Aan de orde is het spoeddebat over een tekort aan strooizout.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Voor de tweede keer is er een tekort aan strooizout in Nederland. Voor de tweede keer voeren we dus een debat over verkeersonveiligheid. Voor de tweede keer ook moet de minister van Verkeer en Waterstaat zich verantwoorden voor zijn te late ingrijpen en zijn laconieke houding.

Ik heb een aantal vragen over de periode na 20 januari jongstleden. Klopt het dat er gemeenten zijn die al weken zonder zout zitten? Klopt het dat het zoutloket al langer dan vandaag niet kan voldoen aan de vraag? Klopt het dat op de website www.gladheid.nl, die alleen toegankelijk is voor gemeenten met een code, al dagen van tevoren voorspeld wordt waar de wegen glad zullen worden? Hoe is de situatie van eergisteren bij de Ketelbrug dan ontstaan? Klopt het dat bij het strooien van 10 milligram zout, ijzel binnen 15 minuten verdwenen is? Waarom is dat daar dan niet tijdig gebeurd? Was er geen strooizout meer? Kunnen de transportondernemers die daar allemaal stil hebben gestaan een claim indienen? Wat is trouwens het totaal aan claims dat de minister al binnen heeft? Fiets- en voetpaden worden niet meer gestrooid. Wat als burgers vallen als gevolg hiervan en zich verwonden? Kunnen zij een claim indienen? Is er enig idee wat dat de minister in totaal gaat kosten? Hoe moeten bejaarden hun boodschappen doen als er niet meer gestrooid wordt? Wat zijn de consequenties voor de aanrijtijd van hulpverleners van het feit dat er geen zout is en er gladde wegen ontstaan?

Ik ga even terug naar het debat van 20 januari en op de hamvraag. De minister zei toen, ik citeer uit de Handelingen: "Naar onze informatie hebben onze inspanningen ertoe geleid dat er echt voldoende voorraad is voor de resterende winter." Op mijn vraag: "Garandeert de minister hierbij dus dat er voor de rest van de winter genoeg strooizout is?", antwoordde de minister: "Ja. (...) voor redelijk normale winterse weersomstandigheden hebben wij absoluut voldoende zout."

Ik vertrouwde op de daadkracht van deze minister en heb mijn motie aangehouden. Collega's Koopmans en Roefs trokken hun motie, waarin zei vroegen om een grotere voorraad strooizout aan te leggen of eerder over te gaan tot bijbestellingen, in na de toezegging van de minister dat hij deze motie overnam. Kortom, hij zou doen wat in de motie werd gevraagd. Dat is dus niet gebeurd. Ik wacht de reacties van de collega's met belangstelling af.

Om een lang verhaal kort te maken: de minister heeft nu al een aantal keer beloofd dat er geen tekort aan strooizout zou ontstaan. Echter, er is nu een nijpend tekort aan strooizout. Het lijkt een non-issue om hier te debatteren over strooizout, maar het gaat wel om de veiligheid van de burgers in Nederland. De situatie is op dit moment op een groot aantal wegen onveilig en dat is onaanvaardbaar. Graag krijg ik een antwoord van de minister.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. De vorige keer dat we met elkaar debatteerden hierover, was de eerste keer dat mevrouw Verdonk deelnam aan een debat inzake verkeer en waterstaat. Gelijk gaat de minister blijkbaar in de fout. Het heeft dus nogal wat consequenties gehad. De vraag is of mevrouw Verdonk nog mee moet doen ...

Voorzitter. Even heb ik me afgevraagd of we hier wel met de minister moeten spreken over strooizout. Ik begreep namelijk, zeker na de toezeggingen van de minister, dat Rijkswaterstaat over voldoende strooizout beschikt. Dat was ook de afspraak die we met de minister hadden gemaakt. Vanmorgen raadde ik dus ook onze statenleden aan om vooral in hun provincie om opheldering te vragen, totdat ik op Teletekst las dat Rijkswaterstaat het zoutloket voor provincies en gemeenten sloot. Daarmee werd alsnog duidelijk dat we wederom, ook landelijk, een fors tekort aan strooizout hebben.

Tijdens een eerder spoeddebat zei de minister letterlijk: "Naar onze informatie hebben onze inspanningen ertoe geleid dat er echt voldoende voorraad is voor de resterende winter." Even later bevestigde de minister dat nadrukkelijk op een vraag van collega Verdonk.

De minister heeft dus wel wat uit te leggen vanavond, want de winter was na dat debat echt niet uitzonderlijk of extreem. Er is geen waarschuwing geweest voor lawinegevaar op welke Nederlandse dijk dan ook.

De vragen zijn dus oprecht. Waarom heeft de minister de Kamer verzekerd dat er voldoende zout was voor de resterende winter, terwijl hij dat blijkbaar niet waar kan maken? Wat vindt de minister ervan dat mensen in Arnhem geadviseerd wordt, na 23.30 uur de weg niet meer op te gaan omdat er niet gestrooid kan worden? Wat is er inmiddels verbeterd voor de veiligheid van fietsers? Dit zijn allemaal vragen die nu opnieuw opkomen. Maar de belangrijkste vraag is wat er de afgelopen twee weken is misgegaan. Wie is daar verantwoordelijk voor? En vooral: hoe snel heeft de minister dit probleem opgelost, en kunnen wij hem dan wel op zijn woord geloven?

Voorzitter, ik heb wat tijd over. Dat wil ik graag zo houden. Dan kan de minister vanavond nog strooizout kopen.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Wij hadden hier anderhalve week, twee weken geleden een spoeddebat over het gebrek aan strooizout. De minister heeft ons toen verzekerd dat het voor de rest van deze winter in orde zou zijn. Hij zei: behalve onder héél extreme omstandigheden; je weet nooit zeker, maar gegarandeerd. En we zitten weer zonder. Dat is wel heel wonderlijk.

Het is des te wonderlijker omdat de minister heeft gezegd dat de overheid het goed regelt, dat er een zoutloket komt, dat dit voor gemeenten beschikbaar is en dat de overheid zorgt voor de distributie. Het loket is inmiddels gesloten. Dan krijg je niet alleen economische schade, maar wordt het ook gevaarlijk. Als ik naga of dat nodig is, constateer ik dat de provincies Zuid-Holland, Flevoland en Friesland ruim voldoende strooizout hebben en nog weken vooruit kunnen. Weet de minister wat de woordvoerder van de provincie Zuid-Holland zegt? Als je nu niet genoeg strooizout hebt, heb je gewoon niet voldoende ingekocht. Dan heb je je werk niet goed gedaan.

Die indruk hebben wij ook en we vinden dat ernstig. Wij willen nu van de minister weten hoe het kan dat hij zijn keiharde toezegging van nog geen twee weken geleden niet waar maakt. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat er de komende dagen en weken voldoende strooizout is? Wij kunnen namelijk geen ongelukken – dat is natuurlijk het allerergste – en economische schade accepteren. Hoe kunnen we dit voorkomen? Het kan niet zo zijn dat dit gebeurt door gebrek aan strooizout en ook niet dat wij wegen sluiten of mensen benen en heupen laten breken of wat dan ook. Het is te klungelig om waar te zijn. Wij willen die zekerheid van de minister.

Ik heb nog overwogen om een voorstel te doen dat bijvoorbeeld de staatssecretaris zich met het strooizout zou gaan bemoeien. Je weet nooit. Ik zie mevrouw Van Gent instemmen. Zij lokt altijd moties uit, maar als het erop komt, durft ze niet mee te stemmen. Ik wacht dus even het antwoord van de minister af.

Dit is natuurlijk een aardig, ludiek punt tussendoor, maar het is wel een ernstig probleem dat wij niet ervoor kunnen zorgen dat het verkeer kan rijden en dat het veilig is op de weg, op de stoep en op het fietspad en dergelijke. Wij willen van de minister weten hoe het kan dat hij zijn toezegging niet gestand heeft gedaan en wat hij gaat doen om ervoor te zorgen dat het vanaf vanavond wel in orde is.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Zout houdt het Nederlandse parlement al eeuwenlang bezig. De eerste parlementaire enquête in dit huis was in 1852 en ging over zout. Het lijkt mij dat we het nu niet zo ver moeten laten komen.

Ik stel daarom de volgende vragen aan de minister van Verkeer en Waterstaat. Wat heeft de minister sinds het debat dat wij met elkaar gehad hebben, gedaan om ervoor te zorgen dat er voldoende zout aanwezig is in de loodsen van Rijkswaterstaat? Deelt de minister van Verkeer en Waterstaat de opvatting van de CDA-fractie dat het noodzakelijk is dat de rijksoverheid zorgt dat er voldoende strooizout is voor haar wegen? Deelt de minister van Verkeer en Waterstaat de opvatting dat andere overheden zelf voor voldoende zout moeten zorgen? Deelt de minister van Verkeer en Waterstaat de opvatting dat bijvoorbeeld mevrouw Spit, de wethouder van Utrecht die vandaag op tv zei dat zij niet meer genoeg strooizout van Rijkswaterstaat kan krijgen, eigenlijk met haar eigen dienst moet praten en zelf verantwoordelijk is voor voldoende strooizout in haar loodsen? Dat lijkt mij aan de orde. De CDA-fractie vindt dat Nederlandse burgers of zij in de auto over de rijkswegen rijden of over provinciale fietspaden fietsen of door stadswijken lopen, er recht op hebben dat op fatsoenlijk gestrooid wordt, zoals door de bevoegde gezagen en de volksvertegenwoordiging is besloten. Daarom vragen wij de minister om zijn toezegging die hij in het eerdere debat gedaan heeft, gestand te doen en ervoor te zorgen dat er voor de komende periode voldoende strooizout is. Dat willen wij graag van de minister weten.

Tot slot willen wij ook van de minister weten of hij vindt dat er in voldoende mate met alternatieven wordt gewerkt. Ik kom nog wel eens in het buitenland en ook ik weet dat daar gebruik wordt gemaakt van allerlei alternatieven. Ik zie dat in Nederland vrij weinig. Er wordt wel wat makkelijk met het zoutvaatje gestrooid. Ik ben benieuwd hoe de minister daar tegen aankijkt. Wie weet, komen wij daarover nog met een uitspraak.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik ken de heer Koopmans als een rechttoe, rechtaan politicus.

De heer Koopmans (CDA):

Dank u wel.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Als hij een toezegging krijgt, dan houdt hij de minister daar ook aan. Waarom treedt hij nu zo zwak op door alleen te vragen of de minister opnieuw een toezegging wil doen?

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb de minister gevraagd wat hij sinds dat moment heeft gedaan. Ik ben benieuwd wat hij en zijn dienst hebben gedaan in de tijd vanaf het spoeddebat tot aan vandaag. Ik wilde vanmiddag ook een brief van de minister hebben. Die hebben wij niet gehad. Eerlijk gezegd, ben ik eerst benieuwd naar de feiten. Die moet ik eerst weten voordat ik een oordeel geef.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het CDA heeft een brief gevraagd, maar de eigen minister heeft die niet gestuurd. Schoffering, zou ik willen zeggen.

De heer Koopmans zei zojuist dat hij in het buitenland is geweest. Heeft hij de laatste week in Nederland op de weg gereden? Als hij dat heeft gedaan, weet hij heel goed wat de minister heeft gedaan en vooral wat de minister niet heeft gedaan. Hij heeft niet gedaan wat de Koopman in zijn motie heeft gevraagd, namelijk ervoor zorgen dat de zoutvoorwaarden op peil gebracht zouden worden en ervoor te zorgen dat er extra zout aangekocht zou worden. Die toezegging is de minister gewoon niet nagekomen. Dat kun je zien op elk moment dat je op een Nederlandse weg bent.

De heer Koopmans (CDA):

Op de wegen waar ik de afgelopen tijd heb gereden, was er ordentelijk gestrooid, maar daar hebben wij allemaal niks aan. Ik heb al namens mijn fractie gezegd dat elk bevoegd gezag – de minister van Verkeer en Waterstaat die wij hier kunnen aanspreken of burgemeester en wethouders van bijvoorbeeld de gemeente Utrecht – op zijn verantwoordelijkheid aangesproken moet kunnen worden. Ook het provinciaal bestuur moet aangesproken kunnen worden. Wij spreken op dezelfde manier als mevrouw Verdonk de minister van Verkeer en Waterstaat aan op zijn opdracht om ervoor te zorgen dat er bij gladheid zo snel mogelijk gestrooid wordt op de Nederlandse wegen, nu en in de toekomst.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Als het zonnetje schijnt en het dertig graden is, zal het niet zo gauw glad worden.

De minister heeft in al zijn voortvarendheid een nationaal zoutloket neergezet. Dat is bedoeld om het extra zout te verdelen onder de gemeenten en provincies. Rijkswaterstaat was verantwoordelijk voor dat loket en Rijkswaterstaat valt direct onder de verantwoordelijkheid van deze minister. Rijkswaterstaat kan al wekenlang niet aan de vraag voldoen. Is de heer koopmans daarvan op de hoogte?

De heer Koopmans (CDA):

Ik ben Kamerlid en de minister regeert. Bij het vorige spoeddebat had ik al het gevoel dat een aantal mensen veel te gemakkelijk werd dat het Rijk ervoor moest zorgen dat er overal voldoende strooizout is. Dat vind ik dus niet. Ik vind dat het Rijk heeft te zorgen voor voldoende zout voor de rijkswegen. Provincies hebben te zorgen voor voldoende zout voor hun wegen en gemeenten ook. Dat daarbij samenwerking plaatsvindt, is prima; dat is uitstekend. Maar uiteindelijk dient iedereen, ook mevrouw Spit, haar eigen boontjes te doppen.

De heer Aptroot (VVD):

De heer Koopmans zegt dat iedereen zijn eigen boontjes moet doppen. Hij heeft echter ook wel begrepen dat de grote, krachtdadige maatregel van de minister van Verkeer en Waterstaat was dat hij grote partijen kon kopen, deels bestemd voor gemeenten, en zei: ik koop alles in en ik zorg ervoor dat er voldoende zout is en dat het goed wordt verdeeld. Het gevolg is nu dat het Rijk zonder zout komt en een boel gemeenten ook. Een aantal provincies die verstandiger zijn, niet meegaan in de slipstream van het Rijk en zelf voldoende hebben ingekocht, zitten goed. De minister heeft het dus naar zich toegehaald, ook partijen zout die voor gemeenten waren bedoeld. Dan is hij toch medeverantwoordelijk voor het feit dat gemeenten nu zonder komen te zitten?

De heer Koopmans (CDA):

Ondergetekende is evenals de heer Aptroot buitengewoon benieuwd naar de antwoorden van de minister op de vragen die hij en ik hebben gesteld.

De heer Aptroot (VVD):

Wij zijn natuurlijk allemaal benieuwd naar de antwoorden; daarom stellen we ook vragen. Dit betekent echter wel dat de heer Koopmans wat voorbarig was met zeggen dat de minister verantwoordelijk is voor het strooien op de rijkswegen en de gemeenten voor het strooien op de gemeentewegen. De minister heeft namelijk bewust een deel op zich genomen van de verantwoordelijkheid en de garantie dat er geleverd kon worden aan gemeenten.

De heer Koopmans (CDA):

Tot nu toe heb ik als informatiebronnen niet meer dan pagina 104 van Teletekst, waarin de "rijkszoutsituatie" beschreven stond, en de opmerkingen van de heer Aptroot over drie zoutloodsen in drie provincies. Ik vind het allemaal prima, maar ik ben eerlijk gezegd meer geïnteresseerd in de antwoorden van de minister op de vragen die de heer Aptroot terecht heeft gesteld en die ik heb gesteld. Daarna komen we met de oordelen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Als Groningen het NOS Journaal haalt, stromen mijn e-mailbox en mijn telefoon altijd rap vol met mailtjes en sms'jes van Stadjers en andere provinciegenoten. Natuurlijk frons je dan je wenkbrauwen als je hoort dat het zout stilaan op raakt, er niet overal meer gestrooid kan worden en, erger nog, de hulpdiensten in Groningen langere aanrijtijden krijgen. Dat is natuurlijk helemaal van de gekke, want dat is al een probleem in de provincie.

Het lijkt me echter goed om het hoofd even koel te houden, wat niet moeilijk moet zijn bij temperaturen net onder het vriespunt. Want hoe komt het nu eigenlijk dat het zout op is? Je kunt je afvragen of we niet wat al te kwistig zijn met het strooien van zout. Ik denk het wel. Ik stipte het ook al aan bij het vorige debat over het winterweer. In landen als Duitsland, Zweden en Oostenrijk wordt bij lange na niet zo veel met zout en pekel gestrooid als in Nederland. Dat zou te denken moeten geven, want als ze ergens verstand hebben van het bestrijden van gladheid en het omgaan met sneeuw is het daar wel.

Zout heeft namelijk in de eerste plaats als nadeel dat het schaars kan worden, zoals we nu ondervinden. In de tweede plaats is het gewoon slecht voor het milieu. Bomen en planten langs de weg hebben ernstig te lijden onder de bergen zout die er gestrooid worden. Via hun wortels zuigen ze te veel zout water op, dat vervolgens in de hele plant terechtkomt. Mensenlevens zijn belangrijker dan bomen. Ook GroenLinks vindt dus dat vooral op snelwegen, waar geen alternatieven zijn, zout gestrooid moet worden. Zeker in een stad zijn er echter alternatieven die minder slecht zijn voor het milieu. Als die veel breder worden ingezet, heb je landelijk veel minder zout nodig en blijft er ruim genoeg over voor de hoofdwegen. Want waarom kunnen de Duitsers, de Zweden en de Oostenrijkers hun steden prima begaanbaar houden door te strooien met al dan niet verwarmd zand, grind of gravel, en kunnen wij dat niet? Waarom gaan hun wegen er niet kapot van en de onze wel? Waarom vinden zij het geen probleem om het zand na de vorst weer op te vegen en wij wel? Dat gaat er bij mij niet in. Ik krijg toch een beetje de indruk dat veel gemeenten dat gewoon te veel gedoe vinden en zout strooien gewoon wel handig vinden. Dat is mij te gemakkelijk. Kan de minister mij eens voorrekenen hoeveel zout er overblijft als er in de steden met andere middelen gestrooid zou worden?

GroenLinks maakt zich ook zorgen over het gemak waarmee de zuur bevochten afspraken over zoutwinning in Friesland overboord worden gegooid. De bodemdaling die daarvan het gevolg is, vormt een echte bedreiging voor de Friezen, de Friese bedrijven en de Friese waterhuishouding. Ik heb ernstig het gevoel dat de huidige zouthype wordt aangegrepen om over die afspraken heen te walsen. Dat zint mij helemaal niet.

Maar goed, zal de minister zeggen, intussen is in Groningen en in andere steden het zout op. Ik zou zeggen: regel dat provincies het zout onderling herverdelen. Het is immers niet overal tegelijk op en een beetje solidariteit met het Noorden kan nooit kwaad, zeker niet in koude tijden. Maak bovenal een plan voor alternatieven zodat wij volgend jaar niet weer met de gebakken peren zitten. Vorige keer heeft de minister mij toegezegd dat hij het punt van de fiets- en voetpaden ging opnemen met het Mobiliteitsberaad en de ENFB. Ik vraag me af hoe het daarmee staat, want het is natuurlijk nog steeds heel slecht geregeld.

Mevrouw Roefs (PvdA):

Voorzitter. Het was natuurlijk chique van Rijkswaterstaat dat het zijn zout gedeeltelijk heeft gedoneerd aan het nationale zoutloket. Wij hebben begrip voor het besluit om daarmee te stoppen nu de nationale snelwegen wellicht ook met een tekort te maken kunnen krijgen.

Ik las in RAI Voorrang een interview waarin het volgende geponeerd werd. Als reden dat voorraden in Nederland niet tijdig worden aangevuld, noemde de geïnterviewde de Europese inschrijving die het Rijk organiseerde voor de levering van wegenzout. Uit Nederland schreven Akzo Hengelo en Frisia in. Ook importeurs van zout schreven in. De importeur Eurosalt heeft het contract verworven. De voorraad die zij aanhouden is op zich genoeg voor een normale winter, maar dit jaar waren ze er al snel doorheen. Eurosalt betrekt zout uit Heilbronn in Duitsland. Het zout gaat per schip naar Nederland en dat duurt dus lang. Het Rijk heeft zich dus afhankelijk gemaakt van lange aanvoerlijnen voor wegenzout. Wat vindt de minister van deze redenering?

De heer Roemer (SP):

Dat is een buitengewoon interessante vraag. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de minister, maar ik ben ook heel benieuwd naar wat mevrouw Roefs er zelf van vindt.

Mevrouw Roefs (PvdA):

Bij mij wierp zich ook de vraag op welke criteria wij eigenlijk hebben gehanteerd bij de aanbesteding. Hebben wij alleen naar de prijs gekeken of ook naar andere criteria, bijvoorbeeld lange aanvoerwegen? Dat is precies de reden dat ik het vraag. Ik hoop daar van de minister een antwoord op te krijgen.

De heer Roemer (SP):

U bedoelt niet te zeggen dat wij daar maar gewoon vanaf moeten?

Mevrouw Roefs (PvdA):

Wij hebben ook gewoon Europese regels waaraan wij moeten voldoen. Ik ben erg benieuwd naar de criteria. Wij weten heel goed dat als er wordt aanbesteed er heel erg vaak alleen naar de prijs wordt gekeken en niet naar de kwaliteit of naar andere factoren. Daar zijn wij het meestal wel over eens, mijnheer Roemer. Dit leek me nu weer zo'n klein voorbeeld dat misschien anders had gekund.

Rijkswaterstaat adviseert gemeenten en provincies om zand of pekel te strooien. Hoe kan het dan dat Groningen en Utrecht met de handen in het haar zitten? Er is blijkbaar een alternatief. Zand en pekel zijn niet goed voor zoab, maar volgens mij ligt dat niet op gemeentelijke of provinciale wegen. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister. Ik geloof niet dat iemand dit snapt. Het zou namelijk ook een oplossing kunnen zijn voor de fietspaden. Klopt het dat Nederlandse gemeenten in vergelijking met Duitse gemeenten te weinig willen betalen voor het zout? Dat heb ik ook in een bericht gelezen. Mij bekruipt langzamerhand het gevoel dat wij praten over een probleem dat eigenlijk niet hier ligt. Maar goed, Nederlandse burgers maken zich zorgen en daarom is het logisch dat het parlement zich ermee bemoeit. Als er sprake is van overmacht zult u ons niet horen, maar volgens ons is dat vooralsnog helemaal niet het geval.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik wil graag de mening van mevrouw Roefs over het volgende citaat uit de brief van minister van 8 januari: "Het door Rijkswaterstaat van AkzoNobel gekochte zout zal worden beheerd door een 'nationaal zoutloket' en worden verdeeld over de wegbeheerders die verantwoordelijk zijn voor de gladheidsbestrijding op het basiswegennet." Onder wiens verantwoordelijkheid vindt het uitdelen van het zout plaats bij het "nationaal zoutloket"?

Mevrouw Roefs (PvdA):

Ik sprak over chique. Het was een geste van Rijkswaterstaat aan gemeenten en provincies om een gedeelte van zijn zout te donoren. Rijkswaterstaat heeft gezorgd voor extra aanvoer via Frisia. Nu zegt de rijksoverheid: ho, wij hebben ook een eigen taak; jullie kunnen strooien met zand en pekel. Ik vraag mij af waarom dat niet gebeurt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Laat ik een tweede citaat voorlezen uit dezelfde brief: "Gemeentelijke en provinciale wegen kennen vaak een ander wegdektype, waarvoor wel alternatieve gladheidsbestrijding (zoals het strooien van zand) beschikbaar is, maar ook voor deze wegbeheerders is het van groot belang om over voldoende strooizout te kunnen beschikken." Dat vindt de minister. Vindt mevrouw Roefs dat ook?

Mevrouw Roefs (PvdA):

Als zij geen strooizout hebben, zijn er dus alternatieven en moeten de provincies en gemeenten daar zelf voor zorgen. Ik vind dat het heel duidelijk bij die overheden ligt. De rijksoverheid kan nog zeggen dat zij zout nodig heeft omdat zoab geen zand en pekel verdraagt, maar dat geldt niet voor gemeentelijke en provinciale overheden. Ik hoor graag wat de minister ervan vindt dat provincies en gemeenten die alternatieven blijkbaar niet onderzoeken.

De voorzitter:

Laatste maal, mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik vraag mij wel eens af hoe dat nu in het kabinet gaat: een draaiend CDA en een slecht luisterende PvdA. Wat moet het iedere vrijdag gezellig zijn in de Trêveszaal!

De minister heeft duidelijk gezegd dat het ook voor gemeentelijke en provinciale overheden van groot belang is om over voldoende strooizout te beschikken. Mevrouw Roefs moet niet doen alsof zij dat niet wil horen. Dat zegt deze minister. Het is helemaal geen geste van Rijkswaterstaat. Het is de verantwoordelijkheid van deze minister dat Rijkswaterstaat zorgt voor voldoende strooizout voor heel Nederland, ook voor gemeenten en provincies. Dat staat in zijn brief. Is mevrouw Roefs het daarmee eens?

Mevrouw Roefs (PvdA):

Voorzitter. De minister heeft aangegeven dat er volgens Rijkswaterstaat ook alternatieven zijn. Waarom zouden provincies en gemeenten die alternatieven niet gebruiken? Bovendien heb ik als argument genoemd dat Nederlandse gemeenten in vergelijking met Duitse gemeenten blijkbaar minder bereid zijn om te betalen voor strooizout. Ik wil daarover graag iets horen van de minister.

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. "Beat the heat now", maar het strooizout is op. Terwijl de zogenaamde brede maatschappelijke coalitie van de "beat-the-heat-now"-campagne met 1,2 mln. belastinggeld door dit kabinet wordt gespekt, staat rijdend Nederland stil als Koning Winter ook maar even zijn gezicht laat zien.

Ik heb twee vragen aan de minister. Zit hij ook in het kamp der klimaatalarmisten en heeft hij, uitgaande van hun voorspellingen, gedacht dat wij wegens het uitblijven van nieuwe winters geen strooizout meer nodig zouden hebben?

Nu alles is gericht op global warning krijgt hij dan wel voldoende geld voor strooizout voor een eventueel op handen zijnde global cooling?

Verder dan een oproep van premier Balkenende aan burgers om vooral de eigen stoep sneeuwvrij te maken, is het kabinet deze winter niet gekomen. De premier heeft zijn eigen bezem niet eens kunnen vinden.

Vandaag meldt het dagblad Trouw dat het gebrek aan strooizout mogelijk de oorzaak is van de langste file op de A28 tussen Dwingeloo en Dalfsen. Juist in de regio met problemen met de voorraad strooizout stond maar liefst een file van 45 kilometer. Bij TomTom stopte de teller op 1318 kilometer file in de ochtendspits van vandaag. Toegegeven, de TomTom-meting gaat uit van het ergste scenario, maar het officiële kanaal van de gebruikelijke file- en informatiedienst deed ook melding van het feit dat het met 300 kilometer file vanmorgen aanzienlijk drukker was dan normaal. Wat denkt de minister dat al die files als gevolg van het tekort aan strooizout zowel de burger als het bedrijfsleven kosten?

Niet alleen vandaag zijn wij in de ban van het tekort aan strooizout, maar al weken lopen wij met zijn allen het risico om een flinke uitglijder te maken. De Staat haalt miljarden op aan accijnzen, aan bpm en aan wegenbelasting, maar bij een beetje winterweer krijgt de automobilist in feite te horen: zoek het uit en je ziet maar hoe je de ijsbaan over komt. Wat gaat de minister doen aan de spekgladde gevaarlijke wegen en het onacceptabele feit dat Rijkswaterstaat heeft gezegd te stoppen met het leveren van zout aan provincies en gemeenten?

Een dikke maand geleden kwamen de eerste klachten over tekorten aan strooizout. Mijn twee laatste vragen aan de minister: waarom is er niet voldoende op het tekort aan strooizout geanticipeerd? En kunnen burgers en bedrijven bij voortdurende nalatigheid hun schade verhalen?

De heer Koopmans (CDA):

Wat heeft de heer De Mos het liefste: dat er meer zout wordt gehaald uit Turkije of uit de Friese bodem?

De heer De Mos (PVV):

Dat maakt mij niet zoveel uit, als er maar voldoende zout is en wij veilig over de Nederlandse wegen kunnen rijden. Dat is het belangrijkste.

De heer Koopmans (CDA):

Dus extra zoutwinning in Friesland vindt u acceptabel?

De heer De Mos (PVV):

Nogmaals, het maakt mij niet zoveel uit waar het zout vandaan komt, als wij maar veilig over de Nederlandse wegen kunnen gaan.

Minister Eurlings:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdrage in eerste termijn. Velen haalden het aan: het is al de tweede keer in een week of, pak 'm beet, twee dat wij hier in deze plenaire zaal over de zoutproblematiek praten. Ik denk dat het terecht is. Wij zitten in een extreme weerssituatie – ik zal het dadelijk nader toelichten – tenminste wat het zoutregime betreft, het moeten strooien met zout. Veel Nederlanders ondervinden de gevolgen hiervan elke dag: op het schoolplein, op het fietspad, op de dorpsweg tot aan de snelweg toe. Op 20 januari zijn wij uit elkaar gegaan nadat wij constateerden dat, wat mijn verantwoordelijkheid betreft, Rijkswaterstaat toen al veel meer zout had gestrooid in een aantal weken tijd dan normaal gedurende een geheel jaar. Ik ben geciteerd door velen. Alleen was het citaat wel zeer gedeeltelijk. Als u iets verder terugleest in de notulen, ziet u dat ik ook heb gezegd dat je natuurlijk heel extreme situaties kunt hebben, dat wij voor redelijk normale weersomstandigheden absoluut voldoende zout zouden hebben, maar dat ik een voorbehoud zou maken voor heel extreme toestanden. Ik heb nog gezegd: geen enkel land in Europa weet hoe je er dan mee omgaat.

Wat is er sindsdien gebeurd? Wij hebben alles op alles gezet met Rijkswaterstaat om extra zout te vinden en dat is hard nodig ook. Nog eens even de feiten, gewoon de facts. Rijkswaterstaat strooit jaarlijks gemiddeld zo'n 70.000 ton aan zout over onze wegen in een redelijk normale winter.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat stond ook allemaal in uw vorige brief, allemaal hartstikke interessant. Wat zijn nou extreme weersomstandigheden? Ik zie al precies wat u doet: u maakt er weer een semantische discussie van. Wat zijn die extreme weersomstandigheden? Dat hebt u inderdaad gezegd. Ik heb op de site van het KNMI gekeken, op de site van de ANWB, op de site van het KLPD. Er is geen enkel weeralarm geweest in deze periode. De laatste was op 9 en 10 januari, daarna niet meer. Het enige wat extreem is, is dat het wat langer duurt dan wij normaal gewend zijn in Nederland. Is dat ook wat u bedoelt: dat het wat langer duurt?

Minister Eurlings:

Ik zei al dat ik dadelijk op de feiten rondom de weersomstandigheden zou terugkomen. Ik kan mevrouw Verdonk direct geruststellen: ik ga het KNMI maar liefst twee keer aanhalen in dit verband. Maar nu even terug naar de hoeveelheid zout. Ik kom er zo op terug, over een minuutje, misschien anderhalf.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De minister geeft net in een paar bijzinnen aan dat hij verkeerd geciteerd is. Ik was een van degenen die citeerden. Dat is niet verkeerd geciteerd. Alleen vind ik het geen extreme weersomstandigheden. Ik ben dus heel benieuwd wat de minister zo extreem vindt.

De voorzitter:

Wij zullen even luisteren naar de antwoorden van de minister.

Minister Eurlings:

Ik kom er zo op terug.

Rijkswaterstaat strooit jaarlijks zo'n 70.000 ton aan zout. Dat is het gemiddelde bij een redelijk normale winter. Op 20 januari heb ik gezegd dat er al 120.000 ton zout was gestrooid, dus al bijna twee keer zo veel als normaal in een heel jaar. Sindsdien is er nog een keer 37.000 ton gestrooid. Dus in twee weken is er meer dan de helft gestrooid van wat je normaal in een heel jaar gebruikt. Waar zit dat nu in? Het is geen min 20 graden. Er zijn geen meters sneeuw. Als ik als burger dit zou aanhoren, zou ik zeggen: zo extreem is het niet; Siberië is erger. Waar zit die extremiteit nu in? Die zit in twee zaken, gezien vanuit het wegenbeheer. Daar gaat het nu namelijk over, want het gaat om de problematiek van het zout. De extremiteit zit hem erin dat niet alleen het KNMI aangeeft dat deze winter extreem is, maar zit hem er ook in dat er sinds de winter van 1979 nooit zo veel sneeuw heeft gelegen als nu. Dat is dus in 30 jaar de meeste sneeuw.

Ernstiger is nog dat eigenlijk sinds 17 december onafgebroken iedere nacht in minstens één deel van het land de temperatuur overgaat van dooien naar vriezen. En vervolgens weer van vriezen naar dooien. Die continue wisseling van net boven naar net onder nul is het slechtste wat je als wegbeheerder kunt hebben. Je strooit zout. Vervolgens dooit het en spoelt het zout met het water en de regen weg. 's Avonds vriest de boel op en kun je weer van voren af aan gaan beginnen.

De voorzitter:

Het lijkt mij verstandig om de minister nu even de kans te geven om antwoord te geven. Er zijn zeer veel vragen gesteld. Er komt ook nog een tweede ronde.

De heer Roemer (SP):

Iedereen krijgt een beurt en dan kom ik eraan en dan mag het niet meer.

De voorzitter:

U mag wel een vraag stellen, maar er zijn veel vragen gesteld en ik wil de minister graag de kans geven om te antwoorden.

De heer Roemer (SP):

Dit is voor mij echter het meest wezenlijke van het hele verhaal. Verder heb ik nog één vraag, namelijk welke oplossing hij heeft. Hier gaat het eigenlijk om.

De voorzitter:

Ga uw gang.

De heer Roemer (SP):

De minister geeft aan wat wij in Nederland voor winter hebben. Dat wisten wij 20 januari ook. Toen hadden wij al de ervaring dat het wel eens langer kan duren en dat het heel vervelend was. Daarvan zouden wij geleerd hebben. Wij hebben volgens mij ook de conclusie getrokken dat wij dan misschien moeten zorgen voor een extra voorraad. Dat zouden wij allemaal gaan doen. Zo extreem als de minister het nu omschrijft, is het daarna echt niet meer geweest. Natuurlijk kun je heel extreme situaties hebben. Stel je voor dat er opeens weet ik niet wat gebeurt ... Dit is niet "weet ik niet wat gebeurt". Voor een redelijk normale winterse weersomstandigheden, die hebben wij nu, is er voldoende strooizout. Ik maak een voorbehoud voor echt heel extreme toestanden, want dan weet je het nooit. Ik geloof niet dat u toen bedoelde: het vriest en het dooit en het vriest en het dooit en wij moeten misschien iets vaker per dag gaan strooien.

Minister Eurlings:

Wij halen nu twee dingen door elkaar. Ik sta nog steeds voor mijn wegennet. Je moet dan keuzes maken. Waarom is het extreem? Omdat wij alleen al sinds het laatste debat meer dan de helft van het zout hebben uitgestrooid dat wij normaal in een heel jaar nodig hebben. Het zit erin dat, anders dan wij toen verwacht en gehoopt hadden, het iedere dag blijft kwakkelen tussen vriezen en dooien. Het gaat continu op en neer. Dat zorgt voor een grote zoutbehoefte.

Ik had nog het KNMI willen aanhalen, in reactie op mevrouw Verdonk. Het is namelijk niet waar dat het KNMI nooit gewaarschuwd heeft. Integendeel. Voor vanavond heeft het weer extreem weer voorspelt voor het noorden van het land. Het KNMI zegt continu dat het extreem is. Vanavond dus ook weer. Het zit hem dus niet alleen in de hoeveelheid gevallen sneeuw, het zit hem ook in die continue wisseling.

Wij zijn zeer voortvarend aan de slag gegaan, na maar ook al voor het debat dat wij op 20 januari hebben gevoerd. Wij hebben in twee weken tijd 30.000 ton extra aan zout gevonden. Dat is bijna de helft van wat wij normaal in een heel jaar nodig hebben. Hoewel in Europa iedereen om zout ligt te schreeuwen en iedereen erop zit te wachten, is het ons gelukt om in twee weken bijna de helft van wat wij normaal in een heel jaar kopen, extra binnen te halen. Dat is gigaveel.

De heer Aptroot (VVD):

Hoeveel ton?

Minister Eurlings:

Dat is 30.000 ton. Hoe hebben wij daarmee geopereerd? Anders dan in andere jaren hebben wij dat zout niet voor onszelf gehouden. Vroeger was dat de regel, op een of enkele uitzonderingen na. Wij hebben gezegd: wij willen meer verantwoordelijkheid nemen dan voor ons eigen snelwegennet. Wij hebben nooit gezegd dat wij zout zouden leveren voor de dorpspleinen, de fietspaden et cetera. Wij hebben wel gezegd dat wij bovenop het snelwegennet extra zout zouden leveren voor ongeveer een derde extra aan kilometers: het NDW-plus-pakket, de grootste provinciale wegen. Hoever zijn wij daarin gegaan? Nu toch even de feiten. Wij hebben de afgelopen twee weken van die 30.000 ton 20.000 ton doorgeleverd. Ik heb 67% van wat ik binnenkreeg, direct doorgeleverd naar decentrale overheden voor een wegennet dat een derde is van de totale NDW. Voor de andere twee derde, de hoofdsnelwegen, heb ik een derde van het zout overgehouden. Ik durf hier dus de stelling aan dat ik extreem ver ben gegaan in het doorleveren van zout. Als ik dat zout voor mijzelf had gehouden, was het heel simpel: dan kon ik iedere dag een aantal keren alles bestrooien. Deze werkwijze heeft internationaal tot positieve reacties geleid. Zo heeft Denemarken zich gemeld, omdat men deze benadering heel positief vond en wil overnemen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik dacht dat deze minister de minister van Verkeer en Waterstaat was voor heel Nederland. Opmerkingen zoals "als ik het zout voor mijzelf had gehouden" vind ik geen pas geven. Wie is "mijzelf"? Waar gaat dat over?

Minister Eurlings:

Ik haalde eigenlijk gewoon het gebruik aan in de tijd waarin u minister was, want dat was toen heel normaal. Toen hield Rijkswaterstaat het zout in principe voor zijn gedeelte van het net. Provincies en gemeenten kopen ook zout in. Anders dan in uw tijd hebben wij ook zout geleverd voor de provinciale hoofdwegen – dus niet voor de dorpswegen en de schoolpleinen – die ongeveer een derde uitmaken van het totale hoofdwegennet. Aan een derde van het net, bijvoorbeeld bij provincies, heb ik twee derde van mijn zout gegeven. Verder dan dit kon ik echt niet gaan. Ik denk dat wij heel royaal zijn geweest in het leveren van ons zout aan andere overheden.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

"Ons zout", "onszelf", "onze wegen" en dan even naar een vorig kabinet verwijzen; deze minister is weer bezig met zijn oude spelletje: gewoon maar praten, praten, praten. Minister, het gaat over verkeersveiligheid, waarvoor u verantwoordelijk bent. Dat is uw verantwoordelijkheid. Daar kunt u zich niet makkelijk vanaf maken door voor de vijfendertigste keer te vertellen dat u zoveel ton zout hebt gekocht en dat u dat vooral verspreid hebt voor uw eigen wegen. Ik vind dat u zich moet schamen. U hebt uw werk gewoon niet goed gedaan.

Minister Eurlings:

Ik had mij er geen enkele illusie over gemaakt dat mevrouw Verdonk die conclusie niet allang voor dit debat had getrokken. Ik daag mevrouw Verdonk uit om mij één situatie uit de Nederlandse geschiedenis te melden waarin wij twee derde van het extra zout dat wij hebben aangetrokken, hebben uitgeleverd. Dat was nog nooit vertoond. Dat heb ik bewust gedaan, juist omdat ik verder kijk dan de hoofdwegen. Ik heb echter ook gezegd dat ik alles op alles zal zetten om ook in moeilijke situaties de hoofdwegen open te houden en om gewoon te doen waarvoor ik sta. Nu komt er een moment waarop ik dat zout een aantal dagen zelf nodig heb, want ik wil dat de snelwegen openblijven. Daarvoor zet ik alles op alles. Ik zeg daarbij direct – ik hoorde zojuist die discussies – dat de decentrale overheden, anders dan wij voor het autosnelwegennet, inderdaad heel veel andere middelen tot hun beschikking hebben. Zij kunnen met pekelzout en zand gaan werken. Dat gebeurt in het buitenland veel en veel meer dan in Nederland. Toen wij zout begonnen te leveren aan andere overheden, hebben wij ook gezegd: schakelt u zo veel mogelijk over op die alternatieven. Dat signaal geef ik hier ook vanavond, want dat kan wel degelijk. Wij kunnen dat op de snelwegen echter minder, omdat wij het zeer open asfaltbeton hebben, waar dat niet goed op werkt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Mag ik dan vragen waarom de minister in zijn brief van 8 januari schrijft dat er wel alternatieven mogelijk en beschikbaar zijn, maar dat het ook voor de beheerders van de provinciale en de gemeentelijke wegen van groot belang is om over voldoende strooizout te beschikken?

Minister Eurlings:

Dat kan ik u precies zeggen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik wil graag even uitpraten. Dat trekt de minister nu in twijfel. Ik wil nog twee dingen zeggen. Ten eerste heb ik mijn conclusie niet klaar voor een debat. Ik geef de minister de kans om zijn verhaal te houden, zodat ik kan kijken of ik hem nog wel vertrouw. Daar kan de minister wel om lachen, want hij vindt dat strooizout helemaal niet belangrijk.

Minister Eurlings:

Jongens, jongens, jongens.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De minister vindt het een non-onderwerp. Dat merk ik aan hem. Dat merkte ik ook voor het debat al aan hem, toen hij allerlei grapjes liep te maken over zout. Als wij dan toch even wat vertellen, dan weet ik ook nog wel wat. De minister draagt de verantwoordelijkheid voor alle mensen die morgen de weg op moeten, voor de mensen die vanavond nog de nachtdienst in moeten en die allemaal over die gladde wegen moeten en in gevaarlijke situaties komen. De minister wil dat niet zien. Hij doet hier aan semantiek en houdt lacherige praatjes.

Minister Eurlings:

Ik werp dit echt verre van mij. Ik werp dit echt verre van mij. Ten eerste heb ik helemaal geen grapjes gemaakt. Ten tweede heb ik mevrouw Verdonk een wedervraag gesteld. Ik constateer in alle simpelheid dat ik daarop helemaal geen antwoord krijg. Dat is heel helder. Mevrouw Verdonk kan namelijk helemaal geen moment in de geschiedenis noemen dat een minister van Verkeer en Waterstaat zoveel zout heeft uitgeleverd aan andere overheden. Dat is nooit gebeurd. Ik ben daarin verder gegaan dan wie dan ook. Ik moet de opmerkingen van mevrouw Verdonk maar laten voor wat ze zijn. Ik trek ze mij in elk geval op geen enkele manier aan. Ik ben nog een antwoord verschuldigd op de vraag waarom decentrale overheden toch zout nodig hebben.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter ...

Minister Eurlings:

Mevrouw Verdonk, u bent toch geïnteresseerd in het antwoord op uw vraag, neem ik aan? Ik wil antwoord op uw vraag geven.

De voorzitter:

Even het antwoord op uw vraag, mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De minister zegt net dat hij mij een vraag heeft gesteld waarop ik geen antwoord heb gegeven. Ten eerste stelt de Kamer vragen aan de minister. Dat heeft de minister na drie jaar nog steeds niet begrepen. Ten tweede ben ik geïnteresseerd in al die mensen die weer de weg op moeten. De minister is geïnteresseerd in hoe het 50 jaar geleden was.

Minister Eurlings:

Ik constateer wederom dat mevrouw Verdonk geen antwoord geeft. Dat is heel voorspelbaar, want dat antwoord is er niet. Nog nooit is zo veel zout doorgeleverd, juist omdat wij verder willen kijken dan onze eigen hoofdsnelwegen. Zo simpel is het.

Waarom hebben decentrale overheden toch zout nodig? Dat is vanwege de noodroutes, de bruggen en de viaducten. Mevrouw Verdonk, pakt u toch een keer de feiten. In twee weken tijd halen wij de helft van het zout dat wij normaal in een heel jaar gebruiken, extra op. Ik kom daar zo op terug, want wij gaan nog veel meer doen. Van het zout dat ik ophaal, geef ik twee derde door. Zo simpel is het. Decentraal is er heel veel mee gebeurd, terwijl de decentrale overheden hun eigen zoutcontracten hebben. Ik heb een grote meerderheid doorgegeven. Juist voor die noodroutes, bruggen en viaducten was er dus heel veel zout. Over het algemeen zal decentraal meer op zand en pekel moeten worden ingezet. Dat heb ik eerder gezegd en geschreven. Ik zeg het hier wederom.

De heer Aptroot (VVD):

Ik heb twee korte vraagjes. Ten eerste zegt de minister dat hij het allemaal zo veel beter doet dan het vorige kabinet, waarin mevrouw Verdonk zat. Moet ik concluderen dat de minister zegt dat zijn voorganger, ook een CDA-minister, mevrouw Peijs, het allemaal zo slecht heeft gedaan? Ik vind dit niet chic van een bewindsman in dit kabinet. Ten tweede spreken wij de minister aan op zijn toezegging van twee weken geleden, van 20 januari. Hij zei toen: ik zorg ervoor dat er geen zouttekort meer is. Dat dreigt nu echter weer. Ik wil daarop een antwoord. Al die mooie verhalen ...

Toen het extreem weer was, ging het bij de NS en ProRail niet goed. Daarover hebben wij harde woorden gesproken en de minister ook. Hij laat onderzoeken waarom die niet goed hebben gefunctioneerd. Zou de minister nu voor zichzelf ook niet zo hard kunnen zijn en derden onafhankelijk laten onderzoeken hoe hij het als minister heeft gedaan met het strooizout?

Minister Eurlings:

Allereerst, ik heb niets anders dan goeds over mevrouw Peijs en heel veel andere voorgangers. Mevrouw Peijs is ook met minder extreme weerssituaties geconfronteerd. Ik werp alleen het beeld verre van mij dat wij niet hebben ingestaan voor andere overheden. Daarom ging het. Er zijn hier harde woorden gezegd. Er werden harde woorden gesproken. Ik kom gewoon met de feiten. Feiten spreken luider dan heel veel stevige woorden, zelfs in dit parlement.

De feiten zijn dat twee derde van de zoutkorrels die in de laatste weken zijn binnengekomen, linea recta zijn doorgeleverd aan andere overheden. Dat was nieuw. Het is een of enkele keren eerder gebeurd op heel kleine schaal, een jaar of vier geleden. Dat je de overgrote meerderheid van wat je hebt doorgeeft voor een gedeelte van de wegen dat nog niet de helft van de snelwegen is, is heel vergaand. Het is mijn verantwoordelijkheid om op een bepaald moment te zeggen: nu moet ik paar dagen pas op de plaats maken. Ik wil namelijk dat de hoofdsnelwegen open blijven. Als het weer niet nog extremer wordt, hebben wij een goede kans dat het lukt. Er komt een moment dat je niet meer kunt zeggen: ik blijf uitdelen. De Kamer zou mij daar anders terecht op aanspreken en zeggen: u had meer zout moeten houden, u bent verantwoordelijk voor de snelwegen, de economische backbone van ons land mag niet dicht! Ik wil alleen maar het beeld bestrijden dat we niet hebben doorgeleverd. Integendeel, ik heb het overgrote gedeelte van het zout dat wij extra hebben gekocht, linea recta doorgespeeld. Eerder heb ik gezegd dat ik daarin ver zou gaan en ik ben daarin ook ver gekomen.

Hoe gaat het de komende tijd? Wij hebben nog zo'n 10.000 ton zout. Dat zou voldoende moeten zijn, ook omdat wij er volgende week nog veel bij krijgen. Ik kom daarop dadelijk nog in detail terug, als de Kamer mij dat toestaat, anders spring ik door mijn verhaal.

De heer Aptroot (VVD):

Hoe het de komende tijd gaat en de garantie die wij van de minister willen dat er geen tekort ontstaat, komt dan zo. Ik heb echter ook gevraagd om een externe toets. Er was veel kritiek op NS en ProRail. Wil de minister niet eenzelfde externe toets laten uitvoeren op het strooibeleid?

Minister Eurlings:

Het is vanzelfsprekend dat wij zullen evalueren hoe Rijkswaterstaat het heeft gedaan. Dat doen wij echter op het moment dat de klus is geklaard, want nu is echt alle aandacht nodig voor het bestrijden van de problemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het ging net een beetje over het herverdelingsvraagstuk, althans zo interpreteer ik het. Ik heb in mijn termijn ook gevraagd of het niet mogelijk is dat ook provincies veel beter zout uitwisselen.

Minister Eurlings:

Daarom hebben die zoutloketten wel degelijk een functie. Zij hebben een functie wat betreft het uitwisselen van kennis, voorbeeld over hoe snel van zout op pekelwater kan worden overgestapt en over andere mogelijkheden die er decentraal zijn. Er kan ook worden bezien hoe de voorraden, die in sommige gedeeltes van het land veel en veel groter zijn dan in andere, kunnen worden herverdeeld. Het beeld is namelijk heel wisselend. Sommige regio's hebben nog behoorlijk wat zout en andere zitten rock bottom. Ik zit zelf nog op een verantwoord niveau, maar ik heb twee derde weggegeven. Dat is het nieuws van vanavond, dat ik de komende dagen even voorrang moet geven aan de hetgeen waarvoor ik verantwoordelijk ben. Zodra het weer kan, als ik weer extra zout krijg, zal ik direct kijken wat ik extra aan provincies en gemeenten kan doorspelen. Ik begrijp dat zij het moeilijk hebben, maar ik moet mij nu even terugtrekken op mijn hoofdverantwoordelijkheid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wij zitten nu in een lastige situatie. Ik zou graag de toezegging van de minister willen dat hij zo spoedig als mogelijk met de provincies in overleg treedt om ook provinciaal het zout te herverdelen zo lang deze situatie gaande is. Het kan toch niet zo zijn dat de ene provincie nog zout heeft en in een andere niet meer kan worden gestrooid? Die solidariteit moet toch op te brengen zijn, lijkt mij.

Minister Eurlings:

Dat doen wij bij de zoutloketten. Ik zeg toe dat ik daar extra aandacht aan zal besteden.

Ik wil toch nog even iets verder kijken dan Den Haag en de Nederlandse situatie. Hoe zit het nu internationaal? Internationaal is de situatie zeker niet beter dan in Nederland, in tegendeel. Laten wij eens naar onze oosterburen gaan, naar Duitsland. Daar ligt, heel wat langer dan vandaag, de prioriteit nadrukkelijk op de autosnelwegen. Dat wij nu het landelijke zout als prioriteit stellen, is dus helemaal niet zo gek. Dat is internationaal nu vaak de regel. Toch heeft dit niet verhinderd dat in Duitsland op een gegeven moment de A1 van Keulen richting het zuiden helemaal is afgesloten. Het heeft niet verhinderd dat de A8 tussen Karlsruhe en München op een lang stuk ter hoogte van Stuttgart moest worden afgesloten. Het heeft niet verhinderd dat de luchthaven van Frankfurt moest worden gesloten. Rijkswaterstaat heeft ook extra zout geleverd aan Schiphol om dat in Nederland te voorkomen.

De Norddeutsche Rundschau kopte met "Schnee ohne Ende, warten auf das Salz". In Frankrijk was de kop van Le Union "Les stocks de sel sont épuissé". De ICE-treinen zaten vast en de treinen in de Kanaaltunnel zaten vast. Ik zeg dit alleen maar om aan te geven dat de situatie extreem is. Wij hebben die situatie niet gehad. Ons hoofdwegennet is op enkele incidenten na gewoon open. Juist omdat ik alles op alles wil zetten om dat zo te houden, heb ik, nu wij twee derde van ons zout hebben doorgegeven aan anderen, dat ik dat wat ik nog heb echt nodig heb voor de hoofdsnelwegen.

De voorzitter:

Wilt u weten hoe het in Italië zit, mijnheer Aptroot?

De heer Aptroot (VVD):

Nou ja, bijna raak. Ik begrijp dat u zelf een ander soort portefeuille hebt, voorzitter. Ik wil dat de minister niet alleen naar de oosterburen kijkt. Ik heb begrepen dat het in Noorwegen, Finland en Alaska de hele winter heel goed is gegaan. Daar kan het dus wel.

Minister Eurlings:

Ik kan ook wel zeggen waar het door komt. Als je continu een temperatuur van min 5 hebt en het niet dooit, is de situatie veel eenvoudiger. Dat is een heel verschil. Het kwakkelweer, altijd vriezen-dooien, is het vervelendste dat je als wegbeheerder kunt hebben. Wij zitten op deze hoogte net op de scheidslijn, net als Duitsland. Sinds 17 december heeft het zo ongeveer ieder etmaal een tijdje gevroren en een tijdje gedooid. Dat maakt het heel moeilijk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik noem een paar voorbeelden, minister. Uw beleid heeft ertoe geleid dat afgelopen maandag bij de Ketelbrug mensen vier uur in hun auto hebben moeten doorbrengen. Uw beleid heeft ertoe geleid dat op zaterdagavond op de A12 bij Gouda mensen drie uur in hun auto hebben moeten zitten voordat zij door konden rijden, dat vanmorgen in het oosten van het land mensen vier uur in hun auto hebben gezeten voordat ze door konden rijden en dat men op dit moment niet meer weet waar het glad is en waar niet. Dat is uw beleid. U kunt nu wel stoer doen en roepen dat men in Duitsland heeft stilgestaan, maar dit zijn de gevolgen van uw beleid. Geef daar eens antwoord op.

Minister Eurlings:

Ik herhaal dat wij geen snelwegen hoefden af te sluiten, anders dan in behoorlijk wat andere landen. Het punt bij bijvoorbeeld de Ketelbrug is dat het even duurt voordat daar extra gestrooid wordt als er opeens tien centimeter sneeuw valt. Ik heb vanochtend de reportage op de televisie gezien waarin ook wordt gezegd dat Rijkswaterstaat met man en macht werkte om de weg vrij te krijgen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat was te laat. Bovendien lag er geen sneeuw, maar ijzel. Deskundigen hebben mij verteld dat daar helemaal niets aan de hand was geweest als er op tijd was gestrooid. Dan hadden die vrachtwagens gewoon door kunnen rijden. Men had echter geen zout, dus men kon niet strooien. Daarom gingen al die vrachtwagens daar "scharen". Die konden de brug namelijk niet op. Dat was de reden, minister. Wees eens eerlijk!

Minister Eurlings:

We hebben zout. Dat is nu juist het punt dat ik wil maken. We hebben zout voor de snelwegen. Nu wij twee derde van het zout hebben doorgegeven aan anderen, moet ik een pas op de plaats maken. Ik wil namelijk alles op alles zetten om die snelwegen open te houden. Als het onverwacht gaat ijzelen, kan het gebeuren dat je er net naast zit. Het kan immers vrij onverwacht opvriezen. Het is niet gemakkelijk om precies te voorspellen waar het spekglad wordt en op welk moment.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Luistert u ook als u praat? Luistert u ook naar uzelf? U hebt het voortdurend over anderen en doelt dan op de gemeenten en de provincies. U bent verantwoordelijk voor heel Nederland! U hebt het nationaal zoutloket opgericht en was daar de vorige keer geweldig trots op, want zodoende kon u zout inkopen. Dat zou u doen en u zou het aan ieder van ons uitleveren. Toen sprak u nog over de gemeenten en de provincies in termen van "ieder van ons". Nu laat u de gemeenten en de provincies in de steek. U laat alle mensen in het land in de steek en denkt alleen aan de snelwegen. Die zijn ook belangrijk, maar het gaat niet alleen om de snelwegen.

Minister Eurlings:

U hebt weer een conclusie te pakken. Laat ik teruggaan naar de inhoud. Misschien is het goed dat u de brieven nog eens leest en dat u zich wat verder verdiept in het zoutloket en waarvoor dat was bedoeld. Dat was niet bedoeld voor dorpswegen. Het was niet bedoeld voor fietspaden en evenmin voor spekgladde schoolpleinen. Maakt u er dat dan ook niet van. Het zoutloket was bedoeld voor het NDW-Plus netwerk. Dat is het basisnetwerk van ons land. Dat bestaat voor twee derde uit autosnelwegen en voor een derde uit andere wegen, bijvoorbeeld provinciale wegen. Die zijn ook belangrijk. Twee derde aan snelwegen. Een derde komt erbij. Voor die derde die erbij komt, heb ik twee derde van "mijn" zout weggegeven. Ik heb slechts een derde gehouden voor de autosnelwegen. Er komt een moment waarop ik prioriteit geef aan de snelwegen. Dat doe ik ook omdat andere overheden met zand en pekelwater heel veel kunnen doen.

De voorzitter:

Kunnen we met elkaar afspreken dat we korte vragen stellen en dat de minister korte antwoorden geeft? Op deze manier wordt het namelijk een avondvullend programma.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ja, dat komt vooral door de antwoorden van de minister. Deze zoutsinterklaas blijft namelijk roepen dat hij zout aan anderen geeft. Deze minister is ook altijd een held. Als hij het niet kan winnen, gaat hij over tot de persoonlijke aanval. Hij zegt dan: je hebt de brieven niet goed gelezen. Nou, die heb ik wel goed gelezen. Het gaat niet om die kleine dingetjes waarover de minister het heeft, zoals schoolpleintjes. In die brief staat dat lokale zouttekorten, zodra dat nodig is, naar regionaal niveau worden opgeschaald. Een regionaal knelpunt wordt, zodra dat nodig is, naar nationaal niveau opgeschaald, naar het nationaal zoutloket. Op ambtelijk niveau is de landelijke verkeersmanager van Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het nationaal zoutloket. Onder wie valt die nationale verkeersmanager? Vertel het me maar, minister!

Minister Eurlings:

Ik herhaal mijn woorden nogmaals.

De voorzitter:

Nee.

Minister Eurlings:

Het ging om het NDW-netwerk. Daarvoor waren het nationaal zoutloket en onze leveranties bedoeld. Lees het nog eens na of vraag het rustig na. Ik heb twee derde van "mijn" zout doorgegeven. Ik val mensen overigens niet persoonlijk aan. Ik niet!

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik wil niets zeggen, maar ik vraag gewoon heel helder onder wiens verantwoordelijkheid die landelijke verkeersmanager van Rijkswaterstaat, die verantwoordelijk is voor het nationale zoutloket, valt. Geeft u nou eens antwoord. Onder uw verantwoordelijkheid toch?

Minister Eurlings:

Ik heb twee derde van mijn zout weggegeven. Me dunkt! Wat wij hebben gekocht, hebben wij doorgeleverd. Daarom denk ik dat wij zeer veel hebben gedaan en verder kijken dan onze landelijke wegen, temeer daar ook regionale overheden contracten hebben en zelf zout kopen – ze hebben een eigen verantwoordelijkheid – en vooral ook omdat regionale overheden met zout en pekelwater goede alternatieven hebben die ik landelijk niet kan gebruiken.

Wat is nu het beeld voor de komende tijd? De komende acht dagen komt in totaal zo'n 26.000 ton binnen. Gezien het huidige weerbeeld, de huidige voorraad en de prioriteitsstelling voor de rijkswegen, heeft Rijkswaterstaat de komende dagen voldoende strooizout om de economische backbone van ons land open te houden. Dit geldt echter alleen onder de huidige verwachtingen, want als het weer nog extremer wordt, kan dat beeld natuurlijk veranderen. Er zijn enkele provincies die hebben gevraagd om ondersteuning. Daar hebben wij tot gisteren aan voldaan. Gisteren is nog meer dan 3000 ton doorgeleverd. Wij hebben nog maar 10.000 ton; gisteren hebben wij dus meer dan 20% doorgespeeld van wat we nog hadden.

Hoe zit het nou met andere mogelijkheden? De gemeente Hardenberg heeft vandaag gekozen om pekel in te zetten. De gemeenten Soest en Steenwijkerland mengen het zout met zand. Het zijn maar een paar voorbeelden van gemakkelijke en creatieve oplossingen, waarmee men zijn lokale wegen goed kan houden. Ik vind dat de samenwerking heel goed is geweest tussen Rijk, provincie en gemeenten. Zodra wij weer iets meer zout hebben, zal ik wederom zout doorleveren aan andere overheden. Op dit moment moet ik echter prioriteren, want ik wil alles op alles zetten om de landelijke wegen open te houden om niet in een situatie terecht te komen zoals veel Europese collega's, namelijk dat ze snelwegen moeten gaan sluiten.

Ik zal proberen snel door de gestelde vragen heen te gaan. De evaluatie van het winterweer zal volgen, net als de evaluatie door Rijkswaterstaat. Maar ik zou zeggen: eerst beter weer. Daarna is het tijd voor Haags papierwerk.

Wat zit er nu in de pijpleiding? De actuele zoutvoorraad bedraagt 10.000 ton. Vannacht en vanmorgen heeft Rijkswaterstaat nog eens 3000 ton gestrooid. Deze week komt 2700 ton binnen. Vrachtwagens rijden vanuit Turkije af en aan met strooizout. Naar verwachting zal op 12 februari een eerste uit een serie van drie schepen uit Turkije aankomen, met elk 10.000 ton strooizout. Naar verwachting zal rond 9 februari door een levering vanuit België nog eens 10.000 ton beschikbaar komen.

Ik wil nog eens benadrukken dat wij dit doen om niet in noodsituaties te hoeven raken. In Europa is dit wel gebeurd. Weggedeeltes werden afgezet, of slechts één rijstrook werd voor verkeer opengesteld. Ik hoop dat we dit echt kunnen voorkomen. Daarom leg ik de prioriteit nu stevig bij de landelijke hoofdwegen. Ik blijf zeggen dat meer dan ooit gezamenlijk is opgetrokken. Al 20.000 ton is geleverd sinds wij hierover de vorige keer spraken.

Wat kunnen decentrale overheden nog meer doen? Zij kunnen werken met zand en grind. Zij kunnen ook pekelwater sproeien. Ze kunnen werken met CaCl2, een zoutsoort. Ze kunnen werken met kaliumchloride. Ook kunnen ze werken met ureum. Dit zeg ik voor de technische liefhebbers. Er zijn dus tal van mogelijkheden om voor de onderliggende wegen ander spul te strooien. In het buitenland gebeurt dit veel meer dan in Nederland. Ik heb altijd opgeroepen om niet op zout alleen te koersen. Ik herhaal deze oproep vanavond. Laten de decentrale overheden alles op alles zetten om met ander materiaal de wegen te bewerken. Wij staan met kennis en expertise ter beschikking om dit proces zo veel mogelijk te ondersteunen.

De heer Roemer (SP):

Ik ben ervan overtuigd dat de minister gedaan heeft wat hij moest doen. Ik heb een andere vraag. Valt in de optiek van de minister decentrale overheden wat te verwijten? Zijn vanaf 20 januari jongstleden provincies in de gelegenheid geweest om hun zoutvoorraad fors aan te vullen? Op welke manier is dat wel of niet gedaan? Of konden zij niet aan zout komen? Heel veel mensen hebben een probleem, ook in hun eigen woonwijk en op fietspaden. Aan hen moeten wij blijven denken. Hebben de provincies dus mogelijkheden gehad en hebben ze die verzuimd te benutten? Dan roep ik bij dezen onze statenleden op om hun provinciebestuurders op het matje te roepen. Of hebben de provincies geen oplossing gekregen? In dat geval is het handig om te kijken wat we voor elkaar kunnen betekenen en hoe wij aan nog meer zout kunnen komen.

Minister Eurlings:

Ik wil decentrale overheden helemaal niets verwijten. Ik besef namelijk goed hoe moeilijk de situatie is. Als wij al moeilijk aan zout kunnen komen en alles op alles moeten zetten om het nog ergens vandaan te halen, nota bene heel ver weg in Turkije, is het voor decentrale overheden natuurlijk zo mogelijk nog moeilijker om in deze moeilijke tijd extra zout te vinden bovenop wat men al besteld had. Ik heb al gezegd dat Duitsland om zout smeekt. Ze moeten daar snelwegen afsluiten omdat ze dat zout niet krijgen.

Ik denk wel dat er leermomenten zijn. Een leermoment voor decentrale overheden zou kunnen zijn – ik gooi 'm hier zo in de groep – wat ik twee weken geleden al van de Kamer heb geaccepteerd, namelijk dat we volgende jaren, als het zout weer gewoon ingekocht kan worden, moeten bekijken of we het basisniveau van de zoutvoorraad moeten verhogen. Dan zijn we immers zekerder. Het zou kunnen dat ook een provincie of gemeente deze conclusie trekt, zodat ook die overheid meer zekerheid heeft. Verder moeten we echt goed bezien of het niet zo is dat in buurlanden de decentrale overheden veel vaker met andere middelen strooien dan met zout alleen. Dat beeld dringt zich namelijk wel op. Dit is ook een punt voor een evaluatie. Strooien met andere middelen maakt je gewoon minder kwetsbaar. Ik zal graag met andere middelen gaan strooien op de landelijke wegen, maar ik heb vaak te maken met zeer open asfaltbeton dat erg poreus is, en dan werken die andere middelen niet. Ik kan dus niet overal strooien met andere middelen; ik ben grotendeels aangewezen op zout. Ik vind echter wel dat wanneer we terugkijken we met elkaar moeten kunnen bespreken of we niet sneller met andere middelen kunnen gaan strooien in plaats van met zout alleen.

De heer Roemer (SP):

Ik ben het wel met de minister eens, maar de winter is nog niet voorbij. Evalueren doe je volgens mij pas als de winter voorbij is. Hoewel je het hier dagelijks leert ... Ik heb de minister ook nog gevraagd of hij het acceptabel vindt dat in Arnhem de mensen wordt geadviseerd om na 23.30 uur niet meer de weg op te gaan, omdat er niets meer wordt gedaan. Kunnen we dit soort zaken samen voorkomen?

Minister Eurlings:

Ik denk dat die zaken moeten worden voorkomen. Daarom hoop ik dat men ook in Arnhem mogelijkheden ziet om snel te gaan strooien met andere materialen dan zout alleen. Ik heb zojuist al enkele voorbeelden genoemd van ander strooimateriaal waarop gemeenten overgaan. Nogmaals, in landen als Duitsland wordt heel vaak met zand gestrooid. Pekelwater werkt ook goed. Dat kan bij wijze van spreken worden uitgesproeid met een giertank. Dit soort oplossingen zullen we meer moeten bezien. Eigenlijk roepen we al sinds begin januari op om te zoeken naar alternatieve middelen. Ik hoop dat nu meer dan ooit daarop zal worden ingezet. Dat kan dit soort heel vervelende situaties de komende nachten helpen voorkomen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Zijn de alternatieven die de minister noemt voldoende voor wegen die begaanbaar moeten blijven voor hulpverleners, voor ambulances en dergelijke?

Minister Eurlings:

Ik heb zojuist gezegd dat voor noodroutes, voor bruggen en viaducten er ook wat zout aanwezig dient te zijn. Dat is dus een reden dat ik twee derde van mijn zout heb doorgeleverd. Dat is ook een reden dat de loketten blijven bestaan, anders dan mevrouw Verdonk eerder dacht. We zijn namelijk aan het bezien wat de regio's nog hebben. Sommige hebben nog redelijk wat zout, andere heel weinig. Zo kunnen we proberen om nog iets te herverdelen. Op die manier proberen we creatief te zijn. Het overgrote deel van het wegennet dat geen snelweg is, de kleinere wegen dus, kun je echter met zand en pekelwater heel goed berijdbaar maken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik hoorde de minister zojuist zeggen dat er ook in Duitsland zoutschaarste is. Kan hij mij dan vertellen hoe het kan dat Leusden net 100 ton strooizout heeft laten overkomen uit Duitsland? Weet de minister dat in Amsterdam vooral wordt gestrooid met strooizout uit België?

Minister Eurlings:

Ik heb zojuist gezegd dat wij op 9 februari niet 100 ton strooizout maar wel 10.000 ton strooizout uit België verwachten en dat wij ook een eerste schip uit Turkije verwachten met daarin 10.000 ton strooizout. Er komen nog twee schepen met ieder 10.000 ton achteraan. Gemeenten hebben hun eigen contracten, dat zegt mevrouw Verdonk nu eigenlijk zelf, en provincies ook. Ook zij zijn de laatste tijd doorgegaan met zoeken. Daar bovenop hebben wij dit keer datgene wat wij kunnen vinden niet alleen voor onszelf willen houden, maar willen kijken of we er anderen mee kunnen helpen. Ik zeg nogmaals: twee derde van ons zout hebben we niet zelf gebruikt maar doorgeleverd, maar nu komt het moment dat ik zeg dat ik de komende dagen datgene wat ik nog heb moet prioriteren voor de snelwegen. Ik wil namelijk alles op alles zetten om die zo belangrijke snelwegen open te houden.

De voorzitter:

Laatste keer, mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De minister zegt eigenlijk dat het ontzettend goed is van die gemeenten dat zij zo creatief zijn geweest want het nationaal zoutloket heeft niet voldaan aan zijn taak.

Minister Eurlings:

Nee, dat zeg ik absoluut niet. Ik herhaal mezelf, maar ik zal het nog één keer kort proberen. Het zoutloket was een geste om te bekijken hoe we elkaar kunnen helpen. Het was een geste van ons om het zout, anders dan anders, niet voor onszelf te houden. We hebben het overgrote merendeel doorgeleverd. Het was geen signaal van: gooit u uw contracten maar in de prullenbak en probeert u niet zelf aan zout te komen. Dat is ook gebeurd, zoals u zegt. Gemeenten en provincies zijn verder gegaan, hadden al hun contracten, zijn blijven kijken naar wat ze extra konden, en het is maar goed dat wij landelijk hebben kunnen helpen door 20.000 ton – dat is heel wat meer dan 100 ton hier of 100 ton daar – door te spelen naar de regio's. Ik hoop dat we de komende dagen, of de komende anderhalve week, een situatie hebben dat ik er weer wat ruimer in zit en dat ik weer kan beginnen met veel van mijn zout door te geven naar decentrale overheden.

Voorzitter. Ik zal proberen om redelijk snel de nog openstaande vragen te beantwoorden.

De voorzitter:

Heel graag.

Minister Eurlings:

Wat is nu genoeg voor ijzel? Dat was een technische vraag. 10 mg zou voldoende zijn. Dat is niet helemaal juist. Preventief bij ijzel is het 15 g/m2 tot 20 g/m2. Wil je curatief zijn, dus op het moment dat het ijzel er is, dan heb je daar niet genoeg aan. Dan zul je tussen de 20 g/m2 en 40 g/m2 moeten zitten. Er is dan dus behoorlijk wat meer zout nodig.

Ik heb gezegd wat de verantwoordelijkheidsverdeling is en dat ik met de zoutloketten ook voor de hoofdwegen op lager niveau extra zout heb geleverd, het overgrote merendeel van wat ik had.

Wordt er genoeg gewerkt met alternatieven, vroeg de heer Koopmans. Nee, ik vind van niet. Dat vind ik een belangrijk leermoment. Ik vind dat er, daar waar het kan, en dat kan decentraal heel vaak – dat is eerder regel dan uitzondering – meer naar alternatieven moet worden gekeken, meer naar zand, meer naar pekelwater, meer naar andere mogelijkheden. Zo word je minder afhankelijk van het zout.

Waarom kunnen omringende landen wel alternatieven toepassen in de steden? Dat vroeg mevrouw Van Gent. Dat is een belangrijke vraag. Ik ben voorzichtig, maar het beeld dringt zich op dat bijvoorbeeld in Duitsland op decentraal niveau meer met zand gebeurt dan in Nederland, en ook met pekelwater. Ik zeg dus hier ook: als gemeenten in die moeilijke situatie zitten, waar ik het volste begrip voor heb, schakel dan over op die alternatieven. Het kan echt. Heel wat gemeenten doen het. Zo kun je toch de komende nachten je wegen goed behandelen en ongelukken helpen voorkomen. Nogmaals, op de snelwegen kan dat niet, omdat we met het Zeer Open Asfaltbeton er met zand en pekelwater niet komen. Dat werkt daarop onvoldoende. Wij zijn dus, helaas, voor de landelijke wegen echt aangewezen op zout.

Er zijn geen schadeclaims ingediend in relatie tot zout, wel schadeclaims met betrekking tot steenslag. Als er schadeclaims komen, worden die volgens gangbare weg behandeld, zo snel als dat kan.

Ik kom tot slot op de voorspelling. Veel mensen kijken ver vooruit. Dat probeert men bij het KNMI, bij Meteo Consult en op de site gladheid.nl. Maar zeker met de huidige grillige situatie is het heel moeilijk te voorspellen waar het op welk moment ineens gaat aanvriezen, waar op welk moment ineens, wat gebeurd is, afgelopen maandag bij de Ketelbrug, 10 cm sneeuw valt. Mijn team rukt uit zo snel als het kan, met man en macht. Dat was ook vanochtend weer het beeld. Maar het is dus echt moeilijk te voorspellen. Aan de ene kant van het land ligt er geen spat sneeuw en ijs en is het graden boven nul, en aan de andere kant is het in no time ineens weer helemaal wit.

Dat is nu net het probleem van onze situatie nu. Wij zitten tussen Scandinavië, waar het redelijk vriest, en tussen gedeeltes van Europa waar het bijna niet vriest. Wij zitten net op de grens waar je sinds 17 december minstens ergens in het land een situatie hebt gehad dat het vriest en dan weer dooit. Het gaat continu boven en onder nul. Dat is in het kader van het bestrijden van gladheid de moeilijkste situatie die je kunt hebben. Het kost bakken vol zout en dat levert, niet alleen voor mij, maar ook voor gemeenten en provincies, moeilijke situaties op.

Wij proberen ons uiterste best te doen. 26.000 ton komt, en vanaf de dag dat ik weer iets ruimer in het zout zit, zal ik weer beginnen een gedeelte ervan door te geven. Ik hoop echter dat de Kamer er begrip voor heeft dat ik, nadat ik zo veel heb doorgeleverd, nu prioriteer op het hoofdwegennet. Ik wil alles doen om dat open te houden.

Mevrouw Roefs (PvdA):

Ik wil nog graag antwoord op mijn vraag over de aanbesteding van de zoutleveranties.

Minister Eurlings:

Mag ik daar schriftelijk op reageren? Mijn excuses, maar ik heb de precieze getallen uit de aanbesteding niet paraat. Misschien kunnen ze snel aangeleverd worden.

Mevrouw Roefs (PvdA):

Ik overweeg om een motie op dat punt in te dienen.

Minister Eurlings:

Hebt u even een minuutje?

De heer Roemer (SP):

Dan stel ik met liefde en plezier een andere vraag, zodat daaraan gewerkt kan worden.

De voorzitter:

Wat bent u toch weer behulpzaam!

De heer Roemer (SP):

Dat doe ik natuurlijk alleen maar voor de goede zaak.

Tijdens het vorige debat waren de minister en ik het erover eens dat er extra aandacht moet zijn voor de veiligheid van fietsers. Ik weet dat de verantwoordelijkheid daarvoor niet bij de minister ligt, maar hij zei toen dat hij die zaak zo snel mogelijk bij gemeenten aan de orde wilde stellen. Is dat inmiddels gebeurd? Het is nu nog winter en kunnen wij op dit terrein verbetering verwachten? Waarom zoekt de ene gemeente wel naar alternatieven en de andere niet? Kan de minister op dat vlak nog iets betekenen?

Minister Eurlings:

Ik weet niet waar dat laatste in zit. Misschien is het onbekendheid met alternatieven of is men juist te veel gewend aan het zout. Deze winter maakt duidelijk dat er meer naar alternatieven moet worden gekeken. Dat is een belangrijk leermoment. Ik zal dit oppakken en inbrengen in het NMB. Onderdeel van de evaluatie is om na te gaan of inderdaad in Nederland veel minder van alternatieven gebruikgemaakt wordt dan in het buitenland. In dat verband moet ook de vraag beantwoord worden hoe wij het meer tot een regel kunnen maken dat sneller naar alternatieven wordt gegrepen.

Ik was voornemens om het onderwerp fietspaden voor het komende Nationaal Mobiliteitsberaad aan te melden, hoewel dat pas in maart plaatsvindt. Overigens zal dit nog niet op korte termijn tot echte veranderingen leiden. Wij hebben al oproepen om in te zetten op alternatieven. Ik heb twee weken geleden gezegd dat in principe geen zout op fietspaden wordt gestrooid omdat het zoute water dan langs de broekspijpen van de fietsers naar boven gaat. Dat wens je de fietsers niet toe. Als onderdeel van het overleg over de vraag hoe wij hier decentraal mee omgaan, is het van belang om erop te wijzen dat er sneller en beter wordt gereinigd. Daar moeten wij wel de tijd voor nemen. Dat soort leermomenten leidt tot een verandering van aanpak. Ik denk dat dit volgend jaar echt zal zijn doorgewerkt.

De levertijd is opgenomen in de contracten. De aanvoerroutes zijn in die zin niet relevant. Ik vraag mij af of dit wel de vraag was. Volgens mij vroeg mevrouw Roefs naar de aanbestedingsplicht en of daar rek in zat. De aanvoerroutes zijn niet relevant. Als je een contract sluit, staat daar ook in binnen hoeveel tijd je het wilt hebben. Ook een Duitse firma zal moeten voldoen aan de overeengekomen snelle levering. Doet de leverancier dat niet, dan speelt hij zich buiten de wedstrijd. Het is dus niet relevant of het zout uit België, Duitsland of Nederland komt. Je moet op dit punt scherpe eisen stellen.

Mevrouw Roefs (PvdA):

De aanvoertijd heeft dus wel degelijk een rol gespeeld in het pakket van eisen. Daar stond een soort minimumaanvoertijd in. Wij zijn dus op dat punt niet slechter af omdat het zout uit Duitsland moet komen. Als wij voor Frisia of Akzo Hengelo hadden gekozen, waren wij niet minder snel in de problemen gekomen.

Minister Eurlings:

Ik ben heel blij met de hulp van Frisia en Akzo. Uit de streek waaruit ik zelf afkomstig ben, bevindt men zich dichter bij Duitsland dan bij Frisia en Akzo. Maar alle gekheid op een stokje, er is voldoende en op tijd aangeleverd. Wij hebben alleen nu veel en veel meer zout gebruikt dan normaal. Wij hebben nu al meer dan twee keer zo veel zout gestrooid dan normaal in een heel jaar. Dat is het probleem. Daarom is het onderzoek naar de vraag of het basisniveau verhoogd moet worden zeker relevant, ook voor decentrale overheden. Daar heeft mevrouw Roefs ook naar gevraagd. Bij dit onderzoek moet ook de vraag naar alternatieven en dergelijke betrokken worden.

Wij worden met dit probleem geconfronteerd in een tijd waarin heel Europa schreeuwt om zout. Landen moeten tijdelijk snelwegen sluiten wegens zoutgebrek. Daarom moeten wij zelfs naar Turkije en het duurt natuurlijk even voordat het zout met megaschepen van daar hierheen is vervoerd.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat er nog iemand behoefte heeft aan een tweede termijn. O, dat is toch het geval. Het woord is aan mevrouw Verdonk. De spreektijd is één minuut per fractie.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Wat mij betreft zijn er twee vragen blijven liggen. Het is bekend dat er gemeenten zijn die nu helemaal zonder zout zitten. Dat zout is nodig voor de wegen waarop de hulpdiensten rijden; dat zei de minister zojuist zelf. Hoe moet dat met die hulpdiensten in die gemeenten? Wat moeten die gemeenten doen?

Ons is duidelijk geworden dat op de wegen van de minister wordt gestrooid. "Onze wegen", zei de minister, en "mijn wegen". Dat is de backbone. Wat nu als die backbone niet te bereiken is?

De minister heeft nu al een aantal keren beloofd dat er geen tekort aan strooizout zou ontstaan. Dat is er wél. Er is weer een nijpend tekort. Ik heb de vorige keer mijn motie aangehouden. Ik zou graag opnieuw een reactie van de minister willen op de aangehouden motie (32123-A, nr. 90).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik ben tevreden met de beantwoording door de minister. Daarmee hebben we niet alle problemen opgelost, maar als je de verantwoordelijkheden daar legt waar ze moeten liggen, hebben onze mensen in de gemeenteraden en in de statenfracties in regio's met problemen nog heel wat kritische vragen te stellen aan hun bestuurders. Dat moet de minister er echter niet van weerhouden om samen met de provincies en de gemeenten op te trekken om de problemen en de ellende samen op te lossen voor de mensen in die regio's. Ik vraag de minister om actief te zijn om ervoor te zorgen dat gemeenten meer van alternatieven gebruik gaan maken, en om te bekijken of provincies die zout over hebben dat kunnen delen met andere provincies. Zo worden met al dit gekissebis de fietser, de voetganger en de automobilist niet de dupe.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de toezegging dat er na de winter een goede evaluatie komt. Moet het basisniveau hoger? Moeten we andere inkoopcontracten hebben? De minister zal kritisch kijken naar wat er onder zijn verantwoordelijkheid is gebeurd in de afgelopen winter, om daar eventueel conclusies uit te trekken voor de toekomst. Daar ben ik tevreden over. Ik ga er ook van uit dat de minister zijn herhaalde toezegging nakomt dat hij er, afgezien van de meest gekke omstandigheden, voor zal zorgen dat er voldoende strooizout is, in ieder geval voor het rijkswegennet. Ik ga ervan uit dat hij die verantwoordelijkheid waarmaakt.

Tot slot ben ik erg ongelukkig met de uitspraak van de heer De Mos dat het hem niet uitmaakt waar het strooizout vandaan komt. Wij zijn heel blij dat de minister ervoor zorgt dat er grote hoeveelheden van buiten de EU komen, uit Turkije. Wij geven daar sterk de voorkeur aan. We vragen de regering om dat vol te houden. We hebben veel liever dat het daarvandaan komt dan dat wij weer extra moeten winnen in Friesland – daar doelde de heer Koopmans ook op – en de bevolking daar de dupe is door de gedaalde bodem. Wij komen dus, net als het CDA, op voor de Nederlandse bevolking en voor de bevolking in Friesland.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Hij heeft volgens de CDA-fractie overtuigend aangetoond wat zijn beleid is geweest vanaf het spoeddebat dat we gehad hebben over het winterweer. Ik heb nog twee punten.

Ik erger me een klein beetje aan het feit dat mevrouw Verdonk toch blijft mokken, terwijl de minister hier uitdrukkelijk laat weten dat hij het overgrote deel van het zout dat naar het Rijk is gekomen, naar de decentrale overheden in het land heeft laten gaan. Daarmee doet mevrouw Verdonk onrecht aan het feit dat hierdoor op tal van plekken in Nederland een veel veiligere situatie is ontstaan. Bij talloze gemeenten waar nog vragen zijn, zoals in Oudoorn in Drenthe ...

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Odoorn!

De voorzitter:

Uw uitspraak is niet goed, mijnheer Koopmans.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het was vanavond op televisie. Het is Odoorn in Drenthe. Ik weet dat zo goed omdat mijn schoonvader daar woont.

De heer Koopmans (CDA):

Juist om die reden heb ik die plek ook nog even genoemd. Wij vinden echt dat het in Nederland op tal van plekken van belang is dat de veiligheidssituatie van mensen gegarandeerd is. Daarom heb ik waardering voor wat de minister op dit punt doet.

Ik heb nog een punt. De minister laat ons weten dat hij ervan overtuigd is dat het noodzakelijk is om meerdere alternatieven eerder in te zetten. Wij zouden dat echter veel meer in beleid willen vastleggen. Hij wil dit onderzoeken, maar ik zou daar wat verder in willen gaan. Daarom heb ik met plezier een motie van mevrouw Van Gent ondertekend.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter, ik moet een beetje lachen. Toen ik in eerste termijn aan het woord was, is de hoofdinstallatie eruit gegaan, terwijl ik zo rustig was. Ik zal nu dus een beetje oppassen en zachtjes praten.

Ik wil de minister bedanken voor zijn beantwoording. Ik heb eerst een prangende vraag over de hulpdiensten. Ik heb daar in mijn eerste termijn aandacht voor gevraagd. Ik begreep dat ze in Groningen zeiden dat die hulpdiensten er langer over doen wegens de slechte staat van de wegen. Ik zou graag willen dat de minister dat met minister Ter Horst opneemt. Ik vind dit namelijk toch wel ernstig. Ik hoop dat de minister dat kan toezeggen.

Ik ben ook blij met de toezegging over de zoutsolidariteit tussen provincies. Ik hoop wel dat de minister dat per ommegaande gaat opnemen met de provincies. Het is eigenlijk al te gek voor woorden dat zij dat zelf niet bedacht hebben en dat niet uit zichzelf hebben aangeboden. Dat lijkt me een vreemde zaak. Solidariteit is van belang tussen lagere overheden en tussen de overheid en de lagere overheden. Wij hebben de indruk dat het op zich goed op de rails staat. Die alternatieven vinden wij van belang, nu en in de toekomst. Daarom zou ik graag de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat omwille van het milieu in steden in Duitsland, Oostenrijk en Zweden niet met zout, maar met grit, zand of gravel gestrooid wordt;

overwegende dat er minder snel zouttekorten ontstaan als op lokale wegen andere strooimiddelen dan zout gebruikt zouden worden;

verzoekt de regering, voorstellen te doen aan de Kamer om het gebruik van alternatieve strooimiddelen op lokale wegen te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 205(29398).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voor de helderheid: deze motie is bedoeld voor nu en voor de toekomst.

Mevrouw Roefs (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide toelichting. De realiteit is volgens mij dat het met de zoutvoorziening bij het Rijk gewoon in orde is. De minister had zich er in dit debat ook vanaf kunnen maken door te zeggen dat hij niet over de provincies en de gemeenten gaat. Ik vind het pleiten voor zijn taakopvatting dat er gedoneerd is en dat er nu nog wordt ingezet op het streven naar zoutsolidariteit en het aanbieden van expertise op het gebied van andere mogelijkheden voor gemeenten en provincies. Het is ook een grote taak voor onze statenleden en gemeenteraadsleden om daar achteraan te gaan.

Er staat zo mooi dat er wordt "gedoneerd". Betalen gemeenten en provincies daar het Rijk voor terug? Een van mijn vragen is nog niet beantwoord. Ik ging in eerste termijn in op het gegeven dat Duitse gemeenten blijkbaar bereid waren meer te betalen voor zout dan Nederlandse gemeenten en dat Nederlandse gemeenten er daardoor ook minder gemakkelijk aan konden komen.

Minister Eurlings:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdrage in tweede termijn. Ik dank ook voor de positieve bewoordingen van bijna elke woordvoerder voor de door ons gekozen aanpak. Nogmaals, wij blijven uitgaan van solidariteit. Zodra wij iets ruimer in het zout zitten, zullen wij direct een behoorlijk deel doorgeven aan decentrale overheden. Ik vind het prettig dat de leden begrijpen dat er wanneer tweederde van het extra zout doorgeleverd is, een moment komt van rock bottom en wij de snelwegen echt prioriteit moeten geven.

Er is nog een aantal punten aan de orde gesteld. Allereerst de herverdeling binnen de regio's. Ik zet mij via de zoutloketten actief in en bekijk of er in sommige regio's nog net genoeg over is om andere regio's te kunnen helpen. Via die zoutloketten zet ik mij ook actief in om op zo kort mogelijke termijn in zoveel mogelijk gemeenten en provincies alternatieven als zand en pekelwater toegepast te krijgen. Dat is belangrijk omdat op die manier veel ellende voorkomen kan worden, zowel lokaal als regionaal.

Er is gevraagd naar de huidige situatie. Ik had de situatie veiliger kunnen maken door minder dan tweederde van het zout door te leveren. Ik heb dat niet willen doen, maar nu is het zoutniveau zodanig dat ik alles voor de snelwegen moet houden. Als de weersverwachting blijft zoals wij nu denken, zou het voldoende moeten zijn. Het is extreem weer. Sinds 17 december heeft het elke dag wel ergens in Nederland gevroren of gedooid. Dat komt zelden of nooit voor. Dat maakt het heel erg moeilijk. Met de leverantie van 10.000 ton uit België rond 19 februari, de leverantie van 10.000 ton uit Turkije op 12 februari en daarna nog twee schepen moeten wij uit de problemen zijn. Als het nog slechter weer wordt, is het mogelijk dat wij op noodscenario's worden teruggeworpen. Ik noem in dit verband beperkte wegencapaciteit en minder rijstroken. Met de huidige vooruitzichten ga ik alsnog ervan uit dat dit niet nodig is. Ik zal alles op alles zetten om die situatie te voorkomen. Daarom kan ik nu geen zout meer doorspelen. Wat er nog is, heb ik zelf hard nodig.

Voor de calamiteitenroutes is het herverdelingsmechanisme van belang. Als regionaal kan worden herverdeeld, gaat het zout bij voorkeur naar de calamiteitenroutes. Andere routes kunnen gemakkelijk met zand en pekelwater behandeld worden. Als er een echte noodsituatie ontstaat en het op die manier niet lukt, kan altijd worden opgeschaald in onze richting. Wij zullen daarvoor aan de lat staan, maar het is wel: first things first. Op dit moment is het eerst ieders eigen verantwoordelijkheid. Als men er niet uitkomt, wordt er herverdeeld en als dat niet gaat, is er nog altijd de opschaalmogelijkheid. Wij willen natuurlijk niet dat een calamiteitenroute onberijdbaar is. Wij hebben hierover continu contact met BZK. Er is sprake van een heel innige samenwerking. De brieven aan de decentrale overheden gaan zelfs uit namens de directeur-generaal veiligheid van het ministerie van BZK. Wij zorgen er samen voor dat hulpdiensten de mensen kunnen bereiken. Dat zeg ik u nadrukkelijk toe.

Het zout wordt doorgeleverd en er wordt ook voor betaald. Ik kan niet zeggen of er gemeenten zijn in Duitsland of elders die meer wilden betalen dan Nederlandse gemeenten. Dat beeld kan ik hier bevestigen noch ontkennen. Als wij de evaluatie hebben als het weer wat rustiger is, zal ik daar nadrukkelijk naar kijken. Dat zeg ik u toe, mevrouw Roefs.

Dan heb ik de moties.

De voorzitter:

Twee moties, een oude en een nieuwe.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wij hebben er maar een.

Minister Eurlings:

Mevrouw Verdonk had mij gevraagd nog op haar aangehouden motie te reageren. Ik sta er precies hetzelfde tegenover als de vorige keer. Het is eigenlijk het beleid dat wij voorstaan. Wij zetten alles op alles om voldoende zout te hebben. Ik heb wel gezegd: als het weer heel extreem is, heb je niks. Helaas is het weer, vanwege dat vriezen-dooien, vriezen-dooien, vriezen-dooien, heel extreem. Wij hadden beter een continue vorst van vijf graden kunnen hebben; dat was veel eenvoudiger geweest. Het is in die zin heel extreem. Hoewel wij twee derde van het zout hebben weggegeven, gaan wij er met de huidige weersverwachting nog steeds van uit dat wij het hoofdwegennet kunnen openhouden. Dat is beter dan bijvoorbeeld in Duitsland tot nu toe. Mocht het toch nog veel slechter worden, dan kun je niets meer garanderen. Zo zitten wij erin. Dat heb ik ook de vorige keer geprobeerd te zeggen. Los van het tweede dictum – dat heb ik toen ook gezegd: daar staat een erg negatieve kwalificatie in – zie ik deze motie als de lijn die wijzelf voorstaan.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik begrijp dat de minister onder zijn wegen ook verstaat de calamiteitenroutes en dat, op het moment dat er geen zout elders te krijgen is, men dan bij de minister kan aankloppen, bij de nationale zoutloketten en dat er dan zout wordt geleverd voor die calamiteitenroutes.

Ik vind de toezegging van de minister nu toch iets minder hard dan de vorige keer. Nu zegt hij: dat is het beleid waar wij voor staan; wij gaan ervan uit dat het wegennet open blijft, dat wij geen wegen hoeven af te sluiten. Dat is toch een veel zwakkere toezegging dan de vorige keer.

Minister Eurlings:

Ik heb gezegd: ieder heeft zijn eigen verantwoordelijkheid, maar er is een opschaalmogelijkheid als het echt niet anders gaat. Dan zullen wij ernaar kijken. Nogmaals, ieder heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Als er in de regio nog zout is, moet dat natuurlijk prioritair voor die calamiteitenroutes worden ingezet. Op andere wegen kun je ook gemakkelijk met zand en met pekelwater toe. Als men zelf echt helemaal geen zout meer heeft, is de eerste lijn dat je kijkt of je met andere regio's nog zout kunt uitwisselen. Als dat allemaal niet werkt en er echt een noodsituatie is, is er een opschaalmogelijkheid. Dan zullen wij dat vanuit die verantwoordelijkheid bezien. Dan doen wij weer meer dan wij zelf zouden moeten doen op basis van de eigen verantwoordelijkheid.

Wat is de hoofdlijn voor de komende dagen met het zout dat wij nog hebben? 10.000 ton is niet veel meer; 20.000 is weggegeven. Als ik die nog had, stond ik hier zonder een gram vrees. Dan had ik direct kunnen zeggen: die motie voeren wij bij dezen uit. Dan was u helemaal blij geweest. Maar nu wordt het wel rock bottom. Nu komt het er wel op aan. Daarom zeg ik nu na twee weken met extreem weer dat het niet nog slechter moet worden. Met de huidige weersvooruitzichten moet het nog net kunnen. Als wij ineens weer gigantische sneeuwstormen krijgen en het nog veel grover wordt dan wij nu verwachten, kun je geen ultieme garantie meer geven. Zo ziet het er op dit moment reëel uit.

De voorzitter:

Oké. En de laatste motie?

Minister Eurlings:

Dat vind ik een interessante motie. Ik heb zojuist gezegd in de richting van de heer Koopmans, mevrouw Van Gent, mevrouw Roefs en de heer Roemer, eigenlijk zowat de hele Kamer: het beeld dringt zich op dat in het buitenland sneller en steviger wordt ingezet op alternatieven. Ik vind het van belang om daar ook in Nederland heel serieus werk van te maken, zodat op die wegen waar dat kan – helaas kan het niet op snelwegen – die alternatieven meer worden gebruikt. Mag ik de motie zo opvatten dat ik op de korte termijn via de zoutloketten alles op alles zet om regio's op deze mogelijkheid te wijzen en ze tot het gebruik ervan aan te sporen? Sommige gemeenten doen het al, maar andere gemeenten moeten er echt op gewezen worden: pak die alternatieven, dan kun je je wegen gewoon berijdbaar houden. Vervolgens zal ik dan op de middellange termijn, als wij dit voorjaar gaan evalueren, ook nadrukkelijk meenemen: kunnen wij in de structuur wat veranderen, kunnen wij ervoor zorgen dat er sowieso meer wordt gekeken naar die alternatieven en dat men er meer op ingespeeld is? Als ik het zo mag opvatten – ik zie mevrouw Van Gent knikken – dan zou ik deze motie graag willen overnemen en tot ons beleid willen maken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Die twee punten die de minister noemt, lijken mij goed. Mijn motie gaat echter niet alleen over het moment dat er zouttekorten zijn. Het gaat er ook om dat de alternatieven beter zijn voor het milieu. Het mes snijdt dus aan twee kanten. Als ik het zo mag interpreteren dat dat mee wordt genomen, prima. Ik breng de motie wel gewoon in stemming, want de minister kan alle steun gebruiken in de onderhandelingen en de gesprekken bij de zoutloketten.

Ik heb nog een vraag gesteld over minister Ter Horst en de hulpverleningsdiensten. Daar heb ik geen antwoord op gekregen.

Minister Eurlings:

Dat heb ik al toegezegd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Neemt u mij niet kwalijk. Dan ben ik tevreden daarover.

De voorzitter:

Zegt u dat nog eens.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben tevreden over de toezegging. Tevreden, tevreden, tevreden.

De voorzitter:

Goed zo.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Tevreden. Mijnheer Aptroot wilde het ook nog een horen. Op dit punt dan, dat zeg ik er dan nog wel even bij.

De heer Aptroot (VVD):

Mevrouw Van Gent had dit kennelijk gemist, want er was wel antwoord gegeven. De minister heeft de motie echter overgenomen. Zij is tegen overbodige moties. Dan zou zij dus kunnen zeggen: geweldig, ik heb de toezegging binnen en trek de motie in.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik moet dat eerst met de heer Koopmans overleggen.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u allemaal de hele avond hiervoor hebt uitgetrokken.

Mevrouw Verdonk heeft nog een vraag.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb nog een vraag over het dictum van mijn motie. Het dictum luidt: verzoekt de regering, toe te zeggen dat er voor de rest van de winter genoeg strooizout is. Ik wil graag specifiek op dat dictum een reactie van de minister, zodat ik weet wat ik met de motie moet doen.

Minister Eurlings:

Ik heb al gezegd dat wij daar vol op inzetten. Daarom heb ik ook gezegd dat ik vanaf vandaag niets meer doorlever. Het zout dat ik nog heb, heb ik nu echt zelf nodig. Ik kan niet het grootste deel van zout blijven doorleveren aan anderen. Ik heb echter ook gezegd dat de weersvoorspelling niet nog slechter moet worden dan die nu is. Moties kunnen aangeven dat er genoeg strooizout moet zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat het zout er ook echt is. Anders waren wij snel van de problemen af geweest. Het is zoals het is. Ik zet mij er vol voor in. Er moet de komende tijd 26.000 ton extra komen. Dat is megaveel. Het eerste schip is echter al onderweg vanuit Turkije naar België. Wij zetten er dus vol op in, maar als het weer nog slechter wordt dan wij nu denken, kun je niet uitsluiten dat er toch problemen komen. Die problemen zijn in Duitsland en andere landen al veel eerder opgetreden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de motie zal komende dinsdag plaatsvinden.

Ik dank u allen.

Sluiting 21.46 uur

Naar boven