32 201 Herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Nr. 86 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2016

Met deze rapportage informeer ik u over de voortgang van de implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Aanlandplicht

Op 3 juni 2016 zijn de Gemeenschappelijke Aanbevelingen voor de teruggooiplannen 2017 ingediend bij de Europese Commissie. U bent daarover in de voortgangsrapportage van 4 juli 2016 (Kamerstuk 32 201, nr. 85) geïnformeerd. Het wetenschappelijk comité van de Europese Commissie (Scientific Technical and Economic Committee for Fisheries – STECF) heeft de gemeenschappelijke aanbevelingen in juli beoordeeld. Hieruit zijn geen bezwaren naar voren gekomen zodat de voorgestelde infasering door de Europese Commissie ongewijzigd is overgenomen. Op 5 oktober 2016 is de gedelegeerde verordening voor een teruggooiplan in de Noordzee gepubliceerd. Het plan is twee jaar geldig, maar de Scheveningengroep werkt aan een nieuwe versie voor 2018.

Conform de motie Geurts cs. (Kamerstuk 29 664, nr. 143) is de aanlandplicht voor wijting in de gerichte tongvisserij uitgesteld tot 2018. De aanlandplicht voor kabeljauw wordt in principe per 1 januari 2017 geïntroduceerd voor visserij met grote mazen (de gerichte kabeljauwvisserij valt hieronder). Voorwaarde hiervoor was dat per die datum het kabeljauwherstelplan of tenminste het zeedagenregime (hoofdstuk 3 uit het kabeljauwherstelplan) is ingetrokken. Hierover is op 29 juni jl. onder Nederlands voorzitterschap een politiek akkoord bereikt waarop het proces tot definitieve vaststelling van de aanpassing van het kabeljauwherstelplan in gang is gezet. Dit proces is begin december afgerond.

Ondertussen wordt samen met andere lidstaten hard gewerkt aan het oplossen van problemen bij de invoering van de aanlandplicht. Vooral de zogenoemde verstikkingssoorten (choke species) kunnen tot problemen leiden. In december 2015 heb ik hierover al mijn zorgen uitgesproken in de Raad. Ook in de afgelopen Novemberraad is dit probleem besproken, mede op initiatief van Nederland. In de Raad gaven veel lidstaten aan de zorgen over choke species te delen en werd er een brede oproep gedaan aan zowel lidstaten als de Europese Commissie om vóór 2019 te komen met pragmatische oplossingen. Belangrijke oplossingen zijn overigens het voorkomen van bijvangst door selectiever vissen en het verhogen van de overleving van de bijvangst soorten.

Nederland zet zich in voor een realistische en geleidelijke infasering van de aanlandplicht en streeft naar maximale rek en ruimte door waar mogelijk gebruik te maken van de uitzonderingen. Voor schol werkt de sector nog aan de onderbouwing van een uitzondering voor hoge overleving.

Ook bij de handhaving is sprake van een geleidelijke aanpak. Na in 2016 vooral informerend en waarschuwend te zijn opgetreden zal de NVWA in 2017 waar nodig ook handhavend optreden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het bestaande controle-instrumentarium en ligt de nadruk op controles op zee en registratie van de legale discards in de logboeken. Daarnaast zet Nederland in op de invoering van nieuwe controle-instrumenten met het doel de controle op de aanlandplicht te kunnen verbeteren. Nieuwe instrumenten worden in de regionale groepen uitgewerkt. Een gelijk speelveld is hierbij een randvoorwaarde. Momenteel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een Compliance Evaluation Tool, waarbij in de aanloop naar een volledig geïmplementeerde aanlandplicht in 2019 met behulp van dataverzameling wordt ingezet op meer kennis en inzicht over de naleving van aanlandplicht.

Onderzoek aanlandplicht

De afgelopen jaren zijn met behulp van financiering uit het Europees Visserijfonds (EVF) projecten uitgevoerd ter voorbereiding op de aanlandplicht. Deze projecten zijn 31 december 2015 afgerond. Over de resultaten bent u in de voortgangsrapportage van 4 juli (Kamerstuk 32 201 nr. 85) geïnformeerd. Dit jaar zijn vanuit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), de opvolger van het EVF, vier nieuwe projecten gestart voor een totaalbedrag van € 2,2 miljoen met als doel de visserij voor te bereiden op de stapsgewijze invoering van de aanlandplicht. In deze voortgangsrapportage zal ik de nieuwe onderzoeksprojecten kort toelichten.

Overleving platvis, rog en Noorse kreeft

Het belangrijkste doel van dit project is het aantonen van overleving en waar mogelijk het vergroten van overleving door aanpassingen te doen in de visserijpraktijk. De uitkomsten van het overlevingsonderzoek dienen als onderbouwing voor een mogelijke aanvraag van een overlevingsuitzondering. Deze aanvraag moet in een gezamenlijke aanbeveling van de Scheveningengroep worden ingediend bij de Europese Commissie. Het project richt zich met name op dataverzameling, het kwantificeren van overlevingskansen voor geassocieerde soorten als tarbot, griet en rog en het ontwikkelen van verbeteringen in de verwerkingslijn aan boord ten behoeve van de overleving van soorten als tong en schol.

Het project betreft vervolgonderzoek op eerdere onderzoeksprojecten, waarin is aangetoond dat er potentie is om de overleving te verbeteren door aanpassingen te doen in de verwerkingslijn aan boord. Uit het reeds afgeronde overlevingsonderzoek kwam verder naar voren dat de overleving van discards per reis sterk kan verschillen. Dit heeft inzicht opgeleverd in de factoren die de overleving beïnvloeden en waarover meer informatie gewenst is.

Netinnovatie kottervisserij

Doel van het project netinnovatie is om de selectiviteit in verschillende segmenten van de demersale visserij te verbeteren door tuig- of netaanpassingen. Knelpunten waar het project zich op richt zijn onder meer de bijvangst van ondermaatse schol in de gerichte tongvisserij en de bijvangst van wijting in de flyshoot-visserij.

Als doelstelling wordt een reductie van 35% van ongewenste bijvangsten van alle gequoteerde soorten in de Nederlandse demersale visserij op 1 januari 2019 gehanteerd. Hierbij wordt 2010 gehanteerd als referentieperiode. Om de kans op het ontstaan van innovatieve ideeën te vergroten, wordt geprobeerd meer actieve vissers bij het project te betrekken. Dit moet ook garanderen dat er voldoende draagvlak is voor de aanpassingen.

Onderdeel van het project is tevens het verbeteren van een selectief net in de visserij op Noorse kreeft. Resultaten uit eerder onderzoek waren met een bijvangstreductie van 65% veelbelovend. De afgelopen maanden hebben Wageningen Marine Research (WMR, voorheen IMARES) en het Duitse Thüneninstituut samen verder gewerkt aan het optimaliseren van het netontwerp tijdens een gezamenlijke onderzoeksreis op het onderzoeksvaartuig Solea.

Best practices

Dit project richt zich op de praktische implicaties van de aanlandplicht en het vergroten van het inzicht in effecten van het aanlanden van ondermaatse vis op het ecosysteem. Om dit doel te behalen wordt over een periode van drie jaar in vijftien zogenaamde discardsreizen, onderzoek gedaan naar de verspreiding van bijvangst. Daarnaast wordt onder meer onderzoek gedaan naar het effect op de selectiviteit wanneer in de pulsvisserij met een maaswijdte van 85mm of 90mm wordt gevist en naar het effect van het aanpassen van de wettelijke minimum aanlandmaat.

Akoestische technologie

Dit project richt zich op de pelagische visserij, die vooral gebruik maakt van akoestische apparatuur als sonar om de omvang van visscholen te bepalen. Belangrijkste doelstelling is het verder verbeteren van de selectiviteit door gebruik te maken van de nieuwste breedbandtechnologie die momenteel verkrijgbaar is op de markt. Met deze nieuwe technologie wordt geprobeerd om de soort-identificatie en de lengtebepaling van pelagische soorten op afstand, voor dat ze gevangen worden, te verbeteren met als doel het verbeteren van de selectiviteit.

Contingentenstelsel

Bij de implementatie van de aanlandplicht is geconstateerd dat de aanlandplicht niet strookt met het nationale verbod om zonder contingent of bij overschrijding van het contingent een gecontingenteerde vissoort aan te landen. In het voorjaar is een project gestart waarbij samen met de verschillende stakeholders is gezocht naar een passende oplossing. Uitgangspunt was dat de huidige praktijk zo min mogelijk hoeft te worden aangepast. Inmiddels heb ik overeenstemming bereikt met de sector en maatschappelijke organisaties over passende maatregelen, die op dit moment door mijn juristen worden uitgewerkt. Zo zal sprake zijn van een uitvaarverbod indien een visser niet beschikt over contingent en van plan is uit te varen met netten waarbij evident is dat hiermee gecontingenteerde soorten wordt gevangen. Wordt het contingent overschreden of is er sprake van bijvangst van gecontingenteerde soorten waarvoor geen uitvaarverbod geldt, dan is de visser verplicht om een zogenoemd aanlandcontingent te verwerven. De sector is in de nieuwsbrief tijdig over deze maatregelen geïnformeerd.

Technische maatregelen

Op dit moment vindt over de technische maatregelen een gedetailleerde discussie plaats in de Raad. De Maltese voorzitter, die dit proces namens het Slowaakse voorzitterschap trekt, heeft geprobeerd de discussie op korte termijn af te ronden, om zo nog dit jaar tot een zogenaamde « algemene oriëntatie» in de Raad te komen. Deze algemene benadering vormt, zoals uw Kamer weet, het standpunt van de Raad in de trilogen tussen Raad, Europese Commissie en het Europees Parlement. Diverse lidstaten hebben echter aangegeven veel moeite te hebben met het tempo, zodat het streven onhaalbaar is geworden.

De focus van de discussie in de Raad lag in de eerste plaats op de structuur van de verordening en de wijze waarop regionalisering zijn beslag krijgt. Deze discussie gaat wat Nederland betreft de goede kant op. Het idee dat aanpassing van de technische details in de toekomst een klus is voor de regionale groepen kan rekenen op brede steun. Wel is er discussie over hoe dit juridisch het beste vorm kan krijgen, in hoeverre er sprake moet zijn van afrekenbare doelstellingen en wat de relatie is met de meerjarenplannen.

Zorgen heb ik over de discussie rond de pulsvisserij. Het voorstel van de Europese Commissie gaf immers ruimte aan pulsvisserij. In de compromisteksten heeft het voorzitterschap nu de algehele toelating weer teruggedraaid naar voorwaardelijke toelating, zoals we die nu ook kennen. Mijn inzet om de puls te regelen blijft groot. Hiervoor ga ik ook bilateraal gesprekken aan met tegenstanders van de pulsvisserij.

Discussie is er verder over de bijlagen met de technische details. De bijlagen kunnen in de toekomst in de regionale groepen worden aangepast. De detailregelgeving is daarom grotendeels overgenomen van de oude verordening. Wel heeft de Europese Commissie in haar voorstel een vereenvoudiging doorgevoerd en onder meer de vangstsamenstellingsregels afgeschaft. Ook hierover is nu discussie in de Raad. Het voorzitterschap heeft daarop voorgesteld de vangstsamenstellingsregels weer te herintroduceren en de regionale groepen de aanpassingen te laten doen. Mijn inzet hierbij is om hierbij het commissievoorstel als uitgangspunt te nemen en de vangstsamenstellingsregels niet te herintroduceren. Vangstsamenstellingsregels zijn strijdig met de aanlandplicht en moeten daarom worden afgeschaft. Hierin staat Nederland niet alleen, maar krijgt steun van meerdere lidstaten rond de Noordzee. Evenwel zijn er ook lidstaten die graag het oude systeem hanteren.

Meerjarenplan voor visserijmogelijkheden Noordzee

De Europese Commissie presenteerde 3 augustus jl. het voorstel voor een meerjarenplan Noordzee. De Kamer is op 7 oktober jl. door een BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2211) geïnformeerd over de inhoud van dit voorstel. Samengevat heeft het meerjarenplan als doel de betreffende visbestanden, o.a. tong, schol, kabeljauw, aan de doelstellingen van de Maximale Duurzame Opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY) te laten voldoen. Centraal onderdeel van het plan is een voorstel voor het vaststellen van zogenoemde bandbreedtes voor de visserijsterfte, afkomstig van de wetenschappers van de Internationale Raad voor Onderzoek van de Zee (International Council for Exploration of the Sea, ICES). Deze bandbreedtes worden gehanteerd voor het vaststellen van de jaarlijkse maximaal toegestane vangstmogelijkheden (Total Allowable Catch, TAC's) voor de betreffende bestanden. Het plan beoogt de nodige flexibiliteit in te bouwen bij het vaststellen van de TAC's. Daarbij wordt rekening gehouden met het gegeven dat in de gemengde visserij op de Noordzee vis tegelijk uit meerdere bestanden wordt gevangen. Ook wordt rekening gehouden met de invoering van de aanlandplicht voor de belangrijkste soorten in deze gemengde visserijen in de Noordzee.

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 november jl. heeft Eurocommissaris Vella het voorstel nader toegelicht en vond een eerste gedachtewisseling plaats. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de toezending van het verslag van deze Raad op 2 december (Kamerstuk 21 501-32, nr. 950).

In de Raad wordt de komende maanden gewerkt aan de vaststelling van de algemene oriëntatie. Vergelijkbaar werkt ook het Europees Parlement de komende maanden aan de vaststelling van haar 1e lezing. Ik zal de Kamer blijven informeren over de voortgang in de besluitvorming van het dossier.

Externe dimensie

In de bijlage is het aan uw Kamer toegezegde halfjaarlijkse overzicht van de huidige partnerschapsovereenkomsten opgenomen. Nederland heeft de afgelopen maanden, zoals overeengekomen met het Slowaakse voorzitterschap, een groot deel van de EU-coördinatievergaderingen tijdens visserijonderhandelingen en gemengde comités voorgezeten. Conform de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer is tijdens de gemengde comités veel aandacht besteed aan de verantwoording van de sectorale steun. De Europese Commissie eist van de partnerlanden een gedetailleerde planning van de steun en de verwachte impact en een verantwoording van de uitvoering hiervan. Wanneer projecten niet conform de planning plaatsvinden, heeft dit gevolgen voor de uitbetaling, deze loopt dan vertraging op. In het uiterste geval kan dit er zelfs toe leiden dat de sectorale steun vervalt.

Visserijmaatregelen in beschermde gebieden op zee

Zoals toegezegd tijdens het AO Visserij van 2 maart jl. (Kamerstuk 29 675, nr. 185) informeer ik u over de voortgang van visserijmaatregelen op de Doggersbank. Voor de Doggersbank is het proces met Verenigd Koninkrijk en Duitsland nu afgerond en is een gezamenlijk voorstel voor visserijmaatregelen geformuleerd. Dit voorstel behelst een sluiting van delen van de Doggersbank op het Nederlandse, Duitse en Britse deel voor bodemberoerende visserij, waarbij op het Nederlandse en Britse deel van de Doggersbank de flyshoot zal worden toegestaan, maar op het Duitse deel niet. Het voorstel is informeel voorgelegd aan andere lidstaten met een direct visserijbelang.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Overzicht visserijpartnerschapovereenkomsten november 2016

Partnerschapovereenkomsten in West-Afrika

De Europese Commissie heeft in West-Afrika vooral tonijnakkoorden afgesloten met derde landen, maar ook een aantal zogenaamde gemengde visserijpartnerschappen. Bij gemengde visserijpartnerschappen gaat het om visserij op kleine pelagische soorten, tonijn, heek, garnalen, koppotigen en demersale vis. Bij de tonijnakkoorden gaat het om een netwerk van overeenkomsten dat er voor zorgt dat de EU-vloot migrerende tonijnbestanden kan volgen in de West-Afrikaanse wateren. Het gaat om tropische tonijnsoorten als skipjack-, grootoog- en geelvintonijn. De tonijnvaartuigen moeten zich daarbij houden aan de beheerafspraken van ICCAT (International Commission on Conservation of Atlantic Tuna). Voor demersale soorten is er geen regionale beheerorganisatie die bindende afspraken kan maken. Wel zijn er voor een aantal bestanden wetenschappelijke adviezen van CECAF ( Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic).

Nederland blijft in West-Afrika aandacht vragen voor het voorkómen van bijvangst van haaien en ongereguleerde vangst van haaien in de tonijnvisserij.

Kaapverdië

De eerste tonijnovereenkomst met Kaapverdië stamt uit 1990. De overeenkomst wordt met name door Spanje, Portugal en Frankrijk gebruikt. Het huidige vierjarige protocol is geldig tot 22 december 2018. Nederland heeft ingestemd met dit protocol. Uw Kamer is over dit protocol geïnformeerd in de brief van 8 december 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 817). De EU betaalt de eerste twee jaar € 550.000 voor dit protocol, waarvan de helft is bedoeld voor toegang tot de wateren van Kaapverdië en de helft beschikbaar is voor de versterking van de nationale visserijstrategie en bestrijding van illegale visserij. De laatste twee jaar betaalt de EU € 500.000 waarvan eveneens de helft is geoormerkt voor projecten in het kader van de nationale visserijstrategie. De Raad heeft op 16 december 2014 ingestemd met het protocol en het Europees Parlement op 9 september 2015, waarna het protocol volledig in werking is getreden.

Ivoorkust

Het eerste akkoord met Ivoorkust stamt uit 1990. Het is een tonijnovereenkomst. Het huidige protocol loopt tot 30 juni 2018. De EU betaalt jaarlijks € 680.000. Van dit bedrag is € 257.500 bestemd voor ondersteuning van het visserijbeleid van Ivoorkust. Spaanse, Portugese en Franse vissers maken gebruik van het akkoord. Uw Kamer is over dit protocol geïnformeerd in de brief van 26 april 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 704). Nederland heeft ingestemd met dit protocol.

Gabon

In 1998 werd een eerste partnerschapovereenkomst afgesloten met Gabon. Het is een tonijnakkoord, waar met name Franse, Spaanse en Portugese vaartuigen gebruik van maken. Er is op dit moment geen geldig protocol met Gabon. Het vorige protocol liep af op 23 juli 2016. De Europese Commissie heeft in oktober 2015 van de Raad een mandaat ontvangen om te onderhandelen over een nieuw protocol. Nederland heeft ingestemd met dit mandaat. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de brief van 18 september (Kamerstuk 21 501-32, nr. 876). Door politieke ontwikkelingen in Gabon is het niet mogelijk gebleken tijdig een nieuw protocol af te sluiten. Hierdoor kunnen Europese vaartuigen op dit moment niet vissen in de wateren van Gabon.

Guinee-Bissau

De eerste partnerschapovereenkomst tussen de EU en Guinee-Bissau is in 1980 afgesloten. Het is een gemengde overeenkomst. Het akkoord omvat naast visserijmogelijkheden voor tonijn ook mogelijkheden voor visserij op garnalen, koppotigen en demersale vis. Met name Spaanse, Portugese, Italiaanse, Franse en Griekse vaartuigen maken gebruik van de overeenkomst. De jaarlijkse bijdrage van de EU voor de toegang tot de visbestanden in de wateren van Guinee-Bissau bedraagt € 6,2 mln. Voor de ondersteuning van het sectorale visserijbeleid van Guinee-Bissau betaalt de EU daarnaast jaarlijks een bedrag van € 3 mln. De visserij met Guinee Bissau is twee jaar onderbroken geweest door een staatsgreep. Nadat de politieke situatie verbeterde is een protocol waarover de Europese Commissie in februari 2012 al overeenstemming had bereikt in 2014 alsnog geactiveerd. Nederland heeft tegen dit protocol gestemd en uw Kamer is hierover op 3 oktober 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 806) geïnformeerd. De reden voor de tegenstem is dat de vangstmogelijkheden in het protocol gebaseerd zijn op sterk verouderde informatie zodat er te weinig inzicht was in het beschikbare surplus. De Raad heeft wel ingestemd met het protocol en heeft het protocol in voorlopige werking gesteld op 24 november 2014. Het Europees Parlement heeft september 2015 ingestemd. Het protocol is daarop op in oktober 2015 definitief in werking getreden.

Liberia

In de brief van 13 oktober 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 880) is uw Kamer geïnformeerd over het voorstel voor een partnerschapsovereenkomst en het bijbehorende eerste protocol. Het protocol heeft een looptijd heeft van vijf jaar. De EU betaalt in deze periode € 3,25 mln. voor het protocol, waarvan de helft is bedoeld voor de ondersteuning van de ontwikkeling van een nationale visserijstrategie in Liberia. Prioriteiten van deze strategie zijn wetenschappelijk onderzoek, ondersteuning van de ambachtelijke visserij, capaciteitsopbouw voor monitoring en controle en bestrijding van illegale visserij. Franse en Spaanse tonijnvaartuigen kunnen gebruik maken van het protocol. Nederland heeft ingestemd met de partnerschapsovereenkomst en het protocol. De Raad heeft de partnerschapovereenkomst en het protocol 5 december 2015 in voorlopige werking gesteld. Na instemming van het Europees Parlement zijn de overeenkomst en het protocol 24 mei 2016 volledig in werking getreden.

Marokko

De huidige partnerschapovereenkomst stamt uit 2006 en is in februari 2007 in werking getreden. De overeenkomst met Marokko betreft een zogenaamd gemengd akkoord dat niet alleen tonijn, maar ook demersale en kleine pelagische vis betreft. De afgelopen jaren hebben vaartuigen uit Spanje, Portugal, Italië, Frankrijk, Duitsland, Polen, Litouwen, Letland, Nederland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk gebruik gemaakt van de vangstmogelijkheden.

Op 15 juli 2014 is een nieuw vierjarig protocol in werking gesteld. De EU betaalt jaarlijks € 30 mln., waarvan € 16 mln. is bedoeld als vergoeding voor de toegang tot de Marokkaanse wateren, en € 14 mln. is geoormerkt voor projecten ten behoeve van de ontwikkeling van de Marokkaanse visserijsector. Bij dit nieuwe protocol heeft Nederland zich onthouden van stemming. Dit omdat het naar de mening van het kabinet niet mogelijk was op basis van het protocol te beoordelen in hoeverre de EU-bijdrage daadwerkelijk en op evenredige wijze ten goede komt aan de oorspronkelijke bevolking van de Westelijke Sahara. Daarnaast was de verhoging van de visserijmogelijkheden voor de pelagische sector naar mening van Nederland onvoldoende onderbouwd. U bent hierover geïnformeerd in de brief van 15 oktober 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 753).

Mauritanië

De eerste partnerschapovereenkomst met Mauritanië werd in 1987 afgesloten. Twaalf lidstaten hebben in het verleden in meerdere of mindere mate gebruik gemaakt van het akkoord. Naast tonijn omvat het protocol garnalen, demersale vis, pelagische vis en krabben. In het verleden omvatte het protocol ook vangstmogelijkheden voor koppotigen, maar deze zijn op nul gezet, omdat Mauritanië hiervoor geen surplus meer bezit. Na een onderbreking van de visserij in 2015 vanwege het feit dat de EU en Mauritanië lang geen overeenstemming konden bereiken over een nieuw protocol, is de visserij weer hervat. Het nieuwe protocol heeft een looptijd van vier jaar en loopt af in november 2019. Mauritanië ontvangt jaarlijks € 55 mln. voor toegang tot de wateren van Mauritanië. Daarnaast is er jaarlijks € 4 mln. beschikbaar voor de ontwikkeling van duurzame visserij in Mauritanië. U bent over dit protocol geïnformeerd in de brief van 14 juli 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 850) en de brief van 13 oktober 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 880). Nederland heeft ingestemd met dit protocol. Het protocol is in de Raad van 10 november 2015 aangenomen en is na instemming van het EP in mei 2106 inmiddels volledig in werking getreden.

Sao Tomé en Principe

De eerste overeenkomst tussen de EU en Sao Tomé en Principe werd afgesloten in 1984. Het is een tonijnovereenkomst. Het huidige protocol is geldig tot en met 23 mei 2018. De financiële bijdrage van de EU voor dit protocol is € 385.000 voor toegang gedurende drie jaar en € 350.000 in het vierde jaar. Daarnaast ontvangt Sao Tomé en Principe jaarlijks € 325.000 voor versterking van de lokale visserijsector. Nederland heeft zich in 2014 bij dit protocol van stemming onthouden vanwege zorgen over de haaienvangsten in de wateren van Sao Tomé en Principe. Uw Kamer is over dit standpunt geïnformeerd in de brief van 25 april 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 781). In mei 2014 heeft de Raad het protocol in voorlopige werking gesteld. Op 9 februari 2015 is het protocol na instemming van het Europees Parlement, volledig in werking getreden.

Senegal

De eerste overeenkomst tussen de EU en Senegal stamt uit 1980, maar er is lange tijd geen geldig protocol geweest. In 2014 heeft de Europese Commissie overeenstemming bereikt over een nieuw vijfjarig protocol. Ook is de partnerschapovereenkomst vernieuwd zodat deze voldoet aan de eisen van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Het nieuwe protocol beperkt zich tot vangstmogelijkheden voor tropische tonijn en zwarte heek. Senegal ontvangt tijdens de looptijd van het protocol in totaal een bedrag van € 4.9 mln. voor toegang tot de wateren. Daarnaast is jaarlijks een bedrag van € 750.000 beschikbaar voor de ontwikkeling van de Senegalese visserijsector. Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 15 september 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 802) heeft Nederland ingestemd met het protocol. Het protocol is op 20 november 2014 in voorlopige werking getreden. Na goedkeuring door het Europees Parlement begin 2015, heeft de Raad op 2 maart 2015 ingestemd met de definitieve toepassing van het protocol.

Akkoorden in de Indische Oceaan

In de Indische Oceaan heeft de Europese Commissie een aantal tonijnovereenkomsten afgesloten. Vaartuigen uit Spanje, Italië, Portugal, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk maken gebruik van dit netwerk van overeenkomsten. Het beheer van de betrokken tonijnsoorten vindt plaats in de regionale visserijbeheerorganisatie IOTC (Indian Ocean Tuna Commission). Volgens het wetenschappelijke comité van IOTC worden de tropische tonijnsoorten in de Indische Oceaan niet op een duurzaam niveau bevist. Dit is deels te verwijten aan de toegenomen visserijmogelijkheden in de regio nu de dreiging van piraterij in de regio is afgenomen. Daarnaast is een aantal kuststaten bezig met het ontwikkelen van een eigen tonijnsector. Binnen de IOTC wordt gesproken over beheermaatregelen, maar dit proces gaat langzaam. Tijdens de jaarvergadering van mei 2016 heeft de IOTC afspraken gemaakt die moeten leiden tot een reductie van de vangsten van geelvintonijn. Dat is een stap in de goede richting, maar er zijn nog meer maatregelen nodig om te verzekeren dat de vangsten in de toekomst op MSY-niveau plaatsvinden. Het is met name belangrijk dat de verdragsluitende partijen overeenkomen de capaciteit te beperken. De EU zet zich hiervoor in. De bijvangst van haaien en roggen is een aandachtspunt in de Indische Oceaan. De inzet van de EU voor het ontwikkelen van beschermingsmaatregelen en beheerplannen voor haaien verloopt moeizaam. Gezien de trage besluitvorming in het IOTC ben ik van mening dat de EU waar mogelijk ook met partnerlanden in de regio afspraken moet maken over de bescherming van haaien en roggen.

Comoren

Het visserijakkoord met de Comoren is afgesloten in 1988. Het huidige protocol loopt af op 31 december 2016. Met dit protocol is jaarlijks een bedrag van € 600.000 gemoeid waarvan de helft is bestemd voor toegang tot de wateren van de Comoren en de andere helft is geoormerkt voor ondersteuning van de visserijsector op de Comoren. In het protocol zijn aanvullende afspraken gemaakt over haaien en roggen. U bent over dit protocol geïnformeerd in de brief van 26 november 2013 (Kamerstuk 32 201, nr. 66). Nederland heeft ingestemd met het protocol. Op 13 mei 2014 heeft de Raad, na goedkeuring van het Europees Parlement, ingestemd met de definitieve toepassing van dit protocol. Het huidige protocol loopt op 30 december 2016 af. Ik heb uw Kamer geïnformeerd over een onderhandelingsmandaat voor een nieuw protocol in mijn brief van 5 februari 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 893). De Raad heeft op 14 maart 2016 unaniem ingestemd met dit mandaat. De onderhandelingen voor een nieuwe overeenkomst zijn onder Nederlands voorzitterschap afgerond. De Europese Commissie zal dit protocol echter nog niet voorleggen aan de Raad. Eerst moet de dialoog die de Commissie met de Comoren is gestart over de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IUU) zijn afgerond. Het protocol kan pas in aanmerking komen voor voorlopige toepassing in overeenstemming met de EU regels zodra de «gele kaart» die de Commissie in dit verband aan de Comoren heeft verstrekt is ingetrokken.

Madagaskar

De partnerschapovereenkomst met Madagaskar stamt uit 1986. Het huidige protocol is geldig tot en met 31 december 2018. Uw Kamer is over dit protocol geïnformeerd in de brief van 8 december 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 817). De EU betaalt voor dit protocol de eerste twee jaar € 1,6 mln. per jaar, waarvan € 0,7 mln. is bedoeld voor de ontwikkeling van de visserijsector en het visserijbeleid in Madagaskar. De overige twee jaar betaalt de EU € 1,5 mln. waarvan eveneens € 0,7 mln. als sectorale ondersteuning. Het beschikbare budget voor sectorale ondersteuning wordt met name ingezet voor de bestrijding van illegale visserij in de wateren van Madagaskar. Nederland heeft ingestemd met dit protocol. De Raad heeft eind 2014 ingestemd met in voorlopige werking stelling van het protocol. Het Europees Parlement heeft 9 september 2015 ingestemd met het protocol waarna het door de Raad formeel is aangenomen en definitief in werking is getreden.

Mauritius

De eerste partnerschapovereenkomst tussen de Europese Unie en Mauritius werd in 1989 afgesloten. Het huidige protocol is geldig tot en met 27 januari 2017. Met het protocol is jaarlijks € 660.000 gemoeid, waarvan € 302.500 is bestemd voor de ontwikkeling van de lokale visserijsector. Nederland heeft ingestemd met dit protocol. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de brief van 13 september 2012 (Kamerstuk 32 201, nr. 47). Uw Kamer is op 22 maart 2106 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 900) geïnformeerd over het mandaat dat de Europese Commissie aan de Raad heeft gevraagd voor onderhandelingen over een nieuw protocol. Nederland heeft ingestemd met dit mandaat. De onderhandelingen met Mauritius liggen stil en het is nog niet bekend wanneer ze zullen worden hervat. Gezien de tijd die nodig is om een protocol (in voorlopige) werking te stellen zal er in 2017 onvermijdelijk een periode zijn waarin EU-vaartuigen niet mogen vissen in de wateren van Mauritius.

Mozambique

De eerste partnerschapovereenkomst tussen de Europese Unie en Mozambique werd in 1987 afgesloten. Het laatste protocol liep op 31 januari 2015 af. Uw kamer is in de brief van 2 juni 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 789) geïnformeerd over het onderhandelingsmandaat dat de Europese Commissie heeft gekregen voor het afsluiten van een nieuw protocol. Nederland heeft ingestemd met dit onderhandelingsmandaat, maar aangegeven dat het eindresultaat kritisch beoordeeld wordt op de bijdrage aan de lokale werkgelegenheid en de impact op zeevogels en kwetsbare haaiensoorten. Tijdens twee onderhandelingsronden zijn beide partijen niet nader tot elkaar gekomen. Daar er momenteel geen actief protocol in werking is, mag de EU-vloot sinds februari 2015 niet meer te vissen in de wateren van Mozambique.

Tanzania

Er bestaat op dit moment nog geen visserijpartnerschapovereenkomst tussen de Verenigde Republiek Tanzania en de EU. Uw Kamer is in de brief van 4 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 845) geïnformeerd over het mandaat dat de Europese Commissie heeft gevraagd voor het afsluiten van een partnerschapsovereenkomst. Nederland heeft ingestemd met dit mandaat. De eerste onderhandelingen hebben plaatsgevonden in juli 2016.

Seychellen

De eerste overeenkomst tussen de EU en de Seychellen werd afgesloten in 1987. De partnerschapovereenkomst met de Seychellen is de belangrijkste van de tonijnovereenkomsten in de Indische Oceaan. Het huidige protocol is geldig tot en met 17 januari 2020. Met het akkoord is de eerste twee jaar € 5,3 mln. per jaar gemoeid, waarvan € 2,6 mln. is geoormerkt voor ontwikkeling van de lokale visserijsector. Daarna is de jaarlijkse bijdrage € 5 mln., waarvan € 2,5 mln. bestemd is voor de ontwikkeling van de lokale visserijsector. U bent over dit akkoord geïnformeerd in de brief van 26 november 2013 (Kamerstuk 32 201, nr. 66). Nederland heeft zich bij dit protocol onthouden van stemming. Dit omdat er in het akkoord met de Seychellen geen aanvullende afspraken zijn gemaakt voor de bescherming van kwetsbare haaien en roggen. Na instemming van het Europees Parlement heeft de Raad op 13 mei 2014 ingestemd met de definitieve toepassing van dit protocol.

Akkoorden in de Stille Oceaan

De overeenkomsten in de Stille Oceaan zijn voor de EU van strategisch belang. De EU heeft overeenkomsten met Kiribati, de Salomonseilanden en Micronesië. Echter op dit moment is er geen protocol van kracht onder deze drie visserijpartnerschapovereenkomsten. Recent is een nieuwe partnerschapovereenkomst met de Cookeilanden door de Raad in voorlopige werking gesteld.

Er zijn verschillende internationale overeenkomsten van toepassing op de tonijnvisserij in dit gebied die in grote lijnen binnen de kaders van drie organisaties vallen:

  • De Western and Central Pacific Fisheries Commission (WCPFC) is de regionale visserijmanagementorganisatie. De WCPFC is in hoge mate het centrale besluitvormingsorgaan waar het de visserij in de regio betreft, met name waar het gaat om het nemen van maatregelen met betrekking tot visserijinspanning en toegestane vangst. De Europese Commissie is lid van deze regionale visserijbeheerorganisatie maar kan niet meepraten over de bestanden die niet door de EU gevist worden. Zo worden de beheermaatregelen voor de blauwvintonijn in de Stille Oceaan door de zogenaamde sub-groep Northern Commission genomen, waar de EU alleen een waarnemer is. Daarnaast worde de besluiten van de WCPFC vaak gevoed door overeenkomsten in andere regionale organisaties zoals de Forum Fisheries Agency (FFA) en de Naura-overeenkomst. Hierdoor heeft de EU een zwakkere positie ten aanzien van IOTC en vooral ICCAT.

  • De Forum Fisheries Agency (FFA) is een organisatie van kuststaten, die alle ook lid zijn van de WCPFC. Deze organisatie coördineert onder andere de regionale registratie van vaartuigen van derde landen en het regionale Vessel Monitoring Systeem.

  • De Nauru-overeenkomst is een sub-regionale overeenkomst tussen acht eilandstaten in de Stille Oceaan, waaronder Kiribati, Micronesië en de Salomonseilanden. Deze organisatie heeft eveneens mede tot doel de toegang van buitenlandse vaartuigen te coördineren.

Cookeilanden

De Europese Commissie heeft in 2013 een mandaat gevraagd voor de onderhandelingen over het afsluiten van een partnerschapovereenkomst met de Cookeilanden. Nederland heeft ingestemd met dit onderhandelingsmandaat. U bent hierover geïnformeerd in de brief van 4 juli 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 723). Op 1 april 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de Europese Commissie overeenstemming heeft bereikt over een nieuwe visserijpartnerschapsovereenkomst en een nieuw protocol met de Cookeilanden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 902). De EU betaalt jaarlijks € 735.000 voor het protocol waarvan € 350.000 is bedoeld voor ontwikkeling van het visserijbeleid op de Cookeilanden. De overeenkomst en het protocol zijn na ondertekening door beide partijen in oktober 2016 in voorlopige werking getreden. Het protocol loopt tot oktober 2020. Ik heb ingestemd met de overeenkomst en het protocol.

Noordelijke Akkoorden

Groenland

De toegang tot de wateren van Groenland is geregeld in een protocol dat loopt van 1 januari 2016 tot 31 december 2020. Hierdoor beschikken Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Portugal over vangstmogelijkheden voor met name lodde, roodbaars, garnalen en heilbot. De verkregen vangstmogelijkheden worden door de EU ook ingezet voor de ruil van vangstmogelijkheden met Noorwegen. Met het huidige protocol is jaarlijks € 17,8 mln. gemoeid, waarvan € 13,2 mln. voor toegang, € 2,9 mln. voor sectorale steun en met de mogelijkheid om € 1,7 mln. bij te betalen voor additionele vangstmogelijkheden. In de partnerschapovereenkomst met Groenland is eveneens een mensenrechtenclausule opgenomen. Het continueert de visserij door EU-schepen in Groenlandse wateren en is in lijn met het hervormde Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Het versterkt duurzame visserij doordat de vangstmogelijkheden gebaseerd zullen worden op quota die in overeenstemming zullen zijn met het best mogelijke wetenschappelijke advies. Het biedt de EU ook de mogelijkheid om aanvullende en nieuwe visserijmogelijkheden te accepteren, indien Groenland deze aanbiedt. Het is voor de EU qua economische waarde de op twee na belangrijkste overeenkomst. De Raad heeft het protocol in november 2015 aangenomen en het Europees Parlement in april 2016.

Naar boven