29 628 Politie

Nr. 754 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Hierbij doe ik uw Kamer mijn laatste voortgangsbrief politie in deze vorm toekomen.1 Deze brief markeert de afronding van de eerste vormingsfase die in 2010 begonnen is.

Sinds de nationale politie van start is gegaan is de buitenwereld ingrijpend veranderd. De terroristische dreigingen, verder toegenomen invloed van de digitalisering op veiligheid en ontwikkelingen op het terrein van migratie hebben impact op de politie. Ze raken het werk van de gehele politie.

Recent is het rapport van de commissie Evaluatie Politiewet 2012 uitgekomen. Dit rapport heb ik op 16 november jl. aan de Staten-Generaal aangeboden (Kamerstuk 29 628, nr. 743). De commissie Evaluatie Politiewet 2012 stelt dat de vorming van de nationale politie heeft gezorgd voor meer operationele slagkracht. Door de vorming van de nationale politie is de politie in staat geweest om op tal van nieuwe uitdagingen in te kunnen spelen. Voorbeelden zijn het over eenheidsgrenzen heen inzetten van capaciteit wanneer dat nodig is, bijvoorbeeld bij grootschalige opsporingsonderzoeken of bij vermissingen, de inzet van de politie in het MH17-onderzoek in Nederland en Oekraïne en de inzet ten tijde van de hoge asielinstroom. De politie is nu beter in staat om als één organisatie te functioneren waardoor deze opgaven gecoördineerd en met meer slagkracht kunnen en worden opgepakt. Juist dit was in het oude bestel één van de grotere knelpunten, aldus de commissie Evaluatie Politiewet 2012.

Vormingsproces nationale politie: naar de volgende fase

Op 1 januari 2013 is de Politiewet 2012 in werking getreden. Daarmee was de nationale politie in juridische zin een feit en was er formeel één organisatie. In de afgelopen vijf jaar is hard gewerkt om er ook echt één organisatie van te maken die tegelijkertijd lokaal operationeel wordt aangestuurd. Niets bleef onaangeraakt door de veranderingen die door de nieuwe politiewet en de keuzes bij de vormgeving van de nieuwe organisatie in gang zijn gezet. De omvang en complexiteit van deze veranderingen zijn ook volgens de commissie Evaluatie Politiewet 2012 voor de publieke sector ongekend.

Met de totstandkoming van de herijking is afgesproken dat eind 2017 het volgende gerealiseerd zou zijn: het in werking brengen van de eenheden en de bedrijfsvoering, versterking van de sturing, afronding van de personele reorganisatie en versterken van de kennis en kunde, met name in de opsporing. Het vorige kabinet heeft mede voor dit doel extra geld vrij gemaakt. De politie constateert na intern onderzoek dat zij daar grotendeels in geslaagd is. De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) heeft dit onderzoek gevalideerd.

Het is geen gemakkelijke weg geweest. Ik concludeer echter dat de energie die door de politiemedewerkers in het vormingsproces is gestopt, vruchten heeft afgeworpen: de politie is inderdaad beter in staat om als één organisatie te functioneren; de ingrijpende transitie van 26 versnipperde bedrijfsvoeringseenheden naar één landelijk Politiedienstencentrum (PDC) is gerealiseerd, de beheersystemen van de politieorganisatie zijn ingericht en de politie is in staat om in te spelen op zowel lokale, regionale als landelijke ontwikkelingen. Hiermee komt de eerste vormingsfase tot een afronding. Voor de politie breekt nu de fase aan van doorontwikkelen en verbeteren.

De volgende fase: doorontwikkelen & verbeteren

In de nu volgende fase moet de politie blijven doorontwikkelen, vernieuwen en verbeteren. Het kost tijd om de nieuwe werkpatronen, verhoudingen en rolopvattingen binnen en buiten de politie optimaal te laten werken. Daarvoor moet voldoende tijd en ruimte worden genomen en gegeven. Er is in de afgelopen periode veel gevraagd van de politiemensen. Ik begrijp daarom dat de politiemedewerkers behoefte hebben aan ruimte en stabiliteit. Voor alle nieuwe opgaven houd ik rekening met het absorptievermogen en de draagkracht van de politieorganisatie. Bij de fase van doorontwikkelen en verbeteren past ook de ontwikkeling tot een effectievere politie. In de komende tijd ga ik daarom samen met de gezagen, de korpschef en de vakorganisaties een flexibiliseringsagenda opstellen en implementeren die ervoor moet zorgen dat de beschikbare capaciteit effectiever kan worden ingezet. Dit gebeurt onder meer door het wegnemen van knellende kaders.

De kracht van de politie wordt in belangrijke mate bepaald door een goede dienstverlening in de wijken, bereikbaarheid van de politie en de verbinding die de politie met de wijk organiseert. Kwalitatieve en kwantitatieve versteviging van de gebiedsgebonden politiezorg versterkt de gehele organisatie. Het kabinet investeert daarom in meer en hoger opgeleide agenten voor de wijk. Daartoe worden extra aspiranten opgeleid ten behoeve van de basispolitiezorg: het gaat dan om taken van wijkagent, noodhulp, dienstverlening tot opsporing. Het is aan het gezag om met de teamchefs en de politiechef in de eenheid te bezien waarvoor de versterking wordt ingezet. Daarnaast wordt ook de opsporing versterkt. Er komt extra recherchecapaciteit voor de wijken. Tevens wordt een ontwikkelagenda opgesteld gericht op innovatie en het versterken en toekomstbestendig maken van de opsporing.

Aansluitend op deze operationele ontwikkelingen werkt de politie aan de doorontwikkeling van de bedrijfsvoering om ook daar wendbaarder en flexibeler te zijn. De politie is voor wat betreft de ICT op de goede weg. Er ligt nu een stabiele basis onder de ICT. Het is nu zaak om met urgentie de vernieuwing van de operationele systemen door te zetten en de samenwerking tussen de operatie en de ICT organisatie verder te versterken.

De komende jaren zal de aandacht echter niet alleen uitgaan naar de uitbreiding van capaciteit maar ook naar het opvangen van de forse te verwachten uitstroom als gevolg van vergrijzing binnen het korps. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat een forse toename van het aantal aspiranten gedurende de eerste jaren extra druk op de beschikbare capaciteit zet. Tegelijkertijd is het positieve gevolg dat op termijn het personeelsbestand verjongt en de inzetbaarheid toeneemt. Samen met de korpschef zal ik mij ervoor inzetten om de effecten daarvan zo goed mogelijk op te vangen. Het stellen van prioriteiten en daarmee gepaard gaande dilemma’s zal daarbij onvermijdelijk blijven.

Doorontwikkelen is ook belangrijk voor de meldkamer die tussen de burger in nood en de hulpverleningsdiensten een belangrijke schakel vormt. Het is daarom van belang om de opvang van piekbelasting, uitwijkmogelijkheden en informatie-uitwisseling te versterken. Met alle betrokken partijen is afgesproken om het beheer van de meldkamers te centraliseren. De politie zal het beheer van de meldkamers gaan overnemen van de 25 veiligheidsregio’s. Daarbij blijven de regionale ambulancevoorzieningen en de veiligheidsregio’s verantwoordelijk voor hun eigen operationele werkprocessen. Op dit moment wordt in overleg met de betrokken partijen een aanpassing van het wettelijk kader voorbereid. Hierbij wordt ook goed gekeken naar de uitvoeringsconsequenties voor de politie. Ik verwacht het wetsvoorstel binnenkort in consultatie te brengen opdat het voorstel rond de zomer 2018 uw Kamer zal bereiken.

Het rapport van de commissie Evaluatie Politiewet 2012 geeft waardevolle aanbevelingen om de doorontwikkeling en verbetering van het politiebestel en de politie vorm te geven. Hierover ga ik met belanghebbenden in gesprek. Ik zal u naar verwachting in het eerste trimester van 2018 het kabinetsstandpunt aanbieden.

In de afgelopen jaren is de basis gelegd voor de politie als één organisatie. De komende jaren zijn gericht op het verbeteren en doorontwikkelen van de politieorganisatie, waarbij er met name meer ruimte moet komen voor de teams om beter te kunnen inspelen op de lokale veiligheidssituatie.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Als bijlagen bij deze brief treft u aan mijn voortgangsberichten inzake de vorming van de nationale politie inclusief mijn beleidsreactie op het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid en het aanvalsprogramma informatievoorziening politie. Daarnaast treft u drie aparte bijlagen aan waarin ik inga op de operationele sterkte, de doorontwikkeling van toezicht op de politie en de ontwikkelingen op het terrein van HRM. Als laatst treft u mijn reactie op diverse toezeggingen en moties. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven