derden, zoals familie, vrienden, werkgever. Mocht hij niet in staat zijn deze contacten zelf te leggen, dan kan een ambassade of consulaat-generaal met zijn toestemming hierbij bemiddelen. Voor wat betreft het beschikbaar stellen van het benodigde geld, kan gebruik worden gemaakt van het reguliere bankverkeer. Indien dit niet mogelijk is, kan er door het Ministerie van Buitenlandse Zaken financieel worden bemiddeld. Dit houdt in dat er geld op de rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gestort en dat na ontvangst (de tegenwaarde van) het bedrag wordt uitbetaald aan de Nederlander zodat hij zijn terugreis kan regelen/betalen. |
304 |
Welke stappen in 2019 verwacht u te zetten met betrekking tot de herontwerping van het asielproces? Wat is de verwachte planning voor deze stappen? |
Zie het antwoord op vraag 295. |
305 |
Welke voorbereidingen worden getroffen voor het samenbrengen van alle asielpartners in Gemeenschappelijke Vreemdelingen Locaties? Wanneer wordt verwacht dat deze voorbereidingen zijn afgerond? |
De vorming van een aantal gemeenschappelijke vreemdelingenlocaties (GVL) moet het mogelijk maken om flexibiliteit te bevorderen door aan de voorkant van het asielproces schaalbare voorzieningen te creëren en daarmee, ook bij fluctuerende instroom, sneller dan tot nu toe helderheid te geven aan de status van asielverzoeken waarbij de asielpartners in de vreemdelingenketen onder een dak intensief samenwerken aan een integraal asielproces. In Ter Apel werken de asielpartners reeds samen op een locatie in een gemeenschappelijke vreemdelingenlocatie. Met de gemeenten Cranendonck en Gilze-Rijen zijn door het COA bestuursovereenkomsten gesloten die het mogelijk maken om ook daar gemeenschappelijke vreemdelingenlocaties te ontwikkelen, gebruik makend van de ervaringen in Ter Apel. Op de locatie Cranendonk werken ook alle partners al samen. Naast de centrale ontvangstlocatie en de procesopvanglocatie is tevens een tijdelijke aanmeldstraat ingericht. Bestuurlijke besluitvorming over het gebruik van deze locatie als GVL voor langere termijn vindt plaats voor 1 mei 2019. Daartoe wordt op dit moment een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, die begin 2019 wordt afgerond. Afhankelijk van deze besluitvorming wordt een grootschalige renovatie voorzien om het terrein en de gebouwen geschikt te maken als GVL. Tijdens deze renovatie zullen de asielpartners daar blijven samenwerken. Ook op de locatie in Gilze-Rijen werkt al een aantal asielpartners samen. Begin 2019 wordt gestart met een grootschalige renovatie om de locatie geschikt te maken exclusief een aanmeldstraat (geen bestuurlijk commitment). Definitief ingebruikname wordt voorzien in 2020. |
306 |
Hoeveel migranten hebben zich de afgelopen vijf jaar vanuit Curaçao, Aruba en Sint Maarten in Nederland gevestigd (uitgesplitst per jaar)? |
In tabel 14 uit de bijlage staat het aantal immigranten dat Curaçao, Aruba of Sint Maarten als herkomstland heeft1. Deze personen hebben zich ingeschreven in de gemeentelijke basisregisters persoonsgegevens. Men wordt ingeschreven als men verwacht minimaal vier maanden in Nederland te blijven. Cijfers over 2017 worden binnenkort gepubliceerd door het CBS op «Statline»» maar zijn nu nog niet beschikbaar. |
307 |
Kunt u een toename constateren van het aantal migranten dat zich vanuit Curaçao, Aruba en Sint Maarten in Nederland vestigt? Zo ja, kunt u deze toename ook cijfermatig onderbouwen? |
Hierbij wordt ook verwezen naar tabel 14 uit de bijlage1. In deze tabel over de periode 2012–2016 staat het aantal immigranten dat Curaçao, Aruba of Sint Maarten als herkomstland heeft. Uit deze cijfers is geen duidelijke trend op te maken van de immigratie vanuit deze landen over deze jaren. Er is dus noch een toename, noch een afname te constateren. |
308 |
Wat is het aandeel mannen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen die een eerste asielaanvraag indienen in Nederland en in de EU? |
Het aandeel mannen in de Nederlandse instroom eerste asielaanvragen is in 2018 (tot en met september) 71%. Het aandeel mannen in de Europese instroom eerste asielaanvragen over dezelfde periode is 63%. Eurostat-cijfers over 2018 over alleenstaande minderjarige vreemdelingen zijn nog niet beschikbaar, daarom worden voor deze groep de cijfers over 2017 gegeven. Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Nederlandse instroom asielaanvragen was in 2017 6% (1.180 op een instroom van 18.210). Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Europese instroom asielaanvragen in 2017 is 4% (31.395 op een instroom van 712.235). Op basis van nationale cijfers kan opgemerkt worden dat het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in 2018 in Nederland in lijn ligt met het aandeel in 2017.55 |
309 |
Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn vorig jaar tot Nederland toegelaten, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier? Hoe groot is dit aantal als de Europa-route wordt meegerekend? |
Zoals eerder is aangegeven, hanteren het CBS en de migratieketen geen lijst van «islamitische landen».56 Voor de beantwoording van eerdere Kamervragen in het kader van de JenV-begroting omtrent migratie uit «islamitische landen» is gebruik gemaakt van een lijst van landen waarvan de meerderheid van de inwoners zich tot het islamitische geloof rekent. Deze lijst is uitsluitend aangemaakt voor het beantwoorden van deze vragen en heeft zowel voor het CBS als voor de migratieketen geen inhoudelijke betekenis en is als zodanig ook niet geactualiseerd. Voor het migratiebeleid is het immers niet relevant of migranten uit «islamitische landen» komen, zodat er ook geen aanleiding is lijsten van dergelijke landen bij te houden. De Staat staat als zodanig neutraal tegenover de verschillende geloofsovertuigingen. Ook daarom zijn er geen redenen dergelijke informatie bij te houden. Hoewel de op verzoek van uw Kamer geleverde cijfers geen inhoudelijk doel hebben, wordt in de beantwoording tegemoet gekomen. Op basis van de eerder gehanteerde lijst zijn van migranten uit deze landen in 2017 18.500 aanvragen om een eerste asielvergunning ingewilligd (inclusief nareis) en 17.210 aanvragen om een reguliere verblijfsvergunning ingewilligd.57 Ten aanzien van deze aantallen wordt opgemerkt dat personen met de nationaliteit van een «islamitisch land» niet noodzakelijk zelf moslim zijn; terwijl immigranten uit een «niet-islamitisch land» het islamitisch geloof kunnen aanhangen. Op basis van het aantal immigranten uit een «islamitisch land» kunnen dus geen sluitende conclusies worden getrokken over het aantal moslims dat zich in Nederland vestigt. De zeggingskracht van de vorenstaande getallen is dus beperkt. |
310 |
Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd c.q. omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd? |
Van de 6.630 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2017 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 240 afgewezen en 320 niet inhoudelijk afgedaan (bijvoorbeeld ingetrokken of overleden). Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
311 |
Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland verblijft, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd? |
Op dit moment zijn er 125.940 vreemdelingen die bij de IND geregistreerd staan als houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 20.420 vreemdelingen die geregistreerd staan met een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd (peildatum 22/10/2018, afgerond op tientallen). |
312 |
Welke organisaties in Nederland die worden gesubsidieerd door de Nederlandse overheid houden zich bezig met de behartiging van belangen van vreemdelingen? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies door het Rijk en gemeenten? |
Omdat er geen centraal overzicht bestaat van alle subsidies die de overheid toekent en van organisaties die zich bezig houden met belangenbehartiging van vreemdelingen, kan deze vraag niet goed worden beantwoord. Het antwoord beperkt zich derhalve tot organisaties die naast Vluchtelingenwerk Nederland vanuit artikel 37 (Migratie) van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid de afgelopen twee jaar een subsidie toegekend hebben gekregen. Deze subsidies passen binnen de doelstellingen van het migratiebeleid. Ook wordt verwezen naar de verleende subsidies uit het Asiel, Migratie en Integratiefonds. 2017: • COC Nederland € 115.921,42 • Nederlands Debat Instituut € 45.000,00 • Stichting A.S.K.V. € 300.000,00 • The Hague Process € 34.500,00 • Vereniging Nederlandse Gemeenten € 442.818,92 2018: • Stichting A.S.K.V. € 130.680,00 • COC Nederland € 94.508,58 De subsidies over 2018 moeten nog officieel worden vastgesteld aan de hand van een beschikking. De subsidies die alleen in 2017 zijn uitgekeerd waren bestemd voor specifieke eenmalige programma’s en/of projecten en niet verlengd naar 2018. Daarnaast heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek met verschillende organisaties een subsidierelatie om vrijwillige terugkeer te bevorderen. Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 333. Ook uit het Asiel, Migratie en Integratiefonds worden subsidies verleend. Dit fonds is een onderdeel van de subsidieregeling voor de Europese migratie- en veiligheidsfondsen 2014–2020.58 |
313 |
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er de afgelopen vier jaar verstrekt aan statushouders? |
In tabel 15 uit de bijlage staat hoeveel statushouders de afgelopen vier jaar door Nederlandse gemeenten zijn gehuisvest in het kader van de taakstelling huisvesting vergunninghouders1. Naar verwachting zijn de meeste statushouders door gemeenten gehuisvest in sociale huurwoningen, hierover zijn echter geen gegevens beschikbaar. Uiteraard staat het aantal gehuisveste statushouders niet gelijk aan het aantal woningen, omdat meerdere statushouders (bv. een gezin) samen gehuisvest worden. |
314 |
Van hoeveel vreemdelingen die in de Basisregistratie Personen staan ingeschreven hebben gemeenten het vermoeden dat zij feitelijk niet op dit adres cq. in Nederland verblijven? Welk aandeel hiervan is het verblijfsrecht ingetrokken? |
Op 15 oktober 2018 woonden 7.480 personen in Nederland op een adres dat op dat moment in onderzoek was door gemeenten. Het betreft hier alle personen, ongeacht nationaliteit. 1.820 personen hiervan hebben een niet-Nederlandse nationaliteit. Het feit dat een adres in onderzoek is, betekent niet per definitie dat een gemeente eraan twijfelt of de betrokkene op het adres woont. Wel dat de gemeente in deze gevallen twijfelt aan de correctheid van een of meer gegevens in het opgegeven adres. Dat kan bijvoorbeeld ook de schrijfwijze van de straatnaam zijn of een eventuele toevoeging bij het huisnummer. Het zal echter in veruit de meeste gevallen gaan over twijfel over wie er op dat adres woont. Van welk deel van deze groep de verblijfsvergunning is ingetrokken, kan niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde gegevensbestanden van de IND.59 |
315 |
Hoe vaak is door Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV)-plichtige vreemdelingen in Nederland een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning ingediend en waarbij toch niet aan het MVV-vereiste is voldaan? |
Dit aantal is niet uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren. |
316 |
Hoeveel vreemdelingen zijn vorig jaar vrijgesteld van het MVV-vereiste en op welke gronden? |
Dit aantal is niet uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren. |
317 |
Hoe vaak hebben kennismigranten vorig jaar een verblijfsvergunning gekregen en hoe vaak is verblijfsrecht van kennismigranten geweigerd of ingetrokken wegens fraude? |
In 2017 hebben 14.010 vreemdelingen een verblijfsvergunning voor kennismigratie gekregen.60 Voor wat betreft de vraag hoe vaak het verblijfsrecht van kennismigranten is ingetrokken wegens fraude, geldt dat deze informatie niet vanuit het IND-automatiseringssysteem is te genereren. |
318 |
Hoeveel gezinsleden laten asielzoekers gemiddeld overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen, in het bijzonder Denemarken? |
De verhouding van het aantal nareizigers ten opzichte van het aantal toegelaten asielstatushouders over het jaar 2017 is 1:1,3 en over het jaar 2018 tot en met september 1:1,8. Overigens verschilt deze verhouding sterk per nationaliteit. De hier weergegeven verhouding geeft alleen een indicatie van het door uw Kamer gevraagde gemiddelde. Het betreft immers geen cohortanalyse: gezinsleden van asielstatushouders die in 2017 verblijf hebben gekregen zullen doorgaans pas in 2018 nareizen. Het aantal asielstatushouders dat als referent een reguliere aanvraag indient voor gezinsvorming en gezinshereniging, is niet vanuit het IND automatiseringssysteem te genereren. Daarnaast is niet bekend hoeveel gezinsleden asielzoekers in andere EU lidstaten gemiddeld laten overkomen in het kader van gezinshereniging.61 |
319 |
Hoeveel partners/gezinsleden laat een zich in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland komen? |
De vraag hoeveel partners/gezinsleden een in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland laat komen kan niet worden beantwoord. Wel is de vraag te beantwoorden hoeveel (gewone en geregistreerde) partners dan wel gezinsleden (echtgenoten en kinderen), referenten die géén Nederlander zijn, gemiddeld in de periode januari 2016 tot en met september 2018 naar Nederland hebben laten komen in het kader van de regulier verblijf in het kader van gezinshereniging/gezinsvorming dan wel artikel 8 EVRM (familie- en gezinsleven). Dit gemiddelde is 1,64. Hieruit mag niet de conclusie worden getrokken dat dat niet-Nederlandse referenten iedere tweeënhalf jaar 1,64 (gewone en geregistreerde) partners dan wel gezinsleden (echtgenoten en kinderen) naar Nederland laten komen. |
320 |
Hoeveel vreemdelingen zijn er door middel van gezinsmigratie de afgelopen vijf jaar naar Nederland gekomen, uitgesplitst in nareis en regulier? |
In de periode van 2013 tot en met september 2018 zijn 133.190 aanvragen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid in eerste aanleg ingewilligd. Daarnaast zijn in de periode van 2013 tot en met september 2018 48.110 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd op grond van nareis ingewilligd.62 |
321 |
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2009 tot en met 2017? |
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2018, tot en met september, zijn ongeveer 15.320 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen die nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Daarvan zijn ongeveer 2.070 vreemdelingen zelfstandig onder toezicht vertrokken en ongeveer 4.420 vreemdelingen gedwongen. Circa 8.830 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken. De aantallen over 2009 tot en met 2017 zijn te vinden in tabel 16 uit de bijlage1. |
322 |
Hoeveel landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat? |
Het merendeel van de herkomstlanden heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer en werkt daar aan mee. Een aantal landen weigert mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op verzoeken tot terugname van eigen onderdanen, zodat er feitelijk gesproken kan worden van tegenwerking. Het is moeilijk om een representatief beeld te geven over een langere periode. Bij veel landen kent medewerking een wisselend beeld: perioden van relatief voldoende medewerking worden afgewisseld door perioden met minder medewerking. Waar de samenwerking stokt, zetten Nederland en de EU uitdrukkelijk in op het komen tot effectieve werkafspraken. De samenwerking op gedwongen terugkeer met voor Nederland relevante landen is thans onvoldoende bijvoorbeeld met Ethiopië, Irak, Iran en Somalië. |
323 |
Hoeveel vreemdelingen zijn in heel 2017 en in 2018 (tot nu toe) door de politie aangehouden? |
Aangenomen wordt dat hier het aantal persoonsgerichte controles bedoeld wordt. Het aantal persoonsgerichte controles was 2.650 in 2017. In de eerste helft van 2018 was het aantal persoonsgerichte controles 2.140. |
324 |
Hoe vaak heeft het kabinet negatieve prikkels aangewend om landen van herkomst te bewegen tot het terugnemen van onderdanen? Welke sancties zijn er uitgevoerd? |
In een enkel geval zijn maatregelen opgelegd wegens gebrek aan samenwerking op terugkeer. Zo is in 2017 een project voor capaciteitsopbouw van de Somalische migratie-autoriteiten stopgezet. Ook kortte Nederland in 2012 Ghana met € 10 mln. op de bilaterale ontwikkelingsfinanciering, maar dit leidde niet tot verbetering in de samenwerking op terugkeer. Nederland hanteert het principe van «more for more» en «less for less» bij het aanwenden van positieve en negatieve prikkels om landen van herkomst te bewegen tot het terugnemen van onderdanen. Om samenwerking op terugkeer te stimuleren houdt Nederland rekening met de bilaterale betrekkingen en nationale belangen in de relatie met het betreffende herkomstland. Het vraagt steeds om maatwerk en beweging tussen positieve en negatieve prikkels per land. Mede gezien het beperkte succes van EU-lidstaten in het maken van bilaterale afspraken met derde landen over terugkeer, concludeerde de Europese Raad reeds dat «more for more» en «less for less» bij het maken van afspraken over terugkeer met derde landen kan worden gehanteerd, en dat waar nodig het EU-visumbeleid als negatieve prikkel kan worden gebruikt. Sindsdien is tegenover Afghanistan en Bangladesh aangegeven dat het uitblijven van medewerking aan gedwongen terugkeer negatieve consequenties kan hebben binnen de bredere relatie, waaronder eventueel te nemen visummaatregelen in het geval van Bangladesh. De Europese Raad van 18 oktober jl. heeft deze algehele benadering nog eens bekrachtigd door te stellen dat het nodige hefboomeffect moet worden aangewend om derde landen tot meer terugkeersamenwerking te bewegen door de inzet van alle relevante beleidsmaatregelen en instrumenten, onder meer op het gebied van visa. Het met consensus tussen EU-lidstaten instellen van maatregelen tegen een herkomstland dat niet meewerkt aan terugkeer is bewerkelijk. De ongelijke verdeling naar herkomstnationaliteiten van irreguliere migranten en de uiteenlopende buitenlandpolitieke preferenties per lidstaat buiten het domein van internationale migratie spelen hierbij een rol. |
325 |
Hoeveel vreemdelingen zijn er dit jaar in vreemdelingenbewaring geplaatst en hoeveel van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren? |
In 2018 zijn (tot en met september) ca. 2.740 vreemdelingen in bewaring gesteld. Van de vreemdelingen van wie in die periode de bewaring werd opgeheven vanwege een vorm van vertrek, heeft 74% (ca. 1.680 Nederland aantoonbaar verlaten. Over 2016 en 2017 lag dit percentage op respectievelijk 70% (ca. 1.550) en 73% (ca. 2.065). Zie tevens tabel 17 uit de bijlage1. |
326 |
Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot de resultaten van de afgelopen jaren? |
Vanuit de gezinslocaties zijn in 2018 tot en met september ca. 55 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst en zijn 30 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. In 2017 zijn ca. 85 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst vanuit een gezinslocatie en zijn ca. 60 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. In 2016 ging het om ca. 200, respectievelijk, ca. 100 vreemdelingen behorend tot een gezin. |
327 |
Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet uit Nederland vertrokken c.q. hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage zich tot andere EU-lidstaten? |
Inzet van de overheid is dat vreemdelingen, die niet (langer) in Nederland mogen blijven, terugkeren. Als van zelfstandig vertrek geen gebruik is gemaakt, kan worden ingezet op gedwongen terugkeer. Wanneer vertrekplichtige vreemdelingen zich aan het zicht van de overheid onttrekken (niet-aantoonbaar vertrek) is niet te zeggen waar zij verblijven. Mogelijk vertrekt een deel van deze groep alsnog uit Nederland. De migratieketen heeft hier niet rechtstreeks zicht op. De meest recente schatting m.b.t illegaal verblijvende personen, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, dateert uit 2015.26 Dit jaar zal er een nieuwe schatting m.b.t. ′ illegaal verblijvende personen′ verschijnen. Daarbij zal het gaan om alle onrechtmatig verblijvende personen (niet alleen om diegene die hun vertrekplicht genegeerd hebben). Het laatste rapport van het Europees Migratienetwerk (EMN), genaamd «Dissemination of Information on Voluntary Return: how to reach irregular migrants not in contact with the authorities», dateert van 2015. Dit rapport leert dat onder de Europese lidstaten, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Spanje, Zweden en het VK naar schatting de grootste populatie illegaal verblijvende personen hebben. Paragraaf 2.1 van het rapport meldt: «However, the contrast in the perceived scales in different countries, is notable with Finland having the lowest estimate at 1,000 and Germany the highest at to up to 520,000.» Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar. |
328 |
Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland, maar kunnen op grond van artikel 3 EVRM toch niet worden uitgezet? |
Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet, is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te herleiden. De Nederlandse overheid heeft immers geen zicht op vreemdelingen die weliswaar in Nederland zijn, maar zich aan het vreemdelingentoezicht onttrekken. Ten aanzien van oorlogsmisdadigers die vanwege artikel 3 EVRM niet kunnen worden uitgezet, wordt verwezen naar de Rapportage Internationale Misdrijven van 5 maart 2018.63 |
329 |
Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland? Hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet? Hoeveel daarvan zitten in (vreemdelingen)bewaring? |
De vraag wordt opgevat als betrekking hebbende op vreemdelingen die ooit een strafrechtelijk feit hebben begaan. Deze vragen naar vreemdelingen zonder verblijfsrecht zijn niet te beantwoorden, omdat de overheid geen zicht heeft op alle vreemdelingen die zich illegaal in Nederland bevinden. Dit is inherent aan illegaal verblijf. DT&V heeft wel zicht op vreemdelingen met een strafrechtelijke achtergrond die zijn overgedragen aan de DT&V. Op 30 september 2018 bevonden zich ca. 720 vreemdelingen met strafrechtelijke achtergrond (VRIS) in de caseload van de DT&V. Hiervan bevonden zich op 30 september 2018 ca. 40 vreemdelingen in vreemdelingenbewaring. Ook zit een deel van deze vreemdelingen in strafrechtelijke detentie. In principe wordt in al deze zaken gewerkt aan terugkeer, afhankelijk van het al dan niet uitdienen van een strafrechtelijke detentie. Het slagen van uitzetting is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder het beschikbaar zijn van reisdocumenten, informatie over identiteit en nationaliteit en de mate van medewerking door landen van herkomst. |
330 |
Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn dit jaar en vorig jaar overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure hebben doorlopen? |
In 2017 zijn ca. 19.860 dossiers overgedragen aan de DT&V. In 2018 zijn (tot en met september) ca. 13.690 dossiers overgedragen aan de DT&V. In de registratie van de DT&V wordt geen onderscheid gemaakt naar de verblijfsrechtelijke achtergrond van een vreemdeling omdat dit niet relevant is in het kader van terugkeer. Het gaat bij terugkeer enkel om het feit dat vreemdelingen niet (langer) in Nederland mogen blijven. |
331 |
Hoe vaak is het afgelopen jaar tot op heden gebruik gemaakt van de discretionaire bevoegdheid tot verlening van een verblijfsvergunning? Hoe verhoudt dit aantal zich tot voorgaande jaren? |
In 2017 is ten aanzien van 117 vreemdelingen besloten van de discretionaire bevoegdheid gebruik te maken om een vergunning te verlenen. In 2018 (t/m 22 oktober) is ten aanzien van 70 vreemdelingen besloten gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid om een vergunning te verlenen. Over heel 2016 bedraagt het aantal 128, in 2015 80, in 2014 190 en 2013 70. |
332 |
Hoeveel vreemdelingen hebben sinds de inwerkingtreding een beroep gedaan op de regeling langdurig verblijvende kinderen, uitgesplitst naar de overgangsregeling en de structurele regeling? Hoe vaak is er alsnog verblijfsrecht toegekend op basis van deze regeling en hoeveel vreemdelingen zijn afgewezen? Hoeveel van de afgewezen vreemdelingen hebben Nederland inmiddels verlaten? |
Op 1 februari 2013 is de Regeling langdurig verblijvende kinderen in werking getreden. De Regeling langdurig verblijvende kinderen bestaat uit een overgangsregeling en een definitieve regeling. Een beroep op de overgangsregeling kon tot 1 mei 2013 worden gedaan. In totaal zijn er 3280 aanvragen ingediend in het kader van de overgangsregeling. Dit betreft zowel de hoofdpersonen, dus zij die menen te voldoen aan de criteria zoals gesteld in de regeling, als de gezinsleden. In totaal ziet dit op 3260 vreemdelingen.64 Hierbij zijn er tot en met september 2018 1540 inwilligingen op alle aanvragen geweest in eerste aanleg en bezwaar (betreffende 1540 vreemdelingen) en 1630 afwijzingen op alle aanvragen (betreffende 1470 vreemdelingen) in eerste aanleg. In 120 zaken in eerste aanleg heeft de vreemdeling de aanvraag na indiening weer ingetrokken. Sinds de inwerkingtreding van de definitieve regeling op 1 februari 2013 zijn er tot en met september 2018 2220 aanvragen in eerste aanleg ingediend. Dit betreft zowel de hoofdpersonen, dus zij die menen te voldoen aan de criteria zoals gesteld in de regeling, als de gezinsleden. In totaal ziet dit op 2110 vreemdelingen. Hierbij zijn er tot en met september 2018 130 inwilligingen op alle zaken (betreffende 120 vreemdelingen) geregistreerd in eerste aanleg en bezwaar. In eerste aanleg zijn er 1950 zaken (betreffende 1880 vreemdelingen) afgewezen. Van de 283065 vreemdelingen66 van wie de aanvraag op de overgangsregeling en/of de definitieve regeling niet tot een inwilliging heeft geleid, zijn er sinds de start van beide regelingen tot en met september 2018 230 vreemdelingen aantoonbaar uit Nederland vertrokken. Ongeveer 640 van de 2830 afgewezen personen zijn zelfstandig vertrokken zonder toezicht. Ongeveer 600 van de 2830 afgewezen personen bevinden zich in de caseload van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Cijfers afgerond op tientallen.67 68 |
333 |
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, en hoeveel vreemdelingen laten zij terugkeren? |
Vanuit de rijksoverheid wordt de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst georganiseerd door, of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek. Ook worden er verschillende projecten gefinancierd met middelen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op dit moment worden, naast de begeleiding van de DT&V, projecten uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen naar landen van herkomst door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), VluchtelingenWerk Nederland, de Stichting WereldWijd, de Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, Bridge to Better Foundation, Stichting IETA, Goedwerk Foundation, Solid Road en Barka Nederland. Daarnaast is het mogelijk dat er andere organisaties actief zijn op dit gebied, op lokaal niveau bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten, waar de rijksoverheid niet bij betrokken is. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten wanneer er geen recht op verblijf is. De vreemdeling is daarbij vrij om gebruik te maken van iedere mogelijke ondersteuning. In totaal is voor een bedrag van € 7.776.393 voor 2017 en € 20.786.751 voor 2018 aan terugkeersubsidies toegekend aan genoemde projecten. Ook uit het Europese Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) 2014–2020 worden subsidies verleend. Uit het AMIF is tot dusver € 30.657.854 aan subsidie verleend aan 13 verschillende projecten. Toegekende subsidies betreffen veelal meerjarige projecten. Een directe relatie tussen de verschillende projecten en de terugkeerresultaten in enig jaar is daarom niet te geven. Voor de realisatie van het daadwerkelijk vertrek maken de organisaties gebruik van de diensten van de DT&V of van het IOM, waaruit een indicatie van het aantoonbaar vertrek kan worden afgeleid. Zo is in de op 17 oktober jl. gepubliceerde Rapportage Vreemdelingenketen aangegeven dat er in 2017 in totaal 20.770 personen zijn vertrokken, waarvan het aandeel aantoonbaar vertrek 8.810 personen betrof. |
334 |
In welke gemeenten wordt opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Kunt u een overzicht geven van alle locaties en hierbij aangeven of, en zo ja, hoeveel vreemdelingen er aantoonbaar zijn vertrokken vanuit deze locaties? Kunt u per locatie ook aangeven of, en zo ja hoeveel, gemeenschapsgeld zij hiervoor ontvangen? |
Deze vraag is niet beantwoorden omdat deze gegevens niet worden verzameld door JenV. Lokale opvangvoorzieningen die door gemeenten worden geboden betreffen buitenwettelijk begunstigend beleid dat gemeenten onder hun eigen verantwoordelijkheid uitvoeren. In 2017 en 2018 is door JenV geen tegemoetkoming meer aan de betreffende gemeenten verstrekt. Een overzicht van locaties en gegevens over aantoonbaar vertrek uit die locaties kan dan ook niet worden gegeven. |
335 |
Hoe vaak wordt (anders dan bij verlenging of omzetting van de verblijfsvergunning) gecontroleerd of asielzoekers nog aan de verblijfsvoorwaarden voldoen, vooral met het oog op de veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst? Hoe vaak is dit bij de Syrische asielzoekers gebeurd? Klopt het dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op elk moment kan worden ingetrokken wanneer niet meer aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan? |
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. De verleningsgrond van de asielvergunning is vervallen wanneer de vreemdeling niet langer de bescherming van Nederland behoeft tegen de situatie in het land van herkomst. In het algemeen geldt dat een beleidswijziging ten grondslag ligt aan de herbeoordeling van asielvergunningen voor bepaalde tijd vanwege een veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst. Er dient dan namelijk – conform artikel 3.37g VV – te zijn vastgesteld dat de wijziging van de situatie in het land van herkomst een voldoende ingrijpend en niet voorbijgaand karakter heeft. Een dergelijke beleidswijziging heeft zich nog niet voorgedaan ten aanzien van het asielbeleid van Syrië. Naast een gewijzigde veiligheidssituatie in het land van herkomst zijn er ook andere aanwijzingen voor het vervallen van de verleningsgrond, zoals terugreis door de vreemdeling naar het land van herkomst, een amnestieregeling in het land van herkomst en/of ander bewijs dat de feitelijke machthebbers de vreemdeling niet langer vervolgen zoals een rechterlijke uitspraak of de verplaatsing van het hoofdverblijf. Indien de IND dergelijke meldingen ontvangt in individuele zaken wordt aan de hand van het geldende beleid en regelgeving getoetst of de vreemdeling in het bezit dient te blijven van een verblijfsvergunning dan wel of de verblijfsvergunning ingetrokken dient te worden. |
336 |
Hoeveel verblijfsprocedures doorloopt een vreemdeling gemiddeld wiens eerste verblijfsaanvraag is afgewezen? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren? |
Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de migratieketen niet mogelijk om te genereren hoeveel verblijfsprocedures een vreemdeling, wiens eerste verblijfsaanvraag is afgewezen, gemiddeld doorloopt. |
337 |
Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen die daarvoor ook (één of meerdere) asielprocedures hebben doorlopen? |
Dit aantal is niet uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren. |
338 |
Hoeveel asielzoekers hebben tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf gepleegd? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij de verblijfsaanvraag tegengeworpen? |
Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de migratieketen niet mogelijk om te genereren hoeveel vergunninghouders in Nederland een misdrijf hebben gepleegd. In 2017 zijn in totaal 90 asielvergunningen geweigerd en ingetrokken op grond van openbare orde. In 2018 zijn tot 1 juli 2018 in totaal 30 asielaanvragen geweigerd en ingetrokken op grond van openbare orde. Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
339 |
Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat gebeurd? |
In 2017 zijn 10.690 reguliere- en 270 asielvergunningen ingetrokken. De IND trekt een verblijfsvergunning in om verschillende redenen. Dit kan onder andere zijn omdat iemand een beroep op bijstand doet, iemand niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verblijfsdoel of dat iemand bijvoorbeeld uit Nederland is vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen (dit betreft het merendeel van de intrekkingen). Ten aanzien van asielzoekers of vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning zijn cijfers te leveren over het aantal waarvan in een bepaalde periode asielvergunningen zijn geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. In 2017 zijn in totaal 90 asielvergunningen geweigerd en ingetrokken op grond van openbare orde. In 2018 zijn tot 1 juli 2018 in totaal 30 asielaanvragen geweigerd en ingetrokken op grond van openbare orde. Of de vergunning op andere gronden is ingetrokken wordt niet geregistreerd, waardoor deze informatie niet beschikbaar is. Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
340 |
Hoe vaak wordt een aanvraag om een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land van herkomst gepleegde misdrijven/openbare orde? |
Een dergelijke afwijzing van de aanvraag van de verblijfsvergunning geschiedt op grond van strijd met de openbare orde. Hierbij wordt niet apart geregistreerd of dit het gevolg is van een in het land van herkomst gepleegd misdrijf. |
341 |
Hoe wordt gecontroleerd of asielzoekers in het land van herkomst geen misdrijven hebben gepleegd? |
Bij de asielaanvraag dient de vreemdeling (van 12 jaar en ouder) een antecedentenverklaring in te vullen waarin hij verklaart zich niet schuldig te hebben gemaakt aan het begaan van strafbare feiten en als hij dit niet kan verklaren aan te geven welke strafbare feiten hij heeft begaan. Aan het begin van de asielprocedure wordt standaard het register op signaleringen van de Schengenlanden gecheckt. Indien de vreemdeling voorkomt wordt altijd navraag gedaan bij de lidstaat naar de reden van signalering en eventueel vonnis opgevraagd. Er zijn geen registers om te bekijken of er een asielzoeker veroordeeld is in andere landen tenzij de asielzoeker is gesignaleerd in een van de registers die betrekking hebben op grenscontroles. Daarnaast maakt een toets aan artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag onderdeel uit van de asielprocedure. Voor alle asielzoekers geldt dat de IND een screening uitvoert na de aanmeldfase van het asielproces. Bij deze screening is er specifieke aandacht voor o.a. signalen die kunnen wijzen op oorlogsmisdrijven (1F). Bij aanwijzingen dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan mensenrechtenschendingen wordt een 1F-onderzoek opgestart door Unit 1F. Naast deze screening, kunnen er ook tijdens de procedure signalen bij de IND binnenkomen waaruit 1F-indicaties naar voren komen (klik- of tipbrieven van burgers, slachtoffers/getuigen van 1F-misdrijven, meldingen vanuit de migratieketen), waarna een 1F-onderzoek kan worden gestart. |
342 |
Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten kunnen overleggen? |
De politie heeft tot en met september 2018 6.230 registraties van een asielzoeker die bij de aanvraag geen geldige reis- en identiteitsdocumenten kon overleggen. |
343 |
Hoeveel van de asielzoekers die in 2017 en 2018 geen geldige reis- en identiteitsdocumenten hebben overlegd zijn in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning? |
Dit aantal is niet uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren. |
344 |
Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen? Bij hoeveel aanvragen is hierop gecontroleerd? |
Bij alle verblijfsaanvragen worden de aangetroffen documenten gecontroleerd. Of in het kader van een verblijfsaanvraag een vervalst of onjuist document is aangetroffen, is echter niet te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND. Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen neemt de Vreemdelingenpolitie of de KMar ze in voor nader onderzoek. Indien een vreemdeling een reguliere aanvraag indient wordt door de IND de echtheid van documenten beoordeeld. Hiertoe hebben alle IND-loketmedewerkers binnen het reguliere proces een training documentenherkenning gevolgd. |
345 |
Hoe vaak is vorig jaar aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude/het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag? |
Uit de handmatig bijgehouden gegevens blijkt dat er in het kader van migratiefraude door de IND vorig jaar 58 keer aangifte is gedaan bij de politie en 3 keer bij de Inspectie SZW. |
346 |
Hoe vaak wordt bij asielzoekers de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar de landen van herkomst, hetgeen haaks staat op de geclaimde onveiligheid daar? Hoe wordt hier actief op gehandhaafd? |
De IND werkt samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd dat vreemdelingen met een asielvergunning voor bepaalde tijd hun herkomstland hebben bezocht dan start de IND in de regel een intrekkingsprocedure. Terugkeer naar het land van herkomst wordt als onderdeel van de intrekkings/niet-verlengingsgronden onder artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet niet apart geregistreerd in het registratiesysteem van de IND. Het is derhalve niet mogelijk om actuele cijfers te geven over het aantal herbeoordelingsonderzoeken en intrekkingen op grond van het bezoeken van het herkomstland. |
347 |
Hoe vaak zijn vorig jaar verblijfsdocumenten aangemerkt als zijnde verloren of gestolen? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal verloren of gestolen paspoorten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal mensen dat dergelijke documenten bezit? |
In 2017 zijn 7.950 aanvragen ontvangen voor het vervangen van het vreemdelingendocument vanwege verlies of diefstal. Het is niet mogelijk om het totaal van uitgegeven verblijfsdocumenten te genereren uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de IND. |
348 |
Hoe vaak is actief (door de IND) gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen nog aan de gestelde voorwaarden voldoen (zoals in Nederland (samen)wonen)? Hoe verhoudt het aantal controles zich tot voorgaande jaren? |
De IND heeft verschillende instrumenten om na te gaan of vergunninghouders voldoen aan de voorwaarden voor hun verblijf in Nederland. Naast administratieve controles in de systemen zijn er de controles die de politie uitvoert om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de voorwaarden die aan het afgeven van de vergunning gesteld worden. Deze controles maken deel uit van de persoonsgerichte controles die plaatsvinden in het kader van handhaving. De politie voert deze controles onder meer uit op verzoek van de IND wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde voorwaarden bij gezinsmigratie. De tabel geeft het aantal persoonsgerichte controles weer in het kader van onderzoeken bij vergunninghouders in de periode 2015 tot en met juni 2018. De afname van het aantal controles sinds 2015 is veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de toegenomen prioriteit voor de bestrijding van mensenhandel en -smokkel, de hoge instroom van asielzoekers in 2015 en 2016 en de extra aandacht en capaciteit voor nationale veiligheid in de migratieketen. Persoonsgerichte controles69: 2015 3.180 2016 2.970 2017 2.650 2018 t/m juni 2.140 |
349 |
Hoeveel houders van verblijfsvergunningen hebben in Nederland een misdrijf gepleegd en welk deel hiervan is uitgezet? |
Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de migratieketen niet mogelijk om te genereren hoeveel vergunninghouders in Nederland een misdrijf hebben gepleegd en gedwongen het land hebben verlaten. Echter, als vergunninghouders een misdrijf hebben gepleegd en zij aan het einde van de vertrekprocedure zijn uitgezet, vallen ze onder de zogeheten VRIS-ers. VRIS-ers zijn vreemdelingen in de strafrechtketen die in Nederland verdacht worden van het plegen van een misdrijf en/of hiervoor zijn veroordeeld. Van deze groep VRIS-ers is het wel mogelijk om aan te geven hoeveel van hen Nederland aantoonbaar hebben verlaten, inclusief gedwongen vertrek. In de periode 1 januari t/m september 2018 gaat het om 660 vreemdelingen. |
350 |
Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens? |
Het aantal eerste asielaanvragen dat de IND in de afgelopen jaren registreerde, is als volgt (exclusief de aantallen van ingewilligde nareizigers): Aantal eerste asielaanvragen (bron: IND) 2016: 18.170 2017: 14.720 2018 (t/m september): 14.550 Hoe een asielzoeker Nederland inreist, wordt niet apart geregistreerd in het systeem. Wat wel herleidbaar is, is het aantal asielzoekers dat het toelatingsproces Asiel instroomt door tussenkomst van de Koninklijke Marechaussee en de Zeehavenpolitie. Zij bewaken de lucht- en zeegrens van Nederland. Deze aantallen zijn hieronder weergegeven Vanuit grensbewaking naar toelatingsproces (bron: KMar, afgerond op tientallen) 2016: 490 2017: 820 2018 (t/m september): 610 Het is overigens niet zinvol om het aantal eerste asielaanvragen te verrekenen met het aantal vreemdelingen dat via het grensproces instroomt. Het komt bijvoorbeeld voor dat een vreemdeling bij inreis via een luchthaven of zeehaven aan alle voorwaarden voor toegang tot Nederland voldoet en pas later kenbaar maakt dat hij of zij asiel wil aanvragen. De asielaanvraag is dan niet bekend bij KMar of ZHP terwijl de asielzoeker wel via lucht of zee is ingereisd. Ook voor de IND is vaak niet duidelijk hoe een asielzoeker is ingereisd als hij hiervan geen documenten kan overleggen en hier niets over vertelt. |
351 |
Wat is de reden van de omstandigheid dat veel asielzoekers die Nederland over land bereiken toch niet over kunnen worden gedragen aan de landen waar ze doorheen moeten zijn gereisd? |
In de EU-Dublinverordening zijn de criteria neergelegd om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek. Voorbeelden van deze criteria zijn de aanwezigheid van een gezinslid van de asielzoeker in een lidstaat, en de lidstaat waar de asielzoeker de buitengrenzen van het Dublingebied illegaal heeft overschreden. De lidstaat van doorreis is daarentegen geen criterium dat in de Dublinverordening is neergelegd. Derhalve kan een asielzoeker niet, in het kader van de Dublinverordening, worden overgedragen naar de lidstaat waar hij enkel door heen is gereisd. Een belangrijke reden dat een asielzoeker veelal niet kan worden overgedragen aan de lidstaat waar hij de buitengrenzen van het Dublingebied illegaal heeft overschreden, is dat de verantwoordelijkheid van deze lidstaat vaak niet aan de hand van bewijsmiddelen, of indirect bewijs, kan worden vastgesteld. In mei 2016 heeft de Europese Commissie, als onderdeel van de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, een voorstel uitgebracht tot herziening van de Dublinverordening. Doel van het voorstel, en de hervorming, is onder meer het ontmoedigen van het doorreizen van asielzoekers na aankomst in de Europese Unie. Het kabinet steunt dit doel en de voorgestelde maatregelen hiertoe, zoals een verplichting voor de asielzoeker om zijn asielverzoek in te dienen in het eerste land van binnenkomst in de EU, en het beperken van de opvangvoorzieningen voor degene die zich hier niet aan houden. Het toevoegen van «land van doorreis» aan de verantwoordelijkheidscriteria, maakt echter geen onderdeel uit van het Commissie voorstel. Het kabinet heeft hier bij de besprekingen van het voorstel op meerdere niveaus uitdrukkelijk aandacht voor gevraagd en voorstellen toe ingebracht. Dit heeft echter nog niet geleid tot opname van dit criterium in de tekst van het voorstel dat in de Raad besproken wordt. |
352 |
Hoeveel asielzoekers geven geen duidelijkheid over de gevolgde reisroute naar Nederland? |
Alle asielzoekers (van 15 jaar en ouder) wordt gevraagd naar hun reisroute naar Nederland. De gevolgde reisroute is een van de elementen die bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt betrokken; enerzijds om te bepalen of de vreemdeling aan een ander land kan worden overgedragen en anderzijds om te kunnen achterhalen of er sprake is van mensensmokkel. De reisroute wordt in een rapport van gehoor vastgelegd, maar deze wordt niet op een zodanige wijze geregistreerd in het IND systeem dat er kwantitatieve informatie over kan worden gegenereerd. Er zijn daarom geen cijfers beschikbaar over het aantal asielzoekers dat geen duidelijkheid geeft over de gevolgde reisroute. |
353 |
Welk percentage asielaanvragen wordt toegekend in de diverse EU-lidstaten, inclusief Nederland? |
Het percentage asielaanvragen dat in eerste aanleg wordt toegekend in de EU was in 2017 45%. In de eerste drie kwartalen van 2018 was het inwilligingspercentage 33%. Deze gegevens zijn gebaseerd op Eurostat-cijfers met peildatum 24 oktober 2018, waarbij enkel zeven lidstaten hun gegevens over het derde kwartaal van 2018 hebben aangeleverd. In Nederland zijn de percentages voor 2017 49% en voor de eerste drie kwartalen van 2018 37%. Het inwilligingspercentage hangt grotendeels samen met de samenstelling van de asielinstroom. Dat varieert per lidstaat, waardoor ook het inwilligingspercentage per lidstaat kan variëren.70 |
354 |
Welk deel van de vluchtelingen die in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid-Europese landen zijn gegaan is daar ook daadwerkelijk gebleven en niet doorgereisd naar andere (Europese) landen? |
Voor zover op het Ministerie van JenV bekend wordt het aantal vreemdelingen dat in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid- Europese landen is gegaan en vervolgens is doorgereisd naar andere (Europese)landen, niet centraal bijgehouden. Ook uit de systemen van de IND is niet te generen hoeveel van hen naar Nederland zijn doorgereisd. Mocht een dergelijke situatie zich in de praktijk voordoen, dan wordt door de IND het asielverzoek afgewezen, onder de motivering dat de vreemdeling al bescherming geniet/kan genieten in een andere EU-lidstaat. |
355 |
Hoeveel asielzoekers zijn er het afgelopen jaar teruggestuurd naar een ander EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening? Hoeveel Dublinclaimanten waren er? |
Uit cijfers van de IND blijkt dat in 2017 zijn 7.800 Dublinclaims gelegd. In 2017 zijn blijkens cijfers van DT&V 2.090 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken (zelfstandig of gedwongen) naar een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening. De claims in een bepaald jaar zijn niet rechtstreeks te relateren aan het aantoonbaar vertrek in dat jaar. Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
356 |
Hoe vaak is vorig jaar het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke gronden is dat gebeurd en hoe verhoudt dit aantal zich tot de intrekkingen in omliggende landen? Hoeveel van de betreffende EU-onderdanen hebben Nederland aantoonbaar verlaten? |
In 2017 is in 1240 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 130 zaken is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. In de overige 1110 zaken is het verblijf beëindigd, omdat niet aan één of meer voorwaarden uit de Richtlijn vrij verkeer van personen is voldaan. De grond waarop de intrekking heeft plaats gevonden is niet te genereren uit het geautomatiseerde systeem van de IND. Cijfers zijn afgerond op tientallen. In 2017 zijn 280 EU-burgers aantoonbaar uit Nederland vertrokken, 260 daarvan zijn gedwongen vertrokken.71 |
357 |
Hoe vaak is vorig jaar EU-verblijfsrecht gevraagd door partners en gezinsleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd? |
In 2017 zijn 4680 aanvragen ingediend voor een EU-document door niet EU-onderdanen. In 2017 zijn 3170 aanvragen voor een EU-document door niet EU-onderdanen ingewilligd. |
358 |
Hoeveel MOE-landers verblijven momenteel in Nederland en van hoeveel is door middel van registratie zeker dat ze hier zijn? |
Op 1 oktober 2018 stonden er 241.565 personen van de eerste generatie met een Midden- en Oost- Europese migratieachtergrond ingeschreven als inwoner van Nederland.72 |
359 |
Hoeveel vluchtelingen hebben de Arabische golfstaten, zoals Qatar, Dubai en de Verenigde Arabische Emiraten, opgenomen? |
In landen als Qatar, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten worden vluchtelingen niet als zodanig geregistreerd. Reden hiervoor is dat deze landen geen partij zijn bij het VN Vluchtelingenverdrag. Het is het daarom niet mogelijk om een exact aantal vluchtelingen per land weer te geven. UNHCR sprak eerder over een aantal van ca. 500.000 Syrische vluchtelingen in Saudi-Arabië, doorgaans met een verblijfsvergunning als arbeidsmigrant of in het kader van een vorm van gezinshereniging. Dit geldt ook voor andere Golfstaten. UNHCR sprak eerder over een aantal van ca.100.000 in de VAE. |
360 |
Hoe vaak zijn er migranten op de Middellandse Zee teruggeleid naar de dichtstbijzijnde veilige haven in Afrika? |
Onderdeel van de integrale migratie aanpak van het kabinet is het voorkomen van verdrinkingen op zee. Dat betekent dat drenkelingen op zee worden gered en – in lijn met internationale verdragen – naar de dichtstbijzijnde veilige haven worden gebracht. Dat kan ook in Afrika zijn. Het vereist wel dat die haven veilig is en dat de migranten daar geen onmenselijke behandeling te wachten staat (en zij toegang hebben tot een asielprocedure indien zij die wens kenbaar hebben gemaakt). Zoals vorig jaar eveneens het geval was zijn betrouwbare cijfers over aantallen niet beschikbaar, omdat niet centraal wordt bijgehouden hoe vaak en naar welke havens drenkelingen worden overgebracht. Het is dan ook niet mogelijk om een concreet aantal te noemen. Wel kan in het algemeen worden gezegd dat het voorkomt dat migranten die in gammele bootjes de oversteek maken naar Europa door de nationale kustwachten en/of koopvaardijschepen naar Noord-Afrikaanse havens worden gebracht. |
361 |
Waarom kiest u voor een bezuiniging van c.a. 38 miljoen euro op het budget van de IND, ondanks het feit dat nog steeds verlengde maximumtermijnen voor de behandeling van aanvragen in de verlengde procedure geldt? Waarom heeft u er niet voor gekozen het budget ten opzichte van de instroom relatief te laten stijgen, zodat procedures kunnen worden verkort? |
Het budget dat op de Rijksbegroting beschikbaar is voor 2019 is lager dan dat van 2018 omdat voor 2019 -ten tijde van de opstelling van de begroting in voorjaar 2018- een lagere instroom werd verwacht. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid actualiseert de ramingen regelmatig. Het budget voor de IND wordt gebaseerd op de raming van de instroom- en productieaantallen (Q) maal de vastgestelde kostprijzen (P). Budgetten kunnen bij vaste begrotingsmomenten gedurende het jaar bijgesteld worden. Indien de verwachte instroom hoger is en er meer productie vanuit de IND nodig is, ontvangt de IND voor de extra productie extra budget. |
362 |
Wordt er binnen het budget van het COA geld gereserveerd voor het in lijn brengen van de opvangvoorzieningen voor mensen met een handicap met het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap? Zo nee, kunt u garanderen dat de COA-opvang voor mensen met een handicap geen gezondheidsschade oplevert? |
Het COA zet zich in om iedere bewoner zo goed en veilig mogelijk op te vangen. In dit kader draagt het COA zorg voor passende opvang als een situatie daarom vraagt. Dit geldt ook voor mensen met een handicap. Hier wordt invulling aan gegeven binnen het reguliere budget van het COA. Zoals de SJenV in zijn brief van 9 mei 2018 heeft aangegeven, is het verblijf in een COA-locatie tijdelijk van aard en de locaties zijn dan ook niet als permanente huisvesting opgezet.73 Dit kan in bepaalde situaties specifieke uitdagingen met zich meebrengen. COA zoekt in deze gevallen binnen de mogelijkheden naar geschikte oplossingen, waarbij samen met betrokken partijen – waaronder zorginstanties – maatwerk wordt verleend. Het COA beschikt daartoe onder meer over kamers die speciaal geschikt zijn gemaakt voor minder valide personen. |
363 |
Hoe kan het dat de bijdrage aan versterking van de vreemdelingenketen wordt verlaagd van 10.294.000 euro naar 3.051.000 euro? |
Het budget voor versterken vreemdelingenketen is in 2018 fors hoger dan de structurele reeks vanaf 2019 omdat in 2018 eenmalig de eindejaarsmarge 2017 voor migratie van € 7,6 mln. hierop is geboekt. Dit bedrag zal in de asielreserve worden gestort, zodat het volgend jaar kan worden ingezet ter dekking van de meerkosten asiel. |
364 |
Waarom wordt de bijdrage aan het COA zwaar verminderd van 660.599.000 euro naar 496.917.000 euro? |
De bijdrage aan het COA wordt verminderd doordat een lagere bezetting wordt verwacht. Het verschil ten opzichte van 2018 betreft geen bezuiniging. Het budget voor het COA wordt gebaseerd op de raming van de ontwikkeling van de bezetting (Q) maal de vastgestelde kostprijzen (P). Het budget voor 2019 is lager dan dat van 2018 omdat voor 2019, ten tijde van de opstelling van de begroting, een lagere bezetting werd verwacht: voor 2018 was 18.590 (gemiddelde bezetting in de opvang) geraamd, voor 2019 15.200. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid actualiseert de ramingen regelmatig. Indien daar aanleiding toe is, kan het budget van het COA bij de vaste begrotingsmomenten in het jaar bijgesteld worden. |
365 |
Bent u voornemens de asielreserve aan te vullen? Zo nee, hoe wordt een mogelijke hogere instroom van asielzoekers in toekomstige jaren dan financieel opgevangen? |
De asielreserve is een begrotingsreserve die wordt gebruikt om fluctuaties in de asielinstroom op te vangen. De asielreserve wordt gevuld met onderuitputting als gevolg van niet bestede middelen uit de budgetten voor asiel. Bij de verschillende begrotingsmomenten bekijkt het kabinet op welke wijze eventuele extra kosten kunnen worden gedekt. |
366 |
Hoe kan het dat er minder wordt bijgedragen aan COA terwijl de verwachte uitstroom lager is? |
De bijdrage aan het COA is afhankelijk van de verwachte bezetting. De bezetting is een resultante van in- en uitstroom. De ten tijde van het opstellen van de begroting verwachte uitstroom in 2019 is weliswaar lager dan de uitstroom in 2018, maar is wel hoger dan de verwachte instroom. Het effect is een lagere gemiddelde bezetting en dus een lagere bijdrage aan het COA. |
367 |
Waarom wordt minder uitstroom uit de opvang verwacht? |
Ten tijde van het opstellen van de begroting 2019 (voorjaar 2018) was de verwachting dat het COA in 2019 (ten opzichte van 2018) te maken zou krijgen met zowel een lagere in- als uitstroom. De verwachting van een lagere uitstroom houdt vooral verband met de gespannen woningmarkt waardoor het huisvesten van statushouders minder snel gaat, en met een verwachte lagere instroom dan in 2018. |
368 |
Waar is de verwachting dat er bijna 5.000 minder asielzoekers instromen in 2019 op gebaseerd? |
De asielinstroom zoals weergegeven in tabel 3.6.2 is de optelsom van 1e asielaanvragen, inreis van nareizigers en herhaalde asielaanvragen. Ten tijde van het opstellen van de begroting (voorjaar 2018) was de verwachting dat vooral het aantal inreizende nareizigers in 2019 lager zou zijn dan in 2018. Dit enerzijds als gevolg van het in 2018 wegwerken van de voorraad aan nareisverzoeken en de verwachting dat het aantal nieuwe nareisverzoeken beperkt blijft, gelet op de samenstelling van de instroom aan 1e asielaanvragen. Sinds augustus neemt de instroom van eerste asielaanvragen weer toe. Bij voorjaarsnota verwacht ik uw Kamer een nieuwe verwachting voor 2019 te doen toekomen. |
369 |
Waarom is instroom in opvang en uitstroom uit opvang per 2020 exact gelijk? |
De verwachting is dat op termijn de gemiddelde bezetting bij het COA gaat stabiliseren. De verwachte instroom zal daarbij nagenoeg gelijk zijn aan de verwachte uitstroom. |
370 |
Wat is «overige instroom»? |
Overige asielinstroom betreft zogenaamde zij-instroom. Dit zijn afgewezen asielzaken die in beroep gegrond zijn verklaard. De asielzaak wordt dan opnieuw in het geautomatiseerde systeem van de IND opgevoerd. Het betreft derhalve geen nieuwe asielaanvraag, maar een oude asielaanvraag die herleeft. |
371 |
Waarom wordt de asielreserve helemaal leeg gemaakt? Waarom is dat juridisch verplicht? |
De asielreserve is een begrotingsreserve die wordt gebruikt om fluctuaties in de asielinstroom op te vangen. De asielreserve wordt gevuld met onderuitputting als gevolg van niet bestede middelen uit de budgetten voor asiel. De middelen uit de asielreserve worden ingezet als aanvullende middelen noodzakelijk zijn door hogere asielinstroom. Als bij begrotingsbesluitvorming de middelen uit de asielreserve worden ingezet dan zijn deze noodzakelijk voor de asielinstroom en worden ze gebruikt voor ophogen van het noodzakelijke budget en daarmee bestuurlijk en juridisch verplicht richting de organisaties. |
372 |
Kunt u uiteenzetten welke zaken binnen het budget voor het COA en NIDOS worden gefinancierd vanuit ODA? Gaat het hier enkel om kamers/bedden voor eerstejaars asielzoekers, of worden hier ook andere zaken uit gefinancierd? Zo ja, welke? |
Bij Nidos gaat het om begeleiding en opvang van amv's inclusief verzorgingskosten in het eerste jaar na aankomst in Nederland. Bij COA gaat dit ook om de begeleiding- en opvangkosten inclusief de gezondheidszorg voor asielzoekers in hun eerste jaar na binnenkomst. Het betreft bij zowel Nidos als COA alleen de kosten voor asielzoekers uit landen die op de DAC lijst staan. Dit zijn de landen die conform de criteria van de organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking (OESO) erkend zijn als ontwikkelingslanden. |
373 |
In welk percentage van de gewonnen beroepszaken door asielzoekers gaat de staat in hoger beroep? |
In de periode 2015–2017 heeft de Staat in gemiddeld 25% van de door asielzoekers gewonnen beroepszaken74 hoger beroep ingesteld. |
374 |
In welk percentage van de beslissingen van de IND wordt in bezwaar gegaan? In welk percentage van die bezwaarschriften wordt het bezwaar gegrond verklaard? In welk percentage van de gegronde bezwaarschriften gaat de IND in beroep? DGM |
In 2016, 2017 en 2018 (tot 1 oktober) werd in respectievelijk 63%, 62% en 61% van de afwijzende beslissingen van de IND in de reguliere toelatingsprocedures in bezwaar gegaan. Van de afgedane bezwaarschriften in voornoemde perioden is respectievelijk 24%, 27% en 27% gegrond verklaard. De verbanden tussen deze getallen kunnen niet als cohort worden benaderd. Om die reden kunnen de aantallen beslissingen en de aantallen bezwaren en de afdoening van die bezwaren binnen dezelfde periode niet rechtstreeks met elkaar in verband worden gebracht. In de bezwaarprocedure heroverweegt de IND de oorspronkelijke beslissing en kan daarbij besluiten om het bezwaar op basis van de dan aangedragen feiten en omstandigheden gegrond te verklaren. Het ligt niet in de rede dat de IND in beroep gaat tegen de eigen beslissing. |
375 |
Hoe vaak wordt de beslistermijn niet gehaald door de IND? |
In 2017 is in 14% van de asielaanvragen, in 18% van de reguliere aanvragen en in 7% van de aanvragen om naturalisatie de wettelijke termijn niet gehaald. In 2018 (stand 1 oktober) is in 12% van de asielaanvragen, in 18% van de reguliere aanvragen en in 20% van de aanvragen om naturalisatie de wettelijke termijn niet gehaald. |
376 |
Waarom wordt verwacht dat voor de IND minder budget nodig is in 2019 ten opzichte van 2018? |
Zoals in het antwoord op vraag 361 is aangegeven, wordt het budget voor de IND gebaseerd op de raming van de instroom- en productieaantallen (Q) maal de vastgestelde kostprijzen (P). Het budget voor 2019 is lager dan dat van 2018 omdat voor 2019 -ten tijde van de opstelling van de begroting in voorjaar 2018- een lagere instroom werd verwacht. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid actualiseert de ramingen regelmatig. Indien de verwachte instroom daartoe aanleiding geeft, kan het budget van de IND bij de vaste begrotingsmomenten in het jaar bijgesteld worden. Hiertoe is het afgelopen jaar twee maal besloten ten behoeve van de uitbreiding van de capaciteit bij de IND. In mei 2018 is besloten om 120 vacatures open te stellen. En begin november 2018 is besloten nogmaals 80 fte aan te trekken om opgelopen achterstanden weg te werken en doorlooptijden te verkorten. |
377 |
Waarom wordt er niet naar gestreefd dat de IND zich in 100% van de gevallen aan de wettelijke beslistermijnen houdt? |
De IND streeft er naar om bij alle aanvragen binnen de wettelijke termijn op de ingediende aanvragen te beslissen. Dat dit niet in alle gevallen lukt is mede te verklaren door bijzondere fluctuaties in de instroom, de complexiteit van een deel van de zaken, maar ook bijvoorbeeld of alle beschikbare informatie, bijvoorbeeld van derde partijen, aanwezig is om te kunnen beslissen. Hoewel het streven er blijvend op is gericht om binnen de wettelijke termijn te beslissen zullen deze omstandigheden ook in de toekomst in de weg staan dat in alle gevallen binnen de wettelijke beslistermijnen kan worden beslist. |
378 |
Welke voorwaarden worden er aan de begeleiding van Nidos gesteld, gelet op het feit dat deze subsidie bestaat uit begeleidingskosten en verzorgingskosten? Moet de begeleiding ook toezien op het voorbereiden van minderjarige vreemdelingen op terugkeer naar het land van herkomst? Hoe wordt (de aard van) deze begeleiding gemonitord? |
De begeleiding van een alleenstaande minderjarige vreemdeling valt onder de voogdij-taken van Nidos, waarvoor het departement opdrachtgever is. Onder de begeleiding valt ook het werken aan terugkeer naar het land van herkomst, wanneer er sprake is van een terugkeerperspectief (bij een afwijzing van de asielaanvraag). Hierin wordt samengewerkt met DT&V en werkt Nidos met een terugkeermethodiek. De verzorgingskosten zijn de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud die worden gemaakt bij het opvangen van amv’s met status. Nidos is een gecertificeerde instelling voor voogdij en wordt periodiek gecontroleerd door het Keurmerkinstituut om de certificering te kunnen behouden. Daarnaast valt Nidos onder de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid. |
379 |
Is de begeleiding door Nidos in 2018 ondersteunend geweest aan het Rijksbeleid ten aanzien van minderjarige vreemdelingen? Op welke punten wel en op welke punten niet? |
Ja, de begeleiding door Nidos is ondersteunend geweest aan het Rijksbeleid. In alle opvangvormen – ook de gezinnen – zullen de jongeren worden begeleid conform het perspectief dat voortvloeit uit hun asielprocedure (terugkeer dan wel integratie).Nidos draagt er zorg voor dat de opvanggezinnen voor deze taak worden toegerust, het COA en de lokale contractpartners dragen er zorg voor dat de medewerkers van de opvanglocaties hiervoor worden toegerust. Het verblijfsperspectief van jongeren wordt door de jeugdbeschermers van Nidos al in het begin van de begeleiding met de jongeren, hun netwerk, en hun omgeving besproken. Als op grond van beslissingen in de asielprocedure is vast komen te staan wat het perspectief is van een jongere, terugkeer of integratie, wordt dit toekomstperspectief expliciet als een doel opgenomen in het plan van aanpak voor de jongere. Wanneer er sprake is van terugkeer wordt dit doel tevens vertaald in concrete, op terugkeer gerichte acties. Te denken valt aan bezoeken aan de IOM (Internationale Organisatie voor Migratie), deelname aan praktijkgericht onderwijs dat qua inhoud en beroepsperspectief verband houdt met kansen in het land van herkomst, het leggen van contacten met eventuele familie in het land van herkomst, verkenning met de jongere van de formele stappen die gezet moeten worden voor terugkeer en deelname aan door derden georganiseerde projecten gericht op terugkeer. Met het oog op de effectiviteit moet er richting de pupil sprake zijn van maatwerk bij de geformuleerde acties. |
380 |
Zijn er signalen dat de inzet van Nidos in bepaalde gevallen leidt tot het frustreren van het proces van terugkeer? Zo ja, is dat reden het subsidiebedrag te verlagen? |
Nee, dat beeld wordt niet herkend. |
381 |
Wat wordt eronder verstaan dat een deel van de werkzaamheden van Vluchtelingenwerk Nederland bijdraagt aan het welbevinden van de mensen die in opvang verblijven? Hoe worden deze werkzaamheden gemonitord? |
Asielzoekers hebben vaak allerlei vragen, bijvoorbeeld over de inrichting en duur van de asielprocedure, hoe de voortgang in hun specifieke zaak is en zoeken naar informatie over familieleden met wie het contact is verloren. Tussen asielzoekers wordt onderling informatie uitgewisseld, die helaas niet altijd correct is. VluchtelingenWerk Nederland (verder: VWN) neemt onzekerheid weg bij de asielzoekers door vragen te beantwoorden en door hen, indien nodig, te verwijzen naar andere organisaties. Zowel op locatieniveau als op landelijk niveau is afstemming tussen VWN en het COA. Ook met het Ministerie van Justitie en Veiligheid is afstemming over het soort vragen/antwoorden en doorverwijzingen. De subsidie aan VWN wordt op basis van (kalender-)jaarplannen verstrekt. Twee maal per jaar legt VWN aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid verantwoording af over de uitputting van de begroting enerzijds en de voortgang van werkzaamheden zoals opgenomen in het jaarplan anderzijds. |
382 |
Wat is de reden dat slechts 8% van de kosten die Vluchtelingenwerk Nederland maakt, worden toegerekend aan het proces terugkeer? |
Voor een voortvarend verloop van de asielprocedure is het van belang dat een vreemdeling goed is geïnformeerd en voorbereid op de asielprocedure. Hierin speelt VluchtelingenWerk Nederland (verder: VWN) een belangrijke rol. VWN geeft voorlichting in de rust- en voorbereidingstermijn, bereidt de vreemdeling voor op het gesprek met de advocaat en de IND en helpt eventueel bij het verkrijgen van documenten die van belang zijn gedurende het proces. Ook tijdens de procedure wordt de vreemdeling door VWN geholpen door bijvoorbeeld als vraagbaak te dienen en uitleg te geven over zaken die in de asielprocedure naar voren komen. Door VWN wordt de meeste tijd en energie in deze werkzaamheden gestoken en daarom maakt dit ook het grootste deel uit van hun begroting. Omdat de uitkomst van de procedure ook negatief kan zijn en dan terugkeer aan de orde is, geeft VWN hierover ook voorlichting aan de vreemdelingen. Hierbij gaat het met name over het geven van informatie over de mogelijkheden die er zijn na een afwijzend besluit. Bij het daadwerkelijk vertrek spelen met name de Dienst Terugkeer en Vertrek en het IOM een rol. |
383 |
Wat verklaart de toename van uitgaven aan «eigen personeel» en «overig personeel» bij de apparaatsuitgaven op het kerndepartement? Wat moet verstaan worden onder «overig personeel»? |
De toename in het jaar 2019 wordt veroorzaakt door een eenmalige daling van de uitgaven in 2018. De structurele uitgaven aan «eigen personeel» dalen licht. De eenmalige daling in 2018 wordt verklaard door een stelpost voor wat betreft de verwachte onderuitputting in de begrotingsuitvoering 2018. De toename van uitgaven «overig personeel» (structureel een stijging van 150.000 euro) wordt grotendeels veroorzaakt door diverse kleine herschikkingen tussen het budget overig personeel en externe inhuur. Onder «overig personeel» wordt verstaan alle personeelskosten die betrekking hebben op post-actief personeel. Voorbeelden hiervan zijn: wachtgelden, Flexibel Pensioen en Uittreden-plus (FPU-plus) en WWV-vervangende uitkering overheidspersoneel. |
384 |
Wat verklaart de piek van 41.273 euro in de uitgaven aan «overige materieel» in 2020 bij de apparaatsuitgaven kerndepartement? |
Tot en met 2020 lopen de geraamde uitgaven op tot € 41,3 mln. bij het onderdeel «overig materieel». Met ingang van 2021 zijn de geraamde uitgaven circa € 38,2 mln. structureel. Voor de oploop en voor de daling met circa € 3 mln. na 2020 is geen eenduidige oorzaak. Onder overig materieel worden diverse investeringen en aankopen verantwoord. Deze hebben niet altijd een structureel karakter. De uitgaven per jaar kunnen daardoor verschillen. |
385 |
Hoe komt het dat de apparaatsuitgaven van het OM vanaf 2019 zo fors naar beneden gaan? Kunt u dat toelichten? Wat zijn hiervan de gevolgen? |
De daling van de apparaatsuitgaven van het OM van 2018 naar 2019 wordt vooral veroorzaakt doordat voor een aantal budgettaire mutaties (zoals bijvoorbeeld middelen ten behoeve van de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Hoekstra en middelen in het kader van het Regeerakkoord) de meerjarige doorwerking nog niet is geboekt. Daarnaast is er sprake van overlopende verplichtingen vanuit het jaar 2017. Ten slotte werd tot en met 2017 de kosten van de productie die het OM op het terrein van verkeershandhaving pleegde boven een bepaald niveau verrekend met het verkeersbudget. Vanaf 2018 wordt deze (meer)productie niet meer ten laste van het verkeersbudget gebracht, maar van het reguliere apparaatsbudget. De overheveling van middelen vanaf 2019 dient nog plaats vinden. Om de budgetten voor 2018 te kunnen vergelijken met 2019 en verdere jaren dient het budget voor het jaar 2018 gecorrigeerd te worden voor het bovenstaande, dat wil zeggen met ruim € 16 mln. De daling van de apparaatsuitgaven van het OM van 2018 naar 2019 bedraagt dan 1% en van 2018 naar 2020 ruim 2%. Deze daling komt nog voort uit de efficiencytaakstelling van het vorige kabinet. Deze efficiencytaakstelling liep tot en met 2018. Het OM heeft echter meer tijd gekregen om deze taakstelling in te vullen. Het OM heeft eerder aangegeven de efficiencytaakstelling te zullen invullen en dit heeft geen gevolgen voor de prestaties van het OM. |
386 |
Hoe komt het dat de apparaatsuitgaven van het Leger des Heils en Stichting Reclassering veranderen? Kunt u beide mutaties toelichten? |
De bedragen die worden genoemd in de tabel op blz. 85 van de begroting hebben betrekking op de levering van reclasseringsproducten (adviezen, toezichten en werkstraffen). Hier liggen ramingen van productieaantallen aan ten grondslag, die zijn gebaseerd op de uitkomsten van het Prognosemodel Justitiële Ketens. Daarnaast doen zich gedurende het uitvoeringsjaar beleidsmatige mutaties voor. Deze zijn al verwerkt voor de jaren 2017 en 2018, maar hebben geen doorwerking naar 2019 en verder. |
387 |
Kunt de toename van de apparaatsuitgaven voor Dienst Justis toelichten? |
De apparaatsuitgaven voor de Dienst Justis nemen toe omdat Justis onder andere door uitbreiding van haar taken en hogere productie meer personeel in dienst heeft genomen. Justis verwacht in 2019 en verder een stijging van het aantal Verklaring Omtrent Gedrag natuurlijke personen (VOG NP). |
388 |
Kunt u een overzicht verstrekken van de door de Inspectie Justitie en Veiligheid in 2018 opgeleverde rapporten alsmede een inzicht in de rapportages/inspecties die voor het jaar 2019 voorzien zijn? |
Alle inspectierapporten – ook die van 2018 – worden voorzien van een inhoudelijke reactie door de verantwoordelijke bewindspersoon van JenV aan de Staten-Generaal aangeboden. De rapporten zijn te vinden op de website van de Inspectie JenV, www.inspectie-jenv.nl Jaarlijks stelt de Inspectie Justitie en Veiligheid een jaarbericht op. Met het jaarbericht legt de Inspectie JenV verantwoording af over de onderzoeken en activiteiten die zij het afgelopen jaar heeft uitgevoerd. Het is gebruikelijk dat het jaarbericht een bijlage bevat met een overzicht van (en hyperlinks naar) alle gepubliceerde rapporten. Begin 2019 ontvangt u het jaarbericht 2018. Het werkprogramma 2019 van de Inspectie JenV is uw Kamer onlangs aangeboden. Het werkprogramma komt mede tot stand op basis van de wettelijke taken van de Inspectie. Onderzoeken komen grotendeels voort uit gesignaleerde risico’s in het justitie- en veiligheidsdomein. Het werkprogramma wordt opgesteld door de inspecteur-generaal. De Minister van Justitie en Veiligheid biedt het werkprogramma vervolgens aan de Staten-Generaal aan. Gedurende het jaar toetst de Inspectie de programmering op actualiteit. Afhankelijk van deze toetsing kan de programmering worden herzien. De Minister van JenV informeert de Staten-Generaal dan over tussentijdse wijzigingen in de programmering en over andere aangelegenheden die de programmering in belangrijke mate beïnvloeden. Deze werkwijze is conform de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties en is vastgelegd in het Protocol voor de werkwijze van de Inspectie JenV. |
389 |
Kunt u meer uitleg geven bij de bedragen onder het niet-beleidsartikel 92 «Nog onverdeeld»? |
Op artikel 92 worden bedragen opgenomen waarvan de doorverdeling naar de specifieke instrumenten in de JenV-begroting nog niet heeft plaatsgevonden. Dat kan betrekking hebben op de jaarlijkse loon- en prijsbijstelling maar ook op intensiveringen en taakstellingen. De doorverdeling vindt voor zover het uitgaven betreft plaats op het moment dat bekend is ten laste van welk artikel de betalingen gaan plaatsvinden. Ook is op artikel 92 een nog nader in te vullen meerjarige verlaging opgenomen in verband met jaarlijkse onderuitputting en positieve resultaten van de agentschappen. Op het moment dat duidelijk is hoe deze verlaging wordt vorm gegeven, worden ook deze bedragen overgeboekt naar het betreffende artikel. |
390 |
In welke mate kunnen veroordeelde criminelen nu verspreid worden? Hoe zal dat zijn wanneer de vier gevangenissen gesloten worden? Bestaat het gevaar dat criminele netwerken in de gevangenis door kunnen gaan? |
Op dit moment zijn er 25 inrichtingen met 30 locaties. Door de sluiting kunnen veroordeelde criminelen over twee inrichtingen minder worden verspreid. Van de vier te sluiten locaties staat er één al meer dan een jaar leeg en is een andere inrichting bestemd voor de opvang van bestuursrechtelijke vreemdelingen. Criminelen uit hetzelfde criminele samenwerkingsverband (CSV) worden zo veel als mogelijk in verschillende inrichtingen geplaatst. Dit blijft in voldoende mate mogelijk. |
391 |
Wat zal de sluiting van PI Almere, PI Zwaag, PI Haaglanden locatie Zoetermeer en DC Zeist aan besparingen opleveren? |
De besparing die gerealiseerd wordt met de sluitingen bedraagt ruim € 53 mln., waarvan reeds € 25 mln. in de begroting was verwerkt als leegstandskorting. Per saldo dus een besparing van € 28 mln. per jaar. Een deel van deze besparing wordt ingezet om de hogere gedetineerdenbezetting van DJI te financieren, een deel voor de plannen van het kabinet ten aanzien van de detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling (waaronder de daartoe benodigde detentiecapaciteit), en een deel voor problematiek op de begroting van JenV. De bedragen variëren per jaar. In 2023 betreft het € 12 mln. voor de hogere gedetineerden bezetting van DJI, € 8 mln. voor detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling en € 8 mln. voor problematiek op de begroting van JenV. |
392 |
Welk bedrag van de te verwachten besparingen die gemoeid zijn bij het sluiten van PI Almere, PI Zwaag, PI Haaglanden locatie Zoetermeer en DC Zeist zal opnieuw worden geïnvesteerd in DJI en kan worden aangegeven op welke wijze dit bedrag precies geïnvesteerd zal worden? |
De besparing die gerealiseerd wordt met de sluitingen bedraagt ruim € 53 mln., waarvan reeds € 25 mln. in de begroting was verwerkt als leegstandskorting. Per saldo dus een besparing van € 28 mln. per jaar. Een deel van deze besparing wordt ingezet om de hogere gedetineerdenbezetting van DJI te financieren, een deel voor de plannen van het kabinet ten aanzien van de detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling (waaronder de daartoe benodigde detentiecapaciteit), en een deel voor problematiek op de begroting van JenV. De bedragen variëren per jaar. In 2023 betreft het € 12 mln. voor de hogere gedetineerdenbezetting van DJI, € 8 mln. voor detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling en € 8 mln. voor problematiek op de begroting van JenV. |
393 |
Zal de Kamer geïnformeerd worden over de uiteindelijk bespaarde en opnieuw geïnvesteerde bedragen in DJI naar aanleiding van de sluiting van PI Almere, PI Zwaag, PI Haaglanden locatie Zoetermeer en DC Zeist? |
De besparingen van de sluitingen zijn verwerkt in de ontwerpbegroting 2019, evenals de inzet van deze middelen. Zie daarvoor ook het antwoord op vraag 392. Na vaststelling van deze begroting door uw Kamer committeert de MRb zich aan deze besparingen en investeringen. |
394 |
In hoeveel gevangenissen zijn nu drugs- en telefoonhonden aanwezig? Zijn er plannen dit aantal uit te breiden? |
Op dit moment heeft de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) elf drugshonden en twee GSM honden. Deze honden zijn niet gekoppeld aan een vaste inrichting. In elke gevangenis vinden zoekacties plaats met speurhonden. De inzet van de speurhonden zal nog verder geoptimaliseerd worden. Op dit moment is voor een uitbreiding van het aantal honden en begeleiders op de begroting van JenV geen budget beschikbaar. |
395 |
Wat zou het kosten om in elke gevangenis een drugs- en telefoonhond te stationeren? |
De totale operationele kosten op jaarbasis van 1 fte hondengeleider en 2 telefoonhonden bedragen € 103.482. Indien bij alle 27 locaties van de divisie gevangeniswezen/vreemdelingenbewaring (24 inrichtingen) één drugs- en telefoonhond zou worden gestationeerd, zijn de totale kosten € 2,8 mln. Op dit moment is voor een uitbreiding van het aantal honden en begeleiders op de begroting van JenV geen budget beschikbaar. |
396 |
Hoeveel extra vaste personeelsleden zijn aangenomen sinds het sluiten van het convenant «Werken aan een Solide Personeelsbeleid»? |
Personeelsleden die worden aangenomen bij DJI krijgen eerst een tijdelijke aanstelling voor hun proeftijd of een opleidingstraject. Bij goed functioneren zullen die personeelsleden een vaste aanstelling krijgen. Zie tabel 18 uit de bijlage voor de aantallen van eind november 2017 tot en met eind september 2018 voor geheel DJI1. Nb. Er wordt ook personeel aangesteld voor een periode van 2 tot 3 jaar. Dit personeel vervangt vaste medewerkers die in het kader van vakmanschap een opleiding volgen of gebruik maken van de Regeling Partiële Arbeidsparticipatie Senioren (PAS) en van Ouderschapsverlof (OSV). De verwachting is dat veel van deze medewerkers ook een vaste aanstelling zullen krijgen. |
397 |
Hoe heeft het aantal gedetineerden per personeelslid zich ontwikkeld sinds het sluiten van het convenant «Werken aan een Solide Personeelsbeleid»? |
Het aantal personeelsleden is afgestemd op het aantal detentieplaatsen dat beschikbaar is voor het plaatsen van justitiabelen/gedetineerden, zoals opgenomen in de begroting. Het aantal plaatsen dat daadwerkelijk bezet is, varieert over het jaar. De richtlijn voor het aantal justitiabelen/gedetineerden per personeelslid is sterk afhankelijk van het regime. Zo worden in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) meer personeelsleden ingezet per gedetineerde dan in een arrestanten regime. Ook bij de Jeugdinrichting of Forensisch Psychiatrische Centra worden vaak meer medewerkers ingezet. Naast personeelsleden die in dienst zijn van het Gevangeniswezen/Vreemdelingenbewaring en de Forensische Zorg/Justitiële Jeugdinrichtingen worden medewerkers van de Dienst Vervoer & Ondersteuning en externe medewerkers ingezet. Voor de Forensische Zorg/Justitiële Jeugdinrichtingen geldt dat patiënten en jongeren worden geplaatst bij particuliere inrichtingen. Een indicatie van de ontwikkeling van het aantal justitiabelen /gedetineerden per personeelslid is dat na het afsluiten van het convenant (eind november 2017 t/m eind september 2018) het aantal personeelsleden in dienst van het Gevangeniswezen/Vreemdelingenbewaring en de Forensische Zorg/Justitiële Jeugdinrichtingen met respectievelijk 4,5% en 6,2% is toegenomen en het aantal personeelsleden van de Dienst Vervoer & Ondersteuning met ruim 9,5%. De stijging van het aantal justitiabelen/gedetineerden is beperkt (variërend van krimp tot een toename van ongeveer 1%). |
398 |
Wat is de stand van zaken in de herijking van de personeelsnormen, zoals afgesproken in het convenant «Werken aan een Solide Personeelsbeleid»? |
Op dit moment zijn nog geen nieuwe afspraken gemaakt en blijven conform de afspraak in het convenant de eerder overeengekomen normen en richtlijnen met betrekking tot de personele inzet van toepassing. Inmiddels is op basis van onderzoek aan de penitentiaire inrichtingen Gevangenisbewaring/Vreemdelingenbewaring extra financiering toegekend in verband met bovennormatief gebruik van de Regeling partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS) en van ouderschapsverlof (OSV). Verder is extra financiering toegekend aan de inrichtingen in verband met de zogenaamde loonsomproblematiek waarbij in sommige inrichtingen een bovengemiddeld deel van het personeel het maximum van de salarisschaal heeft bereikt. In financiële zin heeft dit voor een aantal penitentiaire inrichtingen belemmeringen voor het werven van voldoende personeel weggenomen. |
399 |
In hoeverre is de ervaren werkdruk afgenomen onder medewerkers van DJI, naar aanleiding van het convenant «Werken aan een Solide Personeelsbeleid»? |
De ervaren werkdruk maakt onderdeel uit van het Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO). Het laatste MTO heeft plaatsgevonden in 2017, een volgend MTO zal plaatsvinden voor eind 2019. Er zijn derhalve geen gegevens op basis waarvan deze vraag kan worden beantwoord. Het laatste MTO heeft plaatsgevonden in 2017 de score van 5,9 wijkt niet relevant af van de meting in 2014/2015 met een score van 5,8. |
400 |
Hoeveel extra vaste personeelsleden zijn aangenomen sinds het sluiten van het convenant «Werken aan een solide personeelsbeleid»? Hoe heeft het aantal gedetineerden per personeelslid zich ontwikkeld sinds het sluiten van dit convenant? Wat is de stand van zaken in de herijking van de personeelsnormen, zoals afgesproken in dit convenant? In hoeverre is door dit convenant de ervaren werkdruk afgenomen onder medewerkers van DJI? |
Personeelsleden die worden aangenomen bij DJI krijgen eerst een tijdelijke aanstelling voor hun proeftijd of een opleidingstraject, bij goed functioneren, zullen de meeste personeelsleden een vaste aanstelling krijgen. Zie tabel 18 uit de bijlage1. Het aantal personeelsleden is afgestemd op het aantal detentieplaatsen dat beschikbaar is voor het plaatsen van justitiabelen/gedetineerden, zoals opgenomen in de begroting. Het aantal plaatsen dat daadwerkelijk bezet is, varieert over het jaar. De richtlijn voor het aantal justitiabelen/gedetineerden per personeelslid is sterk afhankelijk van het regime. Zo worden in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) meer personeelsleden ingezet per gedetineerde dan in een arrestanten regime. Ook bij de Jeugdinrichting of Forensisch Psychiatrische Centra worden vaak meer medewerkers ingezet. Naast personeelsleden die in dienst zijn van het Gevangeniswezen/Vreemdelingenbewaring en de Forensische Zorg/Justitiële Jeugdinrichtingen worden medewerkers van de Dienst Vervoer & Ondersteuning en externe medewerkers ingezet. Voor de Forensische Zorg/Justitiële Jeugdinrichtingen geldt dat patiënten en jongeren worden geplaatst bij particuliere inrichtingen. Een indicatie van de ontwikkeling van het aantal justitiabelen /gedetineerden per personeelslid is dat na het afsluiten van het convenant (eind november 2017 t/m eind september 2018) het aantal personeelsleden in dienst van het Gevangeniswezen/Vreemdelingenbewaring en de Forensische Zorg/Justitiële Jeugdinrichtingen met respectievelijk 4,5% en 6,2% is toegenomen en het aantal personeelsleden van de Dienst Vervoer & Ondersteuning met ruim 9,5%. Terwijl de stijging van het aantal justitiabelen/gedetineerden beperkt is (variërend van krimp tot een toename van ongeveer 1%). Op dit moment zijn nog geen nieuwe afspraken gemaakt en blijven conform de afspraak in het convenant de eerder overeengekomen normen en richtlijnen met betrekking tot de personele inzet van toepassing. Inmiddels is op basis van onderzoek aan de penitentiaire inrichtingen Gevangenisbewaring/Vreemdelingenbewaring extra financiering toegekend in verband met bovennormatief gebruik van de Regeling partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS) en van ouderschapsverlof (OSV). Verder is extra financiering toegekend aan de inrichtingen in verband met de zogenaamde loonsomproblematiek waarbij in sommige inrichtingen een bovengemiddeld deel van het personeel het maximum van de salarisschaal heeft bereikt. In financiële zin heeft dit voor een aantal penitentiaire inrichtingen belemmeringen voor het werven van voldoende personeel weggenomen. De ervaren werkdruk maakt onderdeel uit van het Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO). Sinds de ondertekening van het convenant is geen nieuw MTO uitgevoerd. Er zijn derhalve nog geen gegevens op basis waarvan deze vraag kan worden beantwoord. Het eerstvolgende MTO zal in 2019 uitgevoerd worden. |
401 |
Hoe vaak is het afgelopen jaar tbs opgelegd? |
Zie tabel 19 uit de bijlage voor het aantal tbs-opleggingen weergegeven voor 2017 en 20181. De «omzettingen» (tbs met voorwaarden omgezet in tbs met bevel tot verpleging) tellen (juridisch) mee in het jaar waarin de tbs met voorwaarden is opgelegd. Dit houdt in dat bij een toekomstige vraag over dit onderwerp het (totaal) aantal opleggingen tbs met bevel tot verpleging kan wijzigen. Het daadwerkelijke aantal opleggingen tbs met bevel tot verpleging over 2017 en 2018 kan nog toenemen in verband met het zogenaamde «na-ijleffect». |
402 |
Hoe vaak is het afgelopen jaar tbs met dwangverpleging opgelegd? |
Zie het antwoord op vraag 401. Als het aantal opleggingen tbs (zowel tbs dwangverpleging en tbs voorwaarden) voor de resterende maanden van 2018 een gelijke trend laat zien, dan zal het totaal van 2018 ver boven die van 2017 uitkomen. |
403 |
Hoe vaak zijn het afgelopen jaar tbs’ers niet teruggekomen van onbegeleid verlof? |
In 2017 hebben 10 tbs-gestelden met een machtiging «onbegeleid verlof» zich onttrokken aan verlof. Voor de eerste negen maanden van 2018 bedraagt dit aantal 7 tbs-gestelden. |
404 |
Hoe vaak zijn het afgelopen jaar tbs’ers op verlof de fout in gegaan? |
De maatregel één jaar geen verlof is 13 keer toegepast voor de tbs-gestelden die zich in 2017 hadden onttrokken, waarbij er in één geval zowel sprake was van een onttrekking als een verdenking van een nieuw strafbaar feit. Voor strafbare feiten die in 2017 hebben plaatsgevonden, is vier keer de maatregel één jaar geen verlof toegepast. Daarnaast is voor twee incidenten tijdens verlof in 2017 de tbs-maatregel van rechtswege vervallen in verband met het plegen van een nieuw strafbaar feit als gevolg waarvan een nieuwe tbs-maatregel is opgelegd. |
405 |
Wat zijn de recidivecijfers bij tbs’ers? |
Zie tabel 20 uit de bijlage voor de prevalentie van 2-jarige recidive van tbs met dwangverpleging per vijfjaarscohort 2005–20131. |
406 |
Wat zijn de recidivecijfers na een gevangenisstraf zonder tbs? |
Voor wat betreft gedetineerden die in 2013 zijn uitgestroomd, blijkt uit WODC-cijfers dat 45,5% binnen twee jaar gerecidiveerd had (algemene recidive). In het voorjaar van 2019 komen de WODC-recidivecijfers van de uitstroomcohorten 2014 en 2015 beschikbaar. |
407 |
Hoeveel fte zou er minimaal nodig zijn bij de IND om in geen enkele zaak meer de beslistermijn te overschrijden mits het niet zeer uitzonderlijke zaken betreft? |
Hoeveel fte er minimaal voor de IND nodig zijn om in geen enkele zaak meer de beslistermijn te overschrijden is niet precies op voorhand te zeggen. De IND behandelt jaarlijks een groot aantal aanvragen, ca. 250.000 aanvragen voor regulier, asiel en bescherming en naturalisatie. Daarnaast worden er 30.000 tot 40.000 beroepszaken door de IND behandeld. Voor een deel van de aanvragen is de instroom daarvan in zekere zin te voorspellen maar het aantal aanvragen, met name in asielzaken, kent een grillig verloop. Hierbij moet voortdurend worden geanticipeerd op de nieuwste inzichten. Naast deze geo-politieke ontwikkelingen die de asielinstroom beïnvloeden heeft met name regulier te maken met ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de (Europese) jurisprudentie en de komende Brexit, die de instroom kunnen beïnvloeden. Daarnaast hangt de doorlooptijd van zaken soms op informatie van derden: de IND kan niet altijd beslissen totdat er een volledig beeld is. |
408 |
Hoeveel fte is er thans beschikbaar bij de IND? |
Per eind september 2018 is er 2.913,4 fte aan ambtelijk personeel en 731 fte aan tijdelijke inhuur bij de IND beschikbaar. |
409 |
Welke stappen worden genomen om de externe inhuurkosten van personeel te verlagen? |
De IND verlaagt de externe inhuur door, voor het werk met een structureel karakter, vast personeel in dienst aan te nemen. Om flexibel te kunnen reageren op fluctuaties in de instroom van asielzoekers, maakt de IND gebruik van tijdelijk personeel. Daarbij beziet de IND de inzet van externe inhuur op grond van de Circulaire toepassing Wet werk en zekerheid bij de rijksoverheid van 23 oktober 2015 en hanteert het begrip piekbelasting zoals beschreven in het Onderhandelaarsakkoord Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk (2018–2020). |
410 |
Waarop is raming voor asielinstroom van 22.500 voor 2020 en verder gebaseerd? |
De structurele instroomraming is gebaseerd op een langjarig gemiddelde en verwachtingen omtrent (internationale) ontwikkelingen, zowel binnen als buiten Europa, die hierop van invloed kunnen zijn. Omdat de instroom behoorlijk fluctueert en sterk afhankelijk is van genoemde ontwikkelingen, is de raming de laatste jaren alleen bijgesteld voor het lopende en het komende begrotingsjaar. Dat gebeurt op basis van prognoses, die voor deze begroting afgelopen voorjaar zijn opgesteld. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid actualiseert de ramingen regelmatig. Indien daartoe aanleiding is, kan de begroting bij de vaste begrotingsmomenten in het jaar bijgesteld worden. |
411 |
Wat is het totaal aantal boetes opgelegd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), uitgesplitst per categorie? |
Bij de verkeersboetes wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen snelheidsovertredingen, verkeerd parkeren/stilstaan, roodlichtnegatie en overige overtredingen. Als periode wordt hieronder 2017 als het laatste volledige jaar aangehouden. In 2017 zijn in totaal 9.223.477 verkeersovertredingen geconstateerd. 75 Zie ook tabel 21 uit de bijlage1. |
412 |
Wat zijn de directe en indirecte inningskosten? |
Het CJIB maakt geen onderscheid tussen directe en indirecte inningskosten. Wel worden verschillende kostenposten bij de samenstelling van de administratiekosten onderscheiden. De opbouw van het bedrag van 9 euro administratiekosten staat in tabel 22 uit de bijlage.76 1 |
413 |
Hoeveel door het CJIB opgelegde boetes worden uiteindelijk vernietigd, uitgesplitst per categorie, en wat zijn hiervan de kosten? |
Het CJIB is niet betrokken bij de beoordeling van beroepen en vernietigt niet zelfstandig boetes. Het openbaar ministerie (parket CVOM) is belast met de beoordeling van beroepen op grond van de Wahv en in hogere instantie de kantonrechter. De beslissingen in deze beroepen kunnen de vernietiging van een boete tot gevolg hebben. In het onderstaande overzicht worden cijfers weergegeven op basis van het aantal in 2017 ingestroomde beroepen. Dit betekent dat het ook om boetes kan gaan die in voorgaande jaren zijn opgelegd. In totaal heeft parket CVOM in 2017 402.471 beroepen bij de officier van justitie behandeld en daarvan zijn 92.568 alsnog vernietigd (23%). Onderstaande cijfers geven de vernietigingen naar de grootste categorieën onderverdeeld aan. Hierbij zijn de zogenaamde verhuurzaken niet inbegrepen, waardoor het totaal vernietigingen lager is dan het hierboven genoemde aantal. Bij verhuurzaken gaat het om gehuurde of geleasete voertuigen, waarbij in eerste instantie aan de kentekenhouder een boete wordt opgelegd, maar deze wordt vernietigd op het moment dat de huurder bekend is. Een vernietiging van een boete maakt geen verschil in kosten. Financiering is gebaseerd op een gemiddelde behandelduur van een beroep. Zie tabel 23 uit de bijlage1. Voor wat betreft het aantal zaken in de procedure bij de kantonrechter wordt verwezen naar onderstaande tabel. Met beslissing CVOM wordt in onderstaande tabel bedoeld de herbeoordeling door de officier van justitie nadat beroep bij de kantonrechter is ingesteld. Zie tabel 24 uit de bijlage1. |
414 |
Wat is het verschil tussen A- en B-zaken met betrekking tot ontnemingsmaatregelen? |
Het verschil is de hoogte van de opgelegde ontnemingsmaatregel. Categorie A betreft maatregelen tot en met € 9.999,99 en categorie B betreft maatregelen vanaf € 10.000,00 tot en met € 99.999,99. |
415 |
Kunt u per doelmatigheidsindicator – van Geldboetes tot en met Jeugdreclassering – het grote verschil tussen de gerealiseerde kostprijs in 2017 en de begrote kostprijzen in 2018 en verder uitleggen en toelichten? |
Zoals in de Rijksbegroting 2019 vermeld is het algehele kostenniveau van het CJIB gestegen door onder andere een CAO-verhoging, de toename van het persoonsgericht werken en digitalisering. Voor de AICE-producten betekent dit dat, ten aanzien van de coördinatie van strafrechtelijke beslissingen, een meer persoonsgerichte beoordeling plaatsvindt. Hierdoor zijn de kostprijzen van een aantal producten toegenomen. De kostentoename is derhalve meer toe te schrijven aan generieke oorzaken dan per doelmatigheidsindicator. Voor een enkel product zijn de kostprijzen specifiek verhoogd als gevolg van een toename van de kosten. Voor de ontnemingsmaatregelen is dit het gevolg van intensiveringen (onder andere intensiveren afpakken Zuid Nederland) en voor de schadevergoedingsmaatregelen houdt dit verband met de voorschotregeling. Voor het verloop van de kostprijzen is voorts van belang dat het CJIB enige tijd geleden een verbetering in zijn methodiek van kostprijsberekening heeft doorgevoerd. Als gevolg van deze methodiek zijn de kostprijzen -gegeven het kostenniveau van het CJIB- in meer of mindere mate gewijzigd. Deze wijziging is toegelicht in de begroting 2018.77 |
416 |
Waarom is het budget voor de One Stop Shop (OSS) niet verhoogd, aangezien dit voor 2018 niet voldoende is gebleken? Welke (concrete) consequenties had dit voor het OM, de politie en het NFI? |
Vanuit de regeerakkoordmiddelen voor extra capaciteit voor de strafrechtketen zullen ook in 2019 en verder extra middelen beschikbaar gesteld worden voor de One Stop Shop. OM en politie prioriteren de in te sturen sporen zo goed mogelijk en wegen daarbij af welke sporen belangrijk zijn voor het oplossen van een zaak. Doordat het budget voor de OSS voortijdig uitgeput was, moeten OM en politie strenger prioriteren welke sporen zij wel of niet insturen voor forensisch onderzoek. Het OSS-budget is slechts een klein deel uit van het totale budget van het NFI (€ 3 mln. van de € 66 mln.). Bij het oplossen van een zaak en de pakkans spelen ook andere zaken een rol, zoals de wijze waarop andere (tactische) onderzoeksmiddelen worden ingezet. Met het OM en politie is MJenV steeds in gesprek om ervoor te zorgen dat sporen in belangrijke zaken onderzocht kunnen worden binnen de beschikbare capaciteit. |
417 |
Klopt het dat er achterstanden zijn bij het behandelen van VOG-aanvragen, met als gevolg dat mensen bijvoorbeeld niet met vrijwilligerswerk kunnen starten? Hoe groot zijn die achterstanden? Hoe zal dit worden opgelost? |
Ja, het klopt dat de behandeling van VOG-aanvragen in bepaalde gevallen langer duurt dan voorheen. De achterstand valt te verklaren door het stijgende aantal VOG-aanvragen van de afgelopen jaren. In 2017 werden circa één miljoen VOG’s aangevraagd en naar verwachting zullen dit er ruim 1,2 miljoen zijn in 2018. Voor aanvragen waar meer onderzoek voor nodig is, kan het gehele aanvraagtraject maximaal tien weken duren, in plaats van de wettelijk voorgeschreven termijn van acht weken. Echter, in de meeste gevallen (93,7%) krijgt de aanvrager zijn VOG binnen vijf dagen toegestuurd. Justis is met een aantal acties gestart die zijn gericht op het wegwerken van de achterstanden. Zo wordt onder andere ingezet op het aannemen van meer personeel en het optimaliseren van het werkproces, zodat er in voorjaar 2019, behoudens onvoorziene ontwikkelingen, geen sprake meer is van een achterstand. Overigens geldt deze aanpak voor alle VOG-aanvragen, dus ook voor VOG’s die door vrijwilligers worden aangevraagd. |
418 |
Welke plannen neemt u zich voor om digitalisering in de rechtspraak te realiseren? Wanneer worden de uitgestelde beoogde baten van de digitalisering van de rechtspraak wel gerealiseerd en welke bedragen belopen de baten vermoedelijk? |
Het realiseren van de digitalisering ligt wettelijk primair bij de rechtspraak zelf. De MRb heeft u bij brieven van 13 april 2018 en 13 juli 2018 geïnformeerd over de voortgang en hoe er inhoud wordt gegeven aan zijn rol.78 Uw Kamer zal als toegezegd afzonderlijk voor de begrotingsbehandeling worden geïnformeerd over het basisplan voor de digitalisering en de weging daarvan. De Raad voor de rechtspraak heeft de MRb daarover recent geïnformeerd. Zoals de Raad eerder heeft aangegeven zal de focus liggen op digitale toegankelijkheid en minder op automatisering. De oorspronkelijk ingeschatte baten zouden vooral met automatisering behaald worden. De doelstelling van automatisering is een volgende stap in het proces die pas later kan worden gerealiseerd. Op dit moment kan nog niet worden ingeschat op welke termijn baten kunnen worden gerealiseerd en hoe hoog die kunnen zijn. |
419 |
Hoeveel middelen zijn in 2019 beschikbaar voor de implementatie van de professionele standaarden? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de hiervoor beschikbare middelen in 2018 en 2020? |
In 2019 is € 25 mln. beschikbaar voor de implementatie van de professionele standaarden. In 2018 is dit € 18 mln. en vanaf 2020 is dit € 35 mln. per jaar. |
420 |
Hoeveel middelen stelt u beschikbaar aan de Rvdr in 2019 voor het implementeren van de professionele standaarden voor rechters en raadsheren? Hoe verhouden die middelen zich tot de beschikbaar gestelde middelen daarvoor in 2018 en hoe gaan die zich verhouden tot de beschikbaar te stellen middelen in 2020? |
Voor het implementeren van de professionele standaarden is in 2018 € 18 mln., in 2019 € 25 mln. en vanaf 2020 structureel € 35 mln. beschikbaar gesteld. |
421 |
Wat heeft het nieuwe bekostigingssysteem van de rechtspraak opgeleverd? Op welke punten is het voor verbetering vatbaar? Waarom is een onafhankelijk adviseur werkzaam bij de Raad van State aangeschreven om onderzoek te doen? Wat is de laatste stand van zaken rondom het onderzoek naar de bekostigingssystematiek? |
Met het bekostigingssysteem voor de rechtspraak in 2002 is een aanzienlijke vereenvoudiging gerealiseerd ten opzichte van het oude systeem van bekostiging, is de financiering transparant gemaakt en is een stimulans in het systeem ingebouwd voor slagvaardigheid en doelmatigheid. Over een aantal onderdelen van het bekostigingssysteem is door de Raad voor de rechtspraak en het ministerie gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijk adviseur werkzaam bij de Raad van State met een grote expertise op dit gebied. De vraagstelling richt zich op mogelijkheden voor verbeteringen in het bekostigingssysteem op het gebied van de wijze waarop de tijdmeting wordt toegepast en de wijze waarop rekening wordt gehouden met kosten voor innovatie en overhead. Het advies is recent uitgebracht. Uw Kamer zal binnenkort hierover worden geïnformeerd. |
422 |
Wordt bij de nadere afspraken over de begrotingssystematiek ook gesproken over de maatschappelijk effectieve rechtspraak en over welke middelen nodig zijn om dit te bevorderen? |
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de begrotingssystematiek, die gaat over de techniek van de financiering van de rechtspraak, en het feitelijke begroten en toekennen van middelen voor bijvoorbeeld maatschappelijk effectieve rechtspraak. Dit laatste kan een plaats hebben in de driejaarlijkse prijsonderhandelingen. Zo is in de prijzen voor 2017 – 2019 een extra investering van € 35 mln. opgenomen voor het invoeren van professionele standaarden. Over verbeteringen in de bekostigingssystematiek is recent door een externe deskundige advies uitgebracht. Daarin heeft ook een plaats in hoeverre vaste en niet van de productie afhankelijke kosten onderdeel moeten zijn van de prijzen. De MRb zal uw Kamer nog voor de begrotingsbehandeling nader informeren over een verbetering van de begrotingssystematiek. |
423 |
Op welke manier wordt het ministerie actiever betrokken bij het digitaliseringsproces en de informatievoorziening van de rechtspraak? Wat betekent het als er wordt gesproken over een toezichtsarrangement? Hoe wordt daarbij de scheiding der machten gerespecteerd? |
In de brief van 13 april 2018 heeft de MRb geschreven te zullen kijken naar de wijze waarop het ministerie bij het digitaliseringsproces moet zijn betrokken.79 Daarbij is aangegeven dat grotere bemoeienis van het ministerie zich zal richten op het proces van digitalisering, dat onderdeel van de bedrijfsvoering van de rechterlijke macht is en dat die bemoeienis op geen enkele manier raakt aan de onafhankelijkheid van de rechtspraak. Dit sluit ook aan bij de wettelijk taken en bevoegdheden die in artikelen 105 tot en met 109 van de Wet RO onder de paragraaf «Toezicht» aan de Minister zijn toebedeeld. Het Nederlandse stelsel kenmerkt zich overigens niet door een strikte scheiding van machten, maar door «checks and balances» in de onderlinge verhoudingen tussen de wetgevende, de uitvoerende en rechtsprekende macht. De grotere betrokkenheid van het ministerie krijgt vorm in afspraken die met de Raad voor Rechtspraak specifiek voor de digitalisering zijn gemaakt over periodieke informatievoorziening, overleg en toetsing van projectplannen. Deze afspraken zijn «toezichtsarrangement» genoemd. |
424 |
Bent u bereid de onderliggende rekenmodellen aan de Kamer te sturen die ten grondslag liggen aan de vier geschetste voorstellen zoals genoemd in de brief d.d. 16 april 2018 over de scenario’s voor het verlagen van griffierechten voor mkb-ers (Kamerstuk 29 279, nr. 422)? Zo nee, waarom niet? |
De MRb is bereid uw Kamer inzage te geven in de wijze waarop de voorstellen met betrekking tot de griffierechten zijn berekend. Hier ligt een wiskundig model (in Excel) aan ten grondslag. Indien uw Kamer dit wenst kan dit model worden toegelicht in een technische briefing. |
425 |
Hoe kan het dat het Netherlands Commercial Court reeds in 2018 800.000 euro aan baten verwacht? Het NCC is toch nog niet in bedrijf? |
Er zijn momenteel nog geen inkomsten uit griffierechten van het Netherlands Commercial Court (NCC). Wel worden inmiddels door de rechtspraak voorbereidingen getroffen en kosten gemaakt. De baten die in tabel 6.1. op pagina 120 van de begroting staan vermeld betreffen een vordering die de rechtspraak heeft op het departement ten behoeve van deze aanloop- en opstartkosten. Indien de Eerste Kamer instemt met het wetsvoorstel NCC zullen te zijner tijd de griffierechten van de NCC-zaken bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid binnenkomen en kan deze vordering worden afgelost met deze inkomsten. |
426 |
Wat zijn de kosten van het NCC? |
De kosten van het NCC bestaan uit verschillende soorten kosten. Voor de eerste tien jaar zijn de begrote eenmalige aanloopkosten naar schatting € 3,8 mln. Naast aanloopkosten zijn met de behandeling van een NCC-zaak ook reguliere kosten gemoeid voor de behandeling van de zaak. De aanloopkosten van € 3,8 mln. betreffen dus slechts een deel van de totale kosten per zaak. De reguliere kosten van de afhandeling van een geschil bestaan voor het grootste deel uit zaakgerelateerde variabele kosten (personeelskosten van rechters, raadsheren, juridisch ondersteunend en administratief personeel) en vaste organisatorische kosten (waaronder kosten voor zittings- en kantoorruimte). Voor de behandeling van een gemiddelde NCC-zaak wordt daarbij uitgegaan van ongeveer € 25.000 aan reguliere kosten (bestaande uit gemiddeld € 19.000 aan zaakgerelateerde kosten en ruim € 6.000 aan vaste organisatorische kosten) en voor een gemiddelde NCC-zaak in hoger beroep van ongeveer € 35.000 aan reguliere kosten (bestaande uit gemiddeld ruim € 28.000 aan zaakgerelateerde kosten en ruim € 6.000 aan vaste organisatorische kosten). Gegeven de huidige inschatting van het aantal zaken over de eerste 10 jaar, komen de aanloopkosten per zaak neer op ongeveer € 5.000. |
427 |
Hoe kan het dat de materiële kosten van de Rvdr in 2019 dalen, terwijl de personele kosten in 2019 nagenoeg gelijk blijven, als uit de toelichting blijkt dat de materiële kosten evenredig toe- of afnemen met de personele kosten? Welke materiële vaste activa beschrijven deze daling in 2019? |
De daling van de materiële kosten in 2019 heeft voornamelijk te maken met lagere ICT-kosten als gevolg van de reset van de digitalisering. Door het effect van de loonindexatie blijven de personele kosten in 2019 nagenoeg gelijk. In de jaren na 2019 nemen de materiële kosten evenredig af met de afname van de personele kosten. |
428 |
Klopt het dat de egalisatierekening van de Rvdr vanaf eind 2018 nihil is en er dus geen buffer meer is om schommelingen in het volume op te vangen? Wat zijn hiervan de consequenties? |
Ja, het klopt dat de egalisatierekening van de Rvdr naar verwachting eind 2018 nihil is. Op voorhand is uiteraard nog niet zeker in welke mate er volumeschommelingen opgevangen moeten worden, omdat dit afhangt van de uiteindelijk gerealiseerde ontwikkeling van het volume. In de JenV-begroting is rekening gehouden met dat er bij de Rechtspraak een negatief vermogen zal ontstaan eind 2018 van € 40 mln., dat in 2019 aangezuiverd zal moeten worden door het ministerie. |
429 |
Wanneer verwacht u meer duidelijkheid over het financiële risico dat wordt gelopen met het negatief vermogen van de Rvdr dat op grond van het Besluit Financiering Rechtspraak moet worden aangezuiverd? Hoe wordt dit risico opgevangen als dat groter blijkt dat 40 miljoen euro? |
De verwachting is dat de Raad voor de rechtspraak het jaar 2018 afsluit met een negatief vermogen van € 40 mln. Of dit daadwerkelijk het geval zal zijn, blijkt begin 2019 als het verslag en de jaarrekening van de Raad voor de rechtspraak worden opgemaakt. Indien onverhoopt het eigen vermogen negatiever blijkt te zijn dan de gereserveerde middelen, dient het ministerie op grond van het Besluit financiering rechtspraak het eigen vermogen aan te vullen tot nulstand. |
430 |
Kunt u in tabelvorm de zaaksinstroom bij de kantonrechter vanaf 2014 per jaar aangeven en daarbij onderscheid maken tussen de griffierechtcategorieën: tot en met 500 euro; meer dan 500 euro; tot en met 12.500 euro; meer dan 12.500 euro, waarbij bij elk van die categorieën onderscheid gemaakt wordt tussen: natuurlijke personen, rechtspersonen en min- en onvermogenden? |
Van de rechtspraak heeft de MRb tabel 25 uit de bijlage ontvangen, waarin van de zaakinstroom bij de kantonrechter in de jaren 2014 tot en met 2017 een onderscheid is gemaakt tussen de gevraagde categorieën en waarbij bij elk van deze categorieën een onderscheid is gemaakt tussen natuurlijke personen, rechtspersonen en min- en onvermogenden1. |
431 |
Hoe heeft de egalisatierekening zich in 2018 ontwikkeld? |
De verwachting is dat de egalisatierekening in 2018 volledig ingezet zal moeten worden om het financiële tekort bij de rechtspraak te dekken en eind 2018 zal uitkomen op nul. |
432 |
Hoe groot is het werkelijke financiële tekort van de rechtspraak over 2019? |
De huidige verwachting is dat ook in 2019 een financieel tekort van circa € 34 mln. wordt gerealiseerd (zie pagina’s 120–123 van de begoting). Indien de instroom van zaken in de praktijk lager uitkomt dan de huidige vastgestelde instroomprognose, kan dit financiële beeld verder verslechteren. Hier kan op dit moment geen inschatting van worden gegeven. Op voorhand is niet zeker in welke mate een negatief resultaat zich zal voordoen, omdat dit afhangt van de uiteindelijk gerealiseerde ontwikkeling van het volume in 2019. Ook vindt momenteel in opdracht van de Raad voor de rechtspraak een doorlichtingsonderzoek plaats waarin onderzocht wordt hoe de financiële middelen en de taken van de Rechtspraak met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht. Hieruit kunnen nog te nemen maatregelen voortkomen. |
433 |
Bestaat er werkelijk een juridische basis om de egalisatierekening hiervoor te gebruiken? Kunt u de werking van de hardheidsclausule van artikel 21 Besluit Financiering Rechtspraak toelichten? |
De egalisatierekening is bestemd om verschillen tussen de overeengekomen en gerealiseerde productie te verrekenen. Door gebruik te maken van de hardheidsclausule van artikel 21 Besluit Financiering Rechtspraak kan de vermogenspositie hiermee worden hersteld. De hardheidsclausule houdt in dat bij bijzondere omstandigheden (een dreigend exploitatieverlies dat leidt tot een negatief vermogen van de rechtspraak, een exploitatiewinst die uitkomt boven de gestelde grens van 5%, dan wel een ingrijpende wijziging van omstandigheden met aantoonbare gevolgen voor de productie) de Minister en de Raad voor de rechtspraak overleggen over te nemen maatregelen en zo nodig de productieaantallen van de rechtspraak en de landelijke prijzen aanpassen. |
434 |
Wat gebeurt er als, vanwege een toenamen aan instroom, gebruik gemaakt moet worden van de egalisatierekening? |
Wanneer er meer zaken worden afgedaan door de rechtspraak dan in de begroting van JenV is opgenomen, wordt dit gefinancierd uit de egalisatierekening. Voor zover het te verrekenen bedrag het beschikbare bedrag op de egalisatierekening overschrijdt, komt dit ten laste van het eigen vermogen. Wanneer het eigen vermogen van de rechtspraak als geheel onder de nulstand komt, dient aanvulling plaats te vinden door het ministerie. Bij een dreigend negatief eigen vermogen overleggen de MRb en de Raad voor de rechtspraak over de te nemen maatregelen. |
435 |
Is het negatief resultaat van 40 miljoen euro werkelijk het netto negatief resultaat op de bedrijfsvoering of is dit simpel het bedrag van het tekort aan eigen vermogen? |
De Raad voor de rechtspraak begroot voor 2018 een negatief exploitatieresultaat (saldo van baten en lasten) van € 40 mln. (zie JenV-begroting, tabel 6.1, p. 120.). |
436 |
Wat heeft de Rvdr zelf gedaan om te voorkomen dat er een negatief eigen vermogen is ontstaan? |
Voor het realiseren van besparingen op de kosten voor de bedrijfsvoering is een meerjarenplan opgesteld en tot uitvoering gebracht. De Raad voor de rechtspraak heeft voor de korte termijn maatregelen genomen om de personele kosten zo veel als mogelijk aan te passen aan de verlaagde zaaksinstroom en de ICT-uitgaven verlaagt. Daarnaast heeft de Raad voor de rechtspraak opdracht verstrekt voor een doorlichtingsonderzoek, waarbij wordt onderzocht hoe de financiële middelen en de taken van de Rechtspraak met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht. Daaruit kunnen nog aanvullende maatregelen voortvloeien. |
437 |
Heeft het aantal rechters dat werkzaamheden kan verrichten invloed op doorlooptijden in het straf-, bestuurs- of civielrecht? |
In het algemeen zal met meer rechters een grotere hoeveelheid zaken sneller kunnen worden afgedaan. Deze algemeenheid doet echter geen recht aan de complexe werkelijkheid. Het afgelopen jaar is het aantal rechters licht toegenomen, de productie gedaald, maar is er nog steeds sprake van werkdruk en lokaal van achterstanden. Het verband tussen de productie, doorlooptijden en het aantal rechters is complex. Daarin spelen onder andere de aard, de relatieve zwaarte van de zaken en de inzet van rechters voor niet zaakgebonden werkzaamheden een rol. In het doorlichtingsonderzoek dat in opdracht van de Raad voor de rechtspraak plaatsvindt wordt ook gekeken naar ontwikkelingen in de zaakzwaarte. |
438 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van de Wet forensische zorg (Kamerstuk 32 398)? |
De geplande inwerkingtredingsdatum van de Wet forensische zorg (Wfz) is 1 januari 2019. Dit met uitzondering van de bepalingen die zien op de samenhang tussen deze wet en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, in het bijzonder artikel 2.3 van de Wfz. Die bepalingen treden op 1 januari 2020 in werking, wanneer de Wvggz in werking treedt. Ook de wijziging van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht uit de Wfz zal op een later moment in werking treden. De hierin opgenomen «regeling weigerende observandi« wordt thans nader uitgewerkt bij algemene maatregel van bestuur. Conform de toezeggingen aan het parlement en indachtig de zorgvuldigheid die geboden is in verband met de wettelijke doorbreking van het medisch beroepsgeheim, gebeurt dat in samenspraak met de voorzitter van de op te richten multidisciplinaire adviescommissie en met het veld. Het ontwerpbesluit zal vervolgens ook aan uw Kamer worden voorgelegd ter informatie. Het streven is om deze regeling in de eerste helft van 2019 in werking te laten treden. |
439 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Kamerstuk 32 399)? |
De geplande inwerkingtredingsdatum van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg is 1 januari 2020. |
440 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van de Wet Kansspelen op afstand (Kamerstuk 33 996)? Wat zijn de budgettaire consequenties als de Wet Kansspelen op afstand later dan 1 januari 2019 in werking treedt? |
Het wetsvoorstel kansspelen op afstand is momenteel aanhangig in de Eerste Kamer. Eind oktober heeft de MRb de inbreng van de Eerste Kamer ontvangen voor het tweede nader voorlopig verslag. Omdat de Wet kansspelen op afstand (Koa) later inwerking treedt dan bij de financiële ramingen is aangenomen, is sprake van een derving van inkomsten uit kansspelbelasting (KSB). Deze budgettaire derving is in het Belastingplan 2018 vanaf 2018 gedekt door een tijdelijke verhoging van het KSB-tarief tot 30,1% totdat Koa materieel in werking is getreden (het tijdstip dat de vergunningen voor kansspelen op afstand ingaan). Het tarief van de KSB gaat dan automatisch naar 29%. |
441 |
In hoeverre zorgt de Wet Kansspelen op afstand voor meer investeringen in de sport, conform het aangenomen amendement-Van Wijngaarden/Mei Li Vos (Kamerstuk 33 996, nr. 26)? Wat zijn de verwachte meeropbrengsten na drie jaar? Welk gedeelte van de meeropbrengsten kan worden gereserveerd voor extra investeringen in de sport? |
Dat is niet bekend. Het wetsvoorstel Kansspelen op afstand voorziet in een evaluatiebepaling. Deze evaluatiebepaling ziet op onder meer kanalisatie, kansspelverslaving en de gevolgen voor de afdracht aan goede doelen. Als gevolg van het amendement-Van Wijngaarden/Mei Li Vos zijn de meeropbrengsten aan kansspelbelasting en de gevolgen voor afdrachten aan de sport toegevoegd aan die evaluatie.80 Deze evaluatie zal drie jaar na inwerkingtreding van de wet plaatsvinden. |
442 |
Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel publicatie door particulieren van camerabeelden van diefstal of vernieling, dat op 23 april 2015 in consultatie is gegaan? |
Uw Kamer wordt over dit onderwerp zo spoedig mogelijk geïnformeerd. |
443 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel afwikkeling massaschade in collectieve actie (Kamerstuk 34 608)? |
De geplande inwerkingtredingsdatum hangt af van de snelheid waarmee de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel wordt afgerond. Het wetsvoorstel is thans gereed voor plenaire behandeling in de Tweede Kamer. |
444 |
Wat zijn de budgettaire gevolgen als het wetsvoorstel afwikkeling massaschade in collectieve actie (Kamerstuk 34 608) niet zou worden aangenomen? |
De budgettaire gevolgen zijn dat een besparing van € 2 mln. per jaar op de uitgaven voor de rechterlijke macht niet kan worden gerealiseerd. |
445 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven (Kamerstuk 34 861)? |
De nota naar aanleiding van het nader verslag, die zich in een afrondende fase bevindt, zal op zeer korte termijn aan uw Kamer worden aangeboden, zodat de plenaire behandeling van het wetsvoorstel spoedig daarna in uw Kamer kan plaatsvinden. Het wetsvoorstel zal zo spoedig mogelijk na behandeling door de Eerste Kamer in werking treden. Naar verwachting zal dat begin 2019 zijn. Tegelijkertijd wordt uiteraard gewerkt aan de voorbereiding van de uitvoering van het wetsvoorstel. De Passagiersinformatie-eenheid is al volgens de voorschriften van de PNR-richtlijn ingericht en kan haar werkzaamheden aanvangen onmiddellijk nadat de implementatiewet in werking is getreden. Ook worden de noodzakelijke voorbereidingen getroffen om de benodigde aansluiting van de Passagiersinformatie-eenheid op de opsporingspraktijk te realiseren. |
446 |
Welke lidstaten hebben de Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PbEU 2016, L 119) reeds geïmplementeerd? Welke lidstaten hebben deze richtlijn nog niet geïmplementeerd? Zijn er al infractieprocedures begonnen? Zo ja, wat is hiervan de stand van zaken? |
De stand van zaken van de implementatie van de PNR-richtlijn is volgens de gegevens van de Europese Commissie van 9 oktober 2018 als volgt. Negentien van de 27 aan de PNR-richtlijn gebonden lidstaten hebben aan de Europese Commissie genotificeerd dat ze de PNR-richtlijn hebben geïmplementeerd. Het betreft Oostenrijk, België, Bulgarije, Duitsland, Estland (gedeeltelijk), Frankrijk, Hongarije, Ierland, Kroatië, Italië, Litouwen, Luxemburg, Letland, Malta, Polen, Zweden, Slowakije, Tsjechië (gedeeltelijk) en Verenigd Koninkrijk. Acht lidstaten hebben de PNR-richtlijn nog niet geïmplementeerd: Cyprus, Griekenland, Spanje, Finland, Nederland, Portugal, Roemenië en Slovenië. Wat betreft de infractieprocedures het volgende: de Europese Commissie is op 19 juli 2018 inbreukprocedures gestart tegen 14 lidstaten, waaronder Nederland, wegens het niet tijdig in kennis stellen van de Commissie van de inwerkingtreding van de nationale implementatiewetgeving (naast Nederland betreft het Oostenrijk, Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Portugal, Roemenië en Slovenië). Nederland heeft op de aanmaning door de Europese Commissie binnen de gestelde termijn van twee maanden een reactie gegeven en uiteengezet welke fases van de parlementaire behandeling het wetsvoorstel heeft doorlopen en gemeld dat het streven is dat het wetsvoorstel spoedig in werking zal treden. Volgens de laatste informatie van de Commissie hebben in de tussentijd vier lidstaten alsnog de implementatiewetgeving aan de Commissie genotificeerd (Oostenrijk, Bulgarije, Frankrijk en Luxemburg). Wat betreft de overige tien lidstaten, waaronder Nederland, bereidt de Commissie een antwoord voor op de reactie die door de lidstaten op de aanmaning is gegeven. Dit antwoord zal zijn in de vorm van een advies omtrent de door de lidstaat te treffen implementatiemaatregelen. |
447 |
Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel Aanpassing wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (Kamerstuk 34 537)? |
In het kader van de voorbereiding van een nota van wijziging van het wetsvoorstel is een nieuw technisch vraagstuk aan het licht gekomen waardoor de voorgenomen aanbieding van een nota van wijziging aan de Raad van State voor advies vooralsnog niet heeft kunnen plaatsvinden. Dit technische vraagstuk betreft het gebruik van Carrier Grade Network Address Translation (CGN) door aanbieders van (voornamelijk) mobiel internet. In de brief van 25 september jl. is hier nader op ingegaan.81 Om een oplossing te vinden voor dit vraagstuk is het WODC verzocht om een onderzoek hiernaar uit te (laten) voeren. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de eerste helft van 2019 verwacht. Daarna zal uw Kamer worden geïnformeerd over deze uitkomsten en wat zij betekenen voor de voorgenomen wijziging van het wetsvoorstel. |
448 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel experiment gesloten coffeeshopketen (Kamerstuk 34 997)? |
Gestreefd wordt om, met inachtneming van de noodzakelijke stappen in het wetgevingsproces en zonder daarbij de zorgvuldigheid uit het oog te verliezen, het voorstel van wet experiment gesloten coffeeshopketen in de loop van 2019 tot wet te laten verheffen en in werking te laten treden. Thans wordt gewerkt aan het beantwoorden van de vragen die de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid in het verslag over het wetsvoorstel heeft gesteld. Tevens wordt de laatste hand gelegd aan het ontwerpBesluit experiment gesloten coffeeshopketen dat ter uitwerking van het wetsvoorstel is opgesteld. Het ontwerpBesluit zal naar verwachting begin november a.s. in internetconsultatie gaan en aan de gebruikelijke organisaties formeel voor advies worden voorgelegd. |
449 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van de wijziging van de regelingen detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling? |
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over dit wetsvoorstel is inmiddels ontvangen. Na verwerking van het advies, zal het wetsvoorstel worden ingediend bij de Tweede Kamer. Gestreefd wordt naar een voorspoedige behandeling van het wetsvoorstel. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen en tot wet wordt verheven, geldt voor het moment van inwerkingtreding in beginsel het eerstvolgende vaste verandermoment (1 januari of 1 juli). |
450 |
Wanneer wordt het voorgenomen wetsvoorstel strafbaarstelling verblijf terroristisch grondgebied naar de Kamer gestuurd? Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van deze wet? |
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over dit wetsvoorstel is inmiddels ontvangen. Na verwerking van het advies zal het wetsvoorstel worden ingediend bij de Tweede Kamer. |
451 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel stelselvernieuwing rechtsbijstand? Wat zijn de budgettaire gevolgen van een eventuele vertraging? |
Uw Kamer is per brief d.d. 9 november 2018 geïnformeerd dat het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand, zoals begin 2017 is geconsulteerd, niet in procedure wordt gebracht. Het financiële effect is een structureel tekort van € 37 mln. per jaar. Zoals de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer heeft bericht in zijn brief van 27 november 2017 is dit tekort voor de jaren 2019 tot en met 2021 gedekt binnen de JenV-begroting. 38 |
452 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van de Wet bevordering mediation? |
Per brief van 11 juli 2018 is uw Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden tot uitbreiding van buitengerechtelijke geschilbeslechting, zoals mediation.82 In dat kader is ook aandacht besteed aan het in consultatie gebrachte ontwerpwetsvoorstel Wet bevordering mediation. De reacties op dit voorontwerp liepen sterk uiteen. Het kabinet wil het gebruik van buitengerechtelijke geschilbeslechting, in het bijzonder mediation, bevorderen en streeft naar invoering van maatregelen die op een zo breed mogelijk draagvlak kunnen rekenen. Er worden gesprekken gevoerd met betrokken partijen, waaronder mediators, wetenschappers en de advocatuur. Het kabinet acht het van belang het veld de ruimte te geven het overleg voort te zetten, om zo de kans op maatregelen die op breed draagvlak kunnen rekenen te vergroten. Over de uitkomsten van de gesprekken wordt uw Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd. |
453 |
Wanneer wordt het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden naar de Kamer gestuurd? Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van deze wet? |
Het desbetreffende wetsvoorstel is onlangs in (internet)consultatie geweest, inmiddels worden de adviezen verwerkt. Daarnaast zal de AP nog adviseren over het wetsvoorstel. Naar verwachting gebeurt dat in november 2018. Ook dat advies kan nog aanleiding vormen tot aanpassing van het wetsvoorstel of de toelichting. Daarna wordt het wetsvoorstel voor advies naar de Afdeling advisering van de Raad van State gestuurd. |
454 |
Wat is de inhoud van het wetsvoorstel wegnemen notariskosten bij keuze algehele gemeenschap van goederen? Is het noodzakelijk deze inhoud in een wetsvoorstel te regelen? Kan hetzelfde resultaat niet worden bereikt via onderlinge afspraken met het notariaat en/of lagere regelgeving? |
Ter uitvoering van het regeerakkoord is dit voorjaar geconsulteerd over een conceptwetsvoorstel dat, samengevat, regelt dat mensen die in algehele gemeenschap van goederen willen trouwen, hiervoor niet naar de notaris hoeven, maar kunnen volstaan met een daartoe strekkende verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Naar aanleiding van de vrij kritische reacties op de consultatieversie heeft hierover opnieuw overleg met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en Netwerk Notarissen plaatsgevonden. De uitkomst van dit overleg is dat met het notariaat momenteel wordt onderzocht of op andere wijze een kostenreductie kan worden bereikt voor mensen die in algehele gemeenschap van goederen willen trouwen, en daarmee de keuze voor de algehele gemeenschap zo laagdrempelig mogelijk kan worden gemaakt. Daarbij worden de statistische gegevens over heel 2018 betrokken, zodat over een representatieve periode duidelijk is hoe vaak mensen kiezen voor algehele gemeenschap, het nieuwe standaardstelsel of een maatwerkregime. Over de bevindingen wordt uw Kamer nog nader geïnformeerd. |
455 |
Wat is de inhoud van het wetsvoorstel uitbreiding slachtofferrechten? |
In de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2018–2021 is het wetsvoorstel uitbreiding slachtofferrechten aangekondigd.14 Daarin wordt onder meer de verschijningsplicht voor verdachten van ernstige geweld- en zedenmisdrijven in voorlopige hechtenis geregeld, een spreekrecht voor slachtoffers over bijzondere voorwaarden van de beëindiging van de verpleging van overheidswege tijdens een tbs-verlengingszitting (zie ook de beantwoording van vraag 83), de uniformering van het spreekrecht tijdens de terechtzitting en een spreekrecht voor stieffamilieleden tijdens de terechtzitting. Het wetsvoorstel is tijdens de zomerperiode in consultatie geweest. Na het verwerken van de adviezen zal het wetsvoorstel naar verwachting eind november voor advies naar de Afdeling advisering van de Raad van State worden gestuurd. |
456 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van de Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de aanpassing van het overeenstemmingsvereiste in artikel 51 Wrra? Wat is de reden om tot dit wetsvoorstel te komen? Hoe lang is dit wetsvoorstel al in interne voorbereiding? |
Het voornemen tot aanpassing van artikel 51 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) is door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie opgevat naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State op de amendementen bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen.83 Het streven is gericht op inwerkingtreding van de wijziging op 1 juli 2020. Met de interne voorbereiding van een wetswijziging hiertoe is gestart na de afronding van de behandeling van het wetsvoorstel 33 861 door uw Kamer. Aan de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) is op 14 juni 2018 een uitgangspuntennotitie tot aanpassing van de 51 Wrra voorgelegd. Op basis van de uitkomst van het overleg hierover zal het wetsvoorstel verder kunnen worden uitgewerkt. Het overleg met de NVvR is nog niet afgerond. |
457 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van de het wetsvoorstel Verduidelijking artikel 2:20 BW ter bestrijding van radicale antidemocratische organisaties? |
Het wetsvoorstel ter verduidelijking van artikel 2:20 BW zal naar verwachting binnenkort in consultatie gaan. Na de internetconsultatie zal het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk aan de Raad van State ter advisering worden voorgelegd en, na ommekomst van het advies van de Raad van State en de verwerking ervan, met voorrang bij uw Kamer worden ingediend. |
458 |
Wat is de inhoud van het wetsvoorstel Wijziging tenuitvoerlegging levenslange gevangenisstraf? |
Het wetsvoorstel bevindt zich op dit moment in de fase van ambtelijke voorbereiding. Zoals aangekondigd in de visie op gevangenisstraffen zal het wetsvoorstel in ieder geval zien op een uitbreiding van de regeling van gratieverlening onder voorwaarden.84 De wenselijkheid van uitbreiding van die regeling vloeit voort uit de beleidsmatig doorgevoerde wijzigingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Mocht in de toekomst op enig moment gratie worden verleend aan een levenslanggestrafte, dan moeten er voldoende mogelijkheden zijn om voorwaarden te verbinden aan de gratieverlening en toezicht te houden op de veroordeelde. |
459 |
Wat is de geplande inwerkingtredingsdatum van de Uitvoeringswet Verordening Europees Openbaar Ministerie? |
De Uitvoeringswet Verordening Europees Openbaar Ministerie (EOM) moet tegelijk in werking treden met de feitelijke start van het EOM. Deze is thans voorzien in november 2020. |
460 |
Wordt bij het voorgenomen wetsvoorstel uitbreiding nevenvoorzieningen echtscheiding gevolg gegeven aan de succesvolle experimenten met de aanwijzing van een regierechter in echtscheidings- en omgangszaken? |
De verbetering van de scheidingsprocedure is een belangrijk onderwerp uit het regeerakkoord. In de brief van 9 mei jl. aan uw Kamer heeft de MRb uiteengezet welke acties het kabinet onderneemt, om de schade die kinderen ondervinden van de scheiding van hun ouders te beperken.85 Hiertoe is een programma gestart: Scheiden zonder schade. Het inzetten van een zogenoemde regierechter vormt een onderdeel van de in het kader van Scheiden zonder schade te ontwikkelen nieuwe scheidingsprocedure die in verschillende arrondissementen zal worden uitgetest, waarbij de reeds opgedane ervaringen met de regierechter worden betrokken. De MRb veronderstelt dat met het voorgenomen wetsvoorstel uitbreiding nevenvoorziening bij echtscheiding gedoeld wordt op het voorontwerp tegengaan huwelijkse gevangenschap, zoals aan uw Kamer aangekondigd bij brief van 26 april 201886 en op 12 oktober 2018 in consultatie gegeven. Dit voorontwerp betreft de toevoeging van een nevenvoorziening, te weten een bevel medewerking aan het teniet doen gaan van een religieuze verbintenis tussen echtgenoten. Nadat het uittesten van de te ontwikkelen nieuwe scheidingsprocedure is afgerond, zal de functie ervan ook worden bezien voor situaties waarin sprake is van huwelijkse gevangenschap. |
461 |
Wat is de inhoud van de Reparatiewet forensische zorg? Waarom was een reparatiewet nodig? |
De reparatiewet forensische zorg zal hoofdzakelijk wetstechnische en taalkundige reparaties en verduidelijkingen bevatten. Indien en waar dat nodig blijkt te zijn, zal ook de aansluiting tussen de Wet forensische zorg en de reguliere zorgwetgeving, zoals bijvoorbeeld de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, en tussen de Wet forensische zorg en de justitiële beginselenwetten worden verbeterd. Het wetgevingstraject van de Wet forensische zorg is een lang en complex traject geweest, met meerdere nota’s van wijziging. Gedurende dit traject zijn in verschillende reguliere zorgwetten bovendien wijzigingen aangebracht en is op dit terrein nieuwe wetgeving tot stand gebracht. Hierbij is mogelijk niet altijd voldoende aandacht besteed aan de gevolgen van die wijzigingen voor de forensische zorg. Met onderhavig wetvoorstel worden de gebreken hersteld. |
462 |
Hoeveel nieuwe klachten heeft de AP ontvangen in 2018 tot nu toe? Kunt u een overzicht geven van hoeveel van deze klachten zijn afgehandeld? |
De AP heeft aangegeven sinds 25 mei 2018 3.400 klachten te hebben ontvangen. Over de afdoening hiervan zijn bij het ministerie thans geen gegevens bekend. De AP verwacht hierover in december te rapporteren. |
463 |
Wanneer verwacht u dat de middelen voor 2019 op de aanvullende post voor «Extra capaciteit strafrechtketen» aan de begroting worden toegevoegd? Op welke manier bent u voornemens de Kamer te informeren over de nagestreefde doelstellingen en over de inzet van de beschikbare middelen? |
De middelen die op de aanvullende post voor «Extra capaciteit strafrechtketen» staan voor de jaren 2019 en verdere jaren zullen naar verwachting bij nota van wijziging worden toegevoegd aan de begroting van Justitie en Veiligheid. Deze middelen zijn bedoeld om de keteneffecten van de investeringen uit het regeerakkoord in de politie op te vangen. Met behulp van het PrognoseModel Justitiele Ketens (PMJ) worden de effecten van deze investeringen in kaart gebracht. Op basis van deze berekening en in samenhang met de uitkomsten van de jaarlijkse herijking van totale PMJ-raming worden de middelen beschikbaar gesteld aan de betrokken ketenorganisaties. Via de begroting wordt deze verdeling inzichtelijk gemaakt. |
464 |
Wanneer verwacht u dat de middelen voor 2019 op de aanvullende post voor B7 Extra capaciteit strafrechtketen aan de begroting worden toegevoegd? |
De middelen die op de aanvullende post voor «Extra capaciteit strafrechtketen» staan voor de jaren 2019 en verdere jaren zullen naar verwachting bij nota van wijziging worden toegevoegd aan de begroting van Justitie en Veiligheid. |
465 |
Op welke manier bent u voornemens de Tweede Kamer te informeren over de nagestreefde doelstellingen van B7 Extra capaciteit strafrechtketen en de inzet van de beschikbare middelen? |
Deze middelen zijn bedoeld om de keteneffecten van de investeringen uit het regeerakkoord in de politie op te vangen. Met behulp van het PrognoseModel Justitiele Ketens (PMJ) worden de effecten van deze investeringen in kaart gebracht. Op basis van deze berekening en in samenhang met de uitkomsten van de jaarlijkse herijking van totale PMJ-raming worden de middelen beschikbaar gesteld aan de betrokken ketenorganisaties. Via de begroting wordt deze verdeling inzichtelijk gemaakt. |
466 |
Wat wordt bedoeld met de zin «Thans zijn deze middelen inclusief een kasschuif toegevoegd aan de JenV begroting.»? Afgepakt crimineel vermogen mag toch niet ten gunste komen van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid? Gebeurt dat hier toch wel? |
Het gaat hierbij niet om afgepakt crimineel vermogen, maar om middelen die beschikbaar zijn gesteld om het afpakken van crimineel vermogen verder te verbeteren. Het betreft een uitgavenpost en geen ontvangstenpost. De kasschuif is nodig, omdat deze middelen niet volledig in het jaar 2018 kunnen worden besteed. Het betreft meerdere en meerjarige projecten ter verbetering van het afpakken van crimineel vermogen. |
467 |
Welk deel van de extra investeringen voor MH17 staan nog op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën? |
Er staan geen gelden meer voor MH17 op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën. Het totale bedrag staat inmiddels op de begroting van het Ministerie van JenV. |
468 |
Hoeveel van de extra investeringen voor contraterrorisme die in eerste instantie voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid bedoeld waren, worden overgeheveld naar andere ministeries? Wat is hiervan het doel? |
Het kabinet heeft in 2018 € 8 mln. en vanaf 2019 structureel € 13 mln. extra beschikbaar gesteld voor contraterrorisme. De ministeries van BZ, Defensie, BZK en Financiën zijn betrokken geweest bij de onderbouwing van de benodigde middelen. Een bedrag van € 6,15 mln. is na het toekennen aan het Ministerie van JenV overgeheveld naar genoemde ministeries. Deze gelden worden gebruikt om, naast de continuering van reeds bestaande maatregelen, het voorveld én de achterkant van de aanpak verder te versterken door: investeringen in aanvullend onderzoek naar radicaliseringstendensen en salafisme, investeringen in financieel onderzoek in relatie tot terrorisme, investeringen in een multidisciplinaire internetaanpak om de digitale weerbaarheid en aanpak extremisme online te versterken, investeringen in deradicalisering en re-integratie, investeringen in de strafrechtelijke aanpak en ter ondervanging van aflopende buitenlandbudget voor de CT-keten. Zie tevens tabel 26 uit de bijlage1. |
469 |
Waarom wordt bij de «voortgangsinformatie parlement» in bijlage 8.3 over de moties en toezeggingen alleen een verwijzing naar de datum van brieven zonder verwijzing naar de desbetreffende Kamerstukken opgenomen? Bent u – om de vindbaarheid van stukken te vergroten – bereid dit met ingang van de eerstvolgende begroting wel te doen? |
Met ingang van de eerstvolgende begroting zal een verwijzing naar de desbetreffende Kamerstukken worden opgenomen in de bijlage over de moties en toezeggingen. |
470 |
Is reeds te zeggen op welke wijze de uitvoering van de motie-Tellegen over het verschoningsrecht van imams (Kamerstuk 34 550-VI, nr. 46) zal worden betrokken bij de modernisering van het Wetboek van Strafvordering? |
De motie roept op om het verschoningsrecht van imams te betrekken bij de voorstellen tot aanpassing van de regeling van het verschoningsrecht in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Ook een aantal adviesorganen heeft in reactie op de voorstellen voor de Boeken 1 en 2 aandacht gevraagd voor het verschoningsrecht van imams. Dit onderwerp komt dus zeker terug in de voorstellen. De voorstellen zullen volgens de planning begin 2019 aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden gezonden en zullen daarna in 2019 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. |
471 |
Op welke wijze zal de motie-Recourt/Tellegen over het zo spoedig mogelijk naar de Kamer sturen van mediation-wetgeving (Kamerstuk 34 550-VI, nr. 54) worden uitgevoerd? |
Zie het antwoord op vraag 452. |
472 |
Wat is de reden dat het wetsvoorstel voor een zelfstandig houdverbod bij dierenmishandeling nog niet aan de Kamer is gezonden? Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel verwachten? |
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om, naast de reeds in de Contourenbrief houdverbod aangekondigde wijzigingsvoorstellen, ook nog enkele aanvullingen op het bestuursrechtelijk (handhavings)instrumentarium voor te stellen. Met dit wetsvoorstel wordt dus zowel de strafrechtelijke als de bestuursrechtelijke aanpak van dierenmishandeling en -verwaarlozing versterkt. Het wetsvoorstel is op 4 oktober jl. voor een periode van zes weken in (internet)consultatie gegaan. Na het verwerken van de adviezen zal het wetsvoorstel voor advies naar de Afdeling advisering van de Raad van State worden gestuurd. |
473 |
Wat is het precieze verwachte traject met betrekking tot de uitvoering van de motie-Van der Staaij over de verlenging van de looptijd van een jachtakte of andere vergunning (Kamerstuk 34 432, nr. 11)? Wanneer is de evaluatie afgerond? Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel tegemoet zien? |
In de bijlage bij de Voortgangsbrief politie van 20 december 2017 gaf de MJenV aan dat onderzoek heeft uitgewezen dat de geldigheidsduur van het wapenverlof en de jachtakte van een jaar, in combinatie met de procedure die voorschrijft dat er rond de afgifte van deze bevoegdheidsdocumenten drie contactmomenten met de aanvrager zijn, leidt tot hoge lasten bij zowel de politie als de burger terwijl partijen zelf menen dat er alternatieven voorhanden zijn die minder arbeidsintensief zijn.87 De MJenV kondigde daarbij aan de mogelijkheden tot de moderniseren van de wetgeving te zullen onderzoeken om daarmee de administratieve lasten beter in overeenstemming te brengen met de huidige mogelijkheden om toezicht uit te oefenen. Voorwaarde daarbij is dat door aanpassingen aan het toezicht de maatschappelijk risico’s niet toenemen. Op dit moment worden in gesprekken met onder andere de brancheverenigingen en deskundigen bij de politie in kaart gebracht hoe de lasten kunnen worden teruggedrongen met behoud van de thans vigerende geldigheidsduur van wapenverloven. Uw Kamer zal komend voorjaar een beleidsbrief ontvangen over de uitkomst van de lopende verkenningen. |
474 |
Wat is de stand van zaken bij de uitvoering van de motie-Groothuizen/Arno Rutte over het afronden van ontnemingsprocedures (Kamerstuk 29 911, nr. 186)? Is de motie betrokken bij het programma ondermijning of bij het WODC-onderzoek? |
Een werkgroep, waaraan het Openbaar Ministerie, de politie en de FIOD deelnemen, buigt zich momenteel over voorstellen van deze diensten ten aanzien van het wetgevingsinstrumentarium op het terrein van afpakken van crimineel vermogen, in het kader van de aanpak van ondermijning. Daarbij wordt bekeken of deze voorstellen worden meegenomen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, dan wel in het kader van de ondermijningswetgeving of dat nader WODC-onderzoek nodig is. |
475 |
Heeft het gesprek met de Autoriteit Persoonsgegevens over de motie-Van der Staaij/Van Toorenburg over duidelijke richtlijnen voor de functionaris gegevensbescherming (Kamerstuk 34 851, nr. 21) reeds plaatsgevonden? Zo ja, wat was de uitkomst van dat gesprek? |
De motie is onder de aandacht gebracht van de AP en zal tevens aan de orde komen tijdens het bestuurlijk overleg dat in november gepland staat. |
476 |
Kan er op korte termijn duidelijkheid worden geboden over de uitvoering van de motie-Van der Staaij over de duidelijke richtlijnen voor de functionaris gegevensbescherming (Kamerstuk 34 851, nr. 21)? |
In artikel 37, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming staan limitatief de omstandigheden opgesomd waaronder een organisatie een functionaris voor gegevensbescherming (fg) moet aanstellen. Over het aanstellen van een fg heeft het Europees Comité voor gegevensbescherming Richtlijnen voor functionarissen voor gegevensbescherming (Data Protection Officer, DPO) uitgevaardigd. De AP heeft deze richtlijnen op haar website gepubliceerd.88 De motie is onder de aandacht gebracht van de AP en zal tevens aan de orde komen tijdens het bestuurlijk overleg dat in november gepland staat. |
477 |
Wanneer in 2019 wordt de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Van Nispen c.s. over een onderzoek naar seksueel misbruik bij de Jehovah’s getuigen (31 015 nr. 153)? Wat is de huidige stand van zaken van de uitvoering? |
De Tweede Kamer wordt voor het einde van 2018 geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Van Nispen c.s. over een onderzoek naar seksueel misbruik bij de Jehovah’s getuigen. Het WODC draagt op dit moment zorg voor de aanbesteding van het externe onderzoek. Het eindrapport wordt medio 2019 verwacht. |
478 |
Wat zijn de concrete plannen om uitvoering te geven aan de motie-Van der Staaij (Kamerstuk 29 754, nr. 399), waar het gaat om het waarborgen van de veiligheid tegen verdachte reisbewegingen die om voortdurende inzet vraagt? Wanneer kan de Kamer voorstellen tegemoet zien om daadwerkelijk over te gaan tot invoering van een gebiedsverbod voor inwoners van andere lidstaten en tevens van het verbod om naar een of meer andere staten uit te reizen? |
Ten aanzien van het verbod om Nederland uit te reizen is het sinds 1 maart 2017 op grond van de Tijdelijke Wet Bestuurlijke Maatregelen Terrorismebestrijding mogelijk om een verbod op te leggen om het Schengengebied te verlaten wanneer het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon zal uitreizen met het doel zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie op de lijst. Op dit moment staan Al Qa’ida, ISIS en Hay’at Tahrir al-Sham op de lijst. Het doel van de maatregel is het voorkomen van aansluiting bij terroristische organisaties, daarmee is het niet mogelijk om de reisbewegingen binnen het Schengengebied te beperken. Op grond van het verdrag van Schengen kunnen burgers van de deelnemende landen vrij reizen binnen de Schengenzone. Dat recht is echter niet onbegrensd en kan in bijzondere gevallen worden beperkt. De norm daarvoor is dat het persoonlijke gedrag van de persoon een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. In de Vreemdelingenwet zijn gronden opgenomen op basis waarvan een persoon een maatregel opgelegd kan krijgen die hem verplicht Nederland te verlaten. Zo kan, afhankelijk van het specifieke geval, overgegaan worden tot het opleggen van een ongewenstverklaring, terugkeerbesluit of een inreisverbod. Als er voldoende concrete aanwijzingen over het persoonlijke gedrag zijn, kan en zal dus wel degelijk een maatregel worden getroffen. Deze vreemdelingen mogen dan niet in Nederland zijn. Als zij hier toch worden aangetroffen kunnen zij worden verwijderd en zelfs strafrechtelijk worden vervolgd. Motiveringen die los staan van het individuele geval of die verband houden met algemene preventieve redenen mogen niet worden aangevoerd. Nederland en andere EU-lidstaten zetten vooral in op samenwerking en het delen van informatie om reisbewegingen te detecteren van personen verdacht van terrorisme of ernstige criminaliteit. Nederland en de overige EU lidstaten zijn in het proces om de Passenger Name Records (PNR)-richtlijn te implementeren. PNR is een belangrijk nieuw instrument voor de identificatie en detectie van terroristen, criminelen en hun netwerken en reisbewegingen. De EU-lidstaten onderschrijven het belang om ook meer zicht te krijgen op de reisbewegingen binnen de EU voor het bestrijden van terrorisme en ernstige criminaliteit. Daarom hebben de lidstaten in JBZ-verband een verklaring afgelegd dat zij de PNR-richtlijn ook van toepassing verklaren op intra-EU vluchten. Dit wetsvoorstel ligt ter behandeling in de Tweede Kamer. |
479 |
Wat is de concrete uitwerking van de versnelling van de evaluatie van de Wet DNA, zoals gevraagd in de motie-Van der Staaij (Kamerstuk 29 279, nr. 450)? |
Zoals in de beleidsreactie op het Tussenrapport van de heer Hoekstra is gemeld, zijn de onderzoekers direct na het debat met uw Kamer op 4 juli jl. op de hoogte gebracht van de wens van uw Kamer en de MJenV om het evaluatieonderzoek zo snel mogelijk op te leveren. Zij gaven aan dat zij door de inhuur van een maand onderzoekscapaciteit van een extra onderzoeker in staat zijn de opleverdatum van het evaluatierapport te verschuiven van uiterlijk 1 april naar uiterlijk 1 maart 2019. Daartoe zijn half juli jl. de extra benodigde financiële middelen beschikbaar gesteld. De onderzoekers gaven aan dat het daarenboven niet mogelijk is om op voorhand een opleverdatum voor 1 maart 2019 te garanderen zonder concessies te doen aan de kwaliteit van de evaluatie. |
480 |
Hoe staat het met de voorbereiding van wetgeving ter voorkoming van huwelijkse gevangenschap? |
Het conceptwetsvoorstel Tegengaan huwelijkse gevangenschap is op 12 oktober jl. in consultatie gebracht. Het kabinet streeft ernaar een voorstel van wet, na verwerking van de reacties, begin 2019 aan de Afdeling advisering van de Raad van State te kunnen zenden. |
481 |
Wanneer krijgt de Kamer concrete plannen voor versterking van de positie van de lokale rechercheurs om in samenwerking met de wijkagenten concrete lokale problemen aan te kunnen pakken – onder meer in de strijd tegen georganiseerde misdaad (zie Kamerstuk 29 911, nr. 164)? |
Het kabinet heeft besloten om structureel extra politiecapaciteit beschikbaar te stellen ten behoeve van de opsporing en de bestrijding van (zware) georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, die internationaal is vertakt, maar die veelvuldig lokaal wortelt en opereert. Hiervoor worden 171 fte agenten toegevoegd aan de regionale eenheden en de landelijke eenheid. De 769 fte voor de wijk kunnen eveneens ten goede komen aan de opsporing. De exacte verdeling binnen de eenheden, toegesneden op de situatie binnen hun eenheden, is op dit moment onderdeel van gesprek tussen de lokale gezagen en de politie. Dit najaar wordt de ontwikkelagenda opsporing aan uw Kamer aangeboden, gestreefd wordt u de ontwikkelagenda voor de begrotingsbehandeling te doen toekomen. Hierbij gaat MJenV nader in op de aansluiting tussen de recherche en de basisteams. |
482 |
Wat is inmiddels verbeterd in het oplossen en voorkomen van de voorraadvorming van strafzaken bij het OM? Kan de Kamer de genomen maatregelen voor de begrotingsbehandeling toegezonden krijgen? |
Het OM en de Raad voor de rechtspraak doen momenteel onderzoek naar de omvang van de problematiek van de voorraadvorming en de benodigde maatregelen om voorraadvorming tegen te gaan. Dit onderzoek zal naar verwachting eind 2018 gereed zijn. De MJenV informeert u nader na ontvangst van de bevindingen uit dit onderzoek. |
483 |
Welke acties zijn genomen naar aanleiding van het pleidooi van de Federatie Particulier Grondbezit om de inzet van groene BOA's te erkennen en te steunen? Wordt het aantal groene BOA's uitgebreid met het oog op de toenemende overlast en (georganiseerde) criminaliteit in het buitengebied? Hoe staat het met het plan van aanpak voor groene BOA’s waarin de positie van BOA’s zal worden geborgd? Klopt het dat de politie recent bedragen in rekening brengt voor het gebruik van C2000-portofoons? Zo ja, om welke bedragen gaat het hier? |
In het Algemeen Overleg over natuur op 8 maart 2018 is de toezegging aan de Tweede Kamer gedaan om te komen tot een gezamenlijk plan van aanpak om de handhaving en het toezicht in het buitengebied te versterken. Met dit plan van aanpak, dat de MJenV samen met de Minister van LNV aan uw Kamer zond, wordt het toezicht en de handhaving in het buitengebied versterkt, de illegale activiteiten in het buitengebied teruggedrongen en de veiligheid van de groene boa’s vergroot. Toezicht en handhaving in de buitengebieden vindt primair plaats door de eigenaar / beheerder van het terrein. Deze maakt ook de afweging welk niveau van toezicht en handhaving gewenst is en of daarbij behoefte is aan de inzet van boa’s en welke maatregelen nodig zijn die zien op de veiligheid van deze boa’s. De politie hanteert een gelieerdenbeleid ten aanzien van portofoons die zijn aangesloten op het C2000 netwerk. De portofoons worden tegen kostprijs aan deze gelieerden ter beschikking gesteld. Op het punt van de prijsstelling van de C2000 portofoons heeft de MJenV in het AO ICT Politie van 17 oktober 2018 aangegeven tot een passende overgangsregeling te willen komen en hierover uw Kamer te informeren. Voorts wordt onderzocht of via andere mogelijkheden en lagere kosten gelieerde de beschikking kunnen krijgen over de gewenste verbinding met de meldkamer. |
484 |
Wat is de stand van zaken rondom het Europees Openbaar Ministerie? Welke lidstaten doen hieraan mee? Welke lidstaten doen hier niet aan mee? Wordt verwacht dat het aantal deelnemende lidstaten zal uitbreiden? Welke bevoegdheden krijgt het Europees Openbaar Ministerie? Welke lidstaten zijn voorstander van een uitbreiding van de bevoegdheden? Welke lidstaten zijn daar geen voorstander van? Waarom wel/niet? |
In antwoord op de vraag naar de stand van zaken rondom het EOM wordt verwezen naar de voortgangsrapportage die de MJenV op 2 oktober jl. aan de Eerste Kamer stuurde en die eveneens in afschrift aan uw Kamer is gezonden.89 Alle lidstaten van de EU doen mee aan de versterkte samenwerking voor het EOM behalve Denemarken, Hongarije, Ierland, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Op dit moment is de verwachting niet dat een van de zes genoemde lidstaten alsnog zal gaan deelnemen. Het EOM wordt bevoegd ten aanzien van de strafbare feiten als bedoeld in Richtlijn 2017/1371, de zgn. PIF-richtlijn, zoals is aangegeven in artikel 22 in combinatie met artikel 25 van de Verordening 2017/1939 (EOM). Enkele lidstaten hebben zich tijdens de informele Europese Raad in Salzburg op 19 september jl. voorstander getoond van uitbreiding van het mandaat van het EOM. Enkele andere, waaronder Nederland, daarentegen niet. Zie daarvoor ook het verslag van deze informele Raad.90 Voor de goede orde, het is in dit verband vast gebruik niet op de positie of overwegingen van individuele lidstaten tijdens de besprekingen in te gaan. |
485 |
Waarom wordt de bijdrage aan de NVvR verlaagd van 645.000 euro naar 455.000 euro? |
In 2018 is € 445.000 begroot voor de subsidie aan de NVvR. Naar aanleiding van het door de Tweede Kamer aangenomen amendement van het lid Van Dam, werd een bedrag van € 200.000 aan de subsidie over 2018 toegevoegd. Het amendement had betrekking op het jaar 2018 en de voorgestelde dekking betrof ook de begroting van dat jaar. Het betreft derhalve geen meerjarige verhoging van de subsidie. De subsidie voor 2019 bedraagt daarom € 455.000 (€ 445.000 + € 10.000 loonbijstelling). |
486 |
Waarom wordt de bijdrage aan de NVvR verlaagd van 645.000 naar 455.000 euro? |
In 2018 is € 445.000 begroot voor de subsidie aan de NVvR. Naar aanleiding van het door de Tweede Kamer aangenomen amendement van het lid Van Dam, werd een bedrag van € 200.000 aan de subsidie over 2018 toegevoegd. Het amendement had betrekking op het jaar 2018 en de voorgestelde dekking betrof ook de begroting van dat jaar. Het betreft derhalve geen meerjarige verhoging van de subsidie. De subsidie voor 2019 bedraagt daarom € 455.000 (€ 445.000 + € 10.000 loonbijstelling). |
487 |
Kunt u een overzicht geven hoeveel subsidie de NVvR de afgelopen tien jaar heeft ontvangen? |
De huidige subsidieregeling met de NVvR is van kracht sinds 2009. De NVvR ontvangt jaarlijks van het Ministerie van Justitie en Veiligheid een subsidie in de vorm van een lumpsumbedrag. Vanaf 2009 gaat het om de onderstaande jaarlijkse bedragen. 2018: € 645.000 2017: € 555.000 2016: € 867.000 2015: € 793.000 + € 239.861 (bijdrage verhuizing) 2014: € 803.000 2013: € 811.588 2012: € 825.568 2011: € 834.558 2010: € 847.699 2009: € 866.325 Het subsidiebedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die de vereniging maakt en is bestemd voor de activiteiten in haar rol als beroepsvereniging. Als vakbond heeft de NVvR leden die contributie betalen. |
488 |
Kunt u een overzicht geven hoeveel subsidie het CCV de afgelopen tien jaar heeft ontvangen? |
In de tabel hieronder treft u een overzicht hoeveel subsidie het CCV de afgelopen 10 jaar heeft ontvangen. 2009 € 6.192.046 2010 € 7.477.633 2011 € 7.662.998 2012 € 7.505.766 2013 € 11.425.000 2014 € 11.379.940 2015 € 8.525.530 2016 € 6.568.000 2017 € 5.582.048 2018 € 5.401.000 |
489 |
Kunt u een overzicht geven hoeveel subsidie Uitstapprogramma’s prostituees de afgelopen tien jaar hebben ontvangen? |
In de periode vanaf 2008 tot en met 2012 is een totaalbedrag van € 10 mln. aan subsidie uitgekeerd aan gemeenten en maatschappelijke organisaties voor uitstapprogramma’s prostituees. Vanaf 2014 tot heden is jaarlijks € 3 mln. aan subsidie uitgekeerd aan uitstapprogramma’s. De eerste regeling uitstapprogramma’s prostituees (RUPS) betrof een tijdelijke subsidie die liep tot 2012. Het was de bedoeling dat gemeenten daarna zelf de opgezette uitstapprogramma’s zouden voortzetten. Naar aanleiding van een motie van Van der Staaij en Segers in november 2013 is voor een periode van vier jaar nog eens 3 miljoen per jaar beschikbaar gesteld voor uitstapprogramma’s (RUPS II), vanaf medio 2014.91 Naar aanleiding van afspraken in het regeerakkoord zal er medio 2019 een structurele regeling komen van € 3 mln. per jaar. In afwachting van deze regeling is RUPS II met een jaar verlengd. |
490 |
Hoe worden de resultaten van winkelgebieden met het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) gewaarborgd? In hoeverre zijn er alternatieven voor KVO-winkelgebieden? |
MRb vertrouwt er op dat de lokale/regionale partners hun verantwoordelijkheid zullen (blijven) nemen en in samenwerking zullen blijven investeren. De samenwerking tussen deze partners wordt gestimuleerd in de Platforms Veilig Ondernemen. |
Website CBS, https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/36/maatwerktabellen-moord-en-doodslag-2017.
Bron: Veiligheidsmonitor 2017. Den Haag: CBS, maart 2018 https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2018/09/veiligheidsmonitor-2017.
CBS (6 september 2018). In 2017 meer slachtoffers van moord en doodslag https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/36/in-2017-meer-slachtoffers-van-moord-en-doodslag.
Bron: METis, peildatum 01-01-2016 over jaren 2013–2015, peildatum 01-01-2017 over 2016, peildatum 01-01-2018 over 2017 en peildatum 01-10-2018 over 2018 (tm september). Cijfers zijn afgerond op tientallen.
Kamerstukken II, 2014/15, 29 628, nr. 508 en Aanhangsel Handelingen II, 2014/2015, nr. 1707.
Zie «Recommendation on enhancing legal pathways for persons in need of international protection» C(2017) 6504, en de bredere prioriteiten genoemd in Annex III van de AMIF Verordening.
De pre-pol is een tijdelijke opvangvorm die fungeert als wachtkamer voor de reguliere pol. Het gaat hier om plekken voor de doelgroep in de rust- en voorbereidingstijd (rvt).
De verleende subsidies kunt u vinden op: https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/a/asiel-migratie-en-integratiefonds-amif/documenten/publicaties/subsidies/asiel-migratie-en-integratiefonds-amif/uitvoeren-en-verantwoorden/amif-2015.
Dit aantal is het totaal aantal ingewilligde aanvragen voor de nationale kennismigrantenregeling, Europese Blauwe kaart (inclusief de ingewilligde aanvragen wijziging beperking naar deze verblijfsdoelen) en de ingewilligde aanvragen voor «overplaatsing binnen een onderneming. Het verblijfsdoel «overplaatsing binnen een onderneming» vloeit voort uit de per 29 november 2016 geïmplementeerde Europese Richtlijn 2014/66 voor Intra Corporate Transferees.
Bron: METis, peildatum 01-10-2018 over 2018 (t/m september) peildatum 01-01-2018 over 2017, peildatum 01-01-2017 over 2016 en peildatum 01-01-2016 over jaren 2013–2015.) Cijfers afgerond op tientallen.
Het komt voor dat vreemdelingen twee keer een beroep doen op een regeling. Hierdoor kan het aantal aanvragen hoger zijn dan het aantal vreemdelingen.
Het komt voor dat vreemdelingen een beroep hebben gedaan op de overgangsregeling en op de definitieve regeling. Hierdoor is het getal 2830 niet exact de optelsom van de hiervoor genoemde vreemdelingen per regeling, waarbij sprake was van een afwijzing.
In eerdere cijferverstrekking is verwezen naar aantallen kinderen. Deze cijferverstrekking betreft kinderen én volwassenen. Dit verklaart waarom de aantallen genoemd in dit antwoord hoger zijn dan de verstrekte cijfers ten tijde van de begrotingsbehandeling van 2017 (Kamerstukken II, 2017/18, 34 775-VI, nr. 122).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35000-VI-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.