Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 76, item 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 76, item 13 |
Voorzitter: Tielen
Energiewet
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-het wetsvoorstel Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) (36378).
De voorzitter:
Wij hervatten dit debat. Ja, een nieuwe voorzitter, denkt u. Dat klopt. U maakt er een marathonsessie van en de voorzitters delen het dan graag op. Dit debat gaat over de Energiewet, oftewel de Regels over energiemarkten en energiesystemen.
Welkom terug iedereen, zeg ik ook tegen de minister voor Klimaat en Energie.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Wij zijn toe aan de inbreng van de minister in eerste termijn, oftewel zijn reactie op alle vragen die hem gesteld zijn in de eerste termijn van de zijde van de Kamer, gevolgd door de appreciatie van de ingediende amendementen waarvan nog geen appreciatie was gegeven.
Voordat we verdergaan wil de heer Erkens nog iets zeggen.
De heer Erkens (VVD):
Misschien het verzoek om de stemmingen dan een week later te laten plaatsvinden, gezien de grote hoeveelheid amendementen die we nog gaan bespreken met elkaar.
De voorzitter:
Ik zie wat non-verbale instemming.
Mevrouw Postma (NSC):
Steun vanuit ons. Dat lijkt ons een goed idee. De collega's hebben hard gewerkt en het is goed om dit even rustig met elkaar te kunnen doornemen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik symboolde bijna een hartje naar de heer Erkens. Heel fijn. We hadden het er net ook al over dat dit best wel ingewikkeld is. Graag.
De voorzitter:
Over energie gesproken. Mooi, die hartjes. Goed. Ik denk dat we dat zo vaststellen en dat alle amendementen niet aanstaande dinsdag maar de week daarna op de stemmingslijst komen te staan. Dat gaan wij doorgeven.
Het is wetgeving en dan zit er dus geen beperking op het aantal interrupties. Maar het is donderdagavond; de minister heeft gisteren ook al een lange dag gehad als fractieleider. Volgens mij gaan we dus proberen elkaar heel te houden en efficiënt en effectief met elkaar in debat te gaan.
Het woord is aan de minister voor Klimaat en Energie, minister Jetten.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. De nieuwe Energiewet helpt de energietransitie naar meer strategische onafhankelijkheid op het gebied van energie voor Nederland. Dat laatste wordt ook geborgd met de vierde nota van wijziging, waarin het Nationaal Plan Energiesysteem een wettelijke basis krijgt, inclusief de waardevolle toevoegingen van de heer Erkens, voor meer onafhankelijkheid, maar nationale productie en meer diversificatie.
Deze wet regelt ook een betere bescherming van Nederlandse consumenten en meer mogelijkheden voor de aanpak van netcongestie. Deze onderwerpen leven enorm in uw Kamer. Dat bleek ook tijdens de twee wetgevingsoverleggen vorige maand en tijdens de eerste termijn hier plenair. Ik heb de afgelopen periode veel plezier beleefd aan de goede inhoudelijke gedachtewisseling over deze Energiewet. Dat geldt ook voor de vele ambtenaren van EZK, die niet alleen al jarenlang bezig zijn met deze voorbereidingen, maar die ook de afgelopen weken zeer intensief met veel van uw Kamerleden aan amendementen hebben gewerkt.
De maatschappelijke meerwaarde van dit wetsvoorstel blijkt ook uit hoe diepgaand en uitgebreid deze Kamer dit wetsvoorstel behandelt. Ik wil u daar ook hartelijk voor danken. Na jarenlange voorbereidingen om tot deze nieuwe, veelomvattende Energiewet te komen, is deze plenaire afronding de kroon op het werk van alle mensen achter de schermen. Het is een behandeling die ook recht doet aan de positie van de beheerders van het hoogspanningsnet en het regionale net, aan bedrijven, maatschappelijke organisaties en vooral de mensen thuis, die allemaal te maken hebben met die energietransitie.
Juist vanwege het belang voor de toekomst van onze energievoorziening hervat ik nu ook met vertrouwen de afronding van dit debat. Dat ga ik doen aan de hand van een aantal thema's. Ik ga eerst in op het sociaal tarief, daarna salderen, dan energie delen, vervolgens systeemvragen en het groepsverbod, daarna gebruikers en dan kom ik bij de appreciatie van de amendementen. Het zijn dus niet heel veel blokjes maar wel heel veel amendementen.
Voorzitter. Ik zei net al in mijn inleiding dat de vierde nota van wijziging niet alleen het Nationaal Plan Energiesystemen verankert, maar ook grote delen van de initiatiefwet van de heer Erkens. Ik vind het mooi dat we op deze manier hebben kunnen samenwerken om deze Energiewet nog verder te verbeteren.
Voorzitter. Dan het eerste thema: het sociaal tarief. Energie is een basisvoorziening voor iedereen en afnemers van elektriciteit en gas moeten daarom altijd op goede bescherming kunnen rekenen. In de Energiewet zit daarvoor een stevig en uitgebreid regime voor consumentenbescherming, waarbij de inzet is dat voor alle consumenten vergaande bescherming geldt. Een bijzondere bescherming is er daarnaast voor wat betreft de betaalbaarheid, doordat bij betalingsproblemen de lat voor het afsluiten van elektriciteit en gas heel hoog ligt en afsluiten zelfs uitgesloten wordt voor mensen die in de schuldhulpverlening zitten of ernstige gezondheidsproblemen ervaren.
Mijn reflectie op de afgelopen paar jaar met een erge energiecrisis is dat we niet altijd het snelst, het gerichtst of het meest effectief oplossingen van de plank kunnen trekken om aanvullende borging van betaalbaarheid en bestaanszekerheid via de energierekening te kunnen garanderen. Mensen met een blokaansluiting zijn bijvoorbeeld minder goed te bereiken dan mensen met een reguliere elektriciteits- of gasaansluiting. De ervaring leert dat daarom niet alleen de Energiewet relevant is, maar juist ook een hoop andere maatregelen in het sociale domein, het fiscale domein of het woondomein. Denk hierbij aan bredere armoedebestrijding, inkomensondersteuning of maatregelen voor échte verduurzaming van woningen, zodat we de grondoorzaken van energiearmoede ook echt wegnemen. Dit alles, in combinatie met een goed werkende energiemarkt en een uitgebreid en goed doordacht ondersteuningsbeleid, is gewoon nodig om in de toekomst te voorkomen dat mensen in de knel komen te zitten.
Uiteraard is het belangrijk om ook voor nieuwe prijscrisissen instrumenten achter de hand te hebben die we kunnen inzetten op het moment dat het echt nodig is. De vraag is daarbij vooral wat het beste instrument is dat ook het meest eenvoudig is in te zetten en het meest aansluit bij de bestaande infrastructuur voor gerichte ondersteuning, zoals we bijvoorbeeld hebben gedaan met de energietoeslag en de zorgtoeslag. In de afgelopen prijscrisis hebben we zowel generieke als meer gerichte maatregelen ingezet, zoals de energietoeslag die is uitgevoerd door gemeenten en het aparte noodfonds voor mensen die alsnog in betalingsproblemen komen. Uiteindelijk zal je altijd een combinatie van instrumenten nodig hebben om te voorkomen dat mensen echt door het ijs zakken.
Dan ligt er een amendement van de heer Grinwis. Ik kom straks bij de amendementen. Ik ga overigens de hele tijd bij de amendementen de definitieve appreciatie geven, maar de heer Grinwis heeft mij daar net ook een aantal vragen over gesteld. In de Kamerbrief van vorige week ben ik al uitgebreider ingegaan op een aantal vragen die in de WGO's nog op tafel lagen. Ik heb per aandachtspunt proberen aan te geven hoe er in de uitvoering een bepaald handelingsperspectief is voor de consument dan wel voor de overheid en wat de verschillende opties zijn om daarmee om te gaan. Het amendement zelf maakt nu in de toelichting een explicietere koppeling met plotselinge prijsstijgingen dan eerder is gedaan. Die explicietere toelichting zou eventueel ook nog verwerkt kunnen worden in het eerste lid van het amendement van de heer Grinwis. Ik zie aan hem dat hij dat nog gaat doen. O, dat is inmiddels gedaan. Oké. Dan is inmiddels dus naast de toelichting ook het eerste lid van het amendement nadrukkelijker gekoppeld aan een plotselinge prijsstijging. Ik vind dat een verstandige verbetering van de heer Grinwis, want daarmee wordt nu door ons als wetgever meer richting gegeven aan de situaties waarin je zo'n sociaal tarief zou kunnen inzetten.
De heer Grinwis vroeg ook aan mij hoe de volgende uitwerking eruitziet als dit amendement wordt aangenomen wanneer u daar over twee weken over stemt. Het zal zeer ingewikkeld blijven om mensen met een blokaansluiting op een goede manier te bereiken, omdat dat echt een ander, complex vraagstuk is. We gaan nu samen met het ministerie van Financiën ook nog de evaluatie van de Tijdelijke subsidieregeling tegemoetkoming blokaansluitingen uitvoeren. Ik wil voorstellen dat bij die evaluatie van de tegemoetkoming blokaansluitingen ook nog heel specifiek wordt gekeken hoe je die blokaansluitingen in een volgende prijscrisis beter zou kunnen bereiken dan nu het geval is.
Voorzitter. Ik heb in het WGO al aangegeven dat er ten aanzien van het sociaal tarief heel veel plussen en minnen zijn en dat het uiteindelijk echt een politieke keuze is of we dat sociaal tarief willen toevoegen aan dit wetsvoorstel. Ik zal daar straks bij het amendement nog nader op ingaan, maar de aangescherpte formuleringen die de heer Grinwis net heeft rondgestuurd, vind ik in ieder geval al een verstandigere formulering dan we in het WGO nog op tafel hadden liggen.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Grinwis daar iets over wil vragen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor dit in ieder geval begin van een appreciatie van het amendement zelf, maar ook voor de duidelijke beantwoording. Inderdaad, ik kreeg naar aanleiding van mijn bijdrage nog de suggestie om het niet alleen in de toelichting op te schrijven, maar ook in het amendement zelf. Dat heb ik gedaan. Dat is de reden dat het vandaag nog een keer is rondgegaan naar mijn collega's. Al die volgnummers zijn bijna niet meer bij te houden.
De voorzitter:
Weet u het nummer van dit gewijzigde amendement?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het was nr. 49 en het is nu … ergens in de 60.
De voorzitter:
Nr. 67.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nr. 67? Oké, ik had dat nog niet staan.
De voorzitter:
Het gewijzigd amendement-Grinwis …
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nr. 67 is het nu.
De voorzitter:
… is nr. 67.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja. Maar ik heb nog één ding. Want inderdaad, het is uiteindelijk een weging of je het instrument gaat inzetten. Je kunt ook zeggen: we kunnen het in ieder geval zekerheidshalve in de gereedschapskist stoppen. Of we het daadwerkelijk gaan uitwerken en inzetten, is dan nog steeds een open kwestie. Je kunt het dus nog steeds het voordeel van de twijfel geven, ook al twijfel je nog over de daadwerkelijke inzet. Dat geef ik nog maar even mee.
Maar mijn vraag voor nu is deze. De minister staat hier als minister voor Klimaat en Energie, gedragen door een departement, EZK. Ik snap dat ambtenaren bij EZK niet zitten te wachten op deze klus, omdat het, als het om generiek koopkrachtbeleid gaat, normaal gesproken vaak bij SZW ligt. Maar als je het vraagt aan de SZW'ers of aan de ambtenaren van Financiën — die hebben hier formeel geen stem, want dat doen wij als politici — weet ik wel wat ze zullen zeggen. Dit is veel gerichter, dit is veel specifieker, je pakt het probleem aan bij de wortel en het is door de oogharen gezien waarschijnlijk zomaar vijf keer goedkoper dan generiek beleid, als je kijkt naar eerdere studies van bijvoorbeeld CE Delft maar ook rekensommen van de ministeries. Kan de minister dat straks in zijn appreciatie ook meewegen? Dat is eigenlijk mijn vraag nu.
Minister Jetten:
Dat zal ik dan straks bij de bespreking van het amendement doen, maar dan zal ik ook aangeven wat de uitwerking van het amendement aan tijd en capaciteit kost. Het is aan mijn opvolger om straks de weging te maken wat de hoogste prioriteit heeft. Maar daar kom ik straks uitgebreider op terug.
Voorzitter, salderen. Daar heeft de Kamer net in eerste termijn uitgebreid over gediscussieerd, met eigenlijk maar heel weinig vragen aan mij. Dus ik beperk me. Mevrouw Rooderkerk vroeg naar het belang van de terugverdientijd. Die vraag snap ik, want we weten dat consumenten bereid zijn om te investeren in zonnepanelen op hun eigen dak als ze weten dat de terugverdientijd tussen zeven en negen jaar ligt. We hebben bij het vorige wetsvoorstel voor de afbouw van de salderingsregeling altijd gestuurd op zeven jaar. Mocht je per 2027 de salderingsregeling per direct afschaffen, dan betekent dat dat consumenten dan hun opwekking niet meer kunnen wegstrepen tegen hun eigen verbruik en dat zal een effect hebben op die terugverdientijd. Wat die terugverdientijd dan wordt, is wel afhankelijk van ook andere factoren, zoals de kosten voor de aanschaf en installatie van zonnepanelen en eventuele andere flankerende maatregelen die worden genomen. Maar sec het afschaffen van de salderingsregeling heeft natuurlijk een stevig effect op die terugverdientijd.
Ik ben het dan ook eens met mevrouw Rooderkerk dat het verstandig is dat het volgende kabinet dit snel ter hand neemt, om duidelijk te maken hoe die afschaffing in 2027 er dan uit komt te zien en wat er dan al dan niet aan extra maatregelen wordt genomen. Dan kunnen niet alleen consumenten uitrekenen wat hun terugverdientijd voor zonnepanelen wordt, maar geven we ook, zoals de heer Bontenbal betoogde, wat duidelijkheid en richting aan de installatiebranche en aan fabrikanten in Nederland die juist weer bezig zijn met het opschalen van zonnepanelenproductie in eigen land in plaats van dat we die moeten importeren uit het buitenland. Ik verwacht voor de korte termijn onrust en onzekerheid. Hoe sneller er straks bij de uitwerking van het regeerakkoord meer in detail wordt aangegeven hoe die afschaffing per '27 eruitziet, hoe sneller we ook weer in een rustigere situatie terecht kunnen komen en mensen kunnen uitrekenen hoe het eruitziet.
Mevrouw Rooderkerk en de heer Erkens, en ik denk ook anderen, vroegen naar de verhouding tussen het afschaffen van salderen en de verschillende heffingen die we nu zien bij energieleveranciers. Uit onderzoek van de ACM blijkt dat klanten met zonnepanelen meerkosten met zich kunnen meebrengen voor de energieleveranciers en die hangen samen met zowel de salderingsregeling als andere factoren, zoals duurdere inkoop en hogere onbalanskosten. Een groot deel van deze kosten wordt door de energieleveranciers doorberekend aan hun klanten en mensen zonder zonnepanelen betalen daarvoor dan een hogere prijs dan mensen met zonnepanelen. Bij het afschaffen van de salderingsregeling hebben leveranciers niet meer te maken met deze kosten die direct volgen uit het salderen. Andere kostenposten kunnen eventueel wel blijven bestaan en mogen dus worden doorberekend zolang deze transparant en redelijk zijn. Het is aan leveranciers om de keuze te maken of ze deze kosten afzonderlijk willen doorberekenen aan klanten met zonnepanelen of dat ze die bij iedereen in rekening willen brengen. Die prijsvorming is vrij volgens de Elektriciteitsrichtlijn, maar die moet wel transparant en navolgbaar zijn. Verschillende leveranciers hebben bij het vorige wetsvoorstel, dat ik zelf had ingediend en dat is gesneuveld in de Eerste Kamer, wel heel expliciet aangegeven dat het afbouwen of afschaffen van de salderingsregeling voor veel leveranciers aanleiding zal zijn om de kosten die we de laatste maanden hebben zien ontstaan dan ook weer af te schaffen dan wel weer af te bouwen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik was eigenlijk een beetje teleurgesteld over de analyse van ACM, over hoe diepgaand die was. Ik neem aan dat daar heel veel data onder zitten die wij niet zien, maar ik dacht bij deze wel: goh, het geeft mij wel weinig houvast over wat nou de reële kosten zijn, hoe die opgebouwd zijn, hoe dat verschilt voor een kleinverbruiker versus een grootverbruiker en een kleinverbruiker die produceert versus een grootverbruiker die produceert. Om het simpel te zeggen: in een systeem met zon en wind zullen er altijd onbalanskosten zijn, hoe slaan die nou neer bij iemand met zonnepanelen op zijn dak en hoe slaan die neer bij iemand die een zonneweide exploiteert? Ik heb gewoon een heel groot ongemak bij de terugleverboete die nu geheven wordt, omdat je echt totaal niet inzichtelijk hebt hoe die opgebouwd is in verhouding met hoe de prijsvorming is op de elektriciteitsmarkt. Dat is een heel lange introductie met eigenlijk de vraag aan de minister: kan de minister hier gewoon veel meer inzicht in laten geven?
Minister Jetten:
Ik zal dit verzoek gewoon doorgeleiden naar de ACM. Ik kan me voorstellen dat hier de komende tijd gewoon vragen over blijven, omdat deze situatie zich voorlopig zal blijven voordoen. Dan is het goed als de ACM goed de vinger aan de pols blijft houden. Als mevrouw Kröger het gevoel heeft dat het onderzoek van de ACM niet uitgebreid genoeg is geweest, kan de ACM dat wellicht aanvullend komen toelichten aan de Tweede Kamer.
De voorzitter:
In tweede instantie, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De ACM toetst gewoon of het wettelijk mag en of het redelijk is. Qua redelijkheid kijken ze naar de rendementen. Ze kijken of bedrijven zich aan de wet houden. Mij gaat het om het volgende. Het gaat onder andere over de groothandelsprijzen. Maar hoe wordt dat doorberekend aan een grootverbruiker versus een huishouden? Ik heb het idee dat nu het hele risico van zonne-energie opwekken bij de consument wordt gelegd, terwijl dat niet geldt voor andere spelers in de markt. Het hele kostenveroorzakersprincipe passen we maar eenzijdig, in één categorie toe. Dat vind ik absoluut oneerlijk. Ik zou de minister toch willen vragen om hier echt een veel grondigere analyse van te geven. Dat gaat dus niet over de ACM-toetsing over redelijkheid en wat er van de wet mag, maar gewoon over prijsvorming. Hoe werkt het echt?
Minister Jetten:
Dan stel ik voor dat ik gewoon in gang laat zetten dat deze vragen nader worden uitgezocht. Als ik zo de Kamer proef, zal de volgende minister vrij snel met een eerste uitwerking moeten komen van de voorgenomen afschaffing van de salderingsregeling. Dan lijkt het me verstandig om bij die brief ook deze vragen van mevrouw Kröger goed in kaart te brengen. Ik zal dat alvast in gang zetten.
De heer Bontenbal (CDA):
Mag ik een beetje tegendenken? Er zijn twee vormen van transparantie. De eerste is dat je helemaal precies snapt hoe de prijs is opgebouwd en hoe de handelsvloer van een groot energiebedrijf uiteindelijk de tarieven bedenkt en inkoopt. Dat is voor een deel ook bedrijfsgeheim; dat is gewoon de tactiek, de strategie van een energiebedrijf. De tweede is transparantie over tarieven, dus dat je als consument dingen goed kunt vergelijken. Dat laatste is in mijn optiek het belangrijkste.
Misschien wil je juist — dat is een beetje contrair aan het verhaal van mevrouw Kröger — dat de leveranciers hier wel in kunnen differentiëren. Voor het leveringstarief vinden we het heel normaal dat we heel veel leveranciers kunnen vergelijken en dat een klant op basis van de laagste prijs of iets anders kiest voor een leverancier. In principe is een leveringstarief voor zonnestroom ook gewoon een tarief, alleen staat daar een minnetje voor. Zou je daar niet juist meer concurrentie in willen hebben? Dan moet het vooral transparant zijn wat die tarieven zijn. Dan zijn we er. Dan kan de consument gewoon zeggen: nou, Vattenfall heeft voor mij als zonneklant een beter pakket dan Eneco of Essent, of andersom, dus kies ik daarvoor. Een deel van de problemen zit 'm volgens mij vooral in de ontransparantie van alle componenten. Maar ik hoef als consument helemaal niet precies te weten hoe die prijs is opgebouwd.
Minister Jetten:
Volgens mij klopt het allebei. Wat de heer Bontenbal nu betoogt, is de transparantie in leveringsvoorwaarden en leveringstarieven, zodat je als consument een goede keuze kan maken over bij wie je een contract wil afsluiten. Er moet ook ruimte blijven voor leveranciers om daarop met elkaar te concurreren. Laat ze elkaar daar maar op uitdagen. Laten we er maar voor zorgen dat leveranciers altijd op zoek gaan naar de laagst mogelijke kosten waartegen je dit kan aanbieden.
Ik hoor de vraag van mevrouw Kröger alleen iets anders, namelijk als volgt. Hebben we het kostenveroorzakersprincipe van deze grootschalige zonneopwek en de kosten die daaruit voorkomen nu scherp genoeg in beeld? Of zijn we nu eigenlijk kosten die worden veroorzaakt door meer professionele, grootschalige opwek via deze heffingen bij consumenten met een paar zonnepanelen aan het neerleggen?
Volgens mij hoeven die twee dingen elkaar niet uit te sluiten. Ik ben het helemaal eens met het betoog van de heer Bontenbal. Voor mevrouw Kröger, en wellicht anderen, kunnen we denk ik nog één spade dieper in die kostenveroorzakersvraag.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik zou het juist mooi vinden als energieleveranciers verschillende pakketten gaan aanbieden. Ik zou het mooi vinden als een energieleverancier zegt: "Ik focus me vooral op klanten met zonnepanelen, een warmtepomp en een batterij. Die ga ik met allerlei slimmigheid helpen. Dat is mijn doelgroep. De rest vind ik minder interessant." Terwijl een andere leverancier misschien zegt: "Nou, die groep liever nog even niet. Ik lever liever goedkope stroom aan grote groepen." Dat is ook prima. Het enige is dat je het als consument goed moet kunnen vergelijken.
Minister Jetten:
Klopt. We zien nu ook al de eerste aanbieders die zeggen: ik wil juist graag klanten met zonnepanelen en/of een thuisbatterij, want dat biedt een nieuw model waarin je met elkaar kunt bijdragen aan een goedwerkend systeem tegen lage maatschappelijke kosten. Het is goed als die verschillende vormen en contracten naast elkaar bestaan, mits de consument weet waar hij aan begint.
Voorzitter. Dan energie delen. Bij het delen van energie kan een eindafnemer gebruikmaken van elektriciteit die wordt opgewekt of opgeslagen binnen een energiegemeenschap of door een andere actieve afnemer. De gedeelde elektriciteit wordt dan afgetrokken van de in het kwartier door de leverancier geleverde elektriciteit. Mevrouw Kröger heeft twee amendementen ingediend om het delen van energie nu al op te nemen in deze Energiewet. Ik ga hier even afwijken van mijn eigen lijn door nu al wat uitgebreider op de twee amendementen in te gaan. Het eerste amendement, op stuk nr. 56, mede ingediend door de leden Postma, Flach en Koekkoek, ziet op het delen van energie tussen afnemers die klant zijn bij dezelfde leverancier. Het delen van energie tussen afnemers die klant zijn bij dezelfde leverancier is administratief relatief eenvoudig en een aantal leveranciers biedt dit nu ook al aan. Ook taken als het betalen van de energiebelasting en het balanceren van het net zijn eenvoudiger, omdat de leverancier die taken dan op zich neemt. Het amendement is daarmee een mooie tussenstap naar het implementatiewetsvoorstel. Het delen van energie wordt vastgelegd in de Energiewet. Er is ook nog tijd om het delen van energie met vrije leverancierskeuze verder uit te werken. U proeft denk ik zo tussen de regels door wel dat ik over amendement op stuk nr. 56 enthousiast ben.
Het tweede amendement, op stuk nr. 65 …
De voorzitter:
Officieel zeg ik dan nog even dat het amendement op stuk nr. 56 oordeel Kamer heeft. De minister knikt.
Minister Jetten:
Ja, dan hebben we dat al gedaan; dat is goed. Het tweede amendement van mevrouw Kröger, op stuk nr. 65, gaat een stap verder. Dat ziet op het delen van energie bij vrije leverancierskeuze. Het delen van energie bij een vrije keuze is complexer, omdat het een zorgvuldige uitwerking vraagt van rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen. Dat heeft mevrouw Kröger in haar inbreng ook aangegeven. Denk aan het delen van data, de verantwoordelijkheid voor de balancering en het betalen van de energiebelastingen. Ik ben hierover in overleg met vertegenwoordigers van marktpartijen, netbeheerders en energiecoöperaties. Met de recent vastgelegde Europese regelgeving, het EMD-pakket, wordt hierin beter voorzien. Ik deel met mevrouw Kröger de wenselijkheid van energie delen bij vrije leverancierskeuze en wil dit uiteindelijk ook in de Nederlandse wet verankeren bij de implementatie van de nieuwe Europese richtlijn. Het implementatiewetsvoorstel is nu voorzien voor het voorjaar van 2025. Ik zou het zelf verstandiger vinden om in lijn met dit amendement de komende maanden een en ander net wat verder uitgewerkt te hebben om het vervolgens in één keer goed te doen bij de implementatiewet. Vandaar dat ik het amendement op stuk nr. 65 zo meteen ga ontraden, maar ik kan de inhoudelijke gedachtegang van mevrouw Kröger wel ondersteunen.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Kröger daar toch een vraag over wil stellen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dit hebben we natuurlijk ook gewisseld bij het …
Minister Jetten:
WGO.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
… het wetgevingsoverleg, ja; ik wou de afkorting niet gebruiken. Na het WGO is er nog een heleboel werk verzet. Dan gaat het eigenlijk met name om artikel 2.40, waarin heel duidelijk wordt geschetst hoe de balanceringsverantwoordelijkheid wordt belegd. Het is belangrijk dat we met elkaar vaststellen: je hebt een vrije leverancierskeuze — partijen met verschillende leveranciers kunnen met elkaar delen — maar er is wel altijd één partij duidelijk de balansverantwoordelijke. Het is belangrijk om die richting aan te geven. Mijn vraag aan de minister is als volgt. Als we dit amendement aannemen, hebben we wel duidelijk gemaakt dat energie delen met vrije leverancierskeuze datgene is wat we willen. Vervolgens krijgen we de uitwerking en implementatie van het EMD. Zou dat niet prima gewoon kunnen?
Minister Jetten:
Als de Kamer dit amendement aanneemt, dan gaan we er gewoon mee aan de slag. Dan doen we dit parallel aan de implementatiewet voor het EMD. Ik denk alleen dat een aantal vragen nog openstaat en onvoldoende is uitgewerkt, omdat wij daar nog niet aan zijn toegekomen. De komende anderhalf jaar kunnen we dan in een situatie terechtkomen waarin er onduidelijkheid is en leveranciers en consumenten met vragen zitten. Hopelijk kunnen we die volgend voorjaar in één keer beantwoorden. De bedoeling is ook dat het wetsvoorstel op 1 januari 2026 al ingaat. We hebben dan dus één jaar, sowieso met uw eerste amendement. Eén jaar later is dan eigenlijk het tweede deel. Dan hebben we dat allebei in één keer goed geregeld. Maar u kunt dus ook voor een tussenfase kiezen door het amendement wel aan te nemen, maar dat laat ik even aan uw Kamer.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, u had het al over afkortingen: EMD, wat is dat ook alweer?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dat is het European Market Directive.
De voorzitter:
Mooi, dan snap ik het.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Excuus. Dan komt er nu een vraag zonder afkortingen, hoop ik.
De voorzitter:
Gaat u in tweede instantie verder op deze interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik eigenlijk de vraag aan de minister wat naar zijn mening de elementen zijn waar nog verder uitzoekwerk voor ligt.
Minister Jetten:
Sorry, nog één keer.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Wat de elementen zijn. In het amendement wordt van een heel aantal dingen eigenlijk gezegd: dat gaan we in lagere regelgeving regelen. In die zin is er dus gewoon ruimte om dat in lagere regelgeving te doen. De belangrijkste keuze die gemaakt wordt, is om heel duidelijk de balanceringsverantwoordelijkheid te noemen. Ik denk dat dat ook in het WGO … Sorry, dat is het wetgevingsoverleg; nou is het toch mislukt. Ik denk dat het daarin heel duidelijk was dat er gewoon één partij moet zijn die die rol pakt. Daar hebben wij in voorzien met artikel 2.40. Daarom stel ik de vraag aan de minister wat er dan nog verder uitgezocht moet worden.
Minister Jetten:
Ik snap 'm. We zullen een aantal van die elementen nader moeten uitwerken met de sector. Maar we zullen ook een check moeten doen met de definitieve EMD-tekst vanuit de Europese marktontwerprichtlijn. We denken dat het onder andere voor data-uitwisselingen en voor belastingwetgeving beter is om het op wetsniveau te verankeren en niet in lagere wetgeving. Dank voor de suggestie die u in het amendement hebt gedaan, maar wij schatten op basis van de Europese richtlijn in dat het beter is om een aantal elementen ook op wetsniveau goed te verankeren. Dat kunnen we dan bij die implementatiewet in één keer goed doen, omdat we dan nog de komende acht maanden hebben om het met de sector verder uit te werken.
Voorzitter. Dan kom ik bij het groepsverbod. Daarover hebben we een goede discussie gehad in het wetgevingsoverleg. Daar hebben we nu een klein vervolg aan gegeven. Het is belangrijk dat de netbeheerders, zowel regionaal als landelijk, zich ten volle kunnen richten op hun kerntaak en daarbij ook alles kunnen doen wat nodig is om de stabiliteit van het net voor elkaar te krijgen en de netcongestie op een effectieve manier te bestrijden. Ik verwelkom het amendement op stuk nr. 60 van mevrouw Kröger en de heer Grinwis, omdat het eerste deel daarvan verduidelijkt dat netbeheerders zelf ook het opwekken en opslaan van elektriciteit mogen gebruiken onder drie strenge voorwaarden. Wij hebben daar ook in het wetgevingsoverleg over gesproken.
De eerste voorwaarde is dat opwekken en opslaan alleen gebruikt mogen worden voor netstabiliteit of congestiebeheer. Ten tweede zijn netbeheerders verplicht om eerst aan de markt te vragen om deze diensten te leveren, bijvoorbeeld via een flextender of congestiemanagement. Alleen wanneer marktpartijen dergelijke diensten niet kunnen of willen aanbieden, is het systeembeheerders toegestaan om daar zelf in te voorzien. Ten derde is er expliciete goedkeuring van de ACM nodig, die streng op bovenstaande voorwaarden zal toetsen. Ik denk dat we daarmee de balans gevonden hebben waar we in het wetgevingsoverleg met elkaar over hebben gesproken. Het is namelijk belangrijk om marktpartijen eerst die ruimte te bieden en te voorkomen dat netbeheerders zich met publiek geld op markttaken gaan richten. Tegelijkertijd maken we het zo mogelijk dat netbeheerders actief kunnen optreden wanneer dat echt vereist is om netcongestie te bestrijden.
Daarmee is deze wetsbehandeling ook een verduidelijking van de bestaande situatie. Bovendien past die naadloos in het Europese kader en is goed uitvoerbaar door de ACM en de netbeheerders. We hebben het daarnaast gehad over een verruiming ten opzichte van de huidige Energiewet en … Ik zie de heer Bontenbal al klaarstaan voor een interruptie. Zal ik nog even doorgaan? Ja. In het tweede deel van het amendement gaat het niet om de netbeheerders zelf, maar om de infrastructuurbedrijven die tot dezelfde groep als de netbeheerder behoren. Dat is artikel 3.19. Partijen zoals energiegemeenschappen, bedrijven en overheden kunnen deze infrastructuurbedrijven de opdracht geven om productie- of opslaginstallaties aan te leggen en te onderhouden. Het amendement zorgt ervoor dat het infrastructuurbedrijf de productie- of opslaginstallatie ook in eigendom kan houden en voor exploitatie beschikbaar kan stellen aan een derde partij die heeft verzocht om die installatie te bouwen. Denk aan een energiegemeenschap die een zonnepark en een batterij wil huren van een infrastructuurbedrijf, waarna de gemeenschap die gaat exploiteren. Het amendement is daarmee niet alleen een verduidelijking van de bestaande situatie maar door dit deel ook een verruiming. Deze verruiming kan handig zijn voor energiegemeenschappen en voor energiehubs. Daar kom ik straks bij … Nee, laat ik dat ook maar meteen doen. Het amendement op stuk nr. 60 kan wat mij betreft oordeel Kamer krijgen.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 60 krijgt oordeel Kamer. Maar er is een vraag van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
De netbeheerders en de groepen waar zij in zitten mogen niet doen aan de productie, handel en levering van elektriciteit en gas. Een batterij is uiteindelijk wel een apparaat dat ingrijpt op die handel. Past dat wel bij de Europese wetgeving? Het kan, denk ik, maar dan zou je slimme constructies moeten bedenken door twee accu's neer te zetten waarbij je tegelijkertijd gaat meebewegen. Maar is een batterij niet altijd onderdeel van een proces van handel, levering en productie van elektriciteit? Kan dit wel?
Minister Jetten:
Ja. We hebben dat gecheckt. Opslag kan worden behandeld als opwek, omdat het iets uitgestelde opwek is.
De heer Bontenbal (CDA):
Dat vind ik interessant. Ik ga even nadenken of ik deze definitie dan oké vind. Het tweede deel van het amendement gaat over de vraag of de infrastructuurbedrijven dit mogen doen. Mijn angst is dan wel dat er toch weer wat hobbyisme gaat plaatsvinden bij die infrastructuurbedrijven. Willen we dit echt? En bent u ook niet een beetje bang voor allerlei vormen van kruissubsidiëring, die in het verleden wel degelijk hebben plaatsgevonden?
Minister Jetten:
Dat is een terechte vraag waar we ook scherp op moeten blijven. Dit gebeurt ook alleen maar in opdracht of op verzoek van derden, zoals ik net het voorbeeld gaf van een energiegemeenschap die met een zonnebak en een batterij in een energiehub het een en ander wil leveren. Daarmee blijft dat verbod op kruissubsidiëring ook bestaan. Het is ook niet per se de bedoeling dat die infrastructuurbedrijven hier hun nieuwe businessmodel van gaan maken, maar we zullen daar scherp op moeten blijven toezien. In het verleden hebben we natuurlijk gezien dat er veel verschillende taken werden opgepakt en uitgevoerd waarvan we eigenlijk vonden dat het prima was geweest als volledige marktpartijen dat hadden ontplooid en de netbeheerder of de bedrijven die tot dezelfde groep behoren zich vooral hadden gefocust op de kerntaken. Die kerntaak is de komende jaren heel duidelijk: zorgen dat netcongestie wordt opgelost met slimmer netmanagement en het heel snel bijbouwen van zo veel mogelijk infrastructuur.
De heer Bontenbal (CDA):
Dan ga ik toch nog één gemene vraag stellen. Waarom zou zo'n energiegemeenschap dat bij een infrastructuurbedrijf willen doen? Energiebedrijven kunnen dit namelijk echt beter. Er zijn veel partijen die dit beter kunnen dan netbeheerders. Ik kan maar één reden bedenken waarom je dit bij een infrastructuurgroep belegt. Die reden is dat zij het tegen lagere tarieven doen, omdat ze misschien goedkoper op de kapitaalmarkt kunnen lenen omdat ze in zo'n grote groep zitten. Is dat ook niet een vorm van kruissubsidiëring? Je lift immers mee op die hele grote groep waar die hele grote netbeheerder in zit, die meer dan een miljard omzet maakt. Dus ik ben toch bang dat dat misgaat en ik ben daar een beetje bezorgd over.
Minister Jetten:
Hier zit wel een slot op de deur, want er moet altijd melding worden gemaakt bij de ACM als een infrastructuurbedrijf dit wil gaan doen. Daarbij wordt door de toezichthouder gekeken of dit een taak is waarvan het echt nuttig is om die daar te beleggen of dat die beter door marktpartijen kan worden uitgevoerd. Ik ben niet zo heel bang voor lagere tarieven, want ik deel met de heer Bontenbal dat meer commerciële bedrijven met een meer creatieve insteek dit sneller voor elkaar krijgen. Ik denk dat naast het voorbeeld van de energiegemeenschappen, dat net werd genoemd, met name medeoverheden hiervan gebruik zouden kunnen maken, bijvoorbeeld omdat ze in hun publieke ruimte de samenwerking met het infrastructuurbedrijf als prettig ervaren omdat men dan met twee publieke partijen te maken heeft.
De voorzitter:
Kort in laatste instantie op dit punt, meneer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Maar dát is nou juist zo gevaarlijk, want de infrastructuurbedrijven zijn in the end natuurlijk commercieel en liften dus mee op het feit dat ze bij zo'n netbeheerder zitten. Eigenlijk moeten er bijvoorbeeld al Chinese walls zitten tussen de netbeheerder en de infrastructuurbedrijven. Als de infrastructuurbedrijven bijvoorbeeld op het gebied van batterijen aan de slag gaan, ook om netproblemen op te lossen, doen ze dat vaak voor hun eigen netbeheerder. Maar volgens mij mag dat niet omdat ze dan toch diensten aan elkaar leveren en lopen ze bijvoorbeeld in acquisitiegesprekken gewoon samen door die deur. Dat hebben we in het verleden ook bij warmtenetten gezien. Een netbeheerder begon dan over netcongestie, maar toevallig kwam het warmtebedrijf in de slipstream mee en beval die het commerciële bedrijf van een netwerkgroep aan om het warmtenet neer te leggen. Ik ben daar huiverig voor.
Minister Jetten:
Maar dan gelden echt de drie voorwaarden die ik aan het begin heb genoemd: opwek en opslag om te gebruiken voor netstabiliteit of congestiebeheer en altijd eerst aan de markt vragen via de flextenders of via congestiemanagement. Dat doen we nu volop in een aantal gebieden waar de zware congestie plaatsvindt. Daar wordt open aan de markt gevraagd: wie kan hier helpen, wie kan hier oplossen? Daar zie je allerlei verschillende marktpartijen op inspelen. De zoektocht daar is nog wel wat een juiste prijsstelling is. Ik hoop dat dit de komende tijd ook sneller van de grond zal komen. De derde voorwaarde blijft de expliciete goedkeuring van de ACM. Ik denk ook dat het goed is om dit de komende jaren te blijven monitoren en waar nodig te evalueren. We willen immers niet terug naar de oude situatie, waarin we te veel van die kruissubsidiëring hebben gezien.
De heer Erkens (VVD):
Ik deel een aantal van de zorgen van de heer Bontenbal, maar ik zou de minister een andere vraag willen stellen. Het gaat met name om opslag, zoals hij net heeft gezegd. Als je kijkt naar alle plannen voor opslag, komt er volgens mij een veelvoud van de opslag die überhaupt nodig is in de komende jaren. Welk probleem lossen we hiermee op?
Minister Jetten:
Het gaat mij totaal niet om opslag; dat was naar aanleiding van de vraag van de heer Bontenbal. Het gaat met name om flexibele opwek die nodig is op de momenten dat er overbelaste vraag is op het net. We zien bijvoorbeeld in de regio Utrecht dat het hoogspanningsnet niet in staat is om het middenspanningsnet voldoende te voeden. Het zou heel nuttig zijn als er extra flexibele invoeding zou zijn in het middenspanningsnet van Utrecht. Ik verwacht zelf dat dit met name voor die opwek nuttig kan zijn, maar ik probeerde net antwoord te geven op de vraag van de heer Bontenbal over hoe batterijen hierin een rol spelen.
De heer Erkens (VVD):
Heel kort, voorzitter. Ik ben er in alle eerlijkheid toch huiverig voor. In zijn antwoord gaat de minister in op een heleboel waarborgen waar we de komende periode op moeten letten. Misschien kan hij bij de uitwerking in de praktijk de Kamer per brief informeren over hoe die waarborgen ook goed plaatsvinden.
Minister Jetten:
Dat zal ik doen. In diezelfde brief kan ik ook ingaan op hoe we dit de komende jaren goed monitoren, in het verlengde van de vraag van de heer Bontenbal.
Mevrouw Rooderkerk vroeg hoe we ervoor zorgen dat die tijdelijke, extra regelbare opwek en opslag zo duurzaam mogelijk is. De Europese regels benadrukken techniekneutraliteit. De belangrijkste voorwaarde voor netbeheerders om zelf regelbaar vermogen neer te zetten, staan al in de Energiewet. Het moet nodig zijn voor het net als de markt onvoldoende interesse heeft. Ik ben het met mevrouw Rooderkerk eens dat het voor het draagvlak voor de energietransitie fijn zou zijn als dit zo veel mogelijk CO2-vrij gebeurt. Op een aantal plekken wordt gekeken hoe je met kleinschalige, decentrale opwek en misschien tijdelijke opslag een bijdrage kan leveren. Maar er wordt ook gesproken over gastoepassingen. Daarbij heb ik mij laten inspireren door Ierland, waar ze dit al langer doen. Daar kunnen ze aantonen dat die spaarzame momenten dat die extra gasinzet nodig is, onder de streep zeer CO2-negatief zijn, in de zin dat door die gasopwek heel veel verduurzaming kan doorgaan en er uiteindelijk sprake is van een versnelde transitie. Daar moet dus wel goed naar worden gekeken. Ik heb hierover al veel gesprekken gevoerd met de netbeheerders en zij delen uw zoektocht naar zo duurzaam mogelijke oplossingen.
Er waren ook nog een aantal vragen van D66 en de ChristenUnie over de flextenders en of er een ontheffing komt van de ACM in dit soort situaties. De Energiewet verplicht netbeheerders tot transparantie over die flextenders. Daarover gaan het eerste en het vierde lid van artikel 3.29. De Energiewet regelt op meerdere punten een betere transparantie van netbeheerders dan in de bestaande wetgeving, onder andere in de artikelen 3.77, 3.25 en 3.34.
De beoordelingsruimte voor het afgeven van de ontheffingen die hiervoor nodig zijn, is Europees bepaald. De kern hierbij is wederom dat het nodig moet zijn voor het systeem en dat allereerst aan de markt is gevraagd om deze rol in te vullen. Gebeurt dat niet, dan kan de netbeheerder zelf aan de slag. De gedetailleerde processen gaan de ACM en de netbeheerders de komende tijd uitwerken, inclusief de vraag of die in de investeringsplannen worden opgenomen. Ik blijf goed aangesloten op dit proces en ik merk ook dat de ACM hierbij in een constructieve meedenkstand zit.
Voorzitter. Dan kom ik bij een wat uitgebreider mapje, met verschillende onderwerpen die met het systeem te maken hebben. Verschillende fracties hebben gevraagd naar het recht om zelf aan te sluiten. Van belang is dat de zelf aanlegger alleen aan de eigen aansluiting werkt en dat andere netgebruikers hierdoor niet worden geraakt. Dit is goed afgebakend in het gewijzigde amendement op stuk nr. 57 dat vandaag is ingediend, naar aanleiding van de discussie die we in het wetgevingsoverleg hadden. Het hebben van een aansluiting geeft daarbij geen voorrang bij het verkrijgen van transportcapaciteit. Hierover hebben we ook van gedachten gewisseld in het wetgevingsoverleg. Het moet niet zo zijn dat de diepste financiële zakken leiden tot de snelste aansluiting.
In reactie op de heer Flach: de ervaring die in de afgelopen jaren met zelfaanleg is opgedaan, leert ons dat netbeheerders ondanks de technische eisen veel uitleg en begeleiding moeten geven opdat aan de eisen wordt voldaan. Ook worden de benodigde vergunningen soms niet aangevraagd. Ook dat kost veel capaciteit van de netbeheerders, want dan is er sprake van extra herwerk. Met het verlagen van de grens van 10 MVA naar 2.3 MVA zal zelfaanleg vaker voorkomen. Het is dus goed om dit soort ervaringen op te blijven doen en ervoor te zorgen dat iedereen die dit in de praktijk toepast, dat steeds beter doet. Sorry voor alle techniek, voorzitter, maar het is een technisch wetsvoorstel.
De heer Erkens vroeg of thuisbatterijen moeten worden geregistreerd. Ja, dat is het geval. Registratie van thuisbatterijen is verplicht en moet plaatsvinden via de website energieleveren.nl, waar nu ook de zonnepanelen moeten worden geregistreerd. Ik ben het met de heer Erkens eens dat het erg belangrijk is dat we actief thuisbatterijen registreren om te voorkomen dat de netcongestie verergert.
Bij de investeringsplannen kijk ik wel degelijk ook naar de investeringsplannen van de regionale netbeheerders, zowel van de TSB's als van de DSB's. De investeringsplannen van de nationale en de regionale systeembeheerders worden dus voorgelegd aan de minister en de ACM. Systeembeheerders vertalen in hun investeringsplannen zowel het nationale als het regionale beleid uit een hele hoop programma's met een hele hoop afkortingen, maar eigenlijk zijn het alle beleidsprogramma's waarin de langetermijninfra-investeringen worden opgenomen. De Energiewet schrijft voor dat de minister een onderzoek zal uitvoeren naar de investeringsplannen van zowel nationale als regionale beheerders. De bevindingen uit dat onderzoek betrekt de ACM dan ook bij haar toets.
Ik denk, mevrouw Rooderkerk, dat we zien dat door de grote opgave waar we nu voor staan, de investeringsplannen nu gewoon fors groter zijn dan in de jaren hiervoor. Ik denk dat het goed is om die investeringsplannen in de komende jaren nog nauwkeuriger te toetsen en te beoordelen en om dan echt in lijn met het bredere meerjarige investeringsprogramma te kijken of in die investeringsplannen niet alleen maar voldoende rekening wordt gehouden met de industrie, maar juist ook met de woningbouwopgave en de verduurzamingsopgave.
Daarnaast hebben we het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. Daarbij kijken we heel nadrukkelijk met alle betrokken partijen wat het maakbaarheidsgat is: waar is er sprake van schaarste in materialen, is er schaarste in personeel en hoe zorgen we ervoor dat we de inkoop op tijd hebben geregeld of op tijd extra mensen aannemen en opleiden voor het werk dat moet worden gedaan? Ik wil u toezeggen dat we in overleg gaan met de netbeheerders om te kijken hoe we de personele capaciteit nog beter inzichtelijk kunnen maken in de investeringsplannen. Dat is dan misschien ook een vervolgstap bij de toetsing van de investeringsplannen.
De voorzitter:
Dat roept een vraag op bij mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik heb hier de bijlage waarin de capaciteitsknelpunten en uitbreidingsinvesteringen elektriciteit vanaf 2024 tot 2033 staan. Je ziet overal, eigenlijk bij elk project, aan het eind in de kolom "tekort aan arbeidscapaciteit" staan. In die zin hebben we het al inzichtelijk: het probleem is dus heel groot. Als dat voor zo veel projecten geldt, dan is inzicht, denk ik, niet genoeg. De vervolgvraag is dus: wat doen we eraan om dat op te lossen?
Minister Jetten:
Dat is een goede vraag. Gelukkig zijn de netbeheerders al volop bezig met bijvoorbeeld meer eigen beroepsopleidingen, zodat vakmensen die van de mbo's afkomen of daar nog zitten, meteen kunnen doorstromen naar meer gespecialiseerde cursussen en opleidingen en snel inzetbaar zijn voor het werk dat buiten plaatsvindt. Zij maken ook meer gebruik van vaste contracten, nemen meer statushouders en zijinstromers in dienst en noem het allemaal maar op. Deze weken ben ik in het kader van netcongestie verschillende werkbezoeken aan het afleggen. Dan hoor ik ook van de netbeheerders en hun aannemers dat er gewoon meer aanwas is en dat de uitstroom en de uitval aan het afnemen zijn. Mensen blijven dus langer werken in deze banen. Dat is een belangrijke. Tegelijkertijd spelen hierbij ook heel menselijke factoren een rol. Ik was onlangs in Roosendaal. Daar is men volop bezig met het uitbreiden van het laagspanningsnet in de gebouwde omgeving. De mannen en een enkele vrouw die daar aan het werk waren, stonden al drie maanden in de stromende regen te werken. Dat is vaak voor de wat jongere generatie een heel grote hobbel om dit werk te gaan doen. Je moet dus met andere arbeidsvoorwaarden ervoor zorgen dat het zó fijn is om bij die netbeheerder te werken dat je ook blijft. Maar er zijn ook hele andere oplossingen om het personeelstekort te bestrijden. Ik weet niet of u het al eens hebt gezien, maar zo'n grote rol waarop die kabel zit, wordt dan door de straat heen getrokken. Die moet dan aan het einde van de straat ergens worden aangesloten. Er is eigenlijk de afgelopen decennia geen enkele sprake of zeer beperkt sprake geweest van nieuwe, slimme oplossingen om dat aansluiten veel sneller te doen. Iemand staat dus nog heel veel handwerk in een kuil te verrichten. Daarbij gaat er eigenlijk heel veel tijd verloren. Ik vond het dus mooi om van de netbeheerders te horen dat ze nu aan het nadenken zijn over hoe ze dat in de fabriek al anders kunnen maken, zodat als die kabel door de straat wordt getrokken, dat aansluiten een tiende van de tijd kost, zodat die goed geschoolde vakman die daar staat in dezelfde dag in veel meer straten aan de slag kan. Op dit soort manieren zijn we dus bezig bij dat landelijke actieprogramma, ook om die personeelsdrukte te verminderen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank voor dit uitgebreide antwoord. Het is ook goed om deze voorbeelden te horen. Nog een korte vraag. Er zijn natuurlijk ook heel veel mensen nodig om alle internetkabels aan te leggen. Daar gaan de straten ook continu voor open. In hoeverre speelt daarbij nog een soort van concurrentie op personeel? Hoe wordt daarnaar gekeken?
Minister Jetten:
Nee, want er is eigenlijk geen concurrentie. Dit is een heel goed punt, want we zijn in Nederland bijna klaar met het uitrollen van glasvezelkabels. Ik weet het even niet meer uit m'n hoofd, maar er zijn nog een aantal honderdduizenden aansluitingen te gaan. De aannemers zijn nu dus ook in gesprek met de partijen van de glasvezeluitrol: kunnen we jullie vakmensen overnemen? Zij hebben de afgelopen jaren in heel Nederland namelijk al gleuven in straten gegraven, dus het zou top zijn als ze die kennis en expertise nu kunnen inzetten voor het laagspanningsnet. Ik verwacht hierbij dus de komende tijd dat dat personeel weer slim wordt benut.
Voorzitter. Er waren vandaag een aantal vragen over de spoorsector. Zoals u weet, werkte ik voordat ik Kamerlid werd zelf voor de spoorsector, dus het is altijd fijn als die in deze debatten ter sprake komt. Ik heb een onderzoek aangekondigd naar de mogelijkheden om onder andere door de ov-netten slim in te zetten, netcongestie op specifieke locaties te verminderen. Ik onderzoek in hoeverre het mogelijk is om de ov-pilotprojecten die hiervoor lopen, verder op te schalen. Dat doe ik in nauw overleg met het ministerie van IenW en de hele ov-sector. In de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van het Landelijke Actieprogramma Netcongestie zal ik de voortgang delen van deze acties met de ov-sector. De eerstvolgende rapportage komt uit in juni. Ik verwacht hierin eind 2024 ook weer verdere doorbraken.
Ik kom zo meteen ook nog op wat meer specifieke vragen hierover, maar onder andere bij NS zitten ze met de vraag: wat is de positie van de kabels in onze stations? De geschetste problematiek bij de Nederlandse Spoorwegen is mij bekend. Het is echter een heel complex juridisch vraagstuk. Vraag mij hier niet om daar helemaal over uit te weiden, maar kort door de bocht is hiervoor dus geen snelle quick fix mogelijk. Dat kunnen we dus ook niet vandaag bij dit wetsvoorstel al meteen regelen, maar ik ben wel van plan om met de Nederlandse Spoorwegen tot een passende oplossing te komen. Dat kunnen we dan waar nodig ook in die eerstvolgende update van de Energiewet juridisch verankeren.
De heer Flach vroeg naar de gesloten distributiesystemen. De randvoorwaarden voor erkenning van een gesloten distributiesysteem zijn in deze Energiewet een-op-een overgenomen uit de Europese richtlijn. Hier zit dus ook geen licht tussen en er is ook geen eigen interpretatie. Het is mogelijk dat toezichthouder ACM de criteria anders interpreteert dan andere toezichthouders in andere EU-lidstaten, maar dat is aan de onafhankelijke toezichthouders. Het lijkt me overigens wel onwaarschijnlijk dat de ACM hierin strikter is, omdat er nergens anders in Europa meer erkenningen voor gesloten distributiesystemen worden afgegeven dan in Nederland. Ik verwacht dus eigenlijk dat we dat in Nederland best goed voor elkaar hebben. Desalniettemin heb ik ACM gevraagd om hier samen met mij naar te kijken en waar nodig de Kamer aanvullend hierover te informeren, na de zomer.
Het door de ACM opgestelde prioriteringskader, waarnaar de heer Flach vroeg, is opgesteld met veel input van stakeholders. Allerlei partijen hebben meegedaan aan de internetconsultatie, dus mijn beeld is dat dit prioriteringskader ook op breed draagvlak kan rekenen in de sector.
Interconnectoren — dat zijn verbindingen tussen Nederland en andere landen — zijn nu in Nederland als exclusieve taak toegewezen aan de landelijke netbeheerder: TenneT. Dat hebben we gedaan omdat we dan beter rekening kunnen houden met de optimale maatschappelijke inzet van schaarse transportcapaciteit, mogelijke congestieproblemen die door nieuwe connectoren worden veroorzaakt en de inpassing van connectoren in het nationale elektriciteitsnet en -systeem. Ook de schaarse publieke ruimte bij bijvoorbeeld de aanlanding van wind op zee speelt hierin een heel belangrijke rol. Zoals u weet, is het een enorme klus om alle windparken goed aangesloten te krijgen op land. Dat vraagt elke keer forse investeringen op de locaties in de gemeentes waar dat plaatsvindt. Ik ben heel blij dat ik dat met TenneT in een ordentelijk proces kan doen en dat ik ruim voordat zo'n aanlanding plaatsvindt al afspraken kan maken met gemeentes over de gebiedsinvesteringen die we doen. Ik ga daar aankomende maandag ook weer speciaal voor naar de provincie Zeeland. Die publieke redenen spelen dus mee bij de keuze om die taak aan TenneT toe te wijzen.
De heer Kops vroeg naar de jaarlijkse Monitoring Leveringszekerheid. Die analyseert de betrouwbaarheid van het elektriciteitssysteem op de middellange tot lange termijn. Uit de resultaten van de recente monitor blijkt dat de leveringszekerheid in Nederland tot en met 2030 uitstekend is geborgd. Vanaf 2033 wordt er een risico geïdentificeerd. Dat is het risico dat er gedurende een beperkt aantal uren in het gehele jaar voor een beperkt deel van de totale elektriciteitsvraag in Nederland niet geleverd kan worden. Dat aantal uren loopt wat op. Dat betekent niet dat een tekort zich daadwerkelijk gaat voordoen, maar wel dat het risico daarop groter wordt. Bovendien is het zo dat als zich een tekort zal voordoen, dit waarschijnlijk slechts betrekking zal hebben op een beperkt deel van de vraag.
Maar zo'n monitor moet je natuurlijk wel serieus nemen. Daarom heb ik in mijn recente brief van 11 maart aangekondigd dat uw Kamer aan het einde van dit jaar een overzicht zal ontvangen van opties om de leveringszekerheid beter te borgen. Dan gaat het er onder andere om om via een betere interconnectie en meer flexibele capaciteitsmechanismen dit aantal uren weer naar beneden te krijgen. Dat doen we ook samen met de buurlanden in Noordwest-Europa, omdat dat energiesysteem zo met elkaar verweven is. Maar dank aan de heer Kops voor de signalering van deze uitdaging vanaf 2033. Ik denk dat we aan het eind van het jaar een aantal maatregelen kunnen kiezen om dit te voorkomen.
De heren Kops en Vermeer zijn nogmaals wat dieper ingegaan op de vraag hoe het zit met het later aansluiten op de elektriciteit of het weigeren van aansluiting op de elektriciteit. Laat ik vooropstellen dat deze bepalingen in artikel 3.38 echt bedoeld zijn ... Sorry, ik begin even opnieuw, voorzitter. Deze bepaling beschrijft het standaardproces waarmee een partij die een aansluiting voor transport aanvraagt, op een ordentelijke manier, en altijd op dezelfde manier, door dat aanvraagproces wordt geholpen. Daarbij geldt: zodra er ruimte is op het net, word je aangesloten. Als je dat eerder doet, leidt dat namelijk tot storingen. Er is geen sprake van definitief weigeren. We hebben nu in de tekst opgenomen dat een aansluiting kan worden geweigerd indien en voor zolang er onvoldoende transportcapaciteit is. We hadden dat eerst een beetje kort door de bocht opgeschreven, met "later". Dat hebben we nu beter opgeschreven, met "indien en voor zolang er onvoldoende transportcapaciteit is". Daarmee zal zo'n aanvraag uiteindelijk altijd in behandeling moeten worden genomen. Het kan alleen wel zo zijn dat het pas kan gebeuren nadat er transportcapaciteit georganiseerd is. Dit is artikel 3.38, lid 3. Dat is een juridische verbetering van de wetstekst.
Dan heb ik ook nog lid 4. Ik zie een interrumpant staan, maar zal ik dit eerst even afmaken, voorzitter?
De voorzitter:
Meneer Vermeer knikt.
Minister Jetten:
Lid 4 van artikel 3.38 gaat over de vraag: mag je in bepaalde situaties of op bepaalde locaties gewoon een definitief njet verkopen? Netbeheerders moeten in hun werkgebied alle aansluitverzoeken voor elektriciteit en gas accommoderen. Nu is de hele oppervlakte van Nederland onderdeel van het werkgebied van een of meerdere netbeheerders voor elektriciteit en gas. Vervolgens is er een beperkt aantal bij AMvB te omschrijven situaties waarin de netbeheerder binnen zijn werkgebied een partij niet van een aansluiting zou hoeven voorzien. Dat geldt nu voor netbeheerders van gas in gebieden buiten de bebouwde kom waar maar heel weinig aansluitingen zijn. De reden daarvoor is dat het in die gebieden economisch niet verantwoord is om dat gasnet voor vele kilometers aan te leggen, om dan slechts een of enkele aansluitingen te realiseren en te beheren, omdat er simpelweg te weinig wordt gebruikt. In die situaties gebruiken we onder andere de propaangasoplossingen, die u allemaal wel kent.
We hebben dus die uitzondering uit de Gaswet nu overgenomen in de Energiewet. Mijn verwachting is dat die uitzondering de komende jaren alleen in situaties met gas nodig zal blijken te zijn. We zijn dit voor elektriciteit helemaal niet van plan, zoals ik ook in het wetgevingsoverleg al heb toegelicht. Het is wel denkbaar dat er in de toekomst nieuwe situaties gaan ontstaan. Denkt u bijvoorbeeld aan een heel groot drijvend zonnepark op een meer. Of een groot duurzaam opwekproject in een natuurgebied, waar nu nog helemaal geen elektriciteitsinfrastructuur is.
In dat soort situaties kun je je afvragen hoe maatschappelijk nuttig het is om daar een kilometerslang elektriciteitsnet aan te gaan leggen, om dit ene project te accommoderen. Dus dit zijn het soort situaties die de komende tijd zouden moeten worden uitgewerkt, om die heel specifiek uit te sluiten. Maar ik begrijp wel de zorgen die u heeft, omdat wij in het wetgevingsoverleg met elkaar hebben zitten brainstormen in de trant van: het zou toch niet zo kunnen zijn dat een mkb'er of een wijk waar nieuwe woningen worden gebouwd onder deze uitzondering komen te vallen? Dat deel ik helemaal met u. Daarom zou ik aan de heer Kops en de heer Vermeer willen voorstellen dat wij, als de AMvB met de uitwerking van de situaties er is, wij die met voorhang aan de Kamer voorleggen, zodat u als Kamer daar ook nog wat van kunt vinden. Daarmee hoop ik dan ook de zorgen in dit debat nog verder weg te nemen.
De heer Vermeer (BBB):
Ik wil de minister bedanken voor zijn toezegging hierop. Ik weet niet hoe de heer Kops daarin zit. Dat u dat zonneatol en de zonnevelden in natuurgebieden niet aansluit, vind ik prima. Wat mij betreft komen die er nooit. Maar we zitten hier straks wel met de volgende situatie. Er zit geen termijn op. In theorie kan dus een stroomaansluiting gewoon een jaar of tien geweigerd worden. Als dat zo in de wet staat, kan een partij zich in die tussenperiode, zolang die AMvB niet is geregeld, nergens op richten. Waarom kunnen we niet nu al een redelijke termijn in het wetsvoorstel opnemen, die misschien door de AMvB wordt overruled? Dat zou ik prima vinden, maar ik ben bang voor een tussenliggende situatie waarin iemand vergeet iets te doen. Dan zit je met een gat in de wet.
Minister Jetten:
In artikel 3.38, lid 4, staan de extreme situaties waar we het net over hadden. Dat gaan we met een AMvB nog verder uitwerken en beschrijven. Die AMvB krijgt u dan met voorhang.
Dan 3.38, lid 3. Dat betreft het weigeren van een aansluiting indien en voor zolang er onvoldoende transportcapaciteit is. Daarover zegt de heer Vermeer: daar wil je eigenlijk een tijdsklem op zetten. Dat ben ik met hem eens. In de uitwerking hiervan staat ook dat de ACM redelijke termijnen van de netbeheerder vereist. "Redelijke termijnen" wil zeggen: gewoon zo snel mogelijk. Daarvoor werken we met die investeringsplannen en het Landelijk Actieprogramma Netcongestie aan het zo snel mogelijk wegwerken van de wachtlijsten. We gaan de komende maanden ook wachtlijsten opschonen, om een hele hoop spookaanvragen eraf te krijgen, zodat mensen die we wel echt willen bedienen ook veel beter inzicht krijgen in "wanneer ben ik aan de beurt en onder welke randvoorwaarden?" Dus ik denk dat die tijdsklem via de ACM en het landelijk actieprogramma is geborgd. Via de halfjaarlijkse voortgangsrapportage over netcongestie kunnen we aan de heer Vermeer en anderen inzichtelijk maken hoe het zit met deze doorlooptijden.
De heer Vermeer (BBB):
Bedankt voor deze toezegging. Kan in die rapportage dan ook meegenomen worden hoeveel aanvragen er geweigerd zijn in een bepaalde periode? Dan kunnen wij als Kamer dat monitoren en eventueel detailgegevens opvragen.
Minister Jetten:
Ik vind het een heel goed idee om dat in die rapportage op te nemen. U krijgt dus de eerstvolgende rapportage in juni. Dan zal het er nog niet in staan, want die is bijna af. Maar voor de volgende versie gaan we bekijken of we het kunnen verwerken. Goede suggestie.
Dan tot slot in dit blok de vraag van de heer Erkens over calamiteiten, bijvoorbeeld bij een cyberaanval of andere grote rampen en issues. Hij vroeg wat het effect daarvan is op decentrale opwek. Ten aanzien van cyberveiligheid en de dreiging van statelijke actoren is het natuurlijk essentieel om de risico's zo veel mogelijk te voorkomen, bijvoorbeeld door goede bescherming van de vitale infrastructuur, eisen aan cyberveiligheid van productie-installaties en systeemonderdelen en periodieke risicoanalyses die we uitvoeren met de veiligheidsdiensten. In augustus dit jaar gaan er strengere eisen gelden voor de cyberveiligheid van zonnepanelen en daaraan gekoppelde systemen. Alle netcomponenten, inclusief de slimme meter, moeten al voldoen aan strenge eisen voor cybersecurity. Hoewel een omvangrijke aanval op alle omvormers tegelijkertijd onwaarschijnlijk is, klopt het dat zonnepanelen ook uitvallen op het moment dat het elektriciteitssysteem in bijvoorbeeld een wijk uitvalt. Dat is in eerste instantie vanwege veiligheid om te voorkomen dat er sprake is ... — sorry, ik haper even; ik ben ook moe van gisteren — van overproductie, onveilige situaties of overbelasting in onderdelen van het net. Het feit dat het net dan afschakelt is in eerste instantie een veiligheidsklep. Individuele zonnepanelen bieden in dat geval dus geen oplossing voor huishoudens, tenzij huishoudens technisch in staat zijn om een mininet te creëren, los van het publieke net. De meeste huishoudens zijn hier nu nog niet toe in staat. Wellicht dat dat de komende jaren wel meer wordt met meer toepassing van thuisbatterijen of buurtoplossingen. Dit is dus een goed thema om beet te pakken. Cyberveiligheid is een onderdeel van het Nationaal Plan Energiesysteem en ik kan me heel goed voorstellen dat we eens een keer met experts hierover gaan brainstormen.
De heer Erkens (VVD):
Veel dank voor de beantwoording. Het is niet iets dat vandaag of morgen geregeld hoeft te worden, maar ik denk wel, gegeven de geopolitieke ontwikkelingen en discussies die we op andere beleidsterreinen hebben, dat het misschien goed is om bij een volgende brief hierover inderdaad wat dieper terug te komen op wat die mogelijkheden zijn de komende periode. Er zit geen grote haast achter, maar het is wel goed om dit op te pakken met elkaar.
Minister Jetten:
Ik ga met het team van het Nationaal Plan Energiesysteem dat bezig is met digitalisering bespreken hoe we cyberveiligheid als een van de lijnen hierin kunnen meenemen. Het zal, denk ik, in het vierde kwartaal zijn dat er weer een brief komt over het NPE en dan kunnen we daar even op terugkomen.
Voorzitter. Ik ben bijna aan het einde van de beantwoording, en dan kom ik bij de amendementen. In de beantwoording heb ik nog een aantal specifieke zaken die zien op consumenten en gebruikers. Ik heb het net al gehad over het sociaal tarief. Mevrouw Rooderkerk vroeg nog naar bredere instrumenten die mogelijk zijn. We hebben vorig jaar een uitvoerige inventarisatie gedaan, ook met de andere departementen, naar de vraag wat mogelijke maatregelen zijn om zo gericht mogelijk compensatie te bieden in situaties met hoge energieprijzen. Dat zijn koopkrachtmaatregelen, fiscale maatregelen en directe steun via de energierekening, zoals die maandbedragen die we toen in november en december hebben uitbetaald. De instrumenten die direct gericht zijn op huishoudens met een laag inkomen zijn daarbij natuurlijk het meest effectief. Daarvoor hebben we dan dat tijdelijke Noodfonds Energie of werken we intensief samen met gemeenten. Eigenlijk ligt daarvoor dus alles op de plank. De heer Grinwis probeert met het amendement dat sociaal tarief er nog extra in te verankeren, maar veel van deze andere maatregelen hebben we de afgelopen tijd dus al verder uitgewerkt en zouden nu ook veel sneller kunnen worden ingezet dan tijdens het hoogtepunt van de energiecrisis het geval was.
Als energieleveranciers failliet gaan, dan is in dit wetsvoorstel voorzien dat bij een overname de opvolgende leveranciers alle rechten en plichten moeten overnemen. Dat betekent dat reeds betaalde voorschotbedragen ook worden meegenomen, waardoor klanten geen financieel verlies lijden. Als er geen overname is, krijg je een RES-verdeling waarmee de leveringszekerheid altijd wordt geborgd. Vorderingen bij de failliete leverancier lopen net als bij andere schuldeisers mee in de afwikkeling van de inboedel van de curator.
De voorzitter:
Mevrouw Postma heeft een vraag voor u.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik zit nog steeds na te denken over dat sociaal tarief. Ik ben mijn afweging aan het maken over het amendement van de heer Grinwis. Ik hoor u nu eigenlijk zeggen dat we al veel dingen zo ingeregeld hebben op dit moment, waardoor we, als zo'n crisis zich weer voordoet, dat dan kunnen regelen. Hoor ik dan ook dat het amendement eigenlijk niet nodig is? Of zie ik dat verkeerd? Dat hoor ik graag even.
Minister Jetten:
Ik kom straks uitgebreid terug op de appreciatie van het amendement. Voor de helderheid: wat ik hiermee bedoel, is dat we, toen de energiecrisis uitbrak en de energieleveranciers bij ons aan de bel trokken omdat ze de betalingsproblemen zagen toenemen, onder stoom en kokend water zaken moesten uitzoeken. We hebben toen bijvoorbeeld €190 per maand gedaan. Hoe kunnen we dat op een goede manier uitbetalen aan de consument? Dat hebben we toen allemaal uitgezocht en goed geregeld. Stel dat je nu of morgen een energieprijzencrisis krijgt, dan weten we hoe we deze maatregel zouden kunnen inzetten. Het tijdelijke noodfonds heeft zijn waarde bewezen! Gemeenten weten nu ook hoe ze de energietoeslag op een goede manier moeten uitbetalen en wat dat betreft zitten we in een veel betere situatie dan tweeënhalf jaar geleden. We zouden ook sneller moeten kunnen acteren, maar dat neemt niet weg dat je dat sociaal tarief nog steeds als optie zou kunnen wegen.
Voorzitter. Ik heb net iets gezegd over die faillissementen. In het wetgevingsoverleg van 8 april hebben we verder al een aantal amendementen geapprecieerd. Ik heb natuurlijk inmiddels met de ACM gesproken over de verschillende varianten van waarborgfondsen en veilingen, zoals we dat ook bij het wetgevingsoverleg met elkaar hebben gewisseld.
Een aantal vragen over intermediairs. Ik ben het met de heer Kops van harte eens dat tussenpersonen die zich bezighouden met misleidende praktijken, hard moeten worden aangepakt. Het energiecontract wordt gesloten met een vergunninghoudende energieleverancier en die is te allen tijde eindverantwoordelijk, ook wanneer diensten als werving zijn uitbesteed aan een intermediair. De toezichthouder ACM ziet hier ook op toe. In dit wetsvoorstel zit een grondslag op basis waarvan de ACM de vergunning van de leverancier kan intrekken, indien die zich stelselmatig schuldig maakt aan oneerlijke handelspraktijken en/of misleiding. Het is dus een stevig nieuw middel voor de ACM ten opzichte van de huidige wet om ook sneller en beter te kunnen ingrijpen als er sprake is van misleiding door de leverancier of de wederverkoper.
Een tussenpersoon handelt daarnaast op basis van een bemiddelingsovereenkomst en dat is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Een tussenpersoon kan op basis van het Burgerlijk Wetboek een boete opgelegd krijgen door de ACM als hij zich schuldig maakt aan misleiding. De ACM heeft dus eigenlijk twee manieren om op de leverancier en de intermediair toezicht te houden, straks met een aangescherpte Energiewet en daarnaast ook nog met het Burgerlijk Wetboek. Welke grondslag wordt gebruikt voor het opleggen van een boete door de ACM, is afhankelijk van de omstandigheden. Bij het voorbeeld dat de heer Kops aanhaalde, zou het best zo kunnen zijn dat de intermediair gewoon op basis van het Burgerlijk Wetboek een aantal overtredingen heeft begaan en daarom die intermediaire boete heeft gekregen en de boete niet op de leverancier is toegepast. Maar deze Energiewet geeft de ACM dus wel extra tanden.
Het afschaffen van telefonische verkoop is volgens mij een unanieme wens van de Kamer. Dat is ook de reden waarom minister Adriaansens van EZK hier volop mee bezig is, niet alleen in eigen land, maar ook in Europa.
Een aanbieder of een door hem ingeschakelde tussenpersoon moet altijd uitgebreide wettelijke informatie geven vóór het afsluiten van het contract. Dat is uitgewerkt in het document Informatievoorziening op de consumentenmarkt voor energie. Dan gaat het over een hele hoop zaken, bijvoorbeeld de identiteit van de aanbieder, de looptijd van de overeenkomst, wat er wordt geregeld, informatie over de prijszetting et cetera. In de brief van 22 april gaat de minister van EZK in op wat er nu juridisch mogelijk is op het gebied van colportage en telemarketing, maar ze heeft in die brief ook nieuwe wetgeving aangekondigd. En volgens mij gaat die nieuwe wetgeving echt precies doen wat ik ook vandaag hier in dit debat heb gehoord.
De heer Kops vroeg naar de veertien dagen bedenktijd. Op telemarketing is al een schriftelijkheidsvereiste van toepassing, waardoor de overeenkomst pas tot stand komt als de consument na het verkoopgesprek ook schriftelijk per mail of per post heeft ingestemd met hetgeen aan de telefoon is afgesproken. Rechtsgeldig afsluiten aan de telefoon kan dus niet. En de consument mag zelf bepalen hoelang hij erover doet om het te ondertekenen.
De heer Kops deed de interessante suggestie om het schriftelijkheidsvereiste ook toe te passen op verkoop aan de deur. Dat is helaas binnen de huidige Europese regelgeving niet mogelijk. Het zou een verdere ontmoediging kunnen zijn van verkoop aan de deur. Het is dus creatief bedacht, maar nu helaas niet direct toepasbaar. Maar ik geef deze suggestie wel mee aan de minister die het volgende wetsvoorstel gaat uitwerken. Daar vroegen de heer Bontenbal en mevrouw Postma ook naar. De minister van EZK is volop bezig om dat in Europa voor elkaar te krijgen. Zij heeft onlangs tijdens de consumentendialoog, waar alle ministers van Economische Zaken bij elkaar waren, bepleit om dit met prioriteit op te pakken en ervoor te zorgen dat de volgende Commissie dit zo snel mogelijk regelt. We hebben dat ook meegegeven aan Eurocommissaris Reynders. We merkten ook dat de positionpaper die de minister heeft geschreven, gewoon helpt, omdat we daarin heel concrete suggesties doen over hoe we dit kunnen gaan tackelen.
Nogmaals ter geruststelling van mevrouw Postma en de heer Flach: ook zzp'ers vallen onder het amendement van de heer Flach voor het verbod van telemarketing op basis van de klantrelatie. Het te wijzigen artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet is van toepassing op alle natuurlijke personen en dus ook op zzp'ers en kleine zelfstandigen.
Mevrouw Postma vroeg naar bescherming tegen afsluiting. De bescherming van huishoudens tegen afsluiting staat nu in artikel 2.25 van deze wet. Dat artikel gaat namelijk ook over de levering aan eindafnemers met een kleine aansluiting. Momenteel is deze bescherming nader uitgewerkt in de Regeling afsluitbeleid en ik ben voornemens om deze consumentenbescherming gewoon een-op-een over te zetten in de Energiewet. We hebben de Regeling afsluitbeleid volgens mij door de heer Thyssen en mevrouw Kröger aangescherpt tijdens de energiecrisis. Mevrouw Renske Leijten was daar ook nog bij betrokken. Dat is eigenlijk iedereen goed bevallen, vandaar dat we die nu ook doorzetten in deze wet.
De heer Vermeer vroeg nog naar inzicht in data. Dat is een goede suggestie. In artikel 4.1 regelen we expliciet dat burgers het recht hebben om hun data te delen, evenals het recht om inzicht te krijgen in hun gegevens. Dat omvat ook alle meetdata waarop de leverancier of de tussenpersoon de factuur baseert. De ontsluiting van deze data loopt inderdaad via de gegevensuitwisselingsentiteit waar de heer Vermeer naar verwees. Het lijkt mij goed dat we, zodra dit wetsvoorstel is aangenomen, in alle informatievoorziening aan consumenten ervoor zorgen dat zij weten waar ze terechtkunnen om die data goed in te zien.
De heer Kops vroeg nog naar de bindendheid of vrijblijvendheid van een vraagresponsovereenkomst. Ik heb eerder gezegd dat instemming van de consument altijd het uitgangspunt is bij efficiënt gebruik van het net of het uitlezen van apparaten. De Energiewet laat het aan consumenten om te kiezen of zij flexibiliteit willen leveren. Consumenten kunnen een apart contract aangaan met een leverancier, een aggregator of een netbeheerder voor de levering van die flexibiliteit en ook voor wat er tegenover staat voor de consument die dat contract aangaat. Deze vraagresponsovereenkomst is vrijwillig en kan dus zelf worden afgesloten of weer worden opgezegd. In het licht van de aangenomen moties-Kops en -Postma zet ik er ook op in dat deze instemming snel, helder en transparant geregeld wordt. Volgens mij hebben we namelijk in het wetgevingsoverleg en het vragenuurtje wel met elkaar afgeconcludeerd dat niemand wil dat minister Jetten bij u thuis in de meterkast kruipt.
De voorzitter:
Ik zie meneer Kops aarzelen, maar hij heeft toch een interruptie voor u.
De heer Kops (PVV):
Even voor de zekerheid. Als een huishouden zo'n vraagresponsovereenkomst heeft afgesloten en daarin wordt geregeld dat een apparaat wordt op- of afgeschakeld — dat is afgesproken en vastgelegd —, maar dat huishouden wil er op het moment dat dat gaat gebeuren toch vanaf en zegt "nou, dat gaat niet gebeuren", wat tegen die overeenkomst ingaat. Kan dat dan, op dat moment?
Minister Jetten:
In het hier en nu is dat ingewikkeld. Dan gelden gewoon de regels die we met elkaar afspreken, dat je dan zo'n contract weer opzegt. Dat zal dan binnen een maand zijn, schat ik zo in. De grootste flexibiliteitswinst die hier te behalen is, is natuurlijk bij hybride warmtepompen, waar je gewoon afspreekt "ik neem dan wat minder elektriciteit af en wat meer gas, zodat mijn huis wel kan worden verwarmd, terwijl ik minder druk op het elektriciteitsnet zet". Maar ik denk dat het opzeggen gewoon met de vooraf afgesproken opzegtermijnen gaat.
De heer Kops (PVV):
Maar stel nou dat een huishouden voor warmte in huis echt afhankelijk is van de warmtepomp, maar er toch wordt besloten en vastgelegd in die overeenkomst dat die afgeschakeld of gedeeltelijk afgeschakeld wordt. Dan gaat dat gewoon gebeuren. Dat huishouden komt dan letterlijk in de kou te zitten. Kan het huishouden op dat moment, tegen de overeenkomst in, zeggen "nee, die warmtepomp gaat toch gewoon aan" of moet het huishouden dan een maand wachten, zoals de minister zegt?
Minister Jetten:
Mijn beeld is dat er geen sprake zal zijn van het volledig afschakelen van dit soort apparaten, omdat dat huis uiteindelijk natuurlijk wel verwarmd moet worden. Het kan alleen wel zo zijn dat er wat minder vermogen wordt geleverd, waardoor het wat langer duurt voordat het huis helemaal is opgewarmd. Hier is het maatschappelijk belang van de beschermde gebruiker die zijn huis moet kunnen verwarmen natuurlijk wel relevant. Maar ik zal hier bij de uitwerking naar kijken, omdat we in het vragenuur een tijd geleden ook hebben afgesproken dat bijvoorbeeld bij laadpalen voor elektrische auto's het overrulen in noodsituaties mogelijk moet zijn. In dat licht zal ik hier nogmaals naar kijken. Nogmaals, dank aan de heer Kops voor de vragen, ook in het wetgevingsoverleg, want het is heel goed om hier te verhelderen dat het wel altijd een actieve overeenkomst vraagt, die ook weer kan worden opgezegd.
Ik ben er bijna, voorzitter.
Ten aanzien van groenewaterstofproductie is in het Klimaatfonds een reservering gemaakt van circa 4 miljard euro voor de ontwikkeling en opschaling van groenewaterstofproductie in eigen land. We verwachten daar de komende tijd de vruchten van te gaan plukken. Op 5 juni staat er een commissiedebat over waterstof en groen gas, waarin we verder zullen spreken over de brief die ik hierover nog naar uw Kamer stuur.
Over waterstof gesproken, in het Europese decarbonisatiepakket is vrij recent gepubliceerd en gecommuniceerd hoe we de komende jaren in Europa de waterstofmarkt gaan regelen voor zowel CO2-vrije als CO2-arme waterstofgassen. Ik streef ernaar om aan het eind van dit jaar de internetconsultatie gereed te hebben, zodat we deze nieuwe Europese regels zo snel mogelijk in Nederland hebben geïmplementeerd.
De term "capaciteit" in hoofdstuk 6 bij projectbesluiten staat inderdaad gelijk aan vermogen. Het is voor extra helderheid voor de provincies goed dat de heer Vermeer en ik dat hier allebei nog een keer expliciet hebben uitgesproken. Voor het bepalen van de omvang van een project wordt gekeken naar de capaciteit oftewel het vermogen van de windmolens of de zonneparken, waarvoor dat ook geldt. De capaciteit of het vermogen wordt uitgedrukt in bepaalde eenheden, in dit geval dus in megawatts. Dit is eigenlijk dezelfde bepaling als nu ook al in de Elektriciteitswet staat, dus deze formuleringen zijn al langere tijd bekend bij de provincies. Ik heb geen signalen ontvangen dat de formulering nu tot onduidelijkheid leidt bij de provincies. De hoeveelheid megawatts van een uitbreiding die met een nieuw ruimtelijk besluit moet worden ingepast, is bepalend voor de bevoegdheidsvraag.
Stapeling van projecten — dat is eigenlijk de zorg die ik van de heer Vermeer hoor — is niet de praktijk geweest de afgelopen jaren. Over projectbesluiten vindt altijd uitgebreid en goed overleg plaats tussen het Rijk en de decentrale overheden. Onder de Omgevingswet kunnen bevoegdheden indien nodig worden overgedragen aan het Rijk, bijvoorbeeld in verband met de complexiteit van een project. Maar mijn beeld is dat provincies de grenzen ook niet opzoeken hierin, omdat dat meteen leidt tot veel gedoe in de omgeving, wat ook heel logisch is. Je wil dit ordentelijk doorlopen en ervoor zorgen dat omwonenden weten waarom een provincie zo'n projectbesluit aanpast of neemt.
Voorzitter, dan kom ik bij de amendementen. Dat is een vrij dik pakket. Dankzij de uitgebreide vragen en beantwoording kan ik bij sommige amendementen vrij snel door de oordelen heen. Voor de Kamerleden nogmaals: ik apprecieer nu amendementen die ik niet eerder in de wetgevingsoverleggen al heb geapprecieerd.
Het amendement op stuk nr. 46 van het lid Flach krijgt oordeel Kamer. De belangrijkste reden is dat het amendement is verduidelijkt ten opzichte van het vorige amendement. Het amendement is nu veel specifieker afgebakend dan eerder het geval was. Dus het amendement op stuk nr. 46 krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 46: oordeel Kamer. Wilt u iets vragen, mevrouw Kröger? Nee. Gaat u verder, minister.
Minister Jetten:
Dat ga ik doen. In het amendement-Flach/Postma op stuk nr. 47 stellen de indieners voor om ongevraagde communicatie voor commerciële doeleinden aan oude en bestaande klanten generiek te verbieden. Het amendement krijgt oordeel Kamer. Het amendement vervangt een eerder, ouder amendement. Dit nieuwe amendement regelt een generiek verbod op telemarketing gericht op oude en bestaande klanten. Het verbod geldt dus voor alle commerciële doeleinden. De initiatiefnemers ontzien wel goede doelen. Dat vind ik een goede uitzondering die zij daar maken. Dit sluit ook goed aan bij hetgeen ik net heb gezegd over het wetsvoorstel waar de minister van EZK mee bezig is. Dus het amendement op stuk nr. 47 krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dit amendement verving het amendement op stuk nr. 20. Het krijgt dus oordeel Kamer.
Minister Jetten:
Het amendement op stuk nr. 50 van het lid Kröger maakt expliciet dat systeembeheerders inzicht moeten geven in mogelijke vertragingsfactoren, aan moeten geven of de geplande investeringen voldoende zijn en haalt de grondslag voor het meewegen van maatschappelijke waarden bij het prioriteren naar het niveau van de wet. Daarmee is dit amendement denk ik erg in lijn met de verschillende discussies die wij hebben gehad over bij maatschappelijke belangen aansluiten. Dus het amendement op stuk nr. 50 krijgt van mij oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 50: oordeel Kamer.
Minister Jetten:
Dan het amendement op stuk nr. 51 van het lid Kröger. De indiener is van mening dat voor partijen die aan kabelbundeling willen doen de huidige randvoorwaarde dat zij in gezamenlijkheid richting de markt optreden voor in- en verkoop van elektriciteit, te beperkend is. Met dit amendement wil de indiener mogelijk maken dat, hoewel er sprake is van één aansluit- en transportovereenkomst, partijen zich nog wel individueel op de markt kunnen begeven. Het amendement expliciteert een aantal zaken rondom die kabelbundeling, maar daarmee ontstaat wel het risico dat de constructie achter de aansluiting een apart net wordt en dat risico kan niet op een andere manier wettelijk worden uitgesloten. In het wetsvoorstel is maximaal ruimte gezocht voor kabelbundeling binnen de bestaande kaders en daarnaast zijn er andere opties voor energiehubs, zoals gebruikmaken van groepstransportovereenkomsten of een gesloten systeem. Indien het stelsel van elektriciteitsleidingen achter de gezamenlijke aansluiting moet worden aangemerkt als een net, dan hebben partijen een erkenning als een gesloten systeem nodig of moeten zij het net overdragen aan een systeembeheerder. Dat is de reden waarom ik het amendement op stuk nr. 51 ontraad.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 51: ontraden.
Minister Jetten:
Het amendement op stuk nr. 52 van het lid Kops beoogt te regelen dat tussenpersonen over de kwaliteit en deskundigheid beschikken die ook voor vergunninghoudende leveranciers gelden. Daarnaast kunnen bij ministeriële regeling aanvullende regels worden gesteld. Ik snap de bedoeling van het amendement en ik ben het met de Kamer eens, zoals we net al wisselden, dat tussenpersonen met misleidende praktijken hard moeten worden aangepakt, maar het energiecontract wordt gesloten met een vergunninghoudende energieleverancier en die is te allen tijde eindverantwoordelijk. De ACM houdt hier ook toezicht op. Zoals net aangegeven handelt de tussenpersoon of de intermediair op basis van de bemiddelingsovereenkomst, zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Begin dit jaar is er een nieuwe kwaliteitsstandaard voor werving afgesproken door leveranciers. Die moet ervoor zorgen dat misstanden worden voorkomen en klachten over werving verleden tijd zijn. Daarom ontraad ik dit amendement, maar ik ben wel bereid om de heer Kops toe te zeggen om te kijken of het mogelijk is om dit jaar nog in samenspraak met de ACM en de sector te evalueren of daarmee ook de beoogde verbetering wordt gerealiseerd. Ik zal hierover per brief terugkoppelen voorafgaand aan de volgende update van deze Energiewet. Dan kan het eventueel altijd nog worden aangescherpt. Voor nu ontraad ik het amendement op stuk nr. 52.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 52: ontraden.
Minister Jetten:
Het amendement op stuk nr. 53 van het lid Erkens verzoekt de instelling van een onafhankelijke Raad voor Energie, die advies uitbrengt over het Nationaal Plan Energiesysteem en gevraagd en ongevraagd advies kan uitbrengen over het energiebeleid aan kabinet en Kamer. Het amendement op stuk nr. 53 vervangt het amendement op stuk nr. 28. Het amendement op stuk nr. 53 geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer voor nr. 53.
Minister Jetten:
Het amendement op stuk nr. 54 …
De voorzitter:
Voor u verdergaat, heeft de heer Bontenbal een vraag.
De heer Bontenbal (CDA):
Kunt u mij opheldering geven? Gaan er dan twee raden zijn, de Klimaatraad en de Energieraad? Ik vind dat toch wat tricky.
Minister Jetten:
De Wetenschappelijke Klimaatraad heeft een heel breed mandaat en gaat over klimaatverandering, klimaatmitigatie en de technologische, sociale kant en financiële kant. Ik ben ook heel blij met de eerste adviezen die ze hebben uitgebracht. Ik dank de heer Bontenbal voor het initiatief destijds om een Wetenschappelijke Klimaatraad in het leven te roepen. In de Wetenschappelijke Klimaatraad zitten mensen met echt hele gerichte energie-expertise, maar de bedoeling van het amendement van het lid Erkens is om heel breed en integraal naar het energiesysteem te kijken. Daarvoor heb je verschillende expertises vanuit het energiesysteem nodig, dus ik kan me voorstellen dat het een vrij diverse en bonte groep experts wordt die in die Energieraad gaat plaatsnemen. Ik wil wel voorkomen dat we een enorme wildgroei krijgen aan raden met allerlei loketten en noem het allemaal maar op, dus ik ga ernaar streven dat er hele goede synergie en samenwerking is tussen de Wetenschappelijke Klimaatraad en deze nieuw op te richten Energieraad. Waar we werk en ondersteuning kunnen bundelen, moeten we dat ook slim doen.
De heer Bontenbal (CDA):
Oké, dus dan verwacht ik dat er wel iets van een idee komt hoe die twee raden gaan samenwerken.
Minister Jetten:
Zeker. Voorafgaand aan het instellingsbesluit van de Energieraad zal ik, of mijn opvolger, dit nog uitgebreider toelichten.
De voorzitter:
Als het amendement wordt aangenomen.
Minister Jetten:
Als het amendement wordt aangenomen; dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U was bij het amendement op stuk nr. 54.
Minister Jetten:
Het amendement op stuk nr. 54 van het lid Erkens gaat over een vast modelcontract voor de invoeding van elektriciteit en over transparantie en redelijke prijzen voor invoeding onder artikel 2.5. Ik zie geen belemmering om deze verduidelijking van het vaste modelcontract ook in de wet vast te leggen. Ook tijdens het wetgevingsoverleg hebben we het al gehad over het belang van transparantie bij redelijke prijzen. Het amendement op stuk nr. 54 geef ik dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 54 krijgt oordeel Kamer, maar toch heeft meneer Erkens er een vraag over.
De heer Erkens (VVD):
Dat vervangt het amendement op stuk nr. 16. Volgens mij is dat er nu niet duidelijk opgeschreven. Dat geef ik even mee.
De voorzitter:
Dat zag ik inderdaad niet terug. Het amendement op stuk nr. 16 wordt dus vervangen door het amendement op stuk nr. 54, dat oordeel Kamer krijgt — voor ieders administratie. Het amendement op stuk nr. 55 dan maar.
Minister Jetten:
Ja. U ziet aan het aantal amendementen hoe groot en belangrijk dit wetsvoorstel is.
Het amendement op stuk nr. 55 van mevrouw Beckerman verbiedt het doorrekenen van kosten aan zonnepanelenbezitters. De ACM heeft recentelijk geconcludeerd dat leveranciers bepaalde kosten maken als hun klanten beschikken over zonnepanelen en elektriciteit terugleveren aan de leverancier. Dat gaat niet alleen om hogere inkoopkosten en onbalanskosten, maar ook om kosten door de salderingsregeling. Leveranciers zijn op grond van de elektriciteitsrichtlijn vrij om in hun prijsvorming zelf de keuze te maken of ze deze kosten afzonderlijk willen doorbereken aan klanten met zonnepanelen of niet. De ACM heeft aangegeven dat een deel van de kosten die nu in rekening worden gebracht redelijk zijn, maar dat deze wel transparant moeten zijn en dat de ACM daar scherp op zal toezien. In het licht van de discussie die de Kamer heeft gehad, begrijp ik wel waarop mevrouw Beckerman dit amendement heeft ingediend, maar ik denk ook dat zij begrijpt dat ik dit amendement ontraad. Het amendement op stuk nr. 55, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 48, is dus ontraden.
De voorzitter:
Heel goed. Ontraden.
Minister Jetten:
Dan het amendement op stuk nr. 56 van ...
De voorzitter:
Dat had u al oordeel Kamer gegeven.
Minister Jetten:
O, dat had ik al oordeel Kamer gegeven. Dus het amendement op stuk nr. 56, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 32, heeft oordeel Kamer.
De voorzitter:
Heel goed.
Minister Jetten:
Het amendement op stuk nr. 57 van Erkens en Bontenbal verlaagt de grens voor zelfaanleg van 10 naar 2,3 MVA. In het amendement wordt ook ingegaan op de methode en voorwaarden voor deze zelfaanleg. Het amendement vervangt het amendement op stuk nr. 33. Bij het oorspronkelijke amendement had ik een aantal bezwaren. Het nieuwe amendement haalt deze bezwaren voldoende weg door betere borging van veiligheid en kwaliteit, die natuurlijk altijd nodig zijn voor de stabiliteit van het net. Dus het amendement op stuk nr. 57, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 33, geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 57: oordeel Kamer.
Minister Jetten:
Het amendement op stuk nr. 59 is ingediend door Postma, Erkens, Kops en Vermeer, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 45. Dat regelt een redelijke terugleververgoeding voor hernieuwbare elektriciteit die niet kan worden vastgesteld op een negatief bedrag. Een dergelijk amendement is ook ingediend en aangenomen bij de behandeling van het in de Eerste Kamer verworpen wetsvoorstel Afbouw salderingsregeling. Hetzelfde argument is hier nog steeds van toepassing. Het geeft een ongezonde prikkel om te produceren op het moment dat er sprake is van een overschot aan stroom en het neemt ook de prikkel weg voor zelfgebruik. Tot slot was het amendement toen ook in een veel breder pakket ingebouwd, waaronder dus het geleidelijke afbouwpad. Dat is in dit wetsvoorstel niet het geval. Daarom ontraad ik nu dit amendement. Ik zou het zelf ook logischer vinden om deze discussie te hernemen op het moment dat duidelijk is onder welke voorwaarden het volgende kabinet de salderingsregeling wil afschaffen en hoe dat in het Belastingplan wordt verwerkt. Dus het amendement op stuk nr. 59, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 45, is ontraden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog een vraag over het amendement over zelfaanleg, het amendement hiervoor.
De voorzitter:
Dat is het amendement op stuk nr. 57.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja. De minister gaf aan dat aan een aantal van de bezwaren tegemoet is gekomen. Voor mij zitten de bezwaren heel erg ... Mevrouw Rooderkerk gaf net heel duidelijk aan: er is enorme krapte op de arbeidsmarkt. Dus hoe zorg je ervoor dat het niet ten koste gaat van andere projecten waarin we keuzes maken vanuit het algemeen belang? Ten tweede komt er een onrechtvaardige kostenverdeling, omdat goedkopere projecten wellicht door een marktpartij worden opgepakt en de duurdere projecten door een publiek belang. Dat zijn wel hele fundamentele bezwaren voor mij. Ik ben dus wel benieuwd hoe de minister daarop reflecteert.
Minister Jetten:
Dat zijn inderdaad heel fundamentele bezwaren. In de pilots die onder andere bij Liander zijn uitgevoerd, zien we echter dat de right to challenge wel kan werken onder goede voorwaarden, waaronder dus het borgen van veiligheid en kwaliteit. Mijn zorg zat de afgelopen tijd heel erg op het punt dat de partijen met de diepste financiële zakken hier het meeste van kunnen profiteren. Daarom heb ik net in de beantwoording aangegeven dat zelf aansluiten niet gaat leiden tot voorrang in de wachtrij. Op die manier borgen we dat we handelen volgens de afgesproken maatschappelijke prioritering en de afgesproken wachtrijregels en zorgen we ervoor dat je niet zomaar kunt voordringen omdat je toevallig financieel in staat bent om zo'n zelfaansluiting te regelen. De zorg van mevrouw Kröger zit hem er ook in of je capaciteit of expertise weg gaat plukken uit de markt. Ik kan niet helemaal uitsluiten dat dat gaat gebeuren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nou, dat vind ik wel een behoorlijk probleem, gezien de ongelofelijke krapte die we hebben. We komen tienduizenden mensen tekort om de netcongestie goed aan te pakken. Dan zouden private projecten een voordeel kunnen inkopen. Ik vind het ook echt een nadeel dat de markt goedkopere of makkelijkere projecten gaat doen en de publieke netbeheerders met de duurdere projecten blijven zitten. Of dit nou in het algemeen belang is, waag ik behoorlijk te betwijfelen.
Minister Jetten:
Dat is denk ik de hele duidelijke politieke weging die de Kamer bij deze amendementen moet maken. Ik zie in een aantal steden waar de woningbouwopgave onder druk staat door netcapaciteit, wel dat de aannemers van de woningbouw met steeds betere voorstellen komen om congestieneutraal een wijk te bouwen en dat ze ook veel voorbereidend werk doen, zodat de netbeheerder of de aannemer van de netbeheerder voor een beperkter deel aan het werk moet. In onder andere de Brainportregio zijn we in gesprek met bedrijven die heel veel technici in dienst hebben die misschien tijdelijk aan het werk kunnen voor zelfaansluitingen om daarmee in die regio een deel van de problematiek op te lossen. Maar er zijn verschillende varianten van zelfaansluitingen. Nogmaals, ik denk dat het voor een deel kan helpen bij de oplossingen, maar net als mevrouw Kröger kan ik ook niet helemaal uitsluiten dat het een verkeerde prikkel gaat geven. Dat zullen we de komende tijd goed met elkaar in de gaten moeten houden.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger in derde instantie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, afsluitend. De twee voorbeelden die de minister geeft, gaan volgens mij juist niet per se over het right to challenge, dus het voorbeeld van voorbereidende werkzaamheden of technische bedrijven die mensen uitlenen om bijvoorbeeld sneller netcongestie aan te pakken. Het gaat er natuurlijk om of wij vinden dat de versterking van het net uiteindelijk bij een publieke speler moet belanden. De vraag is wat je aan de markt moet laten. Volgens mij is mijn keus duidelijk.
Minister Jetten:
Ja, die is duidelijk.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 57 heeft oordeel Kamer. Het amendement op stuk nr. 59 is ontraden. Het amendement op stuk nr. 60 had u al oordeel Kamer gegeven.
Minister Jetten:
Ja. En het amendement op stuk nr. 60 vervangt dat op stuk nr. 34.
De voorzitter:
Ja. Dan komen we bij het amendement op stuk nr. 62.
Minister Jetten:
Het amendement op stuk nr. 62 van mevrouw Postma gaat over de bepalingen die vervallen of die het kabinet kan laten vervallen. Ik ben het helemaal met mevrouw Postma, de heer Flach en mevrouw Koekkoek eens dat we het niet zo moeten doen zoals het nu is opgeschreven. Ik moet het amendement op stuk nr. 62 wel ontraden, omdat het amendement van mevrouw Koekkoek denk ik net iets beter is; sorry, mevrouw Postma. Maar u wil volgens mij allebei hetzelfde doel bereiken, dus dat hebben we dan toch mooi geregeld met elkaar. Het amendement op stuk nr. 62 is dus ontraden.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 62 is ontraden.
Minister Jetten:
Het amendement op stuk nr. 65 van mevrouw Kröger vervangt het amendement op stuk nr. 58. Dit amendement ziet op het delen van energie met vrije leverancierskeuze. Daar hebben we het net uitgebreid over gehad. U zult begrijpen dat ik dit amendement ontraad, omdat ik dit graag wil verwerken in het volgende wetsvoorstel.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 65 is ontraden. Mevrouw Postma heeft waarschijnlijk nog een vraag over het amendement op stuk nr. 62.
Mevrouw Postma (NSC):
Nou, geen vraag. Volgens mij staan we hier allemaal voor de taak om goede wetgeving te maken en dat is hiervan ook de bedoeling. Zoals ik al zei in het interruptiedebatje met mevrouw Koekkoek: als haar amendement als het betere uit de bus komt, dan moeten we daar gewoon voor gaan. Ik kijk er nog even naar, maar ik denk dat ik dat van mij gewoon ga intrekken en vervolgens voor het amendement van Koekkoek ga stemmen.
De voorzitter:
Maar u kijkt er nog even naar. Ik kan dus nog niet concluderen dat u het intrekt?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik trek het in.
De voorzitter:
Het amendement-Postma (stuk nr. 62) is ingetrokken.
Minister Jetten:
Dank u wel. Dan het amendement op stuk nr. 66 van het lid Grinwis, dat het amendement op stuk nr. 14 vervangt. Dit amendement gaat over de mogelijkheid van de ACM tot het instellen van een tijdelijke wervingsstop als leveranciers zich niet aan de regels omtrent misleiding houden of als zij de in de vergunning opgenomen voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomen. De wijziging van het amendement verbreedt de mogelijkheid tot het instellen van die tijdelijke wervingsstop naar situaties waarin bij de vergunningsaanvraag onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt of wanneer er vermoed wordt dat een leverancier niet langer in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het amendement op stuk nr. 66 ter vervanging van dat op stuk nr. 14, geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer.
Minister Jetten:
Dan het amendement op stuk nr. 67 ter vervanging van dat op stuk nr. 49, van de leden Grinwis, Flach en Kröger. Het amendement stelt voor dat de minister de bevoegdheid krijgt om voor de kwetsbare afnemer een sociaal tarief in te stellen dat afwijkt van de marktprijzen. We hebben hier in het wetgevingsoverleg en eerder vanavond al uitgebreid over gediscussieerd. Ik wil de heer Grinwis danken voor de openheid waarin we in de afgelopen weken vaak over dit amendement hebben gesproken. Het amendement is ook op een aantal punten gewijzigd, zowel in de wettekst als in de toelichting. Daardoor is beter geëxpliciteerd dat het instrument alleen kan worden ingezet in situaties van een prijzencrisis. In die prijzencrisis is het dan ook nog een politieke keuze welk instrument je van de plank trekt om consumenten tegemoet te komen, te compenseren of beter te beschermen.
De heer Grinwis vroeg net in een interruptie of er dan een verschil van inzicht bestaat tussen de minister en de ambtenaren van EZK, SZW en Financiën. Ik kan u geruststellen: dat is niet het geval. We hebben aan het begin van de energiecrisis misschien iets te lang naar elkaar zitten kijken, zo van: wie pakt wat op? Inmiddels gaat die samenwerking goed. Dat zien we onder andere bij de voortzetting van het Tijdelijk Noodfonds Energie, maar ook bij aanvullende koopkrachtmaatregelen die we vorig jaar op Prinsjesdag of dit voorjaar bij de Voorjaarsnota hebben genomen. We kijken daarbij echt met de drie departementen, maar ook met advies van de VNG en de energieleveranciers wat de beste toolbox is om mensen die echt last hebben van energiearmoede of prijsschokken zo goed mogelijk te ondersteunen.
Wel blijf ik bij het punt dat aanname van dit amendement alleen niet genoeg is. Als je dit amendement aanneemt en het ook daadwerkelijk op de plank wilt hebben liggen, dan zul je het moeten uitwerken, want anders ben je in zo'n crisissituatie alsnog achter het net aan het vissen. Als ik dan kijk naar de capaciteit die nodig is voor deze uitwerking, dan kom ik toch tot de conclusie dat de andere maatregelen gewoon simpeler en sneller in te zetten zijn. Dat zeg ik zeker ook in het licht van de verdere beperking van de ambtelijke capaciteit in de komende jaren. Ik kom daarmee tot het oordeel om dit amendement te ontraden. Komma: dit is echt een politieke weging. Ik dank de heer Grinwis voor het goede politieke debat dat we daarover hebben gehad. Zoals ik al eerder aangaf, mocht de Kamer het niet met mijn oordeel eens zijn en het amendement aannemen, dan zal ik per brief aan de Kamer laten weten hoe het amendement ter hand wordt genomen.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 67 wordt ontraden.
Minister Jetten:
Dan het amendement op stuk nr. 68 van Koekkoek en Flach. Dat is dus dat andere amendement waar we het net over hadden. Het amendement vervangt dat op stuk nr. 64. De reikwijdte van artikel 7.51a is inderdaad erg ruim. Met dit amendement wordt de mogelijkheid behouden om overgangsbepalingen te laten vervallen als die zijn uitgewerkt, maar wel met een forse inperking van die bevoegdheid voor de minister. Dat vind ik een verstandige aanscherping van u drieën. Het amendement op stuk nr. 68 ter vervanging van dat op stuk nr. 64 krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer voor het amendement op stuk nr. 68.
Minister Jetten:
Ik heb er nog één. Dat is het amendement op stuk nr. 69 ter vervanging van dat op stuk nr. 61 van Flach en Erkens. De indieners stellen voor om het meenemen van de belangen van de aangeslotenen bij het bepalen van het overdrachtspunt op het huidige niveau te handhaven. Het stelt ook voor om het betrekken van representatieve organisaties van aangeslotenen en marktdeelnemers bij de totstandkoming van methoden en voorwaarden op het huidige niveau te handhaven. Dat is een hele mond vol. Het nieuwe amendement heeft een aantal van mijn bezwaren uit het wetgevingsoverleg weggenomen. De eis dat representatieve organisaties een rechtspersoon moeten zijn, is niet meer opgenomen in het voorstel. Ik heb dus ook geen bezwaren meer tegen het amendement. Het amendement op stuk nr. 69 ter vervanging van dat op stuk nr. 61 krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer. Daarmee denk ik dat we aan het einde zijn gekomen van de eerste termijn van dit debat over de Energiewet. Ik zou willen voorstellen om gewoon door te gaan met de tweede termijn. Dat betekent dat ik het woord geef aan de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Eens even kijken … Wat heb ik hier nog allemaal?
De voorzitter:
Ja, wat heeft u nog allemaal? Dat weet ik natuurlijk niet. U heeft in ieder geval een aantal minuten om dat met ons te delen.
De heer Erkens (VVD):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de collega's voor dit uitgebreide debat, de uitgebreide wetsbehandeling in de twee wetgevingsoverleggen, een plenair debat, de uitgebreide schriftelijke rondes en de rondetafels. Volgens mij is het goed om zo'n grote en complexe wet zorgvuldig met elkaar te behandelen.
Voorzitter. Ik ga het kort houden; we hebben veel besproken met elkaar. Volgens mij is deze Energiewet een broodnodige modernisering van de wetgeving op dit vlak. Ik gaf in de eerste termijn al een aantal voorbeelden van wat zich in 1998 afspeelde in de wereld. Dat voelt toch als heel lang geleden, dus het is goed dat we deze wet nu aanpassen. Er zitten drie aspecten in de wet waar wij als VVD gewoon tevreden mee zijn, waar wij een goede stap zien in de wetgeving van de energiemarkt. Dat betreft het gebied van consumentenbescherming, waar echt grote stappen gezet worden. We hebben in de energiecrisis gezien dat dat in Nederland niet op orde was. Hier worden wederom een aantal mooie stappen voorwaarts gezet.
Het tweede aspect betreft de netcongestie. Er komt meer ruimte om slimmer met het net om te gaan. Dit wordt niet de grote oplossing voor de netcongestie, maar het is een onderdeeltje van de puzzel om samen met elkaar ruimte op het stroomnet te creëren.
Het laatste aspect is de verdere inzet op energieonafhankelijkheid. Ik ben de minister ook kenbaar dat hij hiervoor een aantal van de voorstellen uit de initiatiefwet heeft overgenomen, waarmee deze goed geborgd zijn in de wet.
Voorzitter, twee moties van mijn kant. De eerste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er zich situaties voordoen waarin een aangeslotene reeds transportcapaciteit bij de netbeheerder heeft gecontracteerd terwijl de bouw of uitbreiding van de installatie pas op termijn plaats zal vinden;
constaterende dat in de periode tussen de investeringsbeslissing en de bouw of uitbreiding van de installatie het door de betreffende aangeslotene gecontracteerde transportvermogen niet zal worden gebruikt;
overwegende dat het net slimmer benut zou worden als de gecontracteerde transportcapaciteit in die tussenliggende periode beschikbaar kan worden gesteld op de aansluiting van een andere organisatie of bedrijf;
verzoekt de regering om samen met de ACM uit te werken hoe tijdelijke verhandeling van transportcapaciteit — dus transportcapaciteit die nu beschikbaar is, maar niet gebruikt wordt — mogelijk gemaakt kan worden, en de Kamer hierover in het vierde kwartaal van 2024 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Erkens (VVD):
Voorzitter. Dan mijn laatste motie. Daar ging het vrij uitgebreid over in het debat in de eerste termijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het nieuwe kabinet voornemens is om de salderingsregeling per 2027 af te bouwen;
overwegende dat het na het afbouwen van de salderingsregeling niet wenselijk is om terugleverkosten voor zonnepanelen in rekening te brengen;
verzoekt de regering om zodra de salderingsregeling is afgebouwd ervoor te zorgen dat er dan ook per direct wordt gestopt met het in rekening brengen van de terugleverkosten en andere heffingen voor zonnepanelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag over deze motie. Uit het rapport van de ACM en de beantwoording van de minister blijkt heel duidelijk dat die terugleverkosten nu voor maar een klein deel aan salderen liggen. De VVD vindt duidelijk dat zodra salderen eraf is, de hele terugleverkosten niet meer in rekening gebracht moeten worden. Hoe eerlijk is het dan dat die terugleverkosten nu wél in rekening gebracht worden?
De heer Erkens (VVD):
Die terugleverkosten worden op dit moment grotendeels door salderen in rekening gebracht. Je ziet inderdaad dat het afschieten van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer dit effect heeft gehad op al die huishoudens. Ik snap dat mevrouw Kröger dit probeert recht te praten, want haar fractie in de Eerste Kamer heeft hier ook aan meegewerkt. Wij willen naar een makkelijker systeem toewerken en zeggen daarom: wanneer we stoppen met salderen, moeten we die extra kostenposten ook allemaal weghalen omdat die het voor huishoudens onduidelijk maken wat ze verdienen aan zonnepanelen. Bovendien zijn die vaak intransparant over energieleveranciers heen. Ik heb het zelf ook al gepolst bij een aantal bedrijven. Je merkt dat men daar zegt dat als salderen er niet is, die heffingen ook weg kunnen. Maar ik wil er wel voor zorgen dat het bij al die energieleveranciers dan ook weggaat en dat de regering daar ook voor zorgt en dat we dus ook aan de voorkant die duidelijkheid kunnen gaan bieden aan iedereen.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger in tweede en laatste instantie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De heer Erkens begon met een sneer, maar dat hoefde helemaal niet …
De heer Erkens (VVD):
Nee?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
… want ik heb gewoon een hele inhoudelijke vraag. Het ACM-rapport laat zien dat een stukje hangt op salderen en een stuk niet. Dat zei de heer Jetten net ook nog. Op dit moment worden al die kosten bij mensen in rekening gebracht. En nu zegt de VVD: als salderen eraf is, hoeven die kosten helemaal niet meer bij mensen terecht te komen. Waarom zou het eerlijk zijn dat die kosten, die dus ook níét met salderen te maken hebben, nu dan wél in rekening gebracht worden bij mensen? Wat is daar de logica van?
De heer Erkens (VVD):
De kosten die nu in rekening gebracht moeten worden, moeten ook redelijk zijn — dat zijn we volgens mij met elkaar eens — en mogen ook niet te hoog zijn. Daar heb ik ook een amendement voor ingediend, dat erom draait dat de ACM gaat toetsen of die kosten die nu in rekening gebracht zijn wel fair zijn per bedrijf en of we daar niet dieper op in moeten gaan. De regels daarvoor worden in de Energiewet verder uitgewerkt om ervoor te zorgen dat het helder is voor consumenten waar ze aan toe zijn. Dat is nu gewoon niet het geval.
De voorzitter:
Meneer Erkens, over amendementen gesproken: trekt u het amendement op stuk nr. 16 in? U gaf daarstraks aan dat u …
De heer Erkens (VVD):
Dat heb ik volgens mij aangegeven, maar bij dezen trek ik het amendement op stuk nr. 16 officieel in.
De voorzitter:
Precies. Dat even voor de administratie.
De heer Erkens (VVD):
Als dat nodig is, voorzitter, doe ik dat graag.
De voorzitter:
Wat fijn, meneer Erkens. Dank u wel daarvoor.
Het amendement-Erkens (stuk nr. 16) is ingetrokken.
Mevrouw Rooderkerk, uw tweede termijn.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Dank ook voor de beantwoording van de minister van alle vragen en over alle ingediende amendementen. Ook complimenten daarvoor aan de collega's. Ik denk dat ik niet alleen namens mezelf spreek, als ik zeg dat we deze minister voor Klimaat zeker zullen missen.
Ten slotte wil ik nog een motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de nieuwe coalitie de salderingsregeling per 2027 in één keer volledig wil afschaffen;
constaterende dat de Eerste Kamer recent een wetsvoorstel om de salderingsregeling zorgvuldig en geleidelijk af te bouwen heeft verworpen;
overwegende dat het afbouwen van de salderingsregeling verstandig is, maar het onverwachts in één klap afschaffen grote negatieve gevolgen heeft voor huishoudens en leveranciers en niet past bij een betrouwbare overheid en goed bestuur;
verzoekt de regering om bij het aantreden van een nieuw kabinet een meerjarig, zorgvuldig afbouwpad van de salderingsregeling uit te werken, daarbij oog te hebben voor een acceptabele terugverdientijd, en dit plan zo spoedig mogelijk uit te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat brengt ons bij de heer Grinwis voor zijn tweede termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister voor opnieuw een fijne gedachtewisseling. Ik heb ter afronding nog twee kleine moties meegebracht. De ene vraagt om een aanpak en de andere om een onderzoekje.
Allereerst de aanpak.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ProRail een landelijk elektriciteitsnet beheert ten behoeve van de energievoorziening van het treinverkeer en uitbreiding van dat net noodzakelijk is voor een toekomstbestendig spoorsysteem;
overwegende dat de congestieproblematiek uitbreiding van het elektriciteitsnet van het treinverkeer hindert, maar dat dit net ook kansen biedt om de congestieproblematiek in ons land te verzachten;
verzoekt de regering om in overleg met ProRail, de regionale netbeheerders en de vervoerders tot een gezamenlijke aanpak te komen die bijdraagt aan het oplossen van de congestieproblematiek, zowel voor het spoor als voor andere maatschappelijke doeleinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
En dan de tweede.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er verschillen bestaan in wet- en regelgeving tussen Europese landen over de bevoegdheden van regionale netbeheerders;
overwegende dat voor een betrouwbaar, veilig en duurzaam energiesysteem een Europees gelijk speelveld van belang is, ook wat betreft wet- en regelgeving;
verzoekt de regering te onderzoeken of, en zo ja op welke manier, het Europees gelijk speelveld kan worden verbeterd door de Nederlandse wet- en regelgeving over de bevoegdheden van regionale netbeheerders waar nodig en nuttig meer in lijn te brengen met die van andere Europese landen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Over het sociaal tarief wilde collega Postma nog wat aan mij vragen.
De voorzitter:
Dat noemen we uitlokken.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat klopt, maar ze had dat luid en duidelijk aangekondigd, dus dan mag het.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik was aan het wachten tot de heer Grinwis klaar was, maar dit is een mooi signaal. Ik ben heel benieuwd hoe de heer Grinwis dat sociaal tarief voor zich ziet dat hij in het amendement heeft omschreven. Hoe wordt dat bekostigd? Hoe moeten we dat zien? Moet er extra budget voor vrijgemaakt worden of kan dat op een andere manier?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor de vraag. Een sociaal tarief — dat staat in het eerste lid van het amendement — wordt pas bij ministeriële regeling in werking gesteld door de minister in geval van een crisis. Als er een energieprijzencrisis is, zoals in 2021-2022, en we kiezen voor het middel van het sociaal tarief, dan weten we dat de budgettaire impact die dat heeft op de rijksbegroting vijf tot tien keer kleiner is dan als we met andere instrumenten aan de slag gaan. Als je bijvoorbeeld met de zorgtoeslag aan de slag zou gaan — wat we hebben gedaan — heb je veel meer geld nodig, omdat het een ongerichter instrument is, een ongericht schot hagel. Als je nog ongerichter aan de slag gaat, bijvoorbeeld door de generieke afdrachtvermindering op de energiebelasting te verhogen, door andere tarieven in de energiebelasting of door een plafond, heb je misschien wel het tienvoudige nodig. Ik verzin dit niet. Dit haal ik bijvoorbeeld uit studies die in 2022 zijn gedaan naar de diverse mogelijkheden en de budgettaire impact daarvan. Dus als je voor deze methode kiest als een crisis uitbreekt, dan bespaar je geld in plaats van dat je geld kwijt bent. Het is geen moetje maar een mogelijkheid, want je kunt alsnog kiezen voor een meer generiek, en duurder, ondersteunend koopkrachtbeleid via de SZW-route of andere routes zoals de energiebelasting. Mocht dit amendement worden aangenomen, mocht het vervolgens worden uitgewerkt en mocht het dan ooit worden ingezet, dan bespaar je dus geld in plaats van dat je het uitgeeft. Dat is eigenlijk het verhaal.
Mevrouw Postma (NSC):
Dit klinkt toch wel prachtig, dat geld besparen. Even een technische vraag: bij wie ligt die uitvoering dan precies? Ligt dat mandaat bij Financiën, of leggen we dat bij EZK omdat het om de Energiewet gaat? Wat is het idee daarachter?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Bij het voorgestelde sociaal tarief ligt de uitvoering, net zoals in België, waar het al toegepast wordt, bij de energiebedrijven. Maar dat zal geanonimiseerd gebeuren, met vinkjes, zoals dat bijvoorbeeld bij de woningcorporaties gebeurt met de inkomensafhankelijke aspecten. In dat regime. En daarin heeft de ACM weer een belangrijke rol. Het spoor is dus: EZK, ACM, energiebedrijven. Nu, met het energieplafond, heeft de Belastingdienst er heel veel werk aan gehad. Het klopt wat de minister zegt: dit betekent extra werk voor EZK/de energiebedrijven. Maar in vergelijking met de aanpak waarvoor we hebben gekozen, betekent het wel minder werk voor de Belastingdienst. Daarnaast heeft het voordelen. Het is heel gericht. Het is eigenlijk het meest gerichte van alle instrumenten die je zou kunnen inzetten in het geval van een energieprijzencrisis. Wat het Centraal Planbureau toen ook heeft aangetoond, is dat we nu eigenlijk beleid uitgieten over een samenleving waarin de inflatieongelijkheid door de energieprijzencrisis gigantisch is, want het ene huis is nu eenmaal heel goed geïsoleerd en het andere heel slecht. En dat correleert niet een-op-een met de inkomensniveaus dan wel met de behoefte aan energiegebruik, want de een is chronisch ziek en de ander niet et cetera. De kosten voor het Rijk zijn dus relatief laag. De benodigde uitvoeringscapaciteit is inderdaad een nadeel aan de kant van EZK/energiebedrijven, maar een voordeel aan de kant van de Belastingdienst. En die compensatie kun je eenvoudig verrekenen. Dat zijn dus eigenlijk de overwegingen. Het is niet … Elke inspanning om mensen in energienood tegemoet te komen zal inspanning vergen van het Rijk. Het is dus geen "walk in the park", maar het is wel de meest gerichte aanpak. Vandaag bespreken we de Energiewet en over anderhalve week besluit de Kamer daarover. Ik zou zeggen: voeg 'm toe aan de instrumentenkist.
De voorzitter:
Een mooi staaltje leerzaam uitlokken, zou ik zeggen. Toch heeft meneer Erkens de behoefte om daar nog wat aan toe te voegen. Meneer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Zeker. Ik vind het een heel sympathiek amendement, maar ik vind de overweging van de minister hierbij ook relevant. Hij zegt dat het wel heel veel capaciteit gaat vergen. Ik zie wat er allemaal op de rol staat op het gebied van verduurzamingsmaatregelen. En de warmtetransitie is ook echt nog een grote uitzoekvraag. Mijn vraag aan de heer Grinwis is dan ook of dit hetgeen is waaraan we de komende maanden prioriteit moeten geven. En ten koste van wat zou dat dan gaan? Misschien kan hij die twijfel weghalen. Ik zie hem namelijk heel zelfverzekerd nee schudden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is een terechte vraag. Ik zou zeggen: nee, eerst alle ballen op energietransitie. Dat zou mijn voorkeur zijn. Dus ja, wie weet, mis je dan de eerstvolgende energieprijzencrisis en kun je deze maatregel dan nog niet inzetten. Kijk, met dit amendement zeggen we niet: gij zult morgen beginnen. De minister moet wel op enig moment met de uitwerking ervan aan de slag, maar de bevoegdheid ligt echt bij de minister in kwestie. Pas als de Kamer bij wijze van spreken in een motie uitspreekt "gij zult nu", ontstaat er een soort van urgentie. Wat mij betreft is die urgentie er niet en is de minister aan zet om zelf af te wegen wanneer welke urgente taak wordt opgepakt, want de hoeveelheid urgente taken bij EZK is op dit moment gigantisch. Ja, tenzij natuurlijk een taakstelling op EZK anders wordt ingericht dan in het coalitieakkoord is opgenomen, de 22%. Maar dat is een ander dingetje. Dus nee, die bevoegdheid ligt echt bij de minister. Het is wel zo dat naarmate de energietransitie vordert en we ons energiesysteem meer gaan baseren op zon en wind, terwijl we vooralsnog een enorme importafhankelijkheid houden, het risico op volatiliteit en op grote pieken, ook in de hoogte, de komende tien jaar waarschijnlijk groter wordt. Je moet dus op enig moment wel weten: oké, als er weer een crisis komt, dan kiezen we díé strategie om te helpen.
De voorzitter:
Een korte vraag nog van meneer Erkens en een kort antwoord van meneer Grinwis.
De heer Erkens (VVD):
Dat tweede kan ik u niet garanderen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, daar gaat de voorzitter over.
De heer Erkens (VVD):
Maar dit is wel een belangrijke opmerking. De heer Grinwis geeft namelijk aan: dit moet uitgewerkt worden, maar het heeft niet de hoogste prioriteit en gaat de komende maanden niet ten koste van alles, gegeven alles wat er al op het bordje ligt. Dan heb ik een vraag voor de heer Grinwis. De minister moet die misschien dadelijk beantwoorden, maar aan welke tijdlijnen moeten we hierin dan met elkaar denken? Dat is namelijk beslissend voor mijn afweging hierbij. Maar misschien kan de minister ook toelichten hoeveel capaciteit het vergt en welke tijdlijnen relevant zijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit laat ik echt graag aan de wijsheid van deze bewindspersoon en zijn opvolger. Een volgend kabinet gaat ook weer nadenken: "Hoe wapenen wij ons tegen een energieprijzencrisis? Gaan wij door op het oude spoor en halen we een volgende keer dezelfde instrumentenkist weer uit de kast? Dat heeft dan de consequentie dat het een relatief dure en ongerichte instrumentenkist was. Of gaan we het op een andere manier doen?" Maar de intentie van mij en volgens mij van ons als indieners is om die ruimte echt aan het kabinet te laten. Het gaat mij er niet om om dit nu bovenaan de prioriteitenlijst te zetten. Deze behandeling van de Energiewet is eigenlijk de eerste keer sinds 1998 dat we ons hele wetgevend instrumentarium actualiseren en afstemmen op de Europese regelgeving. Nou, dan zou ik zeggen dat deze eerste keer in 25 jaar een mooie gelegenheid is om dit goed in de wet te zetten. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat je dan nu in één keer op stel en sprong dit geregeld moet hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. Ik nodig meneer Bontenbal uit voor zijn tweede termijn.
De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter. Ik heb een motie. Dat is mijn tweede motie van dit jaar, zeg ik even tegen collega Erkens, die over het motiequotum begon. Ik doe dit omdat het heel belangrijk is. Dat is het omdat er eigenlijk al sinds 2013 gedoe is over het salderen. Fracties hebben hier verschillende visies op waar het heen moet, maar volgens mij zijn we het er allemaal over eens dat je de consument en de installatiesector niet zo lang in onzekerheid kunt laten. Ik vind dus echt dat het eens klaar moet zijn. Er moet gewoon heel snel een wetsvoorstel naar de Kamer komen. Er moet een klap op gegeven worden. Daarom deze motie, waarvan ik hoop dat de Kamer 'm gaat steunen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er opnieuw onduidelijkheid is voor consumenten over de terugverdientijd van zonnepanelen;
overwegende dat het in het belang van consumenten en installateurs van zonnepanelen is om snel duidelijkheid te verkrijgen over de toekomst van de salderingsregeling;
verzoekt de regering om bij het Belastingplan 2025 het wetsvoorstel voor aanpassing van de salderingsregeling naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bontenbal (CDA):
Dat is dus ongeveer binnen een halfjaar. Volgens mij kan het bij het Belastingplan. Daar moet namelijk ook een deel van de aanpassing van de salderingsregeling terechtkomen.
De voorzitter:
Daar is een vraag over van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nog even los van wat ik van de motie vind ...
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb een vermoeden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
... heb ik een vraag. Áls wij al een nieuw voorstel krijgen over hoe om te gaan met de salderingsregeling — laat ik het zo formuleren — dan zou ik vinden dat dat als een eigenstandig wetsvoorstel door deze Kamer behandeld moet worden en niet als onderdeel van het Belastingplan, waarbij we het vervolgens dus ook in die hoedanigheid behandelen. Deze motie suggereert een beetje dat het daar dan onderdeel van wordt. Dat vind ik ingewikkeld.
De heer Bontenbal (CDA):
In de motie staat: bij het Belastingplan. De salderingsregeling bestaat uit twee stukken: een Energiewetstuk en een stuk Wet belastingen op milieugrondslag. Dat kan dus in die twee stukken. Ik zou het inderdaad goed vinden als die los behandeld worden. Maar goed, als het in twee stukken komt en er komt een stuk Energiewet en vervolgens ook een stuk bij het Belastingplan, dan heb ik capabele medewoordvoerders in mijn fractie die dan het belastingstuk mee zullen pakken. Maar ik vind het belangrijkste dat er gewoon binnen een halfjaar een voorstel moet liggen. Dan gaan we er gewoon over praten en dan moet het gewoon een keer klaar zijn met dat gedoe over die salderingsregeling.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Bontenbal (CDA):
Graag gedaan.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, het woord is aan u.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank. Dank aan de minister en natuurlijk aan alle mensen die geholpen hebben bij de beantwoording. We hebben als Kamer echt een goed debat gevoerd. Ik denk dat het goed is dat we twee uitgebreide wetgevingsoverleggen hebben gehad en daarna deze uitgebreide plenaire behandeling, om te markeren hoe bijzonder en belangrijk het is dat dit wetsvoorstel er nu ligt. Aan de andere kant voelt het ook alsof we met dit wetsvoorstel eigenlijk een soort begin maken, waarbij best een hoop dingen die de Kamer vraagt nog in verdere wet- en regelgeving moeten worden uitgevoerd.
In het wetgevingsoverleg over consumentenbescherming hebben we — in ieder geval wij, maar ook de SP — heel duidelijk gezegd: laten we het nou niet over consumenten hebben, want energie is echt een basisvoorziening. We moeten het eigenlijk over gebruikers hebben, over burgers en mensen, en niet zozeer over consumenten. Ik denk dat wij stappen hebben gezet met alle amendement om weg te gaan van dat marktdenken en het veel meer te hebben over het beschermen en borgen van de basisvoorziening.
Voor ons is heel belangrijk dat we ook die volgende stap zetten rond energie delen, zodat juist lokaal eigendom en het delen binnen gemeenschappen veel centraler komen te staan. Vandaar de twee amendementen die ik daarover heb ingediend.
Ik heb nog drie moties, waarvan er een net heel snel met de hand is geschreven. Dan kunnen de collega's meteen mijn handschrift leren kennen. Het gaat over de terugleverheffingen of -kosten. De vijf pagina's die we van de ACM hebben gekregen, vond ik echt heel weinig inzicht bieden in hoe die kosten nou echt zijn opgebouwd en met name in hoe prijsvorming plaatsvindt. Welke kosten worden nou eigenlijk echt in rekening gebracht? Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de ACM een analyse heeft gedaan van de teruglevertarieven en -heffingen voor zonne-energie bij consumenten;
verzoekt de regering een gedetailleerde analyse uit te voeren van de prijsvorming, zowel voor consumenten als op de groothandelsmarkt voor zonne-energie, waarbij ook maatschappelijke baten en de mogelijkheden voor energieleveranciers om balanskosten te voorkomen, worden meegenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Het is geschreven op de achterkant van iets best belangrijks. Het is pas 21.05 uur. Dan nog twee moties. Een over de rol van systeembeheerders. Ik vind het feit dat TenneT voor redispatch, dus om de balans te houden, honderden miljoenen kwijt is aan ervoor zorgen dat er geen duurzame energie wordt opgewekt in onze windparken, eigenlijk een soort dubbele lose-lose is. We hebben alle duurzame energie mogelijk nodig. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de waterstofmarkt in de kinderschoenen staat en netbeheerders een stimulerende en pionierende rol kunnen spelen om deze markt op gang te helpen;
constaterende dat bij een overschot aan windenergie TenneT met redispatch windparken tegen betaling laat afschakelen, waarvan de kosten jaarlijks oplopen tot honderden miljoenen euro's;
overwegende dat Europese afspraken nu een actieve rol voor systeembeheerders in het op gang brengen van bijvoorbeeld de waterstofmarkt beperken, bijvoorbeeld door de aanleg van elektrolysecapaciteit;
verzoekt de regering om in Europa aan te dringen op meer mogelijkheden voor systeembeheerders in het op gang brengen van nieuwe markten en technieken die belangrijk zijn voor de energietransitie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Tot slot de volgende motie. Het is duidelijk dat voor ons energie delen echt een cruciaal onderdeel van hoe we het decentrale energiesysteem opbouwen. We zetten nu een stap met energiedelen en energiegemeenschappen, maar ik vind ook de vrije leverancierskeuze echt heel belangrijk. Dat maakt het namelijk mogelijk om energiedelen veel beter vorm te geven. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Electricity Market Design (EMD) energie delen met vrije leverancierskeuze mogelijk maakt;
overwegende dat vrije leverancierskeuze het delen van energie eenvoudiger maakt, omdat de actieve afnemers die onderling energie delen niet klant hoeven te zijn van dezelfde energieleverancier;
verzoekt de regering zo snel mogelijk, ten minste in het voorjaar van 2025, EMD te implementeren en vrije leverancierskeuze bij energie delen mogelijk te maken, waarbij de mogelijkheid om de balansverantwoordelijkheid bij één partij per allocatiepunt te beleggen nadrukkelijk wordt overwogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger. Mevrouw Beckerman, uw tweede termijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Nou, goedenavond. Ik moet gewoon lachen als ik de heer Bontenbal zie. Drie moties, meneer Bontenbal, excuus.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onderzoek van de Woonbond concludeert dat er nu al huurders met zonnepanelen zijn die soms duurder uit zijn dan huurders zonder zonnepanelen;
van mening dat maatregelen die huurders straffen voor gebruik van zonnepanelen het draagvlak voor een klimaattransitie ondermijnen en niet in lijn zijn met klimaatrechtvaardigheid;
van mening dat de regering zonnepanelen voor huurders aantrekkelijk moet maken en houden;
verzoekt de regering samen met de Woonbond en Aedes onderzoek te doen naar hoe huurders met bestaande zonnepanelen beschermd kunnen worden tegen hogere prijzen dan ze zouden hebben zonder zonnepanelen;
verzoekt de regering samen met de Woonbond en Aedes onderzoek te doen naar hoe het aanleggen van nieuwe zonnepanelen voor huurders zo aantrekkelijk mogelijk kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
U heeft tijd zat, dus u mag best rustig praten.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik wilde vooral één kleine spelfout corrigeren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de zichttermijn voor investeringsplannen tien jaar is;
van mening dat dit te kortzichtig is en kan leiden tot een situatie waarin het net verzwaard wordt in voorbereiding op het energiesysteem van 2035 en daarna opnieuw verzwaard moet worden in voorbereiding op het energiesysteem van 2050;
van mening dat dit een verspilling van tijd en energie zou zijn;
verzoekt de regering de zichttermijn van investeringsplannen te verlengen naar 25 jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik waardeer het overigens erg dat u op spelfouten let.
Mevrouw Beckerman (SP):
Mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat steeds meer gemeenten aan de slag willen met het opzetten van regionale energiebedrijven;
van mening dat deze initiatieven bevorderlijk zijn voor klimaatrechtvaardigheid en democratische controle over onze energie;
verzoekt de regering te onderzoeken welke middelen en ondersteuning gemeenten nodig hebben om het opzetten van regionale energiebedrijven te versnellen en mogelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Kops, ik geef u graag het woord voor uw tweede termijn.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Eén motie. Die gaat over de vraagresponsovereenkomsten. Daar hebben we het in het debat over gehad. Helaas waren de antwoorden van de minister niet heel bevredigend. Ik kan het niet mooier maken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering in de algemene maatregel van bestuur aangaande het wijzigen en opzeggen van de vraagresponsovereenkomsten (artikel 2.32, lid 5, Energiewet) in ieder geval op te nemen dat een vraagresponsovereenkomst zonder opzegtermijn opgezegd kan worden indien de leveringszekerheid van de actieve afnemer dat vereist,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops. Mevrouw Postma, het is aan u.
Mevrouw Postma (NSC):
Voorzitter, dank. Ik wil vanaf hier allereerst iedereen danken die aan deze wet gewerkt heeft. Ik hoop ook echt dat deze wet net zo lang meegaat als de vorige, waarbij ik zie dat we met elkaar elke keer nieuwe aanpassingen kunnen doen om ervoor te zorgen dat de wet bij de tijd is en goed met zijn tijd meegaat. Nu ik hier toch sta, wil ik ook de rapporteurs bedanken, want die hebben hier veel werk in gestopt. Toen ik op 6 december in de Kamer kwam, waren de collega's hier al lange tijd mee bezig. En dat laat wel zien wat een boel denkwerk en hoeveel zorgvuldig denkwerk erin zitten. Ook de stapels amendementen die we nu weer voor ons hebben liggen, laten de betrokkenheid van de Kamer, de minister, het kabinet en de ambtenaren zien om deze wet tot een goed einde te brengen, om het zo maar te zeggen.
Ik heb een motie voor me liggen, maar die ga ik niet indienen. Dat heeft ermee te maken dat we een mooi debat hebben gevoerd. Die motie gaat over de telefonische verkoop en ik wou de minister daar eigenlijk nog eens mee vragen om zijn ambtsgenoot in het kabinet te vragen om zich hier in Europa goed voor in te zetten en ervoor te zorgen dat wij die consumentenbescherming hier in Nederland veel meer vorm kunnen geven en dat we hier veel meer de regie op kunnen pakken. Nou, ik heb gehoord dat het kabinet daar echt goed mee bezig is. Het lijkt me belangrijk dat het volgende kabinet daarmee doorgaat. En zodra wij hiermee aan de slag kunnen en meer ruimte kunnen geven aan consumentenbescherming tegen telefonische verkoop, gaan we een verbod of een andere manier om dat te ontmoedigen verwerken in de wet. Ik denk dat het amendement van de heer Flach daarvoor een mooie toevoeging is.
Voorzitter, hier wou ik het graag bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot van de zijde van de Kamer de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter, en ook dank aan de minister en zijn medewerkers. Geen chocolaatje vandaag, maar niettemin bedankt.
Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in artikel 3.19 van de Energiewet de mogelijkheid wordt geboden aan netwerk- en infrastructuurbedrijven om activiteiten en handelingen te verrichten voor onder andere het aanleggen, onderhouden, beheren en exploiteren van infrastructuur, faciliteiten en opslagsystemen;
constaterende dat een groot aantal private marktspelers actief of voornemens zijn om activiteiten te ontwikkelen in de waterstofketen, specifiek voor de invoer, uitvoer, doorvoer, omzetting of overslag van waterstofgas of waterstofdragers;
constaterende dat de ACM van mening is dat de betrokkenheid van netbeheerders alleen gewenst is als de markt een activiteit onvoldoende oppakt en als uit een afweging van de maatschappelijke kosten en baten blijkt dat dit verstandig is;
overwegende dat het onwenselijk is dat netwerk- en infrastructuurbedrijven met publiek geld actief zijn op de private markt, omdat dit concurrentieverstorend werkt en omdat commerciële risico's kunnen terugslaan op de netbeheerder en daarmee het publieke belang;
van mening dat het ontbundelingsprincipe wordt ondermijnd als een infrastructuurbedrijf in alle delen van de waterstofketen actief is (invoer, uitvoer, doorvoer, omzetting of overslag);
verzoekt de regering via een algemene maatregel van bestuur, conform artikel 3.21, lid 5, van de Energiewet, voorschriften te verbinden aan de deelname van publieke infrastructuurbedrijven, waardoor de uitbreiding van bevoegdheden wordt beperkt tot de invoer, uitvoer en doorvoer van waterstofgas of waterstofdragers,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Vermeer. Voordat u het katheder verlaat, geef ik de heer Grinwis de gelegenheid voor een interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Wij zijn al het enige land in de Europese Unie dat het groepsverbod heeft doorgevoerd en dat is een beslissing die heel veel partijen in dit huis betreuren. In het verleden hebben partijen hier ook tegen gestemd. De BBB zat toen nog niet in dit huis, maar ik weet dat de PVV, de SP en tal van andere partijen, waaronder het CDA, de ChristenUnie, en volgens mij ook de SGP hiertegen hebben gestemd. Ik weet in ieder geval zeker dat de eerste vier die ik noemde, dat hebben gedaan. Sinds het groepsverbod in 2004, 2005 en 2006 is besproken en sinds wij daartoe hebben besloten, is geen enkel Europees land ons gevolgd. Nu zegt de heer Vermeer eigenlijk: we moeten nog een stap verder gaan en het nog meer insnoeren, want we moeten niet zo'n succesvol voorbeeld krijgen op het gebied van waterstof, aangevuurd door een netbeheerder; ik wil dat namelijk zo veel mogelijk in private handen geven. Waarom, terwijl je daardoor misschien wel kansen mist als het gaat om bijvoorbeeld het tot bloei brengen van de groenewaterstofproductie? Ik zeg maar wat.
De heer Vermeer (BBB):
Ik snap wat de heer Grinwis daarover zegt en dat dat een beperking kan zijn, maar wij geven toch de voorkeur aan het beschermen van de open markt en de concurrentiepositie. Anders gaat namelijk een 100%-staatsbedrijf in concurrentie met private partijen. Wij denken niet dat dat bevorderlijk is. Dan is het alternatief dat alles maar staatssysteem moet worden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Al jarenlang hebben we die inconsequentie door geïntegreerde buitenlandse bedrijven die vaak in staatshanden zijn. Ik doel op Vattenfall et cetera. Ik kan hier heel veel grote energiebedrijven uit het buitenland opnoemen die in Nederland actief zijn. Wat vindt de heer Vermeer daarvan? Wij kunnen hier in Nederland wel überliberaal onze vrije markt maximaal open willen stellen en net doen alsof de rest van de wereld ook zo georganiseerd is, maar dat is niet zo. Dus geopolitiek is dit ook niet verstandig.
De heer Vermeer (BBB):
Dat het niet verstandig is, zal moeten blijken. Wij beoordelen dat anders. En wat ik zeg: als je dat voor waterstof vindt, dan zou je het voor elektriciteit en voor alle energie zo moeten doen. Zoals wij ernaar kijken is het alternatief dan gewoon om alles staatsbedrijf te maken. Dan moet je alle energie-infrastructuur en -leverantie tot overheidstaak verklaren en dat helemaal naar de overheid doen. Als je dat niet doet — en dat doen wij hier in Nederland niet, of in ieder geval op dit moment niet; ik denk niet dat daar een meerderheid voor is — dan betekent dat dat je de markt een eerlijke kans moet geven. Dan moet je dus staatsbedrijven die heel andere manieren van financiering en garanties kunnen krijgen dan private bedrijven, niet met elkaar laten concurreren, want dat is kansloos. Maar dat zijn wij blijkbaar niet met elkaar eens. Dat zullen we dan in het stemgedrag zien.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, laatste toevoeging.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, niet eens. De heer Vermeer kan mij in de lijn van de heer Brinkhorst misschien beschuldigen van ongezonde Oranjegevoelens of wat dan ook, maar ik heb inderdaad grote Oranjegevoelens. Dat doet hij niet, maar dit vind ik wel echt het tegenovergestelde. Dus nee, laat even duidelijk zijn voor de Handelingen that we agree to disagree. Ik vind de richting die in deze motie staat verwoord, geen verstandige richting, temeer als je kijkt naar de geschiedenis, naar hoe het ons is vergaan na het instellen van het groepsverbod. Heel de Europese Unie, alle lidstaten, dachten toen maar één ding: wij gaan dat Nederlandse voorbeeld never nooit volgen.
De heer Vermeer (BBB):
Waarvan akte.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft toch ook nog een interruptie daarover, zo te zien.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik geloof dat ik de motie gewoon niet helemaal snap, naar aanleiding van het debat met de minister en de brief van de minister. Die zegt eigenlijk: het mag alleen op het moment dat de markt het niet doet, het niet oppakt. Dan is er de facto toch geen concurrentie?
De heer Vermeer (BBB):
Als dat zo is, dan zou er geen concurrentie zijn. Maar de markt zelf ervaart dat totaal anders. Ik denk dat dat wel een helder signaal is vanuit de markt zelf. Die geven aan: als wij hiermee aan de slag willen gaan, dan willen we wel een gelijk speelveld hebben en dan willen we niet met een staatsbedrijf moeten concurreren. Wij hebben intern overwogen of hier een punt zit. Wat ons betreft zit daar een punt en wij willen dat zuiver houden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Maar dat gaat met name om de opslag en het transport, en niet zozeer om de productie, meen ik. Wat ik aan het amendement lastig vind, is dat we zien dat de waterstofmarkt niet zo goed van de grond komt als wij wellicht gedacht hadden. Als een netbeheerder dan een rol kan spelen in stukken waar de markt het niet oppakt, in opslag et cetera, dan ... Ik zoek even naar welk probleem we hiermee proberen op te lossen.
De heer Vermeer (BBB):
Mevrouw Kröger, het probleem is, zoals ik ook al eerder in een debat genoemd heb, dat de kosten die op dit moment door de netbeheerder berekend worden voor waterstof, al gaan over het maximale volume dat men door het systeem wil brengen, ongeacht de hoeveelheid die er daadwerkelijk doorheen gaat. Er is al een gigantische drempel voor private partijen om hieraan mee te doen. Als de netbeheerder zich dan ook nog actief in de markt gaat werpen met de productie van waterstof, dan krijg je een hele vreemde situatie waarin degene die de hoge tarieven aan de private partijen doorberekent, zelf ook actief is in diezelfde markt. Dat vinden wij niet fair.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vermeer. De tweede termijn van de Kamer is daarmee beëindigd. De minister heeft aangegeven dat hij eigenlijk niet heel lang hoeft na te denken over hoe hij de veertien ingediende moties wil appreciëren. We gaan dus gelijk daartoe over. Het woord is aan de minister voor Klimaat en Energie, minister Jetten.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb het niet helemaal uitgerekend, maar ik denk dat we nu zo'n 60 uur over dit wetsvoorstel hebben gesproken, in twee wetgevingsoverleggen en in deze plenaire afronding. Ik wil allereerst de Kamercommissie en alle beleidsmedewerkers van de fracties, Bureau Wetgeving van de Kamer en de rapporteur voor het wetsvoorstel heel hartelijk danken voor deze uitvoerige en zeer zorgvuldige behandeling van een van de belangrijkste stukken wetgeving in de afgelopen decennia voor alles wat met energie te maken heeft in Nederland. Dank ook aan de vele ambtenaren op het ministerie van EZK die hier de afgelopen jaren met ziel en zaligheid aan hebben gewerkt en ook de afgelopen weken en maanden op de meest gekke tijdstippen hebben gewerkt aan de schriftelijke beantwoording van uw vragen, de begeleiding bij deze wetsbehandelingen en het verder afmaken van de amendementen die u allemaal heeft ingediend. Maar ook dank aan de netbeheerders, energieleveranciers, energiecorporaties, ngo's, consumentenorganisaties en de ACM, die de afgelopen tijd veel input hebben geleverd voor dit wetsvoorstel.
Voorzitter. Het is misschien de laatste keer dat ik als minister voor Klimaat en Energie plenair in deze zaal sta. Ik moet zeggen dat ik het eigenlijk wel leuk vind dat we deze tweeënhalf jaar wellicht met dit onderwerp afsluiten. Ik zie het echt als een bekroning op het vele werk dat de afgelopen jaren is verzet om de klimaat- en energietransitie in Nederland vlot te trekken, niet alleen voor meer duurzame energie, maar ook voor betaalbare energie, energieonafhankelijkheid en veel betere consumentenbescherming. Ik hoop dat deze Tweede Kamer ook met het nieuwe kabinet in volle vaart door blijft gaan met de klimaat- en energietransitie.
Voorzitter. Dan kom ik bij de veertien moties die zijn ingediend.
De voorzitter:
Ik zie dat meneer Bontenbal eerst nog even wil interrumperen.
De heer Bontenbal (CDA):
Misschien spreek ik namens meerdere collega's wanneer ik mijn waardering uitspreek voor het werk van de afgelopen tijd. Er is heel veel gebeurd. Ik denk dat het klimaatbeleid een flinke zet heeft gekregen. U gaat ervan uit dat dit misschien uw laatste plenaire debat is, maar dat kan natuurlijk nog heel lang duren. Misschien dat er nog wel veel meer debatten volgen en u kan altijd nog aansluiten bij het debat over Tata Steel volgende week, begreep ik. Maar in ieder geval bedankt voor de samenwerking. We waren het niet altijd eens, maar we hebben ook wel heel veel goede dingen bereikt. Dat zal de komende jaren nog wel doorgaan, denk ik.
Minister Jetten:
Dank u wel.
De voorzitter:
Over uitlokken gesproken. Meneer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij wilde de heer Bontenbal een compliment geven voor de laatste jaren, dus namens de commissie zou ik dat graag ook willen geven, maar we zien de minister graag dinsdag bij het Tatadebat.
Minister Jetten:
Dank u wel. Ik ben heel blij dat er nu blijkbaar een soort superrobot voor het klimaat is opgestaan in deze Kamer, dus ik kijk uit naar het werk van de heer Kops in de komende periode.
Voorzitter, de moties. De motie op stuk nr. 70 van het lid Erkens: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 71 van het lid Erkens: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 72 van mevrouw Rooderkerk: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 73 van de heer Grinwis: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De minister is gul.
Minister Jetten:
De eerste tot en met de vierde motie: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De vijfde motie.
Minister Jetten:
Dat is de motie op stuk nr. 74. De heer Grinwis vraagt mij om een onderzoek, maar eigenlijk heeft hij vanavond met mevrouw Kröger een amendement ingediend waarmee hij dit al regelt en het onderzoek dus overbodig wordt. Ik zou u dus willen suggereren om deze motie aan te houden en even af te wachten hoe de stemming over het amendement, dat ik volgens mij ook positief heb geapprecieerd, uitpakt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan doe ik het zo dat ik de motie aanhoud op het moment dat het amendement is aangenomen. Dat kan nog, want we gaan eerst over het amendement stemmen en dan over de motie, en zo is die eigenlijk ook bedoeld.
Minister Jetten:
Dat kan. Daar gaat de heer Grinwis natuurlijk zelf over. Ik denk zelf alleen dat nog meer onderzoek doen niet heel veel nieuwe inzichten gaat opleveren, want het gaat specifiek over dit punt. Ik ontraad dus de motie, maar ik denk dat dit met het amendement wordt opgelost.
De motie op stuk nr. 75 van de heer Bontenbal: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 76 van mevrouw Kröger: ook daar zou ik de suggestie willen doen om die aan te houden, zodat u met de ACM in gesprek kan gaan om te horen of er nog achterliggende informatie is die zij met de Kamer kunnen delen, of dat zij überhaupt mogelijkheden zien om dit nader in kaart te brengen, zoals mevrouw Kröger dat in het debat heeft verwoord. Ik kan nu namelijk niet helemaal overzien hoe de ACM hiertegen aankijkt. Ik zou de motie nu moeten ontraden, maar mijn suggestie zou zijn om 'm even aan te houden en te kijken of u als commissie bij de ACM aanvullende informatie kan verkrijgen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij gaf ik net al aan dat het mij er helemaal niet om gaat dat de ACM die analyse doet. Het gaat mij er ook helemaal niet om dat ACM toetst of energiebedrijven doen wat mag en vervolgens of er niet een onredelijk rendement is. Het gaat mij om de prijsvorming, zowel op de groothandelsmarkt als hoe dat naar consumenten doorberekend wordt, dat de balanskosten wel in rekening worden gebracht bij een huishouden en niet bij een grootverbruiker et cetera. Dat is een analyse van hoe de huidige prijsstelling in de energiemarkt functioneert, maar bijvoorbeeld ook van de mogelijkheid om balanskosten te voorkomen. Ik betwijfel een beetje of dit in het domein van de ACM valt. Ik kan me voorstellen dat een partij als TNO, of een heel andere partij, die analyse kan doen. Nu gaan we eigenlijk klakkeloos mee in terugleverkosten tot dat salderen wordt afgeschaft en daarna niet meer. Er zijn bepaalde kosten en de vraag is hoe die nou eigenlijk gevormd zijn.
Minister Jetten:
Mevrouw Kröger stelt een heel brede vraag. Ik denk dat het beter is om die beet te pakken op het moment dat het volgende kabinet aan de slag gaat met het afschaffen van de salderingsregeling en alles wat daarbij komt kijken. Ik ben zelf wel tevreden met het ACM-onderzoek dat onlangs is opgeleverd en dat toch wel aantoont dat de huidige prijsontwikkelingen die we zien volgens de toezichthouder redelijk zijn. Ik zie zelf dus wat minder toegevoegde waarde van zo'n grootschalig onderzoek dan mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dat vind ik echt heel erg jammer. Ik denk dat we deze informatie als Kamer nodig hebben om iets zinnigs te zeggen over hoe kosten neerslaan bij huishoudens, bij grootverbruikers en op de groothandelsmarkt versus de particuliere markt, en dat alles zit niet in het onderzoek van de ACM. Zij beschrijven alleen "er zijn balanskosten". Oké, maar balanskosten zijn misschien wel inherent aan een systeem met meer zon en wind. Hoeveel daarvan komt dan door productie bij een huishouden en hoeveel door grootschalige productie? Hoe ligt die verhouding? Dat zijn allemaal vragen die niet in die studie zitten. Ik denk dat we als Kamer echt wat meer informatie nodig hebben voordat we een discussie gaan hebben over het afschaffen van salderen ja, nee, hoe, wat, waar.
Minister Jetten:
Dit zijn echt fundamentele vragen over de inrichting van ons hele energiesysteem. Saldering is daar maar een piepklein onderdeeltje van. Wij hebben een lopende studie naar de opbouw van netwerktarieven en alles wat daarmee te maken heeft. Die komt in de loop van dit jaar, volgens mij aan het eind van dit jaar. Ik ben ook gezien de beperkte capaciteit eigenlijk gewoon niet bereid om nog als demissionair minister dit onderzoek in gang te zetten.
De voorzitter:
Ik hoor dat de motie op stuk nr. 76 ontraden is.
Minister Jetten:
Dat klopt, voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 77. Het kabinet is voorstander van een scheiding van transport en productie, zoals ook geldt voor gas en elektriciteit. We zien ook niet dat de optie zoals die in de motie is verwoord nodig is, omdat er voldoende private partijen geïnteresseerd zijn in het opbouwen van productiecapaciteit dankzij de mix van normering en subsidiëring die we nu toepassen. We zullen daar binnenkort in het commissiedebat ook uitgebreid over spreken. Dus de motie op stuk nr. 77 is ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 77: ontraden.
Minister Jetten:
De motie op stuk nr. 78 van mevrouw Kröger over energie delen geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 78: oordeel Kamer.
Minister Jetten:
De motie op stuk nr. 79 van mevrouw Beckerman over zonnepanelen en huurders zit erg op het terrein van de minister van BZK. Ik ben bereid, als mevrouw Beckerman daarin geïnteresseerd is, om te vragen of de minister van BZK voorafgaand aan de stemmingen een schriftelijke appreciatie kan geven. Dan moet ik 'm formeel nu ontraden, maar dan krijgt u per brief een appreciatie van de minister van BZK.
De voorzitter:
Ontraden in afwachting van een appreciatie.
Minister Jetten:
De motie op stuk nr. 80 vraagt om de reikwijdte van de investeringsplannen te verlengen naar 25 jaar. Dat was tot nu toe 10 jaar en wordt bij de wijziging van deze Energiewet 15 jaar. Naar mijn oordeel is 15 beter dan 25, omdat we dan ook echt voor een overzichtelijke tijdspanne, inclusief de financiering, goed kunnen adviseren en toetsen. Dus ik deel wel de gedachte dat het langer moet zijn dan 10, zeg ik richting mevrouw Beckerman, maar 25 gaat me wat ver, dus die ontraad ik.
De voorzitter:
Als ik goed luister, zegt u eigenlijk dat de eerste constatering niet klopt en vindt u 15 akkoord en 25 te veel. Dus ontraden.
Minister Jetten:
Exact. Dus de motie op stuk nr. 80 is ontraden.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft nog een vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb de motie op stuk nr. 77 even gemist. Ik was aan het meeschrijven met de motie daarvoor.
De voorzitter:
Ontraden.
Minister Jetten:
De motie op stuk nr. 77 is ontraden. De motie op stuk nr. 78 kreeg oordeel Kamer.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Waarom is de motie op stuk nr. 77 ontraden?
Minister Jetten:
Omdat we ook bij waterstof als kabinet kiezen voor de scheiding van productie en transport, want we zien dat er nu voldoende marktpartijen geïnteresseerd zijn in het opbouwen van de productiecapaciteit, onder andere door de Europese normering en de nationale subsidiëring. Wij verwachten eigenlijk dat dit de komende jaren dus wel los zal lopen. We maken daarin een andere marktordeningskeuze.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, in tweede en laatste instantie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Misschien is de vraag aan de minister dan ... Mij gaat het heel erg om de eerste constatering, dus dat we op dit moment honderden miljoenen kwijt zijn aan het voorkomen van duurzame productie van energie. Dat vind ik echt een ongelofelijk systeemfalen. De vraag is: kunnen wij iets verzinnen wat TenneT kan doen — dat zou inderdaad het inzetten van een bepaalde techniek kunnen zijn — waardoor je niet die kosten hoeft te maken?
Minister Jetten:
Die constatering stipt wel een terecht aandachtspunt aan. Dit zou ik heel graag met u beetpakken, ook bij de volgende brieven rondom wind op zee. Dit gaat onder andere over betere systeemintegratie van de grootschalige windparken met elektriciteitsafname in de industrie en/of elektrolyse voor nationale waterstofproductie, maar het gaat ook over connecties met buurlanden om overschotten aan windproductie beter te verdelen over de energiemarkt in Noordwest-Europa. Die staat voor mij wat los van het dictum van deze motie. Wat mij betreft hervatten we dit debat bij het commissiedebat over wind op zee.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 77 wordt ontraden, maar wel met een toezegging.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dan hou ik 'm aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (36378, nr. 77) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Jetten:
Dan de motie op stuk nr. 81. Het staat gemeentes en provincies nu ook al vrij om lokale of regionale energiebedrijven op te richten. Ik ken ook geen signalen dat ze daarbij tegen issues aan lopen waar de minister bij zou kunnen helpen. De motie op stuk nr. 81 is dus ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 81: ontraden
Minister Jetten:
De motie op stuk nr. 82. Mijn suggestie aan de heer Kops zou zijn om de motie nog even aan te houden, zodat we voortvarend aan de slag kunnen gaan met de uitwerking van de AMvB. Dan kan de heer Kops bij die AMvB beoordelen of het strak en goed genoeg is of dat hij de minister te zijner tijd toch nog wat wil bijsturen. Zoals ik in het debat al eerder heb toegezegd: u krijgt die AMvB met voorhang. U heeft dan dus alle tijd om de minister waar nodig bij te sturen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar meneer Kops. Meneer Kops laat 'm in stemming brengen. Dan is de motie ontraden, begrijp ik.
Minister Jetten:
Dan is de motie ontraden, voorzitter.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 82: ontraden.
Minister Jetten:
Tot slot de motie op stuk nr. 83, waarover nog wat discussie ontstond bij u. Die ga ik ook ontraden. We kunnen deze problematiek niet via de lagere regelgeving doen, zoals wordt gevraagd in de motie; dat moet via de formele weg. In juni 2022 heeft de Kamer een brief gekregen over marktordening van waterstof, waarbij transport aan netbeheerders wordt gelaten en elektrolysers aan de markt. De Kamer kan deze discussie voeren bij de implementatiewet decarbonisatiepakket die eergisteren in de Europese Raad is vastgesteld. Eigenlijk vind ik 'm dus ontijdig; dat is hier misschien het beste woord voor. De implementatiewet van het Europese decarbonisatiepakket wordt ook snel ter hand genomen en met uw Kamer gedeeld. Als de heer Vermeer dan het een en ander steviger wil verankeren op wetsniveau, is het beter om dat op dat moment te doen dan nu in dit debat per motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 83 is ontraden.
Minister Jetten:
Veel dank.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van, naar ik begrijp, meer dan 50 uur debatteren over deze Energiewet, de regels over energiemarkten en energiesystemen.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de amendementen, het wetsvoorstel en de ingediende moties zal worden gestemd op 4 juni aanstaande, dus niet aanstaande dinsdag, maar de dinsdag daarna. Ik dank de minister en zijn gevolg, om het maar zo te zeggen, voor alle voorbereidingen en het debat van vandaag. Ik dank alle Kamerleden en hun ondersteuning voor alle debatten, vandaag en eerder. Dan laat ik de hamer vallen, zoals dat mooi heet, en sluit ik de vergadering van donderdag 23 mei. Ik wens u verder een plezierige avond. Dag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-76-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.