Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 november 2010 over alternatieve afstudeertrajecten in het hoger onderwijs.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden plaats te nemen. Ik moest even de administratie van de sprekerslijst bijwerken. Dat is gelukt, mijnheer Van der Ham. U hebt zich namelijk ook pas later ingeschreven. Maar we zijn soepel vandaag. Dat is dus geen enkel probleem.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Het ondenkbare is gebeurd: het bestuur van Inholland is opgestapt. Het is een verstandig besluit, want de situatie was onhoudbaar geworden. De onthullingen rond hoge declaraties en diplomafraude stapelden zich op. Tijd voor een nieuwe start.

Ik heb wel nog een aantal vragen. Wat vindt de staatssecretaris van de bestuurswissel? Acht hij de voorzitter van de HBO-raad een geschikte opvolger? Is het juist dat hij voor zijn voltijds aanstelling € 150.000 per jaar zal ontvangen? Dat lees ik immers in de kranten. Wat gebeurt er met de raad van toezicht? Moet deze ook vertrekken, gezien zijn betrokkenheid bij de declaraties? Gaat de minister voorkomen dat de vertrekkende bestuurders wegkomen met enorme ontslagvergoedingen, net als de heer Dales? Kunnen deze oud-bestuurders na het uitkomen van het inspectieonderzoek nog persoonlijk verantwoordelijk worden gesteld voor eventuele foute declaraties en dergelijke? Graag krijg ik een reactie.

Ik zal drie moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bestuur van Hogeschool Inholland is opgestapt;

overwegende dat de staatssecretaris een deel van de hoge ontslagvergoeding van de reeds vertrokken voorzitter van Hogeschool Inholland gaat terugvorderen;

van mening dat eenzelfde gang van zaken moet worden voorkomen met de andere vertrekkende bestuurders;

verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om te voorkomen dat de vertrekkende bestuurders van Hogeschool Inholland exorbitante ontslagvergoedingen ontvangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Jadnanansing en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132(31288).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering stelt dat wanneer sprake is van "gerede twijfel over de bestuurbaarheid van de instelling de overheid de bevoegdheid zou moeten hebben om in te grijpen";

verzoekt de regering, een voorstel te doen om de bevoegdheid te krijgen om in te grijpen bij instellingen in het hoger onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Jadnanansing en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133(31288).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mijn laatste motie gaat over een resultaatsafspraak die het management van Hogeschool Inholland heeft gemaakt met docenten. Volgens deze afspraak moet een docent in minimaal vier jaar 80% van zijn studenten laten afstuderen. Ik vind dit pervers. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het vereiste eindniveau van studenten voor instellingen belangrijker moet zijn dan het aantal studenten dat afstudeert;

constaterende dat Hogeschool Inholland voor docenten resultaatsafspraken hanteert waarin staat dat minimaal 80% van de studenten in vier jaar moet afstuderen;

verzoekt de regering, een eind te maken aan resultaatsafspraken omtrent het aantal afgestudeerden, zoals een beoordelingsformulier waarin staat dat minimaal 80% van de studenten in vier jaar moet afstuderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 134(31288).

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Ik ben geschrokken van het artikel uit de Volkskrant van afgelopen zaterdag. Het is onverantwoord tegenover zowel de studenten als de docenten die hun stinkende best doen, dat leaseauto's belangrijker lijken dan lesmateriaal. Ik vind dat de zakken van het bestuur leger mogen en dat het geld naar de zakken van de instelling kan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment onderzoeken plaatsvinden naar de rechtmatigheid van onder andere de afgifte van diploma's en declaraties bij Hogeschool Inholland;

constaterende dat de staatssecretaris al eerder heeft aangegeven dat bij aangetoonde onrechtmatigheid of buitenproportionele vergoedingen of vertrekregelingen ook daadwerkelijk terugvordering van financiële middelen zal plaatsvinden;

overwegende dat deze terugvorderingen gericht zijn aan de onderwijsinstelling en niet aan betrokken bestuurders, waarbij deze terugvorderingen vervolgens ook ten koste kunnen gaan van financiën die ten goede horen te komen aan het onderwijs;

van mening dat het onwenselijk is dat terug te vorderen geld, waarbij ook bestuurders van onderwijsinstellingen betrokken zijn, uit de financiering van onderwijs getrokken kan worden en niet ook rechtstreeks geclaimd kan worden bij bestuurders;

verzoekt de regering, de mogelijkheden voor terugvordering van onterecht bestede middelen bij (ex-)bestuurders te onderzoeken en zo nodig daarvoor wettelijke mogelijkheden te creëren en hierover aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135(31288).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mevrouw Jadnanansing spreekt stevige woorden over de hoge beloningen van bestuurders. Daarmee ben ik het zeer eens. Wat vindt zij van de nieuwe bestuurder van Hogeschool Inholland? Vindt zij de beloning die hij zal krijgen terecht?

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Het is mooi dat de heer Van Dijk dit vraagt. Ik ken de geruchten. Er wordt gezegd dat hij € 150.000 zal verdienen voor drie dagen per week. Dat is wel een vrij riante beloning. In dit opzicht ben ik net zo verbaasd als de heer Van Dijk. Ik hoop daarom dat de staatssecretaris zijn licht daarop wil laten schijnen. Klopt het inderdaad dat de heer Terpstra voor drie dagen € 150.000 gaat verdienen?

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Deze maandag was een crescendo in het langdurige verhaal rond Inholland. Van de zomer begon het al met de langstudeertrajecten waar iets mis mee was. Toen volgden er allerlei onthullingen over enorme salarissen en vertrekregelingen die niet te dulden zijn. Er wordt in dit kader dan ook onderzoek gedaan.

De heer Terpstra is mijns inziens goed in staat om in ieder geval het gevoel van integriteit terug te brengen. Hoe zit het echter met de afvloeiingsregeling van de bestuurders die nu weggaan? Ik weet dat de staatssecretaris daar formeel niet over gaat. Ik neem echter aan dat hij ook een telefoon heeft en af en toe zijn mening geeft over bepaalde zaken. Ik ben daarom benieuwd wat hij de afgelopen dagen heeft gedaan om deze ontwikkelingen in goede banen te leiden. Wat deed de staatssecretaris ten aanzien van de financiering? Hoe bewoog hij Inholland om tot een goede, maar niet te goudomrande afvloeiingsregeling te komen?

Ik heb dezelfde vraag ook met betrekking tot de heer Terpstra. Hij kan daar volgens mij goed werk verrichten, maar het lijkt mij heel logisch dat wij bij Inholland met een schone lei beginnen. Wat is daarom de reflectie van de staatssecretaris op het salaris van de heer Terpstra of in ieder geval op het bedrag dat in de krant staat? Ik weet namelijk niet of dat juist is. Graag hoor ik bovendien de reflectie van de staatssecretaris op de vragen over de raad van toezicht en dergelijke zaken. Wat kan de staatssecretaris vanuit zijn positie doen om hier invloed op uit te oefenen?

Ik begrijp dat het voor de overheid lastiger is om in te grijpen bij Inholland dan bij andersoortige instellingen, omdat Inholland een bijzondere onderwijsinstelling is. Wij stellen de vrijheid van onderwijs natuurlijk niet ter discussie. Iedereen hier is het echter erover eens dat het om publiek geld gaat en dat je dus wel degelijk streng mag zijn. Het gaat namelijk om publieke middelen. Wat staat er precies in de wet over de besteding van geld in dit kader en kunnen wij de buitenproportionele vergoedingen voor deze bestuurders verhinderen? Ik kijk in dit verband naar het CDA en de andere coalitiepartners, want ik denk dat dit geen onderdeel kan zijn van het regeltje in het regeerakkoord dat wij niet aan artikel 23 van de Grondwet komen. Hier gaat het namelijk om het goed besteden van overheidsgeld, van publiek geld. Graag krijg ik op dit punt verheldering van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Ik constateer dat de microfoon het wel doet. Ik probeer te voorkomen dat ik heel erg voorovergebogen sta, want het spreekgestoelte functioneert blijkbaar niet goed.

De heer Van Dijk van de SP heeft een aantal vragen gesteld en daar ga ik eerst op in. Daarna zal ik de moties bespreken. De heer Van Dijk vroeg wat ik van de bestuurswissel vind. De twee resterende leden van het college van bestuur zijn namelijk vertrokken en de heer Terpstra is ingestroomd. Formeel gezien, ga ik daar niet over. De raad van toezicht van Inholland stelt zowel het college van bestuur aan als de eventuele opvolgers van de raad van toezicht. Inholland is een bijzondere instelling en daarom is daarbij geen betrokkenheid van de overheid en dus ook niet van mij.

Vanwege de geschiedenis lijkt het mij goed dat de centrale discussie rond Inholland moet gaan over het op orde brengen van het onderwijsproces. In dat licht begrijp ik de gezette stappen. De heer Terpstra heeft ervaring opgedaan binnen het CNV en de HBO-raad. Ik ben ervan overtuigd dat hij met zijn capaciteiten een goede rol in dit proces kan spelen. Dit moet helder zijn. Ook in het contact met de heer Terpstra heb ik het aangegeven, maar ik heb ook gezegd dat het niet tot mijn formele bevoegdheden behoort om daar op enigerlei wijze ja of nee op te zeggen. Gezien de capaciteiten van de heer Terpstra acht ik hem iemand die het moet kunnen.

Het hangt van heel veel zaken af hoe het verder uitwerkt. Wij hebben in het algemeen overleg uitgebreid besproken dat er inspectieonderzoeken lopen naar financiële declaraties en de studie MEM in Haarlem. Er wordt ook in bredere zin een inspectieonderzoek uitgevoerd waarin wordt gekeken naar het totale hoger onderwijs, met name het hbo, om te beoordelen hoe het gaat met cadeaupunten en cadeauvakken. Dat speelt natuurlijk ook een rol bij de uitoefening van het nieuwe bestuursvoorzitterschap binnen Inholland.

Ik heb begrepen dat de heer Terpstra het voor een jaar doet. Ik ga ervan uit dat hij de boel goed zal neerzetten. Ik weet niet precies welke arbeidsvoorwaarden hij heeft, anders dan dat ik van hem heb begrepen dat het netjes wordt ingevuld. Er zal geen sprake zijn van een overschrijding van de balkenendenorm op welke wijze dan ook. Daar ga ik van uit. Ik heb het arbeidscontract echter niet gezien en dat wordt ook niet aan mij voorgelegd. Het is namelijk een zaak van de raad van bestuur en de persoon in kwestie. Ik heb geen redenen om aan te nemen dat in dit geval op het gebied van vergoedingen de WNT-norm, zoals ik die blijf noemen, wordt overschreden. Als er straks een contract is ondertekend, zullen wij ons van de inhoud daarvan vergewissen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

In de krant zegt de heer Terpstra dat hij goed heeft nagedacht, dat hij met staatssecretaris Zijlstra heeft gesproken en dat hij maandagmorgen heeft besloten dat hij het onder voorwaarden wil doen. Ik snap heel goed dat de staatssecretaris zojuist het formele standpunt van de regering heeft verwoord, maar de heer Terpstra heeft dus ook met de regering contact opgenomen. Dat lijkt mij ook heel verstandig. Het is dan toch heel reëel om nu precies te willen weten wat de afspraken zijn? De heer Terpstra gaat er voor een jaar zitten en de staatssecretaris zegt dat hij ervan uitgaat dat de heer Terpstra niet meer dan de balkenendenorm zal verdienen. Dat lijkt mij heel goed, maar is de staatssecretaris met mij van mening dat wij dit zeker moeten weten en dat de Kamer het moet kunnen zien?

Staatssecretaris Zijlstra:

Er rest mij op dit punt niets anders dan het formele antwoord te geven. Ik zeg tegen de heer Van der Ham dat ik een telefoontje heb en dat ik wel eens deze of gene spreek, ook in dit proces. Ik heb mijn gedachten over sommige zaken duidelijk gemaakt, maar ik heb op dit punt geen enkele formele zeggenschap of wat dan ook. Uit het gesprek met de heer Terpstra heb ik opgemaakt dat hij het netjes binnen de balkenendenorm doet. Dat bedenk ik dus niet zozeer zelf, maar dit is in dat gesprek gewisseld. Ik ken alleen niet de verdere uitwerking van het contract, maar ik ga ervan uit dat het netjes gebeurt. Ik ken de heer Terpstra als iemand die op dit punt zijn woord gestand zal doen. Volgens mij kent iedereen in de Kamer hem ook op die manier. Nogmaals, het is niet mijn verantwoordelijkheid, want het is arbeidsrechtelijk een zaak van de raad van toezicht van Inholland en in dit geval de heer Terpstra.

Dit geldt ook voor de vragen over ontslagvergoedingen voor de vertrekkende leden van de raad van bestuur. Daarmee maak ik een bruggetje naar een andere vraag. Het gaat hierbij om een bestaande arbeidsrechtelijke afspraak. Al mocht ik het willen, dan kan ik op geen enkele wijze ingrijpen in lopende arbeidscontracten. Die discussie hebben wij eerst in een spoeddebat gevoerd en wederom tijdens het algemeen overleg. Nogmaals, ik kan niet ingrijpen. Alleen als de ontslagvergoeding hoger zou zijn dan op grond van de kantonrechtersformule, kan ik terugvorderen. Dat is mijn instrumentarium, niet meer en niet minder.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik blijf erbij dat het goed is om het zeker te weten. De staatssecretaris kan via de Wopt achterhalen of de balkenendenorm toch wordt overschreden, maar dat kunnen wij beter van tevoren weten.

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik kan niet meer te weten komen. Wij vragen de gegevens op en zo krijgen wij die in handen. De heer Van Dijk wekt de suggestie dat ik als verantwoordelijk staatssecretaris, als wij die gegevens kennen, namens het kabinet kan zeggen: het staat mij niet aan, wij doen het anders. We hebben een gesprek gehad waarin ik de heer Terpstra adviserend – meer kan ik niet – mijn mening heb gegeven. Binnenkort zal er een getekend contract liggen. Dat zullen we opvragen en we zullen bekijken of dat voldoet aan alle basisvoorwaarden. Ik heb er vertrouwen in dat het zo zal zijn.

De heer Van der Ham (D66):

U geeft precies het formele antwoord. Ik neem aan dat u dit inderdaad tegen de heer Terpstra hebt gezegd. Hebt u met grote nadruk aangegeven dat u adviseert om de ontslagvergoeding beperkt en sober te houden?

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik heb op geen enkele wijze invloed op de ontslagvergoeding die aan de vertrekkende leden wordt verstrekt. Dit is reeds in het verleden arbeidsrechtelijk vastgelegd. Ik geloof dat een van de betrokken personen er sinds 2002 zit; toen is een ontslagvergoeding afgesproken. Ik kan daarin dus op geen enkele wijze ingrijpen. Dat is arbeidsrechtelijk onmogelijk en bovendien heb ik überhaupt niet de mogelijkheid om in te grijpen in instellingen als Inholland. Ingrijpen is dus op twee manieren onmogelijk. Het gaat om een lopend arbeidscontract waarin ik niet kan ingrijpen – ook niet als deze zaak zich op mijn ministerie zou afspelen – omdat het nu eenmaal is overeengekomen. Bovendien heb ik geen enkele zeggenschap over de wijze waarop Inholland hiermee omgaat; dat is aan de raad van toezicht.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is allemaal juist, maar de staatssecretaris kan natuurlijk wel een adviserende rol bekleden en vragen de vergoeding binnen de perken te houden. Men hoeft niet overal te claimen waar men formeel recht op heeft. Is de staatssecretaris het daar ook mee eens? Verder heb ik een vraag over afspraken uit het verleden, bijvoorbeeld deze afspraken uit 2002, waarop mogelijk wordt teruggegrepen. Daarbij gaat het wellicht over € 300.000 à € 400.000. Vindt de staatssecretaris zulke bedragen in dit tijdsgewricht te billijken voor nieuwe contracten?

Staatssecretaris Zijlstra:

De heer Van der Ham heeft het over nieuwe contracten. Ik heb het over lopende contracten. Het gaat om de ontslagvergoeding die in lopende contracten is vastgelegd. We hebben in andere gevallen, bijvoorbeeld in het geval van de voormalige bestuursvoorzitter, de bedragen opgevraagd. We zullen dat ook in dit geval doen. Als blijkt dat er sprake is van overschrijding van de norm die met de Kamer is afgesproken, zullen we de bedragen ook nu weer als ondoelmatig geld beschouwen en overgaan tot terugvordering. Dat is het instrumentarium dat ik heb.

Ik wil helder gezegd hebben dat ik niet de suggestie wil wekken dat ik op een of andere wijze beleidsverantwoordelijk zou kunnen zijn doordat ik van iemand een telefoontje krijg of doordat ik zelf iemand bel en telefonisch over de zaken spreek. We moeten de zaken helder scheiden. Je bent ergens verantwoordelijk voor of niet. Natuurlijk zal ik vanuit mijn rol als staatssecretaris proberen om – daar waar ik het nodig acht – enigszins richting te geven aan lopende processen, maar meer dan dat is het niet. Nogmaals, ik ga er namelijk niet over en wens ook niet afgerekend te worden op zaken waarop ik geen enkele invloed heb. Dat wil ik benadrukt hebben.

De heer Van Dijk heeft zich afgevraagd of de raad van toezicht ook zou moeten vertrekken. We hebben het daarover uitgebreid gehad. Het toezicht bij Inholland is een van de onderwerpen van het inspectieonderzoek dat momenteel plaatsvindt. Ik vind dat je pas een uitspraak over dergelijke zaken mag doen als een onderzoek is afgerond en de feiten op tafel liggen. Als dan blijkt dat er sprake is van situaties die aanstootgevend zijn, bekijken we op dat moment wat we doen. Ik vind het echter niet correct om je op dit moment af te vragen of de raad van toezicht ook niet zou moeten vertrekken, want er liggen op dat punt nog geen feiten op tafel. Je moet daarop ook geen voorschot nemen.

De heer Van Dijk vroeg of mensen later nog persoonlijk kunnen worden aangesproken op zaken. Het vertrek van het college van bestuur van Inholland heeft op geen enkele wijze invloed op de vraag of mensen eventueel, strafrechtelijk of door de raad van toezicht, kunnen worden aangesproken op de verantwoordelijkheden die ze hadden in de functies die ze tot gisteren bekleedden. Daar doet zich dus geen ontsnappingsmogelijkheid voor, mocht de heer Van Dijk daarop duiden.

De heer Van der Ham heeft ook vragen over de afvloeiingsregeling gesteld. Die heb ik feitelijk al beantwoord. Het gaat om lopende contracten, waarop ik helaas geen invloed heb.

Wat heb ik de afgelopen dagen gedaan?, zo vroeg de heer Van der Ham. Ach, je spreekt deze en gene en dan geef je aan wat je denkt dat verstandig zou zijn. En dan hoop je dat dat bij het handelen van de desbetreffende personen of instellingen wordt meegenomen. Dat heb ik gedaan, niet meer en niet minder.

Ik kom op de motie van de heer Van Dijk, mevrouw Jadnanansing en de heer Van der Ham op stuk nr. 132. Daarmee wordt de regering verzocht om alles in het werk te stellen om te voorkomen dat vertrekkende bestuurders van Hogeschool Inholland exorbitante ontslagvergoedingen ontvangen. Deze motie kan ik niet uitvoeren, omdat ik er niet over ga. Als sprake is van overschrijding van de norm rond ontslagvergoedingen, dus de kantonrechtersformule als maximum, dan zal ik optreden. Gezien mijn wettelijke mogelijkheden kan dat alleen achteraf. Ik kan vooraf niets doen, terwijl de motie dat wel suggereert. Als de motie mij wil oproepen om bij overschrijding van de norm op te treden, dan vind ik dat prima. Dat is ondersteuning van beleid; ik ben dit zeker van plan. Als mij wordt gevraagd om mijn best te doen om ontslagvergoedingen te verlagen, dan moet ik zeggen dat ik dat niet kan. Ik heb begrepen dat de voormalig collegevoorzitter in kranten heeft aangegeven dat hij vindt dat zijn ontslagvergoeding aan de hoge kant is en dat een deel daarvan wel terug mag naar het primaire proces. Ik zou de voormalig collegevoorzitter, maar ook de twee leden van het college van bestuur die nu vertrekken willen oproepen om zo te handelen en gewoon zelf te zeggen: in een tijd waarin wij van het personeel de nullijn verwachten, in een tijd waarin banen onzeker zijn, hoef ik niet de hele ontslagvergoeding te krijgen, omdat ik dat gezien de situatie niet juist vind. Die afweging moeten zij maken, maar ik zou dat zeer begrijpen. Sterker nog, ik roep hen op om die gedachtegang nog eens door te nemen en daaruit zelf de consequenties te trekken.

De voorzitter:

Eén korte vraag, mijnheer Van Dijk. Het is een VAO. U stelt een korte vraag en de staatssecretaris geeft puntig antwoord.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De staatssecretaris laat met die laatste oproep eigenlijk al zien welke mogelijkheden er zijn zonder dat hij wettelijke bevoegdheden heeft. Deze motie is bedoeld om de staatssecretaris hierin te ondersteunen en te stimuleren. Hij moet al het mogelijke doen totdat die wettelijke bevoegdheid er is.

Staatssecretaris Zijlstra:

Als ik dat goed interpreteer, heb ik de motie net dus uitgevoerd. Dan kan zij ingetrokken worden, want dan is zij overbodig geworden. Het stemadvies voor de motie lijkt mij daarmee helder: ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 133, waarmee de regering wordt verzocht om een voorstel te doen om de bevoegdheid te krijgen om in te grijpen bij instellingen in het hoger onderwijs. Hierover hebben wij in het AO uitgebreid van gedachten gewisseld. Ik vond het positief dat er brede overeenstemming was dat hiernaar moet worden gekeken vanuit de kwaliteit van het onderwijs. Je kunt niet op voorhand zeggen: we gaan deze bevoegdheden verscherpen of wijzigen. Nee, wij gaan het inspectieonderzoek afwachten. Als daar problemen uit naar voren komen die vereisen dat wij gaten dichten in regelgeving, dan is er bij mij bereidheid om daarnaar te kijken. Maar wel in die volgorde. Wij gaan niet nu al zeggen dat wij het sowieso gaan doen. Nee, wij gaan eerst vaststellen of er problemen zijn die gedicht moeten worden met verscherping van wetgeving. Als dat nodig is, heeft het kabinet de bereidheid om ernaar te kijken. Deze motie is dus prematuur. Ik moet haar ontraden.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Van Dijk hierover een korte vraag wil stellen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De staatssecretaris mag de motie ontraden, maar hij mag haar niet prematuur noemen. Het gaat namelijk om een politiek meningsverschil. Ik vind dat de staatssecretaris nu al de bevoegdheid moet hebben om in te grijpen, en hij zegt: wacht het even af.

Staatssecretaris Zijlstra:

Het is een politiek meningsverschil. Vandaaruit vind ik de motie prematuur. Maar dat u daarover een andere mening hebt, daarin hebt u groot gelijk. Ik blijf de motie wel ontraden.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 134. Ik dank de heer Van Dijk dat hij het formulier aan de inspectie heeft gegeven, die dat mee zal nemen in het lopende onderzoek. Het maken van prestatieafspraken over het aantal afgestudeerden is niet in lijn met het beleid dat dit kabinet voorstaat op het gebied van de kwaliteit van onderwijs. Wij zien deze motie op dat punt als ondersteuning van ons beleid, en laten het oordeel aan de Kamer. Dit soort zaken wensen wij ook niet.

Ik kom toe aan de motie van mevrouw Jadnanansing op stuk nr. 135. Het wetsvoorstel normering topinkomens is teruggekomen van de Raad van State en ligt bij de minister van BZK, die daarover binnenkort huiselijk gezegd een ei zal moeten leggen. Ik heb er eerlijk gezegd geen behoefte aan om weer nader te rapporteren en te onderzoeken. Het is gewoon helder: dit moet in die wet worden geregeld. Het wetsvoorstel zit in het traject, en ik hoop dat het binnenkort naar de Kamer kan. Maar nogmaals, dat is een verantwoordelijkheid van de minister van BZK. In die zin is de motie overbodig, waarmee ik haar ontraad.

De heer De Rouwe (CDA):

Over de derde motie van de heer Van Dijk zegt de minister: ondersteuning beleid. Laat duidelijk zijn dat voor de CDA-fractie geldt dat wij niets hebben met die quota, zeker niet in het onderwijs, en zeker niet bij Inholland. De gedachtegang vinden wij prima, maar ik wil de staatssecretaris herinneren aan zijn eerdere citaat vandaag: je gaat erover of je gaat er niet over. Kan de staatssecretaris aangeven of hij hier wel of niet over gaat?

Staatssecretaris Zijlstra:

Vanuit de verantwoordelijkheid die wij hebben voor het borgen van de kwaliteit van onderwijs, dienen wij zeker te stellen dat afstuderen gebeurt op basis van de criteria die zijn gesteld voor een bepaalde opleiding. Dat is wat ik in deze motie lees, en waar ik ook verantwoordelijk voor ben, ook via de lijn van de inspectie die daarop controleert. Vandaar mijn dank aan de heer Van Dijk om dat formulier aan de inspectie te geven, zodat deze dat kan meenemen in het onderzoek. Daar ligt voor mij wel degelijk een verantwoordelijkheid voor mij, gelet op de kwaliteit van het hoger onderwijs, in dit geval het hbo. Ik zie daar geen frictie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week zal over de ingediende moties worden gestemd.

Tijdens de schorsing kan de technische dienst naar het spreekgestoelte kijken. Verder vraag ik de woordvoerders van het komende onderwerp bij mij, om over de spreektijden te overleggen.

De vergadering wordt van 16.35 uur tot 16.50 uur geschorst.

Naar boven