Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad (21501-32, nr. 378).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Als het beleid voldoende onderbouwd is, zullen we de minister niet afrekenen op een procentje meer of minder. Daar zit het hem in.

Wat de Landbouw- en Visserijraad betreft, zijn er twee punten die mijn fractie zorgen baren. Die hebben geen haast, dus het was niet nodig om te stemmen voordat de vergadering van die raad plaatsvindt. Dat neemt niet weg dat ik de moties alsnog indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door een gebrek aan betrouwbare data over aanlandingen, bijvangsten en visserij-inspanning de staat van 59% van visbestanden onbekend is en hierdoor voor 33 bestanden geen wetenschappelijk advies beschikbaar is;

overwegende dat de Europese Commissie erop wijst dat het probleem van onjuiste gegevens van de visserijsector verergert en dat dit leidt tot slechte besluiten, povere instandhoudingssituaties en leeggeviste bestanden;

overwegende dat de jaarlijkse onderhandelingen in de Visserijraad hebben geleid tot vangstquota die gemiddeld 48% hoger lagen dan in het kader van de voorzorgsaanpak duurzaam zou zijn geweest;

verzoekt de regering, bij het vaststellen van vangstquota voor bestanden waarvoor geen wetenschappelijke adviezen beschikbaar zijn, het voorzorgbeginsel toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 381(21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Onze tweede motie heeft betrekking op de pulsvisserij. Daarover hebben wij in het schriftelijk overleg verschillende vragen gesteld. Op grond van de antwoorden van de minister hebben wij de indruk dat de minister hoe dan ook inzet op het toelaten van die pulsvisserij. Wij denken dat dit onvoldoende kan worden onderbouwd en hebben dan ook behoefte aan terughoudendheid op dit punt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het International Council for the Exploration of the Sea (ICES) in haar beoordeling van IMARES-onderzoek naar de effecten van pulsvisserij (opnieuw) zorgen heeft geuit over onder meer beschadiging van en sterfte onder kabeljauw als gevolg van de elektrische pulsen, waarbij verschillende experts vanwege de hoge vissterfte zelfs waarschuwen voor de introductie van de pulsvisserij;

constaterende dat ICES heeft vastgesteld dat er in elk geval nog geen conclusies kunnen worden getrokken over de precieze impact van de pulsvisserij op het ecosysteem;

van mening dat de effecten van de pulstechniek bekend moeten zijn voordat er sprake kan zijn van een eventuele toelating van deze visserijvorm;

verzoekt de regering, haar inzet voor generieke toelating van de pulstechniek in de Europese visserij te staken zolang de effecten van deze visserijtechniek onduidelijk zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 382(21501-32).

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik heb twee moties van mevrouw Ouwehand om te beoordelen.

De motie op stuk nr. 381 heeft betrekking op het toepassen van het voorzorgsbeginsel. Dat beginsel is reeds uitgangspunt van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ook de biologische adviezen van ICES zijn daarop gebaseerd. Dat beginsel is echter niet de enige basis voor besluitvorming. De Europese Commissie krijgt ook economische adviezen van het Wetenschappelijk Technisch en Economisch Comité voor de Visserij. Daarnaast krijgt zij via de regionale adviesraden, zoals Noordzee RAC, adviezen van de sector en de maatschappelijke organisaties. De Kamer weet dat ik voorstander ben van die tripartiete advisering. Het feit dat biologen weinig of geen gegevens hebben, betekent niet automatisch dat het heel slecht gaat met het bestand – dat is precies wat er in de motie staat – en dat we de visserij dan maar sterk moeten reduceren. Om voornoemde redenen ontraad ik deze motie.

In de tweede motie van mevrouw Ouwehand verzoekt zij de regering om haar inzet voor de generieke toelating van de pulstechniek in de Europese visserij te staken, zolang de effecten van deze visserijtechniek onduidelijk zijn. ICES heeft net als meerdere instellingen een onderzoek gedaan naar de effecten van pulskor. ICES zegt inderdaad dat er mogelijk schade optreedt bij kabeljauw, en dat signaal moeten we buitengewoon serieus nemen. Daarom zijn wij bezig om de pulstechniek te onderzoeken, die op zichzelf al een verbetering is. Als deze techniek niet toegelaten zou worden, zou er meer met boomkor gevist worden. Het moet immers op de een of op de andere manier. Anders komt mevrouw Ouwehand de volgende keer met een motie over de boomkor. Ik ga niet reageren op de non-verbale signalen van mevrouw Ouwehand, maar het zou kunnen dat deze motie de volgende keer komt.

Samenvattend: de pulskor kent nog een aantal punten die verbetering behoeven. Daar moeten de sector en deskundigen aan werken, en ik zal er mijn steentje aan bijdragen. Deze techniek is echter wel een stap naar verduurzaming van vangsttechnieken. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil graag een ding rechtzetten. Als we niet met de pulskor vissen, dan hoeven we natuurlijk niet met de boomkor te vissen. Ik neem dus geen verantwoordelijkheid voor het causale verband dat de minister hier legt.

Minister Verburg:

Maar dat is wel de realiteit. Vissers hebben namelijk hun quotum en willen iedere dag een boterham. In de visserij is deze boterham toch al niet altijd even dik belegd. Vissers willen hun quota graag halen. Dat begrijp ik heel goed. Als dat niet met de pulskor mag, dan vallen zij terug op de boomkor. Dat hebben we het afgelopen jaar een keer meegemaakt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, het spijt me, dit is echt vervelend. Deze realiteit is natuurlijk een beleidsrealiteit met een gebrek aan keuzes daarin. De minister kan kiezen voor een andere realiteit door middel van saneringen enz. Ik vind het vervelend dat mij nu in de schoenen wordt geschoven dat ik verantwoordelijk zou zijn voor het vissen met de boomkor als ik bezwaren heb tegen de pulskor. Dat is gewoon niet waar.

Minister Verburg:

Dat heb ik ook op geen enkele wijze willen zeggen tegen mevrouw Ouwehand. Het is geen beleidswerkelijkheid, maar echte werkelijkheid. Vissers zetten nu stappen in de verduurzaming, wat de pulskor ontegenzeggelijk is. Er zitten nog wat kinderziektes in die eruit gehaald moeten worden. Dat vind ik ook. Laten we dat zien als een volgende stap en laten we er hard aan werken om dat op te lossen. De realiteit is dat als de vissers niet met de pulskor mogen vissen, zij de boomkor zullen gebruiken. Zo zit de werkelijkheid buiten Den Haag echt in elkaar.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de ingediende moties zal komende dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt van 18.39 uur tot 20.00 uur geschorst.

Naar boven