32 201 Herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Nr. 85 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2016

Met deze voortgangsrapportage informeer ik u over de voortgang van de implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Aanlandplicht

Op 3 juni 2016 zijn de Gemeenschappelijke Aanbevelingen voor de teruggooiplannen 2017 door de voorzitters van de regionale groepen ingediend bij de Europese Commissie. In juni en juli beoordeelt het wetenschappelijk comité van de Europese Commissie (Scientific Technical and Economic Committee for Fisheries – STECF) de regionale aanbevelingen. Na beoordeling door het STECF zal de Europese Commissie naar verwachting in de eerste week van oktober 2016 de gedelegeerde verordeningen voor de teruggooiplannen per regio publiceren. De datum van inwerkingtreding is 1 januari 2017. De discardplannen treden pas in werking als Europees Parlement en de Europese Raad binnen twee maanden na publicatie kenbaar maken geen bezwaar te hebben.

Nederland heeft in de onderhandelingen met de andere lidstaten ingezet op de maximale rek en ruimte voor de Nederlandse vissers, en specifiek op uitstel van wijting in de gerichte tongvisserij met kleine mazen conform de motie Geurts cs. (Kamerstuk 29 664, nr. 143).

De motie voor uitstel van de aanlandplicht voor wijting kwam inhoudelijk niet overeen met het advies van de Adviesraad voor de Noordzee (North Sea Advisory Council). De Noordzee Adviesraad adviseerde namelijk dat, mits er voldoende ophoging wordt toegekend, er voldoende quotum beschikbaar is bij de verschillende lidstaten om wijting in de Noordzee onder de aanlandplicht te brengen. Dit is ook zo besproken in een gezamenlijke workshop van lidstaten en adviesraden over oplossingen voor mogelijke choke species1 in Edinburgh op 14 en 15 april jl. Problemen van individuele lidstaten zouden opgelost kunnen worden met onderlinge quotumruilen.

Ondanks dat de adviesraad voor de Noordzee geen problemen verwachtte als wijting onder de aanlandplicht gebracht zou worden heeft de Nederlandse inzet, gesteund door het Verenigd Koninkrijk en België, ertoe geleid dat de aanlandplicht voor wijting in de Noordzee in visserijen met getrokken tuigen en kleine mazen (TR2 en BT2) is uitgesteld tot 1 januari 2018. Hiermee is uitvoering gegeven aan de voorgenoemde motie.

Als Voorzitter van de Europese Raad van Ministers heeft Nederland hard gewerkt aan de aanpassing van het kabeljauwherstelplan. Met het arrest van het Europese Hof van Justitie van 1 december 2015 in de gevoegde zaken C124/13 en C125/13, zijn de bepalingen uit 2012 nog van kracht tot 1 december 2016. Voor die tijd moet het plan zijn aangepast, in lijn met de jongste wetenschappelijke adviezen. Aanpassing is ook nodig omdat verschillende bepalingen in het kabeljauwherstelplan de succesvolle invoering van de aanlandplicht voor kabeljauw in de weg staan.

Met het oog op de uitdrukkelijke wens van de Nederlandse sector om het zeedagenregime op te heffen, heeft Nederland in de Scheveningengroep ingezet op introductie van kabeljauw onder de aanlandplicht per 1 januari 2017, in de visserij met getrokken en vaste netten met grote mazen (codes TR1, BT1 en GN). Hierbij is de voorwaarde gesteld dat op 1 januari 2017 het kabeljauwherstelplan of tenminste het zeedagenregime (hoofdstuk 3 uit het kabeljauwherstelplan) is ingetrokken.

Op 29 juni jl. is een politiek akkoord bereikt tussen het Europees Parlement en de Europese Raad over deze aanpassing van het kabeljauw herstelplan, waarbij het zeedagen regime voor kabeljauw komt te vervallen.

In bijlage 12 bij deze brief is een overzicht gegeven van alle aanpassingen in de gemeenschappelijke aanbevelingen van de Scheveningengroep en de Noordwestelijke waterengroep ten opzichte van 2016, die relevant zijn voor Nederland.

Onderzoek aanlandplicht

De afgelopen jaren heeft de sector gelegenheid gekregen om met behulp van financiering uit het Europees Visserijfonds projecten uit te voeren ter voorbereiding op de aanlandplicht. De projecten zijn 31 december 2015 afgerond en alle ontvangers van subsidie hebben deze rapporten openbaar moeten maken. Verschillende partijen hebben met behulp van de subsidieregeling verschillende projecten uitgevoerd ter voorbereiding op de aanlandplicht, zoals netinnovatie, het aantonen en verbeteren van de overlevingskans en het vermijden van gebieden. In deze brief wil ik kort de resultaten van het overlevingsonderzoek en het onderzoek netinnovatie onder uw aandacht brengen.

Overleving platvis

In totaal zijn 11 testreizen uitgevoerd, waarin de overleving van tong, schol en schar is onderzocht. De sterfte van gevangen vis is gedurende 21 dagen gemonitord en vergeleken met een controle groep.

In de pulsvisserij met 80 mm mazen (gerichte tongvisserij) is gebleken dat de overlevingskans van tong gemiddeld 31% is bij een trekduur van 125 minuten en 41% bij een trekduur van 60 minuten. In de pulsvisserij met 80 mm is geconstateerd dat de overlevingskans van schol bij een trekduur van 125 minuten 16% is en bij een trekduur van 60 minuten 39%. Er is maar beperkt data verzameld over de overlevingskans van schar. Op basis van deze beperkte data wordt de overlevingskans van schar in de pulsvisserij met 80 mm geschat op 15%.

In de twinrigvisserij met grote mazen, Nederlandse vissers vissen hiermee gericht op schol, zijn twee testreizen gedaan, waarbij de gemiddelde overlevingskans van schol op 10% is vastgesteld. De duur van de trek is langer dan met een boomkortuig. Er is een reis uitgevoerd met dit vaartuig waarbij ook de gevangen schar is onderzocht. De overlevingskans van schar leek op basis van deze reis op 8% uit te komen.

Uit het onderzoek is gebleken dat de overlevingskans erg varieert per trip. IMARES heeft een eerste verkenning gedaan van factoren die van invloed zijn op de overlevingskans. Onder de nieuwe subsidieregeling Innovatie Aanlandplichtprojecten gaat de sector nader onderzoek doen naar de overlevingskans van platvis en langoustines (Noorse kreeft). In dit project wordt nader onderzocht welke factoren van invloed zijn op de overleving van verschillende vissoorten zoals rog, tarbot, griet en langoustines (Noorse kreeft). Om voor een uitzondering op de aanlandplicht in verband met een hoge overlevingskans in aanmerking te komen, moet deze met deugdelijk onderzoek zijn vastgesteld. Het belang hiervan hebben de Nederlandse Elasmobranchen Vereniging en Stichting de Noordzee in een gezamenlijke brief van 18 maart 2016 ook nog eens bij mij onder de aandacht gebracht.

Netinnovatie

In de gerichte tongvisserij met puls heeft de sector in samenwerking met IMARES onderzocht of bepaalde aanpassingen in netten een grotere selectiviteit bereiken, met zo min mogelijk verlies van maatse vangsten. In de onderzochte aanpassingen werden ongewenste bijvangsten gereduceerd met 25–30%, maar was het verlies van maatse tong 10–15%.

In de scholvisserij met boomkor en grote mazen is gekeken of de ongewenste bijvangsten verminderd konden worden, met behoud van de vangst van tongschar. In het onderzoek met een ontsnappingspaneel werd een vermindering van ongewenste bijvangst van 30–35% gevonden, zonder verlies van maatse vangst.

In de gerichte visserij op langoustines (Noorse kreeft) zijn verschillende netontwerpen getest. Met name de resultaten van het onderzoek net met meerdere kuilen, waarbij de vangst van vis en de vangst van langoustines gescheiden wordt, zijn veelbelovend (65% reductie ongewenste vangst, maar nog wel 15–20% verlies maatse vangst).

Het verlies van 15–20% maatse vangsten is niet voor alle vissers acceptabel. Verder onderzoek naar optimalisering van dit net is daarom gewenst, maar de sector zal de komende tijd ook stappen moeten zetten om de innovatie daadwerkelijk door te voeren, zodat er ook in de praktijk selectiever gevist gaan worden.

Controle aanlandplicht

Op 21 maart 2016 heb ik u geïnformeerd over de geleidelijke uitrol van de controle aanpak op de aanlandplicht (Kamerstuk 32 201, nr. 81).

Nederland heeft vanaf het begin in de regionale groepen aangedrongen op een zoveel mogelijk gelijk speelveld op het gebied van controle van de aanlandplicht. Dit heeft erin geresulteerd dat lidstaten controle instructies met elkaar gedeeld hebben. Hieruit bleken geen grote verschillen tussen lidstaten in de aanpak door controle-autoriteiten.

Tegelijkertijd blijven de mogelijkheden om de aanlandplicht te controleren vooralsnog beperkt tot de controles op zee en controles bij aanlanding, zoals deze al plaatsvonden.

Daarom heeft Nederland in de regionale groepen het voortouw genomen bij de invoering van cameratoezicht in de pelagische sector. Om ervoor te zorgen dat lidstaten hier op dezelfde manier mee omgaan wordt gewerkt aan een nieuwe gezamenlijke aanbeveling voor een teruggooiplan voor de pelagische visserij.

Zo’n gezamenlijke aanbeveling kan, als alle betrokken lidstaten hier achter staan, worden omgezet in Europese wetgeving.

Om te voorkomen dat er verschillen tussen de regio’s ontstaan heeft Nederland er tevens voor gezorgd dat de Scheveningengroep en de Noordwestelijke Waterengroep tot een gezamenlijke tekst zouden komen, onder meer door het organiseren van een gezamenlijke sessie voor controle-experts uit de verschillende lidstaten op 17 mei jl.

De introductie van camera’s via een gezamenlijke aanbeveling zou ervoor zorgen dat de controlemogelijkheden voor afzonderlijke lidstaten sterk toenemen én dat dit in iedere lidstaat op dezelfde manier gebeurt. Helaas is het vooralsnog niet gelukt om alle lidstaten achter deze aanpak te scharen. Ik zal me hiervoor blijven inzetten, maar het mag duidelijk zijn dat het bereiken van overeenstemming hierover niet zo snel gaat als ik graag zou willen.

Overeenstemming over de controle-inzet op de pelagische aanlandplicht is bovendien belangrijk voor de ontwikkeling van een gezamenlijke controle aanpak voor de aanlandplicht in de demersale visserijsectoren.

Contingentenstelsel

Bij de implementatie van de aanlandplicht is geconstateerd dat de verplichting om vangsten van soorten die onder de aanlandplicht vallen aan te landen niet strookt met het nationale verbod om zonder contingent of bij overschrijding van het contingent een gecontingenteerde vissoort aan te landen.

Er is een beperkt aantal (staandwant)vissers die bijvoorbeeld geen contingent tong hebben, maar die nu wel onder de aanlandplicht vallen en deze vangst moeten aanlanden. Er is een project gestart waarbij in samenwerking met de verschillende sectorpartijen gewerkt wordt aan een passende oplossing. Naar verwachting kan besluitvorming over de aanpassingen in september plaatsvinden, waarna een implementatietraject volgt. Er wordt door alle partijen naar gestreefd om op 1 januari 2017 een passende oplossing geïmplementeerd te hebben.

In tussentijd kunnen vissers die met staandwant vissen, maar geen contingent hebben voor eventuele tongbijvangsten, gebruik maken van een de minimisvrijstelling.

Visserijmaatregelen in beschermde gebieden op zee

De Doggersbank, Klaverbank en Friese Front zijn op 27 mei 2016 aangewezen als beschermde gebieden op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn (EEC 92/43). Op grond van het artikel 11 van de basisverordening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (Verordening 1380/2013) kunnen lidstaten regionale aanbevelingen doen voor visserijmaatregelen in deze gebieden. Op dit moment zijn de artikel 11 procedures om te komen tot een regionale aanbeveling voor deze gebieden nog niet gestart.

Op 10 juni 2016 bent u door de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens mij, geïnformeerd over het Nederlandse voorstel voor de bodembeschermende maatregelen op het Friese Front en Centrale Oestergronden, in de context van de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (Kamerstuk 33 450, nr. 49). Op 16 juni 2016 heeft uw Kamer deze brief besproken met de Minister van Infrastructuur en Milieu. Ook voor dit voorstel zal de procedure van artikel 11 van Verordening 1380/2013 gelden.

Nederland is ook betrokken bij de regionale aanbevelingen van andere Europese lidstaten voor visserijmaatregelen in beschermde gebieden indien Nederland een direct visserijbelang heeft. Non-discriminatie en ecologische onderbouwing zijn leidend voor de Nederlandse positie hierin.

Externe dimensie

In bijlage 23 is het aan uw Kamer toegezegde halfjaarlijkse overzicht van de huidige partnerschapsovereenkomsten opgenomen. Nederland heeft in het kader van het EU-voorzitterschap het afgelopen half jaar alle EU-coördinatievergaderingen tijdens visserijonderhandelingen en gemengde comités voorgezeten. In het halfjaar voorafgaand aan het voorzitterschap heeft Nederland, namens Luxemburg, ook een groot deel van de EU-coördinatievergaderingen voorgezeten. Met het inkomende Slowaaks voorzitterschap is afgesproken dat Nederland ook het komende half jaar een groot deel van de EU-coördinatievergaderingen tijdens externe onderhandelingen zal voorzitten.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

Conform het Operationeel Programma EFMZV is een deel van het EFMZV budget beschikbaar gesteld voor overheidsopdrachten. Eén daarvan is een onderzoek naar de effecten van pulsvisserij. Daarnaast is een opdracht uitgezet voor de uitzet van glas- en pootaal, dit om de palingstand te verbeteren. Ook zijn opdrachten uitgezet voor de uitvoering van de kaderrichtlijn mariene strategie, kennisdeling, registratie, controle- en handhaving en bestandsonderzoek.

Hiernaast zijn er drie openstellingen geweest. Uit de subsidieregeling «jonge vissers» konden jonge vissers die voor de eerste keer een schip wilden aanschaffen subsidie krijgen. Dit leverde vijf subsidieaanvragen op, die hebben geleid tot vier beschikkingen en één afwijzing. Op basis van de subsidieregeling «aanlandplichtinnovatieprojecten» konden aanvragen worden ingediend voor innovatieprojecten die bijdragen aan de implementatie van de aanlandplicht. Hier zijn vier beschikkingen voor afgegeven. De openstellingstermijn van een derde subsidieregeling «redementsverbeteringsprojecten» is zojuist afgesloten. Deze regeling heeft als doel bij te dragen aan innovatieprojecten die het rendement in de visserij kunnen verbeteren. De aanvragen hiervan worden momenteel door RVO.nl beoordeeld. Een vierde openstelling «aquacultuurinnovatieprojecten» is tot 1 juli geopend. Doel van deze regeling is om bij te dragen aan innovatie in de aquacultuursector.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Verstikkingsoorten («choke species»), soorten waarvoor de quota als eerste volledig benut zijn, waardoor zonder uitzonderingen visserijen moeten sluiten terwijl er nog quota voor de doelsoort beschikbaar zijn

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven