29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 422 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2018

Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op 30 november jongstleden heb ik u toegezegd onderzoek te doen naar verschillende scenario’s voor het verlagen van griffierechten voor MKB-ers en de (financiële) gevolgen hiervan en uw kamer hierover te informeren (Handelingen II 2017/18, nr. 29, item 8). Daarna heeft u verzocht om mijn reactie op het manifest «eerlijke griffierechten» van het Verbond van Credit Management Bedrijven. Op 19 februari jongstleden (Kamerstuk 29 279, nr. 408) heb ik u laten weten het scenario uit het manifest «eerlijke griffierechten» mee te nemen in dit interne onderzoek. Met deze brief doe ik deze toezeggingen gestand.

Hieronder beschrijf ik vier scenario’s, waaronder ook het scenario dat is voorgesteld in het manifest «eerlijke griffierechten». Eerst zal ik een aantal uitgangspunten schetsen die bij de keuze voor de (hoofd)scenario’s een rol hebben gespeeld.

Mijn conclusie is dat de scenario’s 2, 3 en 4 niet een begaanbare route zijn. Scenario 1 is wellicht nog acceptabel, met name bij het spreiden van de verhoging over alle hogere categorieën. Maar de vraag is of dit scenario echt veel voordelen met zich meebrengt. Alles afwegende, zie ik niet onmiddellijk aanleiding om op basis van dit scenario te komen tot wijziging van de griffierechten.

Uitgangspunten onderzoek

Bij de uitwerking van de scenario’s zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. om tarieven budgetneutraal te kunnen verlagen moeten andere griffierechttarieven worden verhoogd.

  • 2. griffierechttarieven voor on- en minvermogenden, voor hoger beroep en cassatie en in het bestuursrecht zijn buiten beschouwing gelaten. Het gaat dus alleen om civiele zaken, waarbij de voor de verlaging noodzakelijke budgettaire ruimte wordt gezocht in verhoging van griffierechttarieven voor vorderingen met een hoger financieel belang. Bij hoger beroep en cassatie en bestuursrechtelijke zaken gaat het om relatief weinig zaken ten opzichte van het aantal civiele vorderingen in eerste aanleg. Zouden die zaken worden meegenomen in de berekeningen, dan zou dat overigens niet een groot effect hebben.

  • 3. bij de berekeningen is rekening gehouden met het effect dat verlaging van de griffierechttarieven leidt tot een toename van het aantal zaken. Dit effect is modelmatig in kaart gebracht en is meegenomen in de berekening van de kosten van de tariefverlaging.

Er zijn vier scenario’s uitgewerkt. Scenario 1 is op verzoek van het lid Van Nispen (SP) uitgewerkt, scenario 2 is een variant hierop. Scenario 3 is het voorstel uit het manifest «Eerlijke griffierechten», Scenario 4 is een variant gebaseerd op uitgangspunten van scenario 1 en 3.

Bij de 4 scenario’s zijn steeds twee varianten doorgerekend:

  • A. compensatie van de verlaging van het griffierecht door een verhoging in de naast hogere categorie (budgettair neutraal)

  • B. compensatie van de verlaging van het griffierecht door een verhoging in alle hogere categorieën (eveneens budgettair neutraal).

Huidige tarieven 2018

De thans geldende tarieven die in het onderzoek zijn betrokken zijn:

RP staat in deze tabel voor rechtspersonen. MKB-ers kunnen hieronder vallen, als ze niet als natuurlijk persoon kunnen worden aangemerkt. Dat is dus afhankelijk van de wijze waarop zij hun werkzaamheden hebben vorm gegeven.

NP staat voor natuurlijke personen. MKB-ers die als zelfstandige werkzaam zijn vallen onder deze categorie. Zij betalen een lager griffierecht.

OV staat voor on- en minvermogenden. Zij betalen een vast laag tarief. Hoewel de tarieven voor on- en minvermogenden niet worden aangepast in de scenario’s vormt het bedrag wel een bodem in de tarieven die bij sommige scenario’s relevant is om in beeld te hebben. Om die reden zijn zij in de tabellen opgenomen.

Scenario’s

Scenario 1

In het eerste scenario is de categorie vorderingen met een financieel belang van € 500 tot € 12.500 gesplitst in twee nieuwe categorieën:

  • € 500 tot € 1.500 en

  • € 1.500 tot € 12.500.1

Verlaging in categorie € 500 – € 1.500

Als ijkpunt is gekozen voor een tarief van € 300 voor RP voor vorderingen van € 500- € 1.500.2 Dit is een verlaging van 37% ten opzichte van het huidige tarief. Verlaging van het tarief voor NP met hetzelfde percentage leidt tot een tarief van € 142.

Verlaging in deze categorie wordt gecompenseerd in de nieuwe categorie € 1.500 – € 12.500.

A. Compensatie in categorie € 1.500 – € 12.500

Om de verlaging voor RP en NP budgetneutraal te kunnen realiseren is verhoging van de griffierechten nodig voor vorderingen van € 1.500 tot € 12.500. De verhoging bedraagt dan voor deze vorderingen 43%. Zie onderstaande tabel voor deze griffierechttarieven.3

B. Compensatie in categorieën boven € 1.500

Door de compensatie over meer categorieën te verspreiden wordt de verhoging van 43% naar beneden gebracht. In méér categorieën worden griffierechtentarieven verhoogd, waardoor de verhoging over de hele linie lager kan uitvallen. Indien bij de compensatie alle categorieën vorderingen boven € 1.500 worden betrokken, leidt dit tot verhoging van 25%.

Scenario 2

In het tweede scenario is de categorie vorderingen van € 500 tot € 12.500 gesplitst in de volgende twee nieuwe categorieën:

  • € 500 tot € 2.500 en

  • € 2.500 tot € 12.500.

Verlaging in nieuwe categorie € 500 – € 2.500

Als ijkpunt is – net als in het eerste scenario – gekozen voor een tarief van € 300 voor RP voor vorderingen van € 500 – € 2.500. Dit is een verlaging van 37% ten opzichte van het huidige tarief. Verlaging van het tarief voor NP met hetzelfde percentage leidt tot een tarief van € 142.

Verlaging in deze categorie wordt gecompenseerd in de nieuwe categorie € 2.500 – € 12.500.

A. Compensatie in categorie € 2.500 – € 12.500

Om de verlaging voor RP en NP budgetneutraal te kunnen realiseren is verhoging van de griffierechten nodig voor vorderingen van € 2.500 tot € 12.500. De verhoging is dan voor deze vorderingen 110%. Voor RP wordt het tarief dan € 1.002 en € 476 voor NP. Daarmee worden de tarieven gelijk of hoger dan die voor de naast hoger gelegen categorie.

B. Compensatie in categorieën boven € 2.500

Door de compensatie over meer categorieën te spreiden kan het verhogingspercentage van 110% naar beneden worden gebracht. Dat betekent wel dat er meer griffierechtentarieven zullen moeten worden verhoogd.

Indien bij de compensatie alle categorieën vorderingen boven € 2.500 worden betrokken, leidt dit tot een verhogingspercentage van 48%.

Het overzicht van de griffierechttarieven na de verhoging met 48% is te zien in onderstaande tabel.

Scenario 3

Dit is het scenario uit het manifest «eerlijke griffierechten» van het Verbond van Credit Management Bedrijven. Zij stelden voor om voor vorderingen met een financieel belang tot € 5.000 het griffierecht te verlagen tot € 119 (RP) en € 79 (NP).

In dit derde scenario is de categorie vorderingen van € 500 tot € 12.500 gesplitst in twee categorieën:

  • € 500 tot € 5.000 en

  • € 5.000 tot € 12.500.

Verlaging in nieuwe categorie € 500 – € 5.000

In het manifest «eerlijke griffierechten» is voorgesteld het tarief voor rechtspersonen vast te stellen op € 119 en een tarief van € 79 voor natuurlijke personen.

Verlaging in deze categorie wordt gecompenseerd in de nieuwe categorie € 5.000 – € 12.500.

A. Compensatie in categorie € 5.000 – € 12.500

Om de verlaging voor RP en NP budgetneutraal te kunnen realiseren is verhoging van de griffierechten nodig voor vorderingen van € 5.000 tot € 12.500. De verhoging bedraagt dan voor deze vorderingen 1645%. De griffierechten bedragen dan € 8.306 voor RP en € 3.944 voor NP. Daarmee worden de tarieven vele malen hoger dan die voor de naast hoger gelegen categorie.

B. Compensatie in categorieën boven € 5.000

Door de compensatie over meer categorieën te spreiden kan het verhogingspercentage van 1645% naar beneden worden gebracht. Dat betekent wel dat er meer griffierechtentarieven zullen moeten worden verhoogd. Indien bij de compensatie alle categorieën vorderingen boven € 5.000 worden betrokken, leidt dit tot een verhogingspercentage van 278%. Zie de tabel hieronder voor deze griffierechttarieven.

Scenario 4

In dit laatste scenario is de categorie tot € 12.500 gesplitst in dezelfde categorieën als in scenario 3:

  • € 500 tot € 5.000 en

  • € 5.000 tot € 12.500.

Verlaging in nieuwe categorie € 500 – € 5.000

Als ijkpunt in dit scenario is niet gekozen voor een griffierecht van € 119 respectievelijk € 79, zoals in scenario 3, maar overeenkomstig de scenario’s 1 en 2 voor een tarief van € 300 voor RP voor vorderingen van € 500 – € 5.000. Dit is een verlaging van 37% ten opzichte van het huidige tarief. Verlaging van het tarief voor NP met hetzelfde percentage leidt tot een tarief van € 142.

Verlaging in deze categorie wordt gecompenseerd in de categorie € 5.000 – € 12.500.

A. Compensatie in categorie € 5.000 – € 12.500

Om de verlaging voor RP en NP budgetneutraal te kunnen realiseren is verhoging van de griffierechten nodig voor vorderingen van € 5.000 tot € 12.500.

De verhoging bedraagt dan voor deze vorderingen 488%. De griffierechten bedragen dan € 2.800 voor RP en € 1.329 voor NP. Daarmee worden de tarieven (veel) hoger dan die voor de naast hoger gelegen categorie.

B. Compensatie in categorieën boven € 5.000

Door de compensatie over meer categorieën te spreiden kan het verhogingspercentage van 488% naar beneden worden gebracht. Dat betekent wel dat er meer griffierechtentarieven zullen moeten worden verhoogd. Indien bij de compensatie alle categorieën vorderingen boven € 12.500 worden betrokken, leidt dit tot verhogingspercentage van 93%.

Conclusie

De bovenstaande scenario’s voor verlaging van griffierechten voor MKB-ers hebben laten zien wat de effecten zijn van het splitsen van de laagste categorie vorderingen bij een financieel belang van € 1.500, € 2.500 en € 5.000 en bij deze laatste splitsing wat het betekent om uit te gaan van een tarief van € 119 voor rechtspersonen (en € 79 voor natuurlijke personen) of van € 300 voor rechtspersonen (en € 142 voor natuurlijke personen).

Ik vind het de vraag of een griffierecht van € 476 voor rechtspersonen voor geldvorderingen tussen € 500 en € 12.500 een groot probleem vormt. Het is een feit dat in dit grensgeval het bedrag van een geldvordering van € 500 het dichtst bij het geldende griffierecht van € 476 voor rechtspersonen ligt. In elk systeem zitten dit soort grensgevallen. Dat verschil wordt groter naarmate de vordering een hoger bedrag betreft.

In zijn algemeenheid geldt dat griffierechten tot een serieuze afweging leiden en voorkomen dat zaken lichtvaardig aan de rechter worden voorgelegd. Dat geldt ook voor de categorie van geldvorderingen tussen € 500 en € 12.500. Als de eiser door de rechter in het gelijk wordt gesteld kan hij het griffierecht verhalen op de schuldenaar. De afweging of de schuldenaar hiervoor verhaal biedt, behoort tot de afweging die de eiser moet maken voorafgaande aan het indienen van de vordering. Een schuldenaar die door de rechter wordt veroordeeld tot betaling moet bovenop een vordering van – in het grensgeval – € 500 het griffierecht van € 476 vergoeden. Als die schuldenaar de mogelijkheid niet heeft benut om minnelijk te betalen of een betalingsregeling te treffen is dat niet zo onredelijk als dat wellicht op het eerste gezicht lijkt. In de afweging van deze gezichtspunten vind ik de geldende griffierechten redelijk, al kan ik me voorstellen dat voor anderen die afweging, juist voor de categorie tussen € 500 en € 12.500, anders uitvalt.

De geschetste scenario’s overziend concludeer ik dat de scenario’s 2, 3 en 4 een onbegaanbare route zijn. Deze leiden tot te omvangrijke verhogingen in andere categorieën zaken. Bij scenario 1 ligt dat wat anders, omdat met name bij het spreiden van de verhoging over alle hogere categorieën die verhoging relatief beperkt blijft. Daartegenover staat een verlaging van het griffierecht voor geldvorderingen tussen € 500 en € 1.500 tot € 300 voor rechtspersonen. Ik vraag me af of die verlaging voldoende soelaas biedt voor het ervaren probleem en of dat de berekende verhoging elders voldoende rechtvaardigt. Dat alles afwegend zie ik op dit moment geen aanleiding met een voorstel te komen, maar ik voer daarover graag het debat met uw Kamer.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

In de totale categorie zaken tussen € 500 en € 12.500 zitten relatief veel zaken waarbij de vordering laag ligt. Bij splitsing van deze categorie zitten in het lage segment (waarvoor het griffierecht wordt verlaagd) dus snel veel zaken in vergelijking met het hogere segment van de nieuwe categorie (waarvoor het griffierecht wordt verhoogd). De grens van € 1.500 is gekozen om de verhoging in het tweede segment nog beperkt te houden. In de scenario’s 2, 3 en 4 wordt de grens verschoven naar € 2.500 en € 5.000, zodat een beeld ontstaat van het effect van verschuiving van die grens.

X Noot
2

Het bedrag van € 300 is gekozen als rekenvoorbeeld. Andere bedragen leiden uiteraard tot andere percentages verlaging c.q. verhoging. Voor de vergelijkbaarheid is ditzelfde bedrag genomen bij de scenario’s 2 en 4.

X Noot
3

Deze tabel komt in de volgende scenario’s niet meer voor, omdat de verhoging in de nieuwe tweede categorie daar leidt tot een hoger griffierecht dan in de categorie tussen € 12.500 en € 25.000. Dat is geen zinvolle variant.

Naar boven