Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 43, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 43, item 4 |
Vroegtijdige intrekking productiebeperking, wijziging delegatiegrondslag kolenfonds en drie verbeteringen uitvoering productiebeperking
Aan de orde is de behandeling van:
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie (vroegtijdige intrekking productiebeperking, wijziging delegatiegrondslag kolenfonds en drie verbeteringen uitvoering productiebeperking) (36197).
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dan gaan we over tot het debat van vandaag dat gaat over de Wet vroegtijdige productiebeperking, wijziging delegatiegrondslag kolenfonds en drie verbeteringen uitvoering productiebeperking (36197). Ik heet de sprekers in deze Kamer van harte welkom. Ik heet de minister in vak K ook van harte welkom.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik nodig graag de eerste spreker uit. Dat is mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, het is mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA, maar dat geeft niks.
Voorzitter. We bespreken vandaag een wet die ruim anderhalf jaar geleden de facto al in werking is getreden. Tijdens de energiecrisis door de Russische inval in Oekraïne besloot de minister als eerste maatregel, en volgens mij uiteindelijk eigenlijk ook als enige echt dwingende maatregel, de productiebeperking van de kolencentrales eraf te halen. Wat ons betreft was dat een pijnlijke stap aangezien die maatregel genomen was om uitvoering te geven aan het vonnis in de Urgendazaak. Allereerst wil ik de minister vragen hoe we nou voorkomen dat op het moment van een onverwachtse prijsstijging — dat is namelijk wat er gebeurde op de gasmarkt na de inval in Oekraïne — klimaatmaatregelen als eerste overboord gaan. Hoe zorgen we ervoor dat er eerst andere maatregelen getroffen worden? Welke lering kunnen we hieruit trekken? Als er een acuut gas- of elektriciteitstekort dreigt, zijn sommige maatregelen nodig. Maar dat zou in een duidelijk stappenplan moeten gebeuren en dan zou je niet de meest klimaatschadelijke maatregel als eerste moeten nemen. Waarom is er toentertijd niet voor gekozen om de productiebeperking er slechts voor een halfjaar af te halen? Waarom gebeurde dat gelijk voor de volle twee jaar? Waarom is er vervolgens voor gekozen die niet na 2025 door te laten lopen?
Voorzitter. De inschatting was dat door het intrekken van de productiebeperking 10 megaton meer CO2-uitstoot is veroorzaakt. Het lijkt wellicht iets mee te vallen, maar het huidige geopolitieke klimaat is er niet minder onzeker op geworden. De minister heeft destijds beloofd om de extra uitstoot te compenseren. Er is toentertijd ook een aantal maatregelen gepresenteerd, waaronder de verplichting voor leasebedrijven om hun vloot te elektrificeren. Maar die maatregelen zijn langzaam maar zeker van tafel gegleden en eigenlijk in een algemeen pakket van klimaatbeleid terechtgekomen om ons te houden aan de doelstellingen die het kabinet heeft gesteld. Dat laatste is toch echt iets anders dan het compenseren voor die 10 megaton. Mijn vraag is: hoe gaat de minister dit oplossen en staat die 10 megaton nog bij hem op de radar? Iedere ton die je dit jaar nog bespaart, telt veel zwaarder dan een reductie in 2030 of daarna. In de klimaatwetenschap doet het ertoe of je dit jaar een ton bespaart of in 2029.
Voorzitter. Dan kom ik op de sluitingsdatum voor de kolencentrales. Wat ons betreft moeten die kolencentrales zo snel mogelijk dicht. Steenkool is de meest vervuilende energiebron en er zijn inmiddels echt genoeg schone alternatieven. Onderzoek van CE Delft laat zien dat het sluiten van de kolencentrales per 2025 17 tot 33 megaton aan CO2-emissie zou besparen. Op die manier zou die 10 megaton die we mogelijk extra uitstoten door de productiebeperking op te heffen dus snel zijn gecompenseerd. Bovendien zijn dit de grote stappen die we nodig hebben om de klimaatdoelen in zicht te houden en de klimaatcrisis aan te pakken.
Ik realiseer me dat er in deze Kamer geen meerderheid is om de kolencentrales eerder te sluiten. Daarom wil ik de Kamer ook een ander amendement voorleggen, namelijk om opnieuw een productiebeperking in te kunnen stellen op het moment dat de klimaatdoelen niet gehaald dreigen te worden. Het amendement wordt op dit moment ingediend. Als de jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning tegenvalt, dan kunnen we alsnog een productiebeperking inzetten. Het is dus eigenlijk dezelfde logica als bij de energiecrisis maar dan omgekeerd, want de klimaatcrisis vraagt daarom.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dit geeft aanleiding tot in ieder geval een vraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De ChristenUniefractie is het met GroenLinks-PvdA eens dat een wereld zonder kolenstroom een betere wereld is. We hebben deze wet — althans, de omgekeerde variant — besproken in een van onze eerste debatten als nieuwe lichting in mei 2021. Toen was het kernonderwerp de nadeelcompensatie. Bij alles wat mevrouw Kröger voorstelt, hoor ik geen woord over de nadeelcompensatie. Ik denk terug aan deze hele episode, aan deze instantwet en instantproductiebeperking en aan de gigantische bedragen die we gireren aan de kolenboeren omdat ze een paar procent minder hebben geproduceerd. Het gaat om 730 miljoen in nog geen zes maanden, wat betaald wordt uit de duurzame-energiepotten, waarvan we ook hele mooie duurzame-energieprojecten hadden kunnen realiseren. Ik ben benieuwd naar de visie van mevrouw Kröger daarop en naar hoe zij dat weegt bij de voorstellen die ze doet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Wat betreft het eerder sluiten, in 2030: die zaak hebben de kolenbedrijven verloren. Die ging over compensatie voor het eerder sluiten. Volgens mij zijn wij allen kritisch geweest op de manier waarop de nadeelcompensatie wordt berekend. Met mijn amendement regel je dat je opnieuw een productiebeperking kunt instellen per ministeriële regeling. Je zou de nadeelcompensatie dan ook op een andere manier moeten berekenen, aangezien die is geijkt op een moment waarop de prijzen zeer hoog waren. Daar hebben we het vaak met elkaar over gehad.
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De wens is heel vaak de vader van de gedachte. Wij hebben toen allemaal de vinger gelegd bij de nadeelcompensatie. We vonden dat deze maatregel gerechtvaardigd was vanuit klimaatperspectief, maar dat het niet zo mocht zijn dat er nota bene vanuit de SDE-pot, de duurzame-energiepot, euro's naar de kolenboeren zouden gaan. Maar het tegendeel is het geval. We kunnen nog een keer nadenken over die formule, maar op basis van de resultaten uit het verleden is mijn angst dat we dan heel veel geld gaan overmaken naar onze kolenboeren. Als de zaak over 2030 is gewonnen, dan wil dat niet zeggen dat dat weer zo afloopt als het over 2029 of 2028 gaat. Ik denk dat het een wankel evenwicht is en dat er in de rechtszaal ook een belangenafweging wordt gemaakt. Ik snap het standpunt van mevrouw Kröger. Ik ben het met haar eens dat we af moeten van kolenstroom, maar ik ben bang dat ze de afweging niet helemaal zorgvuldig maakt en dat dat ten koste gaat van heel veel belastinggeld en van heel veel duurzame-energieprojecten.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Na het vaststellen van de nadeelcompensatie zijn er juridische analyses geweest van de manier waarop die is vastgesteld en de vraag in hoeverre die nodig was geweest. Als we de klimaatdoelen niet halen en we via dit amendement weer een productiebeperking invoeren, dan moeten we ook scherp kijken naar hoe we de nadeelcompensatie berekenen. Dat ben ik geheel met de ChristenUnie eens.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Nog heel kort, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nog een laatste vraag. Ik trek het wat breder. We kunnen ons natuurlijk heel erg focussen op de kolencentrales in Nederland, maar we weten dat de elektriciteitsproductie een Noordwest-Europese markt is, die ingebed is in een Europees ETS-systeem. Dat roept de vraag op: hoezeer moet je nu nationaal proberen om instant nog harder te sturen, terwijl je eigenlijk structureel energie- en klimaatbeleid nodig hebt dat maximaal gebruikmaakt van de verduurzamingskracht die er in Europa is? Zijn we de juiste dingen aan het doen door ons nu te focussen op de kolencentrales? Moeten we het niet breder bekijken en ons niet alleen focussen op CO2-reductie binnen onze grenzen maar op echte internationale klimaatwinst?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het evident is dat we heel stevig Europees klimaatbeleid nodig hebben. De realiteit is alleen dat die 10 megaton die extra is uitgestoten, wel degelijk is uitgestoten. Wat ons betreft zou je op het moment dat een kolencentrale sluit, ook die rechten uit de markt moeten halen.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Ik sluit me aan bij de punten van collega Grinwis over de mogelijke kosten. Daarnaast lopen er op dit moment ook nog arbitragezaken, in dit geval het hoger beroep. Het kan zomaar zijn dat als je weer zo'n amendement aanneemt, de overheid ook onbetrouwbaar gaat zijn en dat we de kolencentrales nog veel meer moeten compenseren. Mijn vraag borduurt voort op het laatste stukje in het betoog van de heer Grinwis. We hebben in Europa natuurlijk het ETS-systeem. Dat geeft aan welke rechten uit de markt gehaald moeten worden. Maar de 10,2 megaton, die u noemt binnen het ETS-systeem, betreft extra uitstoot binnen Nederland maar niet binnen Europa. U zou dan iets voorstellen wat ontzettend duur kan zijn en binnen Europa tegelijkertijd niet meer reductie zou opleveren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nou, dit gaat over die 10 megaton waarvan de minister gewoon heeft toegezegd die te gaan compenseren. Dat is dus een harde toezegging geweest aan de Kamer in het debat dat we gevoerd hebben over deze productiebeperking. Toen is er gezegd: die 10 megaton gaan we compenseren; we realiseren ons dat er tussen 2022 en 2025 additioneel wordt uitgestoten, en dat willen we compenseren. Wij vragen nu: waar blijven die maatregelen?
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Maar u vraagt niet waar de maatregel blijft, u doet ook een voorstel voor een amendement om de productiebeperking weer toe te passen. Mijn vraag spitst zich daarop toe. GroenLinks-PvdA is dus van mening dat mogelijk honderden miljoenen of zelfs meer dan dat aan compensatie voor de kolencentrales, die over zes jaar trouwens moeten stoppen met steenkool, gerechtvaardigd zouden zijn, terwijl dat slechts een minieme CO2-reductie oplevert, die binnen het ETS-systeem sowieso opgevangen wordt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dit gaat om het volgende. Toentertijd is de productiebeperking ingevoerd, omdat de Urgendadoelen niet gehaald dreigden te worden. Daarom zeggen wij nu hetzelfde: op het moment dat je de klimaatdoelen niet haalt, moet er een mogelijkheid zijn om die productiebeperking weer in te voeren, per ministeriële regeling, waarbij ik het geheel met de collega's eens ben dat je heel goed naar die compensatieregeling moet kijken.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Nu ben ik even kwijt of mevrouw Postma eerder was, want u maakte wat terugtrekkende bewegingen. Maar uw collega laat u voorgaan, dus gaat uw gang.
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
De collega's voor mij hebben al samen met u de complexiteit van het amendement proberen af te pellen. Ook ik ben heel nieuwsgierig naar hoe u dat ziet. Het is natuurlijk belangrijk om als die kolencentrales op een gegeven moment moeten sluiten, ook te kijken wat die compensatie is geweest om de Urgendadoelen, klimaatdoelen, te halen. Daar ga ik straks ook vragen over stellen. Ik zit ook nog met het volgende; andere collega's hebben dat ook proberen uit te vragen. Wat heeft het amendement precies voor effect op de kosten die het met zich meebrengt? Mijn angst zit daarbij ook in de investeringen in duurzame energie op andere gebieden. Daar zoek ik heel erg naar. Als u, zeg ik via de voorzitter, kunt uitleggen wat de uitwerking van uw idee zal zijn, dan waardeer ik dat zeer.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De andere kant van de medaille is natuurlijk dat kolencentrales op dit moment eigenlijk al weinig draaien, omdat we zien dat duurzame energie de overhand begint te krijgen. Dat is dus de positieve kant van het verhaal. Het gaat mij er echt om dat wij de productiebeperking als stok achter de deur kunnen inbouwen. Dat brengt me bij het volgende punt in mijn spreektekst. Op dit moment hebben we nog een vrijstelling van kolenbelasting. Indirect is dat een fossiele subsidie voor de productie van kolenstroom. Wij stellen voor om die ook af te schaffen.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik zie dat het voldoende is, dus geef ik de collega het woord. Mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP)
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij bewijst dit vooral hoe moeilijk het is om te verduurzamen binnen een kapitalistisch systeem. Mijn vraag gaat over iets anders. Ik ben wel geneigd om mee te gaan met die analyse, maar wat de SP natuurlijk altijd echt als een probleem heeft ervaren, is dat de eigenaren van die kolencentrales vorstelijk worden gecompenseerd, terwijl de werknemers eigenlijk de dupe zijn. Wij hebben daar een amendement over ingediend. Wij willen wel graag die zekerheid, als we dat amendement van GroenLinks-PvdA steunen. Het kolenfonds is nog steeds niet goed geregeld, en dat vinden wij eigenlijk een van de pijnlijkste zaken van deze hele geschiedenis. Bij werknemers hangt als een zwaard van Damocles boven hun hoofd dat die kolencentrales sluiten. We weten niet precies wanneer, maar die hebben nog geen zekerheid. Is GroenLinks-PvdA met ons van mening dat dát echt een harde voorwaarde moet zijn?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja. Dat hoort wat ons betreft ook altijd in de plannen. Je moet zorgen voor een werkgarantiefonds of een kolenfonds. Dat is natuurlijk toentertijd bij de Hemweg gebeurd. Ik denk dat dat heel belangrijk is. We gaan door een gigantische transitie heen van fossiel naar duurzaam, wat ook betekent dat fossiele bedrijven gaan veranderen óf verdwijnen. Dat betekent natuurlijk ook heel veel voor al die werknemers in die sectoren. Daar moet je op een hele verantwoordelijke manier mee omgaan. Dus dat ben ik met de SP eens.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een deel van wat ik wou zeggen al gezegd per interruptie, namelijk mijn vraag aan de minister of we de emissierechten uit de markt halen voor de kolencentrales die sluiten en of hij zijn reflectie daarop kan geven.
Dan heb ik nog een ander aan kolen gerelateerd onderwerp. Er geldt dus op dit moment de kolenbelasting. Dit is nóg een vrijstelling, een fossiele subsidie. Aangezien we met de eerdere productiebeperking, maar ook met de sluitingsdatum in de wet, duidelijk naar een afscheid van kolen toe bewegen, waarom bouwen we dan niet die belastingvrijstelling af? Het lijkt mij dat je toch wil zorgen dat de fiscale prikkels ook in de richting gaan van wat je gewoon aan het doen bent, namelijk een keihard afscheid van kolen. Dus ook daar zal ik een amendement op indienen. Ook dit maakt kolenstroom natuurlijk weer onaantrekkelijker.
Tot slot, voorzitter, heel snel. We hebben het nu de hele tijd over de kolentoepassingen voor energie, maar je zou eigenlijk ook moeten kijken naar de kolentoepassing voor andere, non-energetische toepassingen. Daarin zou je eigenlijk dezelfde productiebeperking kunnen hebben die nu is vastgelegd. Dan denk ik met name aan de inzet van cokes in de fabrieken van Tata, waarvoor op dit moment wellicht maatwerkafspraken gemaakt worden. Ik denk dat het heel belangrijk is dat daar juridische borging in komt. Ik vraag de minister om te kijken of een productiebeperking op cokes niet ook een manier is om juist juridisch te borgen dat die cokesfabriek zo snel mogelijk dichtgaat.
Dank u wel, voorzitter.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dan dank ik mevrouw Kröger van GroenLinks-Partij van de Arbeid voor haar inbreng en heet ik van harte welkom mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. De minister besloot twee jaar geleden de kolencentrales weer op volle toeren te laten draaien. Die centrales hadden juist een productiebeperking opgelegd gekregen omdat het kabinet de klimaatdoelen niet haalt. Terecht wilden en moesten we af van Russisch gas, maar de minister had er ook voor kunnen kiezen om meer te besparen, door bijvoorbeeld de sierteelt en andere niet noodzakelijke industrie af te schaffen. Maar zelfs al was deze beslissing nodig, twee jaar na dato is deze situatie niet meer actueel. De energietoevoer naar Europa en Nederland is weer op peil, de gasvoorraden zijn gevuld en de energieprijzen zitten weer op een niveau vergelijkbaar met dat van voor de energiecrisis. De kolencentrales nu weer op volle toeren laten draaien, is daarmee onnodig en erg onverstandig. De kolencentrales horen bij de grootste uitstoters van CO2 en luchtvervuilende stoffen in Nederland. In 2022 en 2023 verbruikten de kolencentrales gemiddeld 976 miljoen kilo steenkool per kwartaal en waren ze goed voor 14,3 miljoen megaton CO2-emissies per jaar. Dat is 8% van de totale uitstoot. Even voor het beeld: dat is ongeveer het dubbele van de luchtvaartuitstoot in Nederland.
Om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 °C moet 89% van alle wereldwijd winbare kolen de komende 30 jaar onder de grond blijven. Dat gaat niet lukken als we nog vijf jaar doorgaan met kolen verstoken.
Voorzitter. Dan kom ik op de compensatie — die werd net genoemd — om toch nog de emissiereductie te halen waartoe we wettelijk verplicht zijn. Er is geen concrete lijst met maatregelen aangeleverd die specifiek de extra uitstoot van de kolencentrales compenseren. Het is onbekend hoeveel resultaat de maatregelen van de algemene lijst zullen opleveren. Grote kans dus dat we er volgend jaar of het jaar daarna ineens toch weer achter komen dat de uitstoot te weinig naar beneden is gegaan! Bovendien is er nu in totaal meer uitgestoten door de reductie pas later in te zetten, dus de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer zal sowieso hoger uitpakken.
Voorzitter. Voor de Partij voor de Dieren is het heel duidelijk dat de kolencentrales per 2025 dicht moeten. Dat moet ook kunnen. Uit onderzoek van CE Delft en advocatuur Prakken d'Oliveira blijkt dat dit haalbaar is. Waarom zetten we er dan niet op in? De klimaatwinst bij een verbod op het stoken van kolen per 2025 loopt op tot zo'n 33 megaton CO2. Daarmee kan de achterstand die Nederland momenteel heeft in het halen van de klimaatdoelen voor een groot deel worden ingehaald. Overigens blijkt uit die analyse ook dat de gederfde inkomsten van kolencentrales stelselmatig te hoog worden ingeschat, waardoor de compensatie die het kabinet uitdeelt aan kolenbedrijven veel te hoog is. Het zal niet de laatste keer zijn dat we maatregelen moeten nemen waardoor sommige bedrijven minder inkomsten zullen binnenkrijgen. Hoe gaat de minister er in de toekomst voor zorgen dat eventuele compensatie niet weer zo ontzettend genereus is als voor deze energiegiganten? Dit zijn energiegiganten die overigens sowieso nog elk jaar miljarden winst maken, onder andere met dank aan de fossiele subsidies. Maar dat is weer een ander verhaal, waar we later op terugkomen.
Volgens de wet is het opwekken van elektriciteit met steenkool vanaf 2030 helemaal verboden. Vóór de Russische inval in Oekraïne mochten de centrales nog maar op 35% van hun capaciteit draaien. Die regel was ingegaan op 1 januari 2022, maar werd zes maanden later alweer opgeschort. Het kabinet sprak van een noodgreep, maar het is wel een noodgreep die veel klimaatschade heeft veroorzaakt, terwijl andere klimaatmaatregelen juist teniet gedaan werden. Waarom kiest de minister er dan niet ten minste voor om die productiebeperking alsnog op te leggen nu we niet meer in een energiecrisis zitten?
Voorzitter. Dan zien we ook nog de zorgelijke ontwikkeling dat kolencentrales nu al aankondigen te willen overstappen op het verbranden van houtige biomassa uit bossen en specifiek op biomassa in combinatie met koolstofopslag, oftewel BECCS. Dit idee staat zelfs in het pakket aanvullende klimaatmaatregelen van de minister. Dat is onbegrijpelijk, want we weten allang dat een groot deel van de CO2-uitstoot die wordt veroorzaakt bij biomassa al in het bos, door bodemoxidatie en bij de productie en het transport van houtpellets plaatsvindt. Deze CO2-uitstoot kan niet worden afgevangen in een centrale en wordt dus toegevoegd aan de atmosfeer.
Toch wordt dan beweerd dat dit klimaatpositieve energieopwekking is, omdat er nieuwe bomen worden geplant in ruil voor gekapte bomen. Voor het gemak wordt daar even niet bij vermeld dat het bij hergroei van nieuwe bomen in veel gebieden 50 tot 100 jaar duurt voordat ze dezelfde hoeveelheid CO2 opnemen als de gekapte bomen. Overigens groeien ze vaak ook nog in monoculturen die niets met een natuurlijk bos te maken hebben. Pas als de bomen volgroeid zijn, zou de CO2 van de verbranding van bomen zijn gecompenseerd. Dat is ook nog eens alleen zo als de hergroei ook daadwerkelijk plaatsvindt. In de VS geldt geen aanplantplicht. We kennen ook allemaal voorbeelden uit Estland en Letland, waar de Nederlandse vraag naar biomassa heeft geleid tot grootschalige ontbossing.
Biomassaverbranding past niet binnen de klimaatdoelen waaraan de Nederlandse overheid zich heeft gecommitteerd. Het draagt niet bij aan het realiseren van 55% CO2-reductie in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. Daarbij brengt het ernstige schade toe aan de natuur en zorgt het voor ernstige luchtvervuiling. Dan is er nog het feit dat voor het afvangen en comprimeren van CO2 ten behoeve van de opslag ervan heel veel energie nodig is. Een derde van de opgewekte energie in een biomassacentrale is nodig om de CO2-uitstoot af te vangen en te comprimeren. Wij pleiten er al langer voor dat de CO2-emissies in de keten dienen te worden meegenomen in de CO2-balans van BECCS. We beargumenteren net als 87 vooraanstaande wetenschappers vanuit de hele wereld dat BECCS zeker niet CO2-negatief te boek mag staan, omdat het juist significante CO2-uitstoot met zich meebrengt.
Voorzitter. Inzetten op biomassa als vervanger voor kolen is dus heel onverstandig. Het amendement dat wij vandaag indienen, sluit uit dat wanneer de productie van elektriciteit met kolen stopt, de centrales elektriciteit met biomassa kunnen gaan produceren. Biomassa maakt nu al 40% uit van wat in Nederland duurzame energie wordt genoemd en de inzet van biomassa voor energieproductie groeit snel. Daarom vragen we de minister om eerlijk te zijn over de uitstoot van biomassa en de schadelijke gevolgen voor de natuur, en een duidelijk perspectief te bieden op de toekomst. Burgers en bedrijven moeten weten waar ze aan toe zijn. Verschillende bedrijven hebben al aangekondigd om na de productiestop voor kolen over te willen stappen op centrales die volledig op biomassa draaien. De Partij voor de Dieren wil helder zijn over de langetermijnperspectieven hiervan en nu al duidelijk maken dat dit niet zal worden toegestaan.
Dank u wel, voorzitter.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik dank mevrouw Kröger voor haar inbreng. O, excuus! Ik probeer het heel zorgvuldig te doen, maar het is natuurlijk mevrouw Teunissen. Ik heet de heer Erkens van de VVD van harte welkom. Het was laat gisteravond, maar gelukkig bent u er. Gaat uw gang.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. Laat ik meteen beginnen met de conclusie. Wij steunen deze wetswijziging. Het opheffen van de wettelijke productiebeperking van 35% voor exploitanten van kolencentrales was noodzakelijk als reactie op de oorlog in Oekraïne. Nederland en de EU hebben na de invasie van Oekraïne door Rusland aangekondigd zo snel mogelijk onafhankelijk te worden van Russisch gas. Om een acuut tekort aan aardgas en daarmee een tekort in de elektriciteitsproductie te voorkomen, was het noodzakelijk om maatschappelijke en economische ontwrichting, zelfs, te voorkomen. Het kabinet heeft daarom in juni 2022 besloten om de productiebeperking van kolencentrales niet te handhaven. Ik ben heel benieuwd wat mevrouw Kröger hierbij gaat stemmen, want de heer Timmermans was toentertijd, in zijn vorige rol, een van de pleitbezorgers van deze maatregel, omdat die noodzakelijk was om ervoor te zorgen dat de maatschappelijke schade inderdaad niet te groot werd en we het Russisch gas zo snel mogelijk uit ons energiesysteem konden krijgen.
Voorzitter. Dan een bredere reflectie op de maatregel. De wettelijke productiebeperking van 35% van het productievermogen voor exploitanten ging in op 1 januari 2022 en zou gelden tot eind 2024. Dit jaar zou die dus afgelopen zijn. Dit was een van de maatregelen in reactie op het Urgendavonnis. Daar ging het net ook over. Deze maatregel heeft zes maanden standgehouden. Het was een enorm dure maatregel voor de belastingbetaler die niet heeft bijgedragen — laten we eerlijk zijn — aan het structureel verduurzamen van Nederland. Alleen RWE krijgt al 332 miljoen euro aan nadeelcompensatie voor dat halve jaar. 332 miljoen euro aan één kolenproducent! Dit geeft aan dat ad-hocmaatregelen voor de korte termijn ontzettend duur kunnen zijn en niet meehelpen bij het verduurzamen van Nederland. Ambitieus en realistisch klimaatbeleid gedijt juist bij stabiliteit en moet op de lange termijn gericht zijn. Graag zou ik een uitgebreide reflectie op deze casus willen van de minister. Welke lessen trekt hij voor het klimaatbeleid?
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dat geeft natuurlijk aanleiding tot een vraag. Gaat uw gang, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Aan de ene kant begrijp ik heel erg goed dat de VVD kritisch naar deze maatregel van de eigen minister kijkt; deze maatregel was ingesteld door minister Wiebes. Maar goed, het was natuurlijk wel een maatregel die voortkwam uit het feit dat dat kabinet zich structureel niet aan het klimaatbeleid hield en door de rechter en uiteindelijk door de Hoge Raad is teruggefloten. Dan vraag ik de VVD: als acute dingen gehekeld worden, hoe kijkt de VVD dan naar het feit dat dit überhaupt nodig was?
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
We hebben uiteindelijk ook ingestemd met de maatregel. Dat klopt. Het was een van mijn eerste debatten, ook met u als collega, volgens mij. De heer Grinwis gaf het ook aan. Reflecterend op die periode denk ik dat het veel beter is om structureel op koers te zitten met je klimaatbeleid en je doelen te halen. Daarom ben ik ook blij met het pakket waartoe we in april vorig jaar hebben besloten. Een heleboel van de maatregelen moeten nog geconcretiseerd worden. Maar klimaatbeleid en de doelen die je stelt, moet je halen op de lange termijn. Daarom moet je voldoende structureel beleid hebben om te voorkomen dat je teruggefloten wordt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Het lijkt me heel goed als dat de les is die we met zijn allen trekken: je moet je bij het klimaatbeleid houden aan wat je hebt afgesproken, want anders word je teruggefloten door een rechter, waardoor je ad hoc dingen moet doen, terwijl het altijd beter is om iets structureels te doen. Is het dan niet juist heel belangrijk om een stok in te bouwen voor als je toch weer die doelen niet dreigt te halen? Mijn zorg is als volgt. Je ziet het met de bandbreedtes: er zitten grote, grote onzekerheden in. Wellicht krijgen we hierna een kabinet dat wat minder ambitieus is op klimaat en ga je die doelen weer niet halen. Dan word je alsnog teruggefloten door de rechter en ga je weer ad-hocmaatregelen moeten nemen.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij moet je er dus met elkaar voor zorgen dat je de doelen gaat halen en dat je gaat zitten op de uitvoering van de plannen die gemaakt zijn. Er is op papier voldoende beleid om de doelen in 2030 te halen. Volgens mij moeten we als Kamer trouwens de komende periode ook meer kijken naar 2035 en naar wat je daarvoor moet gaan doen. We hebben nog zes jaar om de doelen van 2030 te halen. Volgens mij moeten we ook verder vooruitkijken met elkaar. Een maatregel als het wederom invoeren van een productiebeperking leidt tot heel weinig CO2-reductie, met name met het ETS-systeem. U gaf wel aan: de vrije rechten haal je eruit. Maar goed, dat is vrij prijzig om te doen. Een beperkte reductie die in 2030 structureel zou worden, vinden wij niet de juiste maatregel om te nemen. Ik ben daar geen voorstander van, gezien de kosten die je daarvoor maakt en het heel beperkte rendement op het gebied van verduurzamen.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nu zoomt de heer Erkens in op een specifiek voorstel. Mijn vraag was eigenlijk breder. De heer Erkens zegt nu vol vertrouwen: we liggen op koers om die doelen te halen. Wat het PBL heeft gezegd, is dat voor het eerst de doelen in zicht zijn. Dat is goed. Alleen, dat betekent ook dat er een grote onzekerheid zit. Mijn vraag is: hoe voorkom je dat je in 2028 of in 2030 de doelen niet haalt en je weer net zo hard wordt teruggefloten door de rechter en net zo hard een ad-hocmaatregel moet nemen? Hoe borg je die zekerheid? Ik ben het met de heer Erkens eens: het Urgendavonnis was nooit nodig geweest als er veel eerder ambitieus klimaatbeleid was gevoerd. Dan was deze hele maatregel niet nodig geweest.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij doe je dat door ervoor te zorgen dat je aan de bovenkant van die bandbreedte van het PBL gaat uitkomen door op de uitvoering te zitten, projecten versneld voor elkaar te krijgen, de vergunningverlening te versnellen en de netcongestie verder op te lossen. Daar wil ik de komende debatten samen met mevrouw Kröger voorstellen voor doen. Volgens mij is dat de beste manier om je doelen voor 2030 te borgen. Als je in 2028 erachter komt dat je het toch niet gaat halen, kan je, zeg ik in alle eerlijkheid, ook niet meer op een fatsoenlijke manier bijsturen.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat is dus precies de reden waarom er nu een productiebeperking in deze wet moet komen. Op een later moment, in 2028, kunnen we dat niet meer doen. Ja, de heer Erkens is er ook wel van om zekerheid te bieden aan bedrijven over waar ze aan toe zijn. Straks hebben we de mogelijkheid niet meer om dat in te bouwen, terwijl de rechter al heeft gezegd dat kolencentrales hun productie omlaag moeten schroeven. Het kabinet zei toen: we gaan aanvullende maatregelen treffen. Nu hoor ik de heer Erkens zeggen: ja, we gaan zorgen dat die maatregelen genoeg opleveren. Het probleem is nu juist dat die maatregelen niet voldoende opleveren om de klimaatdoelen te halen. Daarin zit een enorme onzekerheidsmarge. Er ligt hier een mooie oplossing, namelijk de mogelijkheid — dus het is niet eens zo dat we die nu instellen — om de productiebeperking weer in te stellen. Ik vraag me af wat dan het alternatief van de VVD is als we deze hele duidelijke oplossing niet doorzetten.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Als je die optie weer zou inzetten en in de wet bouwt, kom je er in 2028 achter dat je die inderdaad nodig hebt. Maar dan ga je dus voor twee jaar een productiebeperking invoeren die waarschijnlijk heel grote financiële consequenties heeft, doordat er heel veel belastinggeld naar de kolenboeren gaat. We kunnen dat geld dan niet gebruiken voor andere verduurzamingsmaatregelen. Dat doen we voor iets wat twee jaar daarna eigenlijk al zou gebeuren, namelijk het stoppen met het gebruik van kolen. Ik heb veel liever dat we aan de voorkant met elkaar kijken hoe je met elkaar in een veel hogere bandbreedte van de onzekerheidsmarge terechtkomt, zodat je daadwerkelijk structureel verduurzaamt, in plaats van dat je een of twee jaar op papier meer reductie hebt waarvoor je eigenlijk de hoofdprijs betaalt. Ik vind het gewoon geen slim klimaatbeleid.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dit is wat we vaker zien, ook vooral bij de VVD. Er wordt dan gewezen naar de nadeelcompensatie die zo ontzettend hoog is. Eerder hebben we het bijvoorbeeld ook gehad over arbitrageverdragen, waarbij bedrijven ook claims indienen als overheden duurzaamheidsmaatregelen willen treffen. Waarom blijft de VVD zich zo laten gijzelen door dingen als nadeelcompensatie, terwijl wij dat in dit huis goed kunnen regelen met elkaar? De discussie hebben we toen gevoerd, maar we hebben nu wel wat praktijkervaring met die nadeelcompensatie. Dus waarom vraagt de VVD dan ook niet samen met ons aan de minister of we iets kunnen doen aan die buitensporig hoge nadeelcompensatie, in plaats van nu alleen maar te zeggen: weet u, die nadeelcompensatie is zo hoog, we zien dat als een gegeven en laten we die kolencentrales maar gewoon openhouden? Dat kan toch niet? De klimaatdoelen zijn toch veel belangrijker? We moeten toch denken in kansen, in plaats van nu denken: laat deze maatregel maar zitten?
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Wat betreft denken in kansen ben ik het altijd eens met mevrouw Teunissen: dat is van belang om te doen. Als ik goed heb geluisterd, kan ik zeggen dat ik de zorg deel dat je te veel nadeelcompensatie betaalt. Een evaluatie hiervan en het bekijken hoe je in de toekomst voorkomt dat je te veel betaalt, zou ik steunen. Ik kan die vraag op deze manier ook aan de minister stellen: welke lessen trekken we eruit en zouden we het de volgende keer beter kunnen doen met elkaar? Maar in de toekomst zal je toch ook te maken hebben met de situatie, ook in het kader van investeringszekerheid en een betrouwbare overheid, dat er bij een beleidswijziging juridisch waarschijnlijk een basis zal zijn voor bedrijven om een zaak aan te spannen tegen de Staat, en dat zij een bepaalde vorm van compensatie krijgen. Ik ben het met u eens dat je dan moet voorkomen dat dit te veel zal zijn, maar het betekent ook dat we ons als politici ervan bewust moeten zijn dat de keuzes die wij hier maken kunnen leiden tot een rechtszaak en heel hoge kosten. Ik geef hierbij aan dat ik denk dat de kosten niet in verhouding zullen staan tot de baten als je in 2028 weer een productiebeperking invoert.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Een korte laatste vervolgvraag, mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat laatste is nog helemaal niet zeker, maar buiten kijf staat dat we die klimaatdoelen moeten halen. De VVD zegt: dat willen wij ook. Tegelijkertijd laat de VVD ruimte voor een enorme onzekerheidsmarge. Ik ben er blij mee dat de heer Erkens zegt wel een evaluatie te willen van die nadeelcompensatie. Ik kan de VVD vertellen dat die niet meer nodig is, want advocaten hebben al laten zien dat die nadeelcompensatie buitensporig hoog is. We moeten ervoor zorgen dat die omlaaggaat. Dat is nu de vraag aan de minister: niet meer een evaluatie, maar gewoon een uitwerking van een nieuw plan.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Er loopt een aantal zaken door elkaar. Volgens mij ga je in de toekomst, zoals mevrouw Teunissen in haar inbreng ook zei, te maken krijgen met vormen van nadere compensatie op andere gebieden als je overgaat van een fossiele naar een duurzame economie. Dat je structureel probeert lessen te trekken uit deze casus lijkt me nog steeds verstandig om te doen. De precieze studie van de advocaten die u noemt, heb ik niet gelezen, dus ik ben benieuwd wat de minister daarvan gaat vinden.
Ten tijde van dit besluit waren er ook fracties die riepen om extra klimaatbeleid op de korte termijn. Dat is beleid dat niet helpt met verduurzamen, maar wel ontzettend duur kan zijn voor de belastingbetaler. Met het Europese CO2-beprijzingssysteem vindt er Europees geen extra CO2-uitstoot plaats door het half draaien van de kolencentrales tijdens de energiecrisis. Dat moet allemaal immers op een andere plek in Europa gecompenseerd worden. Met minder uitstoot, want de jaarlijkse hoeveelheid rechten in dit systeem loopt af. Graag ook een bevestiging van de minister hierop.
Tot slot, voorzitter, moeten we ook plannen maken voor de leveringszekerheid na 2030. In 2030 moeten de kolencentrales namelijk stoppen met het gebruik van steenkool, en dat besluit steunen we nog steeds. Wat ik wel zou willen weten, is of de centrales zelf afgebroken worden of dat er een andere benutting bedacht gaat worden om die leveringszekerheid in de toekomst te borgen. Als je kijkt naar andere landen zijn zaken als een strategische reserve of het ombouwen van een centrale voorbeelden van duurzame alternatieven.
TenneT gaf in haar leveringszekerheidsrapport inderdaad aan dat Nederland richting 2030 een vergrote kans heeft op stroomtekorten, black-outs. Dat risico kunnen we mogelijk verkleinen wat betreft locaties van kolencentrales, de ombouw naar een alternatief of de inzet op strategische reserves. Graag een reactie van de minister hierop.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dan zie ik dat mevrouw Beckerman graag nog een vraag wil stellen. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP)
Mevrouw Beckerman (SP):
Deze debatten gaan altijd heel erg veel over de eigenaren en heel erg weinig over de werkers. We weten gewoon dat die eigenaren royaal zijn gecompenseerd. U had het daar terecht over, maar kijk ook naar de werknemers. We zien dat deze wet het kolenfonds eigenlijk onzekerder maakt. Wij hebben een amendement ingediend om te zeggen: ga nu al praten en ga nu al aan de slag, want we weten dat die kolencentrales op termijn gaan sluiten. Kan de VVD ons voorstel hierover steunen?
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Ik zal daarvoor het amendement gaan lezen, maar ik kan mevrouw Beckerman wel zeggen dat ik er constructief naar ga kijken. In het debat waarin we deze wet behandelden, hield ik namelijk mijn maidenspeech en ik kom zelf uit de oude mijnstreek, dus de overgang van de ene energievorm naar de andere is van belang. Dit kan hele grote maatschappelijke effecten hebben. De mensen die er werken raken hun baan kwijt. Het kan zelfs generaties lang doorwerken. En ik ben hier toen inderdaad met mevrouw Leijten samen in opgetrokken, dus ik zal met een heel open vizier kijken naar het amendement.
Mevrouw Beckerman (SP)
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat vind ik heel fijn, want we waren heel blij dat we dat amendement binnenhaalden. We zien in deze wet nu dat er iets veranderd wordt aan wat we toen hebben binnengehaald. We vinden echt dat er zonder werknemers gewoon helemaal geen energie is, en al helemaal geen energietransitie. Als je dat nu al niet goed regelt, hoe wil je dan verder? Dus ik ben heel erg blij met dit antwoord. Dat is erg mooi. We hopen op steun, want we vinden echt dat dit een meerderheid moet krijgen.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik zie dat meneer Erkens niet wenst te reageren op dit compliment. Dan geef ik mevrouw Teunissen het woord voor een korte vraag in dit blokje. Daarna kunnen we door naar de heer Grinwis, die net ook al heel enthousiast opstond.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, ik heb een korte vraag. Ik heb een amendement ingediend over het uitsluiten van biomassa als mogelijkheid voor kolencentrales om na 2030 in te investeren. Er wordt nu ook al in geïnvesteerd. Dit amendement is belangrijk omdat we zien dat biomassa leidt tot grootschalige natuurvernietiging, klimaatverandering en meer uitstoot. Ik vroeg mij af of de VVD inmiddels tot nieuwe inzichten op dit punt gekomen is en hoe de heer Erkens naar biomassa kijkt.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Ik moet eerlijk zeggen dat ik biomassa een van de meest complexe afwegingen vind in het klimaatbeleid. Het IPCC geeft aan dat er een rol is voor biomassa en biogrondstoffen in de transitie die eigenlijk onvermijdelijk gaat zijn, maar ik ben het ook eens met de zorgen van mevrouw Teunissen dat als je dat op hele grote schaal gaat toepassen, het inderdaad leidt tot ontbossing, monocultuur en ga zo maar door. Ons standpunt hierover is: niet categorisch uitsluiten dat je het gaat doen, maar Nederland zal binnen een bepaald fair share moeten blijven in hoeveel biomassa je toepast. Ik denk namelijk dat naarmate je het meer gaat toepassen, het ook steeds minder zeker is dat je kunt voldoen aan bepaalde duurzaamheidskaders; het gaat dan ook om productiebossen en inderdaad niet om het omkappen van bestaande natuur et cetera. Dus wij zijn er kritisch op maar ik wil het niet volledig uitsluiten. Ik zou willen dat we het beperkt toepassen en ook zo hoogwaardig mogelijk
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dan dank ik meneer Erkens voor zijn inbreng. Ik nodig de heer Grinwis van de ChristenUnie uit voor het houden van zijn betoog.
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Deze bijdrage spreek ik uit mede namens broeder Bontenbal van het CDA.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Mooi.
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat de minister evenals de ChristenUniefractie ambitieus is als het gaat om klimaat- en energiebeleid is genoegzaam bekend, maar met dit wetsvoorstel en het eerder genomen besluit om de productiebeperkingen van de nog bestaande kolencentrales te halen, toont de minister zich ook een realpolitiker: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Case closed, zou je kunnen stellen. Maar dat is toch iets te snel en dat is de reden dat ik hier vandaag toch even sta om deze plenaire wetsbehandeling niet geruisloos te laten passeren. We komen met dit wetsvoorstel namelijk aan het eind van een staaltje onverkwikkelijk instantklimaatbeleid, naast het over het algemeen weloverwogen beleid met de focus op de middellange en lange termijn van het energieakkoord uit 2013, het Klimaatakkoord uit 2019 en het coalitieakkoord uit 2021 plus het aanvullend klimaatpakket van het afgelopen jaar.
Voorzitter. We kennen allemaal de directe aanleiding van de kolenstroombeperking: het Urgendavonnis, dat uiteindelijk is geveld omdat we als land jarenlang niet serieus genoeg klimaatbeleid hebben gevoerd. We wisten in die jaren dat het klimaatkonijn ooit uit de hoge hoed zou komen, en terecht. Toch voel ik er nog altijd enig chagrijn bij, net zoals bij het vonnis waar van de week aandacht voor was, waardoor netbeheerders een bedrijf voorrang moeten gaan geven ten koste van andere bedrijven. Het is toch onze taak als wetgever om dat goed te regelen, zo vraag ik de minister.
Het Urgendavonnis heeft vervolgens tot halsoverkopbeleid geleid waarbij — toegegeven: door extreme omstandigheden sinds eind 2021 en de militaire invasie door Rusland in Oekraïne, nu alweer bijna twee jaar geleden — de leveringszekerheid niet goed is meegewogen, alle woorden over leveringszekerheidstoetsen in de nota naar aanleiding van het verslag ten spijt. Wil de minister hier toch nog eens op ingaan? Ik neem aan dat als het Urgendavonnis later was uitgesproken en we na de inval in Rusland tot uitvoering waren overgegaan, we op z'n minst voor een andere maatvoering en mogelijk ook voor andere maatregelen hadden gekozen, met het oog op de leveringszekerheid. Het bizarre van deze vraag is overigens dat als het Urgendavonnis twee jaar later zou zijn geveld, het er mogelijk helemaal niet zou hebben gelegen. Door corona heeft Nederland met kunst-en-vliegwerk de beoogde CO2-reductie in 2020 grosso modo behaald. De energietransitie is inmiddels op stoom gekomen. Het beleid is ambitieuzer en de energieprijzen deden de rest. Inmiddels is de CO2-reductie twee keer zo hoog als in de jaren dat de Urgendazaak liep, nu zo'n 35% reductie ten opzichte van 1990.
Voorzitter. Dan heb ik het echte onverkwikkelijke aan deze hele episode nog onbenoemd gelaten. De klimaatwinst door de productiebeperking bij kolencentrales is gering, maar dat geldt niet voor de winst van de drie kolenboeren van ons land. Nog geen halfjaar kolenstroombeperking kostte 730 miljoen euro, cru genoeg ten laste van een subsidiepot voor duurzame energie. Wranger wordt het niet, gekker ook niet. Ik kijk nu al uit naar hoe de Algemene Rekenkamer hierop gaat terugblikken. Dit terwijl de nadeelcompensatie hét topic was bij de plenaire behandeling van de productiebeperking op 11 mei 2021. Ik heb er nog een amendement op ingediend, maar uiteindelijk mocht het niet baten. En ja, met spijt moet ik toegeven dat ook ik voor die wet heb gestemd, met een nadeelcompensatieformule in aantocht waar je koud van werd. Hoe beoordeelt de minister eigenlijk niet alleen de wet van destijds, maar vooral de nadeelcompensatie en de gekozen variabelen in de formule, waardoor de kolenboeren maximaal hebben geprofiteerd ten koste van investeringen in duurzame energie? RWE kreeg al 332 miljoen euro nadeelcompensatie toegekend, 332 miljoen euro voor één bedrijf. Hoeveel kunnen Uniper en Onyx eigenlijk tegemoetzien? Past dat inderdaad binnen de 730 miljoen die in totaal is uitgetrokken door de minister?
Dan nog even over de klimaatwinst, want daar ging het uiteindelijk om. De minister rekent ons voor dat er een CO2-reductie heeft plaatsgevonden van 1,3 megaton tot 1,6 megaton, maar is dat nou bruto of netto? Wordt daarbij ook rekening gehouden met de werking van het ETS en de uitstoot buiten onze grenzen? Wordt er ook rekening mee gehouden dat we met die 730 miljoen ook duurzame energie hadden kunnen realiseren? Ik vraag dit, omdat deze hele onverkwikkelijke episode ook de vinger legt bij de vraag of we een te eng CO2-reductiebeleid voeren of dat we beleid voeren waarvan het klimaat echt opknapt. Hebben we met het aanvullend klimaatpakket van vorig jaar eigenlijk voldoende beleid op de rails staan om het nadeel van de ingetrokken productiebeperking op te vangen, of heeft de minister nog nieuwe maatregelen in petto? Zo ja, welke dan?
Om misverstanden te voorkomen: natuurlijk knapt het klimaat op van elektriciteitsproductie zonder kolen. Deze vorm van energieopwekking is ronduit vervuilend. Het verbod in 2030 staat wat mij betreft niet ter discussie, maar het wordt me wel bang te moede of we tegen die tijd niet nog eens een sloot aan nadeelcompensatie aan RWE, Uniper en Onyx moeten overmaken. Wat kan de minister daarover zeggen? Tot nu toe lijkt het goed te gaan, maar hoe gevoelig is zijn antwoord voor het zeg maar een jaar naar voren halen van het verbod?
Voorzitter. Nog een laatste zin, afrondend en samenvattend. De vraag is welke lessen de minister van deze hele episode heeft geleerd voor het in de toekomst te voeren klimaat- en energiebeleid, mede gelet op de vele ontwikkelingen die zich de afgelopen twee jaar geopolitiek en op de energiemarkt hebben voorgedaan, en gelet op de noodzaak om beter te zorgen voor onze planeet.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dat geeft aanleiding tot een vraag. Mevrouw Kröger, gaat uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, dezelfde vraag die ik ook aan de VVD stelde. De les van Urgenda is volgens mij dat als je als overheid geen beleid voert dat in lijn is met de afspraken die je hebt gemaakt, je door de rechter kan worden teruggefloten. We hebben nu weer een vergelijkbare situatie. Er ligt een klimaatpakket. In een heel rooskleurig scenario tik je wellicht net de verplichtingen aan. Hoe bouwen we nou eigenlijk de zekerheden in dat we niet uiteindelijk weer door de rechter verplicht worden om dit soort maatregelen te nemen? En hoe bouw je die maatregelen dan zo goed mogelijk in?
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een aantal punten. De Urgendazaak is, meen ik, in 2015 aangespannen en heeft uiteindelijk eind 2019 tot een vonnis geleid. Wij van de ChristenUnie waren er toen al heel lang van overtuigd dat er veel steviger en robuuster klimaat- en energiebeleid nodig was. Daar hebben we in 2017 ook met de D66-fractie zij aan zij voor gestreden bij de vorming van de toenmalige coalitie. Dat heeft uiteindelijk ook geleid tot een klimaatakkoord en tot een enorme intensivering van klimaatbeleid in Nederland, en daardoor kwamen het CDA en de VVD, die tot dan een beetje "meestribbelden", echt als partners aan boord. Sindsdien is er echt robuust klimaatbeleid gevoerd. Dat is dus eigenlijk stap één. We zijn alleen te laat begonnen; we hadden dus een gigantische achterstand. Maar de les van het Urgendavonnis is dus enerzijds dat je op tijd moet beginnen met je opgave, maar de les is ook dat een rechterlijk vonnis niet per se leidt tot beter beleid. Integendeel, dit heeft tot slecht instantbeleid geleid. Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat als de rechter ons op de vingers tikt, we niet overgaan op slechte instantoplossingen, maar ons beleid zo vormgeven dat het echt robuust bijdraagt aan het doel dat we moeten bereiken? Dat vind ik wel een vraagstuk en ik denk dat de rechter zich daar zelf ook over bezint, want die ziet ook de geopolitieke ontwikkelingen en wat er met leveringszekerheid is gebeurd. Misschien gaat een rechter, als die nu een oordeel zoals in 2019 zou moeten vellen, die afweging dus weer anders maken. In de tussentijd, toen die zaak speelde, was de reductie van CO2 ten opzichte van 1990 nota bene zo'n beetje 16%, 17%, 18%. Inmiddels zitten we op 35% reductie. We hebben nog 65% te gaan, maar we zijn al veel en veel verder dan dat 25%-doel voor 2020 waar het in die Urgendazaak over ging.
Zo zijn er nog wel een aantal opmerkingen te maken. Voor de komende jaren … Dat is misschien het laatste, voorzitter, want hier kunnen we een heel exposé over geven.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Daar ga ik u niet toe uitnodigen. Het mag allemaal wat korter en bondiger.
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het laatste is: ik denk dat op dit moment uitvoering, uitvoering, uitvoering de bottleneck is. Daar verandert een rechter niks aan. Daarom stelde ik ook mijn vraag over die rechtszaak van afgelopen week over voorrang geven op het net. Dat gaat ten koste van anderen. Onze wetgeving moet dan dus zo in elkaar zitten dat die niet leidt tot rechtszaken die ons voor hele onwelgevallige zaken stellen. We moeten goede wetten maken en alles op die uitvoering zetten.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, nog een korte vraag over dit onderdeel.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij zijn wij het geheel met elkaar eens dat het klimaatbeleid gebaat is bij robuustheid en borging, ook juridische borging, waardoor je inderdaad niet in onzeker vaarwater terechtkomt. Het is een terechte analyse dat het Urgendavonnis, maar daarna ook andere vonnissen, er het gevolg van zijn dat de overheid zich niet genoeg aan haar eigen afspraken heeft gehouden. Maar mijn vraag is toch de volgende. Kijk naar de Klimaat- en Energieverkenning. Als alles meezit, tikken we 'm aan, maar er is nog heel veel onzeker. Er komt nu wellicht een ander kabinet, dat geen robuust beleid gaat maken van de onzekerheden die nu in het pakket zitten. Dan blijft de vraag dus: hoe voorkomen we nou dat we in 2030 of daarvoor nog in eenzelfde schuitje zitten, waarbij een rechter ons weer op de vingers tikt? Want dat is natuurlijk wel wat er nu dreigt.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Kort, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, heel kort. De ChristenUniefractie heeft de rechter niet nodig om ervan doordrongen te zijn dat klimaatverandering een grote crisis is voor onze planeet. Dat ten eerste. Den tweede: bij zo'n crisis hoort dus zo veel mogelijk een crisisaanpak. Dat is dan gelijk misschien een antwoord in de vorm van een vraag aan de minister: hebben we nu alle mogelijkheden van bijvoorbeeld de Crisis- en herstelwet voldoende benut om tempo te maken? Het zou namelijk jammer zijn dat men als we elektriciteitsleidingen moeten verzwaren, meer tijd kwijt is aan procedures en vergunningverlening dan aan het daadwerkelijk realiseren en trekken van die leidingen.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dan dank ik de heer Grinwis en op afstand de heer Bontenbal voor hun gezamenlijke inbreng. Dan nodig ik mevrouw Beckerman, van de SP, uit voor haar bijdrage.
Mevrouw Beckerman (SP)
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, goedemorgen. Op 8 december 2010 liep ik mee met een fakkeltocht in Eemshaven tegen de voorgenomen komst van een kolencentrale daar. Die kolencentrale, net als die op de Maasvlakte, kwam daar door D66-minister Laurens Jan Brinkhorst. Niet veel later, de bouw was amper gereed, wilde D66 de kolencentrales weer sluiten, en vandaag bespreken we met D66-minister Jetten een wet waarmee kolencentrales weer harder kunnen draaien. Het is natuurlijk wel, in drie zinnen samengevat, een vrij pijnlijke episode. Het kan verkeren.
Maar wat we hiervan leren, is dat als er geen langjarig plan is voor welke energie we waar willen, we keer op keer in de problemen zullen komen. Gelukkig is dat debat over het plan voor onze energie nu wel echt begonnen, want dit is een duur grapje. Heel veel collega's refereerden al aan de gigantische bedragen die we hiermee kwijt zijn. We sluiten ons ook aan bij de vragen van GroenLinks-PvdA en Partij voor de Dieren over onder andere BECCS en eerdere sluiting.
Maar, voorzitter, wat voor energie je ook wil, zonder werkers geen energie en zonder werkers geen energietransitie. Dat is direct ook het grootste probleem met de opeenvolgende besluiten over kolencentrales. Eigenaren van kolencentrales winnen als ze wél mogen draaien én als ze niet mogen draaien, terwijl het voor de werknemers nog steeds niet goed genoeg is geregeld.
De SP was er echt trots op dat het ons lukte om te zorgen dat er een fonds zou komen voor de werknemers die ons energie hebben gegeven en geven. Met het amendement over het kolenfonds is uiteindelijk 22 miljoen vrijgemaakt om samen met de sociale partners te zorgen voor oplossingen voor werknemers. Dat begon al in 2019, maar we zien dat het nog steeds niet goed genoeg is geregeld. Het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken, maakt het niet beter maar slechter. Deze wet maakt dat werknemers weer langer in onzekerheid zullen zitten. Met deze wijziging zou uitwerking van het broodnodige kolenfonds er pas komen nadat de kolencentrales al dicht zijn. Dat is wat de SP betreft gewoon te laat. Wij vinden het eigenlijk ook ongeoorloofd dat het kabinet terugkomt op bestaande afspraken met de hardwerkende mensen in de kolencentrales. Ik denk dat de minister gaat reageren met de opmerking dat de sluiting van de kolencentrales pas ver in de toekomst kan liggen en dat het daarom niet wenselijk is om nu al plannen te maken. Maar of het nou 2025 of 2030 is, we weten gewoon dat die centrales op termijn dichtgaan. Voor de minister is vijf jaar misschien een stip aan de horizon, maar voor de werknemers in de centrales is het daadwerkelijk een zwaard boven hun hoofd. Daarom doen wij vandaag opnieuw het voorstel om dat kolenfonds nu uit te werken. We hebben daar ook een amendement voor ingediend.
Bovendien zeggen wij: stop niet met dat kolenfonds, maar ga erop voort en kom tot een veel breder werkfonds. Wij zien gewoon dat er heel veel gaat veranderen in de industrie en in de energievoorziening die nog zwaar leunt op fossiele bronnen. De minister zou wat de SP betreft ook plannen moeten maken om de werknemers uit andere sectoren die geraakt zullen worden door de energietransitie, te ondersteunen. Klimaatbeleid kan niet zonder draagvlak, klimaatbeleid kan niet zonder rechtvaardigheid, klimaatbeleid kan al helemaal niet zonder werknemers.
Dank u wel.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dank, mevrouw Beckerman van de SP. En dan nodig ik met veel plezier mevrouw Postma van NSC uit. Zij is de laatste spreker van de Kamer. Gaat uw gang.
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
Hartelijk dank. Er is al veel gezegd over deze wet. Wat wij als Nieuw Sociaal Contract belangrijk vinden, is de leveringszekerheid. Die werd evident bij het uitbreken van de crisis die wij hadden met de inval van Rusland in Oekraïne, waardoor onze gasprijzen zo enorm stegen. Dat deze maatregel ooit genomen is, lijkt ons goed. Dat dit een wet is die daarop met terugwerkende kracht werkt, vinden wij ook heel erg belangrijk. Nogmaals, die leveringszekerheid is voor ons enorm belangrijk. Wij moeten elektriciteit kunnen blijven gebruiken. De gasreserves moeten gevuld worden, al dan niet indirect via het gebruik van steenkool.
Wat wij eigenlijk missen, zijn regels wanneer je dit precies kunt inzetten. Het is net een soort trein die we op de rails hebben gezet, waarbij we niet meer de snelheid bepalen. We hebben het eindstation in 2030, maar we zijn niet duidelijk over het moment waarop wij willen dat die centrales mogen bijstoken. Daarnaast hebben wij de uitspraak in de Urgendazaak, de klimaatdoelen die we willen halen. Die vinden wij als fractie ook enorm belangrijk. We zoeken naar die afweging. Ik vraag de minister aan welke knoppen wij kunnen draaien. Wat zijn de afspraken met het bedrijfsleven tot die tijd? Wanneer zetten we dit in? Is dit echt alleen een noodmaatregel om bij te blijven vullen als dat nodig is voor onze reserves of is het eigenlijk iets waarvan we denken: nou, laten we dit gewoon doen tot 2030, omdat het gewoon makkelijk is?
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Daar heeft mevrouw Kröger een vraag over.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Met het voorstel dat nu voorligt, wordt de hele productiebeperking eigenlijk opgeheven. Tussen 2025 en 2030 is er gewoon geen productiebeperking meer en draaien de kolencentrales vollast of niet, al naar gelang de merit order. Mijn vraag aan NSC gaat over de afweging wanneer je een noodmaatregel zoals het intrekken van de productiebeperking neemt. Is NSC het met me eens dat je, gegeven het belang van klimaat, maar ook van leveringszekerheid, juist alles op alles zou moeten zetten om energiebesparing als allereerste maatregel te nemen?
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
Zeker. Dank voor de vraag. Laten we inderdaad even zeggen dat energiebesparing het allerbelangrijkste is. We zien dat sowieso bij de huishoudens. Het isoleren van je huis is het allerbelangrijkst. Maar ook in de andere sectoren geldt: wat je bespaart, hoef je natuurlijk niet op te wekken en te produceren. Dat is heel simpel. Dat is de allergrootste winst. Wat ik bijzonder vond aan deze wet, is hoe die neer wordt gezet. Dit is een noodmaatregel. Dit hebben we gedaan omdat de gastoelevering zo enorm onzeker was en nog steeds is. In die zin snap ik het dus. Maar bij een noodmaatregel zou ik eigenlijk denken dat wij daar als overheid ook beperkingen aan zouden stellen in de vorm van knoppen. Mijn vraag aan de minister is: wat zijn die beperkingen en wat zijn de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt? Besparen is inderdaad belangrijk, zoals u al terecht zei, maar ook het kunnen blijven draaien aan die belangrijke knoppen. We moeten niet naïef zijn: deze centrales stoten gewoon veel meer uit dan een gascentrale. Het gaat natuurlijk allemaal om meer uitstoot dan wanneer er bespaard wordt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
In principe hadden we zo'n ordening, het Bescherm- en Herstelplan Gas. Ik zeg uit m'n hoofd dat deze maatregel geloof ik op plek vier stond. Wat ikzelf het allerpijnlijkst vind, is dat naar deze maatregel heel snel is gegrepen aan het begin van de energiecrisis, terwijl er eigenlijk niet voor gekozen is om stap een, twee en drie eerst gewoon vol uit te voeren en echt in te zetten op energiebesparing. Ik hoop dat NSC mijn oproep aan de minister deelt, gegeven de klimaatcrisis maar ook het belang van leveringszekerheid, om altijd eerst voor een maatregel als energiebesparing te kiezen voordat je bij zo'n pijnlijke maatregel voor het klimaat uitkomt als het nog een keer zo ver komt.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik zou willen verzoeken om de interrupties iets korter te maken, want anders gaan we uitlopen. Dat lijkt me niet goed op deze laatste dag voor het reces. Gaat uw gang, mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
Absoluut, maar we hebben het wel over energie. Dat blijft een belangrijk onderwerp. Energiebesparing is volgens mij het allerbelangrijkste en ook het allerslimste; het is ook efficiënt om te doen. Ik ben het daar dus absoluut mee eens. Ik ben gewoon even benieuwd naar de overwegingen van de minister. Waarom hebben wij eigenlijk geen knoppen om aan te draaien? Als die er wel zijn, wat zijn dan de afspraken die gemaakt zijn met de eigenaar van de kolencentrales over het blijven gebruiken daarvan? Ik noem dat ook in verband met de nadeelcompensatie die al genoemd is. Als wij afspraken maken met het bedrijfsleven, dan gaat het vaak over de lange termijn. Dat is ook logisch, maar ik wil daar wel graag inzicht in hebben.
Dan misschien een gek uitstapje naar Groningen. In Groningen hebben we in januari de waakvlam aan moeten zetten, begrepen wij tot onze spijt. Het argument daarbij was: we moeten wel zorgen voor gasleveringszekerheid. In principe zou het volgens mij zo moeten zijn dat, als wij deze kolencentrales inzetten om de gasreserves goed te blijven vullen, wij Groningen niet meer aan hoeven te zetten, ook niet op de waakvlam. Daar wil ik graag een reactie op van de minister, zodat de mensen in Groningen zeker weten dat die waakvlam echt niet meer aan hoeft te gaan.
Dan kom ik op mijn volgende punt. Dat gaat over de Urgenda-uitspraak, die al door vele collega's genoemd is, en de maatregelen die getroffen moeten worden om dit te compenseren. Doordat er weinig beperkingen op zitten, is het onze fractie enerzijds niet duidelijk tot hoeveel die productie gaat en wat de uitstoot precies is. Er wordt een getal geleverd bij de stukken. Volgens mij staat daarin dat het gaat om 10 megaton. Maar is dat het absolute getal, of is dat een schatting? Ik weet dat we afgelopen voorjaar een heel pakket aan maatregelen gehad hebben, waar ongetwijfeld ook maatregelen hiervoor in zitten. Maar ik zou het toch graag wat preciezer willen weten. Heeft de minister er voldoende vertrouwen in dat we de afspraken halen en dat we die blijven halen met de maatregelen in dat pakket?
Mijn laatste punt gaat over de BECCS en de toekomst, al dan niet, van de kolencentrales en het ombouwen daarvan. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik de zorg wel deel. Als je te veel biomassa gaat bijstoken, zorg je weer voor een artificiële markt. Je zorgt er dan voor dat je dingen erin stookt, die je daar eigenlijk niet in wilt stoken. Wij hebben natuurlijk ook voldoende reststoffen. Mijn vraag aan de minister is: als we naar die ombouw kijken, hoeveel reststoffen kunnen wij dan zo rond 2030 verwachten en hoeveel centrales zouden daarvan kunnen draaien, zowel op de reststromen in Nederland als op het Europese speelveld? We zijn namelijk een markt die veel samendoet met onze buurlanden, zoals Duitsland en België.
Even kijken, daarmee ben ik aan het einde van mijn inbreng gekomen.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dan ga ik u daar hartelijk voor bedanken, mevrouw Postma. O, mevrouw Beckerman kwam toch nog aanrennen met een vraag. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP)
Mevrouw Beckerman (SP):
Die vraag gaat natuurlijk over werknemers, want ik vind eigenlijk dat het in dit soort debatten veel te weinig gaat over de werknemers die natuurlijk gewoon in onzekerheid zitten of die centrales nou draaien of gesloten worden. We hebben daarop opnieuw een amendement ingediend. Wij vragen natuurlijk heel graag of de fractie van Nieuw Sociaal Contract dat kan steunen. Wij vinden het namelijk echt belangrijk dat wij nu zekerheid geven.
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
Ik zal naar het amendement kijken. In alle eerlijkheid, ik heb 'm nog niet bekeken, maar uw punt dat we ook naar de werknemers moeten kijken, misschien juist wel naar werknemers, is heel belangrijk. Stel dat er een transitie komt waarbij kolencentrales worden omgebouwd, dan heeft dat soms ook ander werk tot gevolg. Dat is dus ook een stap die we goed moeten bekijken. Hoe nemen we mensen hierin mee? Hoe zorgen we ervoor dat zij ook zekerheid krijgen?
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dan ga ik u alsnog bedanken voor uw inbreng, mevrouw Postma. De minister heeft aangegeven tien minuten nodig te hebben voor de beantwoording van de vragen. Zal ik dan stellen dat we om 12.35 uur terug zijn? Ik schors tot 12.35 uur. Ik bedoel natuurlijk 11.35 uur. Ik ben heel blij dat de Kamer ook oplet. Ik zie u om 11.35 uur.
De vergadering wordt van 11.21 uur tot 11.36 uur geschorst.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
We zijn aangekomen bij de eerste termijn van de minister. Ik geef minister Jetten van harte het woord. Gaat uw gang.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de vragen vanuit de Kamer in de eerste termijn. Ik zal zo meteen beginnen met een inleiding en reflectie op het Urgendavonnis en de wijze waarop het kabinet daarmee is omgegaan. Daarna ga ik in op de specifieke vragen over de nadeelcompensatie, de toekomst van kolencentrales en het kolenfonds. Tot slot ga ik in op de discussie rondom biogrondstoffen.
Voorzitter. Uiterlijk in 2030 zijn alle kolencentrales in Nederland dicht. Dat staat in de wet en dat levert uiteindelijk een belangrijke bijdrage aan het halen van onze klimaatdoelen. Daarnaast is er in 2021 voor gekozen om voor de jaren 2022, 2023 en 2024 de kolencentrales een productiebeperking op te leggen. Zij mochten in die jaren maximaal 35% van hun capaciteit produceren. Uit de berekeningen van toen bleek dat deze productiebeperking noodzakelijk was om in de jaren tot 2024 aan het Urgendavonnis te voldoen.
Kort nadat deze productiebeperking op 1 januari 2022 van kracht werd, zag de wereld er opeens anders uit. In februari 2022 brak de oorlog tussen Rusland en Oekraïne uit. Door deze oorlog en de afhankelijkheid die wij hadden van Russisch gas belandden Nederland en andere Europese landen in een gascrisis. We hebben die weten te bezweren, onder andere door de aanvoercapaciteit van vloeibaar gas uit te breiden, door maatregelen te nemen om de gasvoorraden maximaal te vullen en door als land maximaal energie te besparen. In juni 2022 was ik genoodzaakt om het eerste niveau van de gascrisis officieel af te kondigen. Op dat moment heb ik de verantwoordelijkheid genomen om de productiebeperking op kolencentrales op te heffen. Dat was een zwaar, maar noodzakelijk besluit. De kolencentrales kregen de gelegenheid om meer elektriciteit te produceren, zodat die elektriciteit niet meer door gascentrales opgewekt hoefde te worden. Dat droeg bij aan de leveringszekerheid van gas voor andere doelen, zoals de verwarming van huizen.
De gascrisis had ook nog een ander effect. Nederland is massaal energie gaan besparen, maar ook de investeringen in duurzame-energiebronnen zijn snel toegenomen. Nederland is nu wereldkampioen zonnepanelen, vanwege de recordaantallen die in 2022 en 2023 zijn geïnstalleerd. Daardoor hoeft er nu ook minder elektriciteit opgewekt te worden door fossiele centrales. In 2022 is hierdoor het Urgendadoel van 25% CO2-reductie ruimschoots bereikt. De reductie was ondanks het schrappen van de productiebeperking maar liefst 31%. Over 2023 hebben we nog geen definitieve cijfers, maar op basis van de CBS-cijfers over de eerste drie kwartalen durf ik wel een voorzichtige inschatting te maken, namelijk dat we met ongeveer 34% ruimschoots aan het Urgendavonnis voldoen. Het is goed om daar even bij stil te staan: naar alle waarschijnlijkheid 34% CO2-reductie in 2023. Ik denk dat we een paar jaar geleden in dit huis niet hadden gedacht dat we dat zouden halen.
Volgens het CBS heeft de elektriciteitssector in het derde kwartaal van 2023 37% minder CO2 uitgestoten ten opzichte van 2022, onder andere doordat er veel minder elektriciteit is geproduceerd op basis van steenkool. Als ik door mijn oogharen heen kijk, dan zie ik dat de kolencentrales in het afgelopen jaar ook niet veel meer geproduceerd hebben, ondanks het opheffen van de productiebeperking. Kortom, het schrappen van die beperking heeft op de korte termijn in 2022 bijgedragen aan de leveringszekerheid van gas. Dat was belangrijk voor huishoudens en bedrijven. Anderzijds was de beperking niet meer nodig om het Urgendadoel te halen. Ook nu blijkt dat de kolencentrales weinig worden gebruikt. Dat brengt mij tot de conclusie dat ik dit besluit verstandig heb genomen bij het afkondigen van de eerste fase van de gascrisis. Ik sta er dan ook nog steeds volledig achter.
Maar alle sprekers hebben vandaag terecht heel kritisch gereflecteerd op deze maatregel. Ik heb een aantal antwoorden op de vragen daarover. De heer Grinwis zei: het was een halsoverkopbesluit in reactie op een rechterlijke uitspraak. Het klopt dat het een heel laat besluit was. Op een laat moment besloot het kabinet om via een productiebeperking op kolen alles op alles te zetten om aan het Urgendavonnis te kunnen voldoen, maar de werkelijkheid is wel dat dat met name kwam door een gebrek aan politieke besluitvorming in de jaren sinds het eerste Urgendavonnis. De eerste uitspraak was in 2015. De oorspronkelijke wet over de productiebeperking dateert van 2020, nadat de Hoge Raad in 2019 het oorspronkelijke Urgendavonnis in stand had gehouden. Er is dus heel veel tijd verloren tussen 2015 en 2020. Opeenvolgende kabinetten hadden eerder maatregelen kunnen treffen om te voorkomen dat we op zo'n laat moment een productiebeperking nodig hadden.
Dat brengt mij op de vraag hoe we in de komende jaren kunnen voorkomen dat we dit soort onwenselijke maatregelen nodig hebben. Dat doen we door continu de vinger aan de pols te houden en ons af te vragen of we voldoende op koers liggen om de klimaatdoelen van 2030 te halen. Het PBL heeft aangegeven dat het kabinet voor het eerst op koers ligt om het wettelijke klimaatdoel in 2030 te bereiken. Maar ik denk dat terecht in dit debat is aangegeven dat dan ook wel echt alles moet meezitten in de uitvoering. Dat betekent dat ik als minister voor Klimaat ook continu kijk of we op koers liggen, hoe de uitvoering loopt, of we die uitvoering nog verder kunnen verbeteren en of er op bepaalde onderwerpen nog aanvullende klimaatmaatregelen te bedenken zijn die ook op maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen en die ons kunnen helpen om dat wettelijke doel van 2030 nog verder te verstevigen.
In het licht van die halsoverdekopmaatregel vroegen de heer Grinwis, mevrouw Postma en enkele anderen ook nog naar de toetsingscriteria. Ik denk dat het energiebeleid in de breedte een permanente weging is van verduurzaming, betrouwbaarheid en betaalbaarheid. We zagen dat door de Russische invasie in Oekraïne met name de betrouwbaarheid en betaalbaarheid zwaar onder druk kwamen te staan. We moesten dus maatregelen nemen om de leveringszekerheid te kunnen garanderen en om te voorkomen dat de energieprijzen helemaal uit de pan zouden rijzen. Maar doordat er tussen 2015 en 2020 weinig aanvullende maatregelen op het gebied van klimaatbeleid zijn genomen, was die productiebeperking op dat allerlaatste moment wel de enige maatregel die met een bepaalde mate van zekerheid nog die acute CO2-winst kon opleveren in de drie jaar waarvoor deze productiebeperking gold.
Wat we daar dan van leren, zeg ik tegen Erkens, Kröger en anderen, is dat we die ad-hocmaatregelen zo veel mogelijk moeten voorkomen. Ze zijn namelijk duur en vaak onwenselijk. Daarom is het ook heel verstandig wat er daarover in het afgelopen coalitieakkoord is afgesproken: wil je dat doel van wettelijk 55% in 2030 halen, ga dan in je beleid overprojecteren. Maak beleid op 60%, zodat we met zekerheid die 55% kunnen halen. We zetten die SDE++ ook nog steeds echt in als werkpaard van de energietransitie, omdat we daarmee veel van die benodigde investeringen lostrekken. De inschatting is nu dat we in 2030 85% van de productie van onze nationale elektriciteitsvraag uit duurzame bronnen halen. We sturen al op 100% duurzaam in 2035.
Voorzitter. De maatregel was een tijdelijke maatregel, omdat de inschatting zou zijn dat we anders in 2021, 2022, 2023, 2024 niet zouden kunnen voldoen aan het Urgendavonnis. Waarom niet een permanente productiebeperking? Omdat we dan ook permanent die kostencompensatie voor die kolenbedrijven hadden moeten inzetten. Dat is gewoon een ontzettend prijzige maatregel. Dus ik denk dat het wel verstandig is geweest dat het toenmalige kabinet heeft gezegd: we doen het tijdelijk, zodat we vanaf 2025 dat geld vooral kunnen inzetten voor het stimuleren van de echt duurzame oplossingen.
Kröger en Postma vroegen ook: waarom dan ook niet tijdelijk aan die knop draaien? Die vraag heb ik mezelf ook gesteld toen ik als minister in mijn eerste of tweede maand hiermee werd geconfronteerd. Maar het wetsvoorstel bood daar geen mogelijkheid voor. Het was aan of uit. Daar is destijds bij het maken van de oorspronkelijke wet ook voor gekozen, omdat we ook een bepaalde mate van duidelijkheid en zekerheid moesten geven aan de betrokken energieproducenten en aan de energiemarkt. Dit is dus een kwestie van goed en behoorlijk bestuur, omdat destijds voor meerdere jaren voorspelbaarheid aan die markt moest worden gegeven. Daardoor konden we ook niet draaien aan de knop en zeggen: effe 35% meer of minder. Dat ging helaas niet.
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
De minister geeft aan dat die knoppen niet in de wet gebracht kunnen worden. Dat had ik ook niet verwacht. Wat zijn dan de afspraken die wél gemaakt worden? Ik had het net over die trein die weer op het spoor wordt gezet. In 2030 weten we waar het eindstation is, maar de machinist op dit moment is het bedrijfsleven. Dat is de eigenaar van die kolencentrale. Wij zitten niet aan het stuur, terwijl wij wel verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de klimaatdoelen, van de Urgenda-uitspraak. Dus nogmaals mijn vraag aan de minister: welke afspraken zijn er gemaakt zodat we wel aan knoppen kunnen draaien?
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ik kom zo meteen in het derde blokje terug op de toekomst van de kolencentrales en de productielocaties. Maar dan gaat het meer over 2030 en verder. De vraag van mevrouw Postma begrijp ik ook wel: wat zijn de knoppen tussen nu en 2030 waaraan je kunt draaien? Ik denk dat mevrouw Kröger dat in haar interruptie goed heeft uitgelegd. Die zijn er zeer beperkt, want uiteindelijk is het een merit order, in heel goed Nederlands. Centrales waar je tegen de laagste prijs elektriciteit kan produceren gaan aan. Dan zie je dat door de enorme groei van wind- en zonne-energie de afgelopen jaren, die volop draaien als de zon en wind dit toelaten. De kolencentrales komen vrij achteraan in de productievolgorde te staan. Dit zien we ook terug in het feit dat ze weinig produceren en daarmee dus ook veel minder CO2 uitstoten dan de verwachting was. Dus de knoppen waar je aan draait, of de beperkingen die je oplegt, zitten met name op gewoon een steeds beter werkend prijsmechanisme, met onder andere de ETS-markt. En via de SDE++ wordt zo veel mogelijk duurzame opwek toegevoegd de komende jaren, zodat we daarmee die kolencentrales eigenlijk zo veel mogelijk de markt aan het uitduwen zijn.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Kort, mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
Heel kort.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik had mijzelf uitgezet.
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
Heel kort. Dan concludeer ik dat de minister zegt dat we eigenlijk tot 2030 geen mogelijkheid hebben om bij te sturen, omdat op dit moment niet wij, maar de markt als machinist in die trein zit. We hadden het net over collega Grinwis, die ook zei dat we veel moeten leren van wat er is gebeurd in de snelheid van dit proces. Is de minister het op zijn minst met mij eens dat in dit traject, waarin wij als overheid een ander belang hebben dan het bedrijfsleven, we daar altijd nadere afspraken over moeten maken? We zitten namelijk tot 2030 niet aan het stuur.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Een paar reflecties daarop. Ik denk dat het op de allereerste plaats vooral heel goed nieuws is dat die kolencentralen eigenlijk bijna niet draaien. We hebben inmiddels gewoon zo veel duurzame energiebronnen in die mix zitten. Wat ik niet zou willen, is dat we nieuwe knoppen gaan introduceren waarmee de overheid een juridische beperking aan die kolenboeren oplegt. Sorry dat ik dat woord nu aan het herhalen ben, maar het is net door een aantal Kamerleden gebruikt. Elke beperkende maatregel die ik op de sector leg, zal namelijk gepaard moeten gaan met een kostencompensatie. Volgens mij hebben we vandaag ook breed met elkaar gezegd: laten we het belastinggeld alsjeblieft aan andere dingen uitgeven dan aan het compenseren van energieproducenten. Volgens mij vindt mevrouw Postma dat ook, maar ik benoem het even voor de brede reflectie. Het allerbelangrijkste wat we moeten doen, is ervoor zorgen dat alle alternatieven maximaal op orde zijn, door de uitrol van hernieuwbaar en door te zorgen dat we met de aanpak van netcongestie al die duurzame energie ook echt op het net kwijt kunnen. Verder moeten we ervoor zorgen dat we echt uitvoering geven aan ons doel om in 2035 100% CO2-neutraal te zijn in onze elektriciteitsproductie.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Mevrouw Postma, ik zie dat u vraagt om nog een hele korte interruptie. Dat is dan ook echt een hele korte, bondige vraag. Daarna geef ik het woord aan mevrouw Kröger.
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
Hij is heel kort. Ik concludeer hieruit dat de minister zegt dat het hiervoor niet meer gaat, omdat de afspraken staan en we ons daaraan moeten houden omdat we anders geen betrouwbare overheid zijn. Dat snap ik voor een deel. Mijn verzoek aan de minister is of we hier toch naar kunnen kijken, omdat we nog veel meer dossiers als dit hebben. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we dit soort dingen in de toekomst kunnen voorkomen en wij altijd degenen zijn die aan het stuur zitten? Dat is voor onze fractie heel belangrijk, zeker omdat het klimaatbelang meer een politiek belang is. Het is in ons belang om dat goed te doen.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Excuus, dan heb ik de vorige vraag van mevrouw Postma iets te smal geïnterpreteerd. Puur op elektriciteitsproductie zie ik die noodzaak namelijk niet, maar ik ben het wel met u eens dat we moeten blijven doorpakken met het nemen van klimaatmaatregelen als we de komende jaren echt aan het stuur willen blijven in het halen van die klimaatdoelen en als we willen voorkomen dat we ergens tussen nu en 2030 weer op het allerlaatste moment moeten gaan ingrijpen en daar dan de hoofdprijs voor moeten betalen. Er is voor de formatietafel weer een heel nieuw rapport aan potentieel klimaatbeleid opgeleverd, maar we voelen na gisteren allemaal ook wel aan dat het onvoorspelbaar is hoelang het duurt voordat er een nieuw kabinet aantreedt. Ik zal als coördinerend klimaatminister de komende weken de gesprekken met de collega's in het kabinet voeren over het volgende. Is er aanvullend klimaatbeleid in de Voorjaarsnota nodig om op de bal te blijven zitten met elkaar en om ervoor te zorgen dat wij met elkaar aan het stuur zitten? Dat debat voer ik graag later dit voorjaar met de Kamer. Ik zou willen voorkomen dat we nu achterover gaan leunen en niks gaan doen. Dan staan we hier in 2028 weer met elkaar, omdat we dan allerlei onwenselijke noodmaatregelen moeten nemen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Op dit laatste punt. Volgens mij was het een retorische vraag van de minister, want het PBL geeft aan dat er additioneel klimaatbeleid nodig is om de doelen met zekerheid te halen. Eigenlijk hoor ik de minister hier zeggen dat er afspraken gemaakt gaan worden om additioneel klimaatbeleid te voeren. Dit wordt dan onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Kijken waar het klimaatbeleid moet en kan worden aangescherpt, is inderdaad continu werk.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik een vraag over een ander punt, namelijk de reflectie van de minister over het besluit om deze productiebeperking op te heffen. Daar heb ik eigenlijk twee vragen over, en wellicht zitten die nog in de beantwoording. Eén is: is dit in de volgorde der dingen de enige harde maatregel die genomen is in die hele crisis? En hoe reflecteert hij op de mogelijkheden om energie te besparen en dat daar toch meer gedaan had kunnen worden op een andere manier? We hebben heel veel energie bespaard in Nederland, maar via een hele harde, pijnlijke weg: de weg van de hoogste prijs. Hoe ziet hij dit voor een volgende keer? Vindt hij ook dat je eerst een harde maatregel moet nemen op energiebesparing voordat je een maatregel neemt met een pijnlijk klimaateffect?
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ik vond het intrekken van de productiebeperking een van de moeilijkste besluiten die ik moest nemen. Dat heb ik bij de aankondiging daarvan aangegeven. Als ik terugkijk op het ministerschap staat dat ook zeker nog steeds in de top drie. Maar ik sta daar wel nog steeds achter, want op dat moment hadden we echt geen weet van hoe die energiecrisis zich verder zou gaan ontwikkelen. Die oorlog was net een paar maanden bezig. Er was echt grote paniek in heel Europa over de gasleveringen vanuit Rusland, het mogelijk stoppen daarvan, het vullen van de gasvoorraden, noem het allemaal maar op. Om Europabreed de leveringszekerheid van de elektriciteitsproductie op peil te houden en meer gas vrij te spelen voor de gasvoorraden waren dit soort maatregelen nodig. Het was ook niet voor niks dat Eurocommissaris Timmermans toen opriep de kolenproductie in allerlei EU-landen overeind te houden. We hadden, zeker in Noordwest-Europa, ook te maken met het feit dat een aantal buurlanden de kerncentrales aan het uitzetten waren of uit hadden vanwege onderhoud. Daardoor waren er ook heel weinig alternatieven. Hadden we dan andere, meer dwingende maatregelen moeten of kunnen nemen? Ik denk dat we als land al heel pijnlijk hebben ingegrepen als het gaat om energiebesparing. Als je ziet wat voor bedrijven hun productie hebben afgebouwd en stilgelegd, dan weet je dat dat gewoon heel grote economische en maatschappelijke effecten heeft gehad. Dat geldt ook voor de mensen thuis die de verwarming niet hebben aan durven zetten. De realiteit is ook dat ik als minister weinig wettelijke middelen had om daar dingen af te dwingen. Dat was bij de kolenproductie wel het geval, maar op heel veel andere terreinen ging het echt vooral over hoe je als samenleving met elkaar het maximale doet om zo min mogelijk energie te gebruiken.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik ga de collega's wel vragen om de minister zo meteen de gelegenheid te geven om de vragen te beantwoorden voordat we de vragen allemaal opnieuw gaan stellen in interrupties. Ik ga er dus vanuit dat mevrouw Kröger een andere vraag heeft. Daar geef ik haar nu de gelegenheid toe.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Zeker, want de minister had de vragen uit dit blokje al beantwoord.
Er is heel veel energie bespaard, maar dat is gebeurd op de aller-, allerpijnlijkste manier, namelijk via een heel hoge prijs. En dan laat je het gewoon aan de markt. Dat is absoluut geen solidaire manier van energiebesparing. Ik heb de minister daar twee jaar naar gevraagd. Hij zegt nu dat hij geen andere wettelijke mogelijkheden had. We hebben consequent voorstellen aangedragen die eerder al hadden kunnen leiden tot meer energiebesparing op een solidaire manier, maar toch heeft deze minister ervoor gekozen om in juni te zeggen: die kolencentrales doe ik en die andere dingen laat ik wat meer op hun beloop. Ik zou toch een reflectie van de minister hierop willen, want als we nog een keer in zo'n situatie komen, moeten we echt zorgen dat we energiebesparing als eerste doen en niet zozeer een maatregel met zulke klimaatschade tot gevolg.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ik sta er nog steeds achter dat ik deze productiebeperking heb ingetrokken. Ik heb net ook aangegeven dat de klimaatschade bij nader inzien gelukkig reuze meevalt. Hier is de belangrijkste les dat we energiebesparing gewoon veel meer de kern van onze aanpak moeten maken. Dat hebben we de afgelopen paar jaar ook gedaan, maar dat hebben we de jaren ervoor enorm laten liggen. Ik kom binnenkort ook met de doorvertaling van de nationale doelen voor energiebesparing, onder andere naar aanleiding van de motie-Kröger en aanvullende Europese afspraken. Maar hadden we maar voor 2024 veel meer aan energiebesparing gedaan!
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
In de discussie werd vanuit de Kamer maar ook door de minister gevraagd hoe we de doelen van 2030 gaan halen. We hebben in april vorig jaar een heel uitgebreid pakket samengesteld. Volgens mij is daar 28 miljard euro aan gekoppeld. Het zijn heel veel maatregelen, volgens mij zelfs meer dan honderd. We zitten nu tien maanden na dat moment. Is het mogelijk om misschien over een maand of twee, dus in april, als het een jaar geleden is, een overzicht te ontvangen van welke maatregelen al geïmplementeerd zijn en welke op welk moment naar de Kamer toe komen? Zo weten we waar we in de bandbreedte terecht gaan komen en waar we misschien nog kunnen bijsturen om te zorgen dat we meer aan de positieve kant ervan terechtkomen.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Dat wil ik sowieso doen bij de Voorjaarsnota. We zien namelijk dat de Eerste Kamer bijvoorbeeld een van die maatregelen heeft weggestemd. Dat heeft natuurlijk effecten op het CO2-bereik. Maar er zijn ook nieuwe inzichten ten opzichte van allerlei maatregelen die toen zijn aangekondigd in dat pakket van 122 maatregelen. Het lijkt me dus heel nuttig dat ik in kaart breng waar we staan in de uitvoering van die 122 maatregelen. Levert die meer of minder op? En wat betekent dat dan voor eventuele aanvullende keuzes die we met elkaar kunnen maken?
Voorzitter. In dat kader vroeg mevrouw Kröger waarom we de belastingvrijstelling voor kolen dan niet ook versneld afbouwen. Dat doen we niet omdat dat tot een dubbele belasting zou leiden, namelijk eerst op de input van de kolen en daarna over de geproduceerde elektriciteit. Met name de ETS-prijs heeft nu de grootste invloed op de inzet van kolen. Dat is daar dus de belangrijkste reden voor.
Ik heb net al veel gezegd over betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid, dus dat sla ik even over.
Mevrouw Kröger vroeg ook nog wat je kunt leren van de productiebeperking in de elektriciteitssector ten aanzien van de andere inzet van kolen. Dat is een hele interessante vraag, die aansluit bij eerdere moties die door de Kamer zijn aangenomen, onder andere de motie-Boucke en de motie-Hagen, die verzoekt om het uitfaseren van de meest vervuilende onderdelen ook echt kern te laten zijn van de maatwerkafspraken. Tata heeft in november een nieuw plan voor de verduurzaming van Tata in IJmuiden ingediend. Het kabinet is zich daar nu op aan het beraden. We hebben ook onafhankelijk advies gevraagd van de heren Wijers en Blom, die als adviseurs hebben gekeken wat een mogelijk handelingsperspectief voor de Nederlandse Staat zou zijn. Ik verwacht dat de minister van EZK deze reflectie nog dit kwartaal met uw Kamer zal delen.
De knoppen van mevrouw Postma hebben we net al gehad.
Voorzitter. Ik kom bij nadeelcompensatie. Daar zijn terecht veel vragen over gesteld, gezien de enorme bedragen waar het om gaat. Met deze maatregel, dus de productiebeperking bij kolen, zijn we als overheid in het eigendom van de kolencentrales getreden. Dan moeten we van Europese wetgeving de schade die de eigenaren van die centrales lijden, ook compenseren. De hoogte van die compensatie moet gelijkstaan aan de daadwerkelijk geleden schade en mag absoluut niet meer of minder zijn. De berekening daarvan is bij AMvB vastgelegd. Die AMvB is, zoals de heer Grinwis zei, op meerdere momenten met uw Kamer gedeeld en uitgebreid bediscussieerd. Bij nader inzien denk ik dat we allemaal wel hadden gewild dat we in die AMvB een andere formule hadden bedacht, met name door de ingangsdatum en de hoge elektriciteitsprijzen die zich op dat moment voordeden. Maar gelukkig toetst de Europese Commissie ook op overcompensatie, waardoor er een extra borging zit op het uiteindelijk te betalen bedrag. Ik wil u er daarbij op wijzen dat we destijds voor ruim 1,5 miljard aan reservering hadden uitgetrokken. Dat heb ik zelf later bijgesteld naar 730 miljoen. Uiteindelijk is het ook nog maar de vraag hoeveel van die nadeelcompensatie we daadwerkelijk gaan uitbetalen. Natuurlijk had je, met het intrekken van de productiebeperking, ook minder nadeelcompensatie nodig. Maar ook bij de oorspronkelijke plannen zat het grootste deel van die nadeelcompensatie al geprojecteerd in het eerste jaar, vanwege de voorspelling van de merit order en de inzet van kolencentrales.
Over de aanvragen van Uniper en Onyx heb ik nog geen definitief besluit genomen. Het besluit over Uniper verwacht ik vrij snel na het krokusreces te nemen. Ik zal uw Kamer daar natuurlijk ook meteen over informeren. Ik streef ernaar om ook over Onyx nog dit voorjaar een knoop door te hakken. Maar ik verwacht dus wel dat die reservering van 730 miljoen voldoende zal zijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb een vraag over de nadeelcompensatie. In 2023 is er namelijk 332 miljoen euro aan RWE toegewezen. Dat was dus de volledige misgelopen omzet van het bedrijf. Juridische experts zeiden later echter, toen ze nog eens goed naar die compensatie gingen kijken, dat het ook deels ondernemersrisico is en dat dat ook moet worden meegenomen. Die experts hebben dan ook gezegd: laat het aan de rechter om over de hoogte van die compensatie te beslissen, in plaats van meteen de meest royale vergoeding, namelijk van de volledige misgelopen omzet, uit te keren. Mijn vraag aan de minister is: waarom heeft hij dan dat ondernemersrisico niet meegerekend en meegewogen in de hoogte van de compensatie?
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ik kan u melden dat de aangevraagde nadeelcompensatie niet in verhouding staat tot de uiteindelijk toegekende nadeelcompensatie. Ik heb me zo strak als mogelijk, in ieder geval zoals aan mij geadviseerd door de juristen, aan de in de AMvB vastgestelde formule gehouden. Ik heb heel kritisch gekeken naar alle andere kosten die ook door de verschillende energieproducenten bij mij zijn ingediend. Ik ben er zelf wel van overtuigd dat we hier voor de Nederlandse belastingbetaler het maximale eruit hebben gehaald.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Maar ik hoor hier dat bedrijven zijn aangekomen met een bepaald gedrag en de minister zei: dat bedrag is te hoog; wij stellen een lager bedrag voor. Dat is op zich natuurlijk goed, maar mijn vraag is anders. Mijn vraag is: in hoeverre is het gewone ondernemersrisico, dat voor elke ondernemer geldt, meegewogen in de hoogte van het bedrag?
Minister Jetten
Minister Jetten:
Daar is natuurlijk aan de voorkant naar gekeken. Dat betreft dus niet zozeer de hoogte van het bedrag nu, want daarbij moet je gewoon toetsen op de afspraken die zijn gemaakt en wat je dan redelijk vindt om aan compensatie uit te keren. De Europese Commissie zal daar nog een finale check op doen. Maar helemaal aan de voorkant, bij het vaststellen van het wetsvoorstel en de AMvB is natuurlijk bekeken: hadden deze bedrijven redelijkerwijs kunnen verwachten dat de overheid in zulke mate zou intreden in het eigendom? Dit is natuurlijk pas op een heel laat moment besloten. Bij het productieverbod per 2030 hebben we altijd op het standpunt gestaan dat dit zo ver van tevoren is aangekondigd, dat het gewoon onderdeel is van het ondernemersrisico. Daarom heeft de Staat al die rechtszaken gewonnen. Bij deze productiebeperking ging het om ingrijpen in het eigendomsrecht op zo'n laat moment, dat we uiteindelijk op deze formule zijn uitgekomen.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Nog een korte vervolgvraag op dit onderwerp, mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is dan op zich helder hoe het ondernemersrisico is meegewogen. Dan blijft nog de vraag staan over wat deze juridische experts hebben gezegd, namelijk: laat de rechter beslissen in plaats van dat je zelf een bedrag bepaalt. Waarom zou de minister niet ertoe overgaan om de rechter te laten beslissen?
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ik moet me als minister nu aan de wet houden. In die wet is een bepaalde formule vastgesteld. Hadden we destijds voor een andere aanpak gekozen, dan had dat ook gekund. In dit geval heeft RWE geen bezwaar aangetekend tegen mijn definitieve besluit, dus daar zal geen rechter meer aan te pas komen om te oordelen of dit de juiste wijze was. Wellicht dat dat bij de andere bedrijven nog gaat veranderen.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Vervolgt u uw beantwoording, minister.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Voorzitter. Er zijn nog een aantal vragen gesteld over verdere beperkingen in de komende jaren. Dan zou er opnieuw sprake moeten zijn van nadeelcompensaties. Ik heb al aangegeven dat ik dat geld liever zou willen inzetten voor investeringen in echte verduurzaming. Hetzelfde geldt voor het naar voren halen van het sluitingsjaar.
Mevrouw Beckerman heeft stilgestaan bij het werknemersbelang. Ik ben blij dat u dat in lijn met uw voorganger, mevrouw Leijten, aanhaalt. Ik ben zelf de afgelopen tijd ook een aantal keren met de vakbond, energieproducenten en medewerkers in gesprek geweest. Even los van het einde van het kolentijdperk en hoe we op een nette manier met deze sector moeten omgaan, heeft de kolensector in de breedte ook al iets heel bijzonders gedaan in 2022. In heel Europa waren we hard aan het toewerken naar de uitfasering van kolencentrales. Maar van het ene op het andere moment moest de sector weer maximaal leveren. Dan gaat het niet alleen maar over de productie in die kolencentrales, maar ook over de hele toeleveringsketen. Ik was ook wel onder de indruk van een kleine groep mensen die dag en nacht heel hard heeft gewerkt om in Europa de leveringszekerheid overeind te houden in het echte dieptepunt van de energiecrisis. Laat ik vanaf deze plek mijn waardering uitspreken voor al die medewerkers die daar in 2022 zo hard aan hebben getrokken.
We moeten natuurlijk ook bedenken wat we doen met die locaties, en de goed opgeleide mensen die daar werkzaam zijn, als we door overheidsingrijpen productie beperken of op een gegeven moment bij wet beëindigen. Het is daarom goed dat er destijds afspraken zijn gemaakt met de werkgevers en werknemers over hoe het Rijk hen daarbij kan ondersteunen. Er is een bedrag van 22 miljoen euro gereserveerd voor de voorzieningen van werkgelegenheidseffecten tot en met 2030. Vanaf 2024 tot en met 2029 is het 1 miljoen per jaar en in 2030 het restant. Dat is onderdeel van een reserve die op de begroting van de minister van SZW staat. Dit borgt ook een goede werking van het fonds en het inzetten ervan wanneer dit nodig is.
Ik voel ook wel aan dat mevrouw Beckerman in dit debat veel bijval kreeg voor het belang van een goede uitvoering van dit kolenfonds. Ik zie dit als oproep aan de minister van SZW en mijzelf om dit dossier met een nog grotere snelheid op een goede manier af te handelen en de gesprekken met de FNV voort te zetten. Ik kom zo meteen terug op het amendement van mevrouw Beckerman, maar net als zij vind ik het belangrijk om daarover met de FNV en die medewerkers goede afspraken te maken.
Voorzitter. Ik zei al dat we niet alleen aan de medewerkers moeten denken, maar ook over hoe je omgaat met die productielocaties. Dat brengt mij bij de vragen daarover, die met name door de heer Erkens zijn gesteld. Het is uiteindelijk aan eigenaren van kolencentrales om te besluiten of zij elektriciteit willen blijven produceren op de locatie waar zij nu een kolencentrale hebben en op welke wijze ze daar zouden willen herontwikkelen. In het Programma Energiehoofdstructuur heb ik als minister voor Energie in ieder geval wel aangegeven dat die locaties ook in de toekomst logische locaties blijven voor grootschalige elektriciteitsproductie of -opslag. Het kabinet ziet dus ook echt toekomst op die locaties. Dat is ook logisch. Omdat ze vaak bij havens liggen, is de aanvoer van grondstoffen goed te organiseren. Ook is vanaf die locaties de energie-infrastructuur op orde, en kan de daar geproduceerde elektriciteit dus ook makkelijk naar de energievraag worden toegebracht. Relevant is ook de jaarlijkse monitor van TenneT over de energieleveringszekerheid, die steeds tien jaar vooruitkijkt. We doen dat ook op Europees niveau in het pentalaterale forum met de Noordwest-Europese landen. Ook daaruit blijkt dat het gewoon nuttig is om op die locaties grootschalige opwek voor elkaar te krijgen. Ik heb vanaf deze plek ook altijd aangegeven dat ik wat minder mentale ruimte voel om uitgebreid met de bedrijven om tafel te gaan om te spreken over nieuwe opties zolang er nog rechtszaken lopen over de wettelijke productiebeperking per 2032. Er is nu wel echt een nieuwe werkelijkheid, met rechterlijke uitspraken, maar ook met bedrijven die serieus de vraag oppakken of ze op die locaties aan de slag kunnen gaan met BECCS — ik kom zo meteen op de duurzaamheidskant daarvan — en bijvoorbeeld ook met waterstofproductie en grootschalige opslag. Ik denk dat we in de komende tijd mooie plannen met die bedrijven kunnen gaan bespreken over herontwikkeling van die locaties.
Een van de mogelijke manieren waarop er op die plekken herontwikkeling kan plaatsvinden, is met BECCS. Daar hebben mevrouw Teunissen en een aantal anderen een aantal kritische vragen over gesteld. Laat ik vooropstellen dat we biogrondstoffen alleen moeten inzetten als dat duurzaam is. Duurzame biogrondstoffen zijn essentieel richting een klimaatneutrale en circulaire samenleving. Ook UNFCCC, IPCC, IEA en vele andere internationale experts en kenniscentra geven aan dat inzet van duurzame biogrondstoffen kan helpen om de klimaatdoelen van 2030 en 2050 te halen, maar wel alleen als we dat doen binnen strenge regels, waarbij er ook oog is voor eventuele schadelijke gevolgen voor de natuur. Daar zullen we bij de inzet in Nederland de komende jaren dus ook heel scherp op moeten zijn. Daartoe heeft de Kamer vorig jaar mij de opdracht gegeven om voor de beperkte inzet van BECCS te kijken hoe dat kan bijdragen aan onze duurzame energiemix op de lange termijn. Ik ben dat nu aan het uitwerken samen met betrokken bedrijven en ik zal later bij uw Kamer terugkomen met de uitwerking daarvan, zodat u daar ook uw finale oordeel over kan geven.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vraag me af wat de minister bedoelt met "beperkte inzet van BECCS". Als we nu zien wat de plannen van de kolencentrales zijn, dan is dat voor het overgrote deel BECCS. Dat wil zeggen dat na 2030 de kolencentrales willen overstappen op biomassacentrales en dat betekent dat er geen sprake is van een beperkte inzet. Dat betekent dat er sprake is van een grootschalige inzet van biomassa. De minister zei net dat de voorwaarde is dat het duurzaam geproduceerd moet zijn. We zien in de praktijk dat die garanties op geen enkele manier te geven zijn, want er verschijnen nu al rapporten over grootschalige boskap in Estland, Letland en de VS. Die houtpellets worden hiernaartoe vervoerd. Nu al. Terwijl we nu vooral inzetten op warmte, en straks gaan we dus grootschalig inzetten op biomassa in kolencentrales voor elektriciteitsopwekking. Mijn vraag is tweeledig. Op welke manier kan de minister die duurzaamheid borgen en wat is zijn definitie van "beperkte inzet"?
Minister Jetten
Minister Jetten:
In het grote klimaatpakket dat vorig jaar in het voorjaar is vastgesteld, hebben we een aantal megaton aan potentiële reductie gekoppeld aan BECCS. Daaruit kunt u afleiden dat ook het kabinet helemaal niet ziet dat alle bestaande kolencentrales BECCS gaan toepassen. Dan zou wat betreft de CO2-reductie in 2030 en later het later nog vele malen groter zijn. Een of hooguit twee centrales zouden daarvoor in aanmerking komen, mits het dus op een duurzame en verantwoorde manier kan. Wij hebben hier al vaak debatten gevoerd over misstanden die er in de hele wereldwijde keten van biogrondstoffen nog zijn. Ook daarop wordt natuurlijk geacteerd met strenger toezicht, betere rapportages en strengere eisen in Nederland over wat je wel of niet mag subsidiëren. Als je dat in de komende jaren allemaal op tafel hebt liggen, zullen we uiteindelijk moeten beoordelen of we de inzet van BECCS in Nederland verantwoord vinden of niet.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Nee, dat moeten we …
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, ik ga u vragen om uw vragen echt wat bondiger te formuleren, want anders lopen we enorm uit in de tijd. Dus een korte vraag.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat zal ik doen. Nee, we moeten nu inzetten op die beperking. Straks zijn we te laat, want de plannen worden nu gemaakt en we willen bedrijven ook duidelijkheid geven. Ik vraag wel aan de minister — hij komt zo toe aan de beoordeling van de amendementen — hoe hij dan in dat kader mijn amendement ziet om biomassa uit te sluiten. Twee kolencentrales is niet beperkt. Twee kolencentrales die tot elektriciteitsopwekking overgaan met biomassa betekent een gigantische toename van het gebruik van biomassa.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ik zal er bij de beoordeling van het amendement zo meteen nog wat uitgebreider op ingaan. Ik ken natuurlijk de kritische houding van mevrouw Teunissen; zij vindt namelijk dat daar überhaupt geen enkele centrale voor zou moeten worden ingezet. Maar ik geef uitvoering aan een wens van de meerderheid van deze Kamer om te bekijken hoe dat wel op een beperkte schaal kan worden ingezet.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik ga de heer Erkens het woord geven.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Ik zal proberen het kort te houden op dit onderwerp. Op dit moment gebruiken we ook al veel biomassa voor elektriciteitsproductie; het werd zelfs gesubsidieerd. Gelukkig wordt die subsidie daarvoor in de komende jaren afgebouwd. Kan de minister in zijn brief over BECCS dan ook ingaan op hoeveel houtige biomassa we nu gebruiken en hoe dat in de plannen in de toekomst zal zijn? Want ik kan me zomaar voorstellen dat we minder gaan gebruiken dan we nu gebruiken.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ja, dat zal ik doen, voorzitter,
Dan nog een paar korte vragen en vervolgens ga ik in op de amendementen. Door de MSR, het marktstabiliteitsmechanisme, worden al deels automatisch emissierechten uit de markt gehaald en geannuleerd. Om daar ook nog Nederlands belastinggeld aan te spenderen, lijkt mij daarom niet verstandig. Dat geld geef ik dan liever uit aan de duurzame alternatieven.
Tot slot de vraag over de 10 megaton om in te halen. In september 2022 heb ik de Kamer laten weten dat het kabinet maatregelen zou uitwerken en zou meenemen in het aanvullend pakket van het voorjaar 2023. In de maanden daarna zijn die maatregelen ook uitgewerkt en in veel gevallen kwamen ze ook terug als mogelijkheden in het ibo Klimaat. Bijna alle maatregelen die toen zijn aangekondigd, zijn ook in de Voorjaarsnota overgenomen met uitzondering van de normering van het zakelijk wagenpark, wat te maken had met het feit dat we geen goede oplossing vonden voor de forse financiële consequenties die met de grondslagerosie verband hielden. Alle overige maatregelen zijn dus wel opgenomen en uitgewerkt. Dan gaat het onder andere over de normering van plastics, de normering en subsidie voor biobased bouwen, de aanpak van e-boilers en de normering van elektriciteitsproductie in 2035 helemaal CO2-vrij. Ik noemde aan het begin al de cijfers ten aanzien van CO2-reductie in de afgelopen twee jaar. Daarmee hebben we ook cumulatief die 10 megaton ruimschoots binnen bereik, maar in de brief die in het voorjaar komt, zal ik er een uitgebreide update over geven, omdat ik mij zomaar kan voorstellen dat in ieder geval mevrouw Kröger, maar ik denk ook anderen, dat interessant vinden.
De laatste vraag gaat over de waakvlam. Mevrouw Postma, ik deel met u dat het heel spijtig was dat we vanwege de korte maar hele koude periode de waakvlam in Groningen héél even hebben moeten aanzetten. We willen natuurlijk zo snel mogelijk stoppen met elke vorm van gasproductie in Groningen. Ik ben dan ook samen met de staatssecretaris verheugd dat u, volgens mij, binnen enkele weken hier in deze Kamer de definitieve sluitingswet voor Groningen behandelt. Mevrouw Beckerman weet exact de datum? Ik hoor haar zeggen 6 maart. Dat is dan uiteindelijk hét slot op de deur om niet alleen van de waakvlam af te komen maar ook definitief van de gasproductie vanuit het Groningenveld. Met de staatssecretaris kijk ik dus met vertrouwen uit naar de behandeling in deze Kamer.
Voorzitter, dan de amendementen. Als het goed is, heb ik de juiste nummering bij de hand. Anders corrigeert u mij.
Het amendement op stuk nr. 7 van mevrouw Kröger vraagt om het vervroegen van het verbod op kolenproductie naar 2025. Dat amendement ga ik ontraden. De noodzaak om de CO2-uitstoot te blijven verminderen is natuurlijk nog heel groot, maar de noodzaak om dat via de kolencentrales te doen is kleiner, omdat we nu ook op heel veel andere terreinen forse winst aan het boeken zijn. Als we nu wederom zo hard gaan ingrijpen in het eigendomsrecht van de kolencentrales, vrees ik veel nieuwe juridische procedures, terwijl we die net eindelijk aan het winnen zijn als het gaat om de sluiting in 2030. Ik sluit dan ook niet uit dat het ingrijpen in die fair balance met dit amendement, gaat leiden tot nieuwe grote nadeelcompensatieclaims, waarbij ik niet uitsluit dat we die dan niet winnen. Bovendien speelt mee dat TenneT in de energieleveringszekerheidsmonitor heeft aangegeven dat het per 2025 uit bedrijf halen van de kolencentrales naar alle verwachting impact gaat hebben op de leveringszekerheid. Sterker nog, TenneT geeft aan dat de leveringszekerheidsnorm in 2025 dan onmiddellijk wordt overschreden. Dat is helaas ook de harde realiteit. Daarom ontraad ik dit amendement.
Het amendement op stuk nr. 9 van mevrouw Beckerman gaat over het kolenfonds waarover we het zojuist hadden. Het amendement zorgt voor een constructie die juridisch niet goed mogelijk lijkt, want het amendement verplicht om vooruitlopend op de totstandkoming van de regelgeving duidelijkheid te bieden over de inhoud van die regelgeving. Het is onwenselijk om hierover juridisch bindende afspraken te maken. Daarnaast ben ik het ook op de inhoud niet helemaal eens met het amendement. Er is nu namelijk geen acute sluiting van de kolencentrales aan de orde. Richting 2030 kunnen we eigenlijk veel beter bekijken hoe de markt zich ontwikkelt en welke eventuele nieuwe vormen van werkgelegenheid er in de keten ontstaan. Dan kun je ook slimmer nadenken over hoe je werknemers kan begeleiden van werk naar werk en hoe je kan voorkomen dat ze tussen wal en schip vallen. Daarmee kunnen we met elkaar een slimme inzet van het geld voor elkaar krijgen. Ik wil dus "uiterlijk per 1 mei 2024" niet al zo precies met elkaar vastleggen. Ik denk echt dat het verstandig is dat de minister van SZW en ik meer tempo maken met de afspraken met de vakbonden, maar dat hoeft volgens mij niet op deze manier met dit amendement te worden geregeld. Ik ontraad het amendement dus, maar onderschrijf wel de oproep die mevrouw Beckerman doet. Ik zal dit oppakken.
Mevrouw Beckerman (SP)
Mevrouw Beckerman (SP):
Wij zijn best bereid om het amendement aan te passen om die koppeling tussen regels en afspraken beter te maken, maar wij vinden het wel van belang dat we nu al zekerheid geven. Is de minister bereid te kijken hoe we wel zekerheid kunnen geven aan de werknemers die dit cruciale werk doen — de minister heeft dat zelf ook gezegd — en dat misschien op een andere manier blijven doen?
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ik zeg mevrouw Beckerman sowieso toe dat minister Van Gennip en ik op korte termijn weer om tafel gaan om te kijken naar de slimste inzet van de middelen in het kolenfonds. Bij eerdere gesprekken bleek dat sommige werknemers die nog hartstikke jong zijn, vooral behoefte hebben aan perspectief om zich te kunnen doorontwikkelen zodat ze ook na 2030 een baan hebben. Maar er zijn ook werknemers die meer aan het einde van hun carrière zijn en vooral met de vraag zitten: ik zie mezelf niet meer zo makkelijk bewegen op de arbeidsmarkt, dus hoe kan er voor mij een goede manier worden gevonden? Die gesprekken intensiveren we de komende tijd. We zullen de Kamer daar zo snel mogelijk over informeren. Het geld dat is gereserveerd voor het kolenfonds staat gewoon echt als reservering bij SZW. U hoeft dus niet bezorgd te zijn dat dat geld er op een gegeven moment niet meer is. Ik wil best buiten dit debat om nog even met mevrouw Beckerman overleggen of we op een andere manier nog een extra zekerheid voor haar kunnen organiseren. Ik weet niet wanneer de stemmingen voor dit wetsvoorstel gepland staan?
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Na het reces. Dus u heeft alle tijd.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Na het reces. Dan stel ik voor dat mevrouw Beckerman en ik misschien buiten het debat om daar ook nog even contact over hebben.
Mevrouw Beckerman (SP)
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat lijkt me wel belangrijk, want dit amendement gaat ook niet over geld. We vragen niet om extra geld; we vragen om die zekerheid, want het is in het allereerste debat — daar refereerden de collega's al aan — van deze hele periode, eigenlijk van de vorige periode, al aangenomen, maar ondertussen is het natuurlijk nog niet goed genoeg geregeld, terwijl juist die werknemers zo cruciaal zijn. Al die compensatie voor eigenaren is al bijna geregeld, maar de werknemers moeten afwachten. Dus dank voor in ieder geval de mogelijkheid om daarover nog te overleggen, want wij vinden dat we dat ook echt moeten vastleggen.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Dat gaan we doen.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Prachtig! Gaat u verder met de beantwoording of de appreciatie van de amendementen.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ik begrijp dat het amendement op stuk nr. 10 is vervangen door het amendement op stuk nr. 13. Dat sluit dus uit dat die kolencentrales biomassa kunnen inzetten. Ook dit amendement ontraad ik. Ik heb net al gewezen op de bredere kijk die we aan het ontwikkelen zijn op de inzet van biogrondstoffen voor de inzet van BECCS. Maar ik wil de Kamer ook graag wijzen op een acuut probleem dat kan ontstaan door dit amendement. De Amercentrale levert op dit warmte aan het Amerwarmtenet. Tienduizenden huishoudens in Brabant zijn erop aangesloten. Bij aanname van dit amendement zouden per 1 januari aanstaande deze woningen niet meer van warmte kunnen worden voorzien. Dat is dus ook een reden om dit niet op deze manier te moeten willen.
Het amendement op stuk nr. 11 van mevrouw Kröger is bedoeld om de vrijstelling voor kolenbelasting in de elektriciteitsopwekking op te heffen. Belastingmaatregelen bespreken we bij het Belastingplan; dat zou ik sowieso niet bij deze wet willen regelen. Daarnaast zou dit amendement ook leiden tot een dubbele belasting, zoals ik net al zei: eerst op de inzet van kolen als grondstof en daarna is er een belasting op de geproduceerde elektriciteit. Bovendien betreft het een nieuwe maatregel, die wederom ingrijpt op de verdiencapaciteit van de kolenexploitanten in de overgangsperiode waar ze al mee te maken hebben. Dat zou wederom een ingreep kunnen zijn in de fair balance en heeft derhalve ook weer het risico dat er nieuwe juridische claims komen en claims voor nadeelcompensatie. Om die reden is het amendement op stuk nr. 11 ook ontraden.
Tot slot het amendement op stuk nr. 12. Dat regelt herinvoering van de productiebeperking op kolen. We sturen hierbij op die structurele reductie in 2030. We zien in de tussentijd dus vooral ook andere maatregelen die we kunnen inzetten om de Urgendadoelen en de klimaatdoelen die uit de Klimaatwet volgen, te halen. Daarom vind ik dit amendement dus overbodig en ontraad ik het.
Daarmee heb ik alle amendementen gehad, voorzitter.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dan bedank ik de minister voor zijn beantwoording en ook voor de appreciatie van de amendementen. Ik kijk even naar de Kamer om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Die is er. Ik ga dus mevrouw Kröger het woord geven. Gaat uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Allereerst denk ik dat het heel belangrijk is dat we het als Kamer gehad hebben over het hele onderwerp nadeelcompensatie, of compensatie überhaupt. Want we gaan zien dat het nodig gaat zijn om in te grijpen op de fossiele industrie, de afbouw van fossiel. Daar kunnen inderdaad claims uit voortkomen. Volgens mij moeten we ons als Kamer juridisch verder laten voorlichten over hoe we zorgen dat de overheid geen poot wordt uitgedraaid.
Ik heb de volgende motie over de non-energetische inzet van kolen en de mogelijkheid om ook hierbij met een productiebeperking te gaan werken. Die is aanvullend aan wat de minister zei over hoe er op dit moment gekeken wordt naar de mogelijkheden om juridische stappen te zetten met betrekking tot de inzet van cokes in Tata.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de inzet van kolen zowel voor elektriciteitsopwekking als voor andere toepassingen zeer vervuilend is;
constaterende dat het gebruik van kolen voor non-energetische toepassing niet afneemt;
constaterende dat met de grootste gebruiker van kolen voor non-energetisch gebruik nu afspraken gemaakt worden in het kader van de maatwerkaanpak;
overwegende dat de Kamer per motie heeft verzocht om de meest vervuilende fabrieksonderdelen zo snel mogelijk te sluiten;
verzoekt de regering de mogelijkheid te onderzoeken om het terugdringen van de inzet van kolen voor non-energetisch gebruik juridisch te borgen als onderdeel van eventuele maatwerkafspraken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Paulusma (D66)
De heer Erkens heeft geduld, zie ik. Dan mag u het afmaken, mevrouw Kröger, en geef ik daarna de heer Erkens het woord voor een interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dan over de amendementen die wij hebben ingediend. We hebben er nu een heel gesprek over dat het nodig is om van kolen af te gaan, dat dat belangrijk is voor het klimaat en dat we dat wat ons betreft zo snel mogelijk doen. Maar ik denk dat het ook heel belangrijk is om echt die stok achter de deur te organiseren en dus de mogelijkheid van die productiebeperking achter de hand te hebben. De minister koerst namelijk op een bepaalde zekerheid in het klimaatbeleid, maar politiek is overduidelijk wispelturig. Zo veel zekerheid is er daardoor niet.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Misschien één korte vraag. We hadden net inderdaad een discussie over het weer in de wet opnemen van de productiebeperkingen en welk risico je wil nemen. Daarover kun je van mening verschillen, maar de sluiting van de kolencentrales van 2030 naar 2025 brengen leidt volgens de minister gewoon tot onmiddellijke gevaren en problemen voor de leveringszekerheid. Hoe reflecteert mevrouw Kröger daar dan op?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij wordt ook duidelijk uit die rapportage dat je aanvullende maatregelen moet nemen die met name toezien op energiebesparing, waardoor je gas hebt voor de leveringszekerheid. Daarnaast zal ik het amendement aanpassen, zodat het per 31 december 2025 is.
Dank u wel.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger. Dan mevrouw Teunissen voor haar tweede termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Het amendement van de Partij voor de Dieren over biomassa blijft staan. Ik bestrijd het beeld dat de minister schetst, namelijk dat het niet om een grootschalige inzet van biomassa zou gaan. We zien nu dat twee kolencentrales de ombouw van een kolencentrale naar een biomassacentrale al in voorbereiding hebben. Als we daar nu geen paal en perk aan stellen, zitten we in 2030 gewoon in een lock-in. Dan zitten we vast aan een fossiel systeem met biomassacentrales, met heel veel uitstoot en extra natuurvernietiging tot gevolg. Nu hebben we een kans, ook als Kamer, om die fossiele weg uit te sluiten. Ik zou zeggen: kijk even goed naar ons amendement, want dit is echt het moment om dat te doen, anders zijn we te laat. Over vijf jaar zijn we te laat. Nu hebben we nog de kans om goed te kijken naar alternatieven, zoals energiebesparing. Daarbij moeten we er ook naar kijken welke sectoren in Nederland nog een toekomst hebben en welke niet, zeker als we de fossiele subsidies gaan afschaffen. Daar valt dus heel veel winst te behalen. Ik zou zeggen: deze weg kunnen we nu echt afsluiten.
Voorzitter. Dan nog één punt, over de nadeelcompensatie. RWE heeft destijds een royale compensatie gekregen. Ik zou toch echt willen pleiten voor het aanpassen van die compensatie. Ik snap dat de minister zegt: ik kan dat niet via de rechter laten beslissen, want ik moet nu eenmaal binnen de grenzen van de wet opereren. Dat is heel logisch. Maar daarom teken ik ook graag mee met de motie die er zo meteen nog aankomt over de nadeelcompensatie. Dat moeten we echt op een andere manier gaan regelen, zodat dat niet blokkeert dat wij duurzame maatregelen treffen, zoals het sluiten van kolencentrales, en het geen belemmering vormt.
Dank u wel, voorzitter.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Teunissen. Dan nodig ik de heer Erkens van harte uit voor zijn tweede termijn.
De heer Erkens (VVD)
De heer Erkens (VVD):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de collega's voor het debat in de eerste termijn. Steenkool moet uit ons energiesysteem. Dat staat voorop. In 2030 gaat dat ook gebeuren. De minister gaf in het debat nog aan dat het aan bedrijven zelf is wat ze doen met de locaties en de centrales van 2030, maar de bredere leveringszekerheid is wel een taak van de minister. Ik schrik van een aantal voorstellen die hier in de Kamer worden gedaan om die leveringszekerheid te riskeren. Ik vind dat bijna roekeloos. Maar goed, we kunnen van mening verschillen. Ik heb nog een motie om wel te gaan kijken hoe je de leveringszekerheid borgt na de sluiting van de kolencentrales. Die is wat breder.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het nog onduidelijk is wat er zal gebeuren met de kolencentrales nadat deze in 2030 moeten sluiten;
constaterende dat TenneT in zijn leveringszekerheidsrapport aangeeft dat Nederland richting 2030 een groter risico heeft op stroomtekorten;
verzoekt de regering om een voorstel uit te werken voor hoe de leveringszekerheid na 2030 versterkt kan worden via bijvoorbeeld strategische reserves en/of andere beleidsopties, en de Kamer uiterlijk eind 2024 hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Paulusma (D66)
Dank u wel. Ik zie meneer Grinwis al lopen. Ik nodig hem ook van harte uit voor zijn tweede termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Allereerst dank aan de minister. Het is altijd weer een genoegen om naar zijn adequate beantwoording te luisteren. Ik heb een motie voor u meegebracht, maar voordat ik die ga voordragen nog even het volgende. Ik sprak in de eerste termijn over meestribbelen. Ik had het toen natuurlijk niet over het CDA van de heer Bontenbal. Dat moge duidelijk zijn. Ik vreesde al voor een streepje achter mijn naam. Broeder Bontenbal en ikzelf hebben rentmeesterschap lief, en ook de zorg voor ons gemeenschappelijk huis. Er is dus geen sprake van dat het woord meestribbelen daarbij past. Nu heb ik het toch alweer twee keer genoemd.
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de kolencentrales in de eerste maanden van 2022 ondanks de geldende productiebeperking veelvuldig en met grote winst hebben gedraaid;
constaterende dat er desondanks sprake is van een nadeelcompensatie voor de periode van 1 januari 2022 tot 20 juni 2022, die kan oplopen tot 730 miljoen euro;
overwegende dat experts vraagtekens hebben gezet bij de vormgeving en hoogte van de nadeelcompensatie en menen dat een rechterlijke toets wenselijk was geweest;
verzoekt de regering de totstandkoming, vormgeving en hoogte van de nadeelcompensatie onafhankelijk te evalueren, op basis van deze evaluatie verbeteringen door te voeren in de totstandkoming van eventueel toekomstige nadeelcompensatie, en de Kamer hierover te informeren voor de eerstvolgende begrotingsbehandeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Tot zover. Dat is niet uit desinteresse, maar ik moet deze zaal verlaten vanwege een andere afspraak.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ook dat staat genoteerd. Daar wens ik u veel succes mee en dan nodig ik mevrouw Beckerman uit voor haar tweede termijn.
Mevrouw Beckerman (SP)
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Eén van de lessen waar het vandaag niet veel over gaat maar die wat de SP betreft heel pregnant is, is dat we private energiebedrijven ongelofelijk veel macht hebben gegeven. Het stoppen van de gaswinning in Groningen zorgt ervoor dat Shell en ExxonMobil misschien wel miljarden eisen. Het stoppen van kolenstook zorgt ervoor dat vele miljoenen, misschien wel honderden miljoenen naar kolenbedrijven gaan. U kent de SP natuurlijk als voorstander van het opnieuw publiek maken van de energievoorziening. Daar zal ik geen motie voor indienen, maar die macht van de bedrijven staat in contrast met de onmacht van werknemers. We hebben daar een amendement op ingediend. Dat gaan we aanpassen, maar we dienen ook nog de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de meeste banen zullen verdwijnen of veranderen in bedrijven die sterk leunen op fossiele energiebronnen;
van mening dat werknemers die hun baan verliezen door klimaatbeleid ondersteuning verdienen;
verzoekt de regering onderzoek te doen naar het oprichten van een fonds dat voortbouwt op het al bestaande Kolenfonds dat:
-budget biedt voor om-, bij- en herscholing voor elke individuele werknemer die zijn of haar baan verliest als gevolg van de energietransitie;
-voldoende tijd en budget voorziet voor professionele begeleiding naar ander werk;
-ingezet kan worden om de overstap te maken van de ene sector naar de andere;
-ruimte biedt voor een langdurige extra financiële aanvulling bij het aanvaarden van een lager betaalde baan;
-ruimte biedt voor omgang met pensioenopbouw of maatwerkregelingen voor oudere werknemers;
-rekening houdt met de sectorale en regionale voorkeur van de werknemer;
-bestuurd en uitgevoerd wordt door sociale partners;
-aangevuld wordt door twee partijen: het Rijk en bedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP)
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel. Fijne dag nog.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan kijk ik naar mevrouw Postma voor haar tweede termijn.
Mevrouw Postma (NSC)
Mevrouw Postma (NSC):
Hartelijk dank, voorzitter. Wij komen weer tot een einde van een goed debat met elkaar. Wij hebben het met elkaar gehad over leveringszekerheid, waar verschillende vragen over zijn gesteld. Mijn fractie sluit zich aan bij de motie van de heer Grinwis over de nadeelcompensatie. Onze oproep is om beter te kijken naar hoe wij dit soort afspraken in de toekomst samen met het bedrijfsleven kunnen maken.
Wij kijken als Nieuw Sociaal Contract met interesse uit naar de motie en het amendement van mevrouw Beckerman over de werknemers, want ook zij moeten meegenomen worden in de transitie en mogen niet in de kou blijven staan.
Ik wil hierbij afsluiten en iedereen bedanken voor een aangenaam debat.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Postma. De minister heeft aangegeven enkele minuten nodig te hebben. Nee, de minister geeft aan geen minuten nodig te hebben ter voorbereiding van zijn tweede termijn. Dan geef ik met alle plezier de minister het woord voor de beantwoording en appreciatie van de ingediende moties. Gaat uw gang.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Voorzitter, dank u wel. Ik ga alleen nog op de moties reageren, want er zijn geen aanvullende vragen gesteld. Misschien nog één korte reflectie op het amendement van mevrouw Beckerman. Wij gaan nog even met elkaar nader overleg voeren. Mijn stellingname daarbij is vooral dat we niet zozeer iets in dit wetsvoorstel moeten verankeren, maar dat we wel even wat meer richting en zekerheid moeten geven over de inzet van het kolenfonds. Ik kan me voorstellen dat ik, als mevrouw Beckerman en ik daar overleg over hebben gehad, nog even een kort briefje naar de Kamer stuur met een aanvullende appreciatie van het amendement, want dan weet de hele Kamer wat mevrouw Beckerman en ik met elkaar hebben besproken en waar we op uit zijn gekomen. Dat is voor de stemmingen wel zo prettig.
Voorzitter. Dan de moties. De motie-Kröger op stuk nr. 14 lijkt heel veel op de motie-Boucke (29826, nr. 183) en een motie van mevrouw Hagen die al zijn aangenomen. Het kabinet kijkt nu naar het door Tata ingediende plan en heeft ook een onafhankelijke reflectie laten uitvoeren. De minister van EZK zal de Kamer daar nog dit kwartaal over informeren. Deze motie loopt daar eigenlijk op vooruit. Dus ik zou de motie nu willen ontraden. Wellicht wil mevrouw Kröger de motie aanhouden totdat de minister van EZK u die brief heeft gestuurd.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik denk dat mevrouw Kröger daarop gaat reageren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat wil ik. Alleen zou ik dan de minister voor Klimaat willen vragen of het juridische middel van een productiebeperking voor cokes, voor nonenergetisch kolenverbruik, met een percentage dat overeenkomt met hoeveel cokes er in de Kooks 2 gebruikt wordt, expliciet meegegeven kan worden.
Minister Jetten
Minister Jetten:
Ja, het is goed om wat meer in de breedte te bekijken hoe we juridisch kunnen borgen dat die verduurzaming daar daadwerkelijk plaatsvindt. Ik zal dus met de minister van EZK bespreken dat hierbij even expliciet wordt stilgestaan in de Kamerbrief die er komt.
De motie-Erkens/Grinwis op stuk nr. 15 geef ik oordeel Kamer.
Dan de motie-Grinwis c.s. op stuk nr. 16. Ik voel wel met u mee dat het goed is om hieruit lessen te trekken. Dus ook de motie op stuk nr. 16 geef ik oordeel Kamer.
Tot slot de motie op stuk nr. 17. Wij hebben bij de behandeling van het groenebanenactieplan ook al uitgebreid gesproken — dat gebeurde toen vooral naar aanleiding van vragen van de heer Thijssen — over nut en noodzaak van bredere fondsen. Het kabinet neemt nu met dat groenebanenactieplan eigenlijk een heel breed scala aan maatregelen om werknemers te begeleiden in de energietransitie. Nu daar een apart fonds voor oprichten, is niet nodig wat ons betreft. De motie op stuk nr. 17 wordt dus ontraden.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Ik dank de minister. Zodat er geen misverstand ontstaat: ik mag de conclusie trekken dat de motie op stuk nr. 14 wordt aangehouden. Mevrouw Kröger ging daarmee akkoord.
Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (36197, nr. 14) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
Dan sluit ik de beraadslaging omtrent dit wetsvoorstel en dank ik niet alleen alle sprekers van de Kamer, maar ook de minister voor dit plezierige plenaire debat, mijn eerste plenaire debat als voorzitter.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
Mevrouw Paulusma (D66)
De voorzitter:
We stemmen dinsdag 27 februari over dit wetsvoorstel, de ingediende amendementen en de moties. Ik sluit deze vergadering om direct weer door te gaan naar het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken. Ik schors nu.
De vergadering wordt van 12.41 uur tot 12.45 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-43-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.