4 Aanpassing indexeringsbepalingen lesgeld en cursusgeld en aanpassing hardheidsclausule

Aanpassing indexeringsbepalingen lesgeld en cursusgeld en aanpassing hardheidsclausule

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van onder andere de Les- en cursusgeldwet in verband met de aanpassing van de indexeringsbepalingen van het lesgeld en cursusgeld en aanpassing van de hardheidsclausule ( 36283 ).

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de wijziging van onder andere de Les- en cursusgeldwet in verband met de aanpassing van de indexeringsbepalingen van het lesgeld en cursusgeld en aanpassing van de hardheidsclausule (36283).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Er is vooralsnog één spreker van de zijde van de Kamer. Hij staat al helemaal klaar. Dat is de heer De Hoop namens de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. De inzet van deze wetswijziging is gewoon goed. De indexatie van het lesgeld voor mbo-opleidingen wordt hiermee minder onderhevig aan pieken en dalen van de koopkrachtcijfers. Daarnaast sluit het wetsvoorstel aan bij de wijze van indexering van cursus- en collegegeld. Omdat de wijze van indexering van het lesgeld een wetswijziging vereist, kan de nieuwe wijze pas een studiejaar later in werking treden. Een hogere percentuele stijging van het lesgeld is niet te voorkomen door die indexeringssystematiek, zoals dat wel kan voor cursus- en collegegeld.

Daar heeft de Partij voor de Arbeid begrip voor. Ik zal even toelichten waarom wij de wet toch onthamerd hebben. De stijging van het lesgeld bedraagt €118 voor het studiejaar 2023-2024 voor mbo-studenten. Specifiek zijn dat bol-studenten van 18 jaar en ouder en vavo-studenten. De studenten jonger dan 18 jaar hoeven geen lesgeld te betalen. Voor de lesgeldplichtige mbo-studenten geldt dat ongeveer de helft recht heeft op een aanvullende beurs. Die aanvullende beurs wordt aangevuld met het bedrag dat ze verschuldigd zijn aan lesgeld. Zij worden dus voor de grote stijging gecompenseerd. Dat is een goede zaak. Maar 120.000 bol-studenten krijgen alleen een basisbeurs. Met ingang van 2024 wordt die geïndexeerd, waardoor ook zij dan gecompenseerd worden voor de stijging van het lesgeld. Het probleem is alleen dat de maanden voor die indexatie van de basisbeurs een groep studenten dan zo'n €59 meer aan lesgeld betaalt zonder enige vorm van compensatie.

Volgens de minister gaat het hierbij om een bedrag van relatief geringe omvang. Daar heb ik wel moeite mee. Want het staat haaks op een punt uit de Werkagenda mbo waarin kansengelijkheid een van de drie prioriteiten is. Een van de punten die volgens de minister zorgt voor druk op kansengelijkheid, is het risico dat multiproblematiek en/of toenemende armoedeproblematiek door oplopende prijzen en inflatie aanleiding kan zijn om te stoppen met een opleiding. Als de minister niet met een oplossing komt voor deze €59, dan draag je bij aan dat probleem.

In de schriftelijke vragenronde heeft de Partij van de Arbeid gevraagd welke mogelijkheden de minister onderzocht heeft. Heeft de regering onderzocht of studenten zonder aanvullende beurs of recht op studiefinanciering tegemoetgekomen kunnen worden voor die stijging van het lesgeld? Daar heeft het kabinet geen antwoord op gegeven. Dat is op geen enkele manier in de schriftelijke beantwoording aan de orde gekomen. Ik vind dat echt vreemd. Omdat de minister zelf geen aanstalten maakt om studenten te compenseren voor dit bedrag, omdat het volgens hem gaat om een relatief geringe omvang, dienen wij een amendement in dat ertoe strekt om hen wel te compenseren. Studenten worden op dit moment op heel veel vlakken geconfronteerd met stijgende kosten. Denk aan de dure boodschappen en huur- en energiekosten, waar deze groep overigens ook niet voor gecompenseerd wordt door het kabinet. Al die stijgingen van kosten van relatief geringe omvang tellen natuurlijk wel gewoon op tot een substantieel bedrag. Met ons amendement worden 120.000 bol-studenten boven de 18 jaar zonder aanvullende beurs net als al die andere studenten gewoon gecompenseerd voor de stijging van het lesgeld in het studiejaar 2023-2024. En als we het dan over een relatief gering bedrag hebben: het gaat slechts om 7 miljoen. Dat kunnen we gewoon doen, en dat lijkt me heel verstandig.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Hoop. Er is nog een interruptie van de heer El Yassini van de VVD.

De heer El Yassini (VVD):

Even ter verduidelijking. Als ik het goed begrijp, zegt de heer De Hoop dat de tegemoetkoming bedoeld is voor studenten die geen aanvullende beurs hebben. Er zijn volgens mij twee typen studenten die straks met de nieuwe wetgeving inzake de basisbeurs geen aanvullende beurs hebben. Dat is de groep van wie ouders meer dan €70.000 verdienen en dat is de groep die de aanvullende beurs niet aanvraagt. Is deze tegemoetkoming voor beide groepen bedoeld of alleen voor de eerste of de tweede groep?

De heer De Hoop (PvdA):

Zoals ik het begrijp, vallen zo'n 120.000 bol-studenten boven de 18 jaar buiten die compensatie. Dat vind ik gewoon oneerlijk. Het gaat om €59. Dit zijn studenten die alleen een basisbeurs krijgen. Daar zijn verschillende redenen voor. Het kan zijn dat hun ouders net wat meer verdienen, maar het zijn ook studenten die uithuiswonend zijn, die last hebben van hogere prijzen en ook niet in aanmerking komen voor bijvoorbeeld de compensatie van de hogere energierekening die dit kabinet heeft ingesteld en die bij heel veel andere regelingen ook net buiten de boot vallen, omdat ze 18-plus zijn. Ik denk dat het onverstandig is om hun niet die €59 meer compensatie te geven, want ik denk dat ook zij op dit moment heel veel problemen ervaren.

De heer El Yassini (VVD):

Dus als ik het goed begrijp, is de tegemoetkoming bedoeld voor de groep studenten die buiten de aanvullende beurs valt. De inkomensgrens voor de aanvullende beurs is €70.000. Dus als je ouders meer dan €70.000 verdienen, dan heb je geen recht op een aanvullende beurs. Daarnaast hebben we het over 7 miljoen euro in z'n totaliteit, wat neerkomt op €59 per jaar per student voor dat ene ...

De heer De Hoop (PvdA):

Twee jaar.

De heer El Yassini (VVD):

Dat is, uit mijn hoofd gezegd, €5 per maand. Dan gaan we 7 miljoen uitgeven om studenten van wie hun ouders een inkomen hebben van meer dan €70.000 — we hebben ook heel veel studenten met ouders die meer dan een ton verdienen — met €5 per maand te compenseren, als ik het goed heb. Dat kost dus 7 miljoen aan belastinggeld, geld dat we dus niet meer aan iets anders kunnen uitgeven ten behoeve van onze samenleving, voor de mensen die het echt heel zwaar hebben en die, denk ik, dromen van een inkomen van een ton. Klopt dat?

De heer De Hoop (PvdA):

Nou, nee. De heer El Yassini stapt hier wel makkelijk overheen. Er zijn heel veel studenten van wie de ouders samen net meer dan €70.000 verdienen. Dat kunnen gewoon twee ouders zijn die leraar zijn of één ouder die een bakkerij heeft en een andere ouder die ook werkt. Dat betekent niet per se dat de studenten daar meteen ontzettend veel profijt van hebben. Heel veel 18-jarigen gaan ook net het huis uit. Ook mbo-studenten hebben met zware huurlasten te maken. Die €59 kan op verschillende manieren uitgekeerd worden. Het hoeft geen €5 per maand te zijn. Het kan ook een compensatie van in één keer €59 zijn. Er zijn dus genoeg mogelijkheden wat betreft de vorm. Ik snap wel waarom de heer El Yassini dit punt maakt, want ik ben met het oog op kansengelijkheid ook iemand die zegt: laten we de lasten eerlijk verdelen. Maar ik denk dat we hiermee een aantal studenten opzadelen met nog meer financiële problemen, ten opzichte van anderen. Ik vind dat niet eerlijk. Het gaat volgens de minister om een relatief klein bedrag. Ik vind het een te groot bedrag om zomaar even overheen te stappen. Als de heer El Yassini daar anders over denkt, dan kan hij natuurlijk gerust tegen mijn amendement stemmen, maar ik vind het heel vreemd dat het kabinet niet eens gezocht heeft naar mogelijkheden … Het kan zo zijn dat het daar wel naar heeft gezocht, maar het kabinet is er in de schriftelijke vragenronde niet op ingegaan. Vandaar het onthameren van dit wetsvoorstel en vandaar het amendement.

De voorzitter:

Tot slot, de heer El Yassini.

De heer El Yassini (VVD):

Tot slot, voorzitter. Voor mij is het meer een verhelderende vraag. Het amendement ligt voor. Als het goed is, gaan we daar volgende week dinsdag over stemmen. Ik probeer dus voor mezelf helderheid te krijgen, en ook helder te krijgen wat de intentie van de PvdA is in dit geval. De heer De Hoop zegt: de heer El Yassini stapt er makkelijk overheen. Volgens mij stap ik nergens overheen. Ik kijk puur naar de cijfers. We hebben het hier over €59 per jaar. Dat komt neer op zo'n €4,99 per maand, als je het omrekent. Daarvoor gaan we 7 miljoen van ons budget vrijmaken. 7 miljoen is veel geld, waarmee je op andere plekken, ook binnen de OCW-begroting, flinke slagen zou kunnen maken, om echt werk te gaan maken van die kansengelijkheid waar de heer De Hoop en ik allebei voor strijden. Die 7 miljoen kun je maar één keer uitgeven, en die gaan we nu uitgeven voor jongeren waarvan we weten dat ze niet onder de aanvullende beurs vallen omdat hun ouders meer dan €70.000 per jaar verdienen. Die gaan we nu dus met €5 per maand tegemoetkomen. Die 7 miljoen kan dan niet worden uitgegeven aan iets anders wat misschien veel harder nodig is. Ik ben op zoek naar hoe de heer De Hoop dat kwalificeert.

De heer De Hoop (PvdA):

Oké. Dan is het denk ik wel goed om te zeggen dat het gaat om 7 miljoen die op dit moment nog geen budgettaire bestemming heeft. Die 7 miljoen zit bij het ministerie van Financiën voor de basisbeurs en die is op dit moment nog niet uitgegeven. Het is dus een uitputting van een bedrag dat nog niet is uitgegeven. Het is slechts 7 miljoen, waar we 120.000 bol-studenten en mbo-studenten ontzettend blij mee zouden kunnen maken en die nog geen bestemming heeft. Ik denk dat er met de dekking en die 7 miljoen op zichzelf niet zo veel problemen zijn, omdat er op dit moment überhaupt nog geen bestemming voor is.

De voorzitter:

Meneer El Yassini, ik had in principe al "tot slot" gezegd. U krijgt nog de gelegenheid om iets te zeggen, maar dan wel graag een iets kortere inleiding dan u zojuist hebt gehouden.

De heer El Yassini (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat zich hier wel een verschil aftekent tussen de PvdA en de VVD. Volgens mij realiseert de PvdA zich niet dat geld maar één keer uitgegeven kan worden. De heer De Hoop zegt: het ligt er. Maar het geld dat wij uitgeven, is weg. Dat betekent dat je daarmee geen andere zaken kunt doen. Dat geld wordt een keer ergens aan uitgegeven, hopelijk ook binnen de OCW-begroting, zodat we kansengelijkheid kunnen promoten, juist voor mensen die het echt hard nodig hebben. Hoe kwalificeert u het dat het geld wordt besteed aan studenten van wie hun ouders meer dan €70.000 verdienen, terwijl het maar een tegemoetkoming van €5 per maand betreft en we die 7 miljoen ergens anders voor hadden kunnen inzetten waar misschien veel meer uitgehaald kan worden om kansengelijkheid te versterken?

De voorzitter:

Dank u wel meneer El Yassini. Ik kijk even naar de heer De Hoop. Volgens mij heeft u al aangegeven waar u de dekking vindt, maar het is uiteraard aan u om daar nog iets over te zeggen.

De heer De Hoop (PvdA):

Volgens mij is het duidelijk waar het vandaan komt en waarom ik het belangrijk vind. Juist deze groep mbo-studenten wordt ook geconfronteerd met heel veel problematiek. De heer El Yassini en ik staan daarin vaak naast elkaar. Ik denk dat het goed zou zijn om deze 120.000 bol-studenten ook te compenseren, net als al die andere mbo-studenten die deze mogelijkheid ook hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Hoop, voor uw inbreng namens de PvdA. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. De minister geeft aan dat hij behoefte heeft aan vijf minuten schorsing.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de Wijziging van onder andere de Les- en cursusgeldwet in verband met de aanpassing van de indexeringsbepalingen van het lesgeld en cursusgeld en aanpassing van de hardheidsclausule, Kamerstuk 36283. De Kamer heeft net haar termijn gehad. Het is nu aan de minister om het amendement te appreciëren en wellicht nog enkele opmerkingen te maken naar aanleiding van de inbreng van de heer De Hoop.

Minister Dijkgraaf:

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng. Wij bespreken twee dingen: de aanpassing van de hardheidsclausule en de aanpassing van de indexering van lesgeld en cursusgeld. Zoals al is ingebracht, is dat een belangrijk punt. Het heeft te maken met het feit dat bij sterke schommelingen in de inflatie de college-, les- en cursusgelden worden gedempt. Ik spreek hier in de Kamer vaak over de waaier van het vervolgonderwijs en over de verschillen tussen met name het mbo en het hoger onderwijs. Dit is weer een van de punten die anders geregeld zijn. In het hoger onderwijs is het in een AMvB, terwijl het voor het mbo in de wet is geregeld. Vandaar dat we deze wetswijziging moeten doorvoeren, zodat we ook deze indexatiemethode voor alle vormen van vervolgonderwijs gelijktrekken. Daarmee zijn die stelsels na implementatie van het wetsvoorstel gelijk.

Er is inderdaad wel een element dat te maken heeft met het feit dat de timing anders is. Daar praat u ook over. Wat we in het hoger onderwijs konden regelen met ingang van het komende studiejaar, kunnen we in het mbo niet. We lopen daar vertraging op. Daar wil ik een paar opmerkingen over maken. De eerste opmerking is dat we gaan corrigeren in het jaar daarna. Dat wil zeggen: als je twee jaar studeert, dan kom je in het mbo uiteindelijk precies uit op de stijging die ook in het hoger onderwijs geldt. Als er sprake is van een ongelijke behandeling, dan gaat het eigenlijk alleen over de studenten van dit laatste jaar. Het jaar daarna zal de verhoging verhoudingsgewijs juist lager zijn dan in het hoger onderwijs, zodat ze bij elkaar opgeteld dezelfde stap zetten.

Het tweede punt is dat inderdaad in de wet staat dat de aanvullende beurs met deze verhoging automatisch wordt aangepast. Dat betekent ook, zoals gezegd, dat studenten die een aanvullende beurs krijgen, hiervoor eigenlijk automatisch worden gecompenseerd.

De heer De Hoop sprak over de hoge lasten. We hebben als kabinet besloten dat volgend jaar iedereen die een uitwonendenbasisbeurs heeft — daar vallen nadrukkelijk ook mbo-studenten onder — eenmalig €165 per maand krijgt. Dat is een forse bijdrage.

Maar ik begrijp ook wel de gedachte achter het amendement, want er blijft natuurlijk altijd een groep over. De groep die overblijft, zijn de studenten op het mbo die in hun laatste jaar zitten — daar zou de onrechtvaardigheid zitten — die niet uitwonend zijn en die ook geen aanvullende beurs krijgen. Het is in die zin wel een hele specifieke doelgroep. Ik zal beginnen met de appreciatie van het amendement. Ik ontraad het amendement. Dat doe ik niet omdat ik het niet sympathiek vind, maar omdat ik het niet proportioneel vind. Het is verhoudingsgewijs een klein nadeel. De heer El Yassini sprak over nog geen €5 per maand. Er is sprake van een zeer complex uitvoeringsproces, dat allerlei aanpassingen vraagt. Kort samengevat: de beschreven variant kan niet op korte termijn worden uitgevoerd door DUO. Dat kan gewoon niet, gegeven al het werk dat men heeft bij de herinvoering van de basisbeurs. Je zou wel een eenvoudige regeling kunnen treffen, maar dan zou DUO een peilmoment moeten kiezen, bijvoorbeeld 1 oktober, en dan naar iedereen die beurs overboeken. Dat is een eenmalige uitkering en die kent allerlei risico's op oneigenlijk gebruik. Ook dat is in mijn ogen niet proportioneel.

Er zijn ook uitvoeringskosten. Het kost ongeveer 1 miljoen. Dan kunt u misschien zeggen "wat is 1 miljoen?", maar ook voor DUO geldt: 1 miljoen zijn 5.000 werkuren. Die 5.000 werkuren, zo simpel is het, kunnen niet aan iets anders worden besteed. Waar ze dan niet aan worden besteed, is aan DUO. Dat kan in de klantbehandeling zijn. Dat kan in de uitvoering van de basisbeurs zijn. Maar het is toch weer lengte keer breedte, dus het komt uiteindelijk aan iets niet ten goede. Ik vind dat veel.

Ten slotte de dekking. De dekking is niet correct. Het bedrag dat u heeft gevonden op de aanvullende post van het ministerie van Financiën, staat precies daar: op de aanvullende post van het ministerie van Financiën. Daar staan reserveringen die bedoeld zijn voor de herinvoering van de basisbeurs. Wat we daarvoor nodig hebben, is overgeboekt. Wat daar staat, is niet van OCW. Dat zal ook niet van OCW worden. We weten allemaal wat de huidige financiële opdracht is waar we voor staan. Dat geld is louter en uitsluitend beschikbaar gesteld voor de herinvoering van de basisbeurs. Als het daar niet voor wordt aangewend, dan gaat het echt terug naar de schatkist. Met deze dekking kan het kabinet — ik spreek hier namens het kabinet — dus niet akkoord gaan.

Ik heb al gezegd dat wij geprobeerd hebben om de studenten in het komende jaar zo goed mogelijk te bedienen. Ik noemde al dat wij 500 miljoen beschikbaar hebben gesteld voor een eenmalige verhoging van de uitwonende basisbeurs. Dat hebben we met Prinsjesdag aangekondigd. Dat is voor alle studenten, voor mbo-, hbo- en wo-studenten. Daarnaast profiteren mbo-studenten van de verhoging van de zorgtoeslag en de verhoging van het minimumloon. Dat is ook belangrijk. Vele werken er ook bij.

Samengevat, nogmaals, ik snap en waardeer de gedachte achter het amendement. Misschien denkt u ook wel: goh, de minister heeft meerdere redenen waarom hij de appreciatie "ontraden" geeft. Dat is omdat voor mij al deze redenen wel bij elkaar optellen. Ik zie daarmee veel problemen komen. Ik vind het eerlijk gezegd, ook al is het sympathiek, niet proportioneel. Ik zou die 7 miljoen elders in mijn begroting moeten vinden. We gaan dan dus 7 miljoen korten in het onderwijs. We gaan DUO vragen 5.000 uren niet te besteden aan andere belangrijke taken die ze hebben. We gaan 1 miljoen uitgeven aan uitvoeringskosten die we niet willen. Er zijn een heleboel groepen die we wel bedienen. Nogmaals, het gaat over de studenten met inkomens boven de inkomens die wij de middeninkomens hebben genoemd, die niet uitwonend zijn en die het jaar daarna niet meer studeren. Dat is een groep. Die bestaat. Maar ik denk dat het niet proportioneel is om deze middelen en deze uitvoeringskracht hieraan te besteden.

De voorzitter:

Volgens mij is uw betoog helder. Of de heer De Hoop het ermee eens is, weet ik niet. Daar ga ik ook niet over, maar het woord is nu in ieder geval aan de heer De Hoop namens de PvdA voor zijn interruptie.

De heer De Hoop (PvdA):

Dit was een heel uitgebreid antwoord, met heel veel onderdelen waarop ik individueel zou willen ingaan. Maar dat lijkt me niet verstandig.

Allereerst deze constatering. Ik had deze uitgebreide toelichting heel graag al in de schriftelijke beantwoording gehad, met de oplossingen waarnaar de minister zelf wel of niet had gekeken en de redenen waarom dat niet het geval was. Dan had ik hier in het debat ook een andere bijdrage gehad. Dat had ik voor de zorgvuldigheid prettig gevonden.

Dan de constatering dat de €5 per maand niet helemaal klopt. Ik heb net zelf nog even gekeken. Het gaat om een halfjaar waarin dat gat van €59 zit. Dat zou dus €10 per maand zijn. Dat zeg ik allereerst. Het maakt verder niet uit, maar ik denk dat dit toch even goed is om aan te geven.

De opmerking van de minister over de dekking snap ik. Ik had ook naar andere mogelijkheden willen kijken. Dat hebben we ook geprobeerd. Dit is het eerste waarvan we dachten dat het mogelijk zou kunnen zijn, omdat het wel gekoppeld was aan de basisbeurs. Nou ja, daarvan heeft de minister een ander beeld.

Ik moet zeggen dat ik de opmerking over de proportionaliteit niet deel. Als je het hebt over proportionaliteit: deze groep komt natuurlijk juist in aanraking met heel veel hogere lasten.

Dan één vraag waarop ik graag antwoord zou willen hebben. De minister schreef in de beantwoording dat deze groep van 120.000 bol-studenten eventueel zou kunnen bijlenen om die lasten te dragen. Maar er is ook een deel van deze groep die de mogelijkheid om bij te lenen niet heeft. Hoe kijkt de minister daarnaar?

Minister Dijkgraaf:

Ik begrijp de vraag niet helemaal. Welke groep bedoelt de heer De Hoop precies?

De voorzitter:

Meneer De Hoop, kunt u dat nader specificeren?

De heer De Hoop (PvdA):

Zoals ik het begrepen heb, bestaat de groep uit 120.000 studenten met een basisbeurs en zou een deel daarvan geen aanspraak kunnen maken op extra lenen. Ik kan het even niet scherper maken dan het nu is. Laten we dan in ieder geval kijken of iedereen die binnen deze groep valt, daadwerkelijk meer zou kunnen lenen om deze extra lasten te dragen. Ik zou het prettig vinden als de minister nog even zou willen kijken naar de zorg die ik op dit punt heb. Ik heb het idee dat de appreciatie niet verandert, maar dat zij dan zo.

Minister Dijkgraaf:

Ik begrijp dat de heer De Hoop vraagt om een toelichting op het antwoord op de schriftelijke vragen. Dat wil ik met alle plezier toezeggen. Daar komen we dus nog schriftelijk op terug.

Ik wil nog wel een keer herhalen dat ik echt veel sympathie heb voor het voorstel en het ook op geen enkele manier wil kleineren. Ik vind het belangrijk dat u opkomt voor de studenten en dat ook ziet. Nogmaals, op een gegeven moment moet je een afweging maken tussen wat het kost en wat het oplevert. Dat is een afweging die je regelmatig moet maken. Die moet ik ook als minister regelmatig maken, omdat er veel gevraagd wordt van het onderwijs. Ook al maken wij deze afweging misschien verschillend, dan nog apprecieer ik de geest van dit amendement. Maar nogmaals, ik maak hierin een andere afweging.

De voorzitter:

Dan noteren we "ontraden" bij dit amendement.

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit debat. Ik dank de minister voor zijn inbreng en uiteraard ook de leden van de Kamer, in het bijzonder de heer De Hoop in dit geval.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over het amendement en het wetsvoorstel zijn aanstaande dinsdag.

De vergadering wordt van 11.21 uur tot 11.32 uur geschorst.

Naar boven