6 Begroting Economische Zaken

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2013 (onderdeel Landbouw en Natuur) (33400-XIII).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Laat ik beginnen met de staatssecretaris hartelijk welkom te heten. Wij kennen haar als een zeer enthousiast politicus. Dat enthousiasme en die energie kan zij volgens mij op dit moment volop kwijt, want er zijn uitdagingen genoeg. Ik zal niet zeggen "bedreigingen", want bedreigingen zijn ook kansen, zoals wij allemaal weten. Ik wens haar een heel voorspoedige regeerperiode, die hopelijk lang mag duren.

Ik feliciteer de heer Geurts, die een pracht van een maidenspeech hield. Met de inhoud waren wij het voor 90% en misschien wel 99% eens. Wij hopen op een heel goede samenwerking.

Naast allerlei andere dingen had de heer Geurts het ook over jonge boeren. In aanloop naar dit debat kreeg ik ook weer een mail van een jonge tuinder, 19 jaar oud, die graag het bedrijf van zijn ouders wilde overnemen maar die twijfelde. De energiekosten stijgen, de grondstofkosten nemen toe, de btw is verhoogd, er zijn toenemende regels voor het milieu en de Europese regelgeving komt op hem af, net als de enorme druk van de bureaucratie. Hij stelde eigenlijk de vraag: wat moet ik nu? Doe ik er wel verstandig aan om in deze sector door te gaan? Natuurlijk was mijn antwoord bevestigend. Maar helaas krijgen wij wel heel veel van dat soort vragen. Dat is zorgelijk.

Was het maar zo dat die prijzen stegen met de kosten. Dan was het allemaal natuurlijk geen probleem. Dan gaan de kosten omhoog als de prijs ook omhoog gaat. Dan ziet iedere ondernemer het wel zitten. Ik kom daar zo op terug, maar eerst even de jongeboerenregeling, waarover de heer Geurts en anderen gelukkig ook spraken. Is het de inzet van de staatssecretaris om het budget ook na 2013 minstens op hetzelfde niveau te houden? Is zij ook bereid om zich in onderhandelingen over het nieuwe GLB en de uitwerking ervan sterk te maken voor voldoende investeringssteun waardoor wij dat mogen blijven doen voor die jonge boeren?

Over prijs en kosten hebben verschillende collega's het gehad. Mevrouw Lodders pleitte voor een goed verdienmodel. Mevrouw Dikkers had het er ook over, net als de heer Geurts. Ik doe niemand tekort, maar velen hadden het erover. Dat is wel heel opvallend, want als ik zeg dat de prijs gelijke tred moet houden met de kosten om de investeringen in duurzaamheid en dierenwelzijn te kunnen financieren, en als ik daarover een motie indien, dan zegt de staatssecretaris dat die overbodig is terwijl de hele Kamer die motie steunt. Waarom hebben wij dan een probleem? Toch wel omdat ik ook in de inbreng van mevrouw Dikkers versus mevrouw Lodders een verschil voel. Dat verschil zit hem niet in het belang van de prijs en niet in het belang van de kosten maar wel in het tijdpad. Ben je bereid om prijs en kosten minstens gelijk op te laten lopen? Ben je bereid om te zorgen dat die prijzen omhoog gaan zodat je ook die investeringen daadwerkelijk kunt terugverdienen? Of zeg je: als het een niet geregeld is, dan toch maar het ander, want die duurzaamheid en dat dierenwelzijn vergt dat nu eenmaal? Ik hoor graag de visie daarop van de staatssecretaris.

Voor ons is het echt essentieel dat die prijzen echt goed zijn geregeld, dat dat verdienmodel goed is geregeld. Wij hebben daarover vorig jaar ook een stevige motie ingediend, waaraan ook uitwerking wordt gegeven. Ondertussen zal de staatssecretaris die motie-Van der Staaij ongetwijfeld kennen. Wij vinden dat er wel een paar tandjes bij kunnen om het tempo te verhogen ten einde die investeringen in duurzaamheid en dierenwelzijn ook daadwerkelijk te kunnen waarmaken.

Ik heb hierover twee vragen. Wij willen graag dat de regering beleidsregels opstelt voor de NMa, met daarin aanwijzingen voor het bieden van ruimte voor afspraken over publieke belangen zoals dierenwelzijn en milieu. Dat is nodig en wenselijk. Recentelijk schreef de staatssecretaris dat de NMa niet gaat over die afweging van belangen. Dat klopt, tenzij wij een basis bieden, zo schreef de staatssecretaris ook, een onderbouwde, formele, politieke grondslag. Maar dat kan dan toch ook heel simpel via beleidsregels worden geregeld? Waarom doen wij dat niet? Waarom geven wij niet meer water onder de boot? Waarom geven wij die boeren, vissers en tuinders niet meer ruimte via de NMa?

Het tweede is de uitwisseling van markt- en prijsinformatie. In de motie-Van der Staaij hebben wij ook gevraagd om meer ruimte hiervoor. Dat is een inderdaad een gevoelig punt, maar juist daarom ook relevant. In het LEI-rapport over mededinging en transparantie wordt aangegeven dat er onduidelijkheid is over wat wel en wat niet kan en dat een wettelijk kader uitkomst zou kunnen bieden. Wil de staatssecretaris in overleg treden met de sectororganisaties en met de NMa om te kijken naar de mogelijkheden en de gewenste ruimte voor die uitwisseling van markt- en prijsinformatie?

Het zijn maar een paar dingen, maar de stapeling ervan is wel nodig voor boeren, tuinders en vissers om in de keten een goede prijs te krijgen.

Ik kom bij de problematische aanpak van stikstof, zoals ik het voorlopig maar noem totdat de staatssecretaris dit heeft opgelost, en het mestbeleid. Wij hebben al even de discussie gehad over de schokkende studie van Wageningen, die, net als internationale studies die daaraan vooraf zijn gegaan, laat zien dat de meetmethoden en de modellen voor het bepalen van ammoniakemissiefactoren en stikstofdepositie ter discussie staan. Dat is nogal wat, want het beleid is daarop helemaal gebaseerd. Metingen gaan toch wel boven schattingen, vraag ik de staatssecretaris. Als het zo zou zijn – ik gebruik het woord "als" – dat emissiefactoren en stikstofdeposities inderdaad veel lager zijn dan gedacht, dan heeft dat echt verstrekkende consequenties voor het hele beleid. Wij vragen de staatssecretaris met klem om wetenschappers direct werk te laten maken van uitgebreid veldonderzoek op grote schaal, waarbij meetmethoden vergeleken worden, emissiefactoren opnieuw worden vastgesteld en aannames voor stikstofdepositie in de praktijk worden getoetst. Is de staatssecretaris bereid om dit voor het einde van dit jaar rond te krijgen, zodat wij in het jaar daarna nieuw beleid echt vorm kunnen geven? De staatssecretaris heeft een brief geschreven. Daarin refereert ze ook aan onderzoek. Wij weten echter niet precies hoe breed dat onderzoek is. Wij zouden graag de opdracht voor dat onderzoek zien, om de breedte ervan te kunnen toetsen. Dit geldt niet alleen voor de landbouw, maar ook voor de visserij. Ook over de bestandsschattingen van IMARES is volop discussie. Meer in het algemeen zijn er grote twijfels over de onderbouwing van beleid. Van die twijfels moeten we af. Laten we dit beter toetsen met daadwerkelijk onderzoek. Laten we voortaan boven het beleid "meten is weten" zetten.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil nog even stilstaan bij het mestbeleid, de mestbrief van de staatssecretaris en twee moties over het mestbeleid die door de Kamer zijn aangenomen. De eerste motie gaat over de vrijstelling van verplichtingen voor boeren die mest binnen 30 kilometer kunnen afzetten. De tweede motie gaat over de voortzetting van de proef van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu, de VBBM. Hoe staat de SGP daarin?

De heer Dijkgraaf (SGP):

In de eerste motie is sprake van de mogelijkheid om een deal te sluiten als binnen een grens van 30 kilometer de ene boer een mestoverschot heeft en de andere een mesttekort. Die boeren kunnen de mestuitwisseling onderling regelen. De motie daarover heeft de SGP ondertekend. Af en toe zijn er moties van de SP en de SGP samen. Dat zijn pareltjes in de parlementaire democratie die wij vooral overeind moeten houden. De SGP is niet een partij die zomaar even een ander standpunt inneemt, dus wat er in die motie staat, blijven wij steunen.

De tweede motie gaat over de proeven. Dit sluit aan bij wat ik zojuist zei. Laat ik dit iets breder trekken. Ongeacht of ik het precies eens ben met de inhoud van zulke proeven, zeg ik dat juist dit soort proeven, metingen en opbouw van ervaring goed zijn. Het is goed dat dit wordt gedaan. Op die manier kunnen wij te weten komen of iets werkt of niet werkt.

De heer Van Gerven (SP):

Ik dank de heer Dijkgraaf voor zijn steun. Hierover hebben wij dezelfde visie.

Ik heb nog een vraag. In de brief hierover blijven veel zaken onbeantwoord. Is de heer Dijkgraaf het met mij eens dat het goed zou zijn om bij de analyse en verdere uitwerking van het mestbeleid het aantal vervoersbewegingen te betrekken? Ik doel dus op het aantal vervoersbewegingen dat bij beleid A plaatsvindt en het aantal dat bij beleid B plaatsvindt. Die aantallen moeten een rol spelen bij de analyse en bij de keuze voor de maatregelen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zie de heer Klaver en de heer Graus ook al bij de interruptiemicrofoon staan. Nadat de heer Graus zijn vraag heeft gesteld, zal de heer Klaver ongetwijfeld iets vragen over de externe effecten en de internalisering daarvan. Dat heeft uiteraard alles met vervoer te maken. Alle relevante effecten moeten bij de beleidsafwegingen worden meegenomen. Volgens mij stelt de heer Van Gerven eigenlijk dat er veel minder transport plaats zal vinden als de 30 kilometergrens in het beleid wordt opgenomen. Immers, dan kan dit worden geregeld op veel kortere afstand van het mestoverschotproducerende bedrijf, en dat is een goede zaak.

De heer Graus (PVV):

Ik ben heel blij dat de woordvoerder van de SGP begint over het niet kloppen van gegevens. Mogelijk weet de afgevaardigde van de SGP dat ik al jaren knok tegen foute gegevens van Wageningen en van IMARES. Ik vind dat deze instellingen te veel macht hebben. Is de heer Dijkgraaf van de SGP dat met mij eens? Moeten we niet af van de monopoliepositie van Wageningen en IMARES? Wageningen en IMARES hebben het alleenrecht bij metingen en bij de advisering van de staatssecretaris.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Volgens mij bestaat er geen formeel alleenrecht. Ik ken ook andere onderzoeken van andere universiteiten. De heer Graus heeft wel een punt als hij stelt dat er een behoorlijke dominantie aan kennis bij Wageningen zit. Op zichzelf is dat goed, want we hebben er ook Food Valley aan hangen. Er is dus sprake van een bundeling van kennis, maar ik vind wel dat het ministerie – ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris – per onderzoek moet kijken waar sprake is van objectieve, onafhankelijke en de beste informatie. Ik heb deze week nog een werkbezoek afgelegd in de binnenvisserij. Heel veel kennis daarover zit bij de Universiteit van Amsterdam. Laten wij dus per onderwerp bezien waar de staatssecretaris het beste terecht kan. Ik zeg erbij dat de staatssecretaris en het ministerie daar primair over gaan.

De heer Graus (PVV):

De zeehondencrèche wordt momenteel nogal benadeeld door foute gegevens van de kant van IMARES. Er is zelfs sprake van dreigende taal. Als een PVV'er dat zegt, moet je je bijna zorgen gaan maken, want wij zijn heel wat gewend als het gaat om dreiging en intimidatie. Ik hoop dat die kwestie er ook bij wordt betrokken. Ik steun de heer Dijkgraaf in zijn strijd wat dit betreft. Ik zal ook iedere motie op dit vlak steunen, maar ik hoop wel dat, als het gaat om de zeehondencrèche, waar vaak nogal lacherig om wordt gedaan, de hufterigheid en de onwaarheden ook worden aangepakt.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De onafhankelijkheid en de objectiviteit van wetenschappelijke informatie en van onderzoeksbureaus moeten natuurlijk buiten kijf staan. Dat mag ik als wetenschapper wel zeggen. Het is essentieel, ook in een democratie, dat wij de juiste informatie krijgen. Zodra daar enige twijfel over bestaat, moeten wij dat aanpakken en ervoor zorgen dat het op een betere manier wordt geregeld.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik dank de heer Dijkgraaf voor zijn antwoord op een niet gestelde vraag over de internalisering van externe effecten, maar ik had iets anders. Je kunt voortdurend aanvullend onderzoek doen en kijken of de gegevens en de feiten kloppen, maar staat de heer Dijkgraaf niet ook in de traditie van het voorzorgsprincipe? Als dus niet duidelijk is wat het effect is op de omgeving, moeten wij dan geen pas op de plaats maken?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Twee dingen. Als empirisch onderzoek, daadwerkelijk gebaseerd op cijfers en metingen, in de praktijk aantoont dat theoretische modellen waarschijnlijk niet kloppen – die modellen zijn niet gebaseerd op metingen – waar geef je dan de voorkeur aan? Ik heb de neiging om de voorkeur te geven aan de metingen. Het punt is dat wij wat dit betreft een review willen om zeker te weten dat de resultaten kloppen. We willen ook breder onderzoek om te kijken of dit echt generaliseerbaar is, bijvoorbeeld als je rekening houdt met verschillen in klimaat, bijvoorbeeld als je rekening houdt met verschillen in veestapel. Het moet dus echt generaliseerbaar zijn. Het voorzorgsprincipe zorgt ervoor dat ik het ook als "als" formuleer en dat ik op dit punt niet zeg: stop maar met het beleid, want wij hebben enkele nieuwe onderzoeken. Nee, zorgvuldigheid staat voorop en daarom moet de staatssecretaris dat goed uitzoeken.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben blij met vooral de laatste toevoeging. Het betekent dus niet meer vrijheden of het inzetten van ander beleid. Als we niet zeker weten hoe het gaat, dan kiezen we toch de kant van het milieu en de onherstelbare schade die kan optreden in de natuur. Om beter inzicht te krijgen, gaan we verder onderzoek doen. Dat lijkt mij uitstekend.

De heer Dijkgraaf (SGP):

We gaan een jaar in waarin allerlei knopen moeten worden doorgehakt. Ik zit er niet echt op te wachten om op basis van zo'n onzeker fundament allerlei aanscherpingen te doen. Dan moet dat goed onderbouwd en strikt noodzakelijk zijn.

Dan de productschappen. Wij vinden het onverstandig dat het kabinet die productschappen definitief af wil schaffen. Als je ze al wilt afschaffen, dan zeker niet voor deze sector. Ze spelen namelijk een heel cruciale rol. Ons bereiken nu al signalen dat de heffingen waarschijnlijk blijven bestaan, terwijl de boeren geen invloed meer hebben op de inhoud. Ze spelen echter een cruciale rol als je kijkt naar de export, de collectieve financiering van het Diergezondheidsfonds en het praktijkonderzoek. Minister Kamp schreef zelf al dat er jaarlijks ruim 40 miljoen euro minder zal worden geïnvesteerd in onderzoek en innovatie door de afschaffing van de productschappen. Dat gaat ons aan het hart. Twee punten daarbij, allereerst: wil het kabinet terugkeren op zijn schreden? Het antwoord zal helaas, zo vermoed ik, "nee" zijn. Vandaar de tweede vraag: wil de regering, als zij daartoe niet bereid is, in ieder geval zorgen voor deze sector en met alternatieven en een zorgvuldig scenario komen opdat er niet zomaar gaten ontstaan?

Wat het sanctiebeleid betreft: wij zien in de praktijk enorme sancties voor boeren en vissers bij kleine, onbewuste en administratieve overtredingen. Wil de staatssecretaris in overleg gaan met de sector om eens goed te kijken naar de verhouding tussen overtreding en sanctie? Wat ons betreft is die echt zoek.

Over de regeldruk is al het nodige gewisseld. Die is in de agrarische sector ten opzichte van andere sectoren behoorlijk groot. Gelukkig pakken wij een deel aan. Er zijn al 38 knelpunten geïnventariseerd. Wil de staatssecretaris onverkort doorgaan met de aanpak van deze knelpunten? Staat zij open voor het aanpakken van eventuele nieuwe knelpunten?

Tot slot en als een soort prelude op de volgende spreeksters: wij zijn voorts van mening dat er een einde moet komen aan het ontpolderingsgeweld in onder meer Zeeland.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Even kreeg ik de hoop dat de heer Dijkgraaf zou zeggen: en voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie. Dat is wellicht het streven voor het komende jaar.

Een nieuwe staatssecretaris, een nieuw geluid. Na lange tijd weer een staatssecretaris van PvdA-huize. Ik heet haar welkom in de Kamer. De verwachtingen zijn hooggespannen, niet alleen omdat er eindelijk een bewindspersoon is die niet een band heeft met de traditionele landbouwlobby, maar ook omdat de staatssecretaris zich van jongs af aan heeft ontpopt als een pionier. In 1993 zei zij over de onderwijsbezuinigingen: ik denk dat de tijd van vragen en antwoorden voorbij is, dit zijn de tijden van eisen. Ook over ontwikkelingssamenwerking sprak zij klare taal na haar aantreden in de Kamer: "not aid, fair trade. Hoewel het bitter nodig is dat het ontwikkelingsbudget op peil blijft, is fair trade even bitter nodig. De te verhandelen schone en zuivere producten uit Derde-Wereldlanden dienen een eerlijke concurrentiepositie te krijgen."

De nieuwe staatssecretaris heeft veel pionierservaring op verschillende terreinen. Meer dan eens heeft zij laten zien zich niet neer te leggen bij de belangen van de gevestigde orde. Onze hoop is gevestigd op het feit dat de nieuwe staatssecretaris uit een traditie komt waarin duurzaamheid, oog voor de zwaksten in binnen- en buitenland en strijd tegen onrecht een serieus uitgangspunt vormen. De Partij voor de Dieren is opgericht vanuit datzelfde besef: het belang van de zwaksten verdedigen tegenover het recht van de sterksten. Dat is geen vanzelfsprekend uitgangspunt, en dat was het al helemaal niet toen de eerste partij voor de dieren ter wereld werd opgericht, de eerste partij die niet de kortetermijnmensenbelangen centraal stelde, maar het belang van de allerzwaksten, ook als die tot een andere soort behoren dan de onze.

De Partij voor de Dieren maakt veel emoties los in de samenleving en in dit huis met haar doelstelling om dieren rechten te geven en de planeet centraal te stellen in plaats van de kortermijnbelangen van de mens. Toen het beschavingsoffensief van het opkomen voor het leven en het welzijn van andere soorten dan de mens nog met argusogen werd bekeken in dit huis, was het de gewoonte dat leden van andere fracties ons verwachtingsvol aankeken en begonnen te sissen wanneer er onderwerpen aan de orde kwamen zoals de Walrusonderzeeërs. Walrussen zijn immers dieren, dus werd er meteen naar ons gekeken. Afgelopen weekend nog deelde mijn collega Pechtold mij via Twitter een gesprek mee over plofkippen dat hij in de supermarkt had opgevangen. Ook rapporteert hij met grote nauwgezetheid wanneer hij het kattenluikje in zijn huis hoort rammelen en weet dat de kat is teruggekeerd van de nationale tuinvogeltelling.

In de discussie over dierenwelzijn en dierenrechten bestaan nogal wat vooroordelen. Soms wordt er met grote stelligheid beweerd dat de Partij voor de Dieren iedereen verplicht vegetariër zou willen maken en dat het gedaan is met de persoonlijke vrijheid en dat ze alleen nog maar sla zouden mogen eten, dat de Partij voor de Dieren dus niet van mensen zou houden of zelfs dieren boven mensen zou stellen, dat we dieren vermenselijken en het liefst voor elke duif een truitje zouden willen breien. Maar vermenselijking van het dier is wel het laatste wat we willen. Dieren moeten naar hun eigen aard kunnen leven. Dat betekent dus geen waterbedden voor koeien in de stal – echt, daar wordt in geïnvesteerd – maar koeien in de wei. Geen voetballen of geplastificeerde fietskettingen als speeltjes in de varkensstallen, maar modderpoelen voor het welzijn en de gezondheid van varkens. Geen rolschaatsende wilde dieren in circussen, maar inzetten op grotere natuurgebieden voor dieren. We willen minder experimenten met dieren, want dieren zijn inderdaad anders dan mensen. Wij willen inzetten op alternatieve, meer betrouwbare onderzoeksmodellen zonder dieren. Vermenselijking van dieren is een slechte zaak, in elk geval voor dieren.

Onze partij wil ik het kielzog van het Planbureau voor de Leefomgeving en Al Gore serieus debatteren over de noodzaak om te komen tot een vermindering van de vleesconsumptie, omdat – en dat is ook het kabinetsstandpunt – vlees het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket is. Dat betekent dus niet dat we iedereen verplicht vegetariër zouden willen maken. Het past gewoon geheel in het nieuwe denken dat burgers simpelweg de echte prijs moeten betalen van milieuvervuilende producten. Dat is redelijker en billijker dan het subsidiëren van milieuvervuilend gedrag. Het zou vreemd zijn om wel stevig overheidsbeleid te accepteren voor de beïnvloeding van het auto- en energieverbruik, maar dat niet te doen bij het meest vervuilende onderdeel van ons voedselpakket. Ik zie uit naar een open debat met de staatssecretaris en haar collega van I en M over dit onderwerp nu spaarlampen en zuinige auto's dikke onvoldoendes scoren in de bijdrage aan het halen van de ambitieuze beleidsdoelstellingen die nodig zijn.

Ik heb veel respect voor de strijd die de staatssecretaris al sinds haar 23ste voert tegen onrecht tegen kwetsbare groepen in de samenleving. Mededogen beperkt zich echter niet tot de eigen soort, maar heeft ook invloed op de omgang met andere soorten. In mei 2009 merkte de staatssecretaris in Elsevier op dat haar opvalt dat in deze tijd met name bij jongeren zorgen leven over het lot en welzijn van dieren en het milieu. Vanuit de Partij voor de Dieren herkennen we die ontwikkeling en de observaties van de staatssecretaris die nu in de gelegenheid is om die observaties om te zetten in beleid. Nu er met betrekking tot landbouw, dierenwelzijn, voedsel en natuur geen in ijzer en beton gegoten afspraken in het regeerakkoord staan en er geen dieronvriendelijke Kamermeerderheid meer is, staan alle lichten op groen.

Mark Rutte schreef in 2008 het Pamflet van een optimist waarin hij aangaf dat zijn grootste ambitie was een Groen Rechtse koers te varen. Hij noemde de westerse afhankelijkheid van fossiele brandstoffen als een van de grootste bedreigingen van deze tijd, niet alleen vanwege schaarste, maar ook vanuit geopolitieke overwegingen en het wassende water. Groen Rechts is een manier van denken, zei de heer Rutte, die uitgaat van kansen en de vaststelling dat economie en milieu niet tegengesteld zijn. De Staat moest groot denken en visie uitstralen. In 2009 zei fractievoorzitter Rutte in de Kamer dat hij altijd grote moeite had gehad met de bio-industrie en met het stapelen van dieren – hij sprak over varkens – op een mensonwaardige manier. Dierenwelzijn, zo zei hij, staat voor ons zeer hoog op de verlanglijst en is zeer belangrijk; u kunt ons daar altijd op aanspreken.

De fractievoorzitter van de andere coalitiepartij begon zijn carrière groen als bemanningslid bij Greenpeace. Het besef dat hij wilde kiezen voor groen en duurzaam ontstond op zijn vijftiende toen Tsjernobyl ontplofte en hij het boek Kinderen van moeder aarde las. Hij wist al op jonge leeftijd dat natuur en milieu hét terrein was waarop hij zich later wilde gaan richten. Als hij tijdens zijn studententijd op de publieke tribune van de Tweede Kamer zat, had hij regelmatig het volgende idee: "Ik spring naar beneden, ik moet ingrijpen. Van pure ergernis: nou doen ze er verdomme weer niets mee!" Het is duidelijk dat de staatssecretaris kan rekenen op alle steun binnen en buiten het kabinet om te komen tot groene meerderheden. De enige vraag is: wil ze en kan ze deze kans voor open doel benutten? Is zij bereid in het belang van toekomstige generaties, en ook in het belang van haar kinderen, te werken aan een beleid waarin mededogen, duurzaamheid en de draagkracht van de aarde het uitgangspunt vormen? De minister-president zou niets liever willen en fractievoorzitter Samsom zou de indruk wekken zijn idealen verloren te hebben als hij zou gaan dwarsliggen vanwege de groene en diervriendelijke ambities die nu gemakkelijk een meerderheid in dit huis zouden moeten behalen.

Natuurlijk zijn er ook de nodige adders onder het gras. De varkenshouders, de kippenfokkers, de melkveehouders, de jagers, de vissers, allemaal staan ze klaar om de staatssecretaris in te wijden in de meest romantische kant van hun nering: donzige kuikentjes, snoezige varkentjes in een showstal vol stro, duurzame visserijmethoden, het omgekeerde Bambi-denken van de jager die een traantje wegpinkt als hij een dier uit het systeem neemt om het voor ernstig lijden te behoeden. De staatssecretaris zal vooral een hemel op aarde voorgespiegeld krijgen. Zij zal niet zo snel uitgenodigd worden bij het levend versnipperen van duizenden eendagshaantjes, bij het onverdoofd knippen van de staart en tanden van varkens, bij het vangen van plofkippen, die niet meer op hun eigen poten kunnen staan, bij het vergassen van honderdduizenden ganzen met CO2, bij het onverdoofd doorsnijden van de keel van dieren zodat zij stikken in hun eigen bloed. Van alle werkelijkheden die de bio-industrie kan tonen, zal zij in eerste instantie vooral de meest rooskleurige varianten te zien krijgen. Juist nu er kansen voor open doel liggen en de tijd mogelijk kort is om dat momentum te benutten, willen wij de staatssecretaris heel graag helpen om de voetangels en klemmen van het landbouw- en dierenwelzijndossier te ontdekken. Wij willen haar vooral helpen om de wegen te vinden naar een aangenamere samenleving voor mens en dier.

Ik vind het fijn dat wij de tijd en de gelegenheid hebben om tijdens dit debat een aantal feiten op een rij te zetten. Ik begin met een blok over de veehouderij. Daarna komt een blok over voedsel. Dan zal ik stilstaan bij het nieuwe dossier van de staatssecretaris over proefdieren. Dan kom ik op huisdieren en dieren in het wild. Ten slotte zal ik een aantal praktische voorstellen doen die goedkoop zijn en die op basis van verkiezingsbeloften en eerder stemgedrag zouden kunnen rekenen op een Kamermeerderheid. Mijn collega Esther Ouwehand zal de onderwerpen natuur, bestrijdingsmiddelen en biodiversiteit behandelen.

Het kabinet heeft laten weten dat het een eigen visie op dierenwelzijn heeft, die afwijkt van die van het vorige kabinet. Mijn fractie is blij met het aangekondigde verbod op het gebruik van wilde dieren in circussen. De nieuwe uitgebreide visie ziet mijn partij dan ook vol verwachting tegemoet, liefst in de vorm van een brief aan de Kamer. Alle lichten staan op groen voor een echt nieuwe en eigen visie van het kabinet, dat niets anders hoeft te doen dan die visie te formuleren en te implementeren. Er is een meerderheid in dit huis voor een diervriendelijker beleid. Mogen wij ervan uitgaan dat de Nota Dierenwelzijn van het vorige kabinet, van de heer Bleker, wordt gelaten voor wat hij is? Graag hoor ik of dit het geval is.

Om tot optimale mogelijkheden voor benutting van deze kans voor open doel te komen, wil ik de staatssecretaris graag helpen met een voorzet in de vorm van een analyse van de problematiek en de oplossingen ten aanzien van de dieren. In ons land worden er in totaal op elk willekeurig moment meer dan 115 miljoen dieren gehouden in de veehouderij voor de productie van voedsel, veelal onder erbarmelijke omstandigheden. Dieren zijn zodanig doorgefokt op productiekenmerken, dat zij allerlei aangeboren gebreken en gezondheidsproblemen hebben. Daarvan zal ik er een aantal noemen. Jaarlijks worden er meer dan 500 miljoen plofkippen geslacht, die gefokt zijn op extreme groei, waardoor hun lichaam uitgeput raakt, er vocht in de buikholte komt, botten te zwak zijn om hun gewicht te dragen en de dieren ernstige blaren aan hun voetzolen hebben omdat zij hun hele leven slijten in hun eigen poep. Deze dieren kunnen uiteindelijk niet meer lopen en zakken door hun poten. De enige reden voor deze wijze van productie is geld. Om economische redenen mishandelen wij dieren levenslang en gunnen wij hun niet meer dan een marginaal bestaan. Daar moet en daar kan nu een einde aan komen. Alle lichten staan op groen, mede dankzij de briljante campagne van Wakker Dier, die geroemd wordt door communicatieprofessionals en die veel losmaakt bij consumenten en daardoor ook in de retail.

Zelfregulering in een land dat 70% van zijn vlees exporteert, ontslaat de overheid echter niet van haar verplichting van zorgvuldige regulering van houderijsystemen. Dikbilrunderen worden voor de productie van vlees zodanig doorgefokt, dat zij niet meer op natuurlijke wijze kunnen bevallen van een kalf, maar slechts via een keizersnede. Dat is een vergaande ingreep die zeer dieronvriendelijk is. Bovendien is er door de doorfok een verhoogd risico op misvormde kalveren. Net als bij plofkippen kan het lichaam het gewicht in veel gevallen niet aan.

Melkkoeien zijn gefokt met het oog op extreme melkproductie die gemiddeld op 8.000 liter per jaar ligt, met uitschieters naar 12.000 liter. Om aan deze productie te voldoen, moet de koe elk jaar een kalf krijgen dat vervolgens zonder moeder opgroeit en wordt vetgemest. Een melkkoe produceert zo veel melk dat zij alleen met een uitgebalanceerd dieet en veel krachtvoer voor een korte tijd gezond kan blijven, terwijl zij letterlijk opbrandt. In de praktijk betekent dit dat een koe ziek wordt als zij alleen gras eet. De koe is verworden tot een levende melkmachine zonder dat er enig respect is voor de natuurlijke behoefte van een koe. Dat is de wereld op zijn kop, puur om een liter melk te produceren voor een prijs die nota bene lager ligt dan die van een liter mineraalwater.

Hoe heeft het zover kunnen komen? In 2001 stelde de commissie-Wijffels in het rapport Toekomst voor de veehouderij al het volgende: "Het oprekken van de productieve capaciteit van dieren tot een niveau waar het welzijn en de weerstand tegen ziekten wordt aangetast is niet aanvaardbaar." In 2010 zou de veehouderij er totaal anders uit moeten zien volgens dat rapport. Wij hebben dat echter allesbehalve zien gebeuren. Opeenvolgende kabinetten gaven juist alle ruimte voor verdere intensivering. Nu staan alle lichten op groen. Nu kan het anders. Nu moet het anders. Mogen wij op de staatssecretaris rekenen? Kan de staatssecretaris klip-en-klaar de koerswending geven? Gaat ze de kans voor open doel benutten? Geld is niet het probleem bij de vergroening van de productiewijze. Wij kunnen juist ontsnappen aan die marginale productiewijze en overgaan tot kwaliteitsproductie die een goede prijs waar is. Denkt de staatssecretaris er ook zo over?

Dieren worden nog steeds aangepast aan het huisvestingssysteem waarin zij het meest productief kunnen zijn ten behoeve van de economie. De dieren ondergaan ingrepen zodat zij elkaar of zichzelf geen schade kunnen toebrengen. Daarnaast krijgen dieren pijnlijke ingrepen ten behoeve van identificatie of wensen van de verwerkende industrie. Ik geef de staatssecretaris een top vijf mee van de ingrepen die per jaar het meest worden uitgevoerd in de industrie waarvoor zij sinds een maand en vijf dagen verantwoordelijk is.

Op plek één staat het snavelkappen bij leghennen. Per jaar wordt de snavel bij bijna 15 miljoen hennen voor een deel weggekapt. Dit is een zeer pijnlijke ingreep die als gevolg heeft dat de dieren niet eens meer op een normale manier graan kunnen pikken. Op plek twee volgen de bijna 15 miljoen varkens waarbij op zeer jonge leeftijd staartjes worden gecoupeerd, zonder verdoving. Op plek drie staan opnieuw de varkens. Elk jaar worden bijna 4,5 miljoen mannelijke biggen gecastreerd. Op plek vier staat het onthoornen van runderen. Per jaar worden ruim 2 miljoen kalveren op uiterst pijnlijke wijze onthoornd. Tot slot staat op plek vijf het koudmerken of vriesbranden van koeien als identificatiemiddel.

In 2001 had er al een verbod moeten zijn op het toepassen van pijnlijke ingrepen voor pluimvee. Dit verbod is telkens opnieuw uitgesteld, waardoor het verbod nu pas in 2021 – dat is twintig jaar later dan gepland – zal ingaan. Op 5 juni 2012 is er een motie van mijn partij aangenomen met het verzoek om het verbod op het toepassen van ingrepen bij pluimvee onherroepelijk per 1 januari 2015 van kracht te laten gaan. De PvdA steunde deze motie ook. Gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat deze motie wordt uitgevoerd? Zullen pijnlijke ingrepen bij pluimvee inderdaad verboden zijn per 1 januari 2015? Graag krijg ik een reactie hierop.

Van het totaal aantal dieren in de veehouderij wordt nog geen 2% biologisch gehouden. De dieren ondergaan daar geen pijnlijke ingrepen en zijn niet extreem doorgefokt met het oog op een hoge productie. Voorgaande kabinetten hebben doelstellingen gesteld voor het totale biologische areaal of voor het marktaandeel van biologische producten. Er zijn echter geen doelstellingen gesteld voor het aandeel biologische veehouderijen of het aantal biologisch gehouden dieren. Is de staatssecretaris bereid om deze doelstellingen te formuleren en ook stimulansen in te voeren om de doelstellingen te behalen?

Nederland is de slager en de melkboer van Europa en is binnen Europa ook de grootste exporteur van levende dieren, namelijk enkele miljoenen. Met name kippen worden massaal levend getransporteerd. Die transporten duren vaak extreem lang en dieren staan zonder voedsel en water in overvolle veewagens waar zij niet normaal in kunnen liggen of staan. Weersomstandigheden zorgen er vaak voor dat de conditie van de dieren ernstig verslechtert.

We moeten ons in dit huis de vraag stellen waarom wij nog steeds internationale diertransporten hebben. Is een goed slachthuis, duizenden kilometers verderop, een gerechtvaardigd doel voor het gesleep met toch al afgebrande dieren? Elk jaar komen er tientallen miljoenen plofkippen met gebroken poten en vleugels aan bij het slachthuis, doordat de kippen onder hoge tijdsdruk worden gevangen in stallen, in krappe kratten worden geduwd en vervolgens met een kantelmachine op de lopende band worden gegooid. Het is wettelijk verboden om kreupele kippen op transport te zetten, maar het wordt niet door de Voedsel- en Warenautoriteit gecontroleerd. Daarnaast is het de praktijk van alle dag. Er is geen dierenarts aanwezig bij het inladen noch het uitladen van kippen. Het gaat naar schatting om 250 miljoen kippen per jaar, maar er zijn maar 70 controles van diertransporten door de VWA. Dat kan zo toch niet langer? Ik vraag de staatssecretaris om voor meer controles te zorgen en de aanwezigheid van een dierenarts, wat heel logisch is, verplicht te stellen.

Met het nieuwe kabinet hoopt mijn fractie dat er een einde komt aan een tijdperk waarin burgers machteloos toekijken hoe in hun directe omgeving megastal na megastal wordt gebouwd. Er moet een verbod op megastallen komen en voor nu in ieder geval een moratorium. Burgers die bezwaar maken moeten niet langer geconfronteerd worden met ambtenaren die niet alleen beslissen over een vergunning, maar in hun vrije tijd ook een adviesbureau hebben voor veehouders die willen uitbreiden. Dat gebeurde namelijk in Oirschot. Burgers moeten niet langer in het ongewisse worden gelaten als er ergens een uitbraak van Q-koorts is. Dat moet einde oefening zijn.

De staatssecretaris heeft de belangrijke taak om burgers weer vertrouwen te laten krijgen in de overheid. Een overheid die staat voor volksgezondheid en een leefbaar platteland. Een overheid die staat voor het algemeen belang en het beschermen van kwetsbare waarden zoals milieu en dierenwelzijn. Het is tijd voor een nieuw tijdperk waarin het ongehoord is dat een staatssecretaris boeren op een boerenbijeenkomst in Limburg oproept tot het overtreden van de wet als dat in het belang van hun bedrijf is, waarbij hij opmerkt dat hij niet hoeft te weten hoe ze het te doen maar dat hij op hun creativiteit vertrouwt. Dat tijdperk, nog niet zo lang geleden, kunnen wij hopelijk achter ons laten. Daar vertrouw ik op.

Het zou een enorme verdienste van de staatssecretaris zijn als zij een einde maakt aan massale wetsovertredingen van dierenwelzijn en illegale uitbreidingen in de veehouderij. Onbestrafte overtredingen gaan namelijk ten koste van de marktpositie van boeren die wel maatschappelijk verantwoord willen ondernemen. Het is tijd dat de staatssecretaris laat zien dat gedogen zó 2012 is, zeker nu de coalitiepartner adverteert met de slogan dat er meer begrip voor slachtoffers moet komen en daders harder aangepakt moeten worden. Alle lichten staan op groen: pak de daders aan en toon medeleven met de slachtoffers. Wat let u, staatssecretaris? Graag krijg ik hierop een reactie met zicht op concrete controle en handhaving, waarbij het toezicht op adequaat niveau wordt gebracht.

Intensivering en marginalisering is de trend in de Nederlandse veehouderij. Er zijn minder bedrijven gekomen, maar het totale aantal gehouden dieren in Nederland bleef steeds ongeveer gelijk. Dat betekent dat het aantal dieren per bedrijf is toegenomen. Ten opzichte van 2012 heeft vooral op geiten- en varkensbedrijven een dramatische intensivering plaatsgevonden, met wel een verdubbeling van het aantal dieren per bedrijf. Daarmee is ook het aantal megastallen fors gestegen. Er is sprake van een verdubbeling in de afgelopen tien jaar naar 813 megastallen in Nederland.

Vooral in Noord-Brabant en Limburg werd het ene na het andere record gevestigd om zo veel mogelijk dieren in één stal te proppen met alle risico's en gevaren, vooral voor de volksgezondheid, van dien. Er zijn gemeenten met tussen de twee en vier miljoen dieren. Er zijn gemeenten in de Peel met meer dan 100 dieren per inwoner. Het platteland wordt onleefbaar voor mensen door toenemende risico's voor de volksgezondheid en toenemende stank.

De overheid zal deze ontwikkeling moeten stoppen in plaats van in te zetten op symptoombestrijding in de vorm van kleine maatregelen om de vervuiling van grote stallen tegen te gaan. Via bijvoorbeeld luchtwassers werkt de overheid schaalvergroting zelfs in de hand. Om dit soort maatregelen te kunnen treffen, moeten boeren immers investeren. Banken zijn slechts bereid een lening te verstrekken op voorwaarde dat de boer minimaal een bepaald aantal dieren heeft. Boeren worden zo gedwongen tot uitbreiding.

De schaalvergroting neemt niet alleen toe door de combinatie van regelgeving en de eisen die banken stellen. Het is naar aanleiding van Kamervragen van de Partij voor de Dieren duidelijk geworden hoeveel subsidie door de overheid wordt verstrekt aan megastallen. In de vorige kabinetsperiode was dit maar liefst ruim 11 miljoen euro. Is de staatssecretaris bereid om megastallen uit te sluiten van subsidies? Hoe kijkt zij tegen schaalvergroting aan? Gaat zij megastallen verbieden?

Naast dierenleed brengt de veehouderij ook aanzienlijke problemen met zich voor de volksgezondheid. Mensen die in de buurt wonen van veehouderijen hebben last van fijnstof, endotoxinen, uitbraken van zoönosen zoals de Q-koorts en stank. Tijdens de Q-koortsepidemie hebben wij kunnen zien hoe ziekten van dieren op mensen kunnen overslaan. Tienduizenden mensen raakten besmet, 4.000 mensen werden chronisch ziek en ten minste 25 mensen overleden. Naast de Q-koorts hebben uitbraken van vogelgriep en varkenspest voor miljoenen slachtoffers onder dieren gezorgd.

Er zou sprake zijn van een flinke reductie in het antibioticagebruik in 2012 ten opzichte van 2009. Desondanks is het gebruik van antibiotica nog steeds veel te hoog. Nederland is daarin het slechtste jongetje van Europa. Nog steeds krijgen varkens, kalveren en plofkippen een groot deel van hun korte leven antibiotica toegediend om nog enigszins overeind te blijven. Bij één op de vijf varkensbedrijven is het gebruik nog steeds te hoog. Ook is de noodklok geluid voor maar liefst de helft van de vleeskalverenindustrie. Boeren die naar een ziekenhuis moeten, worden in quarantaine opgenomen wegens het gevreesde besmettingsgevaar van MRSA of ESBL's. Maar het vlees van met overmatige hoeveelheden antibiotica behandelde kippen, koeien en varkens komt nog steeds zonder voorbehoud in de keukens van ziekenhuizen terecht.

Daarnaast blijkt dat er nog veel antibiotica in omloop is in het illegale circuit. Zo is er 3,5 ton illegale antibiotica in beslag genomen. De verdachten in deze zaak verschijnen nu voor de rechter. Het gebruik van verboden middelen in de Tour de France is kinderspel vergeleken met het gebruik van verboden middelen in de veehouderij. In de wielersport gaat het om de gezondheid van enkelen die het risico bewust nemen, maar hierbij gaat het om de gezondheid van alle mensen en het onbruikbaar worden van antibiotica in de humane geneeskunde. Op welke termijn moet er sprake zijn van een antibioticavrije productie zoals wordt aangegeven in het Innovatieprogramma Antibioticumvrije ketens? Kan de staatssecretaris aangeven of het systeem van registratie van antibiotica zodanig in elkaar zit dat er geen sprake meer kan zijn van illegale handel en toediening? In hoeverre heeft de NVWA te allen tijde inzicht in het systeem voor registratie? Kan zij op basis hiervan handhaven? Welke reductiedoelstellingen zijn er voor de komende kabinetsperiode?

Ik rond af met betrekking tot de veehouderij. De Nederlandse veehouderij veroorzaakt talloze maatschappelijke problemen. De kosten voor dierziektebestrijding, milieuvervuiling, volksgezondheid en dierenwelzijn zijn enorm. De mate van wetsovertreding is vrijwel nergens zo hoog als in de veehouderij. Dat kunnen we zelfs met veel te weinig toezichthouders en een overmaat aan zelfregulering vaststellen. Zo lang we blijven inzetten op massaproductie met overvolle stallen en veel dieren, kunnen de risico's voor de volksgezondheid, de aantasting van het milieu en het dierenwelzijn niet drastisch worden ingeperkt. Inzetten op luchtwassers in potdichte stallen en intensivering zijn een vorm van pleisters plakken. Daar zou deze staatssecretaris, die verklaard tegenstander is van pleistersocialisme, niet in mee moeten willen gaan. Voor de veehouderij, die relatief gezien een klein economisch belang vertegenwoordigt in Nederland, namelijk slechts 0,6% van het bruto nationaal product, staan de maatschappelijke kosten in geen verhouding. Alleen al de varkenssector kost de maatschappij volgens het Instituut voor Milieuvraagstukken al minstens 1,3 miljard euro per jaar. Dat betalen we allemaal via de blauwe envelop.

De heer Van Gerven (SP):

Op 22 juni 2011 werd het wetsvoorstel inzake verplichte bedwelming rituele slacht behandeld, zoals mevrouw Thieme ongetwijfeld weet. Dat wetsvoorstel heeft het toen helaas niet gehaald maar wel een motie over het zo snel mogelijk verbieden van kantelboxen. Die motie is wel aangenomen door de Tweede Kamer. Dat is alweer ruim anderhalf jaar geleden. Weet mevrouw Thieme hoe het staat met de uitvoering van die motie?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Terecht memoreert de heer Van Gerven aan mijn in de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel om te komen tot een verbod op onverdoofd ritueel slachten. Helaas is dat vervolgens gesneuveld in de Eerste Kamer, maar dat is slechts een tijdelijke situatie, kan ik verzekeren; ik kom gewoon met een nieuw wetsvoorstel. Wat me wel zorgen baart en waarop ik ook graag een reactie van de staatssecretaris krijg, is dat in de overeenkomst die is gesloten met de religieuze organisaties om te komen tot een wat diervriendelijker manier van onverdoofd slachten, niet de kantelbox wordt uitgefaseerd. Door middel van die kantelbox wordt een dier 180 graden op zijn rug gedraaid, wat al ontzettend veel stress met zich brengt, teneinde de halssnede te kunnen toepassen. Dat is nu juist iets waar we van af willen. Ook de Kamer heeft daarvan gezegd dit dit niet zo langer kan. De reactie van het kabinet is dat er naartoe gewerkt wordt en dat er onderzoeken zullen worden gedaan. Dat duurt mij echter allemaal veel te lang. Ik zou dan ook graag van de staatssecretaris willen horen hoe deze door de Kamer aangenomen motie wordt uitgevoerd.

De heer Van Gerven (SP):

Dank voor het antwoord. De kantelbox kan zo snel mogelijk verboden worden. Dat is ook een wens van de Kamer. Vindt de Partij voor de Dieren dan ook niet dat die motie zo snel mogelijk zal moeten worden uitgevoerd, los van welk convenant dan ook? Het is namelijk praktisch gezien mogelijk en uit het oogpunt van dierenwelzijn buitengewoon wenselijk.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zeker, zo snel mogelijk. Uit onderzoeken blijkt en ook de wetenschap geeft aan dat kantelboxen niet meer van deze tijd zijn en zorgen voor onnodig ernstig dierenleed. Dus daar ben ik het helemaal mee eens

Voorzitter. De discussie over de verduurzaming van voedsel wordt door de voorstanders van intensivering steeds verengd tot een discussie over het verduurzamen van de huidige voedselproductie. Daarmee laten ze de lange termijn, het ethische besef en een kritische blik op onze eigen consumptie buiten beschouwing. Het is in het belang van onze planeet en al zijn bewoners dat we de conservatieve krachten niet de regie geven over ons voedsel. Alle lichten staan ook hier op groen. Er ligt nu een kans voor een ander beleid, met duurzaamheid als uitgangspunt.

De weg van voortdurende productieverhoging door intensivering loopt dood. Vergaande intensivering leunt zwaar op fossiele brandstoffen en eindige delfstoffen zoals fosfaat. Die zijn nodig voor de productie van landbouwgif en kunstmest, voor machines op het land en voor het vervoer van de producten van de ene kant van de wereld naar de andere kant. Een landbouw die afhankelijk is van deze eindige grondstoffen is zelf natuurlijk ook eindig. Daarom is intensivering geen optie. Intensivering leidt tot vervuiling van onze bodem en ons water en zorgt voor een continue achteruitgang van onze biodiversiteit. Het leidt tot een zodanige schaalvergroting dat gezinsbedrijven hier het hoofd niet meer boven water kunnen houden. Elke week moeten er 50 stoppen. Boeren in ontwikkelingslanden worden noodgedwongen naar overvolle steden verwezen.

Wij leven met miljarden mensen in een kwetsbaar ecosysteem op een kleine planeet. We zagen aan de tak waarop we gezamenlijk zitten. Die ene aarde, daar hangt onze gezamenlijke toekomst en die van onze kinderen van af. We zullen onze hulpbronnen eerlijk moeten verdelen. De voetdruk die de gemiddelde Nederlander achterlaat, is enorm en verdrukt daardoor de tegemoetkoming aan de behoeften van anderen. We gebruiken meer dan twee keer zoveel landoppervlak als de gemiddelde aardbewoner.

Nederland komt helaas ook voor in de top tien van de meest vervuilende landen ter wereld. Kijken we naar ons eigen consumptiepatroon, dan blijkt dat een vijfde tot een derde van de milieudruk afkomstig is van hetgeen wij op ons bord hebben liggen. Het Voedingscentrum heeft een overzicht gemaakt van levensmiddelen die gerangschikt zijn op veel milieudruk en weinig milieudruk. Vlees en vis staan met stip op één en belasten het milieu het meest. Zuivel en eieren staan op twee. Alle producten zoals groenten, granen en fruit komen daarna. Helemaal onderaan, met veruit de minste milieudruk, staan vleesvervangers.

De feiten spreken voor zich. Er is een grote winst te boeken als minder vlees zou worden gegeten. Er rust echter een taboe op het beïnvloeden van consumenten opdat zij overgaan tot duurzaam kopen en duurzaam consumentengedrag. Dat taboe moet doorbroken worden. De uitstoot van CO2 door de veehouderij is wereldwijd maar liefst 40% groter dan die van alle auto's, treinen, schepen, vliegtuigen en trucks bij elkaar. 80% van het landbouwareaal in de wereld wordt ingenomen door of ten behoeve van de veehouderij. De helft van de wereldgraanoogst wordt opgeslokt door de veehouderij, terwijl wij zo ontzettend veel monden zouden kunnen voeden door dit graan rechtstreeks aan de mensen te geven. Terwijl de wereld honger lijdt, worden de wereldgraanoogsten dus opgeslokt door de vleesconsumptie. Zijn wereldburgers niet van groter belang dan hamburgers?

Het is helaas niet zo dat de Nederlandse consument een wezenlijke verandering op dat punt tot stand kan brengen. 70% van de dierlijke eiwitten die wij in Nederland produceren, wordt geëxporteerd naar de rest van Europa, en zelfs naar China en Afrika. De invloed van de consument is dus maar beperkt. De commissie-Van Doorn, waarvan dit kabinet de aanbevelingen wil overnemen, waarschuwt dat we vier aardbollen nodig hebben als iedereen in de wereld net zoveel vlees gaat eten als wij in het Westen. Wat gaat de staatssecretaris doen om de Nederlandse vleesconsumptie te verminderen en die binnen de grenzen van de draagkracht van de aarde te brengen? Maakt zij een transitie van een eetpatroon met dierlijke eiwitten naar een meer plantaardig eetpatroon tot een kabinetsprioriteit?

Zoals bekend, vindt mijn fractie dat wij af moeten van het lage btw-tarief voor dierlijke producten en dat groente en fruit naar het btw-nultarief kunnen. Prijsprikkels werken bij het verleiden van de consument tot meer verantwoord gedrag. Dat weten we. Het Consumentenplatform, dat door het ministerie is opgericht, pleit voor het in de prijs doorberekenen van milieuschade. Daar zou dit een mooi instrument voor zijn. Het onderzoeksbureau CE Delft heeft afgelopen september de milieueffecten berekend van de eiwitconsumptie. Ik wil graag de aandacht van de staatssecretaris vragen voor het desbetreffende rapport. Als wij vlees en vis, en wellicht ook zuivel, onder een hoger btw-tarief laten vallen, zouden wij in totaal 1,5 miljard euro aan extra inkomsten voor de schatkist kunnen genereren. Daarmee kunnen wij ettelijke pijnlijke bezuinigingen ongedaan maken. Waarom zou je de kans om het mes aan twee kanten in het vlees te laten snijden, laten lopen? Onder het laatste kabinet waarin de Partij van de Arbeid zitting had, werd het Platform verduurzaming voedselproductie opgericht. Het richtte zich op de verduurzaming, maar de subsidie is nu afgelopen. Is de staatssecretaris bereid dit platform nieuw leven in te blazen?

Dan kom ik bij de dierproeven. Dit is een nieuw onderwerp voor de staatssecretaris. Ik kan mij voorstellen dat zij zich nog moet inlezen, maar ik hoop dat zij wel ambitie op dit terrein zal laten zien. De staatssecretaris legt zich vast niet neer bij de negatieve trendbreuk in het aantal dierproeven, want dat is gestegen. Wij kijken uit naar de ambitie om dat aantal terug te dringen. Dat is hard nodig, zeker omdat niet alleen het aantal dierproeven toeneemt, maar ook het aantal overtollige dieren die gewoon in voorraad worden gehouden en daarna worden gedood. Zij zijn niet gebruikt en hebben geen waardig leven kunnen leiden. Dat is echt onethisch.

Dan de huisdieren. Veel Nederlanders beschouwen hun huisdier als een gezinslid en toch zijn er talloze problemen met de opvang van gedumpte dieren en de handel in huisdieren. Bij veel hondenrassen is het uiterlijk zo extreem dat de dieren er ernstig onder lijden. 40% van de rashonden heeft een of meer erfelijke aandoeningen. Ik geef drie voorbeelden van de meest gehandicapte honden met rond de vijftien verschillende erfelijke aandoeningen: de Engelse bulldog, de King Charles spaniel – het Pim Fortuyn-hondje – en de Shar-Pei. King Charles spaniels hebben zo'n kleine schedel dat de hersenen er niet meer inpassen. De honden hebben daardoor chronisch hevige pijn en epileptische aanvallen. Door de vele rimpels heeft de Shar-Pei huidproblemen zoals eczeem en ontstekingen. Bulldogs en mopshonden kunnen vaak nauwelijks eten, drinken en ademen met hun veel te platte snuit. Aan dit hondenleed kan alleen een einde komen als de overheid maatregelen neemt en het fokken met aangeboren afwijkingen verbiedt. Ik krijg hierop graag een reactie.

De heer Graus (PVV):

Ik heb een toezegging gekregen en ik neem aan dat die nog steeds geldt ook al is staatssecretaris Bleker vertrokken. Staatssecretaris Bleker heeft toegezegd dat hieraan wordt gewerkt door het ministerie. De hele Kamer heeft dat gehoord. Ik ga ervan uit dat de vraag van mevrouw Thieme niet meer nodig is, want daar wordt momenteel aan gewerkt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Er wordt onderzoek gedaan naar die erfelijke afwijkingen en naar de vraag in hoeverre die zorgen voor dierenleed. Daarover bestaat echter al zo veel duidelijkheid dat ik van mening ben dat hier wel een versnelling mogelijk is. Ik hoop dat ik daarvoor steun krijg van de Partij voor de Vrijheid.

Ik ga nu over naar de jacht en de schadebestrijding. Elk jaar worden er naar schatting 2 miljoen dieren doodgeschoten en naar schatting nog eens 2 miljoen dieren aangeschoten voor de lol van enkele tienduizenden jagers. Het lijstje van dieren waarop onbeperkt mag worden gejaagd, bestaat uit vijf soorten. Voormalig staatssecretaris Bleker wilde daar met zijn nieuwe natuurwet elf soorten van maken. Wij willen naar een lijstje met nul soorten. Volgens de verkiezingsbeloften van een meerderheid van de partijen in dit huis zullen zij steun geven aan een voorstel om de plezierjacht uit te bannen. Dit is beloofd in een groene kieswijzer door onder meer de twee regeringspartijen. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat zij zal doen om inderdaad een einde te maken aan de plezierjacht.

De Partij voor de Dieren zou erg blij zijn met een einde aan de plezierjacht, maar helaas zijn wij er dan nog niet. Ook als de plezierjacht wordt afgeschaft, zullen jaarlijks nog vele honderdduizenden dieren de dood vinden door de kogel onder het mom van beheer en schadebestrijding. Bij de overheid lijkt niemand zich af te vragen of dit enig effect heeft in termen van duurzaam terugdringen van schade of overlast. Zo schoten de jagers in 2010 bijna de helft van alle edelherten op de Veluwe dood en dat is nu zelfs opgelopen naar twee derde van de populatie. Bij wilde zwijnen lag dit percentage zelfs nog hoger. Ruim 70% van de zwijnenpopulatie moet jaarlijks het loodje leggen. Jaarlijks, en dat allemaal onder het mom van bestrijding van vermeende overpopulatie. Hoe kan het jaarlijkse afschot oplopen als schieten een effectieve vorm van schadebestrijding of populatiebeheersing zou zijn?

Wij zullen nog een apart debat voeren over de op stapel staande vergassing van ganzen. Ik wil daarover nu al het volgende zeggen. Vorige week hebben we in Trouw kunnen lezen dat niet slechts 100.000 ganzen zouden moeten worden gedood, maar liefst een half miljoen, omdat er te veel zouden zijn. De natuurorganisaties gingen er aanvankelijk van uit dat de ganzenreductie door afschot gerealiseerd zou worden, maar met deze aantallen is dat niet langer haalbaar. Ik citeer de natuurorganisaties: "Het gebruik van CO2 als dodingsmiddel wordt als onmisbaar instrument gezien". Terwijl vogelbeschermers druk waren met het tellen van 1,3 miljoen tuinvogels, zullen er meer dan 500.000 ganzen worden vergast. Dit gaat geen enkele bijdrage leveren aan de populatiebeheersing als duurzame schadebestrijding. Het is dweilen met de kraan open; het aan flarden schieten van de levenslange verbintenissen die ganzen aangaan, dat is het. Alleen omdat wij voedselgewassen willen telen nabij de luchthaven, omdat wij diervriendelijke methoden van schadepreventie geen serieuze kans geven, zelfs niet wanneer boeren daar ronduit enthousiast over zijn. De grote toename van het aantal ganzen wordt voornamelijk veroorzaakt door het steeds groter wordende aanbod van zeer eiwitrijk grasland. Dat ontstaat door grootschalig mestgebruik in de landbouw. Het Ganzen-7-akkoord bevat louter plannen om die aantallen te reduceren, terwijl het systeem van een landbouw op een dood spoor ongemoeid blijft. Vandaag meldden de organisaties van de Ganzen-7 dat zij zijn geschrokken van het massale verzet in de maatschappij en dat zij willen praten met de dierenbescherming.

De ganzenproblematiek staat niet op zichzelf. We zijn in de absurde situatie beland waarin de beheerjacht juist leidt tot steeds grotere populaties. Zwijnen reageren op het massale afschot met een sterk verhoogde voortplantingsprikkel, waardoor er nog meer moeten worden afgeschoten. Het is dus een heilloze weg. Door de grootschalige jacht is er nooit een situatie waarin de omvang van de populatie gereguleerd wordt door onderlinge concurrentie, voedsel en ziektes. De natuurlijke populatiedynamiek wordt naar de eeuwige jachtvelden geholpen. Wilde zwijnen worden continu opgejaagd. Sociale structuren binnen de populaties worden letterlijk aan flarden geschoten. De dieren vluchten, ook in de richting van verkeerswegen. Er is geen duurzaam beheer en een gunstig langetermijneffect door middel van het geweer. De overheid heeft de wettelijke taak om de dieren in het wild te beschermen. Als na jaren van grootschalig afschot het gewenste effect uitblijft – immers, telkens opnieuw moet 70% van de zwijnen worden doodgeschoten – wordt het tijd voor een ander beleid. Wat gaat de staatssecretaris doen om een nieuwe kijk op het faunabeleid te ontwikkelen?

Het is wel te verklaren waarom er keer op keer plannen worden gemaakt voor enorme hoeveelheden afschot, zonder dat nut of noodzaak maar enigszins helder zijn. Verenigd in de zogenaamde faunabeheereenheden beslissen boeren en jagers al jaren over het lot van wilde dieren, terwijl zij geen ander middel kennen dan het geweer. De afschotplannen worden bedacht, opgesteld en uitgevoerd door deze faunabeheereenheden, terwijl de provincies blindvaren op hun advies. Jagers zijn tegelijkertijd dierenpolitieagenten, aanklagers, rechters, beulen en leveranciers van de poelier. Dat zijn te veel belangen bijeengebracht in de handen van louter belanghebbenden. Daar zal iets tegen moeten worden ondernomen. Alle lichten staan op groen. Wat gaat de staatssecretaris hieraan doen? Kan de staatssecretaris, met het oog op de nieuwe Wet natuurbescherming, aangeven hoe zij alternatieven voor afschot een belangrijke rol gaat geven bij het voorkomen en tegengaan van schade? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat alternatieven eindelijk een serieuze kans krijgen?

Tot slot wil ik graag een aantal suggesties doen in de richting van de staatssecretaris voor goedkope maatregelen met winst voor mens, dier, natuur en milieu. Maatregelen die de maatschappij, in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, niet veel of zelfs helemaal geen geld kosten. Sterker nog, die geld opleveren in termen van verminderde maatschappelijke kosten op het gebied van onder meer dierziektebestrijding, volksgezondheiduitgaven, milieuvervuiling of dierenwelzijnaantasting. Ik noem het verbod op megastallen. Een btw-verhoging op vlees. Een verbod op circusdieren; daarmee gaat de staatssecretaris al aan de slag. Een importverbod op producten waarvan de productie hier is verboden; denk aan bont, aan kooieieren, foie gras, genetisch gemanipuleerde en gekloonde dieren. Denk aan het aanpassen van de Warenwet, zodat de houdbaarheidsdatum op producten niet langer verspilling in de hand werkt. Denk aan het handhaven van dierproductierechten in het kader van mest. Denk aan het invoeren van een kilometerheffing op diertransporten. Denk aan het inperken van het patentrecht: geen octrooi op genen en soorten van dieren en planten.

Mijn fractie hoopt dat er met het nieuwe kabinet een einde komt aan een tijdperk waarin moties stelselmatig niet worden uitgevoerd. De staatssecretaris kan aan de slag met een aantal moties die het dierenwelzijn substantieel bevorderen, waar de Kamer zich de laatste jaren al achter heeft geschaard. Overheidstoezicht op veetransporten is er daar een van; geen zelfregulering meer. Ik noem de preventieve toets op de huisvestingssystemen die worden ontwikkeld, een Europees nertsenfokverbod, verplicht cameratoezicht op veemarkten en onderzoek naar alternatieven voor de zwijnenjacht. Ook daarover is een motie aangenomen. De grauwe gans en de kolgans mogen niet op de jachtlijst. Zoals ik al zei: wij willen een jachtlijst met nul soorten.

Ik rond af. Alle lichten staan op groen. De idealen die deze staatssecretaris op jonge leeftijd tot een politieke carrière deden besluiten, zijn rijp om geoogst te worden. Mededogen en duurzaamheid kunnen het uitgangspunt gaan vormen voor een verantwoord agrarisch beleid. Er ligt een kans voor open doel. Het is aan de staatssecretaris om het beleid waarin alles van waarde werd opgeofferd op het altaar van de economie, te doorbreken. Nu wij er in rap tempo achter komen dat wij geld niet kunnen eten, dat het niet gelukkig maakt en dat het geen enkele garantie biedt voor het welzijn van toekomstige generaties, is het tijd voor revolutionaire veranderingen. Wij hopen dat de staatssecretaris daarin een leidende rol zal vervullen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik sluit mij volledig aan bij de vorige spreekster, die, zo weet ik, van mening is dat er een einde moet komen aan de bio-industrie. Dat heeft zij volgens mij uitgebreid betoogd. Sluit u allen aan bij dit standpunt, zou ik willen zeggen.

Natuur, de diversiteit aan planten, dieren en ecosystemen, is waardevol in zichzelf en om zichzelf. Het is het meest waardevolle wat wij hebben, want de basis van al het leven. Wij vergeten het gemakkelijk, maar wij zijn met zijn allen volledig afhankelijk van schone lucht, schone aarde en schoon water. Het is kritisch natuurlijk kapitaal, omdat het cruciaal is voor het leven van mensen en niet zomaar kan worden vervangen als wij het hebben verbrast. Volksgezondheid, waterberging, voedselproductie; wij kunnen miljarden aan uitgaven besparen, dankzij de diensten die de natuur ons nu nog gratis levert. Mij dunkt dat je daar zuinig op wilt zijn.

Wij kennen deze staatssecretaris als een vrouw die weinig opheeft met kapitaalvernietiging, integendeel zelfs. Zij staat voor een regeerakkoord waarin warme woorden worden gesproken over de natuur. Het lijkt mij goed dat de staatssecretaris weet wat de grote bedreigers zijn van die prachtige natuur van Nederland. Ik noem er drie: mest, gif en sleepnetten, oftewel intensieve veehouderij, intensieve tuin- en akkerbouw en intensieve visserij. Voordat de staatssecretaris schrikt en denkt "oh, maar die hadden wij toch nodig om de wereldbevolking te voeden?", zeg ik: dat klopt niet. Sterker nog, het wordt tijd om te kiezen. Wij hebben gezien dat de Verenigde Naties een speciale rapporteur hebben aangewezen omdat zij zich zorgen maken over de voedselzekerheid, de groeiende wereldbevolking en de honger in de wereld. Die rapporteur heeft alle literatuur bekeken die gaat over de toekomst van ons voedsel. De rapporteur heeft geconcludeerd dat wij moeten inzetten op agro-ecologische landbouw, in ontwikkelingslanden maar ook hier, en dat de politieke pleidooien van de bestuursvoorzitter van de Wageningen Universiteit, om maar iemand te noemen, niet op reële gegevens en verwachtingen zijn gestoeld. Wij zullen daarover nog uitgebreid spreken. Vanmiddag hebben wij nog een overleg en dan zullen wij onze aanwezigheid op de Grüne Woche wat mij betreft eens even onder de loep nemen. Ik kom daar dus nog op terug.

Het goede nieuws is dat de drie terreinen die ik zojuist noemde als grote bedreigers voor de natuur in Nederland, terreinen zijn waarover deze staatssecretaris zelf de scepter zwaait. Zij kan dit zelf sturen en is dus niet afhankelijk van collega-bewindslieden, die bijvoorbeeld kolencentrales willen bouwen in de natuur die zij moet zien te beschermen. Zo'n kolencentrale levert haar een hoop ellende op, omdat zij verantwoordelijk is voor het behoud van het kwetsbare estuarium van de Eems. Dat wordt nog een hele klus, want dat estuarium is er slecht aan toe, net als dat andere estuarium in Zeeland trouwens.

Het vervelende is dat dit eigenlijk voor de meeste natuur in Nederland geldt. De staatssecretaris heeft na jaren van CDA-beleid een droef staatje op haar bureau gelegd gekregen. Nederland is op het gebied van de natuurbescherming het slechtste jongetje van de klas. Nergens in Europa is de druk op de biodiversiteit groter dan in Nederland. Nergens in Europa wordt de natuur meer bedreigd door ammoniak, veelal afkomstig uit de bio-industrie, dan in Nederland en ergens in Europa heeft een land meer biodiversiteit kapotgemaakt dan Nederland heeft gedaan. We hebben nog maar 15% van de oorspronkelijke soortenrijkdom over. Gelukkig houden sommige mensen van een uitdaging. Het is mooi dat deze staatssecretaris de uitdaging om de Nederlandse natuur weer gezond te maken, gaat oppakken. Zoals gezegd: het goede nieuws is dat ze zelf de teugels in handen heeft als het gaat om de grote bedreigers van haar missie.

Mest bijvoorbeeld. In 2009 sprak voormalig minister Verburg de ijdele hoop uit dat zij de laatste minister zou zijn voor wie mest een hoofdpijndossier zou vormen. Ze zei te hopen dat we met zijn allen van mest een succesdossier konden maken, dat we toepassingen konden vinden waar ook heel veel burgers nooit van hadden kunnen dromen. Ze noemde mest "het nieuwe goud". Het enige waar minister Verburg gelijk in kreeg, was dat er inderdaad geen minister zich meer hoeft te bemoeien met dit dossier, want haar opvolger werd een staatssecretaris. Maar een hoofdpijndossier is mest nog steeds.

Als de staatssecretaris het slagveld overziet, dan ziet zij dat gebrek aan leiderschap en moed ertoe heeft geleid dat het mestbeleid volledig is vastgelopen. Het jarenlange pappen en nathouden heeft de boeren niets dan onzekerheid gebracht, terwijl de natuur onverminderd zwaar belast wordt door stikstof uit de bioindustrie. We produceren namelijk nogal wat mest in dit land. In 2012 was het 71,2 miljard kilo. Dat is meer dan 4.000 kilo per Nederlander, ook als je alle baby's meetelt. Dat zijn, als ik me niet vergis, 20 tot 25 badkuipen per persoon. Zie dat maar eens kwijt te raken zonder schade. De natuur heeft hier ernstig onder te lijden en het beheer van de natuurgebieden wordt onnodig duur. Dat is vervelend als de natuurbudgetten onder druk staan. Terwijl het toch echt zo moeilijk niet is, en dat is het goede nieuws. Minder dieren, minder mest, minder problemen. Ik zou de staatssecretaris erop willen wijzen dat zij, als ze naar haar erfenis kijkt en het slagveld overziet, ook heel makkelijk kan zeggen: we hebben het beleid van het CDA en de reserve-CDA'ers op het gebied van de landbouw, de VVD en de PVV, jarenlang uitgeprobeerd, en we hebben gezien dat daar niemand echt iets mee opschiet. De natuur schiet er niets mee op, de kleine gezinsbedrijven zijn verdwenen en de boeren klagen nog steeds dat er geen duidelijkheid is over hun toekomstperspectief.

Ik heb laatst – de staatssecretaris kan dat nalezen – bij een ander debat in kaart gebracht hoe het de afgelopen twintig jaar is gegaan en hoe de bescherming van milieu en natuur is uitgehold ten gunste van de veehouderij. Ik weet nog goed dat de CDA-woordvoerder Ger Koopmans – de staatssecretaris kent hem vast wel – toen opgetogen zei: hé, wat leuk, er wordt hier voorgedragen uit het verzamelde werk van de heer Koopmans. Dat verzamelde werk heeft dus alleen maar ellende gebracht. Deze staatssecretaris kan leiderschap tonen. Zij kan de vicieuze cirkel van falend mestbeleid, waar boeren, burger, dier en natuur de dupe van worden, doorbreken door leiderschap te tonen en te zeggen: dit heeft dus niet gewerkt, we gaan het anders aanpakken. Dan weet iedereen waar hij aan toe is en wordt de vicieuze cirkel doorbroken. Ik hoop dat de staatssecretaris zich gesteund voelt door de feiten en door het falende beleid van de afgelopen jaren waar zij een einde aan kan maken.

Dan ga ik in op een andere grote bedreiger van de natuur, namelijk gif. Nederland kent het hoogste gifgebruik in de landbouw ter wereld. Ik twijfel er niet aan dat verschillende mensen de staatssecretaris zullen proberen wijs te maken dat dit nodig zou zijn om genoeg voedsel te produceren. Dat klopt niet, kan ik haar vast zeggen. Ten eerste eten we de meeste gewassen waar gif op wordt gebruikt, nauwelijks op. Lelies, gerbera's, irissen; dan komen appels inderdaad en dan tulpen. Maar belangrijker is dat het gifgebruik in onze landbouw juist onze toekomstige voedselvoorziening in gevaar brengt. Een onderzoeksproject van negen Europese universiteiten liet al zien dat waar de intensieve landbouw verschijnt, met haar gif, de biodiversiteit achteruit holt. Het aantal wilde plantensoorten halveert, boerenlandvogels kunnen bijna niet meer overleven op onze akkers en ook de agrobiodiversiteit raakt dus aangetast. Wij helpen alle slimme helpers van de boeren om zeep als wij blijven kiezen voor de belangen van de chemische industrie in plaats van voor een gezonde landbouw die ook in de toekomst in ons voedsel kan voorzien.

Het meest acute probleem dat ons gifgebruik met zich meebrengt, waarvan ik weet – ik kijk mevrouw Jacobi aan – dat het ook de PvdA aan het hart gaat en dat een desastreus effect heeft op de groep in de landbouw waar wij echt niet zonder kunnen, zijn de bestuivers. Het gaat wereldwijd slecht met insecten en vooral in gebieden met intensieve landbouw is de insectensterfte hoog. Vooral het landbouwgif van de groep neonicotinoïden, zoals imidacloprid, draagt bij aan de enorme sterfte van onder andere de onmisbare bijen.

Alle lichten staan op groen om in te grijpen en niet dezelfde fouten te maken als wij bijvoorbeeld hebben gedaan bij DDT, waarbij wij pas na jaren hebben gezegd dat het wel erg veel schade aanrichtte. Want een verbod op neonicotinoïden – ik vraag de staatssecretaris om een moratorium – kan op brede steun rekenen van internationale wetenschappers, de Universiteit Utrecht, het Internationaal Bijencongres en de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie. Wij hebben gezien dat na een jarenlange discussie over de oorzaken van bijensterfte ook de Europese voedsel- en warenautoriteit EFSA concludeert dat neonicotinoïden een acuut en ernstig gevaar zijn voor de gezondheid van bijen. De staatssecretaris kan zich dus gesteund weten als zij noodmaatregelen afkondigt en een moratorium instelt. Misschien niet door LTO, maar wel door onafhankelijke deskundigen die waarschuwen voor de grote risico's van dit nieuwe type gif. Wij kunnen het ons niet veroorloven om een bestuiver als de bij te verliezen. Het voorzorgsbeginsel moet van kracht zijn en de middelen moeten van de markt totdat wij zouden kunnen aantonen dat zij wel veilig zijn.

De staatssecretaris die verantwoordelijk is voor natuur weet ongetwijfeld dat ons grootste ecosysteem zich onder water bevindt, namelijk in de Noordzee. Het is ons grootste natuurgebied. Maar ook hier wordt de staatssecretaris aan de slag gezet op een erfenis van onvoorstelbare roofbouw. De biodiversiteit van de Noordzee holt nog steeds achteruit. Om ook een keer jargon te gebruiken, nog maar 15% van de mariene habitatsoorten en habitat verkeert in een gunstige staat van instandhouding. Anders gezegd, 85% van de mariene soorten wordt bedreigd in zijn voortbestaan. Dat klinkt al een stukje ernstiger. Voor sommige soorten is het al lang te laat.

Het roer moet om voordat het te laat is, maar daar is brede wetenschappelijke steun voor. Ook de Europese Commissie erkent in een evaluatie van het gemeenschappelijk visserijbeleid dat het echt anders moet. Een netwerk van aaneengesloten zeereservaten is belangrijk. Die zeereservaten moeten worden gesloten voor schadelijke visserij en de overcapaciteit moet worden afgebouwd. Graag een reactie van de staatssecretaris.

De staatssecretaris weet ook dat Nederland de afgelopen decennia aan talloze verdragen heeft meegewerkt die haar kunnen steunen in haar koers voor een groener en gezonder Nederland. Ik noem de verdragen even omdat zij ze goed kan gebruiken als zij wordt aangevallen op haar goede plannen. Het Biodiversiteitsverdrag. Wij hebben afgesproken dat wij 17% van de natuur op het land beschermen en 10% op zee. Het Verdrag van Bern, dat gaat over de bescherming van in het wild voorkomende diersoorten. Het Verdrag van Bonn, voor het behoud van met name bedreigde trekkende diersoorten. Het OSPAR-verdrag, belangrijk voor het beschermen van onze mariene natuur, en natuurlijk de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Wij hebben al gezien dat de staatssecretaris aan de slag gaat met het ontpolderen van de Hedwigepolder. Het is belangrijk. Dat hadden wij ook afgesproken. Maar dan is het estuarium nog niet gereed. Dus ik ben heel benieuwd naar de vervolgplannen.

Wij hebben ook gezien dat de ecologische hoofdstructuur als het aan het kabinet ligt wordt gerealiseerd, maar het geld is nog niet geregeld. Daarover maken wij ons zorgen. Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris daarover zegt. Gaat zij in het kabinet de discussie aan? Zegt zij tegen haar collega's: als we dit doortrekken naar 2015 komt dit neer op een halvering van het budget dat er voorheen voor natuur was? Zegt zij tegen haar collega's: met deze middelen gaan we het niet redden? Gaat zij zeggen: als dit in het regeerakkoord staat, dan moet u mij meer geld geven? Weet, staatssecretaris, dat als u dat gaat zeggen, u op dit punt wordt gesteund door de Partij voor de Dieren.

Na Bleker is het uiteraard makkelijk om je te profileren als een groene politicus. Ik heb het hierover tijdens een interruptiedebatje al gehad. Je kunt je profileren als een groene politicus, maar je moet daar ook wel wat voor doen. Laat ik de staatssecretaris complimenteren voor de plannen die zij ongetwijfeld gaat doorzetten. Ik noem de realisering van het Oostvaarderswold: het komt er vast van. De commissie-Gabor is tot twee keer toe gevraagd om te bekijken wat het beste is voor de dieren in de Oostvaardersplassen. De Partij voor de Dieren vindt dat de aanbevelingen van de commissie-Gabor volledig moeten worden uitgevoerd. Dat betekent bijvoorbeeld dat de Hollandse Hout moet worden opengesteld. Kan de staatssecretaris toezeggen dat ze daarmee aan de slag gaat? Zij zou ook vissers uit beschermde zeegebieden kunnen gaan weren. Verder noem ik de wet Natuurbescherming, waaraan door het vorige kabinet is gewerkt. De plannen daarvoor zijn toen fel bekritiseerd door onder andere de Partij van de Arbeid, die nu in de regering zit. Alle lichten staan op groen voor een drastische aanpassing van die wet. De Partij voor de Dieren heeft daarbij een paar wensen. De beschermde natuurmonumenten moeten weer een apart beschermingsregime krijgen. Het vorige kabinet wilde daarvan af. De intrinsieke waarde van dieren was gesneuveld in de wet die staatssecretaris Bleker heeft voorgesteld. Wij willen graag dat die intrinsieke waarde weer in de wet wordt opgenomen. Ik denk dat de Kamer dat steunt. Wij vinden het verder belangrijk dat het recht op natuur en een gezonde leefomgeving in de wet wordt opgenomen.

Ik kom tot een afronding. Juist voor kinderen is het recht op natuur en een groene omgeving om in te kunnen ravotten, van levensbelang. Die natuur speelt een niet te onderschatten rol bij de gezondheid van mensen, en vooral van kinderen. Gebleken is dat, bij de beschikbaarheid van een groene leefomgeving en speelnatuur in de buurt, kinderen vaker en langer buitenspelen, minder last hebben van overgewicht, minder vaak klachten hebben op het gebied van ADHD en gezonder zijn. Natuur biedt veel meer ruimte voor vrij spel en creativiteit, wat positieve effecten heeft op het zelfvertrouwen en op de ontwikkeling van vaardigheden als abstract denkvermogen. Ik noem de staatssecretaris drie van de mooiste natuurspeelplekken van Nederland. Ik hoop dat ze er een kijkje kan gaan nemen, want het is er erg leuk. Ik noem het Woeste Westen in Amsterdam, Tiengemeten van Natuurmonumenten en de Speeldernis. Weet, staatssecretaris, dat ook hier de lichten op groen staan. De Kamer wil in meerderheid dat de regering de ontwikkeling van zulke plekken stimuleert. De Kamer wil heel graag voldoende middelen voor natuur- en milieueducatie. Ik nodig de staatssecretaris uit om zich, gesteund wetend door die Kamermeerderheid, in te zetten voor speelnatuur.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Er is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. Morgen gaan we verder met dit debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven