19 637 Vreemdelingenbeleid

nr. 2660 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 17 juni 2020

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 3 juni 2020 overleg gevoerd met mevrouw Broekers-Knol, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 13 december 2019 inzake feitenrelaas inzake het afzeggen van de afspraak met de ambassadeur van Marokko (Kamerstuk 19 637, nr. 2567);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 31 januari 2020 inzake informatie omtrent de nareisdossiers van gezinsleden van de Turkse asielzoekers die mogelijk geraakt zijn door de arrestatie van de Turkse vertrouwenspersoon (Kamerstuk 19 637, nr. 2577);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 11 februari 2020 inzake reactie op toezegging, gedaan tijdens het algemeen overleg van 4 juli 2019, over intrekkingen van verblijfsvergunningen asiel (Kamerstuk 19 637, nr. 2581);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 12 februari 2020 inzake afhandeling Afsluitingsregeling Langdurig Verblijvende Kinderen (Kamerstuk 19 637, nr. 2584);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 12 februari 2020 inzake extra opvangplekken voor asielzoekers (Kamerstuk 19 637, nr. 2582);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 12 februari 2020 inzake informatie over de stand van zaken met betrekking tot het Inspectieonderzoek «Uitzetting naar Bahrein» (Kamerstuk 29 344, nr. 141);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 12 februari 2020 inzake externe evaluatie totstandkoming Incidentenoverzicht in de Rapportage Vreemdelingenketen 2018 (Kamerstuk 19 637, nr. 2583);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 3 maart 2020 inzake doorlooptijden van asielaanvragen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en dwangsommen (Kamerstuk 19 637, nr. 2585);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 10 maart 2020 inzake samenwerkingsverband ten behoeve van kinderen in vreemdelingrechtelijke procedures (Kamerstuk 19 637, nr. 2590);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 11 maart 2020 inzake reactie op verzoek commissie over het bericht dat Syriërs feestvieren omdat Aleppo volledig Jihadist vrij en veilig is verklaard en de Syriërs in Nederland terug kunnen (Kamerstuk 19 637, nr. 2591);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 20 maart 2020 inzake uitwerking van de maatregelen in de asielketen met betrekking tot het coronavirus (Kamerstuk 19 637, nr. 2592);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 17 april 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over de uitwerking van de maatregelen in de asielketen met betrekking tot het coronavirus (Kamerstuk 19 637, nr. 2592) (Kamerstuk 19 637, nr. 2601);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 24 maart 2020 inzake reactie op toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg van 4 juli 2019 over de uitkomsten van gesprekken over de werkinstructies bekeerlingen en lhbti's (Kamerstuk 19 637, nr. 2593);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 27 maart 2020 inzake veilige landen van herkomst – beoordeling Armenië (Kamerstuk 19 637, nr. 2594);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 8 april 2020 inzake reactie op de motie van de leden Van den Berge en Van Ojik over slachtoffers van bacha-bazimisbruik niet terugsturen (Kamerstuk 19 637, nr. 2552) (Kamerstuk 19 637, nr. 2596);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 8 april 2020 inzake reactie op het verzoek van het lid Emiel van Dijk, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 17 december 2020, over het bericht dat oorlogsmisdadigers in bed bad en brood faciliteiten worden gepamperd (Kamerstuk 19 637, nr. 2597);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 9 april 2020 inzake voortgang Taskforce, onderzoek Significant maatregelen en aanbevelingen en tijdpad dwangsomproblematiek bij de IND (Kamerstuk 19 637, nr. 2598);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 9 april 2020 inzake stand van zaken coronamaatregelen in de justitie-, veiligheids- en migratieketen (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 116);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 17 april 2020 inzake herbeoordeling veiligheid lhbti'ers en christenen in Iran (Kamerstuk 19 637, nr. 2602);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 23 april 2020 inzake stand van zaken coronamaatregelen in de justitie-, veiligheids- en migratieketen (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 126);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 7 mei 2020 inzake Grieks-Nederlandse samenwerking ter verbetering situatie alleenstaande minderjarige asielzoekers in Griekenland (Kamerstuk 27 062, nr. 111);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 8 mei 2020 inzake beantwoording vragen commissie over de Beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel 37.3 «De Terugkeer van Vreemdelingen» van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) (Kamerstuk 33 199, nr. 32) (Kamerstuk 33 199, nr. 34);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 mei 2020 inzake verslag van de informele JBZ-Raad van 28 april 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 618);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 13 mei 2020 inzake incidentenoverzicht 2019 (Kamerstuk 19 637, nr. 2604);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 15 mei 2020 inzake gevolgen richtsnoer Europese Commissie voor beslistermijnen IND (Kamerstuk 19 637, nr. 2605);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 15 mei 2020 inzake Nederlandse inzet in de Europese grens- en kustwacht in 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 619);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 25 mei 2020 inzake Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) over de periode januari tot en met december 2019 (Kamerstuk 19 637, nr. 2606);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 25 mei 2020 inzake doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid inzake toegang, toelating en opvang van vreemdelingen (Kamerstuk 19 637, nr. 2607);

  • de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 26 mei 2020 inzake meerjarig beleidskader hervestiging 2020–2023 (Kamerstuk 19 637, nr. 2608).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Voorzitter: Van Meenen

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Becker, Bisschop, Emiel van Dijk, Jasper van Dijk, Groothuizen, Hiddema, Kuiken, Van Meenen, Van Ojik, Van Toorenburg en Voordewind,

en mevrouw Broekers-Knol, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 9.32 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen allemaal. Welkom bij dit notaoverleg van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Aan de orde is het onderwerp Asiel en migratie. Ik heet de Staatssecretaris en haar ambtenaren van harte welkom, zo ook de leden en onze onvolprezen ondersteuning, in allerlei gedaanten.

We hebben vandaag een debat met spreektijden van zes minuten. Ik zou willen voorstellen om in de eerste termijn maximaal drie interrupties te doen. Als u daarmee kunt instemmen, dan geef ik als eerste het woord aan mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Migratie leidt tot diepe onzekerheid voor vluchtelingen die huis en haard moeten verlaten, voor arbeidsmigranten die door werkgevers naar Europa worden gesleept en uitgebuit, en voor Nederlanders die bezorgd zijn over wat die migratie betekent voor de manier waarop wij samenleven. Grip krijgen op die onzekerheid is dan ook wat we van onze bestuurders in Nederland en Europa mogen verwachten, maar als we kijken naar ons huidige migratiebeleid stemt dat droevig. Vluchtelingen wachten eindeloos op een besluit. Bijna 800.000 arbeidsmigranten worden op een schandalige manier uitgebuit, met coronabrandhaarden tot gevolg. Nederland pleit voor Europese solidariteit, maar is te beroerd om ook maar één minderjarige alleenstaande vluchteling op te vangen.

Ook in Europa is het triest gesteld. We moeten constateren dat we sinds de migratiedeal met Turkije in 2015 verder weg zijn dan ooit van gezamenlijke oplossingen. Turkije dreigt en acteert voortdurend met het toelaten van vluchtelingen en migranten. Griekenland sluit de grenzen hermetisch af, stuurt vluchtelingen zonder proces terug en heeft zelfs met scherp geschoten. Europese landen komen hun eigen afspraken over hervestiging en herplaatsing niet na, terwijl dat juist nu zo nodig is om de volgende migratiecrisis te voorkomen. Onze afkeer die er mogelijk mag zijn ten opzichte van de Turkse president, die ons in februari weer chanteerde, mag er niet toe leiden dat we hulp aan Syriërs in Turkije onttrekken. Er moet geld worden vrijgemaakt om de hulp aan 600.000 Syrische kinderen, die nu met EU-financiering naar school gaan, te verlengen, want dat geld is per september op. Ook dragen we als Europese Unie bij aan het bieden van een sociaal vangnet voor de 1,1 miljoen Syriërs die nu in Turkije worden opgevangen. Binnen negen maanden is ook dat geld op, terwijl de Syrische burgeroorlog nog niet ten einde is. Er is structureel geld nodig om de Syriërs in buurland Turkije blijvend te kunnen ondersteunen. Bovendien zit een hele grote groep vluchtelingen vast aan de Turkse grens en humanitaire hulp voor deze groep is heel hard nodig.

Rond 15 juni komt de Europese Commissie met haar nieuwe migratieplan. Wat naar alle waarschijnlijkheid sneuvelt, zijn de verplichte quota om vluchtelingen over de EU te verdelen. Een doorbraak als straks alle landen, behalve Hongarije en Polen, bereid zijn om daadwerkelijk vluchtelingen op te nemen, maar een mislukking als straks elk land zegt: ik betaal wel, maar ik vang niemand op. Dat laatste dreigt. Als niet minimaal twintig landen zeggen dat ze bereid zijn om hieraan mee te werken, dan is het per definitie mislukt. Mijn vraag is dan ook concreet aan de Staatssecretaris wat de Nederlandse inzet gaat worden en wat zij verwacht.

Voorzitter. Ik ben dus kritisch over de toekomst van migratie en Europa, maar ik ben ook kritisch over de wijze waarop het in ons eigen land gaat. De wachttijden bij de IND zijn de afgelopen jaren enorm opgelopen. Door de coronacrisis is dat eigenlijk alleen maar verergerd. Bovendien lukt het de Staatssecretaris maar niet om de overlastgevende asielzoekers naar hun veilige landen van herkomst uit te zetten. Een afspraak met Marokko laat nog altijd op zich wachten. Er is een taskforce van start gegaan, die de oude IND-voorraad op projectmatige wijze moet afdoen, maar ik ben kritisch over de haalbaarheid daarvan. Ik wil dan ook van de Staatssecretaris weten hoe het staat met deze taskforce. Hoe zit het met de werving van nieuw personeel? Zijn er voldoende rechters en advocaten om dit ook waar te kunnen maken? En zijn ze nu wel voldoende ingericht voor telehoren en voldoende opgeleid om dat te kunnen doen?

Door de coronacrisis werd bovendien de reguliere opvang gesloten en is het horen van mensen gestopt. 180 nareizigers werden aan hun lot overgelaten en soms letterlijk de straat op geschopt. Voor een deel is deze problematiek nu opgelost, maar voor een deel wachten deze mensen nog steeds op oplossingen. Graag een reactie van Onze Minister, want het is toch niet uit te leggen. Ook van de week heeft zich weer iemand in Ter Apel gemeld voor een vervolggesprek, bleek daar niet welkom te zijn en stond vervolgens gewoon een nacht lang op straat. Dat gebeurt gewoon allemaal in Nederland, terwijl het absoluut niet nodig is.

Voorzitter. Het inspectierapport Bahrein. De Staatssecretaris volhardt in haar visie dat het rapport niet openbaar gemaakt hoeft te worden. Ik ben het daar nog steeds niet mee eens en ik heb een specifieke vraag. Ook in relatie tot het onderzoek van de ACVZ, die ook zegt dat het horen en de beslissingen eigenlijk te willekeurig zijn en niet voldoende transparant. Ze bevelen ook aan dat je, als je een beslissing neemt, die ook moet kunnen herleiden naar openbare bronnen en dat je heel duidelijk aangeeft waar je die beslissing op baseert. Mijn vraag is dan ook concreet aan de Minister: wat vindt de Minister van deze aanbeveling...

De voorzitter:

De Staatssecretaris.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

... de Staatssecretaris. Zei ik de Minister? Nou, het kan heel snel gaan in dit kabinet, dus je weet het maar nooit. Maar van de Staatssecretaris wil ik dus graag weten wat zij concreet van deze aanbeveling vindt. Ik vind nog steeds dat ze haar overweging over Bahrein moet herzien en ik wil daar graag een reactie op.

Voorzitter, tot slot twee laatste concrete punten, eerst transgenders en lhbti'ers uit Iran. Het ambtsbericht is gewijzigd. Volgens mij is hiermee de positie van deze groep alleen nog maar verslechterd. Daar is ook met afschuw op gereageerd. Ik vraag de Staatssecretaris dus om dat te herzien.

Als allerlaatste punt de opvang van amv's van 18-plus. Die zou worden geregeld, maar ik hoor van onder andere het Nidos dat het nog steeds niet geregeld is, omdat het een centenkwestie is. Ook dat is weer Nederland: we beloven veel, we willen van alles, we staan voor een fatsoenlijk en solidair vluchtelingen- en migratiebeleid, maar in de praktijk valt het bar en bitter tegen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Emiel van Dijk van de PVV.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Eindelijk is het dan zover: het grote migratiedebat, gehouden ergens achteraf in een commissiezaaltje, met een spreektijd van zes minuten voor ongeveer 120 onderwerpen. Dat heeft de coalitie slim gedaan, om het zo van de plenaire agenda te manoeuvreren. Lekker low profile, zodat er zo min mogelijk aandacht aan besteed wordt en dat mensen niet realiseren dat het asiel- en migratiebeleid van deze regering een complete flop is. Laten we eens kijken naar wat de Staatssecretaris van de VVD het afgelopen jaar allemaal heeft gedaan.

De voorzitter:

Ogenblik, een interruptie van mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Ja, voorzitter, ik weet niet of dit een punt van orde is of dat het me een interruptie kost, maar dat maakt me ook even niet uit. Ik vind namelijk dat de heer Emiel van Dijk hier echt geen recht doet aan de situatie. Wij zitten als Nederland in een coronacrisis, het parlement heeft een hele tijd niet kunnen vergaderen en wij hebben met elkaar besloten wat toch prioritaire onderwerpen zijn om voor de zomer, onder moeilijke omstandigheden, in zalen die daarvoor geschikt moeten kunnen worden gemaakt, te bespreken, en wij hebben gezegd: dit is zo'n onderwerp. Dus wat de heer Emiel van Dijk zegt, dat wij als coalitie dit zouden hebben willen wegmoffelen: geenszins. Wat mij betreft is dit een zeer belangrijk onderwerp. Het is terecht dat wij daar vandaag aandacht aan besteden. Dat daar geen publiek bij is, heeft hele andere redenen, en dat weet de heer Emiel van Dijk heel goed.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Voorzitter, een korte reactie. Mag ik mevrouw Becker van de VVD eraan herinneren dat het niet op haar prioriteitenlijstje stond om dit te bespreken? Dus moet ze nu niet hoog van de toren blazen hoe belangrijk ze het allemaal vindt, want dat bleek niet het geval.

De voorzitter:

Waarvan akte. Gaat u verder.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Voorzitter. Laten we eens kijken wat deze VVD-Staatssecretaris het afgelopen jaar allemaal heeft gedaan. Ze heeft nagelaten te voorkomen dat hordes migranten hier als asielzoeker heen zijn gekomen, met als gevolg dat opvangcentra door heel Nederland als paddenstoelen uit de grond schieten. Ze heeft zelfs in tijden van corona terwijl heel Nederland op slot zat onze grenzen gewoon open laten staan voor nieuwe asielzoekers. Onder al die nepasielzoekers stikt het van de criminelen en overlastgevers en de Staatssecretaris heeft nagelaten om dit geteisem het land uit te knikkeren. Ze weigert ondertussen om de aangenomen PVV-motie om oorlogsmisdadigers niet op te vangen, uit te voeren en blijft dus gewoon nog opvang bieden aan oorlogsmisdadigers in bed-bad-broodvoorzieningen en landelijke vreemdelingenvoorzieningen.

Maar wat heeft de Staatssecretaris dan wel gedaan? Ze heeft drie geitenwollensokkenambtenaren aangesteld die notoire overlastgevers op een top 100-lijst gaan zetten en hinderlijk telefonisch gaan volgen. Ze heeft peperdure open opvangcentra geopend om opvang te bieden aan criminelen en overlastgevers die hier in eerste instantie helemaal niet hadden mogen zijn. Ze heeft ons land laten vernederen door Marokko, dat weigerde met haar te spreken over het terugnemen van criminele Marokkanen. En ze laat nog steeds haar pootjes hangen naar al die EU-regeltjes die het ons zouden verbieden om lastpakken en criminele asielzoekers vast te zetten en uit te zetten.

De voorzitter:

Een ogenblik. Ik zat even niet op te letten, omdat de heer Hiddema binnenkwam, maar ik begrijp dat u het weer over ambtenaren hebt, over wollensokkenambtenaren deze keer. Wilt u er nu echt een keer mee stoppen? Het is de gewoonte in dit parlement dat wij met bewindspersonen spreken. Die spreken we aan en we gaan het niet over mensen hebben die hier niet aanwezig zijn en zich niet kunnen verdedigen. U moet daar echt mee stoppen. Oké?

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik ga over mijn eigen woorden, dus...

De voorzitter:

Nou ja, u gaat over uw eigen woorden en ik ga over de orde. Als u doorgaat, dan moet ik andere maatregelen nemen. Die heb ik ook tot mijn beschikking. Het is dus aan u. Ik heb het vaker tegen u gezegd: stop ermee om het hier over ambtenaren te hebben.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik vind het heel vervelend dat u daar problemen mee heeft, maar ik ga over mijn eigen woordkeuze.

De voorzitter:

Zeker, en ik ga over wat ik daarvan vind. Ik heb vanuit het Reglement van Orde ook mogelijkheden om daarop in te grijpen. Dat wil ik wel een keer buiten deze vergadering met u doornemen; misschien is dat wel goed. Dan realiseert u zich ook waarom ik dit zeg. Dat zeg ik niet als uw collega van D66, dat zeg ik als voorzitter van deze vergadering. Gaat u nu verder en stopt u met het...

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik neem er kennis van, voorzitter.

De voorzitter:

Dat lijkt me heel verstandig.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Voorzitter. Het zou niet eerlijk om alleen deze VVD-Staatssecretaris de schuld te geven van het complete wanbeleid op het gebied van asiel en immigratie. Er waren namelijk nog vele andere VVD-bewindspersonen die mevrouw Broekers-Knol zijn voorgegaan en er net zo hard een potje van hebben gemaakt. Zo hadden we van 2012 tot 2015 Fred Teeven van de VVD, verantwoordelijk voor het kinderpardon, voor het binnenlaten van honderdduizenden migranten en het afschieten van het strafbaar stellen van illegaliteit. Dat werd direct van tafel geveegd onder druk van de PvdA, die men wilde pleasen. Daarna hadden we van 2015 tot 2017 Staatssecretaris Dijkhoff, die blunderde op het gebied van inburgering. 2.000 tot 3.000 asielzoekers kregen onterecht een verblijfsvergunning. Na het ontdekken van deze blunder weigerde hij ook nog eens zijn fout te herstellen door de vergunningen in te trekken. Dijkhoff was ook de recordhouder asiel van de VVD. Onder zijn bewind kwamen er alleen al in 2015 meer dan 56.000 asielzoekers naar Nederland. In 2016 vestigde hij een immigratierecord door een totaal van 230.000 migranten binnen te laten. En laten we het dan nog maar niet over die verschrikkelijke Turkijedeal hebben. Tot slot hadden we van 2017 tot 2019 nog Staatssecretaris Harbers van de VVD, verantwoordelijk voor de opvang van illegalen die weigeren terug te keren, het zoveelste kinderpardon en natuurlijk het wegmoffelen van criminaliteitscijfers onder asielzoekers.

Dus voorzitter, na bijna tien jaar de baas te zijn over het asiel- en migratiebeleid heeft de VVD alleen nog maar meer soevereiniteit overgedragen aan Brussel en de situatie verder uit de klauwen laten lopen. Alles wat ze hier doen – filmpjes, twitteren, schriftelijke vragen – is allemaal voor de bühne gebleken. En let maar op: dan gaan ze volgend jaar rond de verkiezingen lopen pronken met de lagere instroomcijfers als gevolg van de coronagrenscontroles door de Grieken, de Oostenrijkers, de Belgen en de Duitsers. Een beetje zoals we nu nog steeds doen met die Turkijedeal, die ze destijds met Erdogan hebben gesloten. Macedonië, Servië en Hongarije hielden de grenzen dicht. Het «wir schaffen das»-effect van Merkel werd een halt toegeroepen en de VVD ging met de eer strijken. «Wij hebben de instroom gestopt», riepen en roepen ze triomfantelijk. Door toedoen van dit kabinet hebben wij niets meer te zeggen over onze eigen grenzen. Rutte en zijn vrienden kiezen liever voor meer Europa ten koste van onze nationale belangen. Samengevat, deze regering breekt migratierecord op migratierecord, de criminaliteit onder asielzoekers is tot recordhoogte gestegen en de Staatssecretaris blijft buigen voor Brussel.

Het is tijd dat er echt een keer actie wordt ondernomen. De tijd van hopen op een goede afloop moet maar eens afgelopen zijn. Vat de koe bij de hoorns. Steek de armen uit de mouwen. Sluit de grenzen voor asielzoekers. Kondig een moratorium af op asielaanvragen, zoals de PVV wil. Stop nepasielzoekers bij de grenzen. Stuur lastpakken terug. Wees net zo doortastend in het terugsturen van lastige Marokkanen als u was in het ophalen van Marokkanen tijdens de coronapandemie. Herzie al die tijdelijke verblijfsvergunningen van Syriërs. Start met het terugsturen van Syriërs naar de veilige delen; het land is grotendeels weer veilig en jihadistvrij verklaard. Leef voor de verandering eens de afspraken uit uw eigen regeerakkoord na. Trek die landingsrechten eens in. Zet die mevrouw Kaag eens aan het werk om de ontwikkelingshulp per direct stop te zetten. Stap uit die verschrikkelijke Europese Unie en kondig een nexit af. Haal de Nederlandse soevereiniteit terug en neem het asiel- en migratiebeleid weer in eigen hand. Niet lullen, maar poetsen. Wordt de Staatssecretaris niet moe van zichzelf omdat zij steeds maar «ik weet het niet», «ik mag het niet», «ik vind het vervelend» en «ik hoop dat alles volgend jaar beter wordt» moet verkopen? Dat komt de PVV inmiddels namelijk de neus uit.

Maar er gloort hoop aan de horizon.

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dank u. Toen de PVV met een noodwet kwam om al die miljoenen aan dwangsommen te stoppen was de Staatssecretaris er als de kippen bij om een soortgelijk voorstel te bedenken en naar de Raad van State te sturen. Als dit de enige manier is om de Staatssecretaris aan het werk te krijgen, kan ze van de PVV ook een noodwet tot het afschaffen van permanent verblijf na vijf jaar tegemoetzien, evenals een reparatiewet die ervoor zorgt dat lastpakken gewoon op het vliegtuig naar het land van herkomst worden gezet, en wetsvoorstellen om de massa-immigratie aan banden te leggen. Als dit de enige manier is om Nederland te behoeden voor hordes illegale overlast gevende criminelen uit de Maghreb en het Midden-Oosten, dan moet het maar zo. Wij zullen niet rusten totdat het kabinet de Nederlanders weer op de eerste plaats zet en de massa-immigratie een halt heeft toegeroepen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik moet altijd even bijkomen na zo'n tirade, maar goed.

Voorzitter. Laat ik meteen helder zijn en hiermee beginnen: het CDA staat voor het beschermen van mensen die vluchten voor oorlog en geweld. Het liefst voorkomen we deze ellende natuurlijk. Het staat niet voor niets in onze Grondwet. Maar als mensen gedwongen zijn om te vertrekken, vinden we het belangrijk dat we met elkaar een effectieve bijdrage leveren aan hun veiligheid. Waarom zeg ik dit? Omdat eigenlijk vrijwel heel Nederland daar zo over denkt; dat vind ik belangrijk om op te merken. We hebben weleens de indruk dat dat niet zo zou zijn, maar laatst is er weer een onderzoek geweest waaruit heel duidelijk blijkt dat de meeste mensen in Nederland heel graag beschikbaar blijven, medemenselijkheid en naastenliefde tonen en hulp willen bieden als mensen echt moeten vluchten.

Iedere keer wanneer we beelden zien van mensen die in nood zijn, raakt het iedereen, van rechts tot links. Zelfs de meest rabiate mensen denken, als ze meegegaan zijn naar een televisieprogramma en terugkomen, dat er serieus wat aan de hand is. Dat gezegd hebbende, kunnen we verder inzoomen op dat draagvlak, en dan zien we iets anders. Dat baart mij grote zorgen. Dat leg ik graag aan de Staatssecretaris voor. De bereidheid om asielzoekers daadwerkelijk op te nemen staat namelijk enorm onder druk. Dat zien we bijvoorbeeld weer nu er 6.500 mensen, waaronder kwetsbare gezinnen, in Nederland in onze voorzieningen zitten en nergens in Nederland een plek krijgen. De COA-voorzieningen zijn overvol en er worden 6.500 plekken gezocht. Dat is een heel groot punt. Ik wil eigenlijk van de Staatssecretaris weten welk handelingsperspectief zij ziet. Want we zien dat het COA nieuwe plekken zoekt om mensen uiteindelijk op te vangen, maar het COA vangt steeds vaker bot. En dat komt doordat de overlast zo dramatisch blijft en nauwelijks effectief wordt bestreden. Dat geeft een enorme druk. We hebben het er vaker over, maar de afgelopen weken hebben we heel veel stukken gekregen waaruit dat beeld duidelijker en duidelijker naar voren komt. Er was een onderzoek waaruit blijkt dat mensen bereid zijn om mensen op te nemen en er waren onderzoeken waaruit blijkt dat we 6.500 personen nergens in Nederland op een goede plek krijgen en dat COA-voorzieningen bijna niet meer kunnen worden geopend omdat mensen het zat zijn. Dat spanningsveld moeten we iedere keer proberen te doorbreken. Daar zijn een aantal handvatten voor.

Voorzitter. Allereerst een Europese oplossing. We kunnen namelijk wel blijven roepen dat Europa niet deugt – dat is allemaal prima; het is je gezegend – maar wij zien dat uiteindelijk toch als de enige manier om tot een oplossing te komen. We zijn fysiek aan elkaar verbonden, maar we zijn ook juridisch aan elkaar verbonden. En daar zitten wel een paar punten. Aan de ene kant wil ik graag weten van de Staatssecretaris of zij al wat meer beeld heeft van wanneer de Europese Commissie met haar ideeën komt en hoe die ongeveer liggen. Ik weet zeker dat de Staatssecretaris iets meer beeld heeft van het proces achter de schermen dan wij. Tegelijkertijd blijft de opmerking van een van de Eurocommissarissen in mijn hoofd zitten. Die zei: Nederland put eigenlijk niet voldoende mogelijkheden uit om mensen die overlast veroorzaken, ook daadwerkelijk te begrenzen. Ik blijf toch op zoek naar een effectief antwoord op dat punt.

Ook wil ik weten of er nou wat licht aan het eind van de tunnel is ten aanzien van de terugkeer van mensen die hier niet mogen blijven. Dat blijkt, als je doorvraagt bij mensen, toch iedere keer het punt. Mensen begrijpen het gewoon niet en ik begrijp het op dit moment eigenlijk ook niet, want ik denk dat we meer moeten doen. Daarmee kom ik op het «less for less and more for more»-principe. Kunnen we mensen die hier niet mogen blijven, ook daadwerkelijk terugzenden? Ik weet dat de Staatssecretaris graag de handen ineenslaat met twee andere bewindspersonen die meer over Buitenlandse Zaken gaan. Ik wil graag weten wat we in de afgelopen maanden op dat punt hebben bereikt. Wordt er daadwerkelijk gekeken welke landen effectiever zijn? Mevrouw Becker en ik hebben daar eerder ook een oproep toe gedaan. Welke landen lukt het nou wel? Op welke manier zet met name Minister Kaag haar tanden in het dossier en op welke manier lukt het Minister Blok – ik noem even de namen, want anders snappen de mensen niet op welke dossiers zij precies zitten – om de duimschroeven wat aan te draaien? Ik vind het belangrijk dat we ervoor zorgen dat landen ook gaan snappen what's in it for them om mensen uiteindelijk terug te nemen.

Voorzitter. Dat klemt temeer als je kijkt naar mensen die overlast en zelfs criminaliteit plegen. Daar ben ik opnieuw van geschrokken; ik schrik daar iedere keer weer van. Deze mensen worden een grotere en grotere groep. Ik weet wel dat de Staatssecretaris terecht heeft aangegeven dat als we meer kijken, we ook meer zien gebeuren, maar tegelijkertijd zien we de cijfers ook gewoon toenemen. We zien dat er in 2019 bijna 5.000 misdrijven zijn gepleegd waarin vreemdelingen een doelgroep vormden ten opzichte van minder dan 4.000 in 2018. Dat is een stijging van meer dan 25%. Uiteindelijk zien we daar nog steeds knelpunten. Wij hebben er eerder voor gepleit om de vreemdelingenketen meer te vervlechten met de strafrechtketen, zodat we helderder weten waar deze mensen zitten. De Staatssecretaris is natuurlijk met haar Top-X bezig. Ze vindt het zelf ook een vreselijke term, maar het is wel iets waar we een beeld bij hebben. Op welke manier zorgen we er nou daadwerkelijk voor dat deze mensen worden aangepakt? Want ik vind het toch heel erg frustrerend dat slechts in 60 gevallen strafrechtelijke antecedenten hebben geleid tot een afwijzing of intrekking van een verblijfsvergunning. 60 situaties, terwijl we 5.000 mensen hebben die delicten plegen. Dat is niet meer met elkaar in overeenstemming te brengen. Vervolgens wil ik graag weten – ik zei dat al – wat we nu gaan doen om ervoor te zorgen dat we de mogelijkheden tot vreemdelingenbewaring uitbreiden om ervoor te zorgen dat mensen die overlast plegen, ook daadwerkelijk kunnen worden aangepakt.

Voorzitter. Dan kom ik bij de Griekse eilanden. Ik denk dat iedereen...

De voorzitter:

Ik heb verzuimd om u te waarschuwen dat u nog een minuut had. Die is inmiddels bijna voorbij. Ik tel nog twaalf seconden, dus die Griekse eilanden gaan we heel snel...

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nou, ik heb nog wel een vraag, hoor.

De voorzitter:

Kijk! Altijd collegiaal. Wilt u eerst de interruptie of wilt u eerst nog twaalf seconden spreektijd?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Doe die interruptie maar eerst, voorzitter. Dan heb ik meer tijd.

De voorzitter:

Ik werk mee aan deze list.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ben het voor een groot deel eens met mevrouw Van Toorenburg. Als ik het in mijn woorden mag vertalen, dan zegt ze: je moet stevig zijn ten aanzien van uitgeprocedeerde asielzoekers en overlastgevende asielzoekers, en je moet solidair zijn of de deur openzetten voor mensen in nood. Dan kom je automatisch bij de Griekse eilanden. Daar was u ook net aanbeland. Daar zijn weeskinderen en er is al heel lang een oproep om 2.500 weeskinderen naar Europa te brengen, en mogelijk ook een aantal daarvan naar Nederland. Er is ook een oproep van uw partijgenoot Klaas Valkering, een CDA-wethouder, die namens velen zegt: dat moeten we doen, want – hij zei het erg mooi – Europese solidariteit is meer dan Nederlandse coronapatiënten die terechtkunnen op Duitse intensive cares. Bent u het met hem eens dat Nederland zijn rol moet pakken en ook een aantal kinderen in eigen land moet opnemen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We hebben de afgelopen maanden gezien hoe precair de situatie op de Griekse eilanden is. Ik vind het belangrijk dat we gaan kijken hoe we die kunnen verbeteren. We hebben daarom moties ingediend om ervoor te zorgen dat deze kwetsbare doelgroep op een betere plek wordt ondergebracht. Daarbij is overigens helemaal niet gezegd dat het weeskinderen zijn, maar dat terzijde. We hebben daar natuurlijk overleg over gevoerd. Iedereen weet dat er ook achter de schermen overleg is gevoerd. Dat weet de heer Van Dijk ook heel goed. Ik ben eigenlijk heel erg ingenomen met het plan waarmee het kabinet is gekomen. We kunnen immers wel trots op onszelf zijn – zoals de Duitsers waren – wanneer er 47 kinderen van een vliegtuigtrap stappen, maar wat doen we met de rest die daar in de pure ellende achterblijft? Daar zitten ook heel veel gezinnen tussen, waarvan de kinderen dan misschien niet alleen zijn. En wat we ook hebben gezien, is dat Duitsland heeft gezegd: wij willen graag meisjes onder de 12 jaar die ziek zijn. Ik vind het eigenlijk altijd een beetje cru als dat soort dingen zo wordt uitgesproken, maar zo is het gegaan. Dat zijn niet de personen die Duitsland heeft gekregen. En waarom niet? Omdat in Griekenland de asielprocedure helemaal is vastgelopen, zeker ook waar het om kwetsbare mensen gaat.

Ik heb gezien waar de Staatssecretaris mee gekomen is. Dat is een plan op drie punten. Ten eerste: zorg ervoor dat voor de kwetsbaarste personen de procedures worden vlot getrokken en dat we weten waar we het over hebben. Zijn het weeskinderen, zijn het mensen die niemand meer hebben, zijn het mensen onder de 18 jaar? Ook dat laatste is nog maar zeer de vraag. Dus aan de ene kant moeten we ervoor zorgen dat iedereen zo snel mogelijk die procedure in kan en dat we weten of deze mensen mogen blijven. Het tweede is dat Griekenland echt aan ons heeft gevraagd: help ons in vredesnaam met een guardianship-programma. In 2018 zijn de Grieken daarmee begonnen – ze hebben dat geplaatst onder het Ministerie van Werkgelegenheid en Sociale Zaken – maar er gebeurde eigenlijk niks. Dat betekent dus dat ieder kind dat in Griekenland aankomt, gewoon vogelvrij is. Dat kan niet. Ik vind het heel goed dat de Nederlandse regering heeft gezegd: dat gaan we niet langer aanzien binnen Europa, dus wij zorgen daar voor een fatsoenlijk programma.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het derde punt – heel kort – is dat als de asielzoekers door de procedure heen zijn, er dan ook bescherming wordt geboden waardoor er ook een voorziening wordt neergezet.

Voorzitter. Ik denk dat het goed is dat we deze stap hebben gezet. Ik heb dat vele malen liever – en ik ben katholiek, voorzitter – bijna de aflaat van een paar kinderen die van een vliegtuigtrap stappen, terwijl de rest in kommer en kwel achterblijft.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb inderdaad in de krant gelezen dat de coalitie tot op het bot verdeeld is over dit vraagstuk. De ChristenUnie en D66 willen graag kinderen opnemen, de VVD wil dat niet en het CDA is verdeeld. Dus de sleutel ligt bij mevrouw Van Toorenburg. Er zijn partijgenoten, CDA-wethouders, die het CDA ertoe oproepen om zijn verantwoordelijkheid te nemen en ook een aantal kinderen in Nederland op te nemen. De intentie om in Griekenland op het vasteland weeskinderen op te nemen is goed, maar u weet ook dat er forse kritiek is op het poldercompromis waar uw regering mee is gekomen. Er wordt 4 miljoen euro vrijgemaakt om kinderen in Griekenland op te nemen, terwijl er volgens deskundigen 37 miljoen euro nodig is. Dus dat is een fooi, mevrouw Van Toorenburg. Luistert u naar uw eigen partijgenoten en neemt u als Nederland ook verantwoordelijkheid door een aantal kinderen hier op te nemen, of niet?

De voorzitter:

Dat gaat een kort antwoord worden van mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik heb die discussie natuurlijk zeer intensief gevolgd; ik ben ook met mensen in gesprek, maar wat mij steekt, is dat we 6.500 gezinnen in de opvang hebben. Daar zitten hele kwetsbare kinderen tussen. Daarom heb ik de Staatssecretaris daar vragen over gesteld. Ik heb me daar een beetje in verdiept: het zijn mensen die echt met spoed woonruimte nodig hebben. Dan zeg ik ook tegen deze wethouders: zet je deuren open. In gemeenten waar de gemeenteraad moties aanneemt om kinderen op te nemen, verzetten straten zich du moment dat in diezelfde gemeente wordt gezocht naar een woonruimte, waardoor die woonruimte niet wordt aangeboden. Wat voor beeld hebben we dan? Hebben we dan het beeld dat we echt mensen willen opnemen? Ze zijn er namelijk al. Dat staat nog even los van het feit dat ik gisteren nog met mijn woordvoerder heb gesproken over de pleegzorg. 1.000 kinderen in Nederland zoeken een pleegouder. 1.000 kinderen in Nederland. Ja, dan denk ik: wij zijn dáár ook verantwoordelijk voor.

Ik wil dus dat die kwetsbare gezinnen uit onze opvanglocaties komen. Ik wil dat overlast wordt aangepakt, zodat we fatsoenlijke plekken kunnen inrichten in bijvoorbeeld Brabant, waar niemand meer zit te wachten op een COA-voorziening, omdat ze de ellende niet meer aankunnen. Dat wil ik. En ik wil dat deze Staatssecretaris een betere oplossing bedenkt voor mensen die op de Griekse eilanden zitten, want dat is een erbarmelijke situatie. Daar moet iets aan gedaan worden. Ik heb ook gezegd dat we in Europees verband meer moeten doen. Want ik weet – en dat weet de heer Van Dijk ook – dat er straks een voorstel zal komen van de Europese Commissie, waarbij er ook een herverdelingsvraagstuk zal zijn. Dan zal ik ervoor zorgen dat ook deze Staatssecretaris aan de lat staat, omdat we met elkaar een verantwoordelijkheid hebben om mensen die uiteindelijk toegang krijgen tot Europa op een nette manier te verdelen. Ook dan zal ik er zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik denk dat u daarmee ook wel die laatste twaalf seconden hebt benut. Wilt u nog een slotwoord?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mag ik nog één klein stukje, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, maar kleine stukjes bij u...

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Maar ik zie dat de heer Van Ojik nog een vraag heeft.

De voorzitter:

Pardon. Gelukkig maar. Maar mijn coulance is nu wel voorbij.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil mevrouw Van Toorenburg niet teleurstellen.

De voorzitter:

Ik wil korte interrupties en korte antwoorden. We hebben nog een hele dag te gaan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ja, voorzitter, ik weet het. Ik ben verbaasd over het betoog van mevrouw Van Toorenburg. Ze begint met dingen te zeggen over het belang van draagvlak. Ze zegt: dat draagvlak is eigenlijk ontzettend groot in Nederland. Als er nou ergens draagvlak voor is... Dat hebben we het afgelopen jaar wel zo ongeveer gezien. 60, 70 gemeenten hebben gezegd dat ze best een aantal van die kinderen willen opvangen. 40 afdelingen van haar eigen partij hebben haar ertoe opgeroepen om dat te doen. Twaalf, dertien landen in de Europese Unie hebben gezegd: wij willen ons deel doen. En dan zegt mevrouw Van Toorenburg: «Ja, dat draagvlak is heel belangrijk, maar ik vind eigenlijk dat wat die mensen doen of waar zij toe oproepen een aflaat is. Dat is omdat ze zichzelf goed voelen als ze die kinderen van de trap af zien komen.» Dat is nogal respectloos, meneer de voorzitter, zeg ik via u tegen mevrouw Van Toorenburg. Dat zijn landen die een andere afweging hebben gemaakt dan Nederland. Een goede afweging, in mijn ogen. Ik vind het nogal verbazingwekkend om dat niet te willen, ondanks al dat draagvlak, en om dan zo te spreken over landen die dat wel doen en over CDA-afdelingen die daar wel toe oproepen. Ik zou mevrouw Van Toorenburg dus willen vragen of ze daar misschien iets genuanceerder over zou willen spreken.

De voorzitter:

En dat dan ook nog kort.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

O, voorzitter. Nou, ik vind dat de heer Van Ojik mijn redenering richting de heer Van Dijk ietwat kort door de bocht samenvat. Maar het zijn zijn woorden, prima. Ik heb gezegd dat ik het belangrijk vind dat we een structurele oplossing bieden. We kunnen namelijk wel een paar kinderen naar Nederland halen, maar als we de rest in de ellende laten zitten, wat hebben we dan met elkaar bereikt? Ik vind dat we dan te weinig met elkaar hebben bereikt. Wat ik nu zie, is dat het kabinet alles op alles zet om 500 kinderen uiteindelijk in een betere voorziening te brengen en vervolgens een heel guardianshipprogramma opzet om ervoor te zorgen dat íeder kind dat uiteindelijk op de Griekse stranden aankomt een goede plek krijgt. Dat vind ik belangrijker. Daarvan heb ik gezegd dat we dan wel heel trots kunnen zijn – ik zei «we» – als er een paar kinderen van een vliegtuigtrap afstappen, maar dat ik dat dus te weinig vind. Daarnaast leg ik nog neer dat we op dit moment misschien wel veel meer kinderen in voorzieningen hebben die uiteindelijk helemaal niet een plek krijgen in een dorp of in een stad en daar helemaal niet naar school kunnen gaan. Dat vind ík heel schrijnend. Ik heb me niet voor niets in de afgelopen periode ook ingezet voor een Syrisch gezin dat in Nederland is gekomen. Ik vroeg me af: hoe kan ik ervoor zorgen dat ik een bijdrage lever aan de integratie? Dat doe je in je gemeenschappen. Waarom zitten die 6.500 personen dan nog in onze voorzieningen? Als iedereen ze heel graag wil helpen, haal ze er daar dan alsjeblieft uit. Dat was mijn oproep. Dat heeft de heer Van Ojik heel goed gehoord, denk ik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb het niet over die 6.500. Ik vind het prima wat mevrouw Van Toorenburg zegt over die 6.500 en dat er meer aan opvang moet gebeuren. Waar het om gaat, is dat er een dringend beroep is gedaan op Nederland, door Griekenland, door de Europese Commissie, door een aantal landen die een andere afweging hebben gemaakt dan Nederland, door 60, 70 gemeenteraden van een zeer brede politieke samenstelling, door tientallen afdelingen uit haar eigen partij. In plaats van nu in eerste instantie 48 kinderen – ik geloof dat het er 48 waren, volgens de brief van de Staatssecretaris – op te vangen op het Griekse vasteland, zeggen zij: doe ook je deel in Nederland zelf. Dat is de oproep. Het kabinet wil dat niet. Mevrouw Van Toorenburg wil dat niet, ondanks dat draagvlak ervoor. Dan kun je toch niet zeggen dat mensen die dat wel doen, dat doen omdat het zo goed staat om 47 kinderen van een vliegtuigtrap af te zien komen? Het woord «aflaat» is ook genoemd. Ik weet niet precies hoe dat voor een katholiek is, zeg ik heel eerlijk. Maar je kunt toch niet zeggen dat het een aflaat is? Nee, dat is het vormgeven aan een beroep dat op je wordt gedaan om solidair te zijn. Dat is wat er gebeurt.

De voorzitter:

Oké, dank u wel. Ik heb geen vraag gehoord.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik wel, voorzitter. Want voor mij als katholiek zou het een aflaat zijn. Dat heb ik gezegd, omdat ik het veel belangrijker vind dat we een structurele oplossing bieden voor veel meer kinderen, in plaats van een aantal kinderen naar Nederland te halen. Laten we ook niet vergeten: in de beeldvorming is het zo dat heel veel landen in Europa mensen opnemen. Maar Zwitserland zegt bijvoorbeeld: we willen alleen maar kinderen opnemen die een directe band hebben met Zwitserland. Gek hè, dat er nog bijna niemand is aangekomen. Dus er is ook wel een bepaald beeld neergezet dat allerlei landen een heleboel mensen opnemen. Duitsland heeft gezegd: we willen er heel veel. Uiteindelijk hebben ze 47 kinderen gekregen, niet de kinderen die ze hebben gevraagd. Het waren geen zieke kinderen. Het waren geen meisjes. Ze waren niet onder de 12. Dus die hebben ook iets van: wat zijn we nou eigenlijk met elkaar aan het doen? Is het misschien niet beter dat we eerst kijken over welke doelgroep we het hebben? Maar de heer Van Ojik heeft denk ik expres alleen dat stuk willen horen. Zo ken ik hem ook. Hij luistert heel erg selectief. Maar ik vind het belangrijk dat we er ook zijn als we zo meteen een plan krijgen vanuit Europa, met een totaalpakket om de overlast, de regelgeving maar ook de herverdeling vorm te geven. Dat vind ik belangrijk, want uiteindelijk moeten we ervoor zorgen dat we de last van de vluchtelingen met elkaar verdelen, om mensen in Europa een fatsoenlijke toekomst te bieden. Daar staan wij voor.

De voorzitter:

Oké. Ik kijk nog even: er zijn verder geen interrupties. Dan komt u aan uw slotwoord. Dat moet u echt heel kort houden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter, heel kort. Net voor de coronacrisis uitbrak, ben ik bij een lvv geweest in Amsterdam. Ik heb daar gezien dat heel veel partijen samenwerken, maar het baart mij grote zorgen dat niemand ook maar enige doorzettingsmacht heeft. Ik vraag de Staatssecretaris of zij met de lvv's in gesprek wil gaan. Want als iedereen om de tafel zit maar er uiteindelijk niks kan, blijven mensen daar zitten. Ik heb heel schrijnende situaties gezien en ik denk echt dat we daar een betere oplossing voor moeten bieden. Ik doe een dringend beroep op de Staatssecretaris: wil ze dat aspect meenemen in de lvv-evaluaties en dergelijke?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan is het woord aan de heer Groothuizen van D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. D66 streeft naar een realistisch en humaan migratiebeleid. Om dat doel te bereiken is een aantal dingen van belang. Ten eerste: objectieve, betrouwbare en controleerbare informatie, bijvoorbeeld over de vraag of we onze beleidsvoornemens ook echt realiseren, maar bijvoorbeeld ook over landen van herkomst en over overlast en criminaliteit begaan door asielzoekers. Een tweede belangrijk element is een perfect functionerende uitvoeringsorganisatie.

Voorzitter. Ik moet constateren dat er op beide gebieden nog wel wat te verbeteren valt, om het mild uit te drukken. Laat ik eens beginnen met die informatie. De Kamerbrief over doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid stemt toch wat droef: «Het is vaak niet goed, zo niet onmogelijk, vast te stellen hoe effectief het beleid is.» Ik snap heel goed dat migratie een complex fenomeen is, maar het is toch wel ingewikkeld om beleid te maken en te controleren als je niet kunt meten wat dat beleid nu echt oplevert. Het is een beetje als sturen zonder zicht in een auto, en dan is het vervelende bij immigratie dat die auto meestal ook nog eens behoorlijk hard rijdt. Hoe gaat de Staatssecretaris dit probleem aanpakken? Wat gaat ze concreet doen om de doelmatigheid van haar beleid te verbeteren en die ook beter inzichtelijk te maken voor de Kamer?

Ook bij de totstandkoming van het incidentenoverzicht zie je dit probleem terug. Als ik de brief van het WODC lees, is het meer een berisping van een niet al te snuggere student door een docent methodiek dan een reactie op een officiële rapportage van het ministerie. Een ongebruikelijke aanpak, waardoor cijfers op zichzelf staan en onvergelijkbaar zijn en een referentiekader ontbreekt. Genadeloos oordeel, eigenlijk. Geen misverstand, ik vind het goed dat de Staatssecretaris het WODC nu gaat betrekken bij de volgende rapportages, maar mijn vraag aan haar is wel of het niet voor de hand had gelegen om het WODC veel eerder daarbij te betrekken. Graag ook een reactie op deze vraag.

Goede informatie, transparantie en controleerbaarheid staan ook centraal in het advies van de ACVZ over landeninformatie. Ook daar is het nodige te verbeteren. Dat geldt overigens niet alleen voor de IND. Ook bij ngo's en advocaten is het gebruik van landeninformatie niet altijd – wederom citaat – «nauwkeurig, controleerbaar en transparant». De ACVZ doet daarom een aantal aanbevelingen die ik eigenlijk helemaal niet zo gek vind: verzamel en publiceer landeninformatie meer systematisch, bouw een externe kwaliteitstoets in en breid de EU-samenwerking uit. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is waarom ze die aanbevelingen eigenlijk niet gewoon overneemt, want ze klinken tamelijk logisch.

Dan de uitvoeringsorganisatie, de IND. Ook daar is het beeld niet rooskleurig. We wisten al dat er in 2016 een onverstandige politieke keuze is gemaakt om te bezuinigen op de IND, waardoor de achterstanden fors zijn opgelopen en mensen veel te lang op een beslissing moeten wachten. Het is helaas eenvoudig om te bezuinigen op mensen, op ambtenaren, maar niet zo simpel om dat weer recht te zetten. Daar plukken we nog steeds de wrange vruchten van. Maar als je het rapport van Significant leest, dan zie je dat de IND ook een managementprobleem heeft: onvolledige informatievoorziening, tekortschietende operationele sturing en onvoldoende aandacht voor project- en programmamanagement. Het klinkt allemaal nogal amateuristisch. Ik vind het goed dat de Staatssecretaris een taskforce heeft ingesteld om de wachttijden te lijf te gaan. Ik begrijp ook de maatregelen die de Staatssecretaris neemt om dat managementprobleem aan te pakken, maar de vraag blijft toch wel hangen of de IND echt weer op de rit gaat komen. Graag een uitleg van de Staatssecretaris hoe ze dit managementprobleem bij de IND nu denkt te gaan oplossen.

De voorzitter:

We wachten even totdat de bel van de plenaire vergadering voorbij is. Meneer Groothuizen, gaat u verder.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga verder met de actualiteit: de problemen rond corona. Ik wil voorzichtig zijn met al te woeste conclusies, maar het lijkt me toch dat we wel kunnen vaststellen dat migranten en vluchtelingen op veel plekken in de wereld de prijs van de crisis als eerste zijn gaan betalen. Dat geldt bijvoorbeeld voor arbeidsmigranten in Nederland, maar ook voor migranten in opvangkampen over de hele wereld. Te vol, slechte hygiëne en tekortschietende medische voorzieningen; je ziet nu wat daar de gevolgen van zijn. Als we kijken naar Nederland, dan lijkt het redelijk te zijn gegaan, al waren er ook best wel problemen. Het is goed dat de Staatssecretaris uiteindelijk aan het begin van de crisis een noodopvang heeft geregeld. Het is ook goed dat de procedures nu weer worden opgestart. Maar we zijn er nog niet. Ook ik heb signalen gekregen – het was geloof ik mevrouw Kuiken die daarnaar vroeg – dat het nog steeds voorkomt dat mensen die een asielaanvraag willen doen in Ter Apel daar worden weggestuurd. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: klopt dat? Zo ja, hoe komt dat dan en wat gaat ze eraan doen om dat probleem op te lossen?

Maar er zijn wellicht ook positieve ervaringen. Zo wordt er inmiddels ervaring opgedaan met telehoren. Daar zitten zeker ook risico's aan, maar misschien ook wel kansen: bijvoorbeeld het voorkomen van verhuizingen. Zeker als je denkt aan kinderen is dat een belangrijke inzet van de Kamer. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of zij op korte termijn gaat evalueren wat er de afgelopen tweeënhalve maand goed is gegaan en wat er niet goed is gegaan, en welke innovaties en vondsten misschien wel een blijvende plaats verdienen in de werkwijze of het beleid. Graag een reactie van de Staatssecretaris.

Voorzitter. In de brief over hervestiging las ik dat de hervestigingen momenteel stilliggen. Dat betekent dat mensen blijven zitten in de overvolle kampen, terwijl het nu misschien wel meer dan ooit zaak is om mensen daar uit te halen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook of ze niet iets creatiefs kan verzinnen om toch die hervestigingen op korte termijn weer op gang te brengen. Graag een uitleg.

Voorzitter. Dan de Griekse eilanden. De onmenselijke toestanden op die Griekse eilanden zijn wellicht het meest tastbare bewijs van een niet goed werkend Europees asielbeleid. Met mevrouw Kuiken hoop ik dan ook dat we in juni mooie voorstellen gaan zien, maar laten we dat eerst maar eens afwachten. Wat op die eilanden gebeurt, is in ieder geval niet humaan, maar ook helemaal niet effectief. Recent presenteerde de Staatssecretaris een plan in samenwerking met de Grieken. Het is geen geheim dat dit een compromis was en dat D66 liever een stap verder was gegaan. Het is nu wel zaak...

De voorzitter:

Nog een halve minuut.

De heer Groothuizen (D66):

Ja, dat moet lukken, voorzitter. Wat mij betreft is het nu wel zaak om dat plan snel in uitvoering te gaan brengen. Daarom stel ik de volgende vragen aan de Staatssecretaris. Wat is de stand van zaken? Op welke termijn worden kinderen nu naar de door Nederland betaalde opvangvoorzieningen gebracht? Hoe verloopt de samenwerking met lokale ngo's? Graag een reactie.

Voorzitter. Tot slot het begeleiden van minderjarige asielzoekers tussen de 18 en de 21. De Kamer heeft – credits aan de heer Van Ojik – ongeveer een jaar geleden een motie aangenomen die oproept de opties te verkennen voor een overgangsregeling voor de zorg en begeleiding van alleenstaande minderjarige asielzoekers nadat zij 18 jaar zijn geworden. Ik heb de indruk dat dat een beetje stilligt. Ik heb daar niks meer over gehoord. Ik zou graag een toelichting hebben van de Staatssecretaris op de stand van zaken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Toorenburg heeft een interruptie.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik doe ook even hetzelfde spelletje als daarnet. Is de heer Groothuizen het met ons eens dat het eigenlijk nog steeds onbestaanbaar is dat we wel de pleegzorg hebben georganiseerd voor Nederlandse kinderen tot 21 jaar, maar dat juist de alleenstaande minderjarige asielzoekers daarbuiten vallen? Vindt hij ook dat het kabinet eigenlijk dat punt moet oppakken en dat we ervoor moeten zorgen dat juist die ama's, die op het moment dat ze 18 worden de eigen benen echt nog niet sterk genoeg onder hun romp hebben zitten om door te kunnen wandelen in onze samenleving, die verlengde pleegzorg ook krijgen?

De heer Groothuizen (D66):

Ja, dat ben ik met mevrouw Van Toorenburg eens. Volgens mij is dat eigenlijk ook de strekking van de motie van de heer Van Ojik. Daarin wordt gevraagd naar opties, maar ik denk dat dit een beetje de logische oplossing zou zijn. Daarom ben ik inderdaad benieuwd wat de stand van zaken is.

De voorzitter:

Voldoende?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ja.

De voorzitter:

Meneer Van Ojik, heeft u een interruptie? Ja. Gaat uw gang.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ja, voorzitter, ik zal het kort houden, want ik weet dat u dat graag wilt. De heer Groothuizen zegt: wat we nu afgesproken hebben over Griekenland, is een compromis; dat is geen geheim. Dat is inderdaad geen geheim. Dat is ook logisch in een coalitie. Wat ik de heer Groothuizen wil vragen, is of dat nou betekent dat in de resterende periode tot aan de komst van een nieuw kabinet hiermee het laatste woord gezegd is over de vraag of we als Nederland misschien toch nog ook zelf een aandeel gaan leveren in het opvangen van weeskinderen of kwetsbare kinderen van de Griekse eilanden.

De heer Groothuizen (D66):

Ik heb geleerd dat in de politiek dingen nog weleens wisselen en dat ook partijen soms een ander standpunt innemen, dus wie weet wat daar nog mogelijk is. Wat ook de Staatssecretaris in haar brief hierover schrijft, is dat, als we in Europa komen tot een plan dat een structurele oplossing inhoudt, ook Nederland bereid is om een bijdrage te leveren aan het overnemen van mensen. Los van wat ik daarvan vind, is «de structurele oplossing» in ieder geval de toverformule. Ik denk niet dat de discussie daarmee per definitie is afgerond. Maar ik denk dat we allemaal zitten te wachten op wat er nu uit Brussel gaat komen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, heel kort. Op dit moment zijn er twaalf of dertien landen die het organiseren en die het vragen. Dat is niet genoeg. Maar moet iedereen dan meedoen? Of is het voldoende als de Europese Commissie straks met een plan komt waarin voor Nederland zo'n rol zou worden voorzien? We schuiven het nu een beetje vooruit, omdat er iets uit Brussel komt. Maar we weten ook dat er heel veel uit Brussel komt dat uiteindelijk niet tot beleid leidt. Dus ik ben heel benieuwd wat er nou precies nodig is om dit compromis te laten volgen door een nog beter compromis.

De heer Groothuizen (D66):

Ook ik heb geen glazen bol, dus ik weet niet precies wat er uit Brussel gaat komen. Ik hoop dat er uit Brussel komt dat zo veel mogelijk landen gaan deelnemen. Ik deel mevrouw Kuikens verwachting dat het zo ongeveer langs de lijnen zal zijn die zij heeft geschetst, waarbij sommige landen zeggen: ik kan het ook op een andere manier doen. Dan vind ik dat, als we komen tot een door een fors aantal lidstaten gedragen plan, inhoudend dat we landen die zwaar overbelast zijn, zoals dat in Griekenland zeker het geval is, structureel kunnen helpen, Nederland conform het standpunt, namelijk er is een structurele oplossing, zijn bijdrage moet leveren. Ik vind het een beetje moeilijk om te zeggen: ja, dat is bij twintig lidstaten wel het geval en bij 21 niet. Dat vind ik een beetje ingewikkeld. U zult mij dat vergeven, maar dat is mijn visie daarop.

De voorzitter:

Dank.

Het woord is aan de heer Jasper van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u, voorzitter. Dit is het eerste debat met de Staatssecretaris na de lockdown. Intelligente lockdown, zegt de Staatssecretaris. Ik zou bijna vragen: hoe gaat het met u?

De problemen in de azc's lijken mee te vallen. Er was een uitbraak in asielzoekerscentrum Sneek, met 29 besmettingen, 20%. Hoe staat het daarmee? Ook zijn er protesten van bewoners van azc Burgum over het coronagevaar op hun verblijf. Ze zijn naar de rechter gestapt. Hoe staat het daarmee? De algemene vraag is eigenlijk: lukt het nou binnen de gehele asielketen om te voldoen aan de coronavoorschriften. Kunt u daar een reactie op geven?

Hoe staat het met het gebrek aan opvangplaatsen? Collega's spraken er ook al over. Er zijn duizenden plekken te kort in het land, waar het COA naar op zoek is. Kunt u een update geven? Erkent u dat het plan van de regering om de opvang kleinschaliger te maken niet lukt? Het COA was onlangs nog op zoek naar azc-plekken van minimaal 300 plaatsen, hoorden wij. Jammer, want volgens mij moet het nu juist gaan om kleinschalige opvang, als je het draagvlak wil behouden. Om die enorme achterstanden bij de IND weg te werken, is een taskforce begonnen. Wat is nu precies hun tijdpad? Wanneer zijn de achterstanden bij de IND weggewerkt? Graag een update.

De situatie op de Griekse eilanden is rampzalig, net als de manier waarop het kabinet daarmee omgaat. Er ligt een overzichtelijk verzoek om 2.500 kinderen in veiligheid te brengen in de Europese Unie. Andere landen zijn al begonnen met evacuatie. In Nederland zijn tientallen gemeenten bereid om de kinderen op te vangen. De Staatssecretaris blijft dit plan echter halsstarrig blokkeren. De coalitie is tot op het blok verdeeld. D66 en ChristenUnie willen meedoen. De VVD is tegen, het CDA verdeeld. De Staatssecretaris kwam met een ultiem poldercompromis: ze geeft geld om de kinderen in Griekenland te houden. Het budget schiet echter ernstig te kort, kunnen wij lezen in De Groene Amsterdammer van 28 mei. Heeft u dat artikel ook gelezen? Kunt u erop reageren? In plaats van 4 miljoen is minstens 37,5 miljoen nodig als je het echt goed zou willen doen. Graag een reactie.

De boodschap is helder. Hef die blokkade op en haal een proportioneel aantal kinderen naar Nederland. Europese solidariteit is niet alleen intensive-carecapaciteit in Duitsland voor Nederlanders, zoals ik de CDA-wethouder uit Bergen al citeerde. Dat vond ik scherp verwoord.

Aan de ene kant lukt het dus niet om een evenredig aantal weeskinderen op te halen en aan de andere kant lukt het ook niet om uitgeprocedeerde asielzoekers terug te laten keren naar hun land van herkomst, ook bekend als overlastgevende veiligelanders. De criminaliteit is helaas met maar liefst 25% toegenomen het afgelopen jaar. Als er iets dodelijk is voor het draagvlak van de asielopvang, dan is het dit natuurlijk: het beeld dat het niet lukt om criminele asielzoekers die geen recht hebben om in Nederland te verblijven te laten vertrekken. Wat is trouwens de verklaring van de Staatssecretaris van die forse toename van de criminaliteit?

Het lukt bijvoorbeeld voor geen meter – dat is algemeen bekend – om overlastgevende asielzoekers terug te laten keren naar Marokko. Is het werkelijk waar dat de Staatssecretaris nog steeds geen afspraak of overeenkomst heeft met de Marokkaanse regering en dat zij nog steeds ook niet welkom is bij die autoriteiten? Dat begint toch wel erg pijnlijk te worden. Maatregelen durft het kabinet niet te nemen, want dan komen de belangen van de grote bedrijven in het geding, van de KLM bijvoorbeeld, de landingsrechten. Wel bluffen en niet bijten dus, en nu zitten we met de puinhoop. En dan te bedenken dat het andere Europese landen wel degelijk goed lukt om mensen te laten terugkeren, bijvoorbeeld België. Kunt u eens uitleggen wat België goed doet wat wij niet goed doen? Wat is uw plan omtrent terugkeer?

Voorzitter, dan over Bahrein. Mensen die recht hebben op asiel, moeten niet teruggestuurd worden. Wat er mis kan gaan, hebben we gezien met de heer Al-Showaikh. Hij werd teruggestuurd naar Bahrein, werd gemarteld en kwam levenslang in de cel terecht. Een ongelooflijke fout van de IND waar we van moeten leren, maar de regering weigert om het inspectierapport hierover vrij te geven, ondanks een aangenomen motie hierover. Geef dat rapport vrij. Het lijkt erop dat u iets te verbergen heeft en dat is niet fraai.

Dan over staatlozen. Kunt u reageren op de aflevering van Reporter Radio van afgelopen zondag? Die ging over ruim 11.000 mensen die al minstens dertien jaar legaal in Nederland verblijven, maar geen identiteitsbewijs, paspoort, krijgen waardoor ze een normaal leven kunnen leiden. Een gezicht hiervan is de heer Chun, die al dertien jaar op een geldig verblijfsbewijs wacht. De man zit volledig klem. Hij verblijft legaal in Nederland, maar heeft geen papieren en hij kan ook niet terug naar China. Bent u bereid om voor hem iets te doen?

Voorzitter. Tot slot sluit ik me aan bij de vragen van mevrouw Kuiken over de lhbt'ers in Iran. Bent u bereid tot een herziening van het ambtsbericht? Kunt u zeggen wat de inzet wordt van Nederland in Europees verband als het gaat om asielbeleid?

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Het woord is aan mevrouw Becker van de VVD.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. De laatste keer dat we met elkaar debatteerden, leek corona nog ver weg. Het was eigenlijk de tijd waarin we allemaal zagen dat president Erdogan de Turkijedeal dreigde op te blazen door migranten met busjes naar de Griekse grens te brengen om op een heel cynische manier de EU onder druk te zetten. De terechte daadkracht die de EU toen liet zien door Griekenland te helpen om de grens dicht te houden, is iets wat we de afgelopen jaren te weinig zagen als het om het Europees asielstelsel gaat. Er kwamen geen deals met derde landen, er kwamen geen ontschepingsplatforms en er kwam nog geen hervorming van de richtlijnen. Omdat er in de tussentijd wel nieuwe problemen ontstonden, zagen we ad-hocoplossingen. Het verouderde Europese stelsel, is geen ver-van-ons-bedshow. Dat merken we gewoon hier dagelijks op straat en in de cijfers.

Doordat het onvoldoende lukt om aan de EU-buitengrens mensen tegen te houden die geen hebben recht op asiel en om als EU afspraken te maken met derde landen, maar ook doordat Dublin niet wordt nageleefd, komen te veel mensen naar Nederland. De meesten van hen komen niet voor de veiligheid, want ze waren al veilig in een ander EU-land. Dat is onhoudbaar. Wat ook onhoudbaar is, is dat inmiddels 75% van de asielzoekers helemaal geen recht heeft op asiel en dat ondanks een licht stijgende vertrekcijfer nog steeds veel te weinig mensen terugkeren.

Recente rapporten – andere collega's zeiden het ook al – tonen aan dat het aantal misdragingen en criminele gedragingen op en rond asielzoekerscentra stijgt. Goed dat de Staatssecretaris met stevige maatregelen kwam om overlast gevende criminele asielzoekers aan te pakken. Ik heb een uitgebreide set Kamervragen gesteld over de werking daarvan tot nu toe. Misschien kan de Staatssecretaris vandaag alvast wat antwoorden daarop geven. Dat zou mooi zijn.

Ook wil ik vragen waar de uitvoering blijft van mijn motie – mevrouw Van Toorenburg had het daar ook al over – over de Nederlandse toepassing van more for more en less for less, zodat we landen als Egypte en Algerije, maar ook Marokko kunnen bewegen om wel mee te werken aan de terugkeer van uitgeprocedeerden, ook met collega's als Minister Blok en Minister Kaag. Een lichtpunt in de Europese stilstand is dat Nederland een EU-visumcode heeft weten af te dwingen, waardoor hoogwaardigheidsbekleders uit landen die niet meewerken aan terugkeer geen visum meer kunnen krijgen. Is dit inmiddels al eens toegepast, zo vraag ik de Staatssecretaris.

Mijn eerste boodschap voor vandaag is geen nieuws uit mijn mond. Ik heb het hier al veel vaker gezegd. We hebben een nieuw Europees asielstelsel nodig. Wat kan het kabinet doen om hier absolute prioriteit aan te geven? Ik kan me goed voorstellen dat het in deze tijden van corona ingewikkeld onderhandelen is op afstand, maar toch moeten we alles doen om dit dossier vlot te trekken. Mevrouw Kuiken zei net dat er 15 juni misschien al iets ligt. Ik hoop het, maar ik hoor ook geluiden dat het weleens langer zou kunnen duren. De Duitsers willen hotspots aan de buitengrens, de Denen willen af van het spontaan asiel kunnen aanvragen en de Fransen willen inmiddels ook een strenger migratiebeleid. Dit moet toch bij elkaar te brengen zijn? Kan de Staatssecretaris hier niet wat extra druk op zetten, door bijvoorbeeld als Nederland een speciale migratiegezant of een asielambassadeur aan te stellen, die dag in dag uit in Brussel alleen maar met dit onderwerp bezig is? Meer grip op migratie in de EU en daarmee in Nederland. En die er bovendien voor gaat zorgen dat we asielzoekers niet alleen mogen terugsturen naar het land van herkomst, maar ook naar veilige landen in de regio, die zich ervoor inspant dat we overlastgevende en uitgeprocedeerde asielzoekers wél in detentie mogen gaan zetten van Europa. Hoe staat het in dat opzicht trouwens met de bewering van eurocommissaris Johansson, waarover het CDA en de VVD vragen hebben gesteld, dat Nederland al meer zou kunnen doen ten aanzien van detentie? Heeft de Staatssecretaris inmiddels duidelijkheid van de eurocommissaris op dit punt?

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Veel grote woorden. Toen we nog samen in het kabinet zaten, was Nederland redelijk toonaangevend in het Europese migratiebeleid en de oplossingen die werden gevonden, onder andere door de Turkijedeal. Wat vindt de VVD er eigenlijk van dat we nu maar heel volgend zijn en totaal geen stem en invloed hebben? Er wordt voortdurend aan de Staatssecretaris gevraagd of dit of dat kan gebeuren, maar feit is dat we heel passief en helemaal niet meer relevant zijn in dit gebeuren, en dat er niet meer naar ons geluisterd wordt.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik deel het beeld niet dat mevrouw Kuiken hier neerzet. Ik denk dat het ontzettend knap is dat we als Nederland een van de doorbraken voor elkaar hebben kunnen krijgen, bijvoorbeeld met die visumcode. Heel lang waren er helemaal geen Europese afspraken over wat we nou kunnen doen om sancties te treffen tegen landen die niet meewerken aan terugkeer. Die visumcode is er gekomen op voorspraak van Nederland. Ik weet ook dat Nederland een van de lidstaten is die vooroploopt in het aangepast krijgen van een aantal richtlijnen, zoals bijvoorbeeld de terugkeerrichtlijn, zodat we overlastgevende asielzoekers sneller in detentie kunnen zetten. Ik weet ook dat Nederland – dat heeft deze Staatssecretaris, maar ook haar voorganger gezegd – ook lange tijd heeft gewerkt aan het aangepast krijgen van andere richtlijnen. Het is dus niet zo dat Nederland hier achter de muziek aanloopt. Nederland heeft bijvoorbeeld ook het voorstel gedaan en geopperd dat we misschien met een aantal landen welwillend moeten gaan kijken naar hoe Schengen beter zou kunnen functioneren. Mijn beeld is dus niet dat Nederland hier afwacht en geen rol speelt, maar mijn beeld is wel dat er 28 lidstaten zijn die ontzettend verdeeld zijn. Mevrouw Kuiken zei het zelf al: er zijn een aantal lidstaten die...

De voorzitter:

Nee, u krijgt zo het woord, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Becker (VVD):

Mevrouw Kuiken mag er moe van worden, maar als zij een inhoudelijk antwoord krijgt, dan vind ik dat jammer. Ik noem de feiten waar Nederland zich allemaal voor heeft ingezet. Ik denk dat we ons die enorme verdeeldheid die er is in de EU niet kunnen permitteren. We zitten in een tijd van crisis. Er zijn ook heel veel andere onderwerpen waar de EU op dit moment mee bezig is. Wat ik deze Staatssecretaris vraag, is hoe Nederland die sterke positie die we juist hebben nog beter kan benutten om dit onderwerp bovenaan de agenda te houden, zodat er eindelijk een doorbraak komt.

De voorzitter:

Dank u. Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De realiteit is gewoon, en dat is een feit, dat er sinds 2015 fundamenteel niets meer is gebeurd. Hele kleine, minieme stapjes, maar geen grote bewegingen meer. Nederland zit in een bijrijdersrol, heeft helemaal geen invloed meer, het interesseert ze ook niet. Maar laat ik een andere vraag stellen. Wat vindt mevrouw Becker wat er moet gebeuren als het gaat over die quota die straks afgeschaft worden? Welke rol zal Nederland daarin moeten vervullen? Want ik zei al: we hebben minimaal 20 landen nodig die ook voor hervestiging en herplaatsing willen gaan, want dat is voortdurend de bottleneck. De discussie is niet over wel of geen hot spots, de discussie is niet over een ferm beleid op het gebied van de bewaking van de buitengrenzen, want daar is iedereen het wel over eens. Maar de bottleneck blijft natuurlijk voortdurend op die herplaatsing en hervestiging zitten. Maar is de VVD dan ook een van de pleitbezorgers van een actieve bijdrage van Nederland daaraan? Of kiest zij ook voor de weg van: we geven wel geld, dan zijn we klaar.

De voorzitter:

Mevrouw Becker, enigszins beknopt.

Mevrouw Becker (VVD):

Mevrouw Kuiken begon met dat ik heel veel grote woorden gebruik, maar ik denk dat dit ook een beetje een kwestie is van de pot die hier de ketel verwijt. Dat het Nederland allemaal niets zou interesseren, vind ik echt een karikatuur van de werkelijkheid. Ik denk dat Nederland vooroploopt om dit dossier vlot te trekken, en ik denk dat dat ook heel belangrijk is. Dan het antwoord op haar vraag. Het zal voor mij heel erg afhangen van of de zogenaamde externe dimensie genoeg aandacht krijgt in een pakket. Ik bedoel daarmee of we ervoor kunnen zorgen dat de instroom richting de EU stopt. Kunnen we ervoor zorgen dat we aan de buitengrenzen al bepalen wie recht heeft op asiel en wie niet? Kunnen we mensen ook terugsturen? Als dat allemaal niet het geval is, is het niet realistisch om te gaan zeggen «we gaan riant herverdelen, laat mensen hier maar komen». Ik zal dus het totaalpakket moeten zien om die afweging te kunnen maken, maar het probleem is nu juist dat we jarenlang alleen maar over interne verdeling hebben gepraat en veel te weinig over die externe dimensie. Ik hoop heel sterk dat die nu wel in dit pakket zal gaan landen.

De voorzitter:

Een interruptie van meneer Emiel van Dijk.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Wat een treurige vertoning van de VVD weer. Ze hebben de afgelopen tien jaar aan de knoppen gezeten en inderdaad, om mevrouw Kuiken aan te halen, veel grote woorden en helemaal 0,0 actie. Helemaal niets voor elkaar gekregen, flutoplossingen, ketenmariniers, toplijstjes. Het laatste voorstel van de VVD: een migratiegezant. Wat is dat in hemelsnaam voor onzin? Die grenzen moeten dicht! Als er iets is wat de coronacrisis heeft aangetoond, dan is het enige wat werkt dat de grenzen dicht zijn. Daardoor is de instroom gigantisch gedaald. Andere landen hebben dat wel gedaan, en uw Staatssecretaris laat het na. Waarom begint u zich daar niet eens druk over te maken, in plaats van allerlei plannetjes voor EU-herverdeling aan de buitengrenzen. Zijn we nou gek geworden hier? We moeten mensen buitenhouden, niet herverdelen, niet meer naar binnen halen, niet aan de buitengrenzen bepalen wie er binnenkomt. We bepalen hier in Nederland wie er binnenkomt, niet in Brussel.

Mevrouw Becker (VVD):

Als de PVV echt waarmaakt waarvoor ze zegt op te komen – de gewone mensen in Nederland, die hard werken en die zich zorgen maken over dit onderwerp – dan zou de PVV ook eerlijk vertellen wat het effect zou zijn van het enige concrete voorstel dat de PVV voortdurend doet, namelijk uit de EU stappen en onze eigen grenzen sluiten. Dan zou ze ook eerlijk vertellen wat het effect daarvan zou zijn op al die banen van al die Nederlanders, die afhankelijk zijn van het vrije verkeer, van de EU. Dan zou ze ook eerlijk vertellen wat dat betekent, hoe Nederland daardoor in de wereld zou komen te staan, tegenover grootmachten als China, als de VS, tegenover allerlei geopolitieke ontwikkelingen, die wij dan voortaan als Nederland in ons eentje het hoofd moeten bieden. Nederland is daarvoor te klein; daarover zijn heel veel verschillende rapporten verschenen. De heer Emiel van Dijk doet hier alsof dát de simpele oplossing is, maar die is er niet! We zullen als EU samen een vuist moeten maken tegenover massa-immigratie. Dat heeft de VVD in 2016 gedaan door een Turkijedeal af te dwingen, en als het aan mij ligt, gaat de VVD dat in deze periode weer doen, door ervoor te zorgen dat er een goed pact komt. Maar ik zal zo ook ingaan op mijn vraag dat we ook klaar moeten zijn voor crisissituaties als zo'n pact er nog niet ligt.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dat is weer mooi hetzelfde riedeltje van de VVD opgelepeld. Ik heb het net niet over nexit gehad, ik heb het gehad over het sluiten van de grenzen. Daar heb je geen nexit voor nodig, want al die andere landen doen het. De Belgen doen het, de Duitsers doen het, de Oostenrijkers doen het, met als gevolg niet alleen minder besmettingen, maar ook een hele hoop minder asielzoekers. Daar kijkt u voor weg. Dan kunt u hier wel een angstverhaal gaan lopen ophangen over de vreselijke gevolgen van een nexit, maar daar hebben we het nu niet over. We hebben het hier over het sluiten van de grenzen, wat prima kan, zeker in tijden van corona, zonder dat je daarvoor de EU hoeft te verlaten. Dus doe daar iets mee!

Mevrouw Becker (VVD):

Ja, voorzitter, ik heb eigenlijk niet echt een vraag gehoord van de heer Emiel van Dijk, maar...

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik heb geen antwoord gehoord, voorzitter.

Mevrouw Becker (VVD):

... het zo goed nieuws zijn als hij nu zegt dat hij de nexit niet meer wil, want dat toont een klein beetje realiteitszin...

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Complete onzin.

Mevrouw Becker (VVD):

... die dan is teruggekomen bij de PVV. Ik denk dat het kabinet in tijden van corona kritisch heeft gekeken naar wat het effect zou zijn, ook op de hulp die naar Nederland zou moeten komen en de handel die voor onze ondernemers op gang zou moeten blijven als we de grenzen zouden sluiten. Ik denk dat er vooral gekeken is naar het effect op de volksgezondheid. De instroom in Nederland is wel degelijk enorm afgenomen tijdens de coronacrisis. Hoe wij naar de grens kijken? Wij vinden als VVD ook dat er situaties zouden kunnen zijn waarin je naar je eigen grens moet kijken, maar het is niet de oplossing om morgen de grenzen te sluiten. Maar daar zal ik zo meer over zeggen.

De voorzitter:

U mag nog even reageren op de vraag of u nog wel of niet de nexit wilt.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Natuurlijk willen wij nexit. Dat staat buiten kijf. Daar is geen twijfel...

De voorzitter:

Oké, maar dat was de enige reden waarom ik u nog het woord geef in deze interruptie.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Voorzitter. Ik wil graag nog een interruptie dan. We gaan gewoon verder, want dit soort onzin kunnen we niet onbeantwoord laten.

De voorzitter:

Dat mag, maar dan gaan we wel eerst naar meneer Van Ojik. Nee, wacht, hij wijst naar u. Ik blijf bij u. Gaat uw gang, meneer Van Dijk.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dank u wel, collega. De VVD heeft kritisch gekeken naar wanneer we de grenzen kunnen sluiten. Moet u nagaan: in tijden van een pandemie, wanneer de hele wereld op slot zit, heeft de VVD kritisch gekeken of we de grenzen zouden kunnen sluiten en zijn ze tot de conclusie gekomen «dat doen we maar niet». Zelfs tijdens een pandemie! Terwijl wereldwijd iedereen zijn grenzen sluit. Er gaan geen vluchten meer. Het enige wat nog wel vertrekt, zijn vrachtwagens met goederen. Die grenzen worden gecontroleerd voor personen, dus niet voor goederen. Ook de mythe dat als je de grens zou sluiten, er helemaal geen transport meer mogelijk zou zijn, moeten we even ontkrachten bij de VVD. Dat is prima mogelijk. Ik heb het zelf gezien bij de grens met België. Dat is daar geen enkel probleem: vrachtwagens rijden door, personen worden rechtsomkeert gestuurd. Prima, geen corona, geen asielzoekers. De VVD laat het gewoon na. Dus kom niet met die onzinverhalen, maar ga eens een keer bij jezelf te rade waarom je als partij niets doet, terwijl je wel iets kan doen. Je zit hier met een Staatssecretaris, zeg ik via u, voorzitter.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik zou graag het eerste concrete resultaat van de PVV op het terrein van asiel en migratie willen zien. Ik denk dat de VVD heel veel meer heeft bereikt. De PVV is op het moment dat het in de positie was dat ook te doen, bijvoorbeeld door illegaliteit strafbaar te stellen en echt iets te veranderen, uiteindelijk weggelopen. Maar goed, laten we daar niet te lang op doorgaan.

Kijk, de heer Emiel van Dijk heeft het er vandaag over dat we de grenzen moeten sluiten in tijden van corona. Het kabinet heeft, in antwoord op de vragen die ook wij daarover gesteld hebben, hele goede, afgewogen argumenten gegeven waarom dat op dat moment niet de beste oplossing was voor Nederland. Maar daar hebben we het vandaag niet over. Vandaag hebben we het over fundamentele oplossingen, waardoor we, ook in tijden dat er geen corona is, ervoor kunnen zorgen dat mensen niet meer in Nederland asiel kunnen aanvragen. Hoe krijgen we dat voor elkaar? Door een ander Europees asielstelsel en door ervoor te zorgen dat er in Europa al aan de buitengrens wordt voorkomen dat mensen binnen kunnen komen die geen recht hebben op asiel. Daar strijden we voor. Daar zullen we Brussel voor nodig hebben. En met een nexit gaan we dat nooit voor elkaar krijgen. Daarmee storten we al die Nederlanders die nu een goede baan hebben en die in deze crisis misschien al bang zijn om die te verliezen, in nog grotere ellende. Dat wil ik de heer Emiel van Dijk toch echt meegeven.

De voorzitter:

Meneer Van Dijk nog.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Pure bangmakerij. Niet meer in Nederland asiel aanvragen? Dat moet u dan misschien tegen uw collega's van de VVD in Brussel zeggen. Zij hebben daar namelijk een voorstel neergelegd over het optuigen van welkomstcentra in de EU met verplichte herverdeling. Iedereen die niet binnen die welkomstcentra binnenkomt, krijgt alsnog het recht om overal waar ze maar willen asiel aan te vragen. Dus op het moment dat er hier hordes illegalen naartoe komen, buiten die welkomstcentra om die uw partijgenoot Azmani voorziet, krijgen ze allemaal van de heer Azmani van de VVD het recht om alsnog in Nederland asiel aan te vragen. Er wordt geen afbreuk gedaan aan het individueel recht op asiel. Dus kom hier niet met praatjes over fundamentele oplossingen en dat de VVD wil dat de grenzen gesloten blijven aan de buitenkant. Dat is gewoon pertinent niet waar. U verkoopt onzin.

De voorzitter:

En dat zegt u allemaal via de voorzitter tegen mevrouw Becker.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Zeker, voorzitter!

De voorzitter:

Want anders zou de indruk kunnen ontstaan dat de voorzitter onzin zegt. Dat kunnen we natuurlijk echt niet hebben.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik sluit niet uit dat dat gebeurt!

De voorzitter:

Nou, goed. We gaan het samen proberen te verhinderen. Mevrouw Becker?

Mevrouw Becker (VVD):

Ik denk dat dit nou is waardoor mensen, als mensen vandaag dit debat volgen – dat zou ik mooi vinden – een hekel krijgen aan de politiek. Ze zien hier twee politici tegenover elkaar zitten, die alleen maar beweren dat wat de ander zegt totaal fake news is en nergens op slaat. Ik wil daar nu eigenlijk niet op dezelfde manier mee doorgaan. Ik heb allerlei inhoudelijke argumenten gegeven waarom ik denk dat waar de VVD voor staat, uiteindelijk tot een betere oplossing zou kunnen leiden. Dat is een genuanceerd antwoord. Het is niet allemaal makkelijk. Het is niet allemaal perfect. Ik heb ook kritiek op hoe het nu gaat. Ik stel daar ook vragen over. Ik doe daar voorstellen voor. Maar laten wij een beetje netter met elkaar omgaan dan de hele tijd zeggen dat het totale flauwekul is wat de ander beweert.

De voorzitter:

Een ogenblik, meneer Van Dijk. Wilt u een ordepunt maken? Er is namelijk ook nog een interruptie van meneer Van Ojik. Hij was eerst. Dat kan gebeuren. Zo'n oude man, en toch eerder!

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De heer Jasper van Dijk kijkt mij nu verbaasd aan, maar het is wel zo. Ik was wel eerst!

Ik wilde eigenlijk in de geest van mevrouw Becker een hele constructieve interruptie plaatsen. Ik hoop dat dat ook zo overkomt. Ik probeer namelijk te bedenken wat... Kijk, we kijken nu een beetje vooruit naar wat er uit Europa gaat komen. Mevrouw Becker deed dat in haar bijdrage ook. Maar we zeggen tegelijkertijd dat Europa ontzettend verdeeld is. Dat weten we nu al. De vraag is dus: wat gaan wij doen aan die verdeeldheid? Wat gaan wij doen, niet alleen maar om onze eigen zin te krijgen – dat wil iedereen; dat is niet zo moeilijk – maar wat gaan wij doen om...

De voorzitter:

Een ogenblik. Meneer Hiddema, wij doen hier alles om een beetje afstand te bewaren. Doet u dat ook even? Ik zie dat u bij de heer Bisschop staat, maar u kunt op nog wel iets meer afstand van hem blijven. Ik merk het maar op.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De heer Hiddema dacht: dit is een goed moment om er even tussenuit te knijpen!

De voorzitter:

Dat begrijp ik. Ik heb ook altijd de behoefte om te gaan knuffelen met meneer Bisschop, maar daar moet ik ook al maanden van afzien.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, deze publieke belijdenis is toch wel schokkend, moet ik zeggen! Maar ik kan het plaatsen. Dank!

De voorzitter:

We gaan weer verder. Het gevaar is geweken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, zo blijft er van mijn constructieve interruptie niet veel over natuurlijk!

De voorzitter:

Nou, u was goed op weg.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik zou graag willen weten wat mevrouw Becker daarop zegt. We moeten toch iets uit Europa krijgen. Aan die verdeeldheid zou eens een keer een einde moeten komen. Dat betekent dat wij ook water bij de wijn moeten doen. Landen aan de zuidelijke grenzen doen een beroep op onze solidariteit. Duitsland voerde tot voor kort een beleid van «wir schaffen das». Wat gaan wij doen dan? Wat is onze strategie om die verdeeldheid in Europa achter ons te kunnen laten? Wat is de Nederlandse inzet daarbij? Laat ik het aan mevrouw Becker vragen: wat is haar idee daarbij? Want we zullen dan zelf ook iets moeten doen.

Mevrouw Becker (VVD):

Dat is ook precies het doel van de vragen die ik vandaag aan de Staatssecretaris heb gesteld: hoe kunnen we nou als Nederland in plaats van dat we... Ik zeg niet dat wij dat doen, maar je hebt een JBZ-Raad, en daar herhaalt iedere lidstaat weer het eigen standpunt. Dan hebben wij hier een AO waarin wij weer allemaal vertellen wat wij ervan vinden. Je hebt het gevoel dat er in de tussentijd te weinig gebeurt. Hoe kunnen wij als Nederland fulltime hierin misschien bemiddelen en bondgenoten zoeken? Ik heb bijvoorbeeld met mensen gesproken die aan het Deense voorstel hebben gewerkt en met mensen gesproken die aan het Duitse voorstel hebben gewerkt. Er zijn overeenkomsten, ook met de belangen van de Zuid-Europese lidstaten. Die zitten volgens mij ook heel sterk in die externe dimensie. Weten wij afspraken te maken met derde landen? En ja, dan moeten wij als Europa ook bereid zijn om in die landen te investeren. Dan moeten we er als Europa voorwaarden aan verbinden. Dat geldt bijvoorbeeld als we een afspraak maken over post-Cotonou, wat Minister Kaag nu aan het doen is: honderden miljoenen naar Afrika. En dan moeten we als Europa afspraken maken: hoe voorkomen jullie dat zo veel mensen zich aan de buitengrenzen van Europa melden en hoe verbeteren we bij jullie de situatie ter plekke? Dat soort afspraken zul je moeten maken, op basis van gedeelde belangen. Dat moet Nederland wat mij betreft proactief en fulltime bovenaan het prioriteitenlijstje hebben staan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik ben het daar eigenlijk mee eens. Ik ben heel benieuwd wat de Staatssecretaris gaat antwoorden op de vragen van mevrouw Becker. Ik ben ook heel benieuwd, net als mevrouw Kuiken, wat het kabinet de afgelopen jaren eigenlijk heeft gedaan om Europese consensus te bereiken. Mevrouw Becker zegt dat er een migratiegezant zou moeten komen. Ik heb nieuws voor haar: die ís er. Sterker nog, ik ben het zelf geweest voordat ik de laatste keer in de Kamer kwam. We hebben er nu ook een. We mogen niet over ambtenaren praten – het is heel goed dat u dat zegt – maar het feit dat mevrouw Becker niet weet dat we een migratiegezant hebben, zegt iets over de politieke aansturing en de politieke strategie, of het ontbreken daarvan, rond het bereiken van die consensus. Ik sluit me heel graag aan bij haar vragen en ben heel benieuwd naar het antwoord van de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel. Wilt u daar nog op reageren?

Mevrouw Becker (VVD):

Ja, want ik zou de heer Van Ojik niet tekort willen doen. Ik weet natuurlijk dat hij migratiegezant is geweest en dat wij die rol hebben. Mijn bedoeling is net iets anders. We hebben in Brussel een Permanente Vertegenwoordiging en we hebben deze Staatssecretaris, die heel vaak naar Brussel gaat om dit onderwerp onder de aandacht te brengen. De Staatssecretaris kan daar niet fulltime zijn en onze Permanente Vertegenwoordiging heeft honderden andere onderwerpen in Brussel te bespreken. Mijn vraag – het is maar een idee, hardop denkend – was: kunnen we in Brussel, al is het maar tijdelijk, niet een soort asielambassadeur of iemand anders hebben die, zeker nu het zo moeilijk is om op afstand te onderhandelen, aandacht blijft vragen en kijkt of er bondgenootschappen te sluiten zijn, ook met andere lidstaten? Zo bedoel ik mijn voorstel.

De voorzitter:

Helder. Nog een interruptie voor u van de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik sloeg even aan op het punt dat mevrouw Becker zei: ik denk dat dit een reden is dat mensen een hekel krijgen aan politiek. Toen de PVV en de VVD elkaar bijna letterlijk beschoten met verwijten en beschuldigingen, hadden ze dat allemaal niet zelf gedaan en lag het allemaal aan de ander. Dat was een goed moment van inzicht. Ik wilde daarop voortbouwen. Want wat gaan we vandaag bereiken met dit debat? Mevrouw Becker doet haar riedeltje over «terugkeer moet beter». Over Griekse kinderen ga ik trouwens niet beginnen. Dat ga ik niet binnenhalen bij de VVD, denk ik zomaar. Als het anders is, hoor ik dat graag. Maar ik wil het wel graag hebben over terugkeer, want dat gaat ook helemaal niet goed. Contact met de Marokkaanse autoriteiten is er niet, voor zover ik weet. U noemde de visumcode. Daar hebben wij samen nog een voorstel voor gedaan – hartstikke goed – maar volgens mij gebeurt daar ook niet zo heel veel. Zullen we vandaag afspreken dat als de Staatssecretaris niet met concrete voorstellen komt, wij haar vragen om echt aan de slag te gaan met de visumcode, zodat er weer stappen worden gezet om de terugkeer van overlastgevende asielzoekers te bespoedigen?

Mevrouw Becker (VVD):

De visumcode is er volgens mij vanaf – uit mijn hoofd – februari. Dus die is er nog niet zo lang. Ik vind ook dat die gebruikt moet worden. Als de Staatssecretaris zou vinden dat dit niet zo zou zijn, dan zou ik graag met de heer Jasper van Dijk haar daartoe aanmoedigen. Maar ik wacht eerst even haar antwoord af, want misschien zijn we het aan het toepassen, misschien zien we er mogelijkheden voor. En belangrijker nog, we hebben een motie ingediend dat we SMART zouden willen zien wat ten aanzien van de verschillende landen kan worden gedaan en is gedaan met dat instrument van more for more, less for less – visum, landingsrechten, ontwikkelingssamenwerking. Die heeft u geloof ik ook gesteund. Die motie zou in het vroege voorjaar worden uitgevoerd. Dus vandaar ook mijn vraag aan de Staatssecretaris dat ik dat graag wil zien. Dan krijgen we concreter inzicht per land – we noemen nu steeds het voorbeeld van Marokko – wat er gedaan kan worden om dossiers aan elkaar te koppelen en voor elkaar te krijgen wat we willen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Hele duidelijke taal. Ik stel voor dat we dan na de eerste termijn van de Staatssecretaris de balans opmaken en kijken of de Kamer nog serieus stappen kan zetten. Maar hopelijk is dat niet nodig.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Becker instemmend knikken. Dan gaat zij verder met haar betoog en daar heeft ze nog tweeënhalve minuut voor.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dat sluit perfect aan bij waar ik gebleven was, want mijn tweede punt zou zijn: wat doen we in de tussentijd, terwijl de Europese discussie gaande is, in eigen land? We kunnen niet afwachten tot er een doorbraak is geforceerd. We moeten ons eigen huiswerk doen en crisisproof zijn. Want als de recente situatie rond de Turkijedeal ons iets heeft laten zien, is het dat er een risico bestaat dat wat in 2015 gebeurde, opnieuw gebeurt, namelijk dat Europa op wat voor manier dan ook en om welke reden dan ook overspoeld wordt door vele migranten. Als er dan nog geen nieuw Europees asielstelsel is, zullen zij een grote druk leggen op Nederland, een land met goede voorzieningen, een land dat aantrekkelijk is voor migranten, die graag hiernaartoe komen. Dat moeten we nu juist niet laten gebeuren. Nou is het zo dat Schengen ons de mogelijkheid biedt om in het geval van crisis de grenzen te sluiten. Ik wil de Staatssecretaris vragen of wij daarover nadenken op dit moment en of wij daartoe in staat zouden zijn als de nood aan de man is. Hebben we voldoende capaciteit qua bijvoorbeeld de marechaussee en de nodige grensvoorzieningen? Zijn we in gesprek met andere lidstaten en op welke manier over een soort van plan b voor het GEAS, een soort mini-Schengen, zodat we met een aantal welwillende en strenge landen wel het vrije reizen kunnen behouden, maar toch meer grip krijgen op immigratie? Kan zij daar iets meer over vertellen?

Dan mijn derde punt voor vandaag. Wat kunnen we hier en nu al doen om immigratie door gelukszoekers naar Nederland te beperken? Ik denk dat een van de sleutels ligt in het aanpakken van illegaliteit. We moeten niet accepteren dat dat in Nederland zo'n schaduwwereld is en ook een wezenlijke factor waarom mensen die geen recht hebben op asiel hier komen en blijven. Het is helaas ook een reden waarom mensen uitgebuit worden. Die schaduwwereld geeft mensen huisvesting en werk en buit ze soms uit, waardoor ze niet meer wegkomen uit Nederland.

Door de uitbraak van de coronacrisis hebben we gezien dat veel illegalen boven water zijn gekomen en een beroep deden op sociale voorzieningen als de GGD en de maatschappelijke opvang. In Amsterdam werd aan 500 ongedocumenteerden 24 uursopvang aangeboden. Maar mijn vraag is: worden deze mensen dan ook in beeld van Dienst Terugkeer en Vertrek gebracht? Er bleken in datzelfde Amsterdam ineens duizenden Brazilianen te leven, van wie velen tijdens de coronacrisis opeens toch liever het vliegtuig pakten naar huis. Eerder wees de Staatssecretaris mij op de verantwoordelijkheid van steden zelf, maar ik vind dat het kabinet onze grote steden moet aansporen om illegaliteit effectiever te bestrijden, om te beginnen door te vragen hoeveel illegalen er in hun stad leven en ook door hen aan te sporen altijd de Dienst Terugkeer en Vertrek in te schakelen in plaats van enkel in de hulpverleningskramp te schieten. Zeker nu het Rijk opnieuw 200 miljoen gaat investeren om dakloosheid te bestrijden, zou wat mij betreft ook daar de vraag aan de orde moeten komen: wordt als een illegaal een beroep doet op zo'n regeling, niet ook de voorwaarde gesteld dat iemand dan ook wordt verwezen naar de Landelijke Vreemdelingen Voorziening,...

De voorzitter:

Dank u wel. Uw tijd is om.

Mevrouw Becker (VVD):

... die gericht zou moeten zijn op vertrek. Nog een laatste vraag, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, uw tijd is om.

Mevrouw Becker (VVD):

Hoe staat het met de uitvoering van de lvv-motie die ik heb ingediend?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie voor u van de heer Emiel van Dijk.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ja, voorzitter, een tweeledige interruptie. Ik hoor de VVD een vraag stellen die ze in ons eerdere interruptiedebatje juist zelf heeft beantwoord, en dat is dat de VVD geen voorstander is van het sluiten van de Schengengrenzen. Dus ik kan niet zo goed plaatsen waarom hier weer voor de bühne wordt gedaan alsof de VVD aan de Staatssecretaris vraagt en de Staatssecretaris maant om te kijken of de Schengengrenzen gesloten kunnen worden om te voorkomen dat illegale asielzoekers naar binnen komen.

Dan het tweede punt waar ik een vraag over heb: het strafbaar stellen van illegaliteit. Daar was de VVD vroeger ooit voorstander van, maar dat heeft ze destijds zelf van tafel gehaald om de PvdA te pleasen. In de tussentijd is er helemaal niks meer mee gebeurd. De VVD heeft juist het tegenovergestelde gedaan, namelijk opvang bieden aan illegalen middels bed-bad-broodvoorzieningen. Het laatste echec in deze ontwikkelingen is de landelijke voorziening vreemdelingen. Hoe hangt dat samen met wat mevrouw Becker probeert te doen voorkomen, namelijk dat ze tegen binnenkomst van illegalen en voor het sluiten van de grenzen is? Ze doet en beoogt precies het tegenovergestelde.

Mevrouw Becker (VVD):

Eerst over de grenscontroles. Ik heb niet gezegd dat de VVD altijd en in iedere situatie tegen grenscontroles is; ik heb alleen uitgelegd waarom het kabinet ervoor gekozen heeft om in de coronacrisis niet de grenzen te sluiten. Maar ik kan me voorstellen dat er situaties kunnen ontstaan – kúnnen ontstaan – waarin dat wel nodig is. Ik vraag aan deze Staatssecretaris of daar in het kabinet over wordt nagedacht en of, als dat nodig zou zijn, wij er als Nederland klaar voor zijn. Het is wat de VVD betreft geen taboe om dat ooit te doen als het nodig is, want wij willen niet meemaken dat – dat vertelde ik net – duizenden, duizenden, duizenden mensen naar Nederland komen als de EU-grenzen worden overspoeld, als een Erdogan daadwerkelijk mensen hierheen stuurt en Griekenland die grens niet weet te houden. Wij gaan niet meemaken dat Nederland daarvan de klappen moet opvangen. Dus ik wil van deze Staatssecretaris weten op welke manier wij er klaar voor zijn om dat ook daadwerkelijk toe te passen.

Dan illegaliteit. Ik vertelde het al: we hadden het in het verleden inderdaad strafbaar kunnen stellen, maar dat is niet gelukt, omdat de meerderheid in de coalitie daarvoor opeens weg was. We vinden nog steeds dat we illegaliteit strafbaar zouden moeten stellen, maar in deze coalitie is daar geen meerderheid voor. Ondanks het feit dat we dat niet kunnen doen, vind ik wel dat we illegaliteit moeten ontmoedigen. Dat vraag ik. Dat het mogelijk wordt gemaakt, door hulpverlening en allerlei faciliteiten, is denk ik een factor voor mensen om hier te blijven, maar ook om hiernaartoe te komen. Dus ik wil – tot slot, voorzitter – dat de landelijke voorziening vreemdelingen gaat werken zoals we dat in het regeerakkoord hebben afgesproken, gericht op vertrek. Dat vroeg ik aan het eind aan de Staatssecretaris. Ik zou informatie krijgen over hoe het daarmee staat. Ik vraag haar wanneer ik die kan ontvangen.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik concludeer gewoon dat het verzoek van de VVD aan de Staatssecretaris om te kijken of de Schengengrenzen in de toekomst, ooit, in een mogelijke situatie, gesloten kunnen worden, puur een vraag voor de bühne is. De Schengengrenscode was in 2015 allang van kracht. Artikel 25.3 – zeg ik even uit mijn hoofd – voorziet er al in om de grenzen te kunnen sluiten in geval van nood. Als dat destijds voor de VVD, die toen aan de macht was, geen geldige reden was, waarom moeten we u dan op uw blauwe ogen geloven dat u dat in de toekomst wel gaat doen? U heeft toen honderdduizenden mensen laten binnenkomen. Dat is punt één.

En twee...

De voorzitter:

Nee, ja, nee, dat is punt één en...

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Het tweede punt, illegaliteit strafbaar stellen, is verworden tot het ontmoedigen van illegaal gedrag. Mijn klomp breekt echt, voorzitter. Ik weet niet wat ik met deze VVD aan moet.

De voorzitter:

Mevrouw Becker, een heel kort antwoord, en niet weer een betoog.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik ga kort antwoorden. Ik denk dat de heer Emiel van Dijk en ik maar eens een kopje koffie moeten gaan drinken. Dan kan hij zien dat ik bruine ogen heb, en geen blauwe ogen. Dat ten eerste. Ten tweede, ik denk dat het aanpakken van illegaliteit en het voorstel dat ik doe over grenscontroles, twee heel serieuze voorstellen zijn. Het was in 2016 niet de VVD die ervoor gezorgd heeft dat al die mensen hier binnen zijn gekomen. De VVD heeft er mede voor gezorgd dat door de Turkijedeal de prognose van meer dan 90.000 mensen die naar Nederland zouden komen, is teruggebracht tot 30.000.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Becker (VVD):

Nog steeds heel veel, maar een stuk minder. Dat is een concreet resultaat dat wij bereikt hebben, en daar ben ik trots op.

De voorzitter:

Ja, dank u wel. Meneer Groothuizen had ik nog op mijn lijstje staan. Ook een interruptie voor u.

De heer Groothuizen (D66):

Een vraag aan mevrouw Becker, die meer werk wil maken van illegaliteit. Ze benoemt terecht, denk ik, dat veel mensen in de illegaliteit in een precaire situatie zitten. Daar is eerder naar gekeken. Er ligt volgens mij een oud advies van de adviesraad, uit 2011. Die zegt: je kunt wel harder inspelen op die illegaliteit, maar dan loop je het risico dat je vooral heel veel neveneffecten krijgt, zoals mensen die uit beeld verdwijnen, mensen die überhaupt geen hulpverlening bezoeken, toenemende overlast en kwetsbare mensen die overal wegblijven. Hoe kijkt mevrouw Becker aan tegen dat soort mogelijke neveneffecten?

Mevrouw Becker (VVD):

Ik denk dat de heer Groothuizen het volgende zegt. Het is een rapport uit 2011. De laatste schatting die is gedaan naar hoeveel illegalen we überhaupt hebben in Nederland, is uit 2012. Ik vind dat onvoldoende. Ik denk dat we sindsdien te weinig aan de slag zijn gebleven met de vraag hoe we dit probleem kunnen aanpakken. Ik wil dat er een beeld komt van hoeveel illegalen er in Nederland leven. Nou weet ik dat het WODC een nieuw onderzoek daarnaar doet. Dat zou al rond de kerst naar de Kamer moeten komen. Dat hebben we nog niet ontvangen, dus ik wil graag van de Staatssecretaris weten of dat nog komt.

Ik vind het vervolgens een gek automatisme dat het wat D66 betreft misschien geen hulp zou zijn om bij mensen ook de mogelijkheid om te vertrekken in beeld te brengen, door te zeggen: u kunt hier onderdak krijgen en u kunt hier hulpverlening en zorg krijgen. Er zijn ook terugkeertrajecten – daar was onlangs een Nieuwsuuruitzending over – waar mensen bezig worden gehouden met allerlei activiteiten, alsof ze in Nederland kunnen blijven. Ik denk dat je mensen daar niet mee helpt. Ik denk dat het ook mensen die we hier helemaal niet willen hebben, aanmoedigt om hier te komen. Dus ik wil dat...

De voorzitter:

Meneer Groothuizen.

Mevrouw Becker (VVD):

... perspectief op vertrek veel centraler komt te staan in de aanpak van illegaliteit.

De heer Groothuizen (D66):

Mevrouw Becker heeft mijn instemming als zij zegt dat je mensen soms ook kunt helpen door te werken aan vertrek. Dat is ook de afspraak die we gemaakt hebben in onder andere de lvv's. Dat kan soms een oplossing zijn. Mijn vraag is: wat doe je met de mensen die absoluut niet willen vertrekken? Want ik vrees dat de realiteit is dat een verblijf in de illegaliteit, hoe precair ook, voor een groot deel van de wereld misschien wel beter is dan een verblijf in het land waar ze vandaan komen. Hoe ga je er dan mee om dat die mensen mogelijk helemaal niet meer in beeld willen komen en zich overal aan onttrekken, waardoor het gevaar op uitbuiting en overlast misschien wel toeneemt? Ik snap haar intentie en ik kan die deels volgen, maar ik vraag mevrouw Becker alleen hoe ze aankijkt tegen de mogelijke negatieve bijeffecten van haar voorstel.

Mevrouw Becker (VVD):

Echt niet om flauw te zijn, maar ik denk dus dat de uiteindelijke oplossing is om het strafbaar te stellen, zodat de optie van niet willen er niet is. Ook de commissie-Van Zwol heeft aangetoond: als mensen terug willen, kunnen ze terug. Het gaat hier om mensen die niet terug willen. We moeten ervoor zorgen dat de wens om hier te blijven verandert. Ik zou het strafbaar willen stellen, maar dat kan niet. Wat kunnen we dan doen in het hele systeem rondom deze mensen om hen te ontmoedigen hier te blijven en ervoor te zorgen dat ze teruggaan? Ik denk dat dat veel meer prioriteit verdient. Natuurlijk, in hele basale situaties, zoals wanneer mensen een beroep doen op een arts, hebben we als Nederland in de wet geregeld dat ze die toegang hebben, onvoorwaardelijk. Alleen vind ik dat er nu te automatisch, ook door gemeenten, wordt gezegd: kom hier maar in de opvang; kom hier maar in een zogenaamd terugkeerproject, met subsidie. Uiteindelijk is niemand bezig met dat vertrek, en dat vind ik onacceptabel.

De voorzitter:

Dank u. Het woord is aan de heer Van Ojik van GroenLinks. O, pardon, meneer Voordewind. Ik had u even niet gezien. U heeft ook nog een interruptie. Gaat uw gang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Zeker. Op dat punt vraag ik door. Mevrouw Becker wil deze mensen dus beter in beeld hebben. Nou, een grote groep van deze mensen is niet in beeld. Die komt niet in de lvv of gaat niet naar de bed, bad en brood. Hoe denkt mevrouw Becker deze mensen dan in beeld te krijgen? Wil ze daar de politie op afsturen? Denkt ze dan aan een quotum? Moet een heksenjacht gaan plaatsvinden op alle illegalen in heel Nederland? Hoe denkt ze dat voor elkaar te krijgen?

Mevrouw Becker (VVD):

Een interessante en goede vraag. Ik denk dat er in steden, helaas, een soort mechanisme is ontstaan dat illegaliteit ondersteunt. Dat zit ’m niet alleen in de hulpverlening of in de bed, bad en brood, waar we echt vanaf moeten. We hebben ook afgesproken dat het alleen nog maar lvv's mogen zijn. Het zit ’m er bijvoorbeeld ook in dat deze mensen aan het werk zijn, in een keuken, in de horeca. Deze mensen worden volop ingezet voor de schoonmaak bij mensen thuis. Mensen worden in kamertjes gehuisvest op een illegale manier. Dan kun je als gemeente twee dingen doen: je kunt zeggen «het is er nou eenmaal», maar je kunt ook zeggen «wij gaan dit uitkammen». Ik weet dat ze dat bijvoorbeeld in Rotterdam hebben gedaan. Daar is men van wijk tot wijk gegaan om te kijken of er sprake is van huisvesting van illegalen. Mijn oproep is: er moet een proactief plan van aanpak komen in plaats van weg te kijken van die schaduwwereld.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan vraag ik me wel af of de hulpverleners die ook maar iets doen voor de illegalen, bijvoorbeeld door ze een brood te geven – dat hebben wij indertijd ook gezien bij het voorstel inzake strafbaarstelling illegaliteit – volgens mevrouw Becker dan een soort kliklijn moeten gaan bellen om aan te geven dat ze een illegale helpen. Dan zijn die illegalen in beeld. Is dat dan de route waar mevrouw Becker naartoe wil?

Mijn tweede vraag gaat over een heel ander onderwerp waarop mevrouw Becker is ingegaan: het Europese plan. Misschien kan ze dat meenemen in haar beantwoording. Als we in Europa tot die twintig landen komen, vindt mevrouw Becker dan dat Nederland ook onderdeel zou moeten zijn van het herplaatsingsplan van mevrouw Johansson?

Mevrouw Becker (VVD):

De eerste vraag. We hebben afgesproken, in het regeerakkoord en als coalitie, dat er in individuele gevallen sprake kan zijn van enkele dagen noodopvang voor iemand die hier illegaal verblijft. Dat hebben we met elkaar afgesproken. Maar dat is iets anders dan de terugkeertrajecten, de ondersteuningsprojecten en het vrijwilligerswerk waar sommige illegalen structureel in zitten of het feit dat sommige gemeenten wegkijken van de huisvestings- en de arbeidsmogelijkheden die er in gemeenten zijn. Als die mensen samen met iemand van de Dienst Terugkeer en Vertrek zouden gaan praten over terugkeer in plaats van over bezigheidstherapie – ik zeg het even badinerend, maar dat was wel wat we in de uitzending van Nieuwsuur zagen – dan noemt de heer Voordewind dat «klikken». Dat zegt veel over hoe hij aankijkt tegen de positie van deze mensen in Nederland. Ik denk dat we hen daarmee helpen, want ze hebben hier geen perspectief. Ze mogen hier niet zijn. Dat heeft de overheid vastgesteld, en dus moeten ze weg. Als de heer Voordewind draagvlak wil voor het opvangen van de echte vluchtelingen, moeten we de mensen die uitgeprocedeerd zijn, ook echt kunnen terugsturen. Dan moeten we ze niet in de illegaliteit laten verdwijnen, en dan moeten we daar al helemaal niet van wegkijken.

De voorzitter:

Dank u wel. Ja?

Mevrouw Becker (VVD):

Ja. Als twintig landen met elkaar tot een voorstel komen, is Nederland het daar dan mee eens? Dat is een hypothetische vraag. Ik ken nog geen voorstel van Eurocommissaris Johansson over herverdeling van minderjarige vreemdelingen of andere mensen. Dus dat zullen we moeten afwachten. Ik wil mij aansluiten bij hetgeen mevrouw Van Toorenburg heeft gezegd: het zal in alle gevallen een structurele oplossing en een fundamentele verbetering van het stelsel moeten zijn, en niet een ad-hocoplossing, die we de afgelopen jaren hebben gezien.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord toch aan de heer Van Ojik van GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Overal worden nu lessen getrokken uit de covidpandemie. De heer Groothuizen vroeg er ook al naar. Ik ben heel benieuwd welke lessen Nederland en deze Staatssecretaris nu trekken wat betreft de effecten van de pandemie in de asielketen. Vanochtend hoorde ik de Minister-President nog op de radio zeggen: wie denkt dat we teruggaan naar de oude situatie, leeft in een illusie. Nou, dat geldt denk ik voor best wel een aantal zeer belangrijke aspecten die vallen onder de verantwoordelijkheid van deze Staatssecretaris. Ik zou haar willen vragen om een aantal zaken eens wat specifieker met ons door te nemen, bijvoorbeeld de effecten van een pandemie op de opvang hier in Nederland, waar we natuurlijk een aantal dingen over hebben kunnen horen, maar ook op de opvang in de regio, waar we altijd zo'n groot voorstander van zijn, en de effecten voor het beleid van detentie. Het regime van detentie is in de pandemieperiode – misschien wel noodgedwongen; dat kan ik niet precies beoordelen – veel strenger dan normaal. Het doel van de detentie, namelijk het kunnen uitzetten van uitgeprocedeerden, kan in de pandemieperiode niet worden gerealiseerd. Dat perspectief er is niet, simpelweg omdat er geen mensen kunnen worden uitgezet.

Er zijn allerlei aspecten aan de pandemie die ons aan het denken moeten zetten over de toekomst, want er kan een tweede golf komen. Er kan weer iets gebeuren dat vergelijkbaar is qua impact. En niet te vergeten: dat kan ook grote invloed hebben op het aantal mensen dat probeert naar Nederland te komen. Als het klopt dat de effecten van de pandemie in Afrika bijvoorbeeld nog maar aan het begin staan, en dat de economische impact van de pandemie zo groot is dat het wellicht honderden miljoenen mensen terug kan duwen in armoede – dat zijn toch echt de cijfers die circuleren – dan zou dat weleens hele grote effecten kunnen hebben op de migratie in de komende jaren. Met andere woorden: ik ben heel nieuwsgierig om van de Staatssecretaris te horen wat voor lessen ze trekt voor een aantal aspecten van beleid in die keten; dat is de vraag die collega Groothuizen ook expliciet stelde. Maar ook: hoe kijkt ze nu aan tegen de effecten die dit kan hebben op toekomstige migratie naar Nederland – als daar al iets over te zeggen is – of hoe is ze daarmee bezig? Dat is mijn eerste punt.

Voorzitter. Mijn tweede punt gaat over het volgende. Ik zou graag in zekere zin de discussie weer even oppikken op het punt waar we gebleven waren; ik geloof dat het begin maart was toen we elkaar voor het laatst zagen. Toen hadden we een groot debat over de plannen van de Staatssecretaris met de IND. Hoe gaan we nu zorgen dat de wachtlijsten korter worden? Er kwamen een verbetertraject en een projectmatige afhandeling van de oude werkvoorraad – ik geloof dat dat de precieze termen zijn – van 14.000 gevallen, als ik het goed heb, zodat de IND z'n werk kon doen met de nieuwe gevallen. Nou, nieuwe gevallen zijn er heel weinig geweest de afgelopen maanden. Dat is misschien een geluk bij een ongeluk, of een voordeel bij een nadeel, of wat dan ook. Ik ben echt heel erg benieuwd wat er nou de afgelopen drie maanden is gebeurd. Lukt het al een beetje om datgene te doen wat de Staatssecretaris toch tot de missie van haar staatssecretariaat heeft gemaakt, namelijk: het is van het allergrootste belang dat we erin slagen om de wachttijden terug te dringen en de IND beter te laten functioneren?

Voorzitter. Dat heeft natuurlijk ook een relatie met de discussie die we ongetwijfeld nog gaan voeren over de deal die in de coalitie is gesloten rond aan de ene kant het toch maar niet beknotten van de rechtsbijstand en in ruil daarvoor het afschaffen van de dwangsommen. Daar gaan we het nog over hebben, maar ik zou de Staatssecretaris toch willen vragen om daar al iets over te zeggen. Er is inmiddels ook een advies van de Raad van State, dat zegt: als je rechtsgelijkheid als een belangrijk principe ziet, dan zou je het eigenlijk alleen heel tijdelijk kunnen doen met het oog op een bepaalde noodsituatie, maar zeker niet structureel. Ik ben heel benieuwd of de Staatssecretaris ons nu alvast wil meenemen in haar overwegingen op dat punt.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Van Toorenburg voor u.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het klinkt nu een beetje vanuit GroenLinks als: het is niet goed of het deugt niet. Nu hebben we heel Nederland op de kast gejaagd door 74 tot meer miljoen euro te betalen aan mensen die wellicht helemaal geen recht hebben op verblijf. Die dwangsommen zijn totaal uit z'n verband gerukt, dus ze moeten teruggebracht worden. Nu is de gedachte juist: misschien is het dan goed als je dat in evenwicht houdt en dat je wellicht niets doet met de rechtsbijstand, die we in het begin wilden afschaffen, om een mooi evenwicht te vinden in het beleid. Heeft de heer Van Ojik nu helemaal nul idee dat dit misschien in Nederland echt leeft, namelijk dat we mensen fatsoenlijke rechtsbijstand geven, maar daarnaast geen bakken geld geven aan mensen die daar geen recht op hebben?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik zie eigenlijk twee dingen. Ik zie dat het tot voor kort absoluut noodzakelijk was, in de visie van deze Staatssecretaris en van deze coalitie, om die rechtsbijstand te beperken. Iedereen zei dat dat een slecht idee was en dat het de werklast voor de IND, die toch al zo overbelast is, nog verder zou vergroten. Ik ken tenminste eigenlijk niemand die dat een goed idee vond, behalve de Staatssecretaris, gesteund door de coalitie. Dat is nu van tafel. Dat is ineens niet meer zo nodig. In plaats daarvoor gaan we aan symptoombestrijding doen. We gaan niet de wachttijden aanpakken, maar de dwangsommen, die het gevolg zijn van het feit dat de Nederlandse overheid zich niet aan de afspraken houdt.

Dat is een compromis in de coalitie. Dat vind ik prima. Ik snap heus wel dat je compromissen moet sluiten, maar ik vind het een beetje raar dat mevrouw Van Toorenburg nou van mij verwacht dat ik dan zou zeggen: dat is echt een fantastische deal. Want er komt nu rechtsongelijkheid in ruil voor het afschaffen van een maatregel waarvan eigenlijk iedereen zei: dat moet je niet doen, want dat werkt averechts.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het antwoord van de heer Van Ojik is dus «ja», want hij zegt: het is niet goed of het deugt niet. Het is dus nóóit goed. Iedereen heeft aangegeven dat er misschien wat problemen zouden kunnen ontstaan bij het afschaffen van de rechtsbijstand in die allereerste fase. Daar is natuurlijk kritisch naar gekeken door iedereen. Heel veel landen in Europa doen dit ook niet, dus het is helemaal niet zo raar om het dan ook niet te doen. Maar juist het evenwicht herstellen en aan de andere kant die dwangsom eraf halen is iets wat ineens niet meer interessant is omdat de heer Van Ojik vond dat het allebei al niet deugde. Dat is een heel bijzondere redenering, maar volgens mij is het bij GroenLinks dus blijkbaar helemaal nooit goed, ook niet als we iets doen waar GroenLinks zelf om heeft gevraagd.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat is echt een rare conclusie. Want natuurlijk ben ik blij dat de rechtsbijstand gewoon gehandhaafd blijft. Als mevrouw Van Toorenburg dát nog eens van mij wil horen, ben ik graag bereid om dat te zeggen. Daar hebben wij, zoals zij weet, járen voor gepleit. Alleen, haar partij en de Staatssecretaris en de rest van de coalitie wisten altijd uit te leggen: nee, dat móést er echt af, die rechtsbijstand in de eerste fase. Prima, dat is nu van tafel. Wat daar nu voor in de plaats komt, is dat we een symptoom van een slecht beleid, namelijk een dwangsom die de Nederlandse overheid moet betalen omdat de wachttijden te lang zijn, gaan bestrijden. Daarmee creëren we en passant rechtsongelijkheid tussen asielzoekers en andere burgers die... Mevrouw Van Toorenburg zit nee te schudden, maar dat zeg ik dan maar even hardop. Dat is toch zo? Die dwangsom weghalen lost het probleem van de lange wachttijden toch niet op? Dus daar ben ik niet per se zo blij mee, nee. Dan zegt ze: het is nooit goed of het deugt niet. Dat vind ik inderdaad geen goed idee.

De voorzitter:

Gaat u door. Er is verder geen interruptie voor u. U heeft nog één minuut en tien seconden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

O, dat is niet veel, voorzitter. Ik ben heel blij met uw waarschuwing, want ik wil dit debat eigenlijk gebruiken, en dat ga ik dan nu doen...

De voorzitter:

Dat zou ik dan maar heel snel gaan doen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

U weet nog helemaal niet waarvoor ik het wil gebruiken.

De voorzitter:

Nee, daarom.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik dacht dat het misschien een goed moment is. Het kabinet heeft nog ongeveer een halfjaar te gaan. We hebben niet zo vaak van dit soort brede debatten. Dus ik heb me afgevraagd: hoe ziet die balans er nou eigenlijk uit? Dan wil ik het kabinetsbeleid niet eens vergelijken met het GroenLinks-verkiezingsprogramma, want dan is de kloof al heel snel heel groot. Maar ik heb gewoon nog eens gekeken naar het regeerakkoord. Wat is daar nou eigenlijk van terechtgekomen? Op het punt van het sluiten van de migratiedeals? Die zijn er niet. Op het gebied van de terugkeer? Die faalt op een aantal punten. Op het gebied van de wachttijden? Die worden steeds langer tot nu toe. Op het punt van de kleinschalige opvang? Die is er niet; het kabinet is op zoek naar sporthallen om mensen in te kunnen onderbrengen.

Ik noem verder de pijnlijke situatie aan de buitengrens, in Griekenland. Libië is nog niet eens aan de orde geweest. Het is verschrikkelijk wat daar op dit moment met vluchtelingen aan de hand is. Het Dublinsysteem dat niet meer werkt.

Ik ben gewoon benieuwd. Mijn conclusie is: het beleid zoals dat in het regeerakkoord werd voorgenomen, is mislukt. Daar is op al deze dingen niets of veel te weinig van terechtgekomen. We hebben nog een halfjaar. Ik ben zeer benieuwd of de Staatssecretaris mijn conclusie deelt en als dat zo is – waar ik eigenlijk een beetje van uitga, want de feiten spreken voor zichzelf – wat ze het komende halfjaar gaat doen om dat regeerakkoord alsnog tot uitvoering te brengen.

De voorzitter:

Daar moet u het bij laten. Het woord is aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Toen ik de hele stapel brieven en stukken doornam die vandaag op de agenda staat, werd ik eerlijk gezegd een beetje overmand door deernis. In de eerste plaats met de echte vluchtelingen – ik meen dat oprecht – die het echte slachtoffer zijn van een falend asiel- en migratiebeleid. Maar ik moet er ook bij zeggen: ook enige deernis met de Staatssecretaris maakt onderdeel uit van dat gevoel. Als ik kijk naar de drie belangrijkste aspecten van het asielbeleid – instroom, procedure en terugkeer – dan zie ik echt alleen maar rode lichten. Het gaat fout. Mijn eerste vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: herkent ze dit? Ik noem een paar punten die dit onderbouwen. De IND kampt met gigantische achterstanden. Het ontbreekt aan een goede planning en sturing in de asielprocedure. De Staat moet nu tientallen miljoenen uitkeren aan dwangsommen. Het COA heeft nog steeds niet voldoende extra opvangplekken geregeld. Overlast en criminaliteit door asielzoekers is vorig jaar enorm gestegen. We wachten al jaren op migratiedeals met bijvoorbeeld Afrikaanse landen. Het onderzoek naar het Vluchtelingenverdrag, in het regeerakkoord al aangekondigd, is nog steeds niet af. Mijn tweede vraag aan de Staatssecretaris: kan zij bij deze moedbenemende lijst iets noemen wat wel goed gaat? En dan is een verwijzing naar allerlei pleisters die inmiddels geplakt zijn niet toereikend.

Wat heeft de Staatssecretaris nodig om dit alles vlot te trekken? Kijk, de asielinstroom is door de coronamaatregelen tijdelijk opgedroogd. Inderdaad, een geluk bij een ongeluk zou je haast zeggen, ware het niet dat daarachter ongelofelijk veel ellende voor echte asielzoekers, voor echte vluchtelingen schuilgaat. Maar de vraag aan de Staatssecretaris is dan of er zicht is op het aantal mensen dat zich straks mogelijk alsnog meldt voor een asielaanvraag. Is dit gewoon een soort boeggolf die even voor zich uit gestuwd wordt, maar die zich later in het jaar of in het hele traject rondom coronamaatregelen alsnog aandient? En daarbij is de concrete vraag hoe IND en COA zich hierop voorbereiden. Doordat het hervestigingsprogramma stilligt, worden juist de meest kwetsbare vluchtelingen het hardst geraakt door de gesloten grenzen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is in dat verband dan ook: onder welke voorwaarden kan dit weer worden opgestart, zodat echte vluchtelingen geholpen worden en niet langer tussen wal en schip raken?

Dan de conclusies van het onderzoek van Significant. Die liegen er niet om. De IND heeft veel te weinig inzicht in de verwachte doorlooptijden van asielprocedures. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen wat er nu al gebeurd is – er is immers het een en ander ter hand genomen – om werk te maken van de aanbevelingen van dit onderzoek. Een goed besluit is in elk geval genomen: de Staatssecretaris wil een eind maken aan het dwangsomcircus. Heel verstandig. De SGP vroeg hier vorig jaar al om. Wat ons betreft worden de wetten die dit regelen zo snel mogelijk door de Tweede Kamer aangenomen. In dit verband heb ik nog wel een concrete vraag. Er is een bedrag van 70 miljoen genoemd. Op welk bedrag staat de teller van de uit te keren dwangsommen op dit moment?

Een ander punt: een taskforce werkt inmiddels de zogenaamde oude stapel asielaanvragen weg. Het gaat om 14.000 aanvragen. Die taskforce is inmiddels een à twee maanden op weg, afhankelijk van het moment waarop je begint te tellen. Concrete vraag aan de Staatssecretaris: hoeveel aanvragen heeft de taskforce inmiddels weggewerkt? En annex daaraan de vraag: wordt de termijn van «ingaande 2021 is de achterstand ingelopen» daadwerkelijk gehaald?

Dan het overzicht van incidenten met asielzoekers. Wat een frustrerend en treurig verhaal! Een stijging van het aantal geregistreerde incidenten en misdrijven met 30%. Puur misbruik van de ruimhartige gastvrijheid van ons land. Het is beschamend en onacceptabel. Hoe dit aan te pakken? En alstublieft, ik hoop dat de Staatssecretaris dan niet blijft steken in weer een verdiepend onderzoek naar het hoe of het waarom of nog een ketenmarinier erbij. Zorg liever dat deze figuren, die hier misbruik maken van de gastvrijheid, zo snel mogelijk een enkeltje krijgen naar hun vaak veilige land van herkomst. Concrete vraag aan de Staatssecretaris: hoe werkt de Staatssecretaris op dit punt samen met andere West-Europese landen om rondreizende groepen overlast gevende migranten, duidelijk geen vluchtelingen, uit veilige landen op te sporen, te straffen en uit te zetten? En is de Staatssecretaris bereid om het inreisverbod voor migranten uit veilige landen fors aan te scherpen? Nu geldt twee jaar, maar waarom zouden we dat verbod niet op vijf jaar of zo nodig een nog hoger aantal jaren stellen?

En dan het probleem van de terugkeer.

De voorzitter:

U heeft nog één minuut.

De heer Bisschop (SGP):

Ik zal proberen tijdig af te ronden. Wat vreemdelingen betreft die zich onttrekken aan het toezicht vlak voordat zij kunnen worden uitgezet, wil ik graag weten hoe vaak dat voorkomt. Dat wordt echter niet bijgehouden als ik het goed zie. Is het zo langzamerhand niet tijd om hier gewoon een precieze registratie van te houden? Er wordt nu een schatting gemaakt, dat vijf jaar geleden een derde zich onttrok aan het toezicht alvorens uitgezet te worden en dat dat inmiddels omgeslagen is in twee derde van het aantal afgewezen aanvragen. Is de Staatssecretaris het met de SGP eens dat het uitgangspunt moet zijn dat asielzoekers in de dagen vóór hun vertrek na afwijzing van hun asielaanvraag niet meer in vrijheid verblijven? Wat is hiervoor nodig om dat te regelen?

Tot slot de minderjarige asielzoekers in Griekenland. De SGP steunt de inzet van het kabinet om samen met Griekenland een voogdijsysteem op te zetten en kinderen naar het vasteland te verplaatsen. Als er onomstotelijk sprake is van weeskinderen – daar is enorm veel verwarring over; het gaat om alleenstaande minderjarigen, nee het gaat om wééskinderen – dan kan de SGP zich voorstellen dat een aantal van hen wel degelijk wordt overgeplaatst naar andere Europese landen en dat Nederland daarin een aandeel neemt.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Bisschop (SGP):

Hoeveel minderjarigen vallen in deze categorie? Dus de categorie weeskinderen, de echte kwetsbaren? Kan de Staatssecretaris daarover duidelijkheid verschaffen?

Voorzitter, ik dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u zeer. Meneer Voordewind van de ChristenUnie is aan het woord.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De laatste mededeling is goed nieuws, want dat geeft de hoop om te kijken of voor de meest kwetsbare kinderen mogelijk toch die herplaatsing in Nederland zou kunnen plaatsvinden, althans van de SGP, als het gaat om wezen. Heb ik hem goed begrepen? De vraag is natuurlijk hoe je dat vaststelt. Maar ik zie meteen een interruptie.

De heer Bisschop (SGP):

Het verrast mij een beetje dat de heer Voordewind dit als nieuws typeert, want is dit is nou precies de lijn die de SGP altijd heeft vastgehouden. Inderdaad, terecht legt collega Voordewind de vinger erop hoe je dat vaststelt. Dat is ook eigenlijk mijn vraag. Hoe kom je daartoe? Maar mijn vraag concreet aan de collega van de CU is dan ook: is hij bereid om te kijken naar een zorgvuldige definiëring van deze doelgroep en zich daar dan ook toe te beperken? Als we het niet meer hebben over alleenstaande minderjarigen, maar we hebben concreet die doelgroep weeskinderen geïdentificeerd, dán kunnen we stappen zetten, denk ik. Is de heer voordewind daartoe bereid?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mag ik deze vraag doorgeleiden naar de Staatssecretaris? Wij hebben als coalitie op dit moment een compromis bereikt en daar voel ik me wel aan gehouden. Maar als er nieuwe informatie komt, als er nieuwe ontwikkelingen zijn en we moeten horen waar mevrouw Johansson straks mee komt, dan moeten we opnieuw naar de zaak kijken. Ons standpunt als ChristenUnie is bekend. Wij zijn en blijven vóór herplaatsing daar waar we mogelijkheden zien, en die zijn er. Maar ik voel me ook gehouden aan de afspraak die er nu ligt in de coalitie.

De heer Bisschop (SGP):

Ik vind dit niet elegant. De concrete vraag aan collega Voordewind is of hij bereid is om zich in deze problematiek te focussen op de echt meest kwetsbare groep, om juist ook de zaak vlot te trekken. Dan vind ik het een beetje flauw om het door te geleiden naar de Staatssecretaris. Ik vraag naar de opvatting van de heer Voordewind van de ChristenUnie en ik herhaal hiermee dus mijn vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben het ermee eens dat weeskinderen de meest kwetsbare kinderen zijn, maar ik kan mij ook situaties voorstellen waarin de vader nog in leven is, maar de minderjarige asielzoeker niet weet waar die verblijft en of die de oorlog in Syrië heeft overleefd. We gaan geen vraag en antwoord doen, want dat staat de voorzitter waarschijnlijk niet toe. Maar hoe bepaal je dan of zo iemand daadwerkelijk een weeskind is? Datzelfde probleem hadden we ook met Syrië: zou Nederland weeskinderen vanuit Syrië naar Nederland moeten halen? Dat is een lastig dilemma.

De voorzitter:

Meneer Voordewind, volgens mij was u aan het woord. Gaat u verder.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Dan mijn eigen inbreng. Ik begin bij Bahrein. Er is een aanvullend onderzoek geweest naar wat er nou vreselijk fout is gegaan bij het uitzetten van de asielzoeker naar Bahrein. We weten nu ook dat hij direct in de gevangenis is terechtgekomen en in eerste procedure al tot levenslang is veroordeeld. Dan vind ik het toch teleurstellend dat zelfs zo'n aanvullend onderzoek – het addendum, de bijlage – niet kan worden vrijgegeven. Ik heb vanmorgen begrepen dat de familieleden, in ieder geval de vader, een beroep doen op de Staatssecretaris om ook deze bijlage vrij te geven. Ik zou het zeer betreuren als de Staatssecretaris dat niet doet. We hebben eerder een motie ingediend die om het vrijgeven van het inspectierapport vroeg. Ik blijf er toch op aandringen om dat te doen, want de schijn van het afdekken van informatie wordt hier alleen maar groter door. Ik geef de Staatssecretaris aan dat de eerste beroepszaak volledig is afgesloten. Hij heeft al levenslang gekregen. Erger kan het niet worden voor deze meneer.

Voorzitter. Deze kwestie raakt in de breedte ook aan het functioneren van de IND. Ik sluit aan bij de collega's die al het ACVZ-advies hebben aangehaald. Daarin staat schokkend nieuws, namelijk dat de beoordelingen en de werkwijze van de IND om de beslissingen te onderbouwen willekeurig en niet transparant zijn. Natuurlijk moeten we de reactie van de Staatssecretaris op het ACVZ-rapport nog afwachten, maar dit moet voor haar toch aanleiding geven om naar deze onderbouwingen te gaan kijken en om te kijken hoe de landeninformatie tot de beslismedewerker komt en of die wel altijd voldoende informatie heeft? Dat geldt twee kanten op. Wij kennen namelijk ook zaken waarbij een asielzoeker een «positief» heeft gekregen, waarbij we ook nog weleens de wenkbrauwen kunnen fronsen en ons kunnen afvragen of dat terecht is geweest. Dus dat kan de kwaliteit van de IND alleen maar vergroten. Ik vraag de Staatssecretaris wanneer wij de reactie op het ACVZ-rapport kunnen verwachten en of het de inzet is om nu breder naar de beoordelingen en de onderbouwingen daarvan te gaan kijken.

Voorzitter. Ik ga snel naar het volgende onderwerp, want er staat veel op de agenda: Syrië. We hebben 11 maart een brief gezien van de Staatssecretaris. Zij zegt, in reactie op vragen van de PVV, dat de situatie in Syrië nauwlettend in de gaten wordt gehouden. We hebben ook het ambtsbericht van 15 mei gezien. Daarin staat klip-en-klaar dat de situatie instabiel is, dat het onverantwoord is, dat de veiligheidssituatie in grote delen van Syrië verslechterd is, dat er voor terugkeerders detentie kan volgen en dat ze gedwongen ingelijfd kunnen worden bij het leger. Wanneer gaat de Staatssecretaris haar reactie geven op dat ambtsbericht? Kan ik ervan uitgaan dat we vooralsnog mensen niet terugsturen naar het zeer gevaarlijke Syrië?

Voorzitter. Dan Griekenland. Collega's hebben daar ook aandacht voor gevraagd. Hebben de Grieken inmiddels ingestemd met het plan om 500 kinderen op het vasteland onder te brengen, te huisvesten en daar te begeleiden? Hoe staat het met dat plan? Kan de Nederlandse hulporganisatie, kunnen de Nederlandse hulporganisaties, nu van start met het zoeken naar een locatie op het vasteland? Kan de selectie beginnen van minderjarigen die hiervoor in aanmerking komen? Wanneer horen we nu of het plan daadwerkelijk van start kan gaan en welke organisaties dit gaan uitvoeren? Ik hoor van de Staatssecretaris graag wat de stand van zaken is.

Voorzitter. We horen via de UNHCR in Athene dat vluchtelingen gedwongen worden teruggestuurd naar Turkije.

De voorzitter:

Sorry, maar voordat u daaraan begint, is er een interruptie van de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De heer Voordewind heeft het over het poldercompromis van het kabinet om geen kinderen hiernaartoe te halen, maar om ze in Griekenland op te vangen. Er staat een behoorlijk genadeloos artikel in De Groene Amsterdammer van 28 mei van mevrouw Beugel. Dat heeft de heer Voordewind vast gelezen, want hij wordt daarin uitgebreid geciteerd. Wat vindt hij van dat artikel, waarin staat: het plan van de regering is eigenlijk een lachertje; zo veel kinderen in Griekenland opvangen kan helemaal niet voor 4 miljoen euro? Voelt u zich dus niet een beetje bekocht met dit plan van de regering, zo vraag ik de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb zelf in de vluchtelingenzorg gewerkt. Ik weet ongeveer wel wat je met hoeveel euro zou kunnen doen. Ik heb zelf ook die projectvoorstellen gemaakt, voor de Europese Unie en de Nederlandse overheid. We gaan het afwachten. Het plan van de Staatssecretaris was inderdaad een compromis, maar het is een reëel plan. Het is nu natuurlijk wel afhankelijk van de uitwerking en van instemming van de Grieken met dit plan. Want er was een principeakkoord, maar ik hoor graag of dat nu definitief is. Ik heb in dat artikel uitgelegd wat de implementatie zou kunnen zijn. Maar ik heb ook tegen deze mevrouw gezegd dat dit een compromis was en dat het wat ons betreft meer had mogen zijn, maar dat het zo werkt in een coalitie.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maar dan is het plan dus flinterdun. Uit het artikel blijkt dat de afspraken zijn gemaakt met Griekse regeringsfunctionarissen, Griekse Ministers, die corrupt zijn. De heer Voordewind vraagt nu zelf aan de regering hoe het staat met de uitvoering. We weten dus nog van niks. Wat er op papier is gezet, is volgens mij flinterdun. Het zou zomaar kunnen zijn dat er helemaal niets van terechtkomt. Dan heeft de heer Voordewind dus ook niets geregeld. Is dat niet uiterst pijnlijk? Dan sluit ik me toch zeer aan bij de heer Bisschop, van de SGP nota bene, die vraagt: zouden we niet de echte weeskinderen zo snel mogelijk naar Nederland moeten halen? Bent u daar vandaag wel toe bereid?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik doe geen zaken met de Griekse overheid. Ik doe dat met deze Staatssecretaris en de coalitie. Vandaar mijn vraag hoe het ermee staat. Ik heb te maken met deze Staatssecretaris. Hoe het verder moet en wat er van de voorstellen van de heer Bisschop terecht zal komen, moeten we afwachten. Ik stel wel vast dat we nog een plan krijgen van Eurocommissaris Johansson. Dat is ook mijn volgende vraag aan deze Staatssecretaris: hoe staat het daarmee? Krijgen we dat inderdaad nog voor de zomer? Is de Staatssecretaris van mening dat als die twintig landen gevonden kunnen worden, Nederland dan ook onderdeel zou moeten uitmaken van de herplaatsingen? Ik hoor graag haar reactie daarop.

Voorzitter, mag ik verdergaan met mijn bijdrage?

De voorzitter:

Ja, gaat u verder.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan zet ik mijn teller ook weer aan.

De voorzitter:

U heeft nog twee minuten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De berichten van de UNHCR in Athene zijn verontrustend. Ik zei het al: volgens woordvoerder Boris Cheshirkov, als ik het goed uitspreek, worden mensen gedwongen teruggestuurd. Hij noemt deze berichten geloofwaardig. Wat weet de Staatssecretaris van het terugsturen van vluchtelingen door Griekenland naar Turkije? Wil zij opheldering vragen aan de Griekse overheid over deze berichten?

Er zijn aanklachten gedaan tegen de Griekse regering als het gaat om met scherp schieten op migranten en asielzoekers die vanuit Turkije naar Griekenland komen. Wat weet de Staatssecretaris daarvan? Is zij bereid, mogelijk met haar collega's in Europa, opheldering te vragen en te vragen naar een onafhankelijk onderzoek over wat er waar is van het met scherp schieten? Er is namelijk één dodelijk slachtoffer en er zijn minimaal vijf zwaargewonden. Ik hoor daar graag haar reactie op.

Voorzitter. Dan snel naar Iran. De Staatssecretaris heeft gezegd dat zij christenen niet meer onder de risicogroep laat vallen, maar alleen nog afvalligen. Dat betreuren wij ten zeerste. De Staatssecretaris zegt daar ook nog eens een keer bij dat die afvalligen hun geloof dan wel hebben moeten uitdragen, willen ze onder die risicogroep vallen. Dat betekent dat als zij bekeerd zijn tot het christendom of publiekelijk lhbti-gedrag vertonen of homoseksuele uitingen laten zien, zij wel onder de risicogroep vallen. Maar als zij dat niet doen – de risico's zijn namelijk heel groot als ze dat doen – en ze vervolgens in Nederland komen, dan vallen ze weer niet onder de risicogroep. Hoe legt de Staatssecretaris dat nou uit? Ik kan daar met mijn verstand niet bij. Als mensen bang zijn voor de gevolgen in Iran en uiteindelijk hier terechtkomen, dan hebben ze nog maar een hele kleine kans op asiel. Kan de Staatssecretaris dat wel uitleggen?

Dan...

De voorzitter:

Bij mij is de tijd op. Ik weet niet wat er nog op uw teller staat, maar...

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, een laatste zin dan over de lvv's. Is de Staatssecretaris, gezien de pauze van bijna drie maanden die we nu hebben door corona, bereid om de evaluatie van de lvv net zo lang uit te stellen, zodat we een reëel beeld krijgen van de werking van de lvv's?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ten slotte is het woord aan de heer Hiddema van FvD.

De heer Hiddema (FvD):

Dank, voorzitter. Deze week is het precies een jaar geleden dat mevrouw Knol werd gepresenteerd als de nieuwe Staatssecretaris. Zij zit hier een jaar. Proficiat, zeg ik uit beleefdheid, maar een bloemetje kan er niet vanaf. Als wij haar carrièrepad, gedurende dit halfjaar bewandeld, overzien, zien wij een smal, schamel, treurig paadje. De tijd vliegt, een jaar is zo voorbij en dat komt ook doordat je nergens een memorabel moment hebt op dat paadje, waarbij je denkt: «Oei, toen stond de Staatssecretaris pal. Daar was het de Staatssecretaris die...» Nee, ze is een jaar gaan zitten en er is niks gebeurd. Het paadje is verpieterd, en vandaar ook maar geen bloemetje.

Aan haar was de taak om de puinhopen in de asielketen aan te pakken en een oplossing te vinden voor het falende asielbeleid. Nu is de tijd om de balans op te maken. Is de Staatssecretaris in haar eerste jaar voortvarend te werk gegaan en wat is er zoal bereikt?

De voorzitter:

Een ogenblik. Voordat u dat gaat vertellen, is er eerst een interruptie voor u van mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik heb de vraag of de heer Hiddema ook kennis heeft genomen van de brieven van de Staatssecretaris over de hogetoezichtlocatie in Hoogeveen en de brief van de Staatssecretaris over de aanpak van overlastgevende asielzoekers. Laat ik het daar voor nu even bij houden. Heeft hij die brieven gelezen en hoe rijmt hij dat met zijn uitspraak dat deze Staatssecretaris hélemaal niets gedaan heeft?

De heer Hiddema (FvD):

Een. Het gaat u helemaal niks aan wat ik wel of niet lees. Ik hoef hier geen verantwoording af te leggen. Twee. Ik was nou net begonnen en dit gaat natuurlijk weer van mijn tijd af, tijd die ik nodig heb om op te sommen...

De voorzitter:

Nee, deze interruptie gaat niet van uw tijd.

De heer Hiddema (FvD):

... wat onder het regime van de Staatssecretaris is bereikt. En dan komt u mij vragen of ik briefjes lees. Wat is dat nou?

Mevrouw Becker (VVD):

Ik sloeg even aan op de nogal denigrerende inleiding van de heer Hiddema, die het had over een smal carrièrepaadje en een jaar waarin helemaal niets was gedaan. Ik vind er wat van als je zo'n uitspraak doet en vervolgens eigenlijk niet aangeeft dat je überhaupt de Kamerbrieven gelezen hebt over wat deze Staatssecretaris allemaal heeft gedaan. Daar vind ik wat van en daarom stelde ik deze vraag. Het is uw goed recht daar geen antwoord op te geven, maar ik zou dan in ieder geval het advies mee willen geven wel kennis te nemen van al deze brieven en al deze acties van deze Staatssecretaris. Zij zit er inderdaad nog maar een jaar, maar toch is zij op een aantal grote punten met stevige maatregelen gekomen. Dat zijn maatregelen die de heer Hiddema toch ook zouden moeten aanspreken, want zij gaat daarbij creatief juridisch te werk om de grenzen op te zoeken bij wat zij kan doen om deze overlastgevenden aan te pakken en binnen te houden.

De heer Hiddema (FvD):

Goh, een lesje van jewelste. Ik zal dit meenemen bij mijn uiteindelijke oordeel over wat de Staatssecretaris teweeg heeft gebracht. Maar laten we nu maar even vaststellen dat niet u maar ik de enige ben die haar gefeliciteerd heeft met dit prachtige jubileum. Een applausje hoeft niet, maar... Mag ik nu verder met mijn oude tijd?

De voorzitter:

Meneer Hiddema, nu gaat de tijd weer in. Ik zeg het maar te uwer geruststelling.

De heer Hiddema (FvD):

Wat is er zoal bereikt? Ik heb tussengevoegd: de asielindustrie floreert en het rapporteerwezen, dat allemaal falend beleid aan ons moet rapporteren, maakt overuren. Hele bossen worden geroeid om aan te tonen hoe het is gesteld met het asielbeleid. En wij zitten hier allemaal krachteloze debatten te voeren; laten we elkaar maar eens in de ogen kijken. We staan nu immers op het punt dat we even terugkijken naar alle mooie voornemens van een jaar geleden.

Wat is er feitelijk gebeurd? De Staatssecretaris, haar brieven volgend, heeft zich georiënteerd op de toekomst. Dat doen politici wel vaker: als je geen zicht hebt op het heden, dan kijk je naar de toekomst en vergeet je het heden. En de VVD is daarmee content. Nou ja, enige contentheid is u wel vergund, want onder uw regime, onder het regime van uw partij, is het een puinhoop geworden, mevrouw Becker. De Staatssecretaris – ze zit er nog maar een jaar – mag redden wat er te redden valt. Haar voorgangers kunnen we niet meer tot de orde roepen, maar ook die hebben alleen maar gezorgd voor de productie van een heleboel papier, uitleg, en rapporten. En de instroom gaat gewoon door! En uitzettingen vinden niet plaats! En dat is des Pudels Kern. Daar hebben we het hier over. Wij hebben het niet over het beleid dat beoogd wordt, maar over wat voor de burger zichtbaar is.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik weet dat ik niet in de positie ben om de heer Hiddema ter verantwoording te roepen, maar ik ben toch opnieuw geïnteresseerd, niet in de brieven die hij gelezen heeft, maar in of hij zich weleens heeft verstaan met de mensen die zich in Harderwijk een aantal jaren geleden ontzettend druk maakten en de noodklok luidden over het aantal overlastgevende asielzoekers dat de omgeving onveilig maakte. Weet hij ook hoe er in Harderwijk op dit moment, na het beleid van deze Staatssecretaris, over die situatie wordt gedacht?

De heer Hiddema (FvD):

Had ik me nou op de mening van de gemiddelde burger in Harderwijk moeten baseren om met u een logisch debat te voeren? God, had ik dat geweten, had ik het gedaan. En dan is het nog maar de vraag wie je daar spreekt, in Harderwijk. Ik kom ook wel in oorden rondom het IJsselmeer, en daar zijn ze bepaald niet gecharmeerd van het asielbeleid van uw partij, kan ik u zeggen. Misschien is er nog een kleine enclave in Harderwijk die er anders tegen aankijkt. Het is zeker de moeite waard om daar eens te gaan kijken.

De asielzoeker zelf moet kennelijk ook weten dat het daar prettig toeven is, want die mag nou naar Burgum. Daar moet u ook eens op visite gaan. Heeft u dit gezien? Dit is een foto van het nieuwe opvangcentrum voor aankomende asielzoekers. Een prachtige wijk – ik kom daar nog wel op – met speeltuintjes, prachtig ingericht. Je bent van lotje getikt als je de oversteek niet waagt als je dit soort berichten in Noord-Afrika onder ogen krijgt; en dat zal wel gebeuren. Kijk nou eens hier: Burgum opgestoten in de vaart der volken.

De voorzitter:

Meneer Hiddema, dank u wel. Nu is het woord weer aan mevrouw Becker. Als u even uw microfoon uitzet... En dan zeg ik er nog één ding bij. Het zal u toch niet onbekend zijn dat we proberen om hier via de voorzitter te spreken. Probeert u dat dus in het vervolg ook even. Ik maak het u niet makkelijk; dat begrijp ik. U kunt het. Mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik ben het helemaal met de heer Hiddema eens dat het asielbeleid niet bedoeld is om alleen maar gebruik te maken van bossen om het op papier te zetten en het niet in de praktijk te brengen, vandaar mijn oproep. Die was echt niet flauw bedoeld. Maar Harderwijk is gewoon een van die concrete plekken waar de mensen zeggen dat ze daadwerkelijk wat merken van de inzet van een ketenmarinier, die partijen bij elkaar brengt om op het moment dat een asielzoeker overlastgevend gedrag vertoont, te zorgen dat de juiste maatregelen worden genomen om zo iemand in de kraag te vatten. Ik doe dus een oproep. Ik zag dat u deze week nog genoeglijk achter 1,5 meter bier in Volendam zat. Ga ook naar een plaats als Harderwijk. Ga ook naar andere locaties waar men zich zorgen maakt over overlastgevende asielzoekers. Het probleem is zeker nog niet overal opgelost – in Ter Apel maakt men zich nog steeds veel zorgen; dat wil ik niet bagatelliseren – maar er worden verbeteringen bereikt door het beleid. Dat wilde ik gezegd hebben.

En tot slot. Als u mij een plaatje laat zien van faciliteiten van azc's...

De voorzitter:

Nee, niet «u». «Meneer Hiddema» laat u plaatjes zien.

Mevrouw Becker (VVD):

Wij hebben ook moties ingediend over versobering, en ik heb deze Staatssecretaris ook horen zeggen dat zij de opvang zo sober mogelijk wil inrichten. Ik ga er dus van uit dat zij dat zal doen.

De heer Hiddema (FvD):

Het is een vergadering van jewelste. Het gaat inmiddels goed met het knopje van de microfoon, hè?

De voorzitter:

Ja, ja. Zeker.

De heer Hiddema (FvD):

Ik heb de geachte afgevaardigde van de VVD net horen zeggen – ik hoop dat ik me niet vergis – dat ze een ontspannen moment met een kopje koffie met een van onze collega's wou delen om het een en ander uit te leggen. Ik vind het gepast om het hier niet over te hebben, maar onder die omstandigheden wil ik haar er wel van overtuigen dat ik nooit bier drink. Als u dat geruststelt... Mogen we dan nu verder met de dingen waar...

De voorzitter:

Dat is aan u. Ja, zeker. Gaat uw gang.

De heer Hiddema (FvD):

Wat in ieder geval is bereikt, is dat in 2019 weer een nieuw immigratierecord is gevestigd. Voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis kwamen er in één jaar tijd netto meer dan 110.000 immigranten naar Nederland; dat is netto, na aftrek van alle mensen die het land hebben verlaten. Van die 110.000 is ook nog eens het merendeel afkomstig uit niet-westerse landen. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dit nieuwe record? Mag ik ervan uitgaan dat alle alarmbellen op het ministerie zijn afgegaan en dat er ingrijpende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat we volgend jaar weer een nieuw record vestigen? Het tegendeel lijkt het geval. In plaats van dat er maatregelen worden getroffen om de asielstroom terug te dringen, worden er extra opvangplekken gerealiseerd om aan de toegenomen vraag te voldoen. En wat voor opvangplekken! Burgum is al genoemd. Daar is vorige maand een asielzoekerscentrum opgeleverd dat meer weg heeft van een vakantiepark: groen, sprookjesachtige hofjes, een sportveld... Nou, dat is een wervend perspectief naar Noord-Afrika toe. Noem het maar op. Prachtige, volwaardige nieuwbouwwoningen worden in gebruik genomen door nieuwkomers die nog niets hebben bijgedragen aan onze maatschappij en dat – dat wijst de praktijk uit – in de toekomst ook vast en zeker niet zullen doen. Waarom worden dit soort pittoreske vakantieparken gebouwd voor asielzoekers? Een nieuwbouwwoning voor asielzoekers die nog niet eens een verblijfsvergunning hebben, hoe valt dat uit te leggen aan de Nederlanders die door het vuur zouden gaan voor zo'n woning, maar al jarenlang op de wachtlijst staan? Die vind je kennelijk niet in Harderwijk. Is het daar ontvolkt? Waarom worden asielzoekers wel en Nederlandse woningzoekenden niet geholpen?

Ook niet onbelangrijk: wat betekent de massale instroom van de vele tienduizenden vreemdelingen uit niet-westerse landen voor onze veiligheid? Het incidentenoverzicht van 2019 wijst uit: weinig goeds. Het aantal geregistreerde misdrijven met een asielzoeker als verdachte nam met maar liefst een kwart toe, een nog grotere stijging dan de stijging van het aantal asielzoekers. Er komen dus niet alleen meer asielzoekers in ons land, maar ook een groter deel van de asielzoekers wordt verdacht van een misdrijf, meer dan 4.000 gevallen, en door het Openbaar Ministerie ook nog gedagvaard. De informatie ontbreekt in hoeveel van die gevallen ook voorlopige hechtenis is toegepast.

Zoals ik al vaker heb betoogd, is het essentieel om zo veel mogelijk criminele asielzoekers in voorlopige hechtenis te zetten. Het zijn recidivisten, zonder uitzondering. Dat verleidt hen er immers toe om het land te willen verlaten. Wanneer asielzoekers meewerken aan hun uitzetting, is er nooit een herkomstland dat hen niet terugneemt. Ze kunnen er zelf voor zorgen met behulp van familie, een paar centen aan de notaris en het is zo geregeld. Dat zeg ik niet; dat zegt Van Zwol en dat zegt een voormalig directeur van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Tot haar verbazing kwam ze tot die bevinding.

De voorzitter:

U heeft nog driekwart minuut.

De heer Hiddema (FvD):

Pardon?

De voorzitter:

Nog 45 seconden.

De heer Hiddema (FvD):

Ik heb de Staatssecretaris gevraagd in hoeveel van die gevallen tot voorlopige hechtenis is overgegaan. Ik wil dat het ministerie een aanwijzing geeft aan het OM om dat te doen, want dan lost het probleem zich op.

Met de dwangsommen is het ook helemaal uit de hand gelopen. Ik wil graag weten waar de teller nu staat. Ik wil ook wel eens weten of de Staat nog steeds niet zo slim is om de portemonnee van de burger te bewaken dat hij een procedure begint tegen zo'n boeteclaim. Dat kan. Als een asielzoeker niet te goeder trouw profiteert van de vertraging die hij zelf teweegbrengt, dan kan de rechter bepalen dat hij handelt in strijd met de goede trouw. Dan kan die uitkering worden gestaakt of opgeschort. Als de asielzoeker dan helemaal geen asielzoeker blijkt te zijn, niet terecht, dan krijgt hij geen cent. Want blijkt hij niet te goeder trouw te zijn geweest en misbruik te hebben gemaakt van de procedure, dan kan hij zijn dwangsom vergeten. Waarom doet de regering dat niet?

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Hiddema (FvD):

O.

De voorzitter:

Hier moeten we het bij laten.

De heer Hiddema (FvD):

Maar ik krijg nog een tweede termijn.

De voorzitter:

Zeker.

De heer Hiddema (FvD):

Ik heb nog een motie van treurnis. Ik mag toch moties indienen in tweede termijn?

De voorzitter:

Zeker, dat mag. Dat gaan we zo meteen wel zien.

De heer Hiddema (FvD):

Ja, maar dan mag ik ook een toelichtinkje geven.

De voorzitter:

Ja, dat komt allemaal nog.

Daarmee eindigt de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik denk dat u allemaal langzaam maar zeker aan een broodje toe bent of iets anders. Ik kijk even naar de Staatssecretaris hoeveel tijd zij nodig heeft. Ik dacht tot 12.30 uur te schorsen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Tot 12.30 uur? Oké. Ja, dat redden we wel.

De voorzitter:

Fijn, dan zien we elkaar om 12.30 uur terug.

De vergadering wordt van 11.49 uur tot 12.33 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, we gaan weer van start. We zijn toe aan de eerste termijn van de zijde van de Staatssecretaris. Zij gaat staccato antwoorden, zorgvuldig doch beknopt, zoals wij haar kennen. Ik wens haar daar veel succes mee. Het woord is aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank, voorzitter. Ik hoor een soort aansporing, een positieve manier om iemand tot iets te bewegen. Je zegt dan «goh, dat doet ze altijd», terwijl dat niet altijd het geval is. Maar goed, ik heb wel afgezien van een algemene inleiding, want ik denk dat dat een beetje veel tijd zou vergen. En er zijn zo veel vragen gesteld dat we het op een andere manier effectiever doen.

Laat ik beginnen met de stand van zaken van het nieuwe asiel- en migratiepakket, het GEAS. Een groot deel van de leden heeft hiernaar gevraagd. Het zal u niet verbazen dat als gevolg van de coronacrisis, de publicatie van het pact vertraging heeft opgelopen. Het was voorzien voor half april, maar toen werd het half mei, en de laatste signalen zijn dat het hopelijk eind deze maand wordt uitgebracht. Ik hoop dat ik mevrouw Johansson daar nog toe kan aansporen. Het zou namelijk wel heel prettig zijn als we voor de zomer dat pact op tafel hebben liggen.

Voor mij en voor Nederland is het van belang dat de asielprocedure efficiënter wordt, niet alleen hier, maar ook elders in de Europese Unie. In Nederland hebben we het op zich nog redelijk op orde, maar er zijn ook landen waar het iets minder efficiënt geregeld is dan bij ons. Als de procedure efficiënter wordt, kunnen we oneigenlijk gebruik en overlast aanpakken. Het acquis moet overal in de Europese Unie ook daadwerkelijk worden geïmplementeerd. Primaire, maar ook secundaire migratiestromen moeten EU-breed worden aangepakt. Door die bril zullen we naar de Commissievoorstellen kijken. Want voorkomen moet worden dat onderhandelingen andermaal vanaf de start belast worden met de kwestie van de herverdeling. Idealiter is dat het sluitstuk van de discussie over een efficiënter Europees asielsysteem. De eerste indicaties zijn positief, afgaand op het bezoek van de Commissarissen Johansson en Schinas aan Den Haag van eind januari. Daar bent u ook bij betrokken geweest. En ook afgaand op de uitspraken van Johansson in onder meer de JBZ-Raad. Mijn ervaring met mevrouw Johansson is dat zij echt heel actief aan de gang wil gaan zodra het pact er is. Dus eerst wil ze actief aan de gang gaan met het pact en vervolgens wil ze ervoor zorgen dat we daar ook met z'n allen goed mee uit de voeten kunnen. De Commissie heeft een goed beeld van de problematiek en lijkt de juiste lessen te trekken uit de discussie over het GEAS-pakket onder Juncker. Dat is een «targeted recast». Dat betekent dat niet alles in één pakket komt, maar dat stukjes die beter kunnen, meteen verbeterd worden. Maar hoe dit in de voorstellen concreet invulling krijgt, is nog niet bekend. De voorstellen zijn nog niet uitgebracht en daar kunnen we het dan ook verder niet over hebben. Als we dat zouden gaan doen, is het speculeren, en daar komen we geen cent verder mee.

De essentie van de inzet van Nederland, van mijn inzet in het GEAS, is het Europees-breed aanpakken van oneigenlijk gebruik van de asielprocedures door gerichte aanscherping van de regels, een aanscherping van de regels ook ten aanzien van de lidstaten. Dat betekent concreet in de eerste plaats een verplichte grensprocedure aan de buitengrenzen van de Unie, zodat degenen met een kansarm asielverzoek geen toegang krijgen tot de Unie. Het betekent in de tweede plaats robuuste Dublinregels, zodat asielshoppen en asielhoppen niet lonend wordt, en secundaire migratie afneemt. In de derde plaats betekent het een betere EU-brede registratie van asielzoekers en irreguliere migranten, om misbruik van regels effectiever tegen te kunnen gaan. En ten vierde betekent het: monitoring door EASO en een strakker toezicht door de Commissie op het naleven van de afspraken door en in de lidstaten. Dit ook ter verbetering van de kwaliteit van de procedure en de opvang in de lidstaten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank voor de toelichting van de Staatssecretaris. Ze somde net eventjes het rijtje van zaken op die de inzet van Nederland zouden moeten zijn voor dat GEAS, het gemeenschappelijk asielbeleid in Europa. De Staatssecretaris heeft ongetwijfeld een voorgesprek gehad met de Eurocommissaris over dat pakket en wat de inzet van Nederland daarbij zou kunnen zijn. De Staatssecretaris noemde hierbij niet een gezamenlijk uitzetbeleid van Europa, of eventueel ook een mogelijkheid voor herplaatsing, los van de eerste selectie aan de buitengrens. Kan de Staatssecretaris hier nu zeggen dat als herplaatsing in het pakket zit, Nederland niet een soort bail-out gaat organiseren, waarbij wij ons daaruit gaan terugtrekken?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het onderdeel dat de heer Voordewind noemt, herplaatsing, wil ik gewoon bezien binnen het totaalpakket, waar mevrouw Johansson mee komt. Ik zeg op dit moment nergens nee of ja tegen. Ik moet het hele pakket bekijken en ik breng nu naar voren op welke punten Nederland aanscherping wil van de regels. Daarnaast – daar was ik nog niet aan toe gekomen – is er de solidariteit met de lidstaten die te maken hebben met een aanhoudende en disproportioneel hoge asielstroom. Dat betekent dus ook dat je asielzoekers overneemt als er een kansrijke aanvraag is vanuit die lidstaten. Belangrijk is dat álle lidstaten hier dan aan deelnemen en dat pakket wil in zijn totaliteit eerst zien.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De term «allen» is hier natuurlijk allesbepalend, want dat hebben we eerder gehoord. We hebben ook eerder gehoord – ik geloof van de Minister-President – dat een groot deel van de lidstaten dan in ieder geval moest meewerken. We hebben eerder «op z'n minst twintig» gehoord. Houdt de Staatssecretaris nu halsstarrig vast aan «allen», want dan weten we wat de uitkomst is. We weten immers wat Hongarije en Tsjechië vinden. Of zegt zij: het moet een totaalpakket zijn en daarbij moet herplaatsing wel breed gedragen worden, maar we voorzien natuurlijk ook dat «allen» niet meer haalbaar is?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat de heer Voordewind heel goed weet welke ideeën er leven bij de Commissie over herplaatsen en over daar op een andere manier aan meedoen. Dat betekent wat mij betreft dat álle lidstaten eraan meedoen om de solidariteit met elkaar te bewaren en dat betekent helemaal niet dat iedereen moet zeggen: we doen het zo. Maar het betekent wel dat er solidariteit is over het pakket dat aangeboden wordt door de Commissie.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mevrouw Becker heeft gevraagd of we crisisproof zijn. Zijn we wel klaar voor een crisissituatie als er nog geen pact ligt? Ik kan een aantal dingen constateren over wat er nu gebeurt. Tussen de Europese Commissie en Turkije vindt overleg plaats over de afspraken die in 2016 in het kader van de EU-Turkijeverklaring zijn gemaakt om ongecontroleerde migratie vanuit Turkije naar de Europese Unie te voorkomen. Sinds maart van dit jaar wordt er aan de EU-buitengrenzen tussen Griekenland en Turkije een snelle grensinterventieoperatie van Frontex uitgevoerd. Het aantal aankomsten vanuit Turkije in Griekenland is daardoor sterk afgenomen. In eigen land worden in de binnengrenszone MTV-controles door de KMar uitgevoerd om illegale grensoverschrijding te voorkomen. Deze controles kunnen geïntensiveerd worden als dat noodzakelijk wordt geacht. Op dit moment vindt het kabinet deze controles voldoende en acht het kabinet het niet wenselijk om binnengrenscontroles in te voeren. Het kan echter in het uiterste geval overwogen worden, maar daar wil ik nu niet op vooruitlopen. Hoewel er geen specifieke afspraken zijn gemaakt over een plotseling verhoogde druk op de buitengrenzen, hebben de ervaringen uit 2015 ons geleerd om echt alert te blijven. Het kordate optreden van de Europese Unie en de Europese lidstaten eerder dit jaar, toen de druk op de Griekse grenzen toenam, is een voorbeeld dat men kordaat heeft opgetreden.

Mevrouw Becker heeft ook nog een vraag gesteld over een plan B voor het GEAS, een soort mini-Schengen: wel vrij reizen, maar toch grip op de migratie. Zoals vorig gemeld aan de Kamer heeft Nederland in EU-verband voorstellen gedaan om Schengen te versterken en een strengere link te leggen tussen Schengen en het naleven van het EU-asielacquis. En dat blijft steeds de Nederlandse inzet. In dat verband past het daarom nu niet om met een paar lidstaten over een mini-Schengen te spreken. Wij hopen dat we dit zo snel mogelijk kunnen realiseren. Het ligt op tafel, want wij hebben het vorig jaar op tafel gelegd richting Europa. Het ligt er en het is nog steeds onze inzet.

Dan had mevrouw ook nog een vraag over de speciale migratiegezant. Ik vond het leuk om van de heer Van Ojik te horen dat hij de speciale migratiegezant is geweest. Tegenwoordig is het Joost Klarenbeek en Marit Maij is uw voorganger geweest, voor zover ik weet. Ik had het idee dat mevrouw Becker een iets andere persoon in Brussel voor zich zag: zij zag niet u fysiek voor zich, maar een soortement oliemannetje in Brussel. Wat zei u?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Een marinier.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nou ja, dat zijn uw woorden.

Het belang dat mevrouw Becker noemt, het belang van een aanpassing van de Europese asielregels, deel ik zeer. Een aanpassing van die regels is hard nodig. Ik heb zojuist gezegd wat de inzet van Nederland is om de aanpak van de problemen, zoals secundaire migratie, overlast en het zich onttrekken aan terugkeer, verder te verbeteren. De rode draad van mijn inzet is dat het traditionele op rechten geënte systeem wordt gecomplementeerd met een sterk systeem van regels en ook verplichtingen. Niet alleen ik maar ook de ambtenaren brengen onze zienswijze, inclusief onze belangen, actief onder de aandacht van de Europese Commissie en de andere lidstaten. Daar hebben we het over, daar spreken we over en voor zover dat in onze macht ligt, wordt dat aan alle kanten heel duidelijk onder de aandacht gebracht.

Met enkele van mijn collega's in Europa, niet alleen met enkele maar met meerdere, heb ik daarover ook contacten. Dat gebeurt sowieso in JBZ-verband – maar dat zijn vaak meer statementtoestanden – maar ook meer bilateraal om te zorgen dat we een stelsel krijgen dat robuust is en waar we de toekomst mee in kunnen. Dat doen we dus niet alleen in Raadsvergaderingen, maar ook in informele contacten in Brussel en de Europese hoofdsteden. Dat wordt op dit moment een beetje beklemd door corona, maar dat lukt toch nog wel. Mijn plaatsvervangend dg internationaal migratiebeleid, Daan Huisinga, is speciaal voor migratiediplomatie vrijgemaakt en is medeverantwoordelijk voor de hervorming van het GEAS. Wij doen er dus een hoop aan. De afdeling JenV van onze Permanente Vertegenwoordiging in Brussel speelt een belangrijke rol, evenals de vertegenwoordigers op de Europese posten, waaronder de JenV-raden in Berlijn en Parijs. Vanuit deze actieve inzet en structuur is het niet nodig om iemand in Brussel aan te stellen die zich voltijds met het asieldossier gaat bezighouden, zoals mevrouw Becker gevraagd heeft.

De heer Voordewind had nog een vraag...

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik vind het heel interessant om te horen wat er allemaal al gebeurt, maar we weten ook dat het zoeken naar een Europese consensus sinds de totstandkoming van de EU-Turkijeverklaring begin 2016 behoorlijk vastzit. Ik vroeg me af of de Staatssecretaris kan zeggen of zich al iets van een consensus of een begin van een consensus aftekent. Het lijkt nu een beetje alsof we allemaal wachten op wat er straks uit Brussel komt, maar de Commissie kan ook maar tot zo ver opereren als de lidstaten zeggen: dit is een goede weg. Misschien kan de Staatssecretaris iets meer inhoudelijk zeggen of er al een consensus gloort aan de horizon.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik zou graag tegen de heer Van Ojik willen zeggen «het gloort niet alleen, de zon begint al half te schijnen», maar... Wij vinden elkaar in grote lijnen allemaal wel op de punten, zoals Dublin, misbruik, secundaire migratie en dergelijke, maar ik durf nu niet te zeggen dat er specifiek iets gloort waarvan ik kan zeggen: die kant gaat het op. Ik wil niet alles op corona gooien, maar het is toch heel jammer dat je op dit moment alleen maar video hebt. Je kunt mensen niet eventjes en marge van de vergadering spreken. Je moet echt actief gaan bellen. Dat gebeurt ook wel, maar je zit niet van 's ochtends negen tot 's avonds zes aan de telefoon. Ik zou heel graag willen zeggen dat er iets gloort. Er gloort zeker iets wat betreft de grensdetentie. Johansson heeft van tevoren gezegd dat ze die kant op wil. Ik noem grensdetentie en kansrijken de mogelijkheden geven om naar de Unie te komen. Maar hoe dat zich werkelijk gaat uitpakken, kan ik niet overzien. Daar zitten natuurlijk een hoop mitsen en maren aan. Ze wil ook absoluut hard werken aan terugkeer. Dat heeft Schinas ook gezegd. Daar vindt ze iedereen in, maar hoe dat werkt, kan ik ook niet zeggen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Wat ik hoor uit de contouren van het migratiepact is: alle asielprocedures aan de grens, binnen zes weken moet het afgehandeld zijn en detentie. Nou, het zou knap zijn als wat de afgelopen zes jaar in Griekenland niet gelukt is, nu wel zou lukken, maar ik denk dat je daar nog wel consensus over krijgt. Maar dan wordt natuurlijk het hete hangijzer of je vervolgens ook bereid bent om te gaan hervestigen. Maar ik hoor van zeer betrouwbare bronnen dat landen bijna per schip of per crisis mogen pledgen. Met andere woorden: ik steek mijn hand op als ik wel een paar mensen wil overnemen. Als dat de weg is die bewandeld gaat worden, gaat dit pact toch nooit tot een pact komen? Dan wordt het toch niet iets wat serieus gaat werken? Het is toch naïef om te denken dat dit nu wel gaat vliegen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mevrouw Kuiken weet al meer van het pact dan bij mij bekend is. Het klopt wel wat betreft de grensdetentie en dergelijke. Die ideeën zitten er duidelijk in. Vervolgens is de formule wat betreft het hervestigen: solidariteit. Maar solidariteit betekent, althans in de ideeën die wij gezien hebben – of gehoord, want gezien heb ik nog niks – dat sommige landen mensen overnemen en andere landen op een andere manier aan hun solidariteit kunnen bijdragen. Dat is mijn stand van zaken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mevrouw Becker zit hier een gloedvol betoog te houden over dat Nederland zo aan de knoppen zit, maar ondertussen weten we niet eens hoe de herverdelingssystematiek geregeld moet gaan worden. Dat betreur ik dus al. Maar laat ik het anders formuleren. Als dit het uitgangspunt gaat worden, vergeet het dan maar. Als je niet voor een langere termijn zegt «dit is wat wij als Nederland in de komende jaren kunnen opvangen», maar bijna per boot gepledged moet worden, gaat dat niet gebeuren. Bovendien krijgen we dan elke keer een shitstorm over ons heen van: waarom betaalt Nederland niet gewoon en doet het geen hervestigingen? Dat moet je jezelf als land ook niet aan willen doen. Kortom, als dit echt de contouren zijn en als dit tot een pact moet komen, zou ik bijna zeggen: laat maar zitten. Want dit gaat ’m gewoon niet worden, nog los van allerlei inhumane toestanden als je mensen in grensdetentie houdt maar er vervolgens geen plekken zijn om mensen naar terug te sturen of te hervestigen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik vertrouw op het pact dat door mevrouw Johansson aan ons zal worden gepresenteerd. Dat pact, in zijn totaliteit, wil ik zien. Dan pas kan ik beoordelen of er elementen in zitten, zoals mevrouw Kuiken nu schetst, die misschien tot moeilijkheden leiden. Ik weet niet of dat zo is. Ik wil het hele pact zien, en de bedoeling van Johansson is om te zorgen dat er draagvlak is bij de lidstaten. Daar is ze heel actief mee bezig. Ik wacht dat dus af. De Commissaris weet wat de inzet van Nederland is en kent onze opvattingen erover. Ze is hier geweest en heeft ook met uw commissie gesproken. Ik kan nu dus speculeren over van alles, maar dit is ongeveer de lijn die wij volgen.

De voorzitter:

Een tweede interruptie van mevrouw Kuiken, van de drie.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dan nog een concrete vraag. Gaat Nederland akkoord met een pact waarbij we per boot moeten zeggen: joh, wij willen er wel een aantal hebben? Ik mag toch hopen dat Nederland slimmer is dan dat. Dat is mijn eerste concrete vraag.

Ten tweede. Als landen pertinent weigeren om ook maar iets te doen aan hervestiging en opvang, is het dan ook geen tijd om kritischer te gaan kijken naar wie er wel of niet thuishoort in Schengen? Want wat hebben we eraan als je alleen met de lusten mee wil doen en niet de lasten wil delen? Zouden we daarin dan ook niet veel strenger moeten opereren?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat laatste is inderdaad mede de inzet van het voorstel dat Nederland medio vorig jaar heeft gedaan voor de herziening van het GEAS. Dat heb ik ook naar uw Kamer gestuurd. Wij willen juist ook kijken hoe we met Schengen uit de voeten moeten als lidstaten niet meedoen.

Dan het voorbeeld dat mevrouw Kuiken noemde van het beoordelen per schip. Nederland is altijd voor structurele oplossingen en niet voor ad-hocoplossingen. Wat mevrouw Kuiken noemt – dus per schip gaan beoordelen hoe of wat – is een ad-hocoplossing. Daar is Nederland dus geen voorstander van.

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken nog.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Afrondend. De laatste twee dingen die de Staatssecretaris zegt, lijken mij goed. Dan ga ik er ook van uit dat Nederland niet akkoord gaat met een pact waarin men alleen maar houtje-touwtjeoplossingen ziet, en ook niet aan grensdetentie gaat doen en allerlei inhumane toestanden accepteert, terwijl nog niet geregeld is dat er ook daadwerkelijk sprake is van hervestiging. Dan ben je namelijk volgens mij heel fout en heel vals bezig. Dat is wel waar ik het kabinet aan houd. Dan een allerlaatste opmerking: op het moment dat dit kabinet niet weet wat er nu precies op het hoogste niveau in Europa wordt besproken en we geen idee hebben wat die contouren gaan zijn, maak ik me ernstig zorgen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mevrouw Kuiken mag die zorgen hebben, maar die deel ik toch niet helemaal. Van wat er in Europa speelt met het GEAS zijn wij best goed op de hoogte, maar de echte inhoud van het pact is ons niet bekend op dit moment. Dat wordt bekend op het moment dat mevrouw Johansson het pact bekendmaakt.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik vind het toch een beetje een rare situatie. We zitten met z'n allen een beetje in het luchtledige te praten over een pact dat nog niet bestaat, maar waarvan de inzet door de Nederlandse regering wel heel duidelijk is gemaakt. De Staatssecretaris zegt dat duidelijk is dat Brussel weet wat Nederland wil en wat onze rode lijnen zijn. Tegelijkertijd weigert zij aan te geven hoe zij er zelf in staat. Stemt zij straks wel in met een al dan niet verplicht hervestigingsplan? Of stemt zij daar niet meer in? Het is toch raar dat wij hier een debat zitten te voeren op basis van niets en dat we straks moeten wachten op een rapport van de Europese Commissie waar wij ons dan maar naar moeten voegen, zonder dat we daar al enige invloed op kunnen uitoefenen? We kunnen toch niet wachten totdat er hier straks weer een voldongen feit ligt en de Staatssecretaris dan zegt: «Dit is zo bedongen door de 27 lidstaten en daar kan ik nu weinig meer aan doen; het is nu eenmaal zo, we hebben helaas niet eerder kunnen ingrijpen, want we wisten het niet». Dat is toch geen normale gang van zaken? Wij willen voorkomen dat we straks voor voldongen feiten komen te staan en te maken krijgen met vanuit Brussel opgelegde dictaten over hoeveel asielzoekers, migranten, arbeidsmigranten en dergelijke er naar Nederland worden gestuurd, zonder dat wij hier als Kamer vooraf kunnen controleren of we het daar überhaupt mee eens zijn. Ik vind het dus een hele rare gang van zaken. Ik zou de Staatssecretaris dus willen vragen: verduidelijk dat, geeft aan wat nu de stand van zaken is. Er gaan conceptversies rond. Dat zijn die geheime versies, de limité-versies. Die liggen er allemaal. Deel die met de Kamer. Laat zie hoe de vlag erbij hangt, zodat we kunnen ingrijpen voordat het te laat is. Het kan toch niet dat we dat allemaal zomaar toestaan? Dat het er gewoon doorheen komt straks?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Zoals ik al gezegd heb: wat betreft Nederland zitten wij er via onze Permanente Vertegenwoordiging en onze ambtenaren bovenop. Het kabinet hecht aan een vorm van verplichte solidariteit. Dat heb ik al gezegd. Maar de wijze waarop hier invulling aan gegeven kan gaan worden, zal veelal afhangen van het hele pakket aan voorstellen van de Europese Commissie.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Maar een democratie werkt toch niet zo dat wij als Kamer zomaar een carte blanche geven in de zin van «doet u maar wat in Brussel», en dat wij als de kogel door de kerk is, wel wat aan de zijlijn roepen terwijl we niks meer kunnen veranderen en wij er geen invloed op kunnen uitoefenen? Dat is toch niet hoe het hier werkt? Dat kan toch niet? Er moet toch gewoon duidelijkheid komen over wat de regering nou wel gaat doen, waar zij wel mee gaat instemmen en waar zij niet mee gaat instemmen? Wij willen die duidelijkheid gewoon hebben.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp dat de heer Emiel van Dijk duidelijkheid wil hebben. Die duidelijkheid komt op het moment dat er een pact is. Op dat moment is de Kamer net zo aan zet. Dus om over allerlei versies die het misschien niet gaan halen of misschien gewijzigd worden, te gaan speculeren en daar met u over in debat te gaan, is niet zo heel erg zinvol. Zinvol is het volgende. Nederland hecht aan een vorm van verplichte solidariteit. De wijze waarop daaraan invulling wordt gegeven, zal afhangen van het totale pakket dat blijkt uit de voorstellen van de Commissie. Daar hebben we het dán over. Want dan weten we precies waar we mee bezig zijn.

De voorzitter:

Dan is er nog een interruptie voor u van de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nou, ik word er niet heel optimistisch van als je je afvraagt of er nog iets uit Brussel komt binnenkort. Er komt eigenlijk al vier jaar niets uit Brussel. Sinds de EU-Turkijedeal zit het volledig vast. De regering zegt steeds: wij werken niet mee aan ad-hocoplossingen, wij doen alleen aan structurele oplossingen, ook als het bijvoorbeeld over de Griekse kinderen gaat. Maar die structurele oplossing is er niet. En die gaat er ook niet komen. De heer Voordewind zei dat terecht: landen als Polen en Hongarije gaan nooit akkoord met hervestiging of wat dan ook. Die willen helemaal niets. Die zitten op slot. Dus het lijkt eigenlijk een beetje een trucje te worden als Nederland steeds blijft zeggen «wij doen alleen mee aan structurele oplossingen», als die er nooit gaan komen. Dan hoeft u dus niks te doen. Ik ben het eens met degenen die zeggen: ga dan over tot afspraken als je bijvoorbeeld 20 in plaats van 26 landen hebt. Is dat niet een veel redelijkere richting waarin u dan zou moeten gaan werken?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Zoals ik het begrepen heb, is dat nou juist de inzet van mevrouw Johansson. Ik neem het voorbeeld van hervestiging. Zij wil daarvoor een gemengd pakket geven, namelijk dat je mensen kunt overnemen, maar dat het ook op een andere manier geregeld kan worden. Op die manier moet de solidariteit vorm krijgen. Zij hoopt en denkt dat de lidstaten het daarmee eens kunnen zijn. Dat is heel belangrijk. Ik ben het met de heer Jasper van Dijk eens dat er lidstaten zijn die niet meteen vooraan gaan staan bij hervestiging. Dat ben ik volstrekt met hem eens, maar het is nou juist de inzet van mevrouw Johansson om ervoor te zorgen dat er een pakket, een pact, komt waarin dat evenwichtig wordt verdeeld. Die balans is van groot belang. Wij wachten totdat wij zien hoe ze die balans het beste naar voren brengt. Wij zien dan ook welke landen aan het ene stukje van de balans meedoen en welke landen aan het andere stukje.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Je zal nooit tot goede afspraken komen, als je die onwillige landen niet stevig onder druk zet. Net kwam Schengen even als sanctie voorbij. Als landen als Hongarije of Polen pertinent niet mee willen doen aan herverdeling, is het dan inderdaad juist dat de Nederlandse regering van mening is dat die landen als sanctiemiddel uit Schengen gezet kunnen worden? Want dat is in ieder geval duidelijke taal. Dan weten we in ieder geval wat er zo over tafel gaat. Klopt dit?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nederland heeft altijd gezegd, zeker sinds het document dat vorig jaar het licht heeft gezien, dat het consequenties wat betreft Schengen moet hebben als lidstaten niet meedoen aan datgene wat we met z'n allen in Europa afspreken.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik vind het wel interessant dat de Staatssecretaris zegt dat er mogelijk andere vormen van solidariteit zijn dan herverdeling voor lidstaten zoals Hongarije en Polen. Ik heb de Eurocommissaris ook horen zeggen: you cannot pay your way out of responsibility. Het gaat dus niet om financiële bijdragen. Ik denk dan ook meteen dat Nederland als nettobetaler dan misschien bijna niemand meer hoeft op te vangen, omdat het zijn financiële bijdrage al levert. Dat zou een interessant stelsel zijn. Maar goed, de Eurocommissaris heeft gezegd dat we het niet op die manier gaan doen. Aan welke vormen van solidariteit wordt gedacht? Hoe kan dit soort lidstaten hun verantwoordelijkheid nemen zonder te betalen en eventueel ook zonder vluchtelingen op te nemen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wij wachten af wat blijkt uit dat pact. Mevrouw Becker heeft gehoord: you cannot pay your way out of it. Dat is ook hetgene wat ik in januari aan mevrouw Johansson heb gevraagd. Toen zei ik: je betaalt 10, 20 of 50 miljoen en voor de rest ben je van het gedoe af. Dat is natuurlijk een makkie. Toen heeft mevrouw Johansson precies gezegd wat mevrouw Becker nu zegt. Ik verwacht dus dat daar heel wat intelligentere ideeën voor komen dan dat je alleen maar een bedrag op tafel legt, want dat is natuurlijk niet de manier waarop we dit zouden moeten doen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik zit nog een beetje te kauwen hierop, want ik begrijp het ongemak van de Staatssecretaris heel goed. We moeten straks natuurlijk een pakket voor ogen krijgen waarin al die aspecten worden meegenomen. Het oneigenlijk gebruik en ongetwijfeld ook de hervestiging zullen daar deel van uitmaken. Wat ons betreft staat ook Nederland, zoals ik net al zei, gewoon aan de lat. Wat mij bevreemdt, is wat ik nu hoor over Schengen. Ik snap het wel. Maar is het niet ook heel gevaarlijk om dat nu op tafel te leggen? Want als je tegen Hongarije zou zeggen dat het Schengenconsequenties heeft, als het niet zijn fair share doet, weet je dat we een druk zullen zien van de mensen die in Hongarije zijn en uiteindelijk deel worden van Europa. Er zal dan namelijk een secundaire stroom op gang komen van mensen die alsnog naar Duitsland en Nederland komen. Dat is de praktijk. Dan zeggen ze misschien liever dat ze er heel veel opnemen, wetende dat deze mensen toch niet in Hongarije zullen blijven. Ik vind dat dat soort elementen ook moeten worden meegenomen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mevrouw Van Toorenburg noemt een belangrijk punt. Die risico's moet je goed onder ogen zien voordat je denkt dat het de oplossing is. Dat ben ik helemaal met haar eens.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter. Ik laat hiermee het GEAS voor wat het is. Ik hoop dat we zo gauw mogelijk dat pact kunnen krijgen. Ik zou nu willen overgaan op...

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken heeft toch nog een vraag.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik wacht toch maar even.

De voorzitter:

Oké, toch niet. De Staatssecretaris gaat verder met haar volgende blok.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het volgende blokje betreft de minderjarige migranten die zich in Griekenland bevinden. Nederland en het kabinet volgen de ontwikkelingen in Griekenland al langere tijd nauwgezet. Nederland heeft de afgelopen jaren Griekenland op meerdere manieren gesteund, via bijdragen aan ad-hoc- en noodmaatregelen, zoals de herplaatsingsbesluiten uit 2015, en via verschillende manieren om structurele verbeteringen door te voeren. Concreet heeft Nederland Griekenland gesteund door middel van financiële bijdragen aan internationale organisaties en ngo's, door de inzet van experts via de EU-agentschappen EASO en Frontex, door de invulling van herplaatsingsbesluiten die in 2017 zijn afgelopen en waarin Nederland ten opzichte van andere EU-lidstaten vooropliep, en door aanvullende bijdragen en uitwisseling van Nederlandse experts om kennisoverdracht te bevorderen en de Grieken te steunen de zaken structureel op orde te brengen. Maar we zijn er helaas nog niet, bij lange na niet. Maar vergeleken met de situatie in 2015 zijn er wel grote stappen gezet. De situatie op de Griekse eilanden is nog steeds schrijnend, in het bijzonder voor kwetsbare groepen als alleenstaande minderjarigen. Ik ben het met u eens dat de situatie voor deze kwetsbare groep dringend verbeterd moet worden. Zoals u weet ziet het kabinet ad-hoc-herplaatsing niet als een structurele oplossing.

Maar ik wil u wel even wat cijfers geven. In totaal zijn er in Griekenland 5.000 minderjarige migranten. Ik zeg «minderjarige migranten» omdat er, niet alleen hier, maar sowieso heel vaak, wordt gezegd dat het weeskinderen zijn, maar dat weten we helemaal niet. Er zullen ongetwijfeld weeskinderen bij zijn, maar dat weten we helemaal niet. Door te zeggen dat Nederland geen weeskinderen opneemt, geef je toch een verkeerde voorstelling van zaken. Er zijn in Griekenland dus 5.000 minderjarige migranten. Van die minderjarige migranten zijn er op dit moment 1.300 op de Griekse eilanden. Van die minderjarige migranten is 91% van het mannelijk geslacht en 9% van het vrouwelijk geslacht. Het is ook goed om te weten dat van die minderjarige migranten 3.800 adolescent zijn, dus 16 en 17 jaar oud. Ook is het zo dat van die hele groep 44% uit Afghanistan afkomstig is, 22% uit Pakistan en 11% uit Syrië. De overige 23% komt uit Kazachstan, Bangladesh en allerlei andere landen. Deze cijfers kunt u vinden in de Europese gegevens die een paar weken geleden verstrekt zijn. Het is belangrijk om te weten waarover we het hebben.

Ik werk samen met mijn Griekse collega aan een, in de ogen van het kabinet, beter en meer duurzaam alternatief dan het ad hoc overnemen van een aantal minderjarige migranten. Er is gevraagd: waarom doen we dat niet en waarom noemt u dat «ad hoc», want daarmee help je toch die kinderen? Dat zou kunnen, maar dat wil niet zeggen dat het structureel is. Want wie zegt mij dat vervolgens de stroom niet opnieuw wordt aangevuld? Je wilt namelijk bereiken dat de minderjarigen die de stap nemen om de reis richting Europa te maken, op een goede manier opgevangen kunnen worden. Daarvoor heeft Griekenland Nederland gevraagd om te zorgen voor een voogdijsysteem. Griekenland heeft op dit moment een zeer beperkt voogdijsysteem voor minderjarige migranten en Nederland heeft een goed werkend systeem. Wij hebben Nidos, en Nidos zorgt ervoor dat minderjarige migranten in Nederland op een hele goede manier worden opgevangen en begeleid.

Ik heb positief gereageerd op die vraag van Griekenland om de Grieken te helpen om daar een voogdijsysteem op te zetten naar het Nederlandse model. Dat is natuurlijk niet van de ene dag op de andere gedaan, maar er wordt wel meteen actie op genomen. Maar dat is het niet enige. Wij hebben gezegd dat wij ook voor minderjarige migranten meteen een opvang hebben op het Griekse vasteland, dus van de eilanden naar het Griekse vasteland in een veilige opvanglocatie. In die opvanglocatie wordt niet alleen onderdak geboden, maar ook onderwijs, gezondheidszorg, psychosociale hulp en juridische bijstand, ook voor de asielprocedure die deze minderjarigen aan het doorlopen zijn. Daar wordt aan gewerkt.

De combinatie van die twee zaken, zowel het voogdijschap als de opvanglocatie, werkt heel goed samen in één geheel. In de locatie op het vasteland voor de opvang van die minderjarigen – er is voorzien in 48 plaatsen – zal de Nederlandse voogdijorganisatie Nidos haar werkzaamheden verrichten en ter plekke de mensen samen met de Grieken trainen. Het hele programma zal daar kunnen worden uitgerold in de praktijk. We doen dit voor een periode van drie jaar. Je kunt niet in een halfjaar of een jaartje zorgen voor een goed voogdijprogramma. We hebben er drie jaar voor uitgetrokken. In die drie jaar is ook die opvanglocatie er, waar de voogdij in de praktijk getoond en uitgewerkt kan worden met de Grieken. Daar wordt duidelijk hoe dat het beste geregeld kan worden. Jonge mensen die in de procedure zitten, worden daar opgenomen. Sommigen zullen een vergunning krijgen en kunnen dan uitstromen. Anderen krijgen geen vergunning en moeten terug naar het land van herkomst. Weer anderen bereiken de leeftijd van 18 jaar.

Er is een soort doorstroom en er is heel conservatief berekend dat we in drie jaar tijd op deze manier 500 minderjarige migranten kunnen helpen en van een goede locatie kunnen voorzien en daarnaast zorgen voor onderwijs, gezondheidszorg, psychosociale hulp en juridische bijstand. Tegelijkertijd helpen we de Grieken om te zorgen voor een degelijk voogdijsysteem, dat in lengte van jaren goed kan functioneren. Dat programma voorziet er ook in dat degenen die op een gegeven moment 18 zijn, hun begeleiding behouden. Het voogdijprogramma voorziet in eerste opvang, maar ook in het plaatsen in pleeggezinnen, zoals het in Nederland werkt. De besprekingen hierover lopen heel goed. De voortgang zit erin. Deze oplossing is door Nederland gekozen, omdat we daarmee een structurele oplossing verzorgen en geen ad-hocoplossing. Alle minderjarigen die in Griekenland komen, kunnen op deze manier in een goede voogdijvoorziening komen.

Tegelijkertijd ben ook ik geconfronteerd met de oproep en de advertentie in de krant van gemeentes: neem 500 minderjarige kinderen over van de Griekse eilanden. Mevrouw Van Toorenburg heeft het ook al gezegd. Er zijn iets van 6.500 statushouders die worden opgevangen in azc's. Het is de bedoeling dat de gemeentes die mensen plaatsen. Ik begrijp de problemen met woningen in Nederland, want dat is gewoon lastig. Dus ik snap dat het lastig is, maar tegelijkertijd zeg ik: ja, maar het zijn ook gezinnen met minderjarige kinderen, die ook keihard diezelfde bescherming nodig hebben die wij hopen te bieden in Nederland. Dat is de situatie wat betreft de Griekse amv's.

De voorzitter:

De heer Jasper van Dijk heeft een interruptie voor u.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik had gevraagd aan de Staatssecretaris om te reageren op het stuk in De Groene Amsterdammer van 28 mei met de titel «500 weeskinderen in Griekenland opvangen, dat is naïef. Nee sorry, het is extreem arrogant.» Een kleine passage daaruit.

Griekse pleeggezinnen zoeken en vinden voor 500 kinderen binnen korte termijn is uitgesloten. 48 zwaar getraumatiseerde kinderen in één tehuis samen onderbrengen is veel en veel ingewikkelder en ook kostbaarder dan 500 kinderen verdelen over circa 100 gemeenten. Waar hebben we het over? Zeg maar: vijf kinderen per gemeente tussen andere, niet zo zwaar getraumatiseerde kinderen in Nederland. De Griekse bureaucratie is bovendien dodelijk.

Kan de Staatssecretaris daarop reageren?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb kennisgenomen van het artikel. Het artikel schetst wat mij betreft een veel en veel te somber beeld over hoe wij met deze oplossing een goede oplossing kunnen bieden samen met de Grieken. De Griekse bureaucratie in het verleden is inderdaad bekend. Ik kan u zeggen dat ik in de situatie waar ik in zit met de Grieken, tot nu toe geen last heb gehad van de bureaucratie. Dus nogmaals, het is makkelijk om te zeggen: het gaat niet lukken, want het kan niet enzovoort. Ik heb besprekingen in Griekenland en ook met Nidos over wat zij voor mogelijkheden ziet. Nidos heeft ervaring in Griekenland en in andere landen. Zij ziet daar een hele goede oplossing en een hele goede manier om iets voor elkaar te krijgen. En nogmaals, het is altijd heel makkelijk om negatieve dingen daarover te schrijven. Dat zou ik ook kunnen. Ik kan ook hele positieve dingen noemen. Ik probeer een redelijk beeld te schetsen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat geldt natuurlijk ook voor het opnemen van kinderen in Nederland. Er worden alleen maar negatieve argumenten genoemd waarom dat vooral niet moet gebeuren. In dit artikel staan nog veel meer bezwaren tegen het systeem zoals dat nu in Griekenland moet worden opgezet, ook het geld bijvoorbeeld: niet 4 miljoen maar 37,5 miljoen euro zou ervoor nodig zijn. Het is zeer bedenkelijk wat er nu wordt opgezet. Het is zeer twijfelachtig of dit gaat slagen. Maar de uiteindelijke vraag is gewoon een politieke vraag, namelijk: is Nederland bereid om kinderen op te nemen? Dat is de vraag. De regering weigert dat tot nu toe. We zien dat buurlanden het wel doen. We zien dat er in het binnenland, in Nederland, veel draagvlak voor is vanuit gemeentes. Ik vind de argumentatie van de regering om het niet te doen buitengewoon zwak, namelijk dat het een ad-hocoplossing zou zijn. Dat hoeft helemaal niet ter zake te doen. U kunt natuurlijk heel goed afspreken: u neemt deze kinderen op en that's it. Dan is het een oplossing voor dit moment en dan kijkt u later weer verder. Dan gaat u verder met het voogdijsysteem en noem maar op. Maar nu duikt u voor een verantwoordelijkheid die volgens mij ook onder Europese solidariteit valt. Deelt u die mening?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het zal de heer Jasper van Dijk niet verbazen dat ik die mening niet deel. De Europese solidariteit met de Grieken, die daar heel blij mee zijn, tonen wij met deze oplossing, door hen te helpen met het voogdijsysteem en tegelijkertijd door in drie jaar tijd aan 500 minderjarigen onderdak te bieden met alles wat daarbij hoort, wat ik zojuist verteld heb.

Wat betreft het negatieve punt: wij wensen een oplossing te hebben die structureel is en dat is deze oplossing. Een ad-hocoplossing, of het er nu 500 zijn of 50 of 100, is een ad-hocoplossing, want het lost het probleem niet op. Wat het Nederlandse kabinet nu uitrolt is een systeem waarin er een goed voogdijschap is in Griekenland voor opeenvolgende jaren.

Wat betreft de geldelijke bedragen: wij besteden daar in die drie jaar tijd een kleine 4 miljoen aan. Wij hebben dat heel goed uitgerekend. Dat bedrag is voldoende voor datgene wat ik net heb uitgelegd dat we gaan doen in Griekenland.

De heer Bisschop (SGP):

Een van de problemen op dit punt is het taalgebruik. Als je contact hebt met gemeenten waar de ferme uitspraak is gedaan dat men bereid is om kinderen op te nemen, dan heeft men het al heel snel over «weeskinderen». De staatsecretaris legt de vinger terecht bij het feit dat het gaat om alleenstaande minderjarigen. Ook mevrouw Van Toorenburg heeft daar het nodige over opgemerkt. Mijn vraag was: heeft het zin, is het mogelijk om in die groep van 5.000 minderjarigen onderscheid te maken tussen verschillende categorieën? Want ik denk dat je dan een andere discussie krijgt. Nu wordt het voorgesteld alsof het heel onbarmhartig is, want «politieke partijen willen geen weeskinderen opnemen». Daar gaat het helemaal niet om. Het gaat erom dat je juist de meest kwetsbare groepen wilt ondersteunen en dat je alert moet zijn op andere groepen, waarmee problemen annex zijn als gevolg van het opnemen; ik denk aan familiehereniging enzovoorts. Zijn er mogelijkheden om een nadere differentiatie te maken in die grote groep van ettelijke duizenden minderjarige asielzoekers?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik geef de heer Bisschop toe dat het natuurlijk heel aantrekkelijk zou zijn als je dat zou kunnen doen. Maar een reden waarom Griekenland andere lidstaten heeft gevraagd om Griekenland te helpen, is ook dat het die 5.000 minderjarigen – en überhaupt ook anderen die naar Griekenland zijn gekomen – niet allemaal in de procedure kan hebben. Dat werkt nog niet. Als je het precies wil weten, moet je ze dus alle 5.000 al in procedure gebracht hebben en moeten ze de procedure doorlopen hebben. De wanhoop is er juist ook omdat dat allemaal niet lukt. Daarom kun je dat helemaal niet zien en niet zeggen. Je kunt dat niet zeggen. Ze weten wel de leeftijden, ongeveer, want dat is ook maar een schatting. Ik heb net gezegd dat ongeveer 3.800 van die kinderen 16 of 17 jaar zijn. Er is ook een bepaalde groep die 11 of 12 jaar is. Daar hebben ze enig zicht op, althans volgens de Europese cijfers die ik heb gekregen en die openbaar zijn. Maar voor de informatie of iemand daadwerkelijk wees is en geen familie heeft of misschien zelfs iets ouder is dan 18 jaar, moet de hele procedure eigenlijk al voltooid zijn. Maar dan zouden er veel minder problemen zijn, want zoals ik al zei, komt 44% uit Afghanistan. Het is nog maar de vraag of die hier überhaupt een vergunning zouden kunnen krijgen. Pakistan idem dito. Uit Syrië komt 11%.

De voorzitter:

Meneer Bisschop, is het helder genoeg?

De heer Bisschop (SGP):

Nou, nee. Het is op zich helder wat de Staatssecretaris zegt, maar zij schetst daarmee in feite nog een keer, op een andere manier, het grotere probleem waarmee je te maken hebt. Je past nu dus hoe dan ook lapmiddelen toe. Je kiest voor de kortetermijnoplossing, want die kinderen moeten wat geholpen worden. Daar heeft de Staatssecretaris of het Nederlandse kabinet een bepaalde route in gekozen. Alle begrip daarvoor, maar dat neemt niet weg dat mijn stelling dat de kinderen die echt in nood zijn – de meest kwetsbare kinderen, de weeskinderen, de echte vluchtelingen – tussen wal en schip komen. Mijn vraag is: is het beleid er nu ook op gericht om de Griekse overheid zodanig te ondersteunen dat daar wel meer zicht op komt? Het is nu één grote massa.

De voorzitter:

Het punt is duidelijk.

De heer Bisschop (SGP):

Ja, maar ik hoop dat we daar een stap verder mee komen, want dat zou wat oplossingen kunnen bieden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

In de oplossing die Nederland samen met Griekenland heeft uitgewerkt en waarmee Griekenland ook heel tevreden is – het is heel blij dat we dat gaan doen – doorlopen de kinderen die worden opgevangen in de opvanglocatie op het Griekse vasteland, de asielprocedure daar gewoon en krijgen zij daarbij bovendien rechtsbijstand. Daar komt dus duidelijkheid over degenen die daar zijn.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De Staatssecretaris gaf al aan dat we op dit moment ook met andere landen in Europa in overleg zijn over GEAS en alles wat daarmee annex is. Ik vraag me af of de Staatssecretaris ook met andere landen bezig is om te kijken of zij zich kunnen aansluiten bij het Nederlandse initiatief om daar fatsoenlijke opvang te maken en ook die doorgangen en een betere begeleiding voor deze minderjarigen te kunnen bieden. Want als meer landen dat zouden doen, denk ik dat de structurele oplossing die Nederland nu heeft aangeboden, ook groter wordt en dat dan meer kinderen kunnen worden geholpen. Is de Staatssecretaris ook daar gecharmeerd van?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, ik weet in ieder geval dat Denemarken zorgt voor opvanglocaties, en die ook financiert, op het Griekse vasteland. Maar de voogdijvoorziening is een puur Nederlandse onderneming, omdat Griekenland bekend is met Nidos en heel graag het systeem dat we in Nederland hebben, wil overnemen en daar geïmplementeerd wil krijgen. Ik moet ook nog wel even zeggen dat een land als Zwitserland, u heeft het zelf geloof ik al genoemd, zegt er 21 of 22 op te nemen, maar dat is als ze familie hebben in Zwitserland. Dus wat dat betreft is het beeld dat geschetst wordt niet altijd helemaal in overeenstemming met de werkelijkheid – ook in de Duitse pers zijn daar artikelen over verschenen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Juist daarom, omdát het beeld wordt geschetst dat andere landen heel erg veel kinderen overnemen terwijl dat uiteindelijk heel erg tegenvalt, vind ik het juist belangrijk dat dit kabinet probeert om de landen aan zijn zijde te krijgen, om ervoor te zorgen dat die opvang, die Denemarken dus doet en die Nederland nu gaat doen, veel substantiëler wordt, dat andere landen zich daarbij aansluiten, zodat het als een soort olievlek kan werken en we veel meer kinderen kunnen helpen op het Griekse vasteland. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben zeker bereid om met collega-lidstaten daarover te spreken en te zeggen: luister eens, laten we het op die manier doen. Ik heb het idee dat men dat ook wel wil.

De heer Groothuizen (D66):

De Staatssecretaris schetst wat ze ook in haar brief had gedaan, hoe het Nederlandse plan eruitziet. Dat is mooi. Wat ik nog mis, is een heel concreet tijdpad. Volgens mij wordt een deel van de maatschappelijke urgentie ingegeven door de verschrikkelijke situatie in die opvangkampen. Ik ben er zelf geweest, samen met de heer Voordewind, volgens mij zijn ook de heer Van Ojik en de heer Van Dijk er geweest, u bent er geweest. Iedereen die daar wegloopt, denkt: hier moet je mensen uithalen, zeker als het kinderen zijn. Of ze nou 15 jaar of 16 jaar zijn, of ze nou uit Syrië komen of uit Irak, dat is volgens mij eigenlijk helemaal niet het punt; je wil gewoon dat die kinderen weg zijn uit die ellendige omstandigheden. Daarvoor zet u die opvangvoorziening op. De vraag is gewoon heel concreet: op welk moment zitten die 48 kinderen in de door Nederland gefinancierde opvang? Ik vind dat dat zo snel mogelijk moet. Ik snap dat dit enige tijd kost, maar inmiddels zijn we toch een week of drie verder, dus ik hoor graag van de Staatssecretaris wanneer dit nou gewoon gerealiseerd is.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Er wordt op dit moment gewerkt aan het verkrijgen van een opvanglocatie op het vasteland. Daar wordt samen met de Grieken aan gewerkt. De inzet van de Grieken is om te zorgen dat dit zo snel mogelijk voor elkaar komt. Ik heb contact gehad, ook heel recent, met de speciale vertegenwoordiger die in Griekenland is aangesteld voor de bescherming van amv's. Ze heet Irini van haar voornaam, haar achternaam vind ik lastig uit te spreken: Aga... Aga..., nou ja, whatever.

De voorzitter:

Dat zoeken we op.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het is niet beledigend bedoeld, maar ik kan het niet helemaal onthouden. Maar ze heet Irini. Ik heb uitvoerig met haar gesproken. Ook voor hen is de urgentie groot, voor ons is de urgentie groot en voor de kinderen is de urgentie groot, want daar draait het uiteindelijk om. De directeur van Nidos heeft inmiddels uitgebreid contact gehad met de Grieken om te zorgen dat het programma zo snel... De urgentie bij alle partijen is bekend en is groot en er wordt heel hard aan gewerkt. Ik hoop u zo gauw mogelijk echt concreet te kunnen vertellen wat de stand van zaken is. Op dit moment is de stand van zaken zo dat we buitengewoon goed contact hebben met de Grieken, dat zij heel gauw resultaat willen hebben, en wij ook, vooral voor de kinderen.

De heer Groothuizen (D66):

Daar gaat het inderdaad om: zo snel mogelijk resultaat op dit punt. Ik mag toch echt hopen dat de Staatssecretaris bij wijze van spreken elke dag bij haar Griekse collega aan de lijn hangt en bij elke kink in de kabel zegt: luister eens, we hebben deze afspraak gemaakt, wij willen met z'n allen die kinderen helpen, u wil dat wij helpen en daar zijn wij toe bereid. Dan kan het toch niet zo zijn dat «zo snel mogelijk» weken of maanden gaat duren? Dan moet het ook gewoon echt nu, met druk op de ketel, worden uitgevoerd.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan dat alleen maar beamen aan de heer Groothuizen. Zowel van de kant van de Grieken als van de Nederlandse kant is die inzet er.

De voorzitter:

Dan is er nog een interruptie van de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wil dat toch nog iets scherper krijgen. In de brief stond dat er een principeovereenkomst was met de Griekse overheid om dit plan uit te voeren. Ik begrijp nu dat de Staatssecretaris zegt: ze werken erg mee met het Nidos-programma. Maar hoe staat het nu? Is er nu ook een akkoord over de vier huizen die de kinderen moeten gaan opvangen? Is er nu contact met de Nederlandse hulporganisatie? Worden die in stelling gebracht om het uit te voeren en mogen die al beginnen met de selectie van de kinderen? Die moeten immers geselecteerd worden vanuit de Griekse eilanden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wat dat laatste betreft, wie de selectie zal doen: dat zal zeker ook met de Grieken moeten gebeuren. Het is niet zo dat Nederlanders dat kunnen gaan doen. Dat gebeurt in samenwerking met de Grieken, zeker ook met de speciale vertegenwoordiger, mevrouw Irini noem ik haar maar eventjes. Ik heb haar zojuist genoemd. Maar daar wordt op dit moment aan gewerkt, kan ik u verzekeren. Ik heb veel contact met mijn Griekse collega en Nidos heeft ook veel contact. Er wordt echt hard aan gewerkt om te zorgen dat er zo snel mogelijk jonge mensen geselecteerd worden voor de opvang en terwijl wij er hier over spreken, wordt er hard aan gewerkt om ervoor te zorgen dat die opvanglocatie er komt op zeer korte termijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als er nu naar gestreefd wordt om zo snel mogelijk die huizen van de grond te krijgen, ga ik ervan uit dat er een akkoord is met de Griekse overheid. Kan de Staatssecretaris ook wat zeggen over de uitvoeringsorganisaties? Er doet een gerucht de ronde dat de COA ook betrokken zou zijn bij de opvang. Worden dat Nederlandse organisaties die al werkzaam zijn op de Griekse eilanden of op het Griekse vasteland? Of denkt de Staatssecretaris ergens anders aan?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het is juist wat de heer Voordewind zegt, namelijk dat het COA ook bij de besprekingen is betrokken, omdat het COA ervaring heeft met dit soort zaken. De bedoeling is dat men daar naast Nederlandse organisaties ook Griekse organisaties bij betrekt, maar dat het in principe toch wel een – «Nederlandse vestiging» mag ik niet zeggen – Nederlands initiatief is. Dat blijkt ook duidelijk uit degenen die zich daarvoor inzetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, voorzitter. Ik denk dat ik daar wel voldoende over gezegd heb, eigenlijk.

Dan wilde ik verdergaan met de IND en de taskforce. Daar zijn verschillende vragen over gesteld, door mevrouw Kuiken, door de heer Van Ojik en door meneer Bisschop. Daar is in ieder geval veel belangstelling voor. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de taskforce en de werving van personeel? Dat vroeg onder anderen mevrouw Kuiken. De omvang van de opdracht van de taskforce is bepaald. De taskforce heeft de opdracht om 14.000 zaken voor het eind van het jaar af te doen. Inmiddels heeft de taskforce – die vraag is ook gesteld – de eerste 1.000 zaken afgedaan. Er wordt een knopendoorhakteam ingericht bestaande uit experts in asiel- en juridische zaken, om in ingewikkelde zaken een besluit te nemen. Dat team is naar verwachting deze maand gereed.

Het oude Pieter Baan Centrum wordt nu ingericht voor de taskforce om coronaproof te gaan werken. Dan gaat hem om 130 werkplekken en dat is per 1 juli gereed. 180 medewerkers van de IND worden ingezet ten behoeve van de taskforce. De rest is gewone IND, om het zo maar te noemen. 40 medewerkers van de DT&V, die ook voor de IND gewerkt hebben en die ervaring hebben met gehoren, worden ook ingezet – dat is een mooie medewerking vanuit DT&V – vanaf half juni. De werving van 250 externen is gestart en de eerste 25 mensen zijn aangenomen en worden opgeleid. Elke week worden nieuwe medewerkers aangenomen.

Wat is het tijdpad van de taskforce? Dat is door de heer Jasper van Dijk gevraagd. De taskforce is ingericht om de voorraden bij de IND zo snel mogelijk weg te werken, om de doorlooptijden binnen de wettelijke termijn te krijgen en de dwangsomproblematiek zo veel mogelijk in te dammen. Het streven van de taskforce is om de voorraad die aan de taskforce is toebedeeld – dat zijn die 14.000 zaken – af te doen voor het eind van het jaar. Dat is ook echt mijn streven.

De knip is gemaakt op 1 april. Dus iedereen die binnenkomt vanaf 1 april valt niet onder de taskforce, maar onder wat ik maar even noem de gewone IND. Daarvoor is de inzet zes maanden, want dat is de termijn die ervoor staat. Dus in principe moeten ze ervoor zorgen dat in zes maanden de procedure afgerond kan worden. Daar is natuurlijk vanwege corona een vertraging in gekomen. Vandaar ook dat de Europese Unie extra tijd heeft gegeven daarvoor. Maar vanaf 1 april is het dus de termijn van zes maanden en van voor 1 april zijn het de 14.000 zaken.

De heer Groothuizen heeft gevraagd wat ik ga doen om de managementproblemen bij de IND aan te pakken. De onderzoekers van Significant concluderen dat de operationele sturing op de uitvoering van de asielprocedure tekortschiet. Daarnaast ontbreekt er een duidelijke planning. Het ontbreekt dus aan sturing en het ontbreekt aan planning. Ik heb ingezet op een verbetertraject over de volle breedte bij de IND, waarbij de aanbevelingen van Significant leidend zijn. Een verbetertraject van deze omvang heeft natuurlijk een grote impact op de organisatie. Dat kan iedereen zich voorstellen. Om die reden is de leiding van de IND per 1 mei versterkt met een plaatsvervangend hoofdredacteur. In de onderlinge portefeuilleverdeling heeft de plaatsvervangend hoofdredacteur de opdracht de aanbevelingen zoals die zijn voorgesteld door Significant, te implementeren. Ik kan daarnaast ook nog zeggen dat het plaatsvervangend Hoofd IND – het is «Hoofd IND», niet «hoofddirecteur»...

De voorzitter:

U zei een aantal keren «hoofdredacteur».

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Zei ik «redacteur»? Ik zat nog bij De Groene Amsterdammer, misschien. Nee, het is «Hoofd IND». Op het ministerie heet het «HIND»: Hoofd IND. Er is een plaatsvervangend HIND gekomen. De plaatsvervangend HIND is belast met het implementeren van de maatregelen van Significant. De plaatsvervangend HIND is ook belast met de taskforce. Die heeft dus best wat op het bord liggen, maar de beide opdrachten gaan goed samen.

Waarom paste ik de Wet dwangsom aan als de overheid zelf hier in gebreke is? En is dit geen symptoombestrijding? Dat is gevraagd door de heer Van Ojik. De heer Van Ojik is bekend met de problematiek bij de IND. Door het sterk oplopen van de doorlooptijden van de asielprocedure wordt de IND daarmee geconfronteerd. Dan komt er op een gegeven miljoen 1 miljoen per week bij aan dwangsommen. Het uitgangspunt moet zijn en zal ook zijn dat asielaanvragen binnen de bestaande beslistermijnen worden afgedaan. Vandaar ook dat we die knip hebben gemaakt op 1 april, want dan kunnen we vanaf dat moment zeggen: die moeten gewoon binnen de termijn plaatsvinden. Dat is vooral in het belang van de vreemdeling, want die hoeft niet lang te wachten. Het is ook in het belang van de keten, maar ook zeker in het belang van de maatschappij. We hebben nu de hogere structurele stabiele financiering van de IND, dankzij uw Kamer. Er wordt nieuw personeel aangenomen. Er is meteen ook al besloten om een aantal verbetermaatregelen in te zetten. Maar ondertussen is het zo dat er toch nog steeds die dwangsommen zijn. Ik moet er ook bij zeggen dat voor de zaken waarvoor al een ingebrekestelling is verleend, de tijdelijke Wet dwangsom niet zal gelden. Ik hoop eigenlijk ook dat we de dwangsommen kunnen afschaffen.

Tegelijkertijd is ook het volgende het geval. Ik wil dat toch even benadrukken hier. We hebben in Nederland een Wet dwangsom. Dat er dwangsommen zijn om te zorgen dat de overheid op tijd presteert richting de burger, is ontzettend belangrijk. Het is zo dat de overheid allerlei zaken van de burger vereist: belastingbetalingen, premiebetalingen, noem maar op. Als de burger dan iets wil van de overheid, namelijk dat de overheid een vergunning verleent of iets anders verricht dat van belang is voor de burger, dan gelden er dwangsommen voor diezelfde overheid.

De situatie met de asielzoekers is natuurlijk toch een iets andere. Asielzoekers vragen asiel in Nederland. Ze worden in Nederland opgevangen en krijgen gratis rechtsbijstand, onderdak, gezondheidszorg, enzovoort. Dat is ook allemaal terecht. Tegelijkertijd is het zo dat die doorlooptijden zijn ontstaan door allerlei omstandigheden: het te snel afschalen van de IND en dergelijke, en het feit dat de toestroom niet heel erg verminderd is en nog steeds best wel hoog is. Dan is het tegelijkertijd een beetje scheef dat daar gigantische bedragen aan dwangsommen kunnen worden uitbetaald. Dat is een belangrijke motivering voor ons om te zeggen: we moeten zorgen dat we dat indammen, want op deze manier kunnen we dat bijvoorbeeld ook voor de toekomst regelen. Er zou zomaar weer een situatie kunnen ontstaan zoals die we die in 2015 hebben gezien met Syrië. Dat betekent dat er op datzelfde moment opeens 50.000 in plaats van 25.000 mensen komen in één jaar. Dat kan ik u verzekeren. Het is helemaal niet zo dat de IND niet voorbereid is, maar daar kan je niet op voorbereid zijn. Als je 25.000 zaken meer krijgt, dan kan je die niet in dezelfde tijd afdoen. Dat betekent dat er meteen weer dwangsommen zouden zijn. Dat is de reden waarom ik het systeem van de dwangsommen zoals we dat in Nederland kennen, wil aanpakken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik zou toch graag willen dat de Staatssecretaris haar standpunt een beetje opheldert. Want aan de ene kant zegt ze: ik vind het ontzettend belangrijk dat middels dwangsommen de overheid door burgers aansprakelijk kan worden gesteld als de overheid in gebreke blijft. Ik zeg het even in mijn eigen woorden. Aan de andere kant zegt ze: het moet niet te gek worden, want als te veel mensen daarvan gebruikmaken, dan gaat het me te veel geld kosten. Maar het feit dat heel veel mensen ervan gebruikmaken, komt omdat de achterstanden bij de IND zo verschrikkelijk groot zijn. Ik denk dat het een hele vreemde redenering is om te zeggen: het is goed dat zo'n instrument er is, maar als de problematiek te groot wordt, dan vind ik daarin een reden om deze specifieke dwangsom af te schaffen. Dat is toch raar, eerlijk gezegd. Het is niet de schuld van de asielzoeker dat de wachttijd bij de IND zo is opgelopen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan ben ik niet duidelijk genoeg geweest, kennelijk, want zo heb ik het niet bedoeld te zeggen. Ik vind dat de dwangsommenproblematiek zoals wij die kennen niet in het asielsysteem past. Het is niet zo dat ik zeg: het is opeens zo veel geworden en nou gaan we het afschaffen, en als het wat minder is, vind ik het wel goed. Nee, ik heb het volgende gezegd wat betreft de wederkerigheid in z'n algemeenheid voor de Nederlandse burger die in Nederland woont en belasting betaalt, enzovoort, enzovoort; of het een statushouder is, doet er niet toe. De mensen die in Nederland wonen, werken, belasting betalen, voorzieningen hebben, enzovoort, hebben aan de ene kant verplichtingen ten opzichte van de overheid. Aan de andere kant kunnen ze verwachten – dat is de algemene regel – dat ook de overheid voldoet aan de verplichtingen en dus binnen een termijn antwoord geeft op vragen van een burger om bijvoorbeeld een vergunning. Dat ligt wat mij betreft in asielzaken iets anders. Ik heb gezegd...

De voorzitter:

Dat heeft u uitgebreid uitgelegd.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat heb ik uitgelegd.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De hele gedachte hierachter was natuurlijk dat iedereen die een beroep doet op de Nederlandse overheid, voor wat dan ook, in gelijke mate rechten heeft op het moment dat de Nederlandse overheid niet voldoet aan datgene wat de Nederlandse overheid zelf heeft afgesproken, namelijk een maximale wachttijd van een halfjaar, bijvoorbeeld. Dat is het hele idee: je behandelt iedereen daarin gelijk. Dat is ook de reden dat het voornemen van de Staatssecretaris nu bij de Raad van State tot een aantal vragen leidt over de rechtsgelijkheid. Dan kan de Staatssecretaris zeggen: ja, maar ik vind het voor een asielzoeker toch echt iets anders dan voor een andere burger. Het idee was nou juist dat iedereen die iets van de overheid wil daarop een beroep kan doen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik wil hier geen rechtsongelijkheid bepleiten, want dat lijkt me nu ook in de mond gelegd te worden. Dat is niet het geval. Tegelijkertijd moeten we tegen de IND zeggen – daar zet ik op in omdat ik voor die 14.000 oude zaken de knip op 1 april heb gemaakt – dat het gewoon binnen die zes maanden moet kunnen. Maar door allerlei omstandigheden is het zo dat vanaf 2017 te snel is afgeschaald, dat de toevloed van asielzoekers niet drastisch is afgenomen, enzovoort, waardoor dit is ontstaan. Daarom zeggen we dat de IND op tijd moet beslissen, maar dat de prikkel van de dwangsommen op dit moment niet werkt.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik ben blij te horen dat de Staatssecretaris eindelijk ook van mening is dat die dwangsommen echt niet kunnen en dat ze die graag wil afschaffen. Ik vind het wel vreemd dat u de heel brede motie om de dwangsommen af te schaffen, die destijds werd ingediend, heeft ontraden. U had natuurlijk ook kunnen zeggen: ja, dat lijkt me inderdaad een goed plan, want het is onwenselijk dat we 1 miljoen euro per week kwijt zijn aan asielzoekers. Dat heeft u niet gedaan. We zijn dus blij met die omslag. De situatie is wel dat asielzoekers geen Nederlandse staatsburgers zijn. Je hoeft ze dus niet net als Nederlanders te behandelen. Dat is nou juist het heel mooie ervan, maar tegelijkertijd ook het probleem, want die mensen komen uit het buitenland en er zijn nou eenmaal meer mensen uit het buitenland dan mensen in Nederland. Dus als we de hele wereld daartoe toegang geven, zorgt dat voor een enorme aanzuigende werking. Dat is dus des te meer reden om het af te schaffen.

Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: hoe kan het dat de dwangsom bij WOB-verzoeken, waarop media, de pers en burgers aanspraak konden maken, binnen 24 uur door het kabinet is afgeschaft toen daar overmatig gebruik van werd gemaakt? En waarom moet dat nu zo heel lang duren?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Bij het afschaffen van de dwangsommen bij de WOB-verzoeken werd met een fout oogmerk gebruikgemaakt van de dwangsommenregeling. Er werd expres op een bepaalde manier met WOB-verzoeken geopereerd om te zorgen dat er dwangsommen zouden ontstaan. Dat heeft ertoe geleid dat toen heel snel besloten is dat men dat niet zo moest hebben, want dat er misbruik werd gemaakt van de regeling. Ik praat hier niet over misbruik van de regeling. Ik praat erover dat dwangsommen naar ons oordeel de IND niet de prikkel geven die nodig is om te zorgen dat ze binnen de gestelde termijn hun beslissingen nemen. Ik heb wel gevraagd om een spoedwet, dus wat dat betreft is het tempo heel hoog.

Als het mag, voorzitter, wil ik er ook nog even bij zeggen waarom ik dit indertijd heb ontraden. Dat was in de tijd dat ook nog in het regeerakkoord stond dat de rechtsbijstand in het eerste deel van de asielprocedure afgeschaft zou worden. Wij hebben nu gezegd: het is van belang dat er bescherming is voor de asielzoeker. Die bescherming is er wel als we zorgen dat er rechtsbijstand is, ook in de eerste fase van de asielprocedure, maar daartegenover staan de dwangsommen en die schaffen we af. Het is dus een evenwichtige balans.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Toen de PVV destijds die motie indiende om de dwangsommen af te schaffen, was er niets wat de Staatssecretaris in de weg stond om met haar coalitiegenoten te onderhandelen over de rechtsbijstand. Dat is natuurlijk een raar verhaal.

Dan over die prikkel. Ik ben blij dat de Staatssecretaris dat aanhaalt. Zij heeft twee weken geleden gezegd – dat stond onder andere ook in De Telegraaf – dat zij bereid is om, als compromis voor het afschaffen van die dwangsommen voor asielzoekers, eventueel automatisch verblijfsvergunningen te gaan geven aan asielzoekers, mocht de procedure te lang gaan duren. Ik mag hopen dat dit echt een slip of the tongue is geweest en dat de Staatssecretaris durft te erkennen dat dit een feit is, want dit gaan we toch niet meemaken, mag ik hopen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter, dit is niet eens een slip of the tongue geweest. Ik heb die tong niet eens gebruikt.

De voorzitter:

Helder.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Het staat wel op de website van de Raad van State... of nee, van...

De voorzitter:

De Telegraaf.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Nee, ik zeg het niet goed. De Raad van State wordt aangehaald en u wordt hierin gewoon gequoot, op rd.nl en vervolgens ook nog in De Telegraaf. Er staan letterlijk quotes bij: «Helemaal eens met de Raad. De prikkel is essentieel.»

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, het is essentieel om een prikkel te hebben. Daar ben ik het mee eens. Maar die slip of the tongue... Nogmaals, die tong die de heer Emiel van Dijk mij nu in de mond legt – jemig, het wordt een heel anatomisch verhaal! – is er gewoon niet geweest. Dat zeg ik u nogmaals heel nadrukkelijk.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Concluderend, heel snel: dus wij krijgen de garantie dat er geen gratis asielvergunningen worden uitgekeerd in ruil voor het afschaffen van de dwangsommen, als een procedure te lang duurt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De heer Emiel van Dijk kan de garantie krijgen dat er gezocht wordt naar prikkels die passen in ons rechtssysteem.

De voorzitter:

Helder. Eens even kijken. U was bezig met de beantwoording. Ik denk dat er nu een paar korte blokjes komen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nou, ik had nog een antwoord op de vraag van de heer Bisschop en de heer Hiddema over het bedrag, de stand van de dwangsommen nu. Dat kan ik op dit moment niet zeggen, want onder andere door de coronacrisis zijn er geen rechtszittingen geweest, dus dat is heel lastig. De rechtbanken hebben acht weken lang niet gewerkt. De taskforce is ingericht om die achterstanden weg te werken en om die omvang in te dammen. Voor de begrotingsbehandeling zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken van dat moment.

De heer Hiddema heeft ook nog de vraag gesteld waarom er geen procedure tegen een boeteclaim bestaat voor als er misbruik wordt gemaakt van de procedure. Volgens de Nederlandse wet- en regelgeving hebben personen de mogelijkheid om de overheid in gebreke te stellen als buiten de wettelijke termijn wordt beslist. Dat is wat er nu gebeurt. De onwenselijkheid van dit geheel deel ik. Dat heb ik net gezegd. Daarom heb ik dat wetsvoorstel ingediend waardoor dit niet langer mogelijk is. Dat is de weg die dit kabinet bewandelt.

Dan kom ik bij de zaak-Bahrein en de ACVZ. Als de leden mij dat toestaan, behandel ik die twee tegelijkertijd omdat ze over rapporten gaan die ik ontvangen heb. Dat is ook naar aanleiding van de motie die daarover is aangenomen van de heer Jasper van Dijk. De vraag is of ik bereid ben om het inspectierapport openbaar te maken. Ik heb het inspectierapport net gekregen, vorige week donderdag helemaal aan het eind van de dag. Ik heb meteen besloten dat u daarvan kennis moest kunnen nemen, omdat ik het van belang vond dat u dat voor dit notaoverleg van vandaag zou weten. Op zo kort mogelijke termijn krijgt u van mij een definitief oordeel over de mogelijkheid om het rapport inclusief het nagekomen addendum openbaar te maken. Daarover ga ik uw Kamer op zeer korte termijn informeren. Ik heb het dus gekregen. Ik heb het meteen neergelegd voor u. En u krijgt zo snel mogelijk van mij een reactie, en ook meteen op de motie.

De voorzitter:

Ik vraag het maar even voor de orde: wordt nu het inspectierapport openbaar gemaakt? Zegt u dat of zegt u iets anders?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, dat zeg ik nog niet. De motie van de heer Jasper van Dijk vroeg om dat openbaar te maken. Wij hebben nu een nader rapport gekregen. Dat is net donderdag aan het eind van de middag bij mij binnengekomen. Het is gisterochtend ook ter vertrouwelijke inzage gelegd aan de leden. De reactie, ook op het addendum, naar aanleiding van dat rapport komt tegelijkertijd met de reactie op de motie. Daar wordt die meteen in meegenomen. En dan bepaal ik het.

De voorzitter:

Oké. Ja. Meneer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Die reactie ga ik lezen. Ik heb gisteren het rapport gelezen, maar daar kan ik nu niet zo veel over zeggen, want dat is vertrouwelijk, dus dat praat erg onhandig. Iets anders is natuurlijk – dat kunnen wel vaststellen – dat meneer is uitgezet naar Bahrein en daar nu onder verschrikkelijke omstandigheden levenslang vastzit. Is de Staatssecretaris bereid om zich maximaal in te spannen om te zorgen dat deze man uit detentie komt en, zolang hij niet uit detentie is, dat de detentieomstandigheden in ieder geval zo goed mogelijk zijn? Dat lijkt mij een pleidooi waar iedereen op zich wel achter staat. Tenminste, ik heb niemand horen zeggen daar bedenkingen bij te hebben. Dus is de Staatssecretaris bereid om dat te gaan doen en, zo ja, kan zij dat dan ook meenemen in haar reactie? Ik hoef niet alle punten en komma's te krijgen van hoe ze dat diplomatiek doet, maar krijg wel graag de bevestiging dat ze daarmee bezig is.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Daar is Nederland mee bezig. De Nederlandse ambassade in Koeweit volgt met regelmaat de zittingen van betrokkene. Er zijn contacten met de autoriteiten. De ambassadeur is er heel sterk in om te wijzen op het belang van een eerlijk proces toen dat speelde. Detentieomstandigheden en de mensenrechtensituatie over het algemeen in Bahrein worden op hoog ambtelijk, diplomatiek én politiek niveau aan de orde gesteld, ook in Europees verband. Wij blijven ons daarvoor inzetten.

De heer Groothuizen (D66):

Om hem even heel specifiek te krijgen, je hebt de algemene mensenrechtensituatie en het is goed dat de ambassade in Koeweit de zittingen monitort. Maar ik vraag van de Staatssecretaris echt het commitment dat het kabinet zich specifiek inzet voor deze casus en in overleg met Bahrein op hoog niveau, in Europees verband – ook goed – deze casus aankaart en zegt dat deze man eigenlijk gewoon uit de gevangenis moet en, als dat niet mogelijk is, dat de detentieomstandigheden in ieder geval zo goed mogelijk zijn, zodat deze meneer niet onder verschrikkelijke omstandigheden vastzit.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voor zover het in de macht van Nederland ligt... De ambassade in Koeweit is ook verantwoordelijk voor Bahrein en doet er alles aan wat mogelijk is om te zorgen dat er zo veel mogelijk aandacht wordt besteed aan die detentieomstandigheden en de positie van de persoon in kwestie. Maar het is een kwestie van telkens de aandacht erop vestigen, telkens de vraag stellen en telkens zorgen dat de persoon in kwestie niet uit het zicht verdwijnt. Dat doet de ambassade in Koeweit.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mag ik uit dit antwoord van de Staatssecretaris opmaken dat de regering erkent dat er door het uitzetten van deze meneer een verschrikkelijke fout is gemaakt door de IND, waarna hij gemarteld en gevangengezet is, en dat er echt alles aan gedaan moet worden om dit recht te zetten? Een van de middelen daartoe is het openbaar maken van het inspectierapport, waardoor we ook kunnen leren van wat hier in vredesnaam is gebeurd. En Staatssecretaris, mijn motie is al maanden geleden aangenomen en is glashelder. De familie van de heer Al-Showaikh zegt zelf dat zij geen bezwaar heeft tegen openbaarmaking. Wat let u nog? Voer de motie en de wil van het parlement uit en maak het rapport vandaag nog openbaar.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb die vraag al beantwoord. Ik heb toentertijd ook gezegd dat er natuurlijk geen enkel bezwaar tegen is als de familie zelf het rapport openbaar wil maken. Dat geldt ook voor het addendum.

De voorzitter:

Meneer Van Dijk nog? Het hoeft niet.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vind dit een vreemd antwoord, want nu verwijst de Staatssecretaris doodleuk naar de familie. Zij zegt dat die het mag doen, maar daarmee impliceert u ook dat u het zelf kunt doen. Er zijn geen drempels meer. Het enige wat u doet, is de zaak verdacht maken en ons ertoe aanzetten om te denken dat hier heel wat onder het vloerkleed wordt geschoven. Het zou veel sterker zijn als u zegt: natuurlijk, dat is de motie en dat is de wens van de Kamer – transparantie – en het rapport wordt dus openbaar.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De reden waarom wij heel voorzichtig zijn met het openbaar maken van rapporten die over individuen gaan, is dat wij de positie van de persoon in kwestie niet in gevaar willen brengen. Als de familie dat zelf wil doen, moet de familie dat zelf weten, maar het is niet de Nederlandse overheid die automatisch zegt: oké, er wordt gevraagd om het openbaar te maken; hupsakee, dan gooi ik het op straat. De suggestie dat we het niet openbaar maken omdat we iets onder het tapijt willen vegen, wijs ik verre van de hand. Dat is niet aan de orde.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter. Dan over het ACVZ-rapport. Dat rapport heb ik ongeveer veertien dagen geleden ontvangen. De ACVZ is gevraagd om advies uit te brengen over het gebruik van verschillende bronnen van landeninformatie bij afwezigheid van een actueel ambtsbericht bij de beoordeling van asielaanvragen. Ik heb het rapport, om precies te zijn, op 25 mei ontvangen. Ik moet het bestuderen en dan geef ik een afgewogen reactie op het rapport en de aanbevelingen van de ACVZ. Voor het zomerreces – dat is al heel gauw – krijgt u de kabinetsreactie.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter. Dan over corona, de stand van zaken in het asielproces wat de coronacrisis betreft. Mevrouw Kuiken heeft daarnaar gevraagd, evenals de heer Jasper van Dijk. Ik heb uw Kamer daarover geïnformeerd. Op 12 mei jongstleden is het gebruik van de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp als noodonderdaklocatie voor asielzoekers beëindigd, maar we hebben het iets langer kunnen uitstellen. We hebben dit namelijk tot 25 mei kunnen gebruiken, omdat we in de periode tussen 12 mei en 25 mei de van corona verdachte besmettingen uit het azc in Sneek hebben gehuisvest, maar toen was het dus geen noodonderdaklocatie meer voor degenen die tijdens de coronacrisis asiel kwamen vragen in Nederland.

De asielprocedure is dus niet langer opgeschort. Er is weer sprake van doorstroming in de asielketen. Daarom hebben we dat noodonderdak in Zoutkamp niet meer nodig. Waarom hebben we dat indertijd gedaan? Omdat wij, als het maar enigszins in onze macht lag, zo veel mogelijk probeerden te voorkomen dat er coronabesmettingen in de azc's en in de opvanglocaties zouden komen. Daarom hebben we dat noodonderdak weten te regelen in Zoutkamp. Van de mensen die in noodonderdak zijn gegaan, zijn wel de gegevens genoteerd. Ze hebben een V-nummer gekregen. De bagage is ook bekeken. En ze konden zeggen dat ze in de asielprocedure wilden. Maar ze zijn niet opgenomen in de opvang in Ter Apel.

Sinds 28 april worden er weer nieuwe asielverzoeken in behandeling genomen. De snelheid van die behandeling is afhankelijk van de RIVM-richtlijnen. Het is lastig, want er moeten grotere ruimtes geregeld worden. Daar is de IND samen met het COA druk mee bezig. Dat is voor een deel al gelukt. Daarnaast – daar zijn vragen over gesteld – is ook gekeken of het mogelijk is om te telehoren.

Ik ga nu niezen, dat is heel gevaarlijk in deze tijd, maar een moment. Ik probeer het in te houden.

Het telehoren is overgenomen uit de strafrechtketen. Daar is het een hele bekende gang van zaken. Alle ervaring daarvan is verstrekt aan de IND en die is begonnen met opstarten. Dat opstarten gaat nu hoe langer, hoe sneller. Dat gaat goed. Met het telehoren kunnen veel meer mensen gehoord worden dan op dit moment nog met het fysieke horen, omdat daarbij veel grotere ruimtes nodig zijn. Dat betekent dat er op dit moment iets van 160 tot 165 mensen een telegehoor hebben gehad. Het is de bedoeling dat dit half juni opgeschaald wordt naar iets van 350 telegehoren per week. Als ik praat over 160, dan geldt dat ook per week. Half juni zijn het er hopelijk 350 per week. Het werkt in ieder geval.

Er is ook gevraagd naar de vreemdelingen die zijn weggestuurd uit Ter Apel. Het is niet de bedoeling dat asielzoekers toegang tot de procedure wordt ontzegd. Maar het hervatten van de procedure, nadat die voor een periode was stilgelegd, vraagt veel van de keten en van de medewerkers. Daarom is niet alles in één keer helemaal goed verlopen. Vorige week is het inderdaad gebeurd dat er vreemdelingen zijn weggestuurd uit Ter Apel. Dat was onjuist. Dat had niet moeten gebeuren. Bij alle partijen is daar aandacht voor gevraagd. Ook voor nareizende asielzoekers is het proces en de opvang weer geopend.

Mevrouw Kuiken heeft gevraagd of de IND-medewerkers zijn opgeleid voor het telehoren. Het is in principe niet anders dan gewoon fysiek horen. Het is eerst klein begonnen om te kijken of het inderdaad zou werken. De resultaten zijn positief. Ook de tolkbijstand en de rechtsbijstand zijn er. De asielzoeker bevindt zich tijdens een telegehoor in een ruimte op een COA-locatie. De IND maakt gebruik van een beveiligde videoverbinding en dat geldt ook voor de tolk die inbelt.

Meneer Groothuizen heeft gevraagd of het telehoren ook positieve ontwikkelingen met zich brengt, bijvoorbeeld de beperking van reisbewegingen. Zoals ik al zei, is de IND bezig met het verder uitbouwen van het telehoren. Er is gestart met een pilot met kansrijke zaken. De resultaten daarvan zijn positief. Er is ook telkens overleg met de tolken en met rechtsbijstandverleners om te kijken hoe hun ervaringen zijn. Ook wordt er gekeken naar een goed moment voor een evaluatie.

Ik heb het net gehad over de besmette bewoners in het azc in Sneek. Zij zijn vanwege de quarantaine gedurende veertien dagen tijdelijk opgevangen in Zoutkamp. Dat is inmiddels afgerond en het is in orde.

Er was ook een kort geding naar aanleiding van Burgum. Dat heeft gisteren plaatsgevonden. Burgum is ook door de heer Hiddema genoemd. Hij liet een mooie foto zien. Bewoners van het azc in Burgum wilden niet naar de nieuwe onderkomens, omdat ze zeiden dat ze daar niet de door het RIVM vereiste afstand konden aanhouden. De rechter in kort geding heeft gisteren gezegd dat het begrijpelijk is dat mensen zich tijdens deze coronacrisis zorgen maken, maar dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen. Het vonnis komt later deze week op schrift. Maar in ieder geval gaf de rechter in algemene zin aan dat het COA de RIVM-richtlijnen goed naleeft. En dat is een grote opgave, want dat vormt natuurlijk ook een druk op de capaciteit. Want als het COA de RIVM-maatregelen naleeft, is het wel duidelijk dat er eerst misschien voor 100 capaciteit was en nu nog maar voor 80 of 75. Zo werkt het nou een keer.

De heer Groothuizen en de heer Bisschop hebben gevraagd of ik het hervestigingsproces weer kan opstarten. Er zijn vele stakeholders die met elkaar moeten samenwerken om vluchtelingen vanuit een conflictregio naar Nederland over te brengen. Door de pandemie is er nog meer onderlinge afstemming nodig. Het moet allemaal in lijn zijn met de COVID-19-protocollen. Het weer opstarten van het proces is de eerste uitdaging en het is ook een prioriteit. Een belangrijke voorwaarde voor het weer opstarten is het hervatten van passagiersvluchten van en naar de desbetreffende bestemmingen inclusief de transitmogelijkheden. Misschien komt er wat lucht in, maar de Schengengrenzen zijn ook nog niet open. Het is dus allemaal lastig. In ieder geval concentreert Nederland zich eerst op de overkomst van vluchtelingen in opvanglanden die al voor hervestiging zijn geaccepteerd.

De heer Van Ojik heeft nog de vraag gesteld wat de geleerde lessen zijn in het asielproces naar aanleiding van de coronacrisis, bijvoorbeeld met betrekking tot detentie en dergelijke. Dat is een goed punt. Hoewel de coronapandemie met recht een crisis wordt genoemd, kunnen we hier wellicht ook lessen uit trekken hoe we ons kunnen voorbereiden op sowieso globale ontwikkelingen als gevolg van de coronacrisis. EASO, IOM en UNHCR waarschuwen dat de crisis in de nabuurregio's de potentiële irreguliere migratiedruk op Europa zal vergroten. De COVID-19-crisis betekent eveneens een risico voor opvang van vluchtelingen in de regio. Landen die veel vluchtelingen opvangen zoals Libanon en Ethiopië zijn vaak erg kwetsbaar. De crisis kan voor spanningen zorgen tussen gemeenschappen en vluchtelingen. Wij volgen die ontwikkelingen nauwgezet en steunen daarom ook het werk van IOM en UNHCR. In de kabinetsreactie op het laatste AIV-rapport zal hier nader op worden ingegaan.

Ook nationaal zijn er diverse ontwikkelingen als gevolg van de crisis. Hopelijk komen daar ook positieve dingen uit. Ik heb zojuist het telehoren genoemd, maar er zijn nog wel meer positieve ontwikkelingen. We hopen dat we daar lessen uit kunnen trekken, maar eerlijk gezegd zitten we eigenlijk nog in de crisis. Op dit moment is erg aan de orde dat we vanuit de crisis zo snel mogelijk weer het normale werk in een goed tempo hervatten. Dat vereist nog best wel een forse inspanning. Zoals ik al zei moeten alle locaties daarvoor ingericht worden. Er moet plexiglas neergezet worden enzovoort. Maar er wordt hard aan gewerkt, met grote inzet.

Dan kom ik bij de overlast en de criminaliteit. Mevrouw Van Toorenburg heeft daar een vraag over gesteld: we zien de cijfers toenemen enzovoort, op welke manier zorgen we er daadwerkelijk voor dat die mensen worden aangepakt? De meest hardnekkige overlastgevers staan op de Top X-lijst. Ik vind het ook een hele nare naam, maar het is nou een keer zo: de Top X-lijst. Ze staan onder verscherpt toezicht van alle partijen uit de migratieketen. Op lokaal niveau wordt door betrokken partijen een individuele aanpak aan betrokkenen opgelegd. Hierbij wordt gebruikgemaakt van het brede palet aan maatregelen dat voorhanden is in de aanpak van overlastgevers. Het uiterste redmiddel is overplaatsing naar de HTL in Hoogeveen, maar ook het opleggen van een gebiedsverbod en waar mogelijk inbewaringstelling. Aan personen op de Top X-lijst maar ook aan andere overlastgevers wordt duidelijk gemaakt dat hun gedrag absoluut niet wordt getolereerd. Waar dit nodig wordt geacht, wordt samenwerking met het lokaal bestuur en de strafrechtketen opgezocht. Het is aan de rechter om maatregelen op te leggen aan criminele overlastgevers. Maar ik moet wel zeggen... Het voorbeeld van Harderwijk is genoemd door mevrouw Becker. De samenwerking tussen gemeente, politie, Openbaar Ministerie, IND, COA en ook DT&V werkt prima. Dat levert goede resultaten op. Juist die nauwe samenwerking met elkaar en met de ketenmariniers in die gemeenten, niet alleen Harderwijk maar ook Maarheeze en Grave, levert goede resultaten op. Het is niet van de ene dag op de andere dag geregeld, maar we zien resultaten. De Top X-aanpak is per 1 mei landelijk uitgerold. De ketenmariniers ondersteunen de lokale ketenpartners. Ik verwacht u na de zomer te kunnen informeren over de eerste ervaringen met de Top X-aanpak. De ketenmariniers, waar de heer Emiel van Dijk toch wat minder gunstig over sprak, werken ongelofelijk goed. Dat heeft echt effect. Ik heb dan ook besloten dat er een vierde ketenmarinier komt. De werving is bijna rond. Het intrekken van de asielvergunning is ingekaderd in de Europese regelgeving. Als betrokkene kan worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning alleen worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf. Daarvan is sprake als de rechter een onherroepelijke gevangenisstraf van tien maanden heeft opgelegd. Als de vreemdeling in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet er sprake zijn van een ernstig misdrijf. Hiervoor is in het beleid een grens gesteld van zes maanden gevangenisstraf.

Mijn voorvoorganger de heer Dijkhoff heeft die termijnen inderdaad naar beneden bijgesteld. Ik kijk of er nog een aanscherping mogelijk is. We zitten wat dit betreft toch wel aan de grens van de tien en de zes maanden, maar ik kijk toch nog of we het nog iets verder kunnen aanscherpen. Het is belangrijk om die overlast gewoon in te dammen met alle middelen die we hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Becker wil interrumperen, maar maakt u dit punt maar even af.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mevrouw Becker heeft nog een vraag gesteld over de stevige maatregelen. Kan ik alvast antwoord geven op de door haar gestelde Kamervragen? Het gaat om zestien vragen over COA-personeel dat zich onveilig voelt door minderjarige criminele Noord-Afrikanen. Momenteel rond ik die beantwoording samen met het COA en andere betrokken partijen af. U zult de beantwoording op korte termijn ontvangen. Ik begrijp dat die ambtelijk gezien nagenoeg is afgerond. Ik denk dat het er binnen tien dagen moet zijn.

Mevrouw Becker (VVD):

Nog even op het vorige punt. Inderdaad heeft Staatssecretaris Dijkhoff destijds de termijnen die qua gevangenisstraf nodig zijn om een verblijfsvergunning te kunnen intrekken of weigeren, maximaal verkort. Eerder was het beeld dat een aantal intrekkingen niet plaatsvond omdat de IND te veel werkdruk had. Daarvan heeft de commissie-De Leeuw geconcludeerd dat dat niet aan de orde is, maar dat er wel andere juridische belemmeringen zouden kunnen zijn waardoor soms niet tot intrekking wordt overgegaan. Daar zou de Staatssecretaris een analyse van maken. Ik had gehoopt die al ontvangen te hebben. Kan zij aangeven wanneer wij die analyse en dat onderzoek naar mogelijke aanscherpingen kunnen ontvangen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Is het akkoord als ik mevrouw Becker daar in tweede termijn het exacte antwoord op geef?

De voorzitter:

Ja. Mevrouw Van Toorenburg?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Op hetzelfde punt. De Staatssecretaris geeft aan dat ze aan het kijken is hoe ze die regels misschien nog kan verstrakken. Kan ze daar iets meer toelichting op geven? Wat is de stand van zaken daarvan? Wie onderzoekt dat? We hechten er zeer aan dat mensen die zich gewoon misdragen, uiteindelijk niet in aanmerking komen voor een vergunning.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat onderzoeken ambtenaren van het ministerie. Er is Europese regelgeving waar we rekening mee moeten houden. Staatssecretaris Dijkhoff heeft de regels inderdaad al behoorlijk strak gemaakt, maar ik zit toch te kijken of we, nou ja, echt tot het gaatje kunnen gaan, terwijl het ook Europees aanvaardbaar is. Daar wordt naar gekeken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wordt er in dat verband ook gelet op wat Eurocommissaris Johansson tegen ons zei, namelijk dat wij eigenlijk nog niet het maximale doen wat we zouden kunnen doen? Dat triggerde ons dermate dat we toen de Staatssecretaris hebben gevraagd om dat goed te analyseren.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wij hebben toen mevrouw Johansson gevraagd: geef ons dan aan op welke punten. Nou, dat antwoord heb ik nog niet gekregen. Ik moet haar toch nog weer eens even goed aan haar vestje trekken. Als zij meent dat wij ruimte hebben, dan moet zij ook kunnen aangeven waar die ruimte zit. Wij zoeken die ruimte overal, als het maar enigszins kan, omdat die enorme overlast echt verschrikkelijk is. Wat we eraan kúnnen doen, wíllen we eraan doen. Ik ben heel blij dat mevrouw Van Toorenburg hier nog even aan herinnert. Dan herinner ik mevrouw Johansson er nog een keer aan.

De voorzitter:

Mooi. Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De heer Jasper van Dijk heeft ook nog iets gevraagd over de incidenten. In het afgelopen jaar zijn die met 25% toegenomen. Dat is dodelijk voor het draagvlak van de asielopvang. Wat is de verklaring? Die verklaring staat niet in het incidentenoverzicht. De heer Jasper van Dijk heeft dat ook kunnen constateren, want het incidentenoverzicht is – zeg ik heel oneerbiedig – een kwestie van turven. Ik wil ook weten wat achter die cijfers zit. Omdat ik het belangrijk vind om te weten wat erachter zit, heb ik ook aan het WODC gevraagd om hier onderzoek naar te doen. Als een van de mogelijke verklaringen voor de stijging wordt door het COA bijvoorbeeld gewezen op de toegenomen bezetting van de locaties. Dat geeft natuurlijk irritatie. Ook de bewustwording van het belang van melden kan een verklaring zijn. In het verleden werd dat veel minder gedaan, maar er is echt gezegd: je moet álles melden wat een incident is, want dan weten we precies waar we mee te maken hebben. Dat kan ook een rol gespeeld hebben bij de stijging van de aantallen. Maar nogmaals: dat zijn aannames en het WODC gaat dit onderzoeken.

De heer Hiddema (FvD):

We zitten nog in het blokje criminele asielzoekers, mag ik hopen?

De voorzitter:

Zeker.

De heer Hiddema (FvD):

Weer een persoonlijke eruptie. Het lijkt wel alsof ik op een andere planeet ben beland. De Staatssecretaris toont zich verheugd: het gaat de goede kant op met de criminele asielzoekers. En weer wordt Harderwijk ter voorbeeld gesteld, waar de burgerij zo tevreden zou zijn. Wat is het toch met die stad? Is die zo ontvolkt dat er alleen maar VVD'ers worden aangetroffen? Ik weet het niet. Er zijn in het afgelopen jaar meer dan 4.000 dagvaardingen de deur uitgegaan vanwege criminaliteit bij asielzoekers. Meer dan 4.000. Uit mijn hoofd zijn het er 4.200 en nog wat. Nou heb ik de Staatssecretaris gevraagd – ik heb nog steeds geen antwoord – of er een ambtsbericht van de zijde van het OM naar de officieren van justitie is gegaan om in die gevallen standaard een vordering voorlopige hechtenis op te leggen. Want het zijn allemaal recidivisten. Twee. Hoe vaak is er inmiddels een vordering voorlopige hechtenis opgelegd? Dat werd laatst in een Kamerdebat gevraagd. Nooit wat op gehoord. Net had ik het ook aan de orde gesteld en nu wil ik het wel graag horen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb dat in mijn stapeltje van antwoorden zitten. De heer Hiddema krijgt het antwoord. Maar de hoeveelheid? Ik kan de heer Hiddema zo meteen het percentage noemen.

De heer Hiddema (FvD):

Nee, dat is niet de bedoeling.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Maar laat ik eerst dit zeggen over de voorlopige hechtenis. Bij een serieuze verdenking dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, waarop in de wet een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat, kan het OM bij de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van de verdachte vorderen. De rechter-commissaris toetst onder meer of er sprake is van vluchtgevaar, recidivegevaar of een andere grond voor voorlopige hechtenis. De vordering en toewijzing van voorlopige hechtenis zijn taken die wettelijk zijn toegewezen aan respectievelijk het OM en de rechter-commissaris. Maar dit hoef ik de heer Hiddema niet uit te leggen, want als advocaat weet hij heel goed hoe dit zit, denk ik zo. Maar op deze manier vormt het gebruikmaken van deze middelen een bestaand onderdeel van de aanpak van criminele asielzoekers. Het OM registreert niet op asielzoekers. Dit betekent dat in algemene zin geen inzicht gegeven kan worden in aantallen of percentages asielzoekers die in voorlopige hechtenis worden gehouden. Echter, voor de totstandkoming van het incidentenoverzicht 2019 is in kaart gebracht bij welke zaak een vreemdeling die in 2019 op enig moment in een COA-locatie verbleef, verdachte was. Omdat deze zaaknummers nu beschikbaar zijn, is het mogelijk om specifiek voor deze groep inzicht te geven in de voorlopige hechtenis. In 16,6% van de zaken waarbij een vreemdeling die in 2019 op enig moment op een COA-locatie verbleef, verdachte was, is de verdachte in voorlopige hechtenis gehouden. Landelijk gezien wordt in circa 9% van de zaken een verdachte in voorlopige hechtenis gehouden.

Ik had nog een vraag van de heer Bisschop over de overlast.

De voorzitter:

We zijn eigenlijk bezig met een interruptie van de heer Hiddema. Dus ik weet niet of de heer Hiddema nog een vervolgvraag wilde stellen.

De heer Hiddema (FvD):

Wat ik niet begrijp, maar misschien kan daar wat aan gedaan worden: ik hoor nu dat de officieren van justitie niet registreren of iemand wel of geen vluchteling is, toch? Dat is toch heel bijzonder. Als die dat nou eens wel ging doen. Dat is toch simpel?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, maar – ik denk dat de heer Hiddema dat ook weet – opschrijven of een verdachte een asielzoeker met een V-nummer is, is toch niet zoals de procedures in Nederland verlopen. Op die manier doen we dat niet.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Hiddema (FvD):

Als je nou toch praktische oplossingen...

De voorzitter:

Nee, meneer Hiddema. Wilt u nog een interruptie?

De heer Hiddema (FvD):

Ja, want ik probeer het te begrijpen. Dit is een probleem van jewelste, Harderwijk uitgezonderd. Dan ga je als officier van justitie toch denken: wat kan ik eraan doen om zo'n veelpleger, zo'n recidivist, nou achter slot en grendel te krijgen? Tenzij hij zelf wegloopt, want dan is er niks aan de hand. Dan zijn we van die hele soesa af. Dan begin je toch als officier te denken: «dan moet ik wel even in een schriftje opschrijven wie daarvoor in aanmerking komt»? En nou krijg ik hier te horen: dat is niet gebruikelijk. Hoe kun je dan in hemelsnaam strafrechtelijk beleid afstemmen om de specifieke strafwaardigheid van vluchtelingen in kaart te brengen en daar gepast beleid op af te zetten? Dat kunnen ook boefjes zijn, hoor. Als je daar al niet mee begint, laat dan alle hoop maar varen. Zie ik dat nou helemaal verkeerd?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk toch dat we dan heel snel terechtkomen in het hoofdstuk discriminatie, etnisch profileren enzovoort. Ik denk dat dat toch niet de manier is waarop in Nederland het systeem werkt.

De voorzitter:

Meneer Hiddema, ten slotte.

De heer Hiddema (FvD):

Dan hebben we weer een nieuwe categorie toegevoegd aan de mogelijk vanwege discriminatie gekwetsten. Als vluchteling mag je niet geregistreerd worden, want dat is kennelijk een groep. Als je iemand als zodanig registreert, is dat dan discriminatie? Ik snap het niet meer.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Becker. Is dat een interruptie op de Staatssecretaris? Oké, het is wel uw laatste interruptie.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik heb er inderdaad nog maar één, voorzitter.

Voordat er in dit debat mogelijk misverstanden over ontstaan, zou ik wel even van de Staatssecretaris willen horen dat het niet zo is dat we in Nederland helemaal niet in beeld brengen welke statushouders een delict hebben begaan. Ik hoop verder dat we ze stevig in de kraag kunnen pakken als ze recidivist zijn. Volgens mij heeft de Staatssecretaris eerder iets verteld over het VRIS-protocol en ook over haar Top X-aanpak, waarbij wel degelijk namen en rugnummers worden geregistreerd van mensen met een status. Er zijn dus wel degelijk mogelijkheden. Dat is misschien iets anders dan waar de heer Hiddema naar vraagt, maar kan ze dat bevestigen? Het zou fijn zijn als we daar snel antwoord op zouden kunnen krijgen, want het WODC deed volgens mij al onderzoek naar de vraag of we nog meer informatie vanuit de asielketen kunnen gebruiken voor de justitieketen. Daarmee zouden we volgens mij kunnen doen wat de heer Hiddema ook wil, namelijk mensen daadwerkelijk oppakken en gevolgen verbinden aan de verblijfsvergunning.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het is duidelijk dat die gegevens er wel zijn, want anders hadden we dit hele incidentenoverzicht niet zo kunnen hebben als we het hebben. Dat is inderdaad heel belangrijk, maar op een bepaald moment moet je oppassen dat je te ver gaat met het maken van dergelijke vormen van onderscheid. Ik denk dat dat gevaar dreigt bij de vraag die de heer Hiddema stelde. Maar ten aanzien van het VRIS-protocol, het incidentenoverzicht en alles waar mevrouw Beckerman het net over gehad heeft: vanzelfsprekend, want het is heel belangrijk dat we dat registreren.

De voorzitter:

Meneer Bisschop, heeft u nog behoefte aan een interruptie?

De heer Bisschop (SGP):

Ik meende de Staatssecretaris in een bijzin te horen zeggen dat van het aantal geregistreerde incidenten waarbij asielzoekers betrokken zijn, 16,6% terug te voeren is op het adres van een azc en dat tegen die 16,6% ook voorlopige hechtenis is geëist. Klopt dat of dien ik nog wat nader voorgelicht te worden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb gezegd: voor de totstandkoming van het incidentenoverzicht 2019 is in kaart gebracht bij welke zaken een vreemdeling die in 2019 op enig moment op een COA-locatie heeft verbleven – dat is waarschijnlijk de tussenzin waarop de heer Bisschop doelt – verdachte was. Deze zaaknummers zijn nu beschikbaar en daarom is het mogelijk om specifiek voor deze groep inzicht te geven in het aantal gevallen van voorlopige hechtenis. Maar ze moeten dus wel gehuisvest zijn op een COA-locatie.

De voorzitter:

En dat was 16,...

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat is inderdaad 16,6% van de zaken waarbij een vreemdeling die in 2019 op enig moment op een COA-locatie verbleef, verdachte was.

De voorzitter:

Helder.

De heer Bisschop (SGP):

Maar is dit dan niet een begin van een antwoord in de richting van de heer Hiddema? Of zie ik dat fout? Eén op de zeven à acht incidenten heeft geleid tot...

De voorzitter:

Eén op de zes.

De heer Bisschop (SGP):

Inderdaad, zes. Ik ben het daar helemaal mee eens: ruim één op de zes heeft geleid tot voorlopige hechtenis. Nou, dan kan dat toch zeker verder worden uitgesponnen naar overlastgevers. Zijn er meerdere gronden op grond waarvan dat kan worden toegepast? Zo kun je toch zeker voortbouwen op wat je al hebt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Zoals ik aan het begin van de beantwoording richting de heer Hiddema zei, is het de rechter-commissaris die toetst of er sprake is van vluchtgevaar, recidivegevaar of een andere grond voor voorlopige hechtenis. Het OM moet die voorlopige hechtenis bij de rechter-commissaris vorderen. De vordering en de toewijzing van voorlopige hechtenis zijn dus taken die wettelijk zijn toegewezen aan respectievelijk het OM en de rechter-commissaris. Nou, en dan komen we bij het geval dat inderdaad van 16,6% van degenen die woonachtig zijn op een COA-locatie, voorlopige hechtenis is aangevraagd.

De voorzitter:

Heeft u nog een interruptie, meneer Hiddema? Nou, vooruit, omdat u het bent.

De heer Hiddema (FvD):

Het antwoord heeft voor mij ondoorgrondelijke aspecten. Die moet ik nog eventjes laten indalen, dus om er nu trefzeker op te antwoorden, is een moeilijke zaak.

Maar mijn vraag was: dat gebeurt maar niet, en waarom gebeurt dat maar niet? Daar mag u allemaal antwoord op geven. Waarom wordt er niet een aanwijzing gegeven aan het ministerie om tegen recidiverende asielzoekers de voorlopige hechtenis te vorderen? De rechter-commissaris toetst inderdaad. De rechter-commissaris kan het ook ambtshalve opleggen, hoor, als de officier zit te slapen. Maar het kan dus ook al, en dat zegt u niet, bij zaken waarop een gevangenisstraf van twee jaar staat, zoals vernielen. Dat vindt in die asielcentra voortdurend plaats. Waarom wordt daarbij de voorlopige hechtenis niet toegepast, terwijl er twee jaar op staat, met name om die categorie eens een lesje te leren? Het gebeurt nooit. Ze worden allemaal collectief in busjes vervoerd naar een nieuwe locatie. En nooit wordt zo iemand op z'n individuele strafwaardigheid aangesproken, terwijl het recidivisten zijn, want ze hoppen van hot naar her. Het lijkt me dus dat een ambtshalve aanwijzing een enorm signaal af kan geven aan het OM.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het is natuurlijk heel aantrekkelijk om nu te zeggen: goed plan, dus dat gaan we doen. Maar dat zeg ik dus niet tegen de heer Hiddema. Maar nogmaals, ik wil nog weleens kijken of dat misschien een oplossing zou kunnen zijn voor de problemen waarvan de heer Hiddema zegt dat je het op die manier heel goed kunt aanpakken. Nogmaals, ik heb ook tegen mevrouw Van Toorenburg gezegd dat ik vind dat we alles moeten bekijken wat in de mogelijkheden ligt om overlastgevers te beperken, ervoor te zorgen dat we dat zo min mogelijk hebben en ze te laten boeten voor dat wat ze gedaan hebben. Dat is inderdaad toch wel de opzet, omdat we niet kunnen hebben dat het op die manier gebeurt.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder. Ik heb nog drie onderwerpen staan, waar we even vlot doorheen moeten gaan, denk ik. De commissie wil straks namelijk ook nog tien minuten schorsen voor moties.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja.

De heer Bisschop had nog een vraag over de overlast van rondreizende groepen. Veiligelanders zijn oververtegenwoordigd in de groep «overlastgevende asielzoekers», maar ik wil toch ook zeggen dat niet iedere veiligelander overlastgevend is. Bij criminele gedragingen is het aan de strafrechtketen om strafrechtelijke maatregelen op te leggen. Ik blijf daar voortdurend aandacht voor vragen, ook in Europees verband.

De vraag van de heer Groothuizen was of ik het WODC niet eerder hierbij had moeten betrekken. Ik heb het WODC hier nu bij betrokken. Naar aanleiding van de rapportage heb ik gezegd: luister eens, ik ga het WODC dit voortaan laten doen. Het WODC is wel gevraagd om een review uit te voeren op de conceptversie van het incidentenoverzicht.

Dan kom ik bij de terugkeer, voorzitter. De heer Van Ojik heeft gevraagd naar de stand van zaken rond de uitvoering van het regeerakkoord. Daarbij gaat het in veel gevallen om langetermijndoelstellingen. Met name waar het Europese samenwerking betreft, zie ik wel verandering. In de Europese discussie schuift het denken steeds meer onze kant op, namelijk dat terugkeer van belang is. Een verplichte grensprocedure aan de buitengrenzen is nu een reële mogelijkheid, en meer aandacht voor implementatie en een grotere rol van EASO en Frontex eveneens.

Over migratie- en terugkeerdeals is vaak met uw Kamer gewisseld. Het gaat dan om het intensiveren van de bredere samenwerking. Idealiter gebeurt dit in de vorm van veelomvattende overeenkomsten, zoals de EU-Turkijeverklaring. Maar ook stapsgewijs blijkt er veel tot stand te kunnen worden gebracht door de EU en/of door zogenaamde leading countries, lidstaten met bijzondere banden met betreffende landen. Ik kijk eventjes naar de EU-samenwerking met Niger, inzake het Emergency Transit Mechanism voor Libië. Kijk ook naar de Europese samenwerking met Egypte. Denk ook aan de Italiaanse invloed in Libië en Tunesië, en aan de Spaanse invloed in Marokko. Ook Nederland investeert in bredere betrekkingen die bijdragen aan dit doel van een beter migratiemanagement. Maar het meest effectief blijft het optrekken in Europees verband. Natuurlijk ben ik het met de heer Van Ojik eens dat het altijd beter kan. Ik zie zijn belangstelling dan ook als een aansporing om voort te gaan op deze weg. Dat is mooi, hè?

Mevrouw Van Toorenburg had ook een vraag gesteld, namelijk: wat hebben we bereikt...

De voorzitter:

Een ogenblikje. Meneer Van Ojik, uw laatste interruptie.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik begrijp dat de Staatssecretaris dat zo ziet. Mijn punt was eerlijk gezegd wel iets breder. Ik noemde de migratiedeals, maar ook de wachttijden en de terugkeer in het algemeen. We hebben het ook over overlastgevers gehad. Het regeerakkoord spreekt over het maken van een beweging richting kleinschalige opvang van asielzoekers hier. Er staan dingen in waar ik het mee eens ben en dingen waar ik het niet mee eens ben. Maar als je per balans kijkt, moet je toch zeggen... De Staatssecretaris noemt de EU-Turkijeverklaring. Die is vier jaar oud. Het hele idee dat we met nieuwe migratieovereenkomsten een gereguleerd, voorspelbaar en beheersbaar migratiebeleid zouden krijgen, daarvan moet je toch eerlijk zeggen dat daar niet zo heel veel van terechtgekomen is, al is dat misschien maar ten dele vanwege dit kabinet? Dat is eigenlijk wat ik de Staatssecretaris zou willen voorhouden. Ik ben benieuwd of zij dat met mij eens is.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat het erg lastig is... Nee, laat ik het als volgt zeggen. Ik denk dat het erg makkelijk is om te zeggen: daar is niet veel van terechtgekomen. De heer Van Ojik weet als geen ander dat het ongelofelijk lastige en taaie materie is. Het is niet: «o, we hebben iets anders bedacht; huppetee, morgen is het geregeld». Er wordt gestaag gewerkt aan invulling van datgene wat is afgesproken in het regeerakkoord. Ik geef toch even het voorbeeld van het afschaffen van de rechtsbijstand. De heer Van Ojik heeft gezegd dat hij daar geen voorstander van was en dat hij erg blij is dat dat teruggedraaid is. Oké. Tegelijkertijd moet ik zeggen dat dat hele verhaal van de dwangsommen in 2017 niet op tafel lag. Op die manier moet je je ook aanpassen aan de omstandigheden die zich voordoen. Ten aanzien van dat punt is het weer teruggedraaid. Een regeerakkoord bestaat uit intenties waar je met z'n allen mee bezig bent. In de materie van asiel en migratie is het gewoon lastig om die te realiseren. Ik hoef echt niemand hier te vertellen dat dat zo is. Het gaat wel vooruit, maar het is niet zo dat we morgen van de ene dag op de andere spectaculaire resultaten kunnen bereiken. Ik moet zeggen dat ik allang blij ben als we heel goed voor elkaar krijgen dat het systeem dat we in Nederland kennen, op basis van Europese regelgeving, zo goed en zo efficiënt mogelijk werkt. Dan ben ik al een heel eind gevorderd.

De voorzitter:

Meneer Van Ojik. Het hoeft niet.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Nee, dat weet ik, voorzitter. Dank u wel voor deze reminder. Ik erken onmiddellijk dat het ingewikkeld is en dat er heel veel factoren een rol spelen. Maar dan is het nog steeds de vraag wat Nederland, het Nederlandse kabinet of deze Staatssecretaris, nou precies doet om datgene wat we wilden, namelijk internationale overeenkomsten met derde landen zodat we voorspelbare en beheersbare migratie krijgen, te realiseren. Daarom zei ik – dat is mijn laatste zin, voorzitter – dat het kabinet nog een halfjaar heeft om dat waar te maken. Nu zeggen we: er komt straks iets uit Brussel. Maar ik ben ook gewoon heel benieuwd wat deze Staatssecretaris het komende halfjaar nog van plan is te gaan doen om datgene wat in het regeerakkoord staat waar te maken. Ze noemt het voorbeeld van de rechtsbijstand...

De voorzitter:

Dit is een hele lange zin.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ja, het was een lange zin.

De voorzitter:

Dank u wel. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wat ben ik van plan? Mijn inzet is om zo veel mogelijk voor elkaar te krijgen wat in het regeerakkoord staat. Ik heb inderdaad niet meer tien jaar de tijd om dat voor elkaar te krijgen. Dat geef ik de heer Van Ojik graag toe. Het is ingewikkeld, het is lastig en het gaat stapje voor stapje.

Dan kom ik ook meteen bij de vraag van mevrouw Van Toorenburg wat we hebben bereikt op het punt van «more for more, less for less». Daar wordt kabinetsbreed op ingezet. Dat betekent dus ook dat er met Minister Blok, Minister Kaag enzovoort aan wordt gewerkt om te zorgen dat we verder kunnen komen. Er zijn wat resultaten geboekt, maar het spectaculaire resultaat van «we hebben het met zoveel landen allemaal voor elkaar gekregen» is lastig te behalen. Dat is echt lastig. Ik ben in november in Nigeria geweest. Onze migratiesamenwerking is daarmee geïntensiveerd. Dat is heel positief. Ik heb in februari Turkije bezocht, ook vanwege de hervestiging. Dat loopt allemaal goed, hoewel er natuurlijk vanwege corona ook weer dingen niet zijn gebeurd. Maar het is lastig om dit meteen met een spectaculair resultaat voor elkaar te krijgen. Ik heb het al tegen de heer Van Ojik gezegd en ik zeg het nu ook tegen mevrouw Van Toorenburg: ik ben heel blij als we uiteindelijk toch wat stappen hebben weten te maken op een heel lastig pad.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De vraag van de heer Bisschop is: waarom is er geen standaardbewaring kort voor het vertrek of de overdracht? Het is inderdaad frustrerend dat dit lastig is, omdat vreemdelingen kort voor vertrek alsnog MOB gaan, met onbekende bestemming. Dan is het vaak verspilde moeite, heb je het idee. Maar als er een indicatie is voor het onttrekken aan de uitzetting, in woord of daad, dan is het uitgangspunt dat de vreemdeling in bewaring kán worden gesteld kort voor zijn vertrek. Dat is de praktijk. Maar als er geen enkele aanwijzing is, gebeurt dat weer niet. Bij terugkeer naar een derde land is vaker duidelijk of de vreemdeling oprecht is in zijn bereidheid om mee te werken. Het traject naar die terugkeer is langer en vraagt meer van de vreemdeling.

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben enigszins verrast door deze optimistische toon. Ik constateer dat in de verslagen geconstateerd wordt dat in 2013, uit mijn hoofd gezegd, een derde van de afgewezen asielzoekers vertrok met onbekende bestemming. Twee derde vertrok begeleid. In de loop van de jaren is die verhouding precies omgekeerd geworden. Twee derde vertrekt met onbekende bestemming. Dat is toch geen grond om te zeggen dat er geen basis is om te denken dat ze met onbekende bestemming vertrekken? Dan moet er toch veel meer alertheid zijn? Dan moet er toch aanpassing van de inschattingsaspecten plaatsvinden om te voorkomen dat die ontwikkeling zich nog meer doorzet? Want we vergroten op deze manier zelf het probleem.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp de insteek van de heer Bisschop nu beter. Eigenlijk vraagt u: laat iedereen kort in bewaring voor vertrek, ook al heb je niet de indicatie met woord of daad dat die van plan is om MOB te gaan, want het is gezien de cijfers belangrijk dat dat gebeurt, dus zorg dat je ze altijd vast hebt. Ik zeg het nu even heel simpel, maar dat is eigenlijk de strekking van uw betoog. We moeten wel voorzichtig zijn, want volgens de Dublinverordening is bewaring alleen mogelijk als er een significant risico is op onttrekking. Daar moeten we ook rekening mee houden. Juist in die onderhandelingen over de Dublinverordening is dit een punt dat Nederland naar voren brengt. Wij willen juist zorgen dat we iemand wel onder de witte knop hebben, zoals ik het dan maar noem, om ’m uit te kunnen zetten.

De heer Bisschop (SGP):

Daar ben ik het helemaal mee eens. Dat ondersteun ik ook. Alleen denk ik dan dat de Staatssecretaris er lopende die gesprekken ook aan moet werken dat «significante kans» nauwer en scherper wordt gedefinieerd, zodat die trend van een derde naar twee derde – en wie weet waar we terechtkomen – doorbroken wordt. Voordat dit soort afspraken gemaakt worden, kan die met de bestaande instrumentaria doorbroken worden, maar het vergt enige daadkracht. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ga ermee aan de slag.

De heer Bisschop (SGP):

Fantastisch. U bent een bewindspersoon naar mijn hart.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De heer Bisschop had nog een vraag, namelijk of ik het inreisverbod voor migranten uit veilige landen niet fors moet aanscherpen, bijvoorbeeld van twee naar vijf jaar. Het opleggen van een inreisverbod is een individuele beslissing, maar dat kan natuurlijk niet alleen op nationaliteit. En wat betreft de duur: als een vreemdeling zo ver over de schreef gaat dat hij een actuele bedreiging van een fundamenteel belang van onze Nederlandse samenleving is, kan er een langer inreisverbod komen, namelijk tot tien of zelfs twintig jaar. Maar het is wel individueel bepaald. Je kunt dat niet automatisch verlengen. Maar ook daarvan zou het kunnen zijn... Uit jurisprudentie blijkt dat alleen vraagtekens zijn gezet bij de huidige invulling van kortere inreisverboden, tot maximaal vijf jaar. Daardoor is een effectief inreisverbod voor langer dan twee jaar vaak niet mogelijk. Dat is op basis van jurisprudentie. Daar kan ik dus niet zo gek veel aan veranderen. Ik ben bezig met een herziening van de regels met betrekking tot inreisverboden tot vijf jaar. Ik verwacht deze regels na een uitvoeringstoets aan te kunnen passen. Ik hoop dat dit de zorgen bij de heer Bisschop wat wegneemt en hem wat hoop geeft. Ik hoop dit nog in 2021 af te ronden.

Dan had mevrouw Becker iets over de EU-visumcode: is die al eens toegepast? Nederland heeft lang de wens gekoesterd om de visadienstverlening en terugkeersamenwerking aan elkaar te koppelen. Dat heeft Nederland in Brussel actief bepleit, en dat is ook gelukt. Dat instrument bestaat sinds 1 februari jongstleden. Tot 31 mei konden de lidstaten hun appreciatie geven van de terugkeersamenwerking met de meest belangrijke landen. Dat is de basis: waar loopt de samenwerking EU-breed wel of niet? Nu moet de Europese Commissie met een voorstel komen, maar het vervelende is natuurlijk dat de afgelopen maanden geen reizen mogelijk waren. Dus het aantal visa dat is verstrekt is nogal matig geweest; ze zijn zelfs bijna niet verstrekt. Maar wij steunen en lobbyen in Nederland voor de actieve toepassing van die terugkeersamenwerking gekoppeld aan de visaverstrekking.

De heer Jasper van Dijk sprak nog over de afspraken met Marokko. Nou ja, u zult vast wel weer zeggen «ah, daar hebben we ’m weer!», maar ik heb het al vaker gezegd: de relatie met Marokko is complex en veelzijdig. Dat is zo op meerdere dossiers, niet alleen op dit ene. Met een kabinetsbrede aanpak proberen we de relatie stap voor stap te verbeteren, maar de situatie die is ontstaan naar aanleiding van het coronavirus, COVID-19, en de wederzijdse reisbeperkingen, maakt het op dit moment moeilijk om concrete stappen te zetten.

Ik heb nog een vraag van mevrouw Becker en van mevrouw Van Toorenburg. De inventarisatie van more for more en less for less in binnen- en buitenland heeft wat vertraging opgelopen, ook door covid. De reactie op de motie komt voor het zomerreces. Dan ga ik ook in op een overzicht met betrekking tot onze inspanningen richting de landen.

Voorzitter, als ik door kan gaan, ga ik in op de opvang. Welk handelingsperspectief zie ik om voldoende opvangplekken te realiseren? Dat heeft mevrouw Van Toorenburg gevraagd. Draagvlak is ongelofelijk belangrijk. Het is net als met vertrouwen: het komt te voet en het gaat te paard. Uit recent onderzoek dat de Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van het WODC heeft uitgevoerd, is gebleken dat de opvang van asielzoekers in azc's niet leidt tot grote problemen en dat Nederlanders over het algemeen een positieve mening over asielzoekers hebben. Maar dat betekent niet dat we achterover kunnen leunen. Door met regelmaat bijeenkomsten van de landelijke regietafel migratie en integratie te organiseren zet ik mij samen met het COA, de provincies en de gemeentes maximaal in om voldoende reguliere opvanglocaties te vinden. De eerstvolgende bijeenkomst vindt op 10 juni plaats. Daar hebben we het ook over de mogelijkheid van meer kleinere opvanglocaties in plaats van die grote. Die wens is er bij gemeentes, maar het gaat natuurlijk ook om de vraag of dat financieel haalbaar is. Daar wordt echt naar gekeken. Dat is iets waar we heel serieus mee bezig zijn, maar ik kan niet zeggen dat we de uitkomst meteen kant-en-klaar hebben liggen. Ik vind het belangrijk om te vermelden dat er geen nieuwe opvanglocaties nodig zouden zijn als degenen die een status hebben en nu nog bij het COA verblijven, zo snel mogelijk uitgeplaatst zouden kunnen worden. Want nu worden bij de opvang door het COA iets van 6.500 plekken bezet door statushouders. Bij de landelijke regietafel ben ik gekomen tot de aanstelling van een programmamanager bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken om hier versnelling in aan te brengen.

De heer Jasper van Dijk heeft nog een vraag gesteld: wat komt er terecht van...

De voorzitter:

Een ogenblik. Er is een interruptie van de heer Emiel van Dijk. Zijn laatste.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

De Staatssecretaris weet het natuurlijk mooi te brengen: als die 6.500 statushouders gewoon een woonruimte zouden krijgen, dan komen er weer meer plekken vrij voor asielzoekers, die we dan weer kunnen pamperen daar. Snapt u niet dat dit heel veel mensen die op wachtlijsten staan tegen de borst stuit? Zij staan gemiddeld negen of tien jaar op een wachtlijst, in sommige gebieden zelfs vijftien jaar. Zij moeten dan via het nieuws vernemen dat voor de opvang van statushouders complete nieuwe wijken worden gebouwd en gesloten oude zorgcentra worden omgebouwd, terwijl zij gewoon op de wachtlijst blijven staan. Er is een tekort van 80.000 woningen. De instroom wordt niet ingedamd, dus dat tekort blijft. En u staat hier gewoon blij te verkondigen: het zou mooi zijn als die mensen kunnen doorstromen, want dan hebben we weer meer ruimte om nóg meer asielzoekers op te vangen. Snapt u niet dat mensen daar aanstoot aan nemen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp de reactie van de heer Emiel van Dijk. Ik vind het ook zorgelijk dat we in Nederland een woningtekort hebben, dat woningzoekenden niet makkelijk een woning kunnen vinden. Maar ik wil toch even de indruk wegnemen dat we nóg meer asielzoekers kunnen opnemen als... enzovoort. Zo zit het niet in elkaar. De vraag waar het om gaat, is als volgt. De azc's zijn er. We hebben een opdracht, voortkomend uit wet- en regelgeving, om te zorgen voor opvang. De vraag aan gemeenten is of we de bestuursovereenkomst voor een opvangcentrum kunnen verlengen dan wel of we er eentje kunnen sluiten. Dat ligt lastig. Het enige wat ik heb gezegd, is dat het minder lastig zou liggen als die 6.500 mensen die nu door het COA worden opgevangen, inderdaad statushouders, door de gemeentes zouden kunnen worden opgenomen. Ik zeg niet dat we dus nog méér asielzoekers willen opvangen. Wat ik alleen maar zeg, is dat we kunnen voldoen aan de verplichting die we hebben om degenen die hier zijn, op te vangen. Dat betekent ook dat de 6.500 die er nu zijn, kunnen doorstromen. Nogmaals, helemaal eens met de heer Emiel van Dijk dat het in de huidige situatie in Nederland lastig is wat betreft de woningen.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik ben natuurlijk niet blij dit te horen. Ik vind het fijn dat de Staatssecretaris onze zorgen deelt, maar op deze manier is het dweilen met de kraan open. Zolang er nog steeds 30.000 à 40.000 mensen per jaar geregistreerd binnenkomen, is het vechten tegen de bierkaai. Dan kan de Staatssecretaris wel zeggen dat ze allerlei goede bedoelingen heeft en dat ze het fijn zou vinden als Nederlanders die op de wachtlijst staan, een woning krijgen, maar feit blijft dat als die grenzen wagenwijd openstaan en er tienduizenden asielzoekers per jaar binnenkomen, die allemaal woonruimte moeten hebben. Dat kan zo toch niet langer? Wanneer is de maat vol voor de Staatssecretaris en zegt zij dat we af moeten van de wettelijke verplichting om zomaar in Nederland asiel te kunnen aanvragen? We hebben geen oorlog in België, we hebben geen oorlog in Duitsland, Frankrijk is veilig. We kunnen nog een stapje verder naar het zuiden: Spanje is veilig, Marokko is veilig. Er is hier in de regio helemaal geen oorlog. Laten we ophouden met die onzin en eens een keer staan voor onze eigen mensen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het is belangrijk, het kabinet vindt het belangrijk, dat vluchtelingen die vluchten voor oorlog en geweld, bescherming kunnen vinden, ook in een land als Nederland. We zijn daar ook aan gebonden via het Vluchtelingenverdrag, via het EVRM, via Europese regelgeving en eigen regelgeving. Daarom hebben wij die procedures. Er zijn ook mensen die asiel aanvragen maar daar geen recht op blijken te hebben. Die moeten die vergunning niet krijgen en krijgen die vergunning ook niet. Maar we hebben wel de verplichting om mensen op te nemen die echt onze bescherming nodig hebben. Dat zal ik altijd blijven verdedigen. Dus de grenzen dicht, waar de heer Emiel van Dijk om vraagt, ga ik niet doen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ook al zou ik dat kunnen.

Dan heeft de heer Jasper...

De voorzitter:

Kunt u snel...

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Jaja, ik doe echt mijn best, hoor.

De voorzitter:

Ik doe ook mijn best om het allemaal nog een beetje binnen de tijd te houden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De heer Jasper van Dijk had nog een vraag over de beleidsvoornemens betreffende kleinschalige opvang. Daar heb ik net al iets over gezegd. Er wordt grondig naar gekeken. Ik ben ook een van degenen die voortdurend vragen: kom ermee, kom alsjeblieft met een financieel plaatje, laat ons zien wat de kosten zijn van de kleine opvang en welke schaal het dan is. Hebben we het over 10, over 50 of over 100? Ik vind dat dat een belangrijk onderwerp is om aandacht aan te besteden. Als het echt financieel onmogelijk is omdat het zóveel kostbaarder is, oké, dan weten we dat. Maar ik moet wel de cijfers hebben. Ik ben het met de heer Jasper van Dijk eens dat kleinschalige opvang op zich makkelijker te accommoderen is in de gemeenschap dan een opvang van 800 tot 1.000.

Dan heb ik nog een vraag van de heer Hiddema, over de vakantieparken in Burgum. Ik heb het al over Burgum gehad. Er is overigens een afspraak gemaakt, een bestuursovereenkomst voor vijftien jaar. Als het COA het niet meer nodig heeft, komen er gewone woonvoorzieningen in. Dan kunnen daar studenten, inwoners van Burgum of anderen wonen.

Dan nog iets over de lvv en de illegaliteit. Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd of ik bereid ben om met de lvv's in gesprek te gaan over het ontbreken van voldoende doorzettingsmacht. Kan ik dat meenemen in de evaluatie? Daar kan ik gewoon ja op zeggen. Ik vind het belangrijk om dit mee te nemen. Dat is een kort antwoord, hè?

Dan heeft de heer Voordewind nog gevraagd of ik bereid ben om de evaluatie van de lvv uit te stellen. Ik wil de evaluatie niet uitstellen, maar ik vind wel dat de peildata maximaal moeten worden opgerekt. Het is meestal zo dat je een peildatum hebt en dat het onderzoek dan nog eens gaat beginnen. Ik vind dat die peildatum zo lang mogelijk moet worden opgeschoven, zodat we die op het allerlaatste moment nog kunnen gebruiken. Dat is het antwoord dat ik u geef. Ik hecht eraan om de evaluatie op te leveren conform de afgesproken planning. Ik moet daarbij ook zeggen dat het opstarten van de lvv's indertijd wat vertraging heeft opgeleverd. Die vertraging heeft dus niet zozeer direct met corona te maken, maar ook een beetje met het opstarten. Door de peildatum op te schuiven proberen we in elk geval wat de cijfers betreft het maximale succes te behalen.

Dan is mij gevraagd of ik bereid ben om bij de gemeenten cijfers over illegaliteit op te vragen. Ik wacht het WODC-onderzoek af. Ik heb eerder toegezegd dat als het WODC-rapport daartoe aanleiding geeft, ik de G4 zal vragen wat hun cijfers en inzichten zijn met betrekking tot illegaliteit in gemeenten. U krijgt een antwoord van mij voor de begrotingsbehandeling in november. Ik hoop... Nee, ik verwacht dat het WODC-rapport er dan ook is. Ik zal daarop aandringen.

Dan de gevraagde informatie met betrekking tot de lvv. De technische briefing over dit onderwerp stond gepland voor 7 april, maar die kon geen doorgang vinden. Ik had daar graag de resultaten gepresenteerd, maar u kunt voor het zomerreces een brief verwachten waarmee aan uw motie tegemoet wordt gekomen.

Wanneer komt het WODC-rapport? Die vraag heb ik eigenlijk net beantwoord. Voor de begrotingsbehandeling krijgt u van mij een beleidsbrief over de illegaliteit. Hopelijk is het WODC-rapport er dan ook.

Ik ben er bijna doorheen, voorzitter. Ik heb alleen nog wat vragen onder het kopje overig. De heer Voordewind heeft nog een vraag gesteld over het beleid om christenen niet langer meer als risicogroep aan te merken in Iran. In de brief van 1 juli heb ik geschreven dat er niet langer meer een reden is om christenen als risicogroep aan te merken. Geboren christenen die behoren tot de zogenoemde oude kerken zijn een grondwettelijk erkende religieuze minderheid. Het ambtsbericht bevat geen informatie waardoor christenen, anders dan de christenen die vallen onder groepen van systematische vervolging, behouden moeten worden als risicogroep.

Voor tot het christendom bekeerde moslims die hun geloof openlijk belijden, bijvoorbeeld door het bijwonen van kerkdiensten, geldt dat zij niet langer als een aparte groep worden aangeduid onder de groep van systematische vervolging. De reden hiervoor is dat afhankelijk van de omstandigheden van het individuele geval, een tot het christendom bekeerde moslim die zijn geloof openlijk belijdt, kan vallen onder de groepen die opgenomen zijn in het landenbeleid, te weten: christenen die actief zijn voor nieuwe kerken of evangeliseren, leden van huiskerken die bijeenkomsten bijwonen en afvalligen van het islamitische geloof die hun afvalligheid actief uitdragen. Dat is een risicogroep. De enkele afvalligheid leidt niet zozeer tot problemen in Iran, maar afvalligen kunnen in de negatieve belangstelling van de autoriteiten komen te staan als ze daar zichtbaar en openlijk voor uitkomen. Dit kan leiden tot arrestatie en strafrechtelijke vervolging. Om deze reden zijn afvalligen van het islamitische geloof die hun afvalligheid actief uitdragen als risicogroep opgenomen in het landenbeleid Iran.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is een bizarre zin. Collega Bisschop en ik hebben dat hier al menigmaal verkondigd. Iemand die tot bekering komt, steekt dat niet onder stoelen of banken, maar in landen in het Midden-Oosten zoals Iran worden mensen vaak wel daartoe gedwongen. Als deze regel zo blijft staan, dan betekent dat dat de Staatssecretaris tegen mensen die zich daar moesten verschuilen, maar die uiteindelijk huis en haard hebben verlaten en hier in Nederland komen, zegt: u was wel een bekeerde christen, maar u heeft dat niet geuit, want u kwam niet in een schuilkerk. Dan zeggen deze christenen: ja, dat klopt, want anders was ik in de gevangenis gekomen en had ik de strop gekregen, maar nu ik hier kom, zegt u tegen mij dat ik geen onderdeel ben van een risicogroep. Hoe is dit nu uit te leggen? Wie heeft dit opgeschreven? Ik begrijp hier helemaal niks van.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Laat ik vooropstellen dat ieder geval individueel wordt bekeken. Dat is het allerbelangrijkste waar we naar moeten kijken. Er wordt ook gekeken hoe het verhaal dat de heer Voordewind nu aanstipt, precies in elkaar steekt. Naar het landenbeleid met betrekking tot Iran en de christenen is onderzoek gedaan. Wij hebben dat uit verschillende bronnen meegekregen. En nogmaals, het is een individuele beslissing, dus ik kan zo niet zeggen dat het in alle gevallen fout is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Natuurlijk is het een individuele beslissing, maar dit gaat erom of groepen in een bepaalde risicogroep zouden moeten vallen. De Staatssecretaris bediscussieert in de brief dat ze anders kan denken dan ik over de geboren of de traditionele christenen, maar hier gaat het over afvalligheid. De Staatssecretaris weet ook dat op afvalligheid de doodstraf staat in Iran. Dat betekent dat mensen er beducht op zijn om die afvalligheid daadwerkelijk te laten zien. Maar als, zoals hier, het zinnetje bij staat «u bent weliswaar afvallig, maar u heeft dat niet getoond in Iran, dus kunt u geen aanspraak maken op het feit dat u deel uitmaakt van een risicogroep», dan dwingt u mensen om eerst hun nek uit te steken in Iran omdat zij hun geloof belijden. En dan pas, als ze al niet in de gevangenis zijn gekomen daar, kunnen ze hier een beroep doen op de risicogroepen. Daar zit toch iets heel kroms in? Ik hoop dat u dat begrijpt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp dat het krom klinkt, maar het is niet krom. Het zijn individuele gevallen, maar de beleidsregel is al geruime tijd dat we van niemand verlangen om zijn geloof geheim te houden, verborgen te houden. U geeft er nu een bepaalde uitleg aan. Die uitleg bestrijd ik, maar ik ben best bereid om nog eens grondig te kijken of het gaat op de manier waarop de heer Voordewind het schetst of dat het zo is zoals ik denk dat het gaat, namelijk volgens de beleidsregel die we al langer kennen enzovoort, waarbij we van niemand verlangen om zijn geloofsbelijdenis verborgen te houden. Ik ben bereid om daar nog een keer naar te kijken. Ik geef niet aan wat daarvan de uitkomst zal zijn, maar ik ben bereid om ernaar te kijken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Kan de Staatssecretaris dat schriftelijk doen?

De voorzitter:

Komt u daar schriftelijk op terug richting de Kamer?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Kan ik doen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan gaat het om de vraag van mevrouw Kuiken en de heer Jasper van Dijk om het beleid omtrent lhbt's uit Iran te wijzigen. Ik heb de Minister van Buitenlandse Zaken – dat is u bekend – op uw verzoek verzocht om nogmaals te kijken naar de situatie in Iran van lhbt's en bekeerlingen. Dat hebben we net besproken. In mijn brief aan uw Kamer heb ik uitgelegd dat er, gelet op de analyse van de verschillende bronnen die door de Minister van Buitenlandse Zaken zijn geraadpleegd, geen aanleiding is om het beleid te herzien. Bij deze analyse zijn ook brieven van de belangenorganisaties 6Rang en OutRight International betrokken, die ook naar uw Kamer zijn gezonden. Die brieven hebben echter niet tot nieuwe inzichten geleid en vormen ook geen aanleiding om het beleid te herzien. Er is voor begin 2021 een nieuw ambtsbericht voorzien. Op basis van dat ambtsbericht zal ik bezien hoe de situatie voor lhbt's en ook voor christenen zich ontwikkeld heeft en bepalen of het beleid heroverwogen dient te worden.

Dan heeft de heer Voordewind nog een vraag gesteld over het ambtsbericht over Syrië dat onlangs is gepubliceerd. Op 15 mei jongstleden heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op mijn verzoek een nieuw ambtsbericht gepubliceerd. Dat wordt op dit moment geanalyseerd. Ik verwacht uw Kamer op korte termijn, in elk geval voor de zomer, volledig te informeren daarover.

Dan hebben mevrouw Kuiken en de heer Groothuizen nog de vraag gesteld hoe het staat met de opvang van amv's na hun 18de jaar, van 18 tot 21. Voor Nederlandse jongeren die 18 jaar zijn geworden, is er een werkbare oplossing gevonden in het kader van de verlengde pleegzorg. Bij deze oplossing is de doelgroep van alleenstaande minderjarige vreemdelingen niet meegenomen. Daarom ben ik nu in samenwerking met de VNG en verschillende andere ministeries – VWS, SZW, OCW en Binnenlandse Zaken – aan het bekijken hoe dit vraagstuk kan worden geadresseerd. Er zijn verschillende mogelijkheden. De verschillende mogelijkheden kennen elk voor- en nadelen. We moeten dus even kijken hoe we daar het beste uit kunnen komen. Ik ben met partijen in gesprek. Ik wil u ook toezeggen dat ik u ruim voor de begrotingsbehandeling informeer over de uitkomsten daarvan. Maar het is echt ingewikkelder dan zomaar even denken dat we dat wel oplossen en dat het zo is geregeld. Het is echt met VWS, SZW, OCW en Binnenlandse Zaken. Maar er wordt aan gewerkt.

Dan had de heer Jasper van Dijk nog een vraag over de 11.000 mensen die sinds 2013 legaal in Nederland verblijven maar geen identiteitsbewijzen krijgen. Hij noemde ook de casus van de heer Chun. Op individuele zaken kan ik helaas niet ingaan, maar voor zover ik weet, is daar binnenkort een overleg over tussen de advocaat van de heer Chun, de gemeente en volgens mij DT&V. Naar aanleiding van de casus heb ik gisteren ook een tweede set Kamervragen beantwoord, maar meer in het algemeen heb ik aangegeven dat voor dit soort gevallen het buitenschuldbeleid is ingevoerd. Voordat buitenschuldvergunning in beeld komt, is het van belang dat de vreemdeling werkelijk alles serieus heeft ondernomen, enzovoorts. Hopelijk wordt dat duidelijk.

Meneer Groothuizen heeft nog een vraag gesteld: wat gaat de Staatssecretaris doen om de doelmatigheid van het beleid te verbeteren? Het is gewoon lastig om dat te bepalen en om dat wetenschappelijk te onderbouwen. Dat heb ik in de brief uitgelegd, maar ik ga dus ook kijken naar de resultaten die behaald zijn. Als voorbeeld noem ik de inrichting van de taskforce, die als opdracht heeft om de voorraden bij de IND weg te werken en ervoor te zorgen dat de mensen die hier asiel aanvragen, voor het eind van dit jaar uitsluitsel hebben en dat de dwangsomproblematiek wordt ingeperkt en uiteindelijk wordt opgelost. Op die manier proberen we de doelmatigheid van het beleid zo veel mogelijk te verbeteren. We proberen dat ook voor elkaar te krijgen via de adviezen die Significant heeft gegeven om te zorgen dat de sturing en de planning bij de IND strakker worden, zodat de resultaten er wat dat betreft naar kunnen zijn.

Er is ook gevraagd wat er nou wel goed gaat. We hebben in de coronatijd de opvang allemaal goed kunnen regelen en we hebben heel goed kunnen regelen dat bij al die 27.500 mensen die opgevangen worden in de azc's, de uitbraak in Sneek het eigen coronageval is geweest. Dat was toch een hele prestatie. We hebben ook de htl weten in te stellen in Hoogeveen.

De voorzitter:

Kunt u af gaan ronden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

En we hebben stappen genomen om de IND te verbeteren op het punt van sturing en planning.

Er is ook nog gevraagd naar het Vluchtelingenverdrag en de commissie-Donner. Dat komt ook voor de zomer. Voor het reces heeft u de reactie binnen.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij komen toe aan de tweede termijn. Ik weet dat er collega's zijn die even willen schorsen, maar mevrouw Kuiken moet om 15.00 uur plenair staan. Ik ga haar nu dus de gelegenheid geven om haar motie of moties in te dienen. Dan schors ik even voor de anderen. Akkoord? Het woord is aan mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik had eigenlijk ook een schorsing nodig gehad om mijn motie netjes te maken en mijn tweede motie uit te printen, maar dat lukt niet. Ik zal in ieder geval eerst de eerste motie voorlezen. Die heeft te maken met het migratiepact dat er nu aankomt. Ik vind echt dat Nederland ook een bijdrage zal moeten leveren. Je kunt niet alleen maar streng zijn en vervolgens geen oplossing bieden voor de hervestiging. Dat kan niet alleen maar financieel zijn en het moet ook geen ad-hocoplossing zijn waarmee we elke keer, van boot naar boot, moeten gaan pledgen. Het moet echt meerjarig beleid zijn. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Commissie aan een migratiepact werkt;

van mening dat alleen het leveren van een financiële bijdrage geen volwaardig alternatief is voor het opnemen van vluchtelingen;

van mening dat een grote meerderheid van de Europese lidstaten bereid moet blijven om vluchtelingen op te nemen;

verzoekt de regering te verklaren dat Nederland een bijdrage zal leveren aan het opnemen van vluchtelingen die naar Europa komen en niet akkoord te gaan met een ad-hocoplossing maar met meerjarig beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2609 (19 637).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik heb een korte vraag. Is het eigenlijk niet een beetje raar om vooruit te lopen op iets wat nog helemaal niet naar de regering is gegaan en nog helemaal niet gepresenteerd is? Ik vind het allemaal leuk en aardig dat we nu al moeten gaan zeggen wat erin staat. We hebben het nog niet. Zullen we niet eerst gewoon even wachten om te zien wat we uitgedokterd krijgen om dan ons standpunt in te nemen?

De voorzitter:

Dat lijkt me ter beoordeling van de indiener van de motie.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nee, ik vind dat niet, om twee redenen. Ten eerste gaat de Staatssecretaris in haar opsomming van de punten die zij belangrijk vindt in de beoordeling van het migratiepact, hier niet op in. Dat is één. Twee. In tegenstelling tot mevrouw Van Toorenburg spreekt de Staatssecretaris zich niet uit over hoe zij dat ziet. Drie. De Staatssecretaris zit niet aan de knoppen als het gaat om wat we nu wel of niet gaan dealen. Ik vind het dan mijn rol om als Kamer in ieder geval uit te spreken welke richting het uit moet gaan. Ik ben het niet altijd eens met de heer Van Dijk, maar ik ben ook bang dat we straks naar een pact kijken waar we eigenlijk niks meer in af te dealen hebben. Daarom vind ik dit wel het moment om ons uit te spreken. Aan de tekst kunnen we nog een beetje schaven, want die is nog niet helemaal ideaal. Ik heb er ook nog op gekliederd omdat er niet werd geschorst. Maar dat is wel de reden dat ik voel dat het nu nodig is om er in ieder geval een uitspraak over te doen.

Twee. Als het gaat over Iran ben ik het niet eens met het beleid ten aanzien van bekeerlingen en ten aanzien van lhbti'ers en transgenders.

De voorzitter:

Wilt u uw motie gaan voorlezen? Uw tijd is om.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb geen motie daarover. Ik hoop dat een van mijn collega's daartoe de handschoen zal oppakken. Dan teken ik graag mee.

Hierbij moet ik het laten. Ik ga naar de plenaire zaal. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan legt u de motie omgekeerd op de tafel. Dat gaat goed zo. We gaan eventjes schorsen; ik denk voor vijf minuten. Dat moet kunnen, toch? Ja.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We waren begonnen met de tweede termijn. Ik leg even uit aan de reeds aanwezigen dat u, als er moties zijn, deze na het voorlezen van de motie ondersteboven aan het uiteinde van de tafel moet neerleggen en de volgende er ondersteboven bovenop. Ik ga niet uitleggen waarom dat allemaal zo is, maar als u het niet doet, wordt de motie niet opgehaald en beschouw ik haar als niet ingediend.

Het woord is voor max twee minuten aan de heer Emiel van Dijk van de PVV.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik kom direct ter zake.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering een nexit af te kondigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Emiel van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2610 (19 637).

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er geen asielaanvragen meer mogelijk zijn op Nederlands grondgebied en opvang enkel nog in de eigen regio te accepteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Emiel van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2611 (19 637).

De heer Emiel van Dijk (PVV):

En tot slot, om de Staatssecretaris aan te sporen en haar aan haar woord te houden, de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering onder geen beding verblijfsvergunningen aan asielzoekers uit te delen omdat de asielprocedure te lang duurt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Emiel van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2612 (19 637).

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter, dank. We hebben gesproken over de overlast. Daartoe de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat asielzoekers uit veilige landen flink oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers;

constaterende dat het inwilligingspercentage van asielverzoeken uit deze veilige landen verwaarloosbaar is;

verzoekt de regering asielzoekers uit veilige landen met een kansloze asielaanvraag bij aankomst in Nederland direct door te zetten naar een handhaving- en toezichtlocatie (htl), dan wel ten minste een speciaal voor deze doelgroep ingerichte plek, zodat overlast kan worden voorkomen en ingedamd en draagvlak voor opvang behouden blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Becker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2613 (19 637).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We hebben gesproken over de kinderen in Griekenland. Daartoe de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering met de Griekse regering de handen ineen heeft geslagen om tot een structurele oplossing te komen ten aanzien van kwetsbare minderjarigen in de kampen op de Griekse eilanden;

verzoekt de regering de Kamer periodiek te informeren over de voortgang en de bereikte resultaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2614 (19 637).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Zoals ik al zei: we maken ons ook zorgen over de kinderen in Nederland.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering verlengde pleegzorg mogelijk heeft gemaakt;

overwegende dat deze verlengde pleegzorg nog niet altijd mogelijk is voor alleenstaande minderjarige asielzoekers;

verzoekt de regering zich ervoor in te spannen verlengde pleegzorg ook mogelijk te maken voor alleenstaande minderjarige asielzoekers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg, Voordewind en Groothuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2615 (19 637).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

En...

De voorzitter:

Is er een interruptie? O, het is steun. Wilt u de moties even aan het uiteinde van de tafel leggen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Laat mij meteen benadrukken dat wij ook in spanning zijn over het plan van de Europese Commissie, maar dat we daar wat de regering betreft niet op vooruitlopen, maar wat het CDA betreft wel. Wat ons betreft zal er altijd een totaalpakket moeten worden bekeken, met aanpak van de problematiek, maar zeker ook een verantwoordelijkheid voor mensen die in Europa een status krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vele vragen. Dank ook voor toezegging om met betrekking tot de heer Al-Showaikh het maximale te gaan doen om te zorgen dat meneer in Bahrein uit detentie komt en ieder geval zijn detentieomstandigheden verbeteren. Dat lijkt me belangrijk.

Ik heb nog één vraag. Een tijd geleden hadden we het over een plan van D66 over legale migratieroutes. Een korte tijd daarna viel mijn oog op de brede maatschappelijke heroverwegingen die de heer Hoekstra naar de Kamer heeft gezonden. Daarin zag ik twee van die ideeën terug. De Staatssecretaris werkt nog aan een reactie op ons plan. Ik ben benieuwd wanneer die komt. Misschien kan zij daar iets over zeggen.

Voorzitter. Dan heb ik nog één motie. Die gaat over de landeninformatie, want ik vind dat het een belangrijk punt is om dat goed te regelen, vooral de externe commissie die toetst of het met de landeninformatie goed is. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat goede landeninformatie van groot belang is bij het beoordelen van asielverzoeken;

overwegende dat de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken adviseert een onafhankelijk panel van (landen)experts een toets te laten uitvoeren op landeninformatie van de IND;

roept de regering op binnen zes maanden een dergelijk panel op te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Groothuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2616 (19 637).

Het woord is aan de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Een evenwichtig asielbeleid biedt plek voor mensen in nood, maar zorgt ook voor terugkeer van mensen die geen recht hebben op asiel. Dat is in essentie de visie van de SP op een goed asielbeleid. Ik heb twee moties die daaraan tegemoetkomen. De ene motie zorgt ervoor dat Nederland zijn eerlijke deel neemt als het gaat om de opname van kinderen van de Griekse eilanden. De andere motie zorgt ervoor dat er ook echt werk wordt gemaakt van terugkeer, en dat bijvoorbeeld economische belangen daarin geen grotere rol spelen, zodat er niks van die terugkeer terechtkomt.

Voorzitter. De eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zich een humanitaire ramp voltrekt op de Griekse eilanden;

constaterende dat de Griekse regering heeft verzocht om 2.500 alleenstaande minderjarige asielzoekers te herplaatsen;

overwegende dat diverse lidstaten hieraan meewerken en ook circa 100 gemeenten kinderen willen opvangen;

verzoekt de regering op de komende JBZ-Raad een oproep te doen om dit verzoek in te willigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Van Ojik en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2617 (19 637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bepaalde herkomstlanden onvoldoende meewerken aan het terugnemen van hun onderdanen;

overwegende dat het kabinet – mede vanwege economische belangen – nauwelijks maatregelen treft tegen weigerlanden;

spreekt uit dat economische belangen niet mogen verhinderen dat er maatregelen worden genomen tegen landen die onvoldoende meewerken aan het terugnemen van hun onderdanen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2618 (19 637).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voor alle helderheid: die laatste motie is een verzoek aan de Kamer, niet aan de regering.

De voorzitter:

Dank u wel. Daar hoeft dus geen oordeel over te komen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, die kan de Staatssecretaris voorbij laten gaan.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Becker van de VVD.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. We hebben het gehad over de noodzaak van een nieuwe Europees asielstelsel. Ik ben blij dat de Staatssecretaris zegt dat er eigenlijk al oliemannetjes in Brussel en op het ministerie zitten om het een en ander voor elkaar te krijgen, onder anderen een plaatsvervangend dg die daarvoor is vrijgemaakt. Maar de Staatssecretaris zei ook: we kunnen niet van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat aan de telefoon zitten. Laten we dat zo veel mogelijk wél proberen, want we moeten echt een fundamenteel nieuw en goedwerkend stelsel krijgen. Dat is mijn boodschap van vandaag. Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Van Toorenburg dat het nog ontijdig is om daar nu al op vooruit te lopen, zoals de Partij van de Arbeid doet. Tegelijkertijd heb ik aangegeven dat er een plan B moet komen – wat ons betreft moet dat ook op plank liggen – waarin staat wat we kunnen doen met binnengrenscontroles, maar ook met mini-Schengen.

Dan een derde belangrijk punt. We moeten in Nederland ondertussen ook ontmoedigen dat mensen hier in de illegaliteit kunnen blijven. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 75% van de asielzoekers in Nederland wordt afgewezen, maar te veel van hen niet aantoonbaar vertrekken;

overwegende dat het in de illegaliteit verdwijnen in Nederland geen aantrekkelijk alternatief zou mogen zijn en daarom illegaliteit zo veel mogelijk ontmoedigd moet worden;

constaterende dat vertrekplichtigen zonder melding bij de DT&V gebruik kunnen maken van medisch noodzakelijke zorg voortvloeiend uit de koppelingswet;

constaterende dat vertrekplichtigen door gemeenten in toenemende mate naar een landelijke vreemdelingenvoorziening worden verwezen maar dat nog te veel vertrekplichtigen buiten beeld blijven van de overheid;

verzoekt de regering een plan van aanpak te ontwikkelen om illegaliteit te ontmoedigen en uitbuiting van illegalen aan te pakken, waarbij meer inzicht komt in het aantal illegalen en met de gemeenten wordt afgesproken dat zij illegalen ook in beeld brengen bij de Dienst Terugkeer en Vertrek als zij – langer dan incidenteel individuele noodopvang van enkele dagen op basis van de openbare orde – beroep doen op gemeentelijke hulpverlening;

verzoekt de regering tevens dit plan van aanpak bij de begrotingsbehandeling 2021 aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Becker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2619 (19 637).

Dat was het, mevrouw Becker?

Mevrouw Becker (VVD):

Ja, dank u wel.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik heb twee moties. De eerste is erop gericht dat we als Kamer de mate waarin het kabinet en de Staatssecretaris de beleidsvoornemens die nog resten kunnen uitvoeren, goed kunnen volgen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer de regering heeft verzocht om een maximale inspanning te leveren om de doorlooptijden bij de IND nog in 2020 binnen de wettelijke termijnen te brengen;

verzoekt de regering eens per twee maanden aan de Kamer te rapporteren over de voortgang bij het afdoen van vertraagde zaken en de gemiddelde doorlooptijden bij nieuwe asielverzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2621 (19 637).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De tweede motie gaat over de lessen die we kunnen trekken uit de covidpandemie. De Staatssecretaris is daarop ingegaan en heeft gezegd: we volgen dat zeer nauwgezet. Ik zou willen dat het trekken van die lessen de komende maanden op een systematische manier gebeurt. Daartoe strekt mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is om voor diverse aspecten die relevant zijn voor het migratiebeleid in kaart te brengen wat de gevolgen en eventuele noodzakelijke aanpassingen vanwege COVID-19 zijn;

verzoekt de regering inzicht te verschaffen in de mogelijke gevolgen van de COVID-19-pandemie op het migratiebeleid en de daaruit voortvloeiende noodzakelijke aanpassingen, in ieder geval ten aanzien van de mondiale migratie, de opvang van vluchtelingen in Nederland en in de regio, het gebruik van vreemdelingendetentie en de doorlooptijden bij de IND, en de Kamer hierover voor het einde van de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2620 (19 637).

De voorzitter:

Meneer Van Ojik, als u dan zo vriendelijk wilt zijn om de moties zodanig neer te leggen dat ze kunnen worden opgehaald, maken ze helemaal deel uit van de beraadslaging.

Het woord is aan de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik ben mijn eerste termijn begonnen met enige woorden te wijden aan de deernis die ik gevoelde onder anderen voor de Staatssecretaris. Ik moet zeggen: de beantwoording van de vragen van collega's en mij heeft mijn betrokkenheid op haar welzijn niet verminderd, maar heeft mij wel iets meer begrip gegeven voor haar vastberadenheid om de problemen tot een goed einde te brengen dan wel om die ter hand te nemen. De tijd van pappen en nathouden is voorbij; dat is wel de ondertoon die ik in haar betoog beluisterd heb. Ik ben daar blij mee, moet ik zeggen. Ik zal dus ook niet meer vragen: kan de Staatssecretaris nog wel iets noemen wat dan wel goed gaat? Ik denk dat er veel in gang is gezet wat heel goed kan uitpakken en hoop dat wij voor de zomer en in de loop van dit kalenderjaar daarover adequaat worden geïnformeerd.

Ik heb drie moties, maar één daarvan vervalt. Die ging over het onderzoek naar de aanpassing van het VN-Vluchtelingenverdrag. De Staatssecretaris heeft inmiddels toegezegd dat zij voor de zomer met een verhaal komt. Ik dien die motie dus niet in; ik heb genoeg aan de toezegging.

Ik zou dan nog wel twee moties willen indienen. Een betreft de West-Europese aanpak veiligelanders. De Staatssecretaris heeft er al wat over gezegd, maar ik zou het iets nader omschreven willen hebben.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er sprake is van migranten uit veilige landen uit de West-Balkan en de Maghreb die door asielverzoeken proberen enige tijd in West-Europa te verblijven;

constaterende dat als er sprake is van criminaliteit of overlast door asielzoekers, dit vaak migranten uit veilige landen betreft;

verzoekt de regering afspraken te maken met andere West-Europese landen die geconfronteerd worden met dezelfde problematiek, om deze (groepen) migranten in kaart te brengen en uit te zetten naar het land van herkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2623 (19 637).

De heer Bisschop (SGP):

De andere motie heeft betrekking op de kinderen op de Griekse eilanden. Ik heb al aangegeven: wat ons betreft is dan de focus gericht op de echte weeskinderen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diverse andere Europese lidstaten meewerken aan het herplaatsen van minderjarige migranten;

overwegende dat Nederland in plaats hiervan afspraken heeft gemaakt met Griekenland over het verplaatsen van minderjarige migranten naar het Griekse vasteland en het opzetten van een voogdijsysteem aldaar;

spreekt uit dat Nederland bereid moet zijn om die minderjarige migranten op te nemen, van wie onomstotelijk vaststaat dat zij weeskinderen zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2624 (19 637).

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog twee vragen. Ik heb die al gesteld in de eerste termijn, maar ik herinner de Staatssecretaris daar maar even aan. Misschien heb ik het antwoord niet gehoord. Het ging daarbij om Griekenland, om de vanuit Griekenland naar Turkije teruggestuurde asielzoekers en migranten en om de berichten van UNHCR over de met scherp schietende Griekse grenswachten, waardoor er één dode is gevallen en vijf gewonden. Misschien kan de Staatssecretaris daar nog op ingaan.

Ook heb ik nog een punt waar ik zelf geen tijd meer voor had in de eerste termijn. Dat ging over Soedan. Ik begrijp dat er inmiddels 100 brieven zijn gestuurd naar de mensen die uit Soedan komen, nu in Nederland zijn en mogelijk moeten worden teruggestuurd. Hoe legt de Staatssecretaris dat uit, ook in het kader van de nieuwe verlenging van de VN-missie UNAMID? Volgens Amnesty zijn de dreigingen nog lang niet geweken in dat land, ondanks de regime change.

Voorzitter, dan kom ik snel tot twee moties. Die luiden als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de coronapandemie de dagelijkse praktijk in de lvv's ontregeld heeft;

overwegende dat het beeld dat de evaluatie zal opleveren sterk beïnvloed kan worden door de ontregelde praktijk in de coronaperiode;

verzoekt het kabinet bij de geplande evaluatie van de lvv's rekening te houden met de periode waarin de lvv's niet normaal hebben kunnen functioneren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Groothuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2625 (19 637).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

En ten slotte heb ik een motie die gaat over de beoordelingen van asielzoekers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer de Kamer verhindert de zaak van een Bahreinse asielzoeker te bespreken met het kabinet;

overwegende dat het mede naar aanleiding van deze zaak niettemin van essentieel belang is dat de Kamer een beter inzicht krijgt in de vraag op welke manier de IND besluit of een asielverzoek gegrond is of niet;

overwegende dat er al enkele jaren discussie bestaat over de manier waarop de IND asielverzoeken van bekeerlingen en lhbti's beoordeelt;

overwegende dat de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken heeft geconstateerd dat de IND landeninformatie systematischer, objectiever en transparanter zou kunnen gebruiken in zijn besluitvorming en adviseert de gebruikte landeninformatie door een extern panel van experts te laten toetsen;

verzoekt de regering tot het instellen van een extern en onafhankelijk onderzoek naar de vraag hoe de IND asielverzoeken beoordeelt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Groothuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2626 (19 637).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ten slotte is het woord aan de heer Hiddema.

De heer Hiddema (FvD):

Voorzitter, ik heb drie moties, als ik daar de tijd voor heb. Motie 1: in de jaren dat de asielinstroom de pan uitrees, is het speerpunt altijd de versobering van de opvang geweest. Nou, u ziet het, dankzij het frauderen van de asielindustrie wordt nu Burgum opgestoten in de vaart der volkeren. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Burgum een «asielzoekerscentrum» is gerealiseerd in de vorm van een reguliere woonwijk met grondgebonden nieuwbouwwoningen rondom verschillende hofjes;

overwegende dat het niet valt uit te leggen aan hardwerkende Nederlanders die geen woning kunnen vinden, dat asielzoekers voor niets een volwaardige nieuwbouwwoning ter beschikking krijgen;

overwegende dat asielzoekers geen recht hebben op meer dan een eenvoudige bed-bad-en-broodvoorziening;

overwegende dat een ruimhartige asielopvang een aanzuigende werking zal hebben op de instroom;

roept de regering op om de opvang van asielzoekers zo veel mogelijk te versoberen, want dat was toch beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hiddema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2627 (19 637).

De heer Hiddema (FvD):

Even ter toelichting: ik heb de Staatssecretaris aangehoord. Het heeft heel lang geduurd en het is, met alle respect, niets anders geworden dan een eindeloze parade van wensgedachten, weliswaar in een nieuwe verpakking en met een Europees strikje eromheen. We weten niet eens wat erin zit, maar toch zitten we hier tot bijna vier uur over dat soort dingen te filosoferen. Nou, dat Europese verpakkinkje staat garant voor het feit dat er de eerstkomende jaren helemaal niets zal veranderen. Ik heb dus een motie van treurnis in het vooruitzicht gesteld. Ik zou die eigenlijk met een snik moeten voordragen, maar dan raak ik beperkt in het tempo, dus laat ik het maar simpel houden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in het eerste jaar sinds haar aantreden onvoldoende heeft gepresteerd in de aanpak van de asielproblematiek;

spreekt haar treurnis uit over het functioneren van de Staatssecretaris,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hiddema en Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2628 (19 637).

De heer Hiddema (FvD):

Ook bij gelegenheid van deze vergadering heb ik van de Staatssecretaris een boel wensgedachten gehoord.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mag ik vragen wat de intentie is van deze motie? Een motie van treurnis begrijp ik nooit zo goed. Ik vind het altijd slappe hap. Wat moet er nou gebeuren volgens de heer Hiddema als deze motie wordt aangenomen? Als hij vindt dat ze echt faalt, moet hij een motie van wantrouwen indienen. Dat getuigt van ballen, maar dit vind ik slappe hap. Wat moeten we met deze motie?

De heer Hiddema (FvD):

Dat mag u helemaal zelf weten. Wellicht dat de Staatssecretaris zeer geroerd raakt door de strekking van die motie en denkt: verdorie, hij heeft ergens wel gelijk, ik ga eindelijk eens wat doen. Want wat u vandaag hier heeft gedaan, is niets anders dan naar de toekomst kijken. Maar u heeft niet één vondst, niet één concrete oplossing voor het probleem waar u al een jaar op zit te broeden. Vandaar deze kleine attentie vanwege uw eenjarig jubileum. Maar het is treurig dat het zo moet zijn. We zien wel wat meneer Van Dijk daarmee doet.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vind dit symboolpolitiek. Of u dient een motie van wantrouwen in – u vindt het allemaal niks wat hier gebeurt en u vindt dat de regering faalt – of u steunt het beleid. Maar dit is symboolpolitiek. Hier schiet niemand iets mee op.

De heer Hiddema (FvD):

Nou, als we het criterium aanleggen wat rendeert en waar we hier wel iets mee opschieten, dan kunnen we nu wel naar huis. Dat is het probleem niet. Het is een aanmoediging voor de Staatssecretaris om zich deelgenoot te voelen van de diepe bezorgdheid van mijn partij en zijn aanhangers en te denken: ik ga voor die mensen eens wat doen, want ik wil niet dat ze treurig gestemd raken. Dat is toch mooi?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mijn interruptie sluit een beetje aan op de vraag van de heer Jasper van Dijk. Voordat we daarover gaan stemmen, is het belangrijk om te weten of de fractie van Forum voor Democratie er vertrouwen in heeft dat de Staatssecretaris het de komende tijd beter gaat doen dan dat ze het volgens de motie in het afgelopen jaar heeft gedaan. Dat is wel vrij wezenlijk om ons stemgedrag te kunnen bepalen. Als dat niet zo is, dan moet de heer Hiddema inderdaad een motie van wantrouwen indienen. Als dat wel zo is, dan weten we dat.

De heer Hiddema (FvD):

De Staatssecretaris zit er een jaar, en ze is nog nooit geconfronteerd met een treurnismotie. Dat is haar nog nooit overkomen. Het is haar eer te na dat er weer een motie in die richting gaat, toch?

De voorzitter:

Maar het is wel belangrijk om te weten of het aanvaarden van de motie betekent dat er geen vertrouwen in de Staatssecretaris is. Dat moeten we echt weten van u.

De heer Hiddema (FvD):

Nee, het aanvaarden van de motie betekent dat Kamerbreed mijn treurnis wordt gedeeld en dat we collectief hopen dat de Staatssecretaris, geroerd of niet, denkt: dit gebeurt me niet nog een keer, ik ga eens iets concreets doen; ik wil niet dat de Kamer treurig is. Toch?

De voorzitter:

Dat moeten we zeker altijd proberen te voorkomen. Daar doe ik ook mijn best voor.

De heer Hiddema (FvD):

Dat ik daaraan mag bijdragen, is een mooie zaak.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Even om te checken. Dat betekent dus dat de heer Hiddema zegt: of die motie nou wordt aangenomen of niet, ik heb er wel vertrouwen in dat het in het komende halfjaar beter zal gaan dan in het afgelopen jaar.

De heer Hiddema (FvD):

Ik geloof in de kracht van mijn motie. Ik zie al dat de Staatssecretaris mij de hele tijd welwillend aankijkt en dat zij best blij is dat er enige aandacht wordt besteed aan haar jubileum. Dat neemt ze mee naar huis en dat slaat ze op. En dan denkt ze: nou ga ik de Kamer helemaal ten dienste zijn. Dat is toch mooi? Ik heb het vertrouwen in de Staatssecretaris dat het die kant opgaat.

De voorzitter:

ik meen begrepen te hebben dat u nog een derde motie heeft.

De heer Hiddema (FvD):

Ja, maar dat was een motie – daarom ben ik ook zachtmoedig gestemd jegens de Staatssecretaris – om haar nog eens aan te sporen om met een aanwijzing te komen richting OM om criminele asielzoekers, recidivisten, op te zadelen met voorlopige hechtenis. Maar wat is nou zo mooi, en dat is prachtig meegenomen? De Staatssecretaris heeft toegezegd dat ze daar aandacht aan wil besteden. Dan hoop ik wel dat ze bij die gedachtegang niet vergeet dat een motie van dezelfde strekking, van de heer Voordewind, al door de Kamer is aangenomen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de Staatssecretaris. De moties zijn inmiddels opgehaald. Het zijn er maar negentien, dus dat scheelt. Kunt u meteen antwoorden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Omwille van de tijd, want ik begrijp dat u ook op hete kolen zit, en terecht. Ik heb de moties hopelijk voldoende goed kunnen bevatten.

Ik begin met de motie van mevrouw Kuiken op stuk nr. 2609 over de hervestiging, het opnemen van mensen en het pact dat er nog aan zit te komen. Ik heb het al eerder gezegd: dit vind ik niet het moment om stelling te nemen over een pact dat we nog niet kennen. Daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2609 is ontraden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan de tekst van de motie over het beleid inzake lhbt en bekeerlingen uit Iran. Ik heb de heer Voordewind meen ik toegezegd dat ik daar nog een keer naar zal kijken. O nee, het was geen motie. Dat had ik niet bij mijn notities gezet.

De voorzitter:

We gaan over naar de motie op stuk nr. 2610.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dit is een motie van de heer Emiel van Dijk. Het zal hem niet verbazen – ik heb het laatst ook in de Kamer gezegd – dat ik deze motie over de nexit moet ontraden om de bekende redenen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2610 is ontraden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan de motie op stuk nr. 2611: geen asielaanvragen meer op Nederlands grondgebied. Wij houden ons aan onze verplichtingen. Ik heb al eerder gezegd: vluchtelingen die onze bescherming nodig hebben, willen wij die bescherming geven. Ik ontraad de motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2611 is ontraden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter, even voor de orde. Wij hebben de moties zelf niet. Ik hoor graag het nummer en de indiener.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dit was de motie op stuk nr. 2611 van de heer Emiel van Dijk.

De voorzitter:

Dit was de tweede motie van de heer Van Dijk.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Oké.

De voorzitter:

Nogmaals, de tweede motie van de heer Van Dijk, dus motie op stuk nr. 2611, is ontraden. De indiener heeft er nog een vraag over.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ja, dat klopt. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen: vluchtelingen hebben recht op opvang en dergelijke. Daarmee haalt ze wel een paar dingen door elkaar. Al die mensen die hier komen, zijn per definitie geen vluchteling totdat ze beoordeeld zijn. Het zijn in principe allemaal asielzoekers. Vanuit ons perspectief, vanuit het perspectief van de Dublinregels, zijn het asielzoekers of migranten als ze uit een veilig land komen. Laten we dat verschil even duidelijk houden. Het gaat hier niet om vluchtelingen, maar om migranten met een economisch motief om in Nederland asiel aan te vragen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat kunnen we van tevoren niet zien. Vluchtelingen die onze bescherming nodig hebben, geven wij die bescherming. Bescherming in de regio is belangrijk, maar wij houden ons aan onze verplichtingen op grond van de verdragen. Daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 2612.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Die motie vraagt om geen vergunningen uit te delen in verband met de lange duur. Dat gebeurt ook niet, dus ik ontraad de motie. Ik heb gezegd dat er prikkels komen die passen in het Nederlandse rechtsbestel.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2612 is ontraden.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Waarom wordt die motie ontraden als het niet gebeurt? Dan kunt u de motie toch overnemen? Als u deze toezegging wil doen, dan wil ik de motie wel intrekken. Als u zegt dat het onder geen beding voorkomt dat er prikkels zijn die leiden tot verblijfsvergunningen in geval van te lang wachten, dan trek ik de motie in.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb gezegd dat het niet gebeurt. De motie miskent het feit dat er prikkels kunnen komen die passen in het Nederlands rechtsbestel. De motie vraagt om geen vergunningen uit te delen in verband met de lange duur. Dan lijkt het alsof dat zou kunnen gaan gebeuren. Met de strekking van de motie ben ik het eens: dat gaan we niet doen, want het moet passen in het Nederlandse rechtsbestel. Maar de tekst van de motie moet ik ontraden, want die geeft aan alsof dat wel de bedoeling zou zijn. Ik heb er zelfs nooit over gesproken.

De voorzitter:

We gaan naar de motie op stuk nr. 2613.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Die motie van het CDA vraagt om alle personen uit veilige landen van herkomst te plaatsen in de htl. Dat is helaas niet haalbaar qua capaciteit – we hebben daar 50 plaatsen – en juridisch is het ook heel lastig. Maar ik omarm van harte de aansporing in deze motie van mevrouw Van Toorenburg om die veiligelanders separaat op te vangen. Daar zijn we ook mee bezig. Gemeentes die gevraagd wordt om een veiligelandenlocatie in te richten, zijn niet al te happig. Maar ik wil er ook bij het COA heel hard op duwen om te zorgen dat er aparte gebouwen of in ieder geval aparte huisvesting komt voor de veiligelanders. We moeten ervoor zorgen dat ze niet vervelende activiteiten kunnen ondernemen enzovoort. Ik probeer zo veel mogelijk datgene wat u wil met uw motie te bereiken. De htl lukt net. Er is net een uitspraak geweest van de rechter in Den Bosch, die zegt dat de htl mag, dat die kan, omdat deze mensen het zelf onmogelijk gemaakt hebben om in Nederland op een andere manier te worden opgevangen, op een goede, betere, vriendelijkere manier. Maar ik vind het heel akelig als ik het kind met het badwater zou weggooien en dadelijk van de rechter te horen krijg dat dit niet mag en dat dan het andere ook niet mag. Maar ik ga het proberen om in de huisvesting van het COA zo goed mogelijk tegemoet te komen aan uw motie.

De voorzitter:

Dus het oordeel over de motie is?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Oordeel Kamer. Mijn inspanningen zijn erop gericht. Als ik die motie in deze sfeer mag lezen van mevrouw Van Toorenburg. Dat het dus niet de htl is, maar wel een zo strikt mogelijke opvang op de plekken die er al zijn.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik heb die tussenzin expres erin gezet, want ik vind het belangrijk dat er gewoon een goede plek komt. Dan kan de Staatssecretaris haar zelfs overnemen, dat vind ik ook prima.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Maar in díé formulering.

De voorzitter:

Oordeel Kamer.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Oordeel Kamer. Ja?

De voorzitter:

Dan de motie op stuk 2614.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Meer periodieke rapportages over Griekenland. Ik heb...

De voorzitter:

De heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Excuus, voorzitter, maar dan wil ik toch graag even om opheldering vragen. Want ik dacht dat ik de Staatssecretaris hoorde zeggen dat het doorzetten naar een handhaving- en toezichtlocatie niet kan. Dat is wel wat de motie vraagt. Wordt die motie dan gewijzigd, of...?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, want er staat «dan wel». Dus als dat gevraagde niet kan, dan wél «ten minste een speciaal voor deze doelgroep ingerichte plek.» Ik begrijp nu dus dat het niet naar de htl gaat, maar naar die andere plek.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Oké, dat laatste had ik niet scherp. Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Van Ojik geeft ook oordeel Kamer. We gaan naar de motie op stuk nr. 2614.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het is weleens lastig omdat ze de tekst niet hebben.

Dan de motie over de periodieke rapportage Griekenland. Een andere motie, van de heer Van Ojik, is daar ook op gericht. Oh nee, die gaat over iets anders, de IND. Ik hoop dat ik mijn inzet duidelijk heb kunnen maken in de eerste termijn. We willen echt komen tot structurele verbeteringen daar. Bij die inzet past een periodieke informatie aan uw Kamer over de voortgang. Ik laat deze motie daarom aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2614 heeft «oordeel Kamer».

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan de verlengde pleegzorg.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2615.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb hierover aangegeven dat ik nog kijk naar de mogelijkheden, inclusief de middelen die daarmee zijn gemoeid. Ik vrees dat ik dat niet red voor de zomer, maar ik zeg in ieder geval toe dat ik u uiterlijk – úíterlijk, en zo veel eerder als mogelijk – voor de begrotingsbehandeling informeer over de mogelijkheden. In dat licht komt de motie iets te vroeg. Ik wil u daarom vragen om deze motie aan te houden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dan zal ik dat doen, ook omdat daarmee een brug geslagen wordt naar het verzoek dat de heer Van Ojik eerder heeft gedaan, dat wij eerder hebben gedaan, dat er daadwerkelijk wat beweging komt. Dan houd ik deze motie aan tot de begroting.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Toorenburg stel ik voor haar motie (19 637, nr. 2615) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 2616.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

We zijn er echt heel hard mee bezig.

Dan kom ik bij de motie van de heer Groothuizen, over het binnen zes maanden vaststellen van een onafhankelijk panel, dit naar aanleiding van een rapportage van de ACVZ. Helaas moet ik zeggen dat deze motie ontijdig is. Ik wil eerst uw Kamer mijn reactie sturen. Ik vraag de heer Groothuizen dan ook of hij bereid is deze motie aan te houden.

De heer Groothuizen (D66):

Ik heb de Staatssecretaris horen zeggen dat zij ernaar streeft om voor het zomerreces met een reactie te komen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Absoluut.

De heer Groothuizen (D66):

Dan zal ik haar aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Groothuizen stel ik voor zijn motie (19 637, nr. 2616) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 2617.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De motie van de heer Jasper van Dijk over Nederland en deelname aan het opname van kinderen uit Griekenland. Kortheidshalve verwijs ik naar mijn betoog over de wijze waarop wij Griekenland helpen met de problemen die zij ervaren. Ik ontraad daarom de motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2617 is ontraden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan had de heer Van Dijk nog een motie. O nee, die is voor de Kamer.

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Becker.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2619.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik snap de wens van mevrouw Becker en ik wil dit aspect meenemen in de toegezegde beleidsbrief die u voor de begrotingsbehandeling krijgt. Ik druk erop bij het WODC dat voor die tijd ook hun rapportage er is. Als die er is, kan ik die er hopelijk bij betrekken. U krijgt sowieso een beleidsbrief. Dus dan laat ik het aan de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2619 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De motie op stuk nr. 2620. Dan ben ik bij de heer Van Ojik. Als ik de motie goed begrijp, dringt de heer Van Ojik aan op een rapportage over de taskforce bij de IND die de achterstanden dit jaar moet wegwerken. Ik begrijp dat uw Kamer goed geïnformeerd wil worden. Ik heb u al in eerste termijn de resultaten tot nu toe gemeld. Als ik u kort na het zomerreces de stand van zaken stuur, en kort voor de begrotingsbehandeling en voor het einde van het jaar, dus kort na de zomer, kort voor de begrotingsbehandeling en voor het eind het jaar, dan zit ik op ongeveer elke twee maanden. Als dat in lijn is met wat u wenst, kan ik de motie oordeel Kamer laten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2619, pardon, op stuk nr. 2620 heeft oordeel Kamer. Wilt u zich daar nog tegen verzetten, meneer Van Ojik?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, voor alle duidelijkheid: volgens mij is dit de reactie op de motie op stuk nr. 2621. Klopt dat?

De voorzitter:

Nee. Even kijken. Ja, inderdaad. Ja, klopt. De motie op stuk nr. 2621 krijgt oordeel Kamer. Dat constateren we nu, maar de motie op stuk nr. 2620?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De motie op stuk nr. 2620 ook. De motie geeft een... Nee, wacht even, dat is de maximale... Waar heb ik het nou over? Ik kan het nummer ook niet meer bijhouden. Die gaat over de behoefte de gevolgen van de corona voor migratie in kaart te brengen. Dat is belangrijk en ik wil dat ook in kaart brengen. Het is ongelofelijk belangrijk. Als er weer iets komt, moeten we klaarstaan. Dus ik geef dat graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2620 krijgt oordeel Kamer en de motie op stuk nr. 2621 ook. Dan komen we bij de motie op stuk nr. 2623.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, kunt u het oordeel op de motie op stuk nr. 2618 nog even herhalen? Want dat is mij ontgaan.

De voorzitter:

Dat is een «spreekt uit»-motie.

De motie op stuk nr. 2623. Mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik had dit aan het eind willen doen, maar we nu de motie op stuk nr. 2618 toch even aanhalen... Ik snap dat het een motie is die niets vraagt aan het kabinet, maar die vraagt als Kamer iets uit te spreken. Maar nu we de Staatssecretaris toch in ons midden hebben, zou ik haar even willen vragen of het juist is dat... Kijk, de heer Van Dijk zegt hier dat het kabinet nauwelijks maatregelen treft vanwege economische belangen. Als ik hier dan straks tegenstem, dan lijkt het alsof ik vind dat kennelijk economische belangen moeten prevaleren. Dan kan er een heel vervelend beeld naar buiten ontstaan, terwijl ik het daar helemaal niet mee eens ben. Maar ik zou willen weleens weten of het klopt wat de heer Van Dijk hier opschrijft, dat het kabinet die economische belangen laat prevaleren en nauwelijks maatregelen treft. Mijn beeld is dat het kabinet überhaupt nog met de uitvoering van een motie moet komen om «more for more, less for less» te gaan toepassen. Kan daar nog even kort op worden ingegaan? Dat is wel belangrijk voor onze stemadviezen vanuit onze fracties.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Richt mevrouw Becker de vragen aan mij? Datgene wat mevrouw Becker aanhaalt, is juist. Er komt een reactie.

De voorzitter:

Fijn. We gaan naar de motie op stuk nr. 2623 van de heer Bisschop.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De motie van de heer Bisschop gaat over de aanpak van de veiligelanders. Er zijn al mogelijkheden om strafrechtelijke gegevens, ook over asielzoekers, tussen de lidstaten te delen. Met de lopende implementatie van ECRIS-TCN, the European Criminal Records Information System Third Country Nationals, wordt dit verder vereenvoudigd. Dit kan niet onbegrensd. Er moet altijd sprake zijn van doelbinding. Om die reden ontraad ik de motie, want die zou immers zo gelezen kunnen worden dat aanvullende afspraken nodig zijn. Daar zie ik nu op dit moment niet voldoende ruimte toe.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2623 is ontraden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan de motie op stuk nr. 2624, om de echte wezen op te nemen. Ik verwijs weer naar mijn uitvoerige uiteenzetting over de uitvoerige afspraken die ik met Griekenland gemaakt heb. Dat is niet aan de orde. Ik heb daar in voldoende mate op gereageerd en ik ontraad derhalve de motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2624 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 2625.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Die is van de heer Voordewind. Ik heb in de eerste termijn gezegd dat ik de peildatum maximaal naar achteren brengen, maar verder kan ik niet gaan. In zoverre houd ik rekening met corona. Als de bedoeling van de motie is dat ik nog verder ga en dus echt over de termijnen heen ga die daarvoor gesteld zijn indertijd, dan ontraad ik de motie. Maar ik hoop dat ik haar zo mag lezen dat de heer Voordewind het zo ziet dat ik de peildatum opschuif en op die manier maximaal rekening houdt met de gevolgen van corona.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is het dictum ook: om rekening te houden met beperktheden in de tijd van corona bij de evaluatie.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Maar ik hou wel aan de termijn vast die gesteld is voor de evaluatie. Dat wil ik heel duidelijk stellen. Want als het de intentie is van de motie om naar een andere datum te gaan, dan ben ik het daar niet mee eens.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Zo luidt het dictum niet.

De voorzitter:

Dus u bent het eens over de interpretatie, toch?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Over deze motie zijn we het eens.

De voorzitter:

Ja, dus dan krijgt zij oordeel Kamer.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2625 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wat betreft de ACVZ in de motie-Voordewind/Groothuizen, dat is ontijdig. Voor de zomer krijgt u van mij een reactie. Dat betekent over uiterlijk vier weken. Daarom verzoek ik u om aanhouding van de motie.

De voorzitter:

Over welke motie hebben we het nu, over de motie op stuk nr. 2626 over de Bahreinse asielzoeker?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, over de ACVZ.

De voorzitter:

Dat begreep ik ook. O, wacht.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, die gaat verderop over de ACVZ.

De voorzitter:

Ja, neem me niet kwalijk. Oké, motie op stuk nr. 2626 wordt ontraden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nu ik hoor dat we over maximaal vier weken een reactie krijgen, zal ik haar aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor zijn motie (19 637, nr. 2626) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de motie-Hiddema op stuk nr. 2627.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

In het beeld dat de heer Hiddema schetst, namelijk dat we hier ongeveer met gouden kranen en ik weet niet wat allemaal voor geweldigs de opvang verzorgen, kan ik me niet vinden. De insteek van het Nederlandse kabinet is: sobere opvang. De motie gaat van iets anders uit, namelijk dat die luxe is. Ik ontraad om die reden dan ook de motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2627 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 2628.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat is een motie van treurnis. Die ontraad ik gewoon.

Maar ik wou nog één opmerking maken richting de heer Groothuizen. Hij had het over de persoon die in detentie is in Bahrein en zei dat ik toegezegd heb dat Nederland die uit de detentie zal halen. Die toezegging heb ik niet gedaan. Ik heb gezegd dat de ambassadeur in Koeweit zich daarmee bezighoudt, kijkt naar de detentiemogelijkheden, druk uitoefent op de autoriteiten enzovoort. Maar dat de ambassadeur in Koeweit de persoon in kwestie uit detentie zou halen, heb ik niet gezegd.

De heer Groothuizen (D66):

Dat begrijp ik. Ik kan me niet herinneren dat ik dat gezegd heb, maar mocht dat zo zijn, dan lag dat aan de lange tijd die we in deze zaal hebben doorgebracht. Ik begrijp dat de Staatssecretaris niet al dan niet met ambassadeur naar Bahrein kan afreizen om daar iemand uit de gevangenis te halen. Het ging om de maximale inspanning, iets wat zij ook nu weer herhaalt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb opgeschreven wat u zei en dacht: ik moet wel even zorgen dat de toezegging dadelijk niet is dat ik hem eruit ga halen.

De heer Groothuizen (D66):

Ik zal deze discussie niet verder met de Staatssecretaris aangaan. Waarschijnlijk heb ik het verkeerd gezegd.

De voorzitter:

Oké. Nou, we zoeken het allemaal na. Meneer Bisschop nog.

De heer Bisschop (SGP):

Ik wilde even mijn waardering uitspreken voor de inzet en de ijver van de Staatssecretaris om zelfs de motie op stuk nr. 2624 te becommentariëren en van een preadvies te voorzien, maar ik wijs de collega's erop dat dat een motie is waarin de Kamer een uitspraak doet.

De voorzitter:

Prima. Waarvan akte.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb nog een vraag van Voordewind over de Sudanese statushouders.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, over Sudanezen en Griekenland.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, en over Griekenland. Laat ik eerst beginnen met Griekenland. Dat ging over het uitzetten, het met scherp schieten op schepen enzovoort. De Europese Commissie zit daarbovenop. Die houdt daar echt goed de vinger aan de pols en houdt daar toezicht op. Er wordt ook door andere Europese organisaties echt goed op gelet en de Griekse regering wordt er echt op aangesproken als zich dat voordoet. Wij houden goed in de gaten dat daar op de juiste wijze gehandeld wordt conform de regels die wij met z'n allen in Europa hebben afgesproken.

Dan de Sudanese statushouders. Het asielsysteem brengt met zich dat er herbeoordeeld dient te worden als de grond voor asiel komt te vervallen. Dan is dat geen keuze maar een verplichting die voortvloeit uit het Europees recht. Daarbij moet in acht genomen worden dat een herbeoordeling niet per definitie tot een intrekking leidt. De mogelijkheid dat een statushouder bij een herbeoordeling op een andere grond een vergunning krijgt, blijft bestaan. De algemene veiligheidssituatie in Darfur, Blue Nile en Zuid-Kordofan is sinds 2017 verbeterd. Het gewapend conflict met de rebellenbeweging is afgenomen. Vanwege de afname van gevechten tussen het Sudanese leger en de rebellen zijn er aanzienlijk minder mensen om het leven gekomen. In het verleden is aangenomen dat er sprake was van een zogeheten 15c-situatie in deze gebieden, maar dat is nu niet meer het geval. De ontwikkelingen geven blijk van een verbeterde situatie, dus er is niet langer meer sprake van 15c. Er zijn inderdaad berichten van oplaaiend geweld, maar op basis van de informatie die nu beschikbaar is, kan niet gesteld worden dat dit gelijk te stellen valt met een 15c-situatie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Misschien nog een kleine opheldering. Mijn vraag was niet of we gerust kunnen zijn over Griekenland en de grenzen daar, maar ging over de dode en de vijf gewonden die daar gevallen zijn. Ik vroeg of de Staatssecretaris wil aandringen op een onafhankelijk onderzoek door de Grieken met betrekking tot die schietpartij.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik zal kijken welke stappen ik kan ondernemen.

Dan had ik nog een vraag van mevrouw Becker over de reactie op de juridische belemmering waartegen de IND aanloopt bij intrekking en dergelijke. Op die vraag is een reactie voorbereid. Ik weet dat die cirkelt. Die is bijna klaar. Juist bij dit stuk heb ik aan mijn ambtenaren gevraagd of we niet nog ergens een stap kunnen zetten om tot het uiterste van de EU-regels te gaan. Ook op dit punt mag u voor het zomerreces mijn brief verwachten.

De voorzitter:

Dank u wel. Die toezegging kan nog op het lijstje van toezeggingen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Die kan er nog net bij.

De voorzitter:

Dat is zo lang dat ik het hier niet ga voorlezen. Het wordt u allemaal nog separaat toegestuurd.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Maar die ene hebben we eruit, hè? Haha, nee, dat is een grapje.

De voorzitter:

Nee, ik begrijp het. Dat is een goeie.

Ik heb nog een paar afrondende mededelingen. Op 9 juni aanstaande – dat is dinsdag – zal er worden gestemd over de ingediende moties. Het geplande VAO komt hiermee uiteraard te vervallen. Zoals ik al eerder zei, zullen de toezeggingen schriftelijk aan de leden worden toegestuurd. Hiermee komt er een einde aan dit notaoverleg. Mijn excuses voor het feit dat het iets uitgelopen is, maar het onderwerp is er belangrijk genoeg voor. Ik dank de Staatssecretaris. O, meneer Van Dijk?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb een kleine vraag. Ik vind 9 juni niet erg, maar hoe zit het formeel met de JBZ? Want mijn motie verwijst wel naar de JBZ. Is die niet deze week? Is het dan niet raar om daarna te gaan stemmen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De JBZ is aanstaande vrijdagochtend.

De voorzitter:

Dat is misschien zo, meneer Van Dijk, maar er zijn vóór die tijd gewoon geen stemmingen voorzien. En in deze tijd gaat dat ook niet gebeuren. Dus als er vandaag bij wijze van spreken een motie van wantrouwen ingediend zou zijn, wat maar zo had kunnen gebeuren, dan was daar pas dinsdag over gestemd. Dat zijn vooralsnog de nieuwe regels. Als u het anders wilt, moet u zich echt tot het presidium wenden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik besef dat mijn motie over de Griekse eilanden zegt: bij de eerstkomende JBZ-Raad. Als de motie wordt aangenomen, betekent dit dat het dan de eerstvolgende JBZ na die stemmingen is. Dus dan is die motie nog steeds valide. U kunt dus gerust voorstemmen.

De voorzitter:

Prima. Ik ga afronden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mag ik een ding zeggen, voorzitter? Dit onderwerp staat niet op de agenda van de JBZ.

De voorzitter:

Oké. Daarmee komt er een einde aan dit notaoverleg. Ik dank de Staatssecretaris, haar ambtenaren, de leden en onze ondersteuning in alle gedaanten. Het was weer een groot genoegen om met u hier in een ruimte te zijn. Ik wens u allen nog een mooie dag. Tot spoedig.

Sluiting 15.58 uur.

Naar boven