12 Vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden ( 34807 ).

De voorzitter:

Aan de orde is de Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en Provinciale Staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden (34807). We zijn iets later begonnen omdat wij in afwachting zijn van de eerste spreker. Hij heeft zich nog niet gemeld, maar omdat de andere leden wel in de zaal aanwezig zijn, gaan we meteen door naar de tweede spreker van vandaag, mevrouw Özütok, die zich voor zes minuten heeft ingeschreven. Vanzelfsprekend verwelkom ik de minister die al even in de zaal aanwezig was.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Özütok.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Voor ons liggen twee wijzigingen van de Gemeentewet en de Provinciewet, waarmee we de lokale en provinciale volksvertegenwoordiging meer autonomie geven om hun eigen bestuurlijke organisatie beter in te richten. Wat GroenLinks betreft past deze autonomie goed in ons bestuurlijk stelsel. Het zijn immers de gemeenteraden en Provinciale Staten die in een specifiek geval het beste kunnen beoordelen of, en op welke manier, een ontheffing van het vereiste van ingezetenschap van hun wethouders en gedeputeerden van toepassing is. Daarnaast is de wetswijziging volgens mijn fractie ook goed omdat ze zorgt dat gemeenteraden en Provinciale Staten de juiste mensen op de juiste plek kunnen benoemen. Zeker voor kleine gemeenten is het voor een partij lang niet altijd makkelijk om binnen de gemeente een geschikte wethouder te vinden. Als er dan iemand van buiten wordt gevonden en deze persoon kan moeilijk een woning vinden, of iemand gaat de functie in deeltijd vervullen, of iemand stapt halverwege een raadsperiode voor korte tijd nog in, dan is het goed dat gemeenteraden zo'n wethouder kunnen toestaan buiten de gemeente te blijven wonen.

Mijn fractie heeft ten aanzien van dit onderdeel van het voorliggende wetsvoorstel nog wel een aantal vragen aan de minister. De oorspronkelijke planning was dat deze wetswijziging van kracht zou zijn op het moment dat de nieuwe wethouders, na de recente gemeenteraadsverkiezingen, werden beëdigd en dat ze volgens het nieuwe wettelijke kader dan ontheffing zouden kunnen krijgen. Kan de minister aangeven hoe dit wetsvoorstel, als dat bijvoorbeeld per 1 januari 2019 ingaat, van invloed is op de reeds gegeven ontheffingen? Kan de minister ook aangeven hoeveel wethouders en gedeputeerden er op dit moment gebruikmaken van de nu geldende ontheffing? Acht zij de huidige ontheffingsmogelijkheden voor burgemeesters en commissarissen van de Koning adequaat? Hoe zit het eigenlijk met het woonplaatsvereiste voor voorzitters van waterschappen?

Voorzitter. De tweede wijziging die we met de nota van wijziging hebben ontvangen, ziet op de mogelijkheid om gemeenteraden en Provinciale Staten voorzitters van buiten de raad of Staten aan te laten wijzen voor raadscommissies en Statencommissies. Ook dit voorstel geeft lokale en provinciale volksvertegenwoordigingen meer autonomie. Dat is een goede zaak. Vooral voor kleine gemeenten ziet mijn fractie de meerwaarde van de mogelijkheid om externe voorzitters te kunnen benoemen omdat de werkdruk voor raadsleden nu al erg hoog is en er dan nog maar weinig gegadigden zullen zijn om de taak van voorzitter op zich te nemen. Wel heeft mijn fractie nog enige zorg. Het zou immers niet goed zijn als er een heel circuit van betaalde beroepsvoorzitters gaat ontstaan die zonder enige binding in allerlei gemeenten voorzitterschappen gaan bekleden. Kan de minister aangeven hoe dit voorkomen wordt? Is zij bereid om met gemeenten te spreken over deze onwenselijkheid? Kan zij aangeven hoe het precies zit met vergoedingen voor onafhankelijke voorzitters van raads- en Statencommissies? Verder is mijn fractie benieuwd of de minister een indicatie kan geven van hoeveel gemeenten en provincies behoefte hebben aan deze wettelijke mogelijkheid.

Concluderend, voorzitter: GroenLinks staat positief tegenover de voorgestelde wijziging, maar we zijn nog wel benieuwd naar de reactie van de minister op de gestelde vragen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik over naar de heer Van den Bosch van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Van den Bosch (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb de eer om te vertellen dat mijn bijdrage mede namens de CDA-fractie en de ChristenUniefractie is. Dat is net geen meerderheid, maar het scheelt niet veel.

Voorzitter. De fracties zijn tevreden met het voorstel om de bevoegdheid van raad en Staten te verruimen om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden, het zogenaamde woonplaatsvereiste. Het is een voorbeeld van een wet die goed ondersteunend is aan de praktijk, want we zien al langer dat gemeenten hun bestuurders van buiten de gemeentegrenzen aantrekken. Niet elke gemeente is even groot. Soms kan het lastig zijn om binnen de eigen gemeente geschikte bestuurders te vinden en woont de beste kandidaat een gemeente verderop.

Nu is het echter elk jaar zaak om deze bestuurder dan onofficieel te ontheffen van het woonplaatsvereiste. Onze drie fracties zijn van mening dat het goed is dit proces te vergemakkelijken. Zoals de minister deze wijziging nu voorstelt, blijft voor de concrete invulling de autonomie bij raden en Staten. Ook dat vinden wij goed. Het biedt hen voornamelijk meer vrijheid om het in te vullen naar eigen gemak.

De voorzitter:

Ik onderbreek u even voor een interruptie van de heer Bosma van de PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Een vraag aan de drie fracties dan. Als wethouders straks niet meer in die gemeenten hoeven te wonen, waarom zou dat dan wel voor raadsleden moeten gelden?

De heer Van den Bosch (VVD):

Ik ga zo nog in op wat je van wethouders mag verwachten. Bij wethouders en gedeputeerden zie je nu dat de praktijk al is dat ze van buiten komen. Wethouders komen soms uit een buurgemeente. Ik vind dat we nog niet moeten toestaan dat raadsleden van buiten kunnen komen. Dat geldt wat mij betreft ook voor de burgemeester. Ze kunnen van buiten komen, maar ze moeten in die gemeente werken en wonen. Ik vind dat met een wethouder toch iets anders. Ik ga er zo nog iets over zeggen, maar dat vind ik toch echt wel een groot verschil.

De heer Martin Bosma (PVV):

Maar waarom dan?

De heer Van den Bosch (VVD):

Omdat de raadsleden uiteindelijk het mandaat van hun bevolking hebben — ze zijn gekozen door de bevolking van die gemeente — terwijl een wethouder een mandaat heeft van de gemeenteraad. De gemeenteraad kan afwegen of een wethouder goed functioneert, of hij het goed doet in die gemeente, of hij zijn best doet et cetera.

De voorzitter:

Slotopmerking.

De heer Martin Bosma (PVV):

Kunnen we dan ook niet in een glijdende schaal raken? Vroeger was het ongehoord dat een wethouder niet in zijn gemeente woonde. Dat gaat nu wel mogelijk worden. De volgende stap is zeggen dat gemeenteraadsleden ook niet meer in de gemeente hoeven te wonen. Dat is toch eigenlijk een hele logische stap?

De heer Van den Bosch (VVD):

Wat betreft de VVD is het zeker geen glijdende schaal. Voor ons zou die volgende stap echt uitgesloten zijn. Raadsleden gekozen in hun gemeente, horen daar te wonen. Ik zei net ook al dat dat wat ons betreft ook geldt voor de burgemeester, die binnen een jaar ook in de gemeente hoort te wonen. Ik ga zo nog even verder in op waarom ik dat hierbij toch echt anders vind.

Voorzitter, ik ga verder. Op deze manier hoeven zij dus niet elk jaar — want dat gebeurt dus nu, zeg ik ook tegen de heer Bosma — speciale vergaderingen te houden over de ontheffing, want de praktijk is natuurlijk al zo. Daardoor blijft er meer tijd over voor lokale vraagstukken. Het blijft, zeg ik ook aan mijn collega, zeker in gemeenten en provincies natuurlijk wel zaak om met de poten in de lokale modder te staan. Maar wij hebben er vertrouwen in dat dat sowieso evident is voor lokale bestuurders, en als lokale bestuurders dat niet doen, zullen het lokale bestuur en de lokale raad ingrijpen. Daar ben ik echt van overtuigd.

Daarnaast zijn onze fracties zeer tevreden met de snelheid van de minister om met een nota van wijziging te komen naar aanleiding van het verzoek van de Kamer om de Gemeente- en de Provinciewet zo te wijzigen dat gemeenteraden en Staten zelf kunnen beslissen hoe ze het voorzitterschap van commissies inrichten. Simpel gezegd, je hoeft geen lid meer te zijn van de raad of de Staten om voorzitter te zijn. Dat levert met name kleine gemeenteraden extra capaciteit op om hun volksvertegenwoordigende rol te gaan invullen. Men kan dankzij deze wijziging nu de beste en ook de meest enthousiaste externe kandidaat uitzoeken als voorzitter. Ik denk dat in de praktijk, en dat zag je ook in Nederland vroeger al, voordat de vorige minister zei dat het niet mag, vaak ook voormalig raadsleden dan bijvoorbeeld die functie gaan vervullen. Misschien gaat de minister daar zo ook nog even op in. Ik heb er wel vertrouwen in dat dat zo werkt, over het algemeen, want zij hebben ook een band met de gemeenteraad. Je ziet in de praktijk en zag in de praktijk dat dat gebeurde. Maar goed, daar komen we nog wel op terug.

Onze drie fracties denken dan ook dat veel gemeenteraden hier erg blij mee zullen zijn, omdat ook dit hen weer meer ruimte geeft om met lokale vraagstukken aan de slag te gaan. Zo maken we het lokale bestuur weer een stukje beter.

Voorzitter. Ten slotte. Misschien is dit niet het meest sexy onderwerp op de agenda van de Kamer. We halen er waarschijnlijk ook de voorpagina van de kranten niet mee, al wordt dat zo meteen misschien anders, als de laatste spreker aan het woord komt. Maar deze twee wijzigingen voegen echt iets toe aan de kwaliteit van het lokale bestuur. We bieden meer ruimte aan raden en Staten om in te vullen hoe zij bepaalde dingen willen vormgeven. Dat is hoe in ieder geval de VVD de overheid graag ziet: niet meer regels, maar vooral makkelijker, en heel goed maatwerk leveren. Daarom verwacht ik te kunnen eindigen met de opmerking dat zowel de ChristenUnie als het CDA en de VVD met een goed gevoel voor het voorliggende wetsontwerp zullen gaan stemmen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik van de zijde van de Kamer het woord aan mevrouw Den Boer van D66. Ik zie de heer Bosma zich rustig warmlopen.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Dat lijkt me ook heel verstandig met deze temperaturen. Vandaag spreken we over een wet die ervoor zorgt dat er meer recht wordt gedaan aan lokale autonomie. Of het nu gaat om een uitzondering op de regel dat wethouders in hun gemeente moeten wonen of om het voorzitten van raadscommissies door externen, gemeenteraden moeten zelf hun keuzes mogen maken. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de Provinciale Staten. D66 staat dan ook positief tegenover dit wetsvoorstel, waarin de Gemeentewet en de Provinciewet op twee punten gewijzigd worden.

Voorzitter. De eerste wijziging gaat over de regel dat wethouders en gedeputeerden moeten wonen in de gemeente of provincie die zij besturen. Dat is een logische plicht. Bestuurders moeten binding hebben met de stad of de regio die ze besturen. Om uitzonderlijke redenen kan het echter zo zijn dat een wethouder niet in de gemeente woont. Wellicht woont hij of zij net aan de verkeerde kant van de straat, maar feitelijk wel in de gemeenschap. Nu is het zo dat een uitzondering op deze regel alleen tijdelijk kan zijn. Die uitzondering moet dus elk jaar opnieuw verlengd worden. De voorliggende wetswijziging regelt dat de gemeenteraad zelf mag bepalen of en hoe lang er een uitzondering geldt voor de wethouder in kwestie. Zo is maatwerk mogelijk. Dat is mede nodig omdat nu soms de wet wordt overtreden. Wethouders blijven aan terwijl de uitzondering al niet meer geldig is. In zo'n situatie horen zij ontslag te nemen.

Ik heb nog een korte vraag aan de minister over het woonplaatsvereiste voor burgemeesters. Voor burgervaders of burgermoeders van een gemeente, die soms voor lange tijd aanblijven, bestaat terecht de norm dat ze in de gemeente wonen, zeker omdat de burgemeester ook veiligheidstaken heeft, waarvoor hij of zij soms snel ter plaatse moet zijn. Daarom mag een burgemeester volgens de Gemeentewet slechts in uitzonderlijke gevallen drie jaar buiten zijn of haar gemeente wonen. Uit recent onderzoek van het Brabants Dagblad bleek echter dat de regels in ten minste drie Brabantse gemeenten overtreden worden. Er zijn burgemeesters die soms al negen jaar buiten hun gemeente wonen. Is de minister daarvan op de hoogte? Hoe zit dat in de rest van Nederland? En wat is de reactie van de minister hierop? Ziet zij dit als een probleem? Ik hoor het graag.

Voorzitter. Tot slot. Het tweede punt van de wet is het voorstel om ervoor te zorgen dat ook niet-raadsleden een raadscommissie kunnen voorzitten. D66 vindt dat een goed voorstel en heeft samen met andere partijen een motie hiertoe ingediend. Op deze manier kunnen raadsleden in kleine gemeenten of kleine fracties ontlast worden. De gemeenteraden kunnen zelf regels opstellen ten aanzien van het voorzitterschap. Zal de minister gemeenten informeren over deze wetswijziging?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik als laatste graag het woord aan de heer Bosma van de PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dank u wel. Ik denk dat ik ook de spreektijd van de heer Krol maar even voor mijn rekening ga nemen vandaag.

Voorzitter. Deze wet gaat onder andere over de wethouders van Nederland. Er moet iets voor ze geregeld worden, want ze verdienen extra aandacht. Ze moeten worden gematst. Laat ik eerlijk zijn: ik ben niet zo in de stemming om dingen te regelen voor wethouders. Twee dagen geleden vond een gebeurtenis plaats van historisch belang en van nationale proportie, een inkijkje in de normen en waarden van bestuurlijk Nederland. Dinsdag was er een landelijke bijeenkomst van de VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Er waren maar liefst 3.000 mensen; de meesten waren burgemeesters en wethouders. Deze mensen deugen ontzettend. Ze waaien mee met elke wind om hun carrière maar te bespoedigen. Of het nou gaat om diversiteit, transseksuele toiletten, de oorlog tegen Zwarte Piet, de hysterie tegen gas of het klimaat en de ijsbeertjes, altijd hobbelen ze als makke schapen achter alle linkse modes aan, deugdsignalen strooiend als pepernoten. Ze weten ook wie hun vijanden zijn. Noem de naam "Trump" en ze vallen schuimbekkend op de grond. Zeg "Wilders" en ze gaan spontaan de straat op om handtekeningen op te halen. Zeg "populisten" en ze rollen hun mouwen op. Roep "Telegraaf" en ze beginnen te gillen.

De poging tot een grap op het congres van de VNG van een zesentwintigsterangs auteur is geen grap. Het is een mening, een mening die breed wordt gedragen door 3.000 burgemeesters en wethouders min eentje. De columnist van D66-krant NRC Handelsblad blijkt gewoon ongelofelijk goed in het precies aanvoelen en aanspreken van de groepsgeest, de kuddemoraal die in zo'n zaal hangt. Hij voelt perfect aan wat hij moet zeggen; hij zegt wat iedereen denkt. De lachexplosie die volgt, is een onderkenning van de groepsmoraal: kijk ons eens deugen, kijk ons eens aan de goede kant van de geschiedenis staan. Het applaus vormt een bevestiging van de vleesgeworden intolerantie en de eenzijdige opbouw van onze bestuurselite. Er is niemand die daar zegt: hoezo, het werd tijd voor een aanslag? Integendeel. Een aanslag op de Telegraaf? Ha, ha, ha, dat zal de tokkies leren. Is de mocromaffia wellicht aan het werk? Ha, ha, ha, leve de diversiteit. Voor de camera's zijn ze bereid geschokt te zijn, maar als ze onder elkaar zijn, valt het masker.

Komrij schreef een gedicht over dit soort lieden, meteen na de moord op Fortuijn:

"Hij heeft nog nooit gedanst. Hij kent zijn doel.

Nog nooit is op zijn vale klerkensmoel

Zomaar een lach verschenen, maar die nacht,

Nadat de gek de nar had omgebracht,

Kroop hij zijn bed uit, glimmend van de pret,

En maakte onbespied een pirouette.

Dank, dank, dank, riep hij, het monster is geveld.

Hij oefende het woord 'geschokt' voor morgen

En sliep als twintig ossen kunnen slapen.

Straks is hij, voor de camera, vol zorgen.

Natuurlijk is hij zwaar tegen geweld.

Daar klinkt verdomd weer zijn belegen lied.

Hij loopt op straat, ondragelijk rechtschapen,

En ziet nog steeds het echte monster niet."

Voorzitter. Pim Fortuijn had gelijk: we leven in een verweesde samenleving. De elites die voor ons zouden moeten opkomen, draaien hun rug naar ons toe. Ze kijken op ons neer. Het volk is een sta-in-de-weg op weg naar de multiculturele heilstaat. Bek dicht en doormarcheren. Het applaus op het VNG-congres voor een aanslag toont aan dat we geregeerd worden door een elite zonder moraal. Geweld en haat zijn prima. Zie de PvdA-burgemeester van Dokkum, die gezellig naar Amsterdam gaat om te onderhandelen met de terroristen van Kick Out Zwarte Piet. Zie GroenLinks, dat samen met de AFA demonstreert. Zie het actieverleden van de campagneleider van die partij. Zie de liefde voor Pol Pot en Mao van de voormalige leider van GroenLinks en de voorzitter van de VO-raad. En zie ook de haat in de nieuwjaarsspeech van de toenmalige locoburgemeester Ollongren in een D66-bierkelder, waarin ze ertoe opriep verkiezingen niet te erkennen als de verkeerde partij wint, of partijgenosse Thom de Graaf, die ondragelijk rechtschapen Pim Fortuijn in verband brengt met Anne Frank.

Het wetsontwerp dat we vandaag behandelen, vloeit typisch voort uit het wereldbeeld van D66 en Ollongren, zoals al haar maatregelen ideologisch gedreven zijn. Het referendum moet kapot, want het volk moet zwijgen. Meer dan 30 gemeenten worden met één pennenstreek vernietigd, want het bestuur moet zo ver mogelijk bij de burger vandaan. De Stasi die EUvsDisinfo heet en die jaagt op het zogenaamde nepnieuws, moet floreren, vindt zij. En nu wil ze dat wethouders niet eens meer in hun eigen gemeente hoeven te wonen. Nogmaals, lees de nieuwsjaarstoespraak van Ollongren en je weet hoe laat het is. Als je wilt weten hoe de toekomst er voor Nederland uitziet, ga dan naar de binnenstad van Amsterdam. Daar is nog nauwelijks iets Nederlands aan. De Nederlandse taal wordt er steeds meer gemarginaliseerd. Steeds meer etalageruiten spreken Engels. In veel horecagelegenheden kent niemand Nederlands, de taal van de inboorlingen dus. In winkels verstaan ze je niet. Ondertussen vecht je je door hasjwolken en kots van buitenlandse toeristen.

Voorzitter. Hoe is het zo gekomen? Hoe is een van de mooiste stukjes Nederland verworden tot een internationaal partycentrum? Antwoord: Ollongren, die als wethouder Binnenstad het centrum heeft ontnederlandst. Een oikofobische fantasie is werkelijkheid geworden. En waarom? Omdat Nederland niet zo veel waard is voor onze kosmopolitische elite: het is achterlijk, van de tokkies, nationalistisch of zoiets. Universiteiten worden onder een D66-minister verengelst. Buitenlandse studenten zijn er vaak in de meerderheid. Ze hebben soms geen idee in welk land ze verblijven. Ze zijn hier niet thuis; ze zijn onderweg. We lezen vandaag in de Volkskrant dat in musea de policorsekte bepaalde woorden gaat verbieden. Het woord "wij" mag niet meer. Er mag geen wij meer bestaan, net zoals er geen Nederlands volk meer mag bestaan. Dat is maar racistisch. We mogen geen geschiedenis meer hebben, behalve de slavernij en de kruistochten natuurlijk. We mogen nergens meer trots op zijn. We mogen geen wortels meer hebben. Dat alles is de ideologie en de praktijk van Ollongren en D66.

De Amerikaanse filosoof Christopher Lasch heeft het zo prachtig beschreven in zijn mooie boek The revolt of the elites, de opstand van de elites. Hij zegt: de nieuwe elites zijn alleen thuis als ze onderweg zijn, op weg naar een belangrijke conferentie, naar de opening van een nieuw filiaal, naar een internationaal filmfestival of naar een toeristenresort. Daaraan voeg ik toe: of op weg naar een VNG-congres. Lasch zegt: de elites zijn geen burgers, maar ze kijken door de ogen van toeristen naar de landen waar ze op dat moment even verblijven. Ook onze gemeenten, zo vindt Ollongren, moeten geregeerd worden door wortelloze mensen die altijd onderweg zijn: dan weer even wethouder in Maastricht, dan weer even in Meppel. Geen lokale binding, maar een baantjescarrousel van inwisselbare consultants.

De voorzitter:

Meneer Bosma, als u spreekt over de minister van Binnenlandse Zaken hechten wij er in dit huis aan dat u spreekt over "de minister van Binnenlandse Zaken". Als u het over de wethouder heeft noemt u de naam, prima, maar ik wil u vragen om over de minister te spreken als "de minister van Binnenlandse Zaken". Gaat u verder.

De heer Martin Bosma (PVV):

Als je toch altijd maar onderweg bent, waarom zou je er dan moeten wonen? Vraag aan de minister van Binnenlandse Zaken: als wethouders en gedeputeerden niet meer in een gemeente hoeven te wonen, waarom moeten gemeenteraadsleden en leden van Provinciale Staten dat dan wel? Zou de minister het prima vinden als alle gemeenteraadsleden straks gewoon in de grachtengordel wonen en alle wethouders ook?

Niet alleen mogen we van de minister en haar kosmopolitische D66-trawanten geen nationale wortels meer hebben — geen Zwarte Piet, Engels op de universiteiten, de macht overgedragen aan Brussel, massa-immigratie, de geschiedenis teruggebracht tot slavernij en kruistochten — we mogen ook geen lokale wortels meer hebben. Zie de vernietiging van tientallen gemeenten, zie de totale internationalisering van de Amsterdamse binnenstad en zie dit wetsvoorstel.

Voorzitter. Deze minister, de meest impopulaire minister van Nederland, praat vooral namens de elites, die alleen onderweg thuis zijn en die geen wortels hebben in Nederland, die toeristen zijn in eigen stad of land. Het zijn toevallige passanten, wortelloze mensen, kosmopolitische consultants die straks overal en nergens wethouder gaan worden, die hun deugende handjes blauw klappen op het congres van de VNG: hahaha, een aanslag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister heeft om een korte schorsing gevraagd.

De vergadering wordt van 14.56 uur tot 15.05 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken. Zij wil graag dat het spreekgestoelte omhooggaat. Fantastisch!

Minister Ollongren:

Ja, voorzitter, dank u wel. Dat spreekt een stuk makkelijker.

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen gaat over twee zaken. De bevoegdheid van de raad om wethouders ontheffing van het woonplaatsvereiste te verlenen, wordt verruimd. En het voorschrift dat een raadscommissie door een raadslid moet worden voorgezeten, vervalt. Beide voorstellen berusten op moties die zijn aangenomen in uw Kamer. Het zijn moties die zien op meer ruimte voor lokaal maatwerk. Dat is ook mijn agenda. In dat opzicht ben ik blij dat we op deze twee punten al vooruitgang kunnen boeken, want dat heeft natuurlijk alles te maken met het vertrouwen dat we ook hier uitspreken in de lokale democratie, namelijk het geven van ruimte. Voor de goede orde wijs ik erop dat in beide gevallen ook de Provinciewet wordt gewijzigd, maar in het vervolg van mijn betoog heb ik het gewoon over de Gemeentewet. Daar gaan de meeste vragen eigenlijk over.

Om te beginnen het woonplaatsvereiste. Dat onderwerp is sinds de invoering van de dualisering in 2002 — toen werd het mogelijk om wethouders van buiten de gemeente aan te trekken — wel vaker besproken. Destijds heeft de regering voorgesteld om de raad daar volledig vrij in te laten. Maar toen bestond in de Tweede Kamer de vrees dat er dan een soort rondreizend circus van wethouders zou ontstaan. De duur van de ontheffing werd toen door een amendement vanuit de Kamer beperkt tot één jaar. In de praktijk is gebleken dat één jaar onvoldoende was om aan het woonplaatsvereiste te kunnen voldoen. Dat leidde ertoe dat wethouders met instemming van hun raad langer buiten de gemeente bleven wonen, terwijl daar dan eigenlijk geen grondslag voor was. In 2007 is toen de mogelijkheid in de wet opgenomen dat in bijzondere gevallen, natuurlijk voorzien van een motivering, de ontheffing telkens met een jaar kon worden verlengd. Daarna werd de praktijk dus wetsconform. Dat was belangrijk, maar de jaarlijkse verlengingsbesluiten werden eigenlijk meer als een administratieve last ervaren dan als een echt afwegingsmoment.

Het voorliggende wetsvoorstel voorziet erin, de raad een ongeclausuleerde ontheffingsbevoegdheid te geven ter vervanging van het systeem van de jaarlijkse verlenging. Dat betekent dat de raad bevoegd is om naar eigen inzicht ontheffing van het woonplaatsvereiste te verlenen. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan een motie van uw Kamer, de motie-Litjens. Zoals gezegd was dat een motie die vooral ruimte gaf aan de lokale autonomie.

Het voorzitterschap van de raadscommissies is het tweede onderwerp waar we vandaag over spreken. Daarbij gaat het ook om de uitvoering van een motie, namelijk de motie-Koopmans. Maar ere wie ere toekomt: die motie is door het lid Van den Bosch geïnitieerd. Op dit moment schrijft de Gemeentewet voor dat de voorzitter van een dergelijke commissie lid van de gemeenteraad moet zijn. Voorgesteld wordt om die norm los te laten en de keuze omtrent het voorzitterschap van raadscommissies aan de raad over te laten. Met name raadsleden van kleinere fracties en in kleinere gemeenten ervaren het feit dat ze ook het voorzitterschap van een commissie moeten uitoefenen als een zware tijdsbelasting. Ze willen meer tijd overhouden voor hun taken als volksvertegenwoordiger, dus hun controlerende taak en hun taak in de gemeente. Bovendien hebben we via de Experimentenwet meer ervaring opgedaan. Ook daar is deze wens vaak geuit. Met deze wetswijziging is het aan de gemeenteraad zelf om bij verordening regels te stellen over het voorzitterschap van raadscommissies. De raad kan er nog steeds voor kiezen om gewoon een raadslid te benoemen tot voorzitter, maar dat kan voortaan ook als het commissielid geen lid is van de gemeenteraad, bijvoorbeeld als het gaat om een duoraadslid. Ook kan de raad kiezen voor een externe, technische voorzitter. Mocht daarvoor gekozen worden, dan is het ook aan de betreffende gemeenteraad om te bepalen of daar een bezoldiging bij hoort of niet.

In de brieven die uw Kamer heeft gekregen, heb ik gezegd dat ik in overleg met de koepels wil bezien op welke punten de organieke wetgeving nog meer aangepast kan worden om nóg meer ruimte voor maatwerk te creëren. De uitkomsten daarvan zal ik begin volgend jaar naar uw Kamer sturen. Voorzitter, dit was in algemene zin een reactie op het gevraagde.

Er waren nog specifieke vragen. Die zal ik nu graag beantwoorden. Mevrouw Özütok vroeg hoeveel wethouders en gedeputeerden op dit moment ontheffing hebben van het woonplaatsvereiste. Op dit moment is er voor zover mij bekend slechts één gedeputeerde van buiten. Wat de wethouders betreft zijn de laatste cijfers waarover ik beschik uit 2016. Toen ging het over 9% van de wethouders die van buiten de gemeente komen en ontheffing hebben gekregen van het woonplaatsvereiste. Dus ik weet niet hoe het nu is. Er zijn natuurlijk ook nieuwe colleges en nieuwe wethouders aangetreden. Die cijfers heb ik nog niet. Maar als je uitgaat van dat percentage en het totaalaantal wethouders, schat ik dat het er ongeveer 100 zijn in Nederland.

Mevrouw Özütok vroeg ook of het voor burgemeesters en CdK's wel adequaat is geregeld. Ik denk het wel. Er is in 2016 een verruiming geweest voor burgemeesters. De burgemeester moet wel in de gemeente wonen, maar de raad kan voor het eerste jaar ontheffing verlenen. Dat was de situatie. In 2016 is bepaald dat de commissaris van de Koning in bijzondere gevallen de ontheffing tweemaal met een jaar kan verlengen. Dat is de situatie sinds 2016. Die is in mijn ogen adequaat en het wetsvoorstel voorziet niet in een wijziging hiervan. Wat de commissaris van de Koning betreft is er geen mogelijkheid voor ontheffing, maar het heeft in de praktijk ook niet tot problemen geleid.

Mevrouw Özütok vroeg of de invoering, die per 1 januari zou kunnen, invloed heeft op reeds verleende ontheffingen. In de techniek werkt het gewoon zo dat de gemeenteraden zich moeten houden aan de wet. Zij kunnen dus een ontheffing verlenen voor een jaar op basis van de bestaande wet. Als de wetswijziging in werking treedt, kunnen de gemeenteraden een nieuw besluit nemen. Dat zou kunnen gaan, als zij dat willen, over de resterende periode waarvoor zij dan nog een keer kunnen ontheffen. Maar dat is hun keuze.

Mevrouw Den Boer wees erop dat er in Brabant drie burgemeesters zouden zijn die langer buiten hun gemeenten wonen en of ik daarmee bekend ben. Er is mij inderdaad bekend dat dit in een enkel geval is voorgekomen. Het is ook onderwerp van gesprek met de commissarissen van de Koning. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat de burgemeester dit ook met de raad bespreekt waar dit aan de orde is. Het wettelijk uitgangspunt van het ingezetenschap van burgemeesters geldt. Ik vind dat belangrijk. De burgemeester is het boegbeeld van de gemeente en gaat inderdaad, zoals net ook werd gezegd, over openbare orde en veiligheid. Dus die nabijheid en het ingezetenschap is echt belangrijk.

Over de voorzitters van de raadscommissies zei mevrouw Özütok dat dit misschien ook wel uitlokt dat mensen een soort van rondreizend voorzitter worden, omdat die mogelijkheid ontstaat. Ik ben daar niet zo bang voor. Gemeenten gaan er zelf over en kunnen ook zelf kiezen of het gewoon een raadslid wordt, een commissielid, geen lid van de raad, of — de derde optie — een technisch voorzitter van buiten. Ze kiezen daarin zelf. Ik denk ook, ook op basis van de verzoeken die wij kennen van gemeenten, dat het inderdaad vaak bijvoorbeeld oud-raadsleden zullen zijn of mensen die in het verleden betrokken zijn geweest bij de lokale politiek. Het is aan de raden zelf om te bepalen of daar ook een vergoeding tegenover staat. En ik denk dat die vergoeding niet zodanig zal zijn dat het een prikkel is om dit te gaan doen, maar dat het echt gaat over betrokken mensen. Het is ook een technisch voorzitter, het is niet een inhoudelijke functie, maar een technisch-procedurele.

De heer Bosma vroeg nog waarom die ontheffing wel voor wethouders zou moeten gelden en niet voor raadsleden. Raadsleden zijn volksvertegenwoordigers en voor volksvertegenwoordigers geldt dat je alleen mensen in de gemeente kunt vertegenwoordigen als je zelf één van hen bent en één van degenen die je vertegenwoordigt. Dus dat staat wat mij betreft niet ter discussie. Er waren nog wat vragen. Ik realiseer me dat ik ze nu een beetje door elkaar heen doe, want ik ga weer even terug naar de gemeenten. Die zullen geïnformeerd worden, dus over de invoeringsdatum, uiteraard na goedkeuring door het parlement. Als de wet wordt aangenomen zullen ze via een circulaire worden geïnformeerd.

Mevrouw Özütok vroeg naar de waterschappen. De voorzitter van een waterschap moet ingezetene zijn van het waterschap. Wij zien geen aanleiding om dat te wijzigen. Waterschappen kunnen desgewenst de voorzitter ontheffing verlenen op basis van hun eigen reglement.

Voorzitter. Ik geloof dat ik de vragen die echt hierop zagen, heb beantwoord. Ik kom kom wel graag nog even terug op de inbreng van de heer Bosma. Een groot deel van zijn inbreng had ik al eerder gehoord in andere debatten, maar hij wees op het incident bij het VNG-congres.

Ik vind het wel belangrijk om ook hier te zeggen dat het kabinet echt in scherpe bewoordingen de aanslag op De Telegraaf heeft veroordeeld en is opgestaan om de vrije pers, een van de fundamenten van onze democratische rechtsstaat, te beschermen, bij monde van de minister-president en anderen. Bovendien heeft de burgemeester van Amsterdam onmiddellijk zijn verantwoordelijkheid genomen, ter plekke zijn betrokkenheid getoond en opgeschaald door alles op alles te zetten om de daders op te sporen. In Maastricht waar de VNG vergaderde, heeft de voorzitter van de VNG ook afstand genomen van de op het podium gemaakte opmerkingen en de daaropvolgende reactie. Ook ik heb gezegd dat ik het echt ongepast vond, buitengewoon ongelukkig. En ik, maar ook al die lokale bestuurders en zeker ook de burgemeesters die gaan over openbare orde en veiligheid en ook wethouders die zelf te maken hebben met intimidatie en agressie en geweld, veroordelen dit ten sterkste.

De heer Martin Bosma (PVV):

Die reactie van de minister van Binnenlandse Zaken heb ik inderdaad gehoord, die heb ik tot mij genomen en ik ben daar op zich blij mee. Maar tegelijkertijd is mijn ongerustheid daarmee niet weggenomen als ik kijk naar dat VNG-congres. Het zijn niet de eersten de besten die daar zitten; dat is de crème de la crème van het openbaar bestuur in Nederland, het lokaal bestuur. Daar zitten 3.000 mensen, 3.000 mensen! Dat zijn allemaal burgemeesters, allemaal wethouders, ze spelen een cruciale rol in onze democratie. En dan komt zoiets ter sprake als die verschrikkelijke aanslag in Amsterdam op het gebouw van De Telegraaf en liggen ze in een deuk. Ze vinden dat lachen na die opmerking van die meneer die voor NRC Handelsblad werkt, dat vinden ze gewoon lachen, er wordt zelfs voor geapplaudisseerd. Wat zegt dat over die mensen, wat zegt dat over de burgemeesters en wethouders van Nederland?

Minister Ollongren:

Ik vind het echt belangrijk dat de voorzitter van de VNG, Jan van Zanen, hier afstand van heeft genomen, zich heel duidelijk heeft uitgesproken hierover. Ik was op dat moment, zoals de heer Bosma misschien weet, niet bij het congres, ik ben de dag daarna er wel geweest ik heb er ook met mensen over gesproken. Natuurlijk is daar een groot gevoel van ongemak ontstaan. Het was natuurlijk geenszins de bedoeling van de aanwezige burgemeesters, de aanwezige wethouders om te suggereren dat zij daar anders in zouden zitten dan ik. Dus volgens mij betreuren zij dat; het is natuurlijk buitengewoon jammer dat het op die manier is gegaan.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat is eigenlijk geen antwoord op mijn vraag. Iedereen is bereid — daarom heb ik ook dat gedicht van Gerrit Komrij voorgedragen — om voor de camera geschokt te zijn. Dan zijn ze allemaal enorm rechtschapen en dan zeggen ze de juiste dingen. Maar die burgemeesters en die wethouders, 3.000 man sterk — 3.000 man! — dachten dat ze onder elkaar waren. Een leuk feestje, misschien wel een paar dagen daar, met een congres en nog een borreltje na afloop. Het is ze allemaal gegund, ze denken dat ze onder elkaar zijn en dan komt zo'n verschrikkelijk iets als zo'n aanslag ter sprake. Het is een cliché, maar het is waar: het is een aanslag op onze vrijheid, op de persvrijheid. Iemand van de staatsomroep, iemand uit de kunstelite maakt er een grap over op het podium en ze lachen allemaal, ze lachen allemaal, ze vinden het allemaal grappig. Ha, ha, ha, er is een aanslag op De Telegraaf. Want laten we eerlijk zijn, De Telegraaf vinden de meeste mensen die daar zijn verschrikkelijk. Nogmaals, wat zegt het over de kwaliteit van het openbaar bestuur, wat zegt het over lokaal bestuur in Nederland als 3.000 — 3.000! — burgemeesters en wethouders daarom moeten lachen?

Minister Ollongren:

Het zijn de burgemeesters in Nederland die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde en veiligheid in hun gemeente. Veel burgemeesters hebben daar ook echt mee te maken en die hebben met dat bijltje moeten hakken omdat er in hun gemeente sprake is van ondermijning, omdat er sprake is van criminaliteit, omdat er sprake is van bedreiging tegen mensen in hun gemeente. Ze weten echt wel dat je op het moment dat zoiets gebeurt tegen in dit geval De Telegraaf, tegen de vrije pers in Nederland, met z'n allen moet opstaan om die vrije pers te verdedigen. Wat er gebeurd is, is gebeurd. Niemand kan het terugdraaien, maar ik denk dat degenen die daar waren, dat graag zouden willen.

De voorzitter:

Een korte slotopmerking alstublieft.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja, want ik krijg nog steeds geen antwoord. Ze zouden met z'n allen moeten opstaan, maar dat hebben ze niet gedaan, behalve, ere wie ere toekomt, een D66'er, naar ik meen de fractieleider te Waalre. Hij heeft erover getweet en zijn ongenoegen geuit. Voor de rest is er helemaal niemand opgestaan. Van die 3.000 aanwezigen is er verder helemaal niemand opgestaan. Ze vinden het allemaal prachtig. Ze zitten de applaudisseren voor een aanslag. Ze zitten te lachen om een aanslag. Het is leedvermaak. Het dedain spuit eraf. Ik vraag het voor de derde keer. Wat zegt dit over de kwaliteit van het lokaal bestuur? Wat zegt dit over die burgemeesters en wethouders? Wat zegt dit over hun moraliteit?

Minister Ollongren:

Dat zegt daar niets over omdat de heer Van Zanen er als voorzitter van de VNG in krachtige en heldere bewoordingen namens iedereen die daar aanwezig was, afstand van heeft genomen. De burgemeesters in Nederland, ook de burgemeesters die daar aanwezig waren, zijn verantwoordelijk voor openbare orde en veiligheid. Ze weten hoe belangrijk dit is. Ik sta er ook voor in dat op dat punt het lokale bestuur in Nederland krachtig, integer en betrouwbaar is. Het lokale bestuur is de hoeder van ook dit fundament van onze democratische rechtsstaat.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de Kamer of er behoefte is aan een tweede termijn. Die behoefte is er. Ik geef mevrouw Özütok als eerste het woord.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor haar uitvoerige reactie en de beantwoording van mijn vragen. Mijn fractie staat positief tegenover deze wetswijziging. We zijn ook benieuwd naar de effecten ervan. Vandaar een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat wanneer de voorliggende wijzigingen van de Gemeentewet en Provinciewet worden aangenomen, de gemeenten en provincies meer mogelijkheden krijgen om wethouders en gedeputeerden ontheffing van het woonplaatsvereiste te verlenen en om voorzitters van buiten de raad en Provinciale Staten aan te wijzen voor raads- en Statencommissies;

overwegende dat het voor de Kamer van belang is om te weten of wetgeving effectief is en het daarom goed is om te weten of en hoe gemeenten en provincies gebruikmaken van de wettelijke mogelijkheden;

verzoekt de regering om wanneer de wetswijzigingen door beide Kamers worden aangenomen en van kracht zijn de Kamer periodiek te informeren over het gebruik door gemeenten en provincies van de mogelijkheden die zij door deze wetswijziging krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34807).

Dank u wel. De heer Van den Bosch, mevrouw Den Boer en de heer Bosma hebben geen behoefte aan een tweede termijn. Zodra de minister de motie heeft ontvangen, geef ik haar graag het woord.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Het enige wat mij nog te doen staat, is een oordeel uitspreken over de motie. Het lijkt mij nuttig om de Kamer periodiek te informeren. Ik zou de Kamer kunnen suggereren om dat te doen bij de zogenaamde Staat van het Bestuur, die wij een keer in de twee jaar naar de Kamer sturen. Dat is dus een suggestie en ik laat het oordeel over de motie graag aan de Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Özütok knikt, zeg ik omdat we anders de Handelingen niet kunnen duiden. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de motie is aanstaande dinsdag.

De vergadering wordt van 15.25 uur tot 16.00 uur geschorst.

Naar boven