Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2010 (32123 IV).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties welkom in ons midden. Het is mijn bedoeling om de behandeling van de begroting, exclusief de stemmingen, vanavond af te ronden. Dat vergt echter wel enige zelfbeheersing van de Kamerleden. Ik zeg dit met enige nadruk aan het begin van dit debat. Wij hebben daarover afspraken gemaakt en ik zal u daaraan houden. Hopelijk is dat niet al te vaak nodig.

Ik geef de heer Van Raak als eerste het woord.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Het is hier koud en donker. Op de Antillen is het wat vroeger en ik hoop dat het daar wat warmer is dan hier.

In mijn betoog zal ik ingaan op olie en geld, alsmede op corruptie. Mensen die vandaag een biertje hebben gedronken op de Handelskade in Willemstad, hadden een prachtige doorkijk naar het Schottegat. Zoals elke dag, konden zij daar de fakkels zien branden van de Isla-raffinaderij. Die raffinaderij is belangrijk voor de economie en de werkgelegenheid op Curaçao, maar de rook daarvan vergiftigt de volkswijken. Daarover hebben we het al vaak met elkaar gehad. Het gif in de grond bij de raffinaderij is een tijdbom. Dat gif werd in 1985 door de Shell achtergelaten. Als sinds 2003 vraagt de SP aandacht voor dit probleem en de staatssecretaris lijkt eindelijk te luisteren. Eindelijk wordt er gemeten. Fantastisch! Dat is echter slechts een begin. We moeten de zooi ook opruimen.

Op dit moment huurt het Venezolaanse staatsoliebedrijf PDVSA de raffinaderij. Is het juist dat de Venezolaanse oliemaatschappij Aravensa de raffinaderij wil kopen? Zijn er plannen voor een raffinaderij bij de oliebunkerhaven Bullenbaai, of is dit alles verkiezingsretoriek. Tijdens het bezoek in de zomer, bemerkte ik dat in ieder geval staatsoliebedrijf PDVSA veel waarde hecht aan de raffinaderij op Curaçao. Welke nieuwe mogelijkheden ziet de staatssecretaris om de smerige raffinaderij Isla schoon te maken, het gif in de grond op te ruimen en werkgelegenheid te behouden in het licht van de mogelijke nieuwe investeringen, aankopen en het overnemen van aandelen? Die bemoeienis is nodig, want in het Caribische gebied staan overheden vaak machteloos tegenover multinationals. Dat geldt voor Curaçao, waar de Isla-raffinaderij al jarenlang zijn giftige gang gaat, maar dat geldt nog meer voor het kleine Sint Eustatius, waar oliebedrijf NuStar bijna een derde van het eiland in beslag neemt. Op de eilanden moet veel worden geïnvesteerd in onderwijs, in zorg en in veiligheid, maar multinationals dragen nog steeds niet bij. Elk jaar vraag ik daarnaar, maar er is nog steeds niets veranderd. NuStar is een speciale economische zone waar bijna geen belasting wordt betaald. Op Bonaire zijn er ook van die zones. Ook daar zijn oliebedrijven gevestigd, maar ik weet niet welke. Ik heb de staatssecretaris gevraagd welke bedrijven zijn gevestigd in de speciale economische zones op Bonaire, maar ik heb nog geen antwoord op die vraag gekregen. Voor mij is het heel belangrijk om dat te weten. De SP-fractie zal namelijk niet instemmen met het voornemen om de schulden te saneren als multinationals op de eilanden geen belasting betalen. Vorig jaar heb ik gevraagd om duidelijkheid over deze belastingparadijzen op Bonaire en Sint Eustatius. Daarin werd ik gesteund door de voltallige Kamer, maar de staatssecretaris komt niet verder dan een ordinaire truc. Ik kan het helaas niet anders zeggen. De speciale economische zones op Bonaire en Sint Eustatius worden niet opgeheven, maar die krijgen een andere naam, namelijk "douane entrepot". Dat klinkt mooi, maar dat is het niet. De belastingen gaan immers niet omhoog, maar die gaan omlaag, voor zover dat überhaupt nog kan.

We spreken hier vaak over de schulden van de Antillen. Al sinds januari 2007 probeer ik met deze staatssecretaris een debat te voeren over de inkomsten van de eilanden. Wanneer gaan we dat debat eindelijk voeren? Of moet ik concluderen dat ook de Nederlandse overheid, net als die van Curaçao, Bonaire of Sint Eustatius, gewoon te klein en te machteloos is tegenover multinationals? Hoe zou ik ooit kunnen instemmen met de sanering van de schulden als wij niet kunnen praten over de inkomsten? Dat geldt ook voor Curaçao, waar de internationale speel-, gok- en pornosites miljoenenwinsten maken, maar niet of nauwelijks bijdragen. Het geldt niet alleen voor de speciale economische zones, maar ook daarbuiten drukken de rijken hun snor. Hoeveel bedrijven zijn er op Sint Maarten? Ik weet het niet. De staatssecretaris weet het ook niet.

Wij weten wel dat ongeveer 7500 bedrijven zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Vierduizend van die bedrijven hebben echter niet eens een nummer. Zij kunnen niet eens belasting betalen, al zouden zij dat willen. 3500 bedrijven kunnen het wel. Maar doen zij het ook? Wij moeten ons dure geld niet in een diepe put gooien. Ik acht het geen goede zaak dat wij schulden gaan saneren als bedrijven geen belasting betalen. Daarom roep ik de staatssecretaris op om dat eerst te regelen. Eerst belasting laten betalen door bedrijven, daarna schulden saneren. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen.

Het innen van geld is een groot probleem. Geld uitgeven daarentegen niet. Oud-politici worden aan baantjes geholpen. Zij krijgen daarvoor riante vergoedingen. Een oud-minister van Sint Maarten kreeg een eenvoudig baantje in Nederland. Met allerlei dubieuze vergoedingen strijkt hij een inkomen van € 12.500 per maand op. Hoe wijdverbreid is dit soort graaien? Gebeurt het alleen op Sint Maarten? Of ook op de andere eilanden? Graag ontvang ik van de staatssecretaris een overzicht van alle vergelijkbare regelingen voor oud-politici op de Nederlandse Antillen, dus op Sint Maarten en elders. Ook hierover overweeg ik een motie in te dienen.

Sinds de totstandkoming van het Statuut in 1954 houden Nederland en de Antillen elkaar in een greep. Nederland investeert veel geld dat te vaak in verkeerde zakken verdwijnt. Dat gaat ten koste van de bevolking. Wij staan voor een keuze. Hoe worden de bedrijven onderdeel van het Koninkrijk? Hoe kan Nederland hierin zijn verantwoordelijkheid nemen?

Veel bestuurders op de Antillen willen wel geld maar geen bemoeienis. Onder de bevolking van de Antillen ligt dit verdeeld. Sommige mensen zeggen: ga weg, ga weg, wij willen niks met jullie te maken hebben, en neem je geld mee maar bemoei je niet met ons. Andere Antillianen zeggen: alsjeblieft, alsjeblieft, kom ons helpen; help ons want het lukt niet, wij hebben jullie nodig.

Bij de Bon Futura gevangenis zien wij bijvoorbeeld dat de bemoeienis van de staatssecretaris helpt. Naar mijn mening helpt deze ook om geleidelijk het vertrouwen van de bevolking te winnen. Wij moeten de goede dingen doen, goed helpen. Wij brengen de Bon Futura op orde. Daarmee kunnen wij de bevolking voor ons winnen. Ziet de staatssecretaris nog meer mogelijkheden om door middel van geleidelijke verbeteringen langzaam aan de steun van de bevolking te winnen?

De bestuurscultuur op de eilanden is verziekt. Waarom noemt de staatssecretaris telkens 10-10-'10? Ik snap dat niet. Straks hebben wij eilanden, zoals Sint Maarten, die niet klaar zijn. Dan wil de staatssecretaris wel landen maken, maar wie gaat dan al die taken uitvoeren? Gaat de staatssecretaris dat zelf doen?

Hoe staat het met het onderzoek naar de corruptie op Aruba dat de staatssecretaris mede op ons verzoek doet? Kan dit onderzoek ook leiden tot strafrechtelijke vervolging van bestuurders? Kan de staatssecretaris al iets meer vertellen over het internationale onderzoek naar criminele activiteiten van bestuurders op Bonaire? Is ook hierbij sprake van mogelijke strafvervolging?

Zaterdag las ik in de Volkskrant dat het project Strategische Verkenningen leidt tot vier opties voor Defensie. Een van de opties is dat het leger in ieder geval in staat moet zijn om criminele invloeden te bestrijden die een bedreiging vormen voor de soevereiniteit van de Antillen. Blijkbaar weten de mensen van het project Strategische Verkenningen meer dan ik. Klopt dat? Is het zo dat criminele invloeden op dit moment de soevereiniteit van de Antillen bedreigen?

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik begin met een citaat: "In het Koninkrijk der Nederlanden behartigen Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba ieder zelfstandig de eigen belangen. Op voet van gelijkwaardigheid verzorgen zij de gemeenschappelijke belangen en verlenen elkaar wederkerig bijstand." Dit citaat komt uit de Preambule van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Op dit moment ligt er in de Kamer een voorstel van rijkswet tot wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk in verband met de wijziging van, zoals het wordt omschreven, "de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen". De vijf eilandgebieden van de Nederlandse Antillen krijgen een andere status en het land wordt opgeheven.

Op dit moment is niet duidelijk of de tot nu toe gemaakte afspraken ook daadwerkelijk de eindstreep zullen halen. Het jaar 2010 zal voor het proces van de staatkundige veranderingen een bepalend jaar zijn. Als dit moment, 2010, zonder besluitvorming voorbijgaat, is een vergelijkbare situatie niet snel opnieuw aan de orde. Dat al het werk van de afgelopen jaren daarmee is tenietgedaan, is nog niet het ergste. Dat de bevolking niets merkt van vooruitgang en verbetering van de eigen situatie, dát is ernstig en ergerlijk. Dit legt een grote verantwoordelijkheid bij allen die de mogelijkheid hebben om een beslissende bijdrage te leveren in het huidige proces van staatkundige verandering. Dit klemt temeer omdat het land de Nederlandse Antillen feitelijk uit elkaar valt. Juridisch bestaat het nog wel, maar praktisch gezien gaat elk land de eigen weg.

Eind oktober treedt op Aruba een nieuwe regering aan. Het is een publiek geheim dat de verhoudingen tussen Nederland en Aruba de laatste jaren onder druk staan. Een nieuwe regering, een nieuwe politieke meerderheid, kan leiden tot andere, wat het CDA betreft betere, verhoudingen tussen de landen. Ook bij de veranderingen in de staatkundige verhoudingen bij de aanpassing van het Statuut is meer betrokkenheid en een grotere daadkracht bij de besluitvorming gewenst. Verwacht de staatssecretaris op dit punt een positieve verandering? Zijn de eerste contacten met de nieuwe regering bemoedigend? De CDA-fractie wenst de regering-Eman een goede regeerperiode.

De heer Remkes (VVD):

Collega Van Bochove sprak met veel komma's. Mijn vraag gaat eigenlijk over een iets eerdere passage. Ik kom terug op de "gelijkwaardigheid" uit het citaat uit het Statuut. Is de heer Van Bochove, als hij dat citaat geeft en als hij kijkt naar de besluitvormingsstructuren en naar de feitelijke situatie, niet met mij van mening dat die gelijkwaardigheid vooral fictie is? Mijn tweede vraag heeft betrekking op de besluitvormingsprocedures die gevolgd worden in het Koninkrijk. Als ik de heer Van Bochove zo aanhoor, roept dat punt bij mij twijfel op. Wat is er de afgelopen jaren precies aan de orde geweest als het gaat om het boeken van concrete resultaten? Er ligt nu een voorstel voor de besluitvormingsprocedures. Wringt dat niet?

De voorzitter:

Uw vragen lijken mij helder, mijnheer Remkes. Misschien kunt u kort en bondig antwoorden op deze vragen, mijnheer Van Bochove?

De heer Van Bochove (CDA):

Is de gelijkwaardigheid fictief? Dat is volgens mij niet zo. Het Statuut bepaalt dat de gelijkwaardigheid er is en dat deze ook beleefd en uitgeoefend kan worden. Maar ik ben het met de heer Remkes eens dat dit in de praktijk niet altijd zo wordt uitgevoerd. Er zijn best momenten waarop je je kunt afvragen of de gelijkwaardigheid in de actualiteit aan de orde is. Men kan er gebruik van maken. Men kan op die manier werken. Dit gebeurt alleen niet altijd.

De heer Remkes heeft ook gevraagd of er verbetering optreedt in de besluitvormingsprocedures. Laat ik het voorbeeld van het financieel toezicht noemen. Dat functioneert al enige tijd op de eilanden, al bijna twee jaar, zeker op de BES-eilanden. Je ziet dat daarin aanmerkelijke verbeteringen optreden. Door op een goede en coöperatieve manier de zaak vanuit Nederland aan te pakken en te stimuleren zijn verbeteringen nadrukkelijk mogelijk. In het staatkundig proces en in de veranderingen die daarin plaatsvinden zie ik ontwikkelingen ten positieve. Ik ben daar blij mee. Misschien zijn we met dit proces dus wel te laat begonnen.

De heer Remkes (VVD):

Ik kom terug op het punt van de gelijkwaardigheid en wil bezien wat daarover in het Statuut qua besluitvormingsprocedures is afgesproken. Collega Van Bochove zegt wel dat er feitelijk sprake is van gelijkwaardigheid. Het zou te ver voeren om daar nu, aan de hand van casuïstiek, nader bij stil te staan. Het roept wel de vraag op of dit uit het oogpunt van democratische verhoudingen wel wenselijk is.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik begrijp dat wij op dat punt een hele discussie kunnen voeren. Het is ook niet voor het eerst dat de heer Remkes de discussie over de positie van het Statuut en over de positie van de verschillende landen binnen het Statuut start. Op dit ogenblik is deze discussie niet aan de orde. Het Statuut kán functioneren op een bepaalde wijze, waarin die gelijkwaardigheid nadrukkelijk aanwezig is. Maar het Statuut functioneert niet als zodanig. Dat is ook mijn kritiek. Ik wil nu niet vooruitlopen op de discussie over het rapport van de Commissie democratisch deficit. Ik zal er zo meteen nog een opmerking over maken. Er is natuurlijk wel een aantal opmerkingen te maken over dat rapport in relatie tot het Statuut en de gelijkwaardigheid. Maar ik denk dat op dit ogenblik, in de huidige situatie, die ruimte er is.

De CDA-fractie verwacht van de regering herstel van rechtszekerheid en aanpak van corruptie. Het kabinet schrijft dat in 2010 naar verwachting het onderzoek naar de staat van bestuur op Aruba wordt afgerond. Inmiddels zijn er met de regering van Aruba afspraken gemaakt. Uit de brief van de staatssecretaris blijkt dat de Nederlandse regering en de Arubaanse regering het eens zijn over een gezamenlijk gedragen onderzoek. Kan de staatssecretaris toezeggen dat het rapport ter zake uiterlijk oktober 2010 wordt aangeboden aan de Kamer?

In juni 2008 besluit het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties tot instelling van de Commissie democratisch deficit. Die commissie krijgt als opdracht mee, POK te adviseren over de wijze waarop de democratische legitimiteit van besluitvorming in het koninkrijk en de controle op de rijksministerraad kunnen worden versterkt. Het rapport is op 11 november 2009 gepresenteerd en heet "Kiezen voor het Koninkrijk". Op andere momenten zullen we dit rapport bespreken, maar op één punt wil ik vandaag al kritiek uiten. Dit betreft het voorstel dat ook in de media de meeste aandacht krijgt. Dit voorstel houdt in dat Nederlanders die woonachtig zijn op Aruba, Curaçao en Sint Maarten en achttien jaar of ouder zijn, op dezelfde voet als alle andere Nederlanders, naast het passief kiesrecht ook het actief kiesrecht voor Tweede Kamerverkiezingen krijgen. Daarnaast dienen de statenleden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten deel te kunnen nemen aan de verkiezingen van de leden van de Eerste Kamer. Dat voorstel kan – daarover wil ik nu al geen misverstand laten bestaan – niet rekenen op steun van de CDA-fractie.

De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in november 2006 vastgesteld dat het uitsluiten van inwoners van de Nederlandse Antillen en Aruba van de verkiezingen voor de Tweede Kamer geen schending van het discriminatieverbod, artikel 14 EVRM, is. Ook heeft de afdeling bestuursrechtspraak vastgesteld dat het Statuut voldoende voorziet – dat zeg ik ook in de richting van de heer Remkes – in democratisch gelegitimeerde inbreng van andere landen in het koninkrijk op de rijkswetgeving. Dit citaat van de heer L.F.M. Besselink komt uit het Nederlands tijdschrift voor Europees recht. Ik overleg u graag het precieze citaat en het tijdschrift ten behoeve van de Handelingen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat het tijdschrift ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van Bochove (CDA):

Besluitvorming in het Nederlandse parlement is voor het overgrote deel gericht op Nederland. Dit rechtvaardigt niet dat inwoners van andere landen, hoewel die landen tot het Koninkrijk behoren, met actief en passief kiesrecht in hun eigen land daarnaast beide vormen van kiesrecht krijgen in Nederland. Het Statuut voorziet in voldoende mate in borging van de betrokkenheid van de staten bij besluitvorming over rijkswetten; ik citeerde zojuist daar al anderen over.

Dan kom ik toe aan de toekomst van de vijf eilanden. Het is in het voorgaande al aangegeven: 2010 is een belangrijk jaar voor de toekomst van de vijf eilanden die nu nog in formele zin het land de Nederlandse Antillen vormen. Krijgen de staatkundige veranderingen daadwerkelijk inhoud? Wat eind 2010 de feitelijke omstandigheden ook zijn, het land de Nederlandse Antillen is inmiddels zo ver gedesintegreerd dat dit land geen toekomst meer heeft. Dat dienen allen die politiek en maatschappelijk bij de veranderingen betrokken zijn, zich nadrukkelijk te realiseren.

Bij het plaatsen van een enkele kanttekening wil ik vooraf opmerken dat het voor de CDA-fractie onomstreden is dat de bewoners in vrijheid hebben kunnen beslissen over hun toekomst, inclusief onafhankelijkheid. Politieke omstandigheden kunnen wisselen door verkiezingen of door wisselingen van de politieke kleur van bestuurscolleges. Een eenmaal gemaakte keuze brengt echter ook verplichtingen mee. Een eenmaal gemaakte keuze kan niet bij de eerstvolgende bestuurlijke verandering onder het mom van zelfbeschikkingsrecht eenvoudig worden ingewisseld voor een andere optie. Bij bestuurlijke kwaliteit hoort ook continuïteit van de besluitvorming. De opvatting van een politieke en/of wetenschappelijke elite, hoe belangwekkend ook, leidde als gevolg van een voortdurende hernieuwing van oude discussies niet tot een door de bevolking gewenste staatkundige verandering. Of is hier slechts sprake van een door die politieke en/of wetenschappelijke elite gewenste verandering? Verbeteringen van de leefomstandigheden van de bevolking, toch een van de leidende motieven voor die veranderingen, zijn kennelijk ondergeschikt aan een discussie waarvan de relevantie nog moet blijken.

De laatste weken worden we weer geconfronteerd met de visies van allerlei bekende en minder bekende, al dan niet zelfbenoemde, deskundigen. In het bijzonder de legitimatie van het nieuwe referendum op Bonaire speelt hierbij een rol. Het volkenrechtelijke zelfbeschikkingsrecht is hierbij uitgangspunt. De vraag is echter of dit punt al niet lang geleden is gepasseerd. Uiteindelijk zijn er, zo zou je kunnen stellen, in het kader van het volkenrecht drie keuzes en/of vervolgstappen. Eén: je bent en blijft een kolonie. Twee: autonomie, in dit geval binnen het Koninkrijk. Drie: onafhankelijkheid. De Nederlandse Antillen hebben sinds 1955 het volkenrechtelijk zelfbeschikkingsrecht uitgeoefend en verwerkt. Door het in werking treden van de statutaire rechtsorde hebben de Nederlandse Antillen in de termen van resolutie 1541 een status bereikt die zo ongeveer het midden houdt tussen vrije associatie met een andere staat en integratie in een andere staat, maar die in ieder geval één van de valide wijzen is waarop het volkenrechtelijk zelfbeschikkingsrecht kan worden uitgeoefend. Een eenmaal gekozen status kan naar geldend volkenrecht niet eenzijdig meer worden omgezet in een andere.

Dit alles betekent niet dat de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen niet een beroep op het zelfbeschikkingsrecht toekomt. Maar dit is een staatsrechtelijk, geen volkenrechtelijk zelfbeschikkingsrecht, dat zijn oorsprong vindt in de rechtsorde van het Koninkrijk, en waaraan de verschillende Koninkrijkspartners jegens elkaar zijn gebonden. Ook dit was een citaat, voorzitter, in dit geval een citaat van de heer Hoogers. Ik zal u de bron doen toekomen voor opname in de Handelingen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van Bochove (CDA):

Kortom, hier geldt niet alleen de opvatting van één partij, maar die van alle betrokkenen binnen het Koninkrijk. Deelt de staatssecretaris deze visie? Is het vanuit dit standpunt dat zij in het laatste AO zonder terughoudendheid verklaarde dat Bonaire slechts twee keuzes heeft, namelijk de keuze voor de huidige uitwerking in een openbaar lichaam dan wel de keuze voor zelfstandigheid buiten het Koninkrijk, ook al stelt de staatssecretaris dat wij alles over vijf jaar toch weer gaan evalueren?

Inzake Sint Maarten zou ik willen zeggen dat ik de staatssecretaris nog wel houd aan de door mij ingediende motie die vorig jaar is aangenomen. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris deze motie nog steeds uitvoert.

Dan kom ik bij mijn laatste punt, het Brooks Tower Akkoord. Tot 15 december hebben ongedocumenteerden in de Nederlandse Antillen de kans zich te laten registreren om in aanmerking te komen voor een tijdelijke verblijfsvergunning van een jaar. Daarvoor moeten zij wel originele papieren zoals paspoort en bewijs van aankomst overleggen. Dat was althans zo, maar halverwege het spel zijn de spelregels veranderd, omdat zich kennelijk onvoldoende mensen aandienden. Het gaat hierbij om een regeling die betrekking heeft op degenen die voor 1 januari 2006 het land zijn binnengekomen. Bij de behandeling van de begroting van het ministerie Justitie is dit punt nadrukkelijk aan de orde geweest. De minister verwees voor een nadere gedachtewisseling, vooral gericht op de controle en de uitvoering van het akkoord, naar de staatssecretaris van BZK.

De landen Aruba en de Nederlandse Antillen hebben strikte regels voor de toelating en het verblijf van Europese Nederlanders in de landen en op de eilanden. Discussie daarover achten regeringen en eilandbestuurders ongewenst. Wel ontstaat grote, selectieve verontwaardiging als in Nederland wordt gesproken over de toelating en het verblijf van kansloze jongeren. Dat getuigt niet van een volwassen discussie over dit vraagstuk.

Daarnaast tonen bestuurders van de eilanden, zeker ook van de BES-eilanden, zich bezorgd over de mogelijke toestroom van Europese Nederlanders. Tegelijkertijd is er wel sprake van een voortdurende stroom illegalen naar de eilanden. Het zijn kennelijk bruikbare, goedkope arbeidskrachten. Immers, er lijkt geen sprake van pogingen om deze toestroom te beperken. Wat wordt er gedaan aan verbetering van de vreemdelingenketen en het tegengaan van mensensmokkel? Is er sprake van het aanpakken van de zogenoemde belanghebbende?

Na 2001 wordt 2009 opnieuw een jaar waarin men op de Nederlandse Antillen overgaat tot het registreren van de zogenoemde ongedocumenteerden. Om hoeveel personen gaat het naar schatting? Hoeveel van hen kunnen naar verwachting uiteindelijk beschikken over geldige reispapieren naar Nederland? Hoewel daar niet onmiddellijk sprake van is, kan niet volledig worden uitgesloten dat op termijn een deel van hen de oversteek naar Nederland kan maken. Kan de staatssecretaris uiteenzetten wat het beleid van de Nederlandse regering is om deze mogelijke toestroom naar Nederland onmogelijk te maken? Wat wordt er in de komende rijkswetgeving op dit punt geregeld?

Wat is de situatie in het land Aruba als het gaat om de daar verblijvende illegalen? Om naar schatting hoeveel illegalen gaat het in dit land? Is men actief met het terugdringen van deze groep? Wordt ook hier gewerkt aan het registreren van ongedocumenteerden? Of is er sprake van een actief en gericht terugzendbeleid? Hoe voorkomt de Nederlandse regering dat de BES-eilanden opstapeilanden worden voor Nederland? De toestroom van Curaçao, Aruba en Sint Maarten naar deze eilanden dient adequaat onmogelijk te worden gemaakt. Wat gaat het kabinet hieraan doen?

Kan de staatssecretaris overigens aangeven hoe het gaat met de inburgering op de Nederlandse Antillen en op Aruba?

Hiermee ben ik gekomen aan het einde van mijn termijn.

De heer Brinkman (PVV):

De heer Van Bochove kan zich ongetwijfeld nog wel de aanhouding herinneren van een aantal politiemensen die crimineel betrokken waren bij de mensenhandel en de keten waardoor illegalen een verblijfsstatus kregen op Sint Maarten. Dat is de huidige situatie. Hoe denkt de heer Van Bochove zelf dat we de keten kunnen stoppen? Hoe zorgen we ervoor dat die mensen niet uiteindelijk met een Nederlands paspoort naar Nederland komen? De heer Van Bochove stelt namelijk allerlei vragen aan de staatssecretaris. Dat is terecht, maar ik wil graag zijn mening horen.

De heer Van Bochove (CDA):

In de eerste plaats vind ik dat mensen die zich bezighouden met het toelaten van illegalen op de eilanden, moeten worden aangepakt, ongeacht de positie waarin zij verkeren. In de tweede plaats vind ik dat er sprake moet zijn van een adequaat en goed werkend terugstuursysteem. Mensen die van elders komen en niet op die eilanden behoren te zijn, moeten worden teruggestuurd. Ik vind dat op dat gebied actief moet worden opgetreden. De Nederlandse regering zou de regeringen van de landen overzee daartoe nadrukkelijk moeten oproepen, stimuleren en zo nodig, als zij daar behoefte aan hebben, bijstand verlenen. In de derde plaats hebben wij heldere afspraken gemaakt. Als mensen eenmaal daar mogen blijven na een bepaalde periode, kunnen zij ook een status krijgen. Ik denk dat dit op zich goed is. Het gaat er natuurlijk om hoe je in het eerste deel van de keten de problemen oplost en voorkomt dat mensen in het tweede deel van de keten terechtkomen. Er zullen echter altijd mensen zijn die uiteindelijk terecht, en met een verblijfsvergunning, op die eilanden mogen blijven en uiteindelijk een Nederlands paspoort kunnen krijgen. Daar zijn heel heldere regels voor. Dat die mensen dan ook naar Nederland kunnen reizen, vind ik legitiem.

De heer Brinkman (PVV):

Dit vind ik nou juist weer zo jammer. Ik moet constateren dat het CDA andermaal bezig is een generaal pardon te legitimeren. Ik heb het voorbeeld van de twee politiemensen die bij mensenhandel betrokken waren, bewust aangehaald. Dat vindt de heer Van Bochove erg, terecht, maar over het gevolg daarvan, namelijk dat er 90.000 illegalen op de Antillen zijn, van wie een groot deel op Sint Maarten, zegt hij: als die mensen uiteindelijk geregistreerd worden, een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen en na drie tot vijf jaar een paspoort, dan vind ik het meer dan normaal dat ze ook naar Nederland kunnen komen. Het CDA is voor de zoveelste keer bezig een generaal pardon te pardonneren, met als gevolg dat het in aantal misschien wel vier keer zo groot is als het pardon dat het CDA bij het begin van deze kabinetsperiode heeft gepardonneerd. Ik vraag mij af of de hardheid waarmee de heer Van Bochove zegt dat wij de mensenhandel moeten aanpakken, inderdaad zo hard is. Uiteindelijk pardonneert hij het wel. Hij staat het toe. Heeft dat geen aanzuigende werking? Het weerhoudt de illegalen in de regio er niet van om straks met tienduizenden richting Sint Maarten te gaan.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik heb er nu juist in mijn inbreng bij het kabinet op aangedrongen om op het punt van het Brooks Tower Akkoord veel kortere klappen te maken. Ik heb er nadrukkelijk op aangedrongen om alle mensen die daar niet horen te zijn, dus die er illegaal zijn, weg te sturen. Nadrukkelijk heb ik gevraagd hoe wij de maatregelen kunnen verbeteren, om te voorkomen dat die mensen daar zijn. Als je al die maatregelen neemt en al die mensen die daar niet horen weer terug laat gaan naar hun eigen land, dan moet je vaststellen dat er ongetwijfeld ook mensen komen en zijn toegelaten die uiteindelijk gewoon aan de regels die wij in dit Koninkrijk gesteld hebben, voldoen, en op basis daarvan aan een paspoort en reispapieren kunnen komen. Dan maakt het niet uit of die mensen in Nederland of op een van die eilanden zijn. Het gaat erom dat je aan de criteria moet voldoen die wij in wet- en regelgeving hebben vastgelegd. Dat betekent dat er in het begin van de keten veel beter, adequater en efficiënter moet worden opgetreden.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Raak wil nog een vraag stellen, maar hij aarzelt alsof hij het niet goed weet. Dat ben ik niet helemaal van hem gewend. Vandaar mijn aarzeling weer.

De heer Van Raak (SP):

De voorzitter keek zo verwonderd dat ik een vraag wilde stellen, dat ik zelf begon te twijfelen. Ik probeer namelijk een discussie te voeren met de staatssecretaris over inkomsten en dat wil ik ook graag met de heer Van Bochove doen.

De voorzitter:

Nee, u kunt een vraag stellen aan de heer Van Bochove, maar ik wil geen discussie met de staatssecretaris. Daarvoor hebt u de eerste termijn gehad. Er is eventueel nog een tweede termijn.

De heer Van Raak (SP):

Ik wilde even een inleiding op mijn vraag houden.

De voorzitter:

Nee, ik wil dat u een vraag stelt.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb twee vragen voor de heer Van Bochove. Ten eerste gaan wij 1,5 mld. aan schulden kwijtschelden. Wil de heer Van Bochove met mij de discussie aangaan over inkomsten, bijvoorbeeld dat bedrijven op Sint Maarten belasting betalen? Of zegt hij dat dit een verantwoordelijkheid is van Sint Maarten en de andere eilanden, en vindt hij het helemaal niet erg om ons geld in een bodemloze put te gooien? De eerste vraag betrof een illegale kwestie. Mijn tweede vraag betreft een legale kwestie. In de speciale economische zones betalen allerlei internationale bedrijven nauwelijks belasting. Zegt de heer Van Bochove nu ook dat dit een aangelegenheid is van de eilanden en gooit hij zijn geld in een bodemloze put? Of zegt hij dat dit ook een verantwoordelijkheid is van de Nederlandse regering en de staatssecretaris?

De heer Van Bochove (CDA):

De bodemloze put spreekt mij totaal niet aan. Voor alle helderheid, wij hebben een financieel toezicht ingesteld, waarbij nadrukkelijk is aangegeven dat men met sluitende begrotingen moet komen. Er moeten adequate rekeningen zijn aan het eind van het jaar et cetera. Op dat punt spreekt mij de bodemloze put dus niet aan.

De tweede vraag kan zo geformuleerd worden: vindt u dat de eilanden moeten zorgen voor maximalisering van hun inkomsten? Het antwoord daarop is "ja", dat moeten zij. De volgende vraag is of de Nederlandse regering dat moet doen, of de besturen van de eilanden. Dat moeten de besturen van de eilanden, straks van de landen, doen. Kan de staatssecretaris het nodige doen om dat te stimuleren? Ja, dat kan en mag zij wat mij betreft ook. Het financieel toezicht draagt daartoe ook al bij, wil je tot een sluitende begroting komen. En economische zones? Die heb je ook in Europa. Op zichzelf is dat helemaal niet zo'n probleem. De vraag is hoe je het daar organiseert. Dan zie je economische zones met een nultarief voor bedrijven die daar al heel lang zitten. Wat mij betreft kun je daar dikke vraagtekens bij zetten. Van mij mag je ook dat aanpakken.

De heer Van Raak (SP):

Dat vind ik winst; nu zijn wij voor het eerst in discussie.

De heer Van Bochove (CDA):

Helemaal niet, want ik houd dit betoog niet voor de eerste keer.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Bochove, een moment. De heer Van Raak is bezig om een tweede vraag aan u te stellen.

De heer Van Raak (SP):

Nu zijn de heer Van Bochove en ik aan het discussiëren. De speciale economische zones op Bonaire en Statia worden onderdeel van Nederland. Die krijgen een nieuwe structuur. De staatssecretaris zegt dat wij daarvan een douane-entrepot gaan maken, maar dat is een ordinaire truc. Wij krijgen straks belastingparadijzen in Nederland. Is het CDA bereid om te zeggen dat wij daaraan een eind moeten maken? Misschien hoeft men er niet net zo veel belasting te betalen als in Nederland, maar wel iets meer, zodat de eilanden zichzelf kunnen bedruipen.

De heer Van Bochove (CDA):

Dat laatste, dat die eilanden zichzelf kunnen bedruipen, vind ik weer zo'n enorme overdrijving. Verder hoorde ik allerlei berichten van internationale organisaties en politici en las ik in de Antilliaanse en Arubaanse kranten over een geweldig hoongelach over het belastingparadijs Nederland. Laten wij de zaken op dat punt zorgvuldig wegen.

De heer Van Raak (SP):

Laten wij dat dan ook aanpakken!

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Raak, wij hebben afspraken. U hebt uw spreektijd verbruikt in deze termijn.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik mag mijn antwoord misschien nog even afmaken.

De voorzitter:

Vanzelfsprekend.

De heer Van Bochove (CDA):

Het betekent helemaal niet dat je daar waar belastingen onvoldoende zijn, te laag zijn, geen stappen moet zetten. Dat moet wel naar de maat der dingen en de omstandigheden, maar dat zei de heer Van Raak zelf ook al.

De heer Remkes (VVD):

Ik verbaas me, anders had ik niet geïnterrumpeerd. Ik verbaas me erover dat krantenberichtgeving over het fiscale klimaat in Nederland door collega Van Bochove als argument wordt aangehaald.

De heer Van Bochove (CDA):

Nee, als constatering. Absoluut niet als argument, want ik vind het geen argument.

De heer Remkes (VVD):

Want het is bewust gemanipuleerde berichtgeving geweest.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik gebruik het niet als argument. Ik gebruik het als constatering om te laten zien hoe wij naar elkaar kijken, de eilanden naar ons en wij naar hen, als het over dat probleem gaat. Het gaat erom dat je naar de maat van de omstandigheden een belastingklimaat hebt. Dat geldt daar en dat geldt ook hier.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Een paar collega's vroegen mij waarom ik twintig minuten spreek, maar dit is een buitengewoon belangrijk moment, gegeven het proces van staatkundige hervorming en schuldsanering waar we voor staan. Dat is dan ook precies het decor van deze begrotingsbehandeling. Dikke stapels wetgeving liggen ter behandeling voor, het land Nederlandse Antillen is in ontmanteling terwijl er in januari nog wel verkiezingen worden georganiseerd en op met name Bonaire is groeiende onrust over verdeling van taken en bevoegdheden, met een mogelijk referendum in het vooruitzicht. Naar analogie van de oude communistische strijdkreet "hogere lonen, lagere prijzen" wil men daar meer autonomie, maar wel gelijke voorzieningen. Dat is de situatie heel kort samengevat.

Ik zal er geen enkel misverstand over laten bestaan: Bonaire draait en de staatssecretaris is op legitieme wijze bezig om uitwerking te geven aan de afspraken die in het slotakkoord en eerder in het akkoord over de miniconferentie zijn gemaakt. Dat laat onverlet dat je over de inhoud van de wetgeving met elkaar van gedachten kunt wisselen, maar integraal onderdeel van Nederland was toen wel het uitgangspunt. Ik voeg hier overigens direct een opmerking aan toe. Als men daar een vrije associatie wil, heb ik daar geen principiële bezwaren tegen, maar dan wel onder één conditie. Het betekent niet onderdeel van Nederland, maar het betekent wel de eigen broek ophouden. Uit twee werelden het beste halen, valt buiten mijn politieke realiteit. Die keuze zal men dus moeten maken. Zolang er geen helder signaal komt dat men echt iets anders wil, blijven wij in deze kern de staatssecretaris steunen, maar principiële bezwaren zullen van mijn kant niet worden opgeworpen, alleen wel onder de conditie die ik zojuist heb aangegeven.

De staatssecretaris heeft tegen dit decor afgesproken dat op 10 oktober 2010 het proces moet zijn afgerond. Wetgeving moet klaar zijn, het land Nederlandse Antillen moet zijn ontmanteld en men moet er feitelijk klaar voor zijn om een zelfstandig land te worden, ook Curaçao en Sint Maarten. Ik wil tegen dat decor toch even wat piketpalen slaan vanuit de principiële positie van de VVD-fractie in dit proces. De vorige VVD-fractie heeft steun gegeven aan het van november 2006 daterende slotakkoord, maar onder de uitdrukkelijke conditie – de motie-Luchtenveld – dat er een bevredigende regeling getroffen zou worden voor de toegang tot Nederland en de terugzending van criminele Antilliaanse jongeren. Dit kabinet heeft er tot dusver wat mij betreft alles aan gedaan om aan die conditie vooral niet te voldoen. Een door het vorige kabinet ingediend wetsvoorstel werd van tafel gehaald. Een registratiesysteem om die criminaliteit hier intergemeentelijk effectief aan te kunnen pakken, ging onder Antilliaanse druk ook van tafel. De in voorbereiding zijnde rijkswet personenverkeer is bij de Kamer nog onbekend. Het lawaai echter dat ook daarover is ontstaan, doet voor het resultaat het ergste vrezen. Ik vrees dat het kabinet ook hier slappe knieën zal blijken te hebben. Ik hoop dat de staatssecretaris mijn vrees kan wegnemen. Het kabinet toonde ook slappe knieën toen het ging om de financiële kant van de zaak en het afweek van het slotakkoord door 2005 als financieel ijkmoment voor de BES-eilanden los te laten. Het tot dusver ontbreken van een effectieve regeling op het terrein van het personenverkeer maakt dat het enthousiasme van de VVD-fractie voor deze hele operatie de afgelopen tijd stevig is gedaald.

Het klemt temeer tegen de achtergrond van het besluit op de Nederlandse Antillen om in het kader van de zogenaamde Brooks Towerregeling 90.000 illegalen een tijdelijke verblijfsvergunning te geven. De nieuwe Arubaanse minister-president Eman heeft in onze richting al aangekondigd hetzelfde voornemen te hebben. Men zal gedacht hebben: Nederland een generaal pardon, dan wij ook. Wie wind zaait, zal storm oogsten. In de antwoorden op de schriftelijke vragen wordt gezegd dat niet bekend is om hoe veel illegale vreemdelingen het gaat en dat de kans op doorreis naar Nederland gering is. Voorzitter, die kans moet nul zijn! Welke garanties worden in dat opzicht geboden? Welke garanties worden er geboden dat vanaf nu wel wordt opgetreden tegen illegaal verblijf? De antwoorden overtuigen namelijk niet. Ik citeer: er zal stevig worden opgetreden. Tot dusver was dat dus niet aan de orde. Ik snap dat allemaal wel. Ik denk dat het met de arbeidsmarkt te maken heeft. Met name een stevige sturing van de kant van de besturen is aan de orde. Welke garantie is er dat dit in de toekomst wel gebeurd?

De heer Brinkman (PVV):

Om met die laatste opmerking te beginnen: volgens mij is er geen enkele garantie. Dat blijkt telkens weer. Wat vindt de heer Remkes van het idee om van de Antillianen te eisen dat al die geregistreerde illegalen bij Nederland bekend worden en dat wij die illegalen ook gaan registreren als mensen die in de toekomst nooit, maar dan ook nooit, een Nederlands paspoort zullen krijgen?

De heer Remkes (VVD):

Mijn vraag was dus om die reden gericht tot de staatssecretaris. Ik heb die vraag niet voor niets gesteld. Dit is in principe een autonome bevoegdheid van de nieuwe landen, ook nu. Ik stel mijn vraag natuurlijk niet voor niets. Ik wil weten of er ook maar enige kans is dat de maatregel die getroffen is op de Nederlandse Antillen en de maatregel die men op Aruba kennelijk nog van zins is uit te voeren, leiden tot toestroom naar Nederland. Ik vind dus dat die kans uitgesloten moet zijn.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben het geheel met de heer Remkes eens. Ik wil wel graag dat hij met mij meedenkt over de mogelijkheid dat je niet alleen de voordeur moet bewaken, maar ook de achterdeur. Stel dat wij het in de strategie niet kunnen overlaten aan de Antillianen? Dan zullen wij moeten bekijken hoe wij dat zelf kunnen regelen. Dan is er maar één ding: het weren van Antillianen in Nederland.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb mijn opmerking over personenverkeer niet helemaal voor niets gemaakt, en ik stel de vraag over deze regeling nu ook niet voor niets. Ik vind dat de staatssecretaris een geloofwaardig verhaal moet hebben dat dat risico is gereduceerd tot nul. Ik vind dat deze maatregelen in ieder geval qua timing buitengewoon ongelukkig zijn. Men realiseert zich kennelijk niet – daarin verschillen collega Brinkman en ik waarschijnlijk niet van mening – welke gevoeligheden dat hier in dit land oproept.

De heer Van Bochove (CDA):

U zegt dat het risico moet worden teruggebracht tot nul. Hoe ziet u dat? U zult toch met mij delen dat er op de Antillen, net als in Nederland, een bepaald toelatingsbeleid bestaat? Volgens de wetgeving van het Koninkrijk kunnen mensen op een bepaald moment, hetzij in Nederland, hetzij op de Antillen en Aruba, wel een Nederlands paspoort krijgen.

De heer Remkes (VVD):

Het risico dat er als gevolg van deze maatregel effecten voor Nederland ontstaan, moet tot nul worden gereduceerd. Ik verwacht van de staatssecretaris dat zij daarover een geloofwaardig, overtuigend verhaal heeft. Ik heb verwezen naar de schriftelijke antwoorden, en zou het op prijs stellen als in dit debat hierover nadere duidelijkheid ontstaat, want dit is voor de VVD-fractie een belangrijk punt. Ik heb begrepen dat dat ook voor de CDA-fractie geldt. Laten we samen proberen dat een beetje fatsoenlijk in het gareel te brengen!

Over de eerste wetgevingsronde, betrekking hebbend op de BES-eilanden, maak ik nu een paar opmerkingen om de staatssecretaris een voorwaarschuwing te geven. Ik zal proberen om duidelijk te maken wat ons op een paar hoofdlijnen niet zint. Op het terrein van de sociale zekerheid en de zorg blijft mist hangen over de koers van het kabinet. Wij willen de financiële consequenties kunnen doorgronden, en willen de kans op het ontstaan van ongewenste immigratiestromen minimaliseren. Ik doel op de kans dat er bijvoorbeeld migratiestromen ontstaan vanuit Haïti naar Sint Eustatius of Saba, dichtbij gelegen, of vanuit Curaçao naar Bonaire. Wat ook ontbreekt, is een integrale financiële plaat. Wat zijn voor ons land rijksbreed de kosten, en wat zijn de fiscale opbrengsten? Dit is een zeer aanvechtbaar fiscaal stelsel, ook waar het gaat om mogelijke effecten in de richting van Curaçao. Het kiesrecht van de leden van de eilandsraden voor de Eerste Kamer staat, als wij het goed zien, op zeer gespannen voet met de Grondwet. Voor de VVD-fractie is dat in combinatie met het actief kiesrecht voor niet-Nederlanders voor de eilandsraadverkiezingen, niet-Nederlanders die vijf jaar op de eilanden of elders in Nederland hebben gewoond, niet acceptabel.

In de slotverklaring was in 2006 op met name praktische gronden afgesproken dat het uitgangspunt zou zijn dat op de BES-eilanden de bestaande Antilliaanse wetgeving voorlopig van kracht zou blijven. Het kabinet vult dit nu tamelijk willekeurig in, terwijl enig perspectief ontbreekt wanneer welke Nederlandse wetgeving op de BES-eilanden van toepassing zal zijn. Er staat geen stip aan de horizon. Laat ik in enkele opzichten nu al volstrekt duidelijk zijn: het is voor de VVD-fractie niet aanvaardbaar dat abortus en euthanasie in een toekomstig deel van Nederland strafbaar blijven, en dat het homohuwelijk niet mogelijk is. Daar willen wij geen verantwoordelijkheid voor nemen, en daar moet de regering geen verantwoordelijkheid voor willen nemen. Dat is ten principale niet verdedigbaar. Ook niet verdedigbaar is dat dit kabinet de noodzakelijke grondwetswijziging op de lange baan schuift en daarmee verantwoordelijkheid neemt voor een situatie die, zacht gezegd, schuurt met onze Grondwet. Dus naar onze opvatting moet de eerste lezing nog in deze kabinetsperiode plaatsvinden. Dan moet het kabinet haast maken, want ik voorzie dat de dagen van dit kabinet zo in dit komende voorjaar toch wel redelijk geteld zijn, gelet op een aantal politieke processen die ik voor mij zie. De tweede lezing moet dan door een volgend kabinet plaatsvinden. Ik zegt dit alles nu al in alle duidelijkheid omdat, wil de staatssecretaris de VVD-fractie aan boord houden van deze BES-operatie ...

De voorzitter:

Een moment, de heer Van Bochove voelt zich door u aangesproken.

De heer Van Bochove (CDA):

Waar de Raad van State een andere opvatting heeft neergelegd, heb ik toch nog wel een vraag. Ik ga er overigens van uit dat de verkiezingen in mei 2011 zijn. In dat opzicht zit ik dus niet helemaal op dezelfde lijn als de heer Remkes, maar dat zal hij begrijpen.

De heer Remkes (VVD):

Koffiedikkijkerij, hè.

De heer Van Bochove (CDA):

Uiteraard. Dat geldt ook voor u.

De heer Remkes (VVD):

Ja, dat geldt voor mij ook.

De heer Van Bochove (CDA):

En zo houden wij elkaar lekker bezig. Waar het om gaat, is het volgende. Begrijp ik nu goed dat u het hele proces van staatkundige verandering wilt stopzetten? Zegt u dus: dat gedesintegreerde land laten wij nog maar bestaan totdat wij in Nederland die tweede grondwetswijziging hebben gehad? Ik stel die vraag onder verwijzing naar de opvatting van de Raad van State.

De heer Remkes (VVD):

Nee, dat zeg ik niet. Ik ben het volstrekt met de Raad van State eens dat het kabinet veel te terughoudend is om de grondwetswijziging pas te willen entameren na het proces van evaluatie. Het kabinet zal dat nu moeten entameren. Dat betekent helemaal niet dat de andere processen moeten worden stopgezet. Mijn punt is alleen dat die periode van grondwettelijke schuring zo kort mogelijk moet zijn. Als ik kijk naar de nadere reactie van het kabinet, in de zin dat een aangepaste Grondwet dan pas in 2020 of nog later aan de orde zou kunnen zijn, acht ik dat niet verdedigbaar. Mijn redeneerlijn in dit opzicht loopt dus volstrekt parallel met de redeneerlijn van de Raad van State.

De heer Van Bochove (CDA):

Op dat punt kun je een aantal kritische vragen stellen. Die zal ik bij de schriftelijke inbreng bij het desbetreffende wetsvoorstel ook zeker stellen, maar toch nog even voor alle helderheid het volgende. Wij zitten nu in een proces van staatkundige verandering. Het zou kunnen zijn dat je aan het eind van het komend jaar van de BES-eilanden openbare lichamen maakt van Nederland. Daar bent u niet tegen; dat mag wat u betreft gebeuren, maar het kabinet moet sneller zijn met de grondwetsherziening. Heb ik u dan zo goed begrepen?

De heer Remkes (VVD):

Dan hebt u mij heel goed begrepen. Ik zal het nog wat sterker zeggen. Voor de beoordeling van de VVD-fractie is relevant of dit kabinet in deze kabinetsperiode komt met een voorstel om de Grondwet te wijzigen, zonder dat dit consequenties heeft voor de andere wetgeving. Ik begrijp uw punt namelijk wel.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Elke keer als wij een debat hebben wordt het wensenlijstje waaraan voldoen moet worden groter voordat de VVD kan blijven instemmen met het staatkundige proces. Nu is het bijna sinterklaas waarbij je weet dat je nooit alles krijgt wat er op je lijstje staat. Mijn eerste vraag is dan ook wat voor de VVD heel relevant is.

Als aan het wensenlijstje van de VVD niet tegemoet wordt gekomen en de meerderheid van de Kamer het met de VVD eens is en zegt "wij stoppen ermee want aan deze voorwaarden wordt niet voldaan", dan is mijn vraag wat er volgens u dan wel moet gebeuren.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb zo-even een paar vragen gesteld die gericht zijn op het verkrijgen van nadere informatie, zoals op financieel gebied. Daarnaast heb ik een aantal heel principiële piketpaaltjes geslagen waar het gaat om bijvoorbeeld de thema's homohuwelijk, abortus en euthanasie. Thema's die wij per se inhoudelijk geregeld willen hebben. Wat voor de VVD als constitutioneel ingestelde partij van wezenlijk belang is, is de grondwettelijkheid van deze operatie. Ik heb collega Van Bochove goed begrepen. Ik wil iedere suggestie wegnemen dat grondwetswijziging voor mij betekent dat bijvoorbeeld het wetgevingsoverleg of de parlementaire afhandeling van de BES-wetgeving zal moeten worden opgehouden. Dat is niet aan de orde, maar ik vind wel dat het kabinet de intentie moet uitspreken om die twijfel in ieder geval weg te nemen. Als het kabinet dat in eerste termijn niet klip-en-klaar doet, zal ik in tweede termijn met een motie komen. Over politieke bestuurders, pensioenleeftijd en dergelijke kunnen we ook nog een aantal opmerkingen maken, maar dat voert nu te ver. Ik kan mij niet voorstellen dat de sociaaldemocraten op deze punten achterblijven. Volgens mij vinden uw fractie en de VVD-fractie elkaar op die punten. Het is dus ook een vraag van politieke bereidheid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik weet dat we elkaar vinden op de punten van het homohuwelijk, euthanasie en abortus. Daar kom ik straks zelf op terug. Mijn principiële vraag blijft echter staan. We hebben hier tijdens een vragenuurtje eens de vertoning gehad dat de VVD tussen neus en lippen door de stekker min of meer uit het staatkundige proces trok. In de commissievergadering komt u daar ook steeds op terug. Het lijstje wordt alleen maar langer en langer, want op het lijstje van Luchtenveld stonden twee punten, maar u hebt er wel 20. Dat mag allemaal, want dit is ook een democratisch proces, maar ik wil wel duidelijkheid van u. U trekt de stekker er dus niet uit. Als u dat wel doet omdat aan uw wensen niet wordt voldaan, wat is dan het alternatief van de VVD? Daar ben ik zo benieuwd naar. Wat gaat er dan gebeuren met de BES-eilanden, Curaçao en Sint Maarten? Dat zou ik van u willen weten.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb er ten aanzien van de BES-eilanden eigenlijk nooit enige twijfel over laten bestaan dat wij weinig alternatieven zien voor het verhaal dat nu op tafel ligt. Dat is altijd mijn verhaal geweest en dat is ook vanavond mijn verhaal, maar de wetgever is hier wel aan bod. Bij de BES-wetgeving heeft de wetgever de volle verantwoordelijkheid. In dat kader spreek ik hier. Ik heb echter ook een opmerking gemaakt over het alternatief dat wij de laatste tijd horen vanuit Bonaire. Ik heb daar niet voor niets direct mijn kanttekening bij geplaatst. Ik ga straks nog in op Curaçao en Sint Maarten, maar ik heb in het verdere en ook in het recentere verleden wel eens opmerkingen gemaakt over een gemenebestachtige ontwikkeling. Daar sta ik nog steeds volop achter en daar doe ik niets aan af. Ik zal straks aangeven wat mijn opvattingen zijn over een paar kernpunten van de rijksconsensuswetgeving die op tafel ligt. Ik vind sommige dingen mooi en ik vind sommige dingen helemaal niet mooi, maar dat is toch onze verantwoordelijkheid? Ik lees ook de verhalen die vanuit Curaçao van de rapporteur komen. In sommige opzichten zit daarin de suggestie verpakt dat de Tweede Kamer in termen van amendering en inhoudelijke wensen haar mond dicht moet houden. Daar ben ik het principieel totaal mee oneens.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

U hebt dus geen alternatief, want u geeft mij geen antwoord.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Van Gent. We hebben een heldere afspraak gemaakt: twee rondes. U hebt uw beurten op dit punt verbruikt.

De heer Remkes (VVD):

Luister en vermaak u! U krijgt dat antwoord!

De voorzitter:

U gaat u ook vermaken, mijnheer Remkes. U hebt dingen losgemaakt, want een reeks collega's heeft zich gemeld.

De heer Leerdam (PvdA):

In aansluiting op mevrouw Van Gent: dat alternatief heb ik inderdaad nog niet gehoord, maar u hebt het steeds over de grondwetswijziging en u doet een paar voorstellen over wat in de Grondwet eigenlijk zou moeten worden veranderd. Welke plek heeft het Statuut hier dan nog? Wat is de rol van het Statuut? U haalde zojuist de Raad van State aan. Dan kan ik mij niet voorstellen dat u het Statuut voorbijloopt.

De heer Remkes (VVD):

Ik vind dat het advies van de Raad van State qua grondwettelijke toetsing tekortschiet. Laat ik die harde kritiek hier dan maar eens een keer hebben op ons belangrijkste adviesorgaan. Ik heb een vermoeden wat de achtergronden ervan zijn. De Raad van State zegt echter ook: het schuurt, het is op zijn minst discutabel of die BES-operatie zich wel verdraagt met onze Grondwet. Daarom adviseert de Raad van State om in deze kabinetsperiode een grondwetswijziging te entameren. Daarnaar heb ik goed gekeken en de argumenten van de Raad van State vind ik op dat punt overtuigend.

Dan de relatie tussen de Grondwet en het Statuut. Het kabinet heeft aangekondigd dat in de rijkswet voor de aanpassing van het Statuut de gronden geslagen zouden worden voor afwijkingsbevoegdheden. Daar heb ik goed naar gekeken en het is ronduit teleurstellend. Het kabinet is er niet echt in geslaagd. Mede tegen die achtergrond maak ik mijn opmerkingen nu.

Een tweede punt is dat college Leerdam niet zal kunnen ontkennen dat de leden van provinciale staten de leden van de Eerste Kamer kiezen en dat eilandsraden niet hetzelfde zijn als provinciale staten. Collega Leerdam kan evenmin ontkennen dat het altijd de bedoeling is geweest dat niet-Nederlanders geen invloed zouden hebben op de samenstelling van de Eerste Kamer. Dat is destijds nadrukkelijk aan de orde geweest in het proces om aan niet-Nederlanders het kiesrecht voor gemeenten toe te kennen. Met name vanuit nationaliteitsoverwegingen en overwegingen van buitenlands beleid is dat altijd buiten haken gezet. Ik signaleer ten principale dat in deze constructie die invloeden wel binnen worden gehaald. Daartegen heb ik fundamentele bezwaren. Daar gaat het de VVD-fractie om.

Een derde punt. Mijn voorspelling is dat als je er niet in slaagt om grondwettelijk dan wel statutair op een goede wijze te formuleren welke afwijkingsronden er binnen Nederland kunnen zijn, je hard botst met artikel 1 van de Grondwet. Dat is een consequentie die volgens mij ook de PvdA-fractie niet over zich af moet willen roepen.

De voorzitter:

Mijnheer Leerdam, uw laatste.

De heer Leerdam (PvdA):

Voorzitter, het is tweeledig. Het eerste punt is dat ik heb gevraagd of het Statuut boven de Grondwet gaat. De heer Remkes heeft daarop enigszins via een U-bochtconstructie antwoord gegeven. Het tweede punt wil ik direct aan hem vragen: gebruikt u dit moment eigenlijk niet gewoon om nogmaals te onderstrepen dat u alleen de gemenebestconstructie wilt en eigenlijk niks anders?

De heer Remkes (VVD):

Nee, dat doe ik nou juist niet. Ik geef mijn opvattingen over de BES-wetgeving die momenteel op tafel ligt, en die zijn op een aantal punten inderdaad principieel. Verder noem ik de veranderingen die naar mijn mening moeten plaatsvinden. Dat is volgens mij de normale verantwoordelijkheid van de leden van deze Kamer zoals wij hier bij elkaar zijn. Mijn opvattingen over de BES-eilanden staan ook min of meer los van mijn opvattingen over gemenebestachtige relaties.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ook mij bekruipt het gevoel dat de heer Remkes een heel andere inrichting van het Koninkrijk ambieert, maar dat even ter zijde. In het transitieakkoord staat al dat de Nederlandse wetgeving gefaseerd wordt ingevoerd op de BES-eilanden. Waarom komt hij nu met allerlei voorwaarden, "deze wetgeving wel en die niet"? Ik hoor graag waarom hij dat doet. Welke criteria heeft hij om te bepalen: ik wil in ieder geval dat per 10-10-'10 deze Nederlandse wetgeving is ingevoerd?

De heer Remkes (VVD):

Dat laatste heb ik in elk geval niet gezegd, maar daar kom ik zo nog even op terug. Ik wil toch even herinneren aan een motie die ik vorig jaar heb ingediend en die toen door een vrij stevig deel van de oppositie werd gesteund. Die motie had betrekking op het Statuut. Ik heb daarin geprobeerd om een paar principiële opvattingen aan te geven die raken aan de toekomstige ontwikkelingen.

Ik lees wetgeving. Ik lees in de wetgeving die ons wordt voorgelegd dat de BES-eilanden onderdeel worden van Nederland. Ik zie tegelijkertijd dat het kabinet – in sommige opzichten verklaarbaar, maar in andere opzichten wat minder – keuzes maakt wat betreft de delen van onze wetgeving daar van toepassing zijn en de delen die dat niet zijn, die gebieden betreffen waar Antilliaanse wetgeving van toepassing blijft. Ik lees dat een aantal arbitraire zaken buiten beschouwing wordt gelaten. Ik begrijp dat politiek allemaal wel, maar geef mij de vrijheid om te zeggen dat ik het daar niet mee eens ben. Ik vind het niet verdedigbaar dat een aantal wat mij betreft heel fundamentele rechten straks in ons Europese deel van Nederland wel van toepassing zijn en in het Caribische deel van Nederland niet. Ik heb net de onderwerpen genoemd. Dat is volgens mij een normaal politiek debat en daar zijn wij hier voor ingericht. De heer Van der Staaij zal het op dit punt ongetwijfeld ook niet met mij eens zijn en ook dat kan ik duiden. Ik sta hier voor de liberale fractie en dit zijn wezenlijke waarden voor de VVD-fractie.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb nog een andere vraag. Het heeft heel duidelijk in het transitieakkoord gestaan en toen had de heer Remkes kunnen aangeven waar zijn prioriteiten liggen. Ik vraag hem hoe lang Nederland erover heeft gedaan om juist wat betreft deze onderwerpen, namelijk euthanasie, abortus en homohuwelijk, dit soort wetgeving in te voeren? Is het dan niet denkbaar om bepaalde eilanden de mogelijkheid te geven om zich te ontwikkelen? Je zou je elk geval gezien de eigenheid van de culturele achtergrond moeten afvragen of je dergelijke wetgeving wel moet invoeren. Het is niet iets nieuws. Het stond al in het transitieakkoord.

De heer Remkes (VVD):

Ik hoorde mevrouw Van Gent net al het juiste antwoord roepen, namelijk: te lang. Het heeft in Nederland te lang geduurd. Wij hebben te lang waar het gaat om bijvoorbeeld abortus wat mij betreft volstrekt ontoelaatbare praktijken in dit land gehad. Ja, te lang. Ik wil nu dus goed regelen dat dit in een deel van Nederland vanaf de start op een goede wijze wordt geregeld. Ik kan daar geen ander antwoord op geven. Mevrouw Ortega vraagt mij nu waarom ik dat niet eerder heb gezegd. Even voor de duidelijkheid, de wetgeving was een jaar geleden bij deze gelegenheid, bij de begrotingsbehandeling, nog niet bekend. Zij heeft de inbrengen voor het verslag waarschijnlijk ook wel gelezen. Daarin laat ik geen enkel misverstand over dit thema bestaan, dus dit kan niet nieuw zijn.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik wil even ingaan op hetzelfde thema. Laat ik allereerst stellen dat ik de constitutionele zorgen van de heer Remkes voor een heel belangrijk deel deel. Laat daarover geen misverstand bestaan. Wat mij wel verbaast is dat onderwerpen abortus, euthanasie en homohuwelijk nu ook bijna een constitutionele status lijken te krijgen bij hem. Ik kom dan toch even terug op het punt dat mevrouw Ortega zo-even al even noemde: vijftien jaar geleden was de VVD-fractie in dit huis nog helemaal geen onverdeeld voorstander van het homohuwelijk en nu zou het ineens als basis van de beschaving bij het begin van de nieuwe constructie verplicht moeten zijn voor ook die gebieden. Hoe verdedigt de heer Remkes dat?

De heer Remkes (VVD):

Ik heb er in de tweede VVD-fractie waarin ik zat, dat was de fractie 1994-1998, op een heel actieve wijze aan bijgedragen dat wij het initiatiefwetsvoorstel dat toen op tafel lag vanuit de D66-fractie – dat was meen ik van mijn latere collega Van Boxtel – zouden steunen. Daaraan is toen ook actief bijgedragen door mijn toenmalige collega, mevrouw Van der Stoel. Uiteraard vindt er binnen een politieke partij discussie plaats. Dat geldt ook voor de VVD en daarmee prijs ik mij gelukkig. Ik heb altijd op die wijze in het debat gestaan, want ik hecht eraan dat mensen keuzemogelijkheden hebben in hun leven. Dat is voor mij de belangrijkste drive.

De heer Van der Staaij (SGP):

Gelet op de gevoeligheid van deze onderwerpen, hecht de SGP-fractie juist aan keuzemogelijkheden voor die gebieden. Dat is een tegengestelde benadering waarop ik in mijn termijn terugkom.

Waarom noemde de heer Remkes niet de opheffing van het bordeelverbod? Dat is immers ook een liberale verworvenheid waarvan wij nu zo veel ellende hebben.

De heer Remkes (VVD):

Ik stel politieke prioriteiten. Die mevrouw die onder rare omstandigheden zwanger is geworden en die de zwangerschap wil beëindigen, staat net iets hoger in de ranking dan die mevrouw die haar lichaam voor een paar dollarcenten verkoopt.

De heer Brinkman (PVV):

Mijn eerste vraag aan de heer Remkes heeft betrekking op het Statuut. Dat wordt over het algemeen boven de Grondwet geplaatst, maar daarmee ben ik het absoluut niet eens. Ook een aantal staatsrechtsgeleerden is het daarmee niet eens. Ik denk dat het Statuut gezien moet worden als een regeling tussen landen binnen het Koninkrijk. Is de heer Remkes het daarmee eens? Zo ja, betekent dit ook dat wij hiertoe zelfstandig een grondwetswijziging kunnen bewerkstelligen?

De heer Remkes sprak weer over het gemenebest. Daarover hebben wij het volgens mij een halfjaar of driekwart jaar geleden ook gehad. Er zijn twee voorbeelden van een gemenebest met de intentie dat die landen volledig onafhankelijk zijn. Dat zijn voorbeelden naar mijn hart. Die visie deelt de PVV. Graag zou ik in de toekomst met de eilanden op die grond een verhouding afspreken. Het zou mooi zijn als de heer Remkes dezelfde visie had, namelijk totale onafhankelijkheid voor de eilanden.

De heer Remkes (VVD):

Ik constateer ook dat niet alle wetenschappers het eens zijn over het feit dat het Statuut boven de Grondwet wordt geplaatst. Eerlijk gezegd vind ik dat niet echt relevant voor de vraag die wat mij betreft aan de orde is. Het kabinet heeft een poging gedaan om in het Statuut dat onderscheid als grondslag te definiëren en heldere criteria te formuleren, maar ik constateer dat het daarin niet is geslaagd. Ik zeg dus met des te meer overtuiging dat je in ieder geval de Grondwet moet aanpassen. Volgens mij sluit die redenering precies aan bij die van de heer Brinkman.

Wij hebben inderdaad vaker gediscussieerd over het gemenebest en de ontwikkelingen op dat terrein. Vorig jaar steunde de heer Brinkman mijn motie niet die tot doel had, die banden van het Koninkrijk aan de hand van een verdergaand gewijzigd statuut losser te maken. Tijdens het debat over deze kwestie heb ik gezegd dat ik van mening ben dat het Koninkrijk in ieder geval de verantwoordelijkheid moet behouden op de terreinen rechtshandhaving, territoriale integriteit – noem het maar defensie – en noodhulp. Verder moet het Koninkrijk de verantwoordelijkheid behouden als het gaat om nationaliteitsvraagstukken. Het nemen van een beslissing over het afscheid nemen van het huidige gemenebest, ligt buiten mijn horizon, als dat al kan. Ik wil daaraan tegelijkertijd toevoegen dat ik hoop dat Curaçao en Sint Maarten de zaken op het terrein van de rechtshandhaving in de toekomst zelf op eigen kracht op een goede manier voor elkaar zullen kunnen brengen. Deze verantwoordelijkheid hoort ten principale bij de eilanden zelf te liggen. Ik constateer echter dat dit nog niet het geval is. Uit een oogpunt van het gegeven dat wij hierop internationaal kunnen worden aangesproken, houden wij op dit gebied daarom een zekere verantwoordelijkheid. Dat is de positie waarmee de VVD ten principale in deze discussie staat.

De voorzitter:

De heer Brinkman, uw tweede keer.

De heer Brinkman (PVV):

De heer Remkes en ik zijn het met elkaar eens over het Statuut. Met andere woorden: wij kunnen hier de Grondwet wijzigen en wat betreft het Statuut hebben wij niets met gelijkheid te maken. Wij wijzigen de Grondwet. En daarmee uit. Dat ben ik helemaal met de heer Remkes eens. Als ik de heer Remkes heb beluisterd en straks naar de staatssecretaris zal luisteren, hoor ik alleen maar kleine accentverschillen. Ik heb het gevoel dat de heer Remkes bezig is om op twee paarden te wedden. Hij vertroebelt de discussie door weer te verwijzen naar zijn steun voor een gemenebest. Daarmee insinueert hij dat hij graag zou zien dat alle eilanden onafhankelijk zouden worden. Maar als ik de heer Remkes ernaar vraag, blijkt dat hij helemaal niet wil dat de andere eilanden onafhankelijk zouden worden. Sterker nog, hij vertelt precies het verhaal dat de staatssecretaris straks ook gaat vertellen. Hij schaart zich achter het beleid. Wat dat betreft, is hij geen haar beter.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Brinkman (PVV):

Dat vraag ik mij ook af, voorzitter.

De heer Remkes (VVD):

Vanuit politiek oogpunt kan ik mij wel voorstellen wat collega Brinkman betoogt en dat hij het op deze wijze zegt. Ik meen dat ik vorig jaar bij deze gelegenheid glashelder ben geweest. Ik heb toen precies gedefinieerd in welke richting het Statuut zich naar mijn mening zou moeten ontwikkelen zonder in absurde, niet te realiseren scenario's zoals Marktplaats.nl terecht te komen. Dat is onze verantwoordelijkheid als parlementariërs. Ik probeer zelf altijd een realistisch scenario voor ogen te hebben. Wij moeten kijken wat wel en niet mogelijk is en welke opties wij wel hebben en welke niet. Daarvoor sta ik hier. Als de heer Brinkman dat zegt, heeft hij inderdaad gelijk.

De voorzitter:

De heer Remkes vervolgt zijn betoog.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Dat zal ik doen.

Ik heb al deze opmerkingen gemaakt om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen de VVD-fractie binnenboord te houden bij de BES-operatie. In een enkel opzicht wil ik ook duidelijkheid bieden met betrekking tot de consensusrijkswetgeving die aan de orde is, in het bijzonder ten aanzien van de rechtshandhavingsketen en het Statuut. Naar mijn mening is het financieel toezicht redelijk geregeld. De staatssecretaris weet dat de grote soepelheid van het kabinet met betrekking tot het schrappen van de aanwijzingsbevoegdheid van de minister van Justitie als minister voor het Koninkrijk ons als een graat in de keel steekt. Ik druk mij dan nog vriendelijk uit. Ik zeg er maar bij dat ik deze buigzaamheid met name van de minister van Justitie niet had verwacht, mede gelet op zijn eigen verleden op dit dossier.

Juist tegen die achtergrond was onze verwachting van het wetsvoorstel inzake de politieorganisatie dat optimale condities zouden worden geboden om met name de grote grensoverschrijdende criminaliteit – drugs, mensenhandel, witwassing – effectief te kunnen aanpakken. Het resultaat is echter: drie veel te kleinschalige korpsen. Het BES-korps is er voor een kleine 20.000 inwoners, met Bonaire op bijna 900 kilometer afstand van Saba en Sint Eustatius. Die versnippering wordt opgeleukt door een gemeenschappelijke voorziening die niets om het lijf heeft. De directeur heb ik eerder gekwalificeerd als "generaal zonder leger". Dit voorstel barst van de compromissen. Van een effectief opsporingsapparaat zal geen sprake zijn. In mijn opvatting zal het bestaande RST het hart van die gemeenschappelijke voorziening moeten zijn. In het wetsvoorstel blijft dit totaal onduidelijk. Wat de VVD-fractie betreft, klemt dit temeer daar de rechtshandhaving juist een van de grote zorgenkinderen in de West is. Daarop worden wij, zoals ik zojuist al zei, internationaal aangesproken. Het moge duidelijk zijn dat het voor de VVD-fractie onmogelijk is om dit, toegespitst op dit specifieke punt, politiek mee te maken. Hieraan zal dus echt iets moeten veranderen.

Een ander fundamenteel probleem van het pakket dat nu bij de Tweede Kamer ligt, betreft de consensuswet inzake het Statuut. Ik waardeer het in de staatssecretaris dat is toegezegd dat er in 2010 een brief van de staatssecretaris komt over met name de waarborgfunctie. Ik vind het prima dat er allemaal symposia georganiseerd worden. Als ik kijk naar de politieke werkelijkheid, naar het proces en naar alle gevoeligheden die er liggen, vrees ik echter dat het momentum om dat te doen voorbij is. Dat is mijn grote vrees. In politieke zin is dit een verwijt in de richting van de staatssecretaris.

Ik kom op de datum 10-10-2010. In de slotverklaring was, heel kort samengevat, de boodschap: de boel moet op orde zijn alvorens sprake zal zijn van omvorming tot zelfstandige landen. Later is dat een aantal keren herhaald. Over Sint Maarten was de Kamer vorig jaar glashelder. De verwachting dat Sint Maarten klaar zou zijn, was veel en veel te optimistisch. Daarover is een motie aangenomen. Nu worden ons met lap- en plakmiddelen toetsingscommissies en papieren aanwijzingsbevoegdheden van de rijksministerraad als doekjes voor het bloeden aangereikt om deze draai te verdoezelen en te verzachten. Dit plan B is voor de VVD-fractie een brug te ver.

Ik trek twee conclusies. In de eerste plaats: qua wetgeving is er wat mij betreft nog een aantal zeer harde noten te kraken. In de tweede plaats: 10-10-2010 is niet heilig en, zo voeg ik eraan toe, zeker voor Sint Maarten niet haalbaar. Die koers moet dus worden bijgesteld.

Ik kom op mijn slotopmerkingen.

De voorzitter:

U weet dat u door uw tijd heen bent?

De heer Remkes (VVD):

Dan zet ik nu een punt.

De voorzitter:

Dat lukt u niet helemaal, want een paar leden willen u nog vragen stellen.

De heer Van Raak (SP):

De woorden over 10-10-'10 steun ik van harte. Ik vind het erg dom om weer een datum te noemen. Dat hebben wij al een paar keer gedaan. Zo organiseer je teleurstelling. Ook de woorden van de heer Remkes over Sint Maarten zijn me uit het hart gegrepen. Maar het land de Nederlandse Antillen verdampt. Het land zal rond 10-10-'10 wel een beetje verdampt zijn. We zitten met hetzelfde probleem. Ik ben benieuwd naar de oplossing van de heer Remkes. Wat moeten we met Sint Maarten? Voelt u er misschien voor om ook de status van openbaar lichaam voor Sint Maarten te organiseren? Anders voorzie ik dat Nederland bijna alles op Sint Maarten moet gaan organiseren.

De heer Remkes (VVD):

Ik weet niet of collega Van Raak zich het advies of beter, de voorlichting van de Raad van State van anderhalf jaar geleden nog herinnert. Daarin werd op deze vraag ingegaan. Daarin werd ook een aantal aanbevelingen gedaan die betrekking hadden op de positie van de gouverneur en op een aantal mogelijke constructies. Ik weet niet of collega Van Raak zich nog herinnert dat de afspraak van deze staatssecretaris met de bestuurders aldaar was dat hierover een gemeenschappelijk standpunt ingenomen zou worden. Ik constateer dat dit, als gevolg van politieke onwil aldaar, niet is gelukt. Ik heb geen reden om aan de inzet van deze staatssecretaris op dit punt te twijfelen.

Verder is het zo dat er op grond van het Statuut een aantal voorzieningen is, bijvoorbeeld artikel 43. Ik sluit niet uit dat het nodig is om dit artikel in te zetten. Mogelijkerwijs zijn er interessante combinaties denkbaar.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb het vermoeden dat men er op Sint Maarten ontzettend gelukkig mee is om van Curaçao verlost te zijn. Misschien is dat ook een van de redenen waarom de staatssecretaris met dit plan B is weggekomen. Op Bonaire zien we nu al, nu de partijgenoot van de heer Remkes bezig is om zaken te organiseren, dat men zich een hoedje is geschrokken, omdat het nu allemaal wel heel snel gaat. Zal dit op Sint Maarten op 10-10-'10 ook niet gebeuren?

De heer Remkes (VVD):

Over de term "partijgenoot" verbaas ik mij een beetje.

De heer Van Raak (SP):

Dit was positief bedoeld.

De heer Remkes (VVD):

Volgens mij acteert de heer Kamp daar niet als mijn partijgenoot, maar als rechterhand van de staatssecretaris. Dat moet ook vooral zo blijven. Volgens mij heb ik inhoudelijk op de vraag van de heer Van Raak gereageerd.

De heer Pechtold (D66):

Toen de heer Remkes een aanvullende lijst van randvoorwaarden opsomde, heb ik maar even niet geïnterrumpeerd. Maar nu de heer Remkes de datum van 10-10-'10 onder druk zet en ook nog in zijn laatste interruptie dreigt met artikel 43 – ik neem aan dat hij daarmee doelt op hoger toezicht – vraag ik de heer Remkes, die ik als een realistisch en nuchter man ken: is er een weg terug? Voor wie doen we dit? Doen we dit voor bestuurders, die misschien over en weer nog problemen veroorzaken en hier en daar wat traineren? Ik wil de dingen best bij de naam noemen. Of doen wij het voor de bevolking, die de afgelopen jaren in een postkoloniaal stelsel, dat wij ooit de Antillen hebben genoemd, maar heeft voortgesudderd?

De heer Remkes (VVD):

Ik ben niet iemand die blind achter een bestuur aanloopt. We doen dit natuurlijk voor de bevolking. We zien een doel achter de operatie. Collega Pechtold en ik verschillen daarover niet met elkaar van mening. Een citaat uit de slotverklaring: "Voordat de nieuwe structuur in werking treedt zal de politieorganisatie sterk verbeterd moeten worden." Wat ik nu in de papieren lees, is dat het kabinet een datum als uitgangspunt heeft genomen. Daarmee heeft het de inhoud ondergeschikt gemaakt aan de datum, terwijl het niet strikt noodzakelijk was om de datum als doel te noemen in deze fase. De staatssecretaris probeert druk op deze ketel te houden. Daar hoef ik niet van overtuigd te worden. Ik wil toch even naar de rechtshandhavingsketen kijken. Wij kennen beiden de grote, georganiseerde criminaliteit op Sint Maarten en weten wat daar de afgelopen jaren wel en niet aan gebeurd is. Ook zijn we bekend met de organisatie van de politieorganisatie aldaar. Ik ken daarvan de achtergronden natuurlijk ook wel in belangrijke mate. Dat is ook de reden dat ik zeg dat het wetsvoorstel politie niet deugt. Je moet de problemen effectief kunnen aanpakken. Ik probeer dus te zoeken naar oplossingen, maar ik zie ze niet. Tegen die achtergrond zeg ik dat het onverstandig is om waar de inhoud tot dusver vooropstond, nu in één keer de datum centraal te stellen. Dat moet je niet willen en dat staat ook haaks op de motie die de Kamer vorig jaar heeft aangenomen.

De heer Pechtold (D66):

Je kunt erover twijfelen of het noemen van die datum goed was. Aan de andere kant kan ik mij twee kabinetten geleden herinneren, waarin twee ministers op het ministerie van Binnenlandse Zaken zaten die samen verantwoordelijk waren voor het feit dat er toen gezegd werd: het mag een verschil in tempo hebben, maar er is straks één prijsuitreiking. Ik kan mij deze beeldspraak nog herinneren. De staatssecretaris heeft na ampel overleg die datum genoemd. De heer Remkes focust op het punt van de politie en de rechtshandhaving. We hebben de WODC-rapporten gelezen, maar de vraag is of de burger op Sint Maarten lijdt door de inefficiëntie die er is door de dubbele laag op Curaçao, in Willemstad, of dat het het, misschien structurele, onvermogen is van het eiland zelf. Mijn stelling is dat het ontmantelen van de Antillen in ieder geval de kans biedt om het aan te pakken, alleen al omdat er nu 900 km zit tussen degenen die erover gaan en degenen die er de wrange vruchten van plukken.

De heer Remkes (VVD):

Daar ben ik het mee eens. Dat is ook de reden dat ik zojuist tegen collega Van Raak gezegd heb wat ik heb gezegd. Ik ken de fricties die op dit ogenblik bestaan. Die kennen we samen. Niemand zal mij horen pleiten voor vertraging van het ontmantelingsproces. Er zijn echter alternatieve constructies. Die hoeven niet te betekenen dat je automatisch koerst op het automatisme van 10-10-2010.

Ik wil toch nog even een inhoudelijke opmerking maken. Ik weet heel goed dat soms bij de zware georganiseerde criminaliteit de burger niet als eerste de dupe is. Een ding weet ik echter ook: diezelfde burger is wel de dupe als er intimidatiepraktijken zijn. Die moeten effectief kunnen worden aangepakt.

De heer Pechtold (D66):

Absoluut.

De heer Remkes (VVD):

Dat is de reden dat ik zeg wat ik zeg. We lopen er op Aruba tegenaan, we lopen er op Sint Maarten tegenaan en we lopen er in enkele opzichten ook op Curaçao tegenaan.

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman, ik meen mij te herinneren dat u al aan de beurt bent geweest.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb één klein vraagje over het laatste onderwerp, voorzitter.

De voorzitter:

Dat is dan uw laatste "één kleine opmerking". Omdat u het bent.

De heer Brinkman (PVV):

Ik weet precies wat de heer Remkes bedoelt. Ik ga vragen om naar aanleiding van het corruptieonderzoek op Aruba ook te kijken naar de rol van politici van de voorgaande periode en naar de vraag of zij strafrechtelijk vervolgd worden.

De heer Remkes (VVD):

Over dat soort dingen zijn wij het allemaal eens. In de schriftelijke beantwoording wordt er iets over gezegd. Ik heb een vraag gesteld over het ter beschikking stellen van de criminaliteitsbeeldanalyse. De staatssecretaris zegt dat zij op zichzelf bereid is om die op te vragen. Ik zou het zeer op prijs stellen als de staatssecretaris die op zou vragen en aan de Kamer ter beschikking zou stellen.

De heer Leerdam (PvdA):

Voorzitter. "There is a mysterious cycle in human events. To some generations much is given. Of other generations much is expected. This generation of Americans has a rendezvous with destiny." Zo sprak de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt in 1936, doelende op de economische crisis en internationale spanningen waar de Verenigde Staten op dat moment mee geconfronteerd werden. In onze tijd is zijn visie op historische processen nog steeds zeer relevant en in brede zin toepasbaar op de huidige staatkundige hervorming van het Koninkrijk der Nederlanden.

Op 10 oktober 2010, een historisch moment in ons Koninkrijk, zal het land de Nederlandse Antillen in principe ophouden te bestaan. Dit is de ontknoping van een lang proces dat in gang is gezet nadat de eilanden zich tussen 2000 en 2005 in referenda uitspraken voor nieuwe staatkundige verhoudingen. Nederland heeft zich bereid getoond om met Curaçao en Sint Maarten toe te werken naar de status aparte en om Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbare lichamen op te nemen in het Nederlandse staatsbestel, maar heeft ook harde garanties geëist op het gebied van goed bestuur, rechtshandhaving en openbare financiën.

Van Nederland, Aruba en de Antillen vergt de staatkundige hervorming veel inzet en hard werk. Ik kan dan ook gerust stellen dat wat betreft het vernieuwen en het versterken van ons Koninkrijk er wellicht meer verwacht wordt van de huidige generatie Nederlanders, Arubanen en Antillianen dan van vorige generaties. Visie, durf en doorzettingsvermogen zijn vereist van bestuurders en burgers in alle delen van ons Koninkrijk om de hervorming op zijn pootjes terecht te laten komen. De afronding van het proces moet volgend jaar plaatsvinden, maar een goede afloop is nog niet verzekerd.

Mijn fractie verwacht dat de inspanningen die de landen binnen ons Koninkrijk leveren in het kader van de hervorming, hun vruchten af zullen werpen. Het afschaffen van de dubbele bestuurslaag, de schuldsanering en het aangescherpte toezicht vanuit Nederland zullen moeten leiden tot meer zelfstandige en voortvarende eilanden die zelf in staat zijn om meer te investeren in zaken als armoede, onderwijs en milieu. De fractie van de Partij van de Arbeid ziet het opheffen van de Antillen dan ook als de beste mogelijkheid sinds decennia om misstanden op de eilanden aan te pakken, allereerst door de bevolking zelf in staat te stellen om de situatie te verbeteren vanuit de eigen verantwoordelijkheid.

Mijn fractie steunt dus het staatkundig proces en kiest daarmee bewust voor een realistische aanpak en vooruitgang. In tegenstelling tot enkele andere fracties houdt de fractie van de Partij van de Arbeid zich niet bezig met schijnoplossingen, niet met manieren om de Antillen en Aruba tegen de wil van de eigen bevolking in buiten het Koninkrijk te plaatsen, niet met voorstellen om de eilanden aan Venezuela te verkopen en al helemaal niet met het voornemen om ze op Marktplaats.nl te zetten. We weten immers allemaal dat dit binnen het Statuut voor het Koninkrijk en binnen het internationale volkenrecht onmogelijk is. En dat de inwoners van de eilanden vrij zijn om hun eigen toekomst uit te stippelen: so be it.

Die enkele fractie die iets anders beweert, verkondigt bewust of onbewust klinkklare onzin. Ik merk hierbij tevens op dat de fractie die haar tijd verdoet met dit soort waanideeën, in de praktijk staat voor het in stand houden van de status quo en daarmee voor het laten voortbestaan van een onvoldoende aanpak van corruptie, criminaliteit en wanbeleid. Alleen kritische uitlatingen over deze problemen zijn namelijk bij lange na niet voldoende om ze ook op te lossen. Een aanpak die zich beperkt tot enkele onderzoeken en vervolgingen hier en daar, is evenmin toereikend. Het is jammerlijk dat de fractie die vanaf de zijlijn op de meest luidruchtige wijze spreekt over de problemen op de eilanden, nog geen reëel voorstel voor structurele verbetering heeft gedaan.

Wat de PvdA-fractie betreft, is de harde realiteit dat de huidige situatie op de Antillen niet houdbaar is. Structurele veranderingen zijn noodzakelijk en daarmee moet ook een cultuuromslag gemaakt worden. Bij de fractie van de PvdA bestaat er geen twijfel over dat het in stand houden van een land dat bestuurlijk, financieel en economisch failliet is, de Nederlandse Antillen in de huidige vorm, geen serieuze optie meer is, zeker niet nu het land al in grote mate ontmanteld is. Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba moeten de oude situatie achter zich laten, toewerken naar nieuwe verhoudingen en van ons vernieuwde Koninkrijk een succes maken, en wel op basis van de harde randvoorwaarden die daarvoor zijn afgesproken. Voor de PvdA-fractie staat namelijk één ding vast: iedereen in het Koninkrijk telt mee.

Het Koninkrijk moet zich inzetten voor zo zelfstandig mogelijke eilanden met transparante politieke structuren waar competent beleid gevoerd wordt en waar aandacht is voor sociaaleconomische ontwikkeling en de belangen van de eigen burgers. Eilanden waar criminaliteit en drugshandel hard worden aangepakt en waar de belastingbetaler waar krijgt voor zijn geld. Eilanden waar politici voor hun daden verantwoording afleggen aan de bevolking. Nederland, de Antillen en Aruba moeten proberen te zorgen voor een situatie waarin dit beter mogelijk is, want verzet tegen de hervorming betekent verzet tegen de verbeteringen met betrekking tot bestuur, rechtshandhaving en openbare financiën die Nederland van de eilanden heeft geëist en die zullen worden vastgelegd in de consensusrijkswetten en andere wetgeving. Verzet tegen de hervorming betekent de kans laten liggen om misstanden op de eilanden nu eindelijk eens goed aan te pakken, met als onvermijdelijk gevolg dat deze zullen verergeren. Verzet tegen de hervormingen leidt daarmee niet tot onafhankelijke eilanden, maar juist tot die uitkomst die wij moeten proberen te vermijden, namelijk een grotere afhankelijkheid van Curaçao en Sint Maarten van Nederland en een verdere marginalisering van de BES-eilanden onder de dubbele bestuurslaag.

De PvdA begrijpt dat ingrijpende veranderingen, zoals het staatkundig proces, niet gemakkelijk zijn, maar dat betekent niet dat wij moeten terugdeinzen voor deze uitdaging. Toen John F. Kennedy in 1961 aantrad als president van de Verenigde Staten, erkende hij dat de realisatie van zijn visie tijd zou vergen: "All this will not be finished in the first one hundred days." Het versterken van ons Koninkrijk is even een kortetermijnproject, maar de hervorming maakt het mogelijk om de weg van verbetering nu in ieder geval in te slaan, zoals Kennedy dus al zei: "Let us begin."

Het wetgevingstraject om de Antillen op te heffen is begonnen. Er is sprake van een ingewikkelde operatie waarbij nog een aantal onderwerpen uitgebreid aan de orde zal moeten komen. Mijn fractie bespreekt dit graag verder tijdens de specifieke wetgevingsoverleggen. De behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties is een geschikt moment om het proces in zijn geheel te beoordelen. Juist dan wordt duidelijk dat wij een kans hebben die wij niet mogen laten schieten. Laten wij de kern van de zaak, dat wij in het belang van de bevolking toewerken naar voortvarende eilanden die beter in staat zijn om voor een eigen toekomst te kiezen, nooit uit het oog verliezen.

De Partij van de Arbeid heeft nog enkele vragen en opmerkingen over een aantal actuele kwesties.

De voorzitter:

Enkele afgevaardigden willen u een vraag stellen. Als eerste meldt zich de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Ik dank de heer Leerdam voor de peptalk. Het is al over elven dus dat kunnen we even gebruiken. Ik ben het met hem eens dat iedereen, elke Antilliaan meetelt. Ik ben het ook met hem eens dat wij moeten investeren in onderwijs, veiligheid, milieu ...

De heer Leerdam (PvdA):

In armoedebestrijding.

De heer Van Raak (SP):

In armoedebestrijding. Hoe gaan wij dat betalen? Met uw collega van het CDA, de heer Van Bochove, had ik al bijna zaken gedaan. Hij zei dat bedrijven belasting moeten betalen; in de speciale economische zone kunnen wij niet onder de nul gaan, we kunnen het niet laten vriezen op de eilanden en wij moeten nadenken of bedrijven daar niet een beetje meer belasting kunnen gaan betalen. Ik vind dat een doorbraak, want ik ben daar al lang mee bezig.

De voorzitter:

Het is inderdaad na elven, kunt u tot een vraag komen?

De heer Van Raak (SP):

Is de heer Leerdam het ermee eens dat bedrijven belasting betalen en in speciale economische zones een klein beetje meer belasting?

De heer Leerdam (PvdA):

Voorzitter. Zoals wij weten is de inning van de belastingen in de afgelopen periode soms niet altijd evenredig, niet goed geweest. Sinds de introductie van het financieel toezicht is dit wel veel beter geworden. Je ziet dat men instrumenteler is geworden in het innen van de belastingen. Ik ben het met de heer Van Raak eens dat wij er in ieder geval voor moeten zorgen dat men niet alleen lippendienst moet bewijzen, maar dat belastingen inderdaad geïnd moeten worden. Sinds het toezicht worden de belastingen wel enigszins geïnd, maar het kan altijd beter. In die zin ben ik het totaal met de heer Van Raak eens dat wij ervoor moeten zorgen dat wij niet alleen meedeinen, maar ervoor zorgen dat de belastingen worden geïnd op alle eilanden, en dus niet op een paar eilanden.

De heer Van Raak (SP):

Dan zijn wij het alweer eens. Wij kunnen samen de staatssecretaris oproepen om actie te ondernemen, zodat dit ook op Sint Maarten en op andere eilanden gebeurt. Maar in de speciaal economische zones geldt nu alleen vennootschapsbelasting van 2%, die wordt teruggebracht naar nul. Nul is niks. Gaat de PvdA samen met mij strijden voor meer inkomsten en wat meer belasting in de speciale economische zones, zodat we al die mooie investeringen kunnen doen voor de mensen?

De heer Leerdam (PvdA):

Het percentage is in de afgelopen jaren eigenlijk al gestegen.

De heer Van Raak (SP):

Nee, de zones.

De heer Leerdam (PvdA):

Ja, maar in de afgelopen periode is de belastinginning, los van de zones ...

De heer Van Raak (SP):

Nee ...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Raak, zo doen we dat niet. De heer Leerdam is aan zijn beantwoording bezig. Hij krijgt de gelegenheid om zijn antwoord af te maken en daarna is de heer Brinkman aan de beurt.

De heer Leerdam (PvdA):

Los van de zones zien we dat verschillende eilanden, daar waar het niet mogelijk was, zaken heel duidelijk hebben gesteld. Ook onder toezicht van deze staatssecretaris en deze regering is duidelijk met hen afgesproken dat er beter moet worden geïnd. We zien dat dit absoluut met daadkracht gebeurt en dat de eilanden het ook doen. Zeker mevrouw De Lannooy heeft aangegeven dat ze nieuwe vormen van belastinginning niet schuwt.

De voorzitter:

De vraag spitst zich met name toe op de zones. Ik zie de heer Van Raak weer ongeduldige gebaren maken. Voordat hij zelf het woord neemt, vat ik het even voor hem samen.

De heer Leerdam (PvdA):

Ik wacht gewoon even het antwoord van de staatssecretaris af. Je kunt wel stellen dat je het met de belastingzones op een bepaalde manier zou moeten doen, maar we hebben in het verleden gezegd – de heer Van Raak heeft dat meeondertekend – dat er in ieder geval niet alleen onderzoeken moeten komen om ervoor te zorgen dat de belastinginning beter zou verlopen. We hebben ook met hem meegedacht om te bekijken wat mogelijk zou zijn met de zones en we hebben onderzoek gedaan. De staatssecretaris heeft dat onderzoek naar behoren uitgevoerd. We wachten nu even af om te bekijken hoe het financiële toezicht op deze reactie ingaat.

De heer Brinkman (PVV):

Ja, zo kennen we de heer Leerdam weer: geen antwoord geven als het om de centjes van de Antillen gaat. Fijn dat hij zijn five minutes of fame heeft benut ...

De voorzitter:

Het is na elven. Kunt u ook gewoon een vraag stellen?

De heer Brinkman (PVV):

Jazeker voorzitter, maar dit kon ik even niet laten. Neem me niet kwalijk.

De voorzitter:

Ik accepteer uw excuses voor de laatste keer. Ga uw gang.

De heer Brinkman (PVV):

Ik zei "neem me niet kwalijk"; ik heb me niet echt geëxcuseerd.

De voorzitter:

Zo heb ik het begrepen, dank u wel. U stelt uw vraag.

De heer Brinkman (PVV):

De heer Leerdam had het aan het begin van zijn betoog over een partij, maar hij bedoelde de PVV. Dat mag hij best zeggen hoor; dat geeft helemaal niet. De PVV maakt zich inderdaad druk over de corruptie op de eilanden en over het grote bodemloze gat dat daar zit en waar de Nederlandse belastingbetaler zich helemaal blauw aan betaalt. Daar heeft de PVV de afgelopen tijd ontzettend veel aandacht voor gevraagd, bijvoorbeeld door met een nota te komen.

De voorzitter:

Hebt u een vraag voor de heer Leerdam? U krijgt straks het woord en dan kunt u alles zeggen wat u wilt. Ik vraag of u een vraag hebt voor de heer Leerdam.

De heer Brinkman (PVV):

Nogmaals excuses voor mijn eerste zinnetje. Ik kon het echt niet laten, maar ik moet het even inleiden, anders begrijpt de heer Leerdam waarschijnlijk niet waar het over gaat. Wij zijn gekomen met een nota over 100 corruptiegevallen. Wij komen regelmatig met corruptiegevallen en vragen daar de aandacht voor; de heer Leerdam weet dat als geen ander. Wanneer heeft hij in de afgelopen drie jaar één keer concreet corruptie door Antilliaanse politici kenbaar gemaakt? Eén keer? Eén keer concreet?

De heer Leerdam (PvdA):

Als u goed gedocumenteerd bent – u hebt voor uw corruptienotitie veel plak- en vliegwerk bij elkaar gescharreld – hebt u ook gezien dat ik dit in mijn maidenspeech al heb aangekaart. Dat was in 2003, als ik mij niet vergis. Het was in het najaar van 2003 bij de begrotingshandeling van 2004.

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman, ik vraag u andermaal om uw vraag toe te spitsen.

De heer Brinkman (PVV):

Uiteraard, maar ik moet toch even zeggen: zo kennen we mijnheer Leerdam weer. Natuurlijk heeft hij het allemaal al wel gezegd. Corruptie is een groot probleem. Ik heb de heer Leerdam gevraagd om één concreet corruptiegeval van Antilliaanse politici te noemen. Dat moet toch niet moeilijk zijn? We hebben het over de Antillen! Ik kan er zo een aantal noemen die ik genoemd heb! Eén concreet geval!

De voorzitter:

Uw vraag is helder.

De heer Brinkman (PVV):

Dat kunt u niet noemen!

De voorzitter:

Dank u wel. Uw vraag is helder.

De heer Leerdam (PvdA):

We hebben er niet één genoemd; we hebben er verschillende genoemd. Als de heer Brinkman goed op de hoogte was, had hij dat ook gevonden.

De voorzitter:

Mijnheer Remkes heeft ook nog een vraag aan u, mijnheer Leerdam.

De heer Remkes (VVD):

Ik wil even terug naar de fiscaliteit. Toen ik de fiscale voorstellen las, dacht ik als liberaal: dat is een wenkend perspectief voor Nederland met voor de inkomstenbelasting een vlaktaks en de afschaffing van successierechten. Wat vindt de heer Leerdam daar als sociaaldemocraat eigenlijk van? Ik probeer wat mee te denken en ik probeer me altijd te verplaatsen in politiek andersdenkenden.

De voorzitter:

Dank u voor het meedenken.

De heer Leerdam (PvdA):

Zoals u weet, is het een goed sociaaldemocratisch gegeven dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Wij willen voor meer belastinginning zorgen waar dat mogelijk is en waar dat moet. Als wij hebben vastgesteld dat er een commissie is om ervoor te zorgen dat die belastinginning ook plaatsvindt, vinden wij dat dat in ieder geval goed moet gebeuren. Wij hebben gezamenlijk een motie ingediend over precies dat punt dat de heer Remkes aan de orde stelt.

De heer Remkes (VVD):

De inning is één ding. Daarover verschillen wij waarschijnlijk niet van mening. Ik heb echter een andere vraag. Kan collega Leerdam volgens zijn sociaaldemocratische opvattingen de vlaktaks die in de fiscale voorstellen wordt voorgesteld, en het ontbreken van successierechten verdedigen?

De heer Leerdam (PvdA):

Tot nu toe kunnen wij dat verdedigen. Het is natuurlijk iets wat in overleg is gegaan met de landen daar en het kabinet. Voor ons is heel duidelijk dat wij er eerst wat vraagtekens bij hadden, maar het is in nauw overleg gebeurd met de eilanden. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij dat niet zouden dicteren, maar dat wij in nauwe samenwerking met de eilanden tot een consensus zouden komen.

Ik ga afronden, voorzitter.

De voorzitter:

Dan herinner ik u eraan dat u al over uw spreektijd heen bent, maar gaat u door.

De heer Leerdam (PvdA):

De PvdA-fractie heeft verder nog wat vragen en opmerkingen over een aantal actuele kwesties. Ik begin met het onderzoek naar de staat van het bestuur van Aruba. In samenwerking met de regering-Eman is er een onderzoeksopdracht tot stand gekomen. Wij gaan ervan uit dat verder wordt teruggekeken dan alleen naar de periode van de vorige regering. De problemen dateren namelijk ook van voor die tijd. Hoe verloopt volgens de staatssecretaris de samenwerking met de nieuwe regering van Aruba? Kan nader toegelicht worden wat het voorbereidend strafrechtelijk onderzoek precies inhoudt? Op welke termijn wordt de afronding van het onderzoek verwacht?

Het Brooks Tower Akkoord geeft ongedocumenteerden op de Antillen de mogelijkheid zich te laten registreren voor een tijdelijke verblijfsvergunning. Onderdeel van het akkoord is dat de Antillen zich actiever moeten inzetten voor het uitzetten van illegalen. In hoeverre zijn de eilanden hiertoe bereid en in staat? Zal er ook krachtiger opgetreden worden tegen werkgevers die illegale arbeidskrachten in dienst nemen? Is er lokaal voldoende personele en materiële capaciteit om de problematiek aan te pakken? Wat moet de rol van Nederland, dan wel van het Koninkrijk, hierin zijn?

Dan kom ik op de opening van een luxe afkickkliniek. De PvdA-fractie heeft hier kritische Kamervragen over gesteld. De kliniek, gefinancierd met middelen uit de PSNA, zorgt voor werkgelegenheid, maar komt niet direct ten goede aan lokale verslaafden. De PvdA-fractie heeft de staatssecretaris gevraagd te bevorderen dat lokale verslaafden kunnen meeprofiteren van de kliniek. Wij juichen toe dat de Jellinek met de Fundashon pa Maneho di Adikshon in overleg is getreden. Wij hopen dat er ook met Brasami wordt gesproken.

Dan kom ik op de samenwerking tussen Rotterdam-Rijnmond en de Antilliaanse politiekorpsen. Uit een recente brief van de vakvertegenwoordiging NAPB aan de minister-president van de Nederlandse Antillen is gebleken dat er spanning bestaat tussen de korpsen van Rotterdam-Rijnmond en de Antillen. Graag hoor ik van de staatssecretaris wat zij hiervan vindt, en of het versterken van de politiekorpsen hierdoor niet in het geding komt.

Tijdens haar recente bezoek aan Curaçao heeft de staatssecretaris op aandringen van de Partij van de Arbeid hulp aangeboden bij de prijsonderhandelingen om medicatie voor bestrijding van hiv/aids goedkoper te maken. De Partij van de Arbeid dankt haar daar hartelijk voor, want de Antillen vragen niet gemakkelijk om hulp. De bal ligt nu bij de lokale politici, om deze kans met beide handen aan te grijpen.

De voorzitter:

Ik attendeer u erop dat u voor de tweede termijn nog welgeteld twee minuten hebt.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Zes bodemloze putjes in de Caribische Zee blijven maar open staan, en ons belastinggeld blijft er maar in verdwijnen. Ik denk aan al die ambtenaren die dit gedrocht aan het voorbereiden zijn, aan de vele dienstreizen et cetera, et cetera. Even een realistisch scenario, ook voor mijnheer Leerdam: onderhandelingen heropenen, teruggaan naar de jaren tachtig, waarin wij met Aruba een gigantisch goede afspraak hebben gemaakt, namelijk na tien jaar onafhankelijkheid. Dat lijkt mij een schitterend mooi scenario, zeer realistisch, waaraan ik wil vasthouden. De volhouder wint echter, en ik denk dat dit hele gedrocht gedoemd is te mislukken, dus wie weet.

Ik richt mij vanwege de tijd op vier punten: Bonaire, pensioenen, het generaal pardon en het corruptieonderzoek. Via de commissie wordt veel druk uitgeoefend om de wetgeving aangaande de BES-eilanden te realiseren voor het referendum op Bonaire. Eerlijk gezegd voel ik daar helemaal niets voor. Ik vraag mij toch echt af: wat gaat er gebeuren indien het referendum doorgaat, wij de wetgeving door de Kamer hebben gejast, en Bonaire een speciale positie als vrije associatie wil? Wat gaat de staatssecretaris dan doen? Kan ze zeggen wat zij voor ogen heeft? Ze kan wel zeggen dat ze een openbaar lichaam of onafhankelijkheid wil, maar wat gaat ze doen als Bonaire vasthoudt aan die vrije associatie?

Ik maak nu al twee jaar een punt van het stapelen van pensioenen. De staatssecretaris weet waarover ik het heb. Zij heeft een brief beloofd, die pas in januari komt. Ik vind dat echt veel te lang duren. Waarom moet dat zo lang duren? Die regelingen zijn allemaal bekend, het is gewoon een kwestie van het opvragen van die regelingen, van verstrekken, en dan kunnen wij binnen een paar dagen een brief krijgen. Nee, wat doen de Antillianen? Die traineren de boel. Weet u, ik ben het ondertussen helemaal zat. Als men dit gaat traineren en de staatssecretaris kan de regeling niet halen, moet de vertragingstactiek voor rekening van de Antillianen komen. Alles wat na 10-10-'10 voor Nederland extra geld kost, moet door de Antillianen worden gecompenseerd. Het eeuwige bedelen om geld moet eens stoppen.

De Antillen, Aruba en Sint Maarten zijn van plan illegalen te gaan registreren en hen vervolgens een tijdelijke verblijfsvergunning van een jaar te geven. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat die tijdelijke verblijfsvergunning per jaar kan worden verlengd, en na drie tot vijf jaar kan men zelfs een aanvraag doen voor een paspoort. Dit is gewoon een generaal pardon op termijn. We hebben het nu over 90.000 illegalen, beste mensen. Daarbij heeft Aruba ook al aangegeven dat het deze regeling wil gaan uitvoeren, dus er komen nog eens ongeveer 45.000 illegalen bij. En we weten hoe het gaat met een generaal pardon. Dat heeft een ongelooflijke aanzuigende werking op illegalen in de hele regio. Niemand kan mij garanderen dat we niet toegaan naar 150.000, 200.000 illegalen. Wat doen die na drie tot vijf jaar? Drie keer raden: ze gaan allemaal naar Nederland. Ik wil hebben dat de staatssecretaris in ieder geval verzekert dat al die geregistreerden, waar de Antillianen uiteindelijk een tijdelijke verblijfsvergunning voor krijgen, ook in Nederland worden geregistreerd. Dat zijn namelijk de mensen die never nooit niet een Nederlands paspoort gaan krijgen. Als dat niet kan, dan zullen wij na drie tot vijf jaar de grenzen moeten sluiten voor de Antillianen. Want het kan niet zo zijn dat, nadat wij jarenlang illegale, pardon, legale criminele Antillianen hier in Nederland hebben ontvangen, gestuurd door de overheid, wij nu opgezadeld worden met een generaal pardon voor Antillianen dat vijf, zes keer groter is dan ons eigen generaal pardon, waar wij natuurlijk ook ongelofelijk tegen waren.

Mijn laatste punt betreft het corruptieonderzoek. Dat onderzoek is door de staatssecretaris op een werkelijk naïeve manier helemaal afgezwakt. Ik ben helemaal niet tevreden over hetgeen zij er uiteindelijk van gebrouwen heeft na een paar bezoeken aan Aruba en gesproken te hebben met de Arubanen. Ik wil ook dat zij het onderzoek uitbreidt. Dat corruptieonderzoek moet uitgebreid worden naar Curaçao en Bonaire. Met name de onroerendgoedsector moet daarbij betrokken worden. Dan is deze staatssecretaris echt bezig met een corruptieonderzoek en dan kan zij echt een slag slaan. Ik wil daarbij de garantie dat als uit dat onderzoek blijkt dat mensen strafbare feiten hebben gepleegd, zij vervolgd worden en in de lik gaan.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Er is nu alweer een aantal jaren verstreken sinds de slotakkoorden zijn afgesloten. In die tijd is er heel veel werk verricht maar zijn er ook veel momenten geweest die ons plaatsten voor nieuwe uitdagingen. Wij staan nu aan de vooravond van het overgangsjaar naar de nieuwe staatkundige verhoudingen. De symbolische datum 10-10-'10 komt dichterbij. Terugkijkend moet ik concluderen dat wij binnen het Koninkrijk de dynamiek en de hoeveelheid werk dat een dergelijk proces van staatkundige hervorming met zich brengt, hebben onderschat. Veranderingen gaan niet zonder slag of stoot en laten zich soms moeilijk leiden door alleen rationele connotaties.

De ChristenUnie blijft het een gemiste kans vinden dat de focus niet eerst is gericht op het ontwikkelen van een visie op het Koninkrijk. Een gedeeld perspectief op het Koninkrijk van de toekomst zou wellicht meer gevoel van eenheid hebben bewerkstelligd. Ik ben blij dat er nu lopende het proces symposia worden georganiseerd om alsnog te komen tot een Koninkrijksvisie. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe dat proces verloopt en of zij tevreden is met de opkomst en de diversiteit ervan. Wanneer kan de Tweede Kamer het concept-Koninkrijksvisie tegemoet zien?

De staatssecretaris is de klinkende datum 10-10-'10 overeengekomen om te komen tot de ontmanteling van de Nederlandse Antillen. Kijkend naar de hoeveelheid wetsvoorstellen die volgend jaar behandeld moeten worden, zowel in deze Kamer als in de Eerste Kamer, vraag ik mij af of dit gaat lukken. Graag een reactie van de staatssecretaris waarom zij deze datum haalbaar acht.

De staatssecretaris heeft de Kamer geïnformeerd dat Curaçao en Sint Maarten de status van land per 10-10-'10 zullen krijgen. Hiervoor moeten zij voldoen aan een aantal basisvoorwaarden en moeten ze verbeterplannen opstellen. De ChristenUnie is het met de staatssecretaris eens dat het proces om te komen tot volwaardig land tijd nodig heeft. Echter, over de precieze status van deze landen per 10 oktober 2010 bestaat nog onduidelijkheid. Ook de positie van Nederland in het geheel is niet duidelijk. Graag helderheid van de staatssecretaris hierover.

In de begroting schrijven de verantwoordelijke bewindspersonen dat de consensusrijkswetten als bijzonder kenmerk hebben dat afgesproken is dat gedurende het gehele proces consensus moet blijven bestaan tussen de verschillende partijen over de inhoud van de concepten. Maar hoe zit het met de consensus nadat deze rijkswetten zijn ingevoerd? Het gaat namelijk in principe om onderlinge samenwerkingsrelaties die vrijwillig in rijkswetten zijn ondergebracht. Wat betekent de evaluatiebepaling die in de verschillende wetsvoorstellen is opgenomen, nu concreet? Beschikken de afzonderlijke landen over een opzegrecht en geldt daarvoor eventueel een termijn?

Afgesproken is dat Sint Maarten en Curaçao samen één monetair stelsel zullen krijgen met één centrale bank. Hoe verloopt dat proces? Is het de bedoeling dat dit ook voor 10-10-'10 gerealiseerd is?

Er is een hele sprong gemaakt met de inrichting van de openbare lichamen. Zowel in Nederland als op de eilanden worden er bovenmatige inspanningen verricht om het transitieproces zo goed mogelijk te laten verlopen. Hiervoor mijn complimenten. Welke cruciale stappen moeten nog gezet worden voordat de eilanden onderdeel worden van het grondgebied van Nederland? Ik ontvang graag van de staatssecretaris voor het zomerreces een overzicht van welke Nederlandse wetten en regelgeving wel of niet en wanneer zullen worden ingevoerd. Ook ontvang ik graag een langetermijnvisie op de ontwikkeling van het voorzieningenniveau, de sociale zekerheid en de rechtspositie van de rijksambtenaren op de eilanden. Op dat punt krijg ik graag een toezegging.

Bonaire wil een referendum, maar wat is de positie van Bonaire indien de Nederlandse Antillen worden ontmanteld en er nog geen akkoord ligt over de uitwerking?

Nu en in de toekomst moeten vacatures worden ingevuld en moeten de RSC's gaan functioneren als departementen. De staatssecretaris heeft al een aantal keren gezegd dat zij de functies voor het merendeel opgevuld wil zien door deskundigen die afkomstig zijn van de eilanden zelf. Welke doelstellingen heeft zij hiervoor geformuleerd? Welke stappen gaat zij ondernemen om het grote potentieel in Nederland dat graag terug wil, aan te trekken? Ik hoorde van een gedeputeerde dat 60% van de huidige ambtenaren een lbo-niveau heeft. Hoe zullen deze mensen omgeschoold of bijgeschoold worden? Ik wil graag een toezegging van de staatssecretaris dat zij voor de eilanden gaat komen met een masterplan voor de kwalitatieve bezetting van overheidsdiensten, mede in het kader van institutionele versterking.

In de begroting stelt de staatssecretaris dat het reële risico bestaat dat de eilandgebieden er niet geheel in zullen slagen om de gelden in verplichtingen vast te leggen. Verder stelt de staatssecretaris dat zij met de eilandbesturen heeft afgesproken dat eind 2010 zal worden besloten hoe eventueel overgebleven middelen aangewend zullen worden. Ik heb mij eerder kritisch uitgelaten over de effectieve en efficiënte verdeling van SEI-projecten over de verschillende beleidsgebieden. Ik zie bij eventuele onderbesteding een kans om hier vanuit de Kamer meer op te sturen, hoewel ik begrijp dat dit eigenlijk een interne aangelegenheid betreft. Het geld moet evenwel besteed – en goed besteed – worden. Daarom heb ik samen met de leden Leerdam en Van Bochove een amendement ingediend dat uit de overgebleven middelen een bedrag oormerkt van € 500.000 voor ondersteuning van een project voor een nieuw gebouw voor de Stichting Casa Cuna Villa Maria op Curaçao. Deze stichting is ontstaan uit een kleinschalig particulier initiatief, bijna 60 jaar geleden. Inmiddels worden dagelijks ongeveer 170 kinderen van werkende ouders opgevangen. De huidige huisvesting voor die opvang is dringend aan vervanging toe. De fondswerving voor een nieuw gebouw is gestart. De geraamde kosten bedragen 2,7 mln. Antilliaanse gulden. De zorg voor de jeugd is op de toekomstige autonome ...

De voorzitter:

Eén moment, mevrouw Ortega. De heer Brinkman wenst u een vraag te stellen.

De heer Brinkman (PVV):

Die vraag gaat over dit amendement. Dat de naam van de heer Leerdam onder dit amendement staat, verbaast mij totaal niet, maar van de heer Van Bochove verbaast dit mij wel. In de toelichting staat immers dat dit amendement is ingediend omdat de stichting al 60 jaar bestaat – dat is heel mooi; hulde! – maar nog nooit subsidie heeft ontvangen. Met alle respect, het feit dat een stichting 60 jaar bestaat en het 60 jaar heeft kunnen volhouden zonder subsidie, kan geen reden zijn om nu wel subsidie te krijgen. Mevrouw Ortega kan mij trouwens niet wijsmaken dat dit al 60 jaar in hetzelfde gebouw gebeurt. Als dat wel zo is, heeft de stichting heel lang kunnen sparen voor een ander gebouw. Bovendien hoort deze stichting bij de Federatie Antilliaanse Jeugdzorg. In het jaarverslag van de Antilliaanse jeugdzorg zie ik dat een aantal organisaties financiële steun verlenen aan die federatie. Dat zijn er een stuk of twaalf, maar het gaat onder andere om het eilandgebied Curaçao, de Samenwerkende Fondsen Nederlandse Antillen, het Jeugdfonds Nederlandse Antillen en de Stichting Welzijnsfonds. Met andere woorden: deze stichting krijgt gewoon subsidie. Op die twee opmerkingen wil ik graag een heldere reactie.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De stichting krijgt geen subsidie, want zij valt onder een bepaalde wet over de speelschool. Zij krijgt dus geen subsidie van de overheid.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb hier het jaarverslag van de federatie, en daarin wordt deze stichting samen met elf andere stichtingen voor naschoolse opvang genoemd. Een stad ter grootte van Eindhoven, met een vergelijkbaar inwonertal als Curaçao, zou zijn handen dichtknijpen met twaalf naschoolse opvangen. Dat is serieus zo.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

De heer Brinkman (PVV):

Mijn eerste vraag: is die subsidie überhaupt wel nodig? Er zijn er twaalf op dat eiland! Verder wordt die stichting genoemd in het jaarverslag van de federatie, die wel degelijk geld krijgt. Men verdeelt dat onderling. Zoals het altijd gaat bij de Antilliaanse stichtingen, zit er geen jaarverslag achter om precies te achterhalen wie wat krijgt. Ze worden echter allemaal genoemd en ze worden allemaal gesubsidieerd.

De voorzitter:

Uw punt is helder. Het woord is aan mevrouw Ortega.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De heer Brinkman kan allerlei dingen naar voren brengen. Ik heb het goed en zorgvuldig uitgezocht. Het gaat hier om een stichting die altijd haar eigen broek heeft opgehouden via onder andere sponsorwerving en donaties. Het is een stichting die een van de eerste naschoolse opvangen op Curaçao heeft opgericht en die al jaren goed en professioneel werkt. Mijn punt is dat de stichting een gebouw nodig heeft, want het oude gebouw kan niet worden gerenoveerd door allerlei problemen, zoals termieten. Het is min of meer afgekeurd. In dat licht heb ik gezegd, zoals ik dat altijd heb gedaan, dat het niet op een goede manier is verdeeld. Nu er eventueel geld overblijft, wil ik graag dat op het gebied van jeugdzorg een en ander wordt gedaan. Ik heb voor dit project gekozen.

De voorzitter:

Dank u wel. U kunt uw betoog vervolgen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. De zorg voor de jeugd is op de toekomstige autonome landen hard achteruitgegaan. Het aantal probleemkinderen tussen 12 en 16 jaar neemt toe. Investeren in de jeugd is juist erg belangrijk voor een land dat meer op eigen benen wil gaan staan. Het huiselijk geweld tegen vrouwen en kinderen op Curaçao is schrikbarend toegenomen, zoals bleek uit een recent onderzoek. Het is toe te juichen dat de jongerenvereniging Bos di Hubentut zich zo inzet om mishandeling van kinderen tegen te gaan. Waar blijven echter de regering en het eilandbestuur? In de begroting lees ik dat de jeugdwerkloosheid verder is gestegen naar 26,3% in 2008, terwijl de streefwaarde voor 2009 14,2% is. Deze streefwaarde wordt hoogstwaarschijnlijk niet gehaald. Welke afspraken zijn daarover gemaakt?

Tot slot. Aruba heeft een nieuwe regering. Hopelijk kunnen er nu knopen worden doorgehakt over een aantal thema's. Eén thema, de staat van het bestuur, is al naar voren gekomen. Wat is de stand van zaken met betrekking tot een van de andere hete hangijzers, het gemeenschappelijk hof?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter, hartelijk dank. Velen leven toe naar 10 oktober 2010. Het is dat het op een zondag valt, anders zou het typisch zo'n dag zijn waarop trouwlustigen, ook van het gelijke geslacht, elkaar het jawoord geven. In zekere zin geldt dat jawoord ook voor het Koninkrijksverband. Het land Nederlandse Antillen wordt opgeheven en de afzonderlijke eilanden gaan in gewijzigde staatkundige verhoudingen verder met Nederland binnen het Koninkrijk. Nu komt het erop aan dat Curaçao en Sint Maarten voldoen aan de overeengekomen voorwaarden voor autonomie binnen het Koninkrijksverband.

De fractie van GroenLinks heeft altijd volmondig "ja" gezegd tegen deze nieuwe verhoudingen en de schuldsanering. Vooropstond en -staat dat de Antilliaanse burger er beter van moet worden. Heldere verhoudingen zijn een voorwaarde voor democratisch, daadkrachtig en rechtvaardig bestuur, waardoor gezondheidszorg, sociale zekerheid, milieubescherming, kortom alles wat er voor burgers toe doet, kunnen verbeteren. Dan zijn staatkundige veranderingen geen doel op zich maar een middel om de situatie voor de bevolking daar te verbeteren.

Wij sluiten onze ogen niet voor de bestaande problemen, maar – dat is wellicht het verschil met andere fracties – ook niet voor de oplossingen. De fractie van GroenLinks heeft ook geen zin in terugtrekkende bewegingen, zeker als daar geen alternatief tegenover staat. En dat heb ik vandaag en ook eerder niet gehoord. Het Antilliaanse openbaar bestuur stelt integriteit voorop. Een gezonde financiële positie is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle landen. Maximale veiligheid wordt de inzet van politie en justitie.

Staatssecretaris Bijleveld verdient naar het oordeel van de fractie van GroenLinks een groot compliment. Zij slaagt erin een technisch uiterst ingewikkeld vernieuwingsproces onder een soms moeizaam politiek gesternte te volbrengen. De hoofdpijndossiers van de Bon Futuro-gevangenis en de Isla-raffinaderij laten zien dat de nodige doortastendheid veel ten goede keert, maar het einde is nog niet helemaal in zicht.

Er is meer nodig. De Antilliaanse burgers moeten snel de vruchten plukken van de staatkundige vernieuwing. Wie aangewezen is op sociale onderstand, mag naar lokale maatstaven geen armoede lijden. Wie ziek is, moet kunnen vertrouwen op de geboden medische zorg en ziekenhuizen. Wat is de situatie rondom het St. Elizabeth Hospitaal in Willemstad? In 2007 beklaagde de directeur zich over het gebouw, dat ten enen male niet geschikt is als ziekenhuis. Geldt dat ook voor andere ziekenhuizen?

Het belang van goede medische voorzieningen wordt naar verwachting steeds nijpender. Op termijn zal naar schatting een op de vier Antilliaanse burgers ouder zijn dan 60 jaar. Veel jongeren tussen de 15 en 35 vertrekken naar Nederland, waardoor de demografische samenstelling van de bevolking snel verandert, met alle gevolgen voor de achterblijvende ouderen. Traditioneel wordt de zorg voor ouderen overgelaten aan familie en vrienden. De bestaande voorzieningen voor ouderen laten daardoor vaak te wensen over. Het ontbreekt aan noodzakelijke voorzieningen om van een zorgenvrije oude dag te kunnen genieten. In maart 2006 uitte de ombudsman van Curaçao nog zijn zorgen over wantoestanden in bejaardentehuizen. Curaçao heeft nog niet zo lang geleden laten onderzoeken welke prioriteiten gesteld moeten worden om deze demografische ontwikkelingen op te vangen. Geldt dat ook voor de andere eilanden?

Ik zou graag zien dat er snel initiatieven worden genomen om de gevolgen van de vergrijzing van de Antillen op te vangen. Het zou onaanvaardbaar zijn als in ons Koninkrijk ouderen aan hun lot worden overgelaten, financieel aan de grond zitten of wegkwijnen in verouderde en, als je het mij vraagt, onbewoonbaar verklaarde tehuizen. Ik denk daarbij aan Huize Welgelegen op Curaçao. De in 2001 door brand verwoeste keuken is pas in juni dit jaar door particulier initiatief hersteld. Het huis heeft ook nog – jawel, daar is hij weer – de Isla-raffinaderij als vieze buurman. Zo gaan wij in dit Koninkrijk niet om met onze ouderen. Graag ontvang ik van de staatssecretaris en de plaatselijke overheden een concreet plan om snel een klinkend ouderenbeleid te presenteren.

Nu wij het toch over de Isla-raffinaderij hebben: maar liefst 60% van de bewoners van Curaçao wil de Isla dicht hebben voor 2019 of zo spoedig als mogelijk. Er is echter op de Antillen weinig politieke pressie om daar echt wat aan te doen. In ruil voor aantrekkelijke privileges mag de Isla het welzijn en het milieu blijven verzieken. De toegezegde milieumaatregelen zullen daar vrees ik te weinig verandering in brengen. Vorige maand moest een werknemer in zorgwekkende toestand naar het ziekenhuis doordat er waterstoffluoride uit de installatie lekte. Wegen werden afgezet en dikke oliewolken walmden over het eiland, maar er wordt volgehouden dat er geen gevaar bestaat voor de volksgezondheid.

Inmiddels gaat het sterke gerucht dat de Isla zal worden verkocht aan Arevenca uit Venezuela. Wat is hiervan waar? Wordt het niet hoog tijd dat er plannen op tafel komen voor een andere functie van het Isla-terrein? Heeft dat enige prioriteit bij de autoriteiten van Curaçao? Wordt het ook niet hoog tijd dat wordt onderzocht wie civielrechtelijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor de saneringskosten van het gebied? Koninklijke Shell heeft destijds alle ellende voor zegge en schrijve één gulden overgedaan. Sindsdien is de schade onder de PDVSA voor mens en milieu alleen maar toegenomen.

Het wordt hoog tijd dat Shell en zijn rechtsopvolgers hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen voor de toegebrachte milieuschade. Zij dienen integraal betrokken te worden bij de ontwikkeling van de sanerings- en toekomstplannen voor het Isla-terrein. Mij dunkt dat Shell daar zelf om staat te springen. Op zijn website staat te lezen dat Shell anderen graag op het belang van duurzaamheid en milieubewustheid wijst. Graag wil ik dan ook dat er onderzoek wordt gedaan naar de civielrechtelijke aansprakelijkheid voor de toegebrachte milieuschade door de Isla-raffinaderij. Ik zou zeggen: voorwaarts! Uiteraard steun ik het amendement van mevrouw Ortega-Martijn, want ik zou het goed vinden als aan die kwestie aandacht werd besteed.

De voorzitter:

De heer Remkes meldt zich aan de interruptiemicrofoon.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nou, dat is altijd een feest!

De heer Remkes (VVD):

Ik heb met stijgende verbazing naar het betoog van mevrouw Van Gent geluisterd. Aan de ene kant betuigt zij haar steun voor het proces van verdere verzelfstandiging van het land. Daarin kan ik mij vinden. Aan de andere kant, druipt als het ware van haar betoog af dat zij er eigenlijk nog iets over te zeggen wil hebben. Daaruit spreekt een geweldige tegenstelling. Misschien kan mevrouw Van Gent daar nog enige toelichting op geven.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Als het gaat om de BES-eilanden, hebben wij natuurlijk een directe relatie, maar daarover spreekt de heer Remkes vanavond niet. Hij heeft het meer over Curaçao, Sint Maarten en een beetje over Aruba misschien. Dat is mij niet helemaal duidelijk. Zolang er sprake is van een koninkrijksverband, is het geven en nemen. Ik vind het heel plezierig dat daarvan sprake is en wil dat zo houden. In de nieuwe verhoudingen zal dat ook het geval zijn. De heer Remkes heeft de onderwerpen euthanasie, abortus en het homohuwelijk genoemd. Voor hem zijn dat principiële kwesties. Ik vind dat we niet selectief moeten winkelen binnen het Koninkrijk en wil graag goede afspraken maken over talloze zaken. In Nederland accepteren wij niet dat mensen ziek worden van de viezigheid van een "gore" raffinaderij. Dat moeten wij dus ook niet accepteren in de rest van het Koninkrijk. Wat is het probleem van de heer Remkes? Ik zie het niet.

De voorzitter:

De heer Remkes legt het nog een keer uit.

De heer Remkes (VVD):

Mevrouw Van Gent weet natuurlijk ook wel dat de situatie in de BES, gezien de voorstellen die op tafel liggen, anders is. Die voorstellen wijken af van de staatkundige voorstellen die aan de orde zijn voor Curaçao en Sint Maarten. Daar gaat de beweging in de richting van verdere autonomie. Mevrouw Van Gent spreekt hier over de inhoud en ik constateer dat er sprake is van iets tegenstrijdigs. Graag wil ik ook weten wat de opvatting van de staatssecretaris daarover is. De legitieme basis om over de inhoud te praten, hun autonome bestuursbevoegdheden, zal in de toekomst minder stevig zijn dan nu het geval is.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat zal wel zo zijn, maar ik heb helder aangegeven dat de bevolking er beter van wordt. Het is niet de eerste keer dat ik dat doe. Ook op het punt van de duurzaamheid zullen zaken verbeteren. Over en weer kunnen wij best aangeven welke zaken daarbij van belang zijn. De GroenLinks-fractie wil in ieder geval niet dat er dingen over de schutting worden gegooid onder de noemer dat wij onze handjes ervan af trekken omdat het niet ons probleem is. Ik houd die handjes liever aan de tralies, aan de Isla-raffinaderij of aan het bed ten behoeve van de ouderen en anderen. Ik zie wat dat betreft geen enkel probleem.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Komend jaar staat voor de staatssecretaris in het teken van één datum. Die datum is al vaak genoemd, namelijk 10-10-'10. Maar wij zouden D66 niet zijn als wij niet over die horizon heen wilden kijken. Met vier autonome landen die elk hun eigen weg willen gaan, wordt het lastiger om elkaar te vinden. Hoe zorgen wij ervoor dat wij blijven samenwerken? Wat ons betreft hoeven wij het huidige Statuut niet te sparen. Als het niet meer adequaat is, kunnen we daaraan een moderne invulling geven met betere checks en balances van het bestuur en de volksvertegenwoordiging. Welke stappen mogen wij van dit kabinet verwachten die tot doel hebben, gezamenlijk tot zo'n nieuwe toekomstvisie te komen? Welke inspanningen mogen wij verwachten, naast het organiseren van symposia en hoe gaat het kabinet de Kamer daarbij betrekken? Ik vraag dit ook, omdat ik tijdens de reis naar Suriname met de fractievoorzitters bemerkte dat wij na de afbouw van de ontwikkelingsgelden nog helemaal niet weten wat wij verder willen. Nu wij de komende jaren al deze bestuurlijke zaken gaan doen, vind ik het heel belangrijk om te weten wat de visie wordt en hoe de staatssecretaris deze tot stand gaat brengen, buiten de symposia die zij wil organiseren.

Voor het zover is, moeten wij de snelheid in het hervormingsproces houden. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat wij 2010 ook echt gaan halen? De laatste verkiezingen in het land Nederlandse Antillen kunnen leiden tot een landsregering met een andere samenstelling. Hoe kan deze uitslag het proces beïnvloeden? Hoe gaat de staatssecretaris ermee om?

Mijn fractie wil zich houden aan de afspraken die zijn gemaakt na het referendum in 2004. Afspraak is afspraak. Hoe gaat de staatssecretaris om met het door Bonaire voorgenomen referendum?

De staatssecretaris toetst of Curaçao en Sint Maarten werkelijk klaar zijn voor de autonome status. Maar wat gebeurt er als de eilanden straks niet klaar zijn? Wie komt er dan in actie? Op welke wijze gebeurt dit? Met andere woorden: is er ook een plan B?

Ook na de ontmanteling van het land Nederlandse Antillen kunnen wij niet op onze lauweren rusten. Het Statuut geeft ons de mogelijkheid om een volwassen relatie binnen ons Koninkrijk op te bouwen. Aan de kwaliteit van het bestuur op de eilanden valt nog steeds heel veel te verbeteren. Dat heeft in dit debat centraal gestaan. De bevolking van de eilanden wil dat een einde wordt gemaakt aan de corruptie. De Antillianen hebben recht op een goede rechtshandhaving. Ik stel daarom voor om in de nieuwe landen een bestuurskrachtmeting uit te voeren. Na een nulmeting kan daarmee structureel de voortgang worden gemeten. Zo houdt Nederland de vinger aan de pols in het belang van de inwoners. Graag verneem ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

Goed bestuur houdt ook aandacht voor volksgezondheid en milieu in. Hebben de alarmerende berichten over het storten van afval en gevaarlijke stoffen door een cruiseschip ook de staatssecretaris bereikt? Welke mogelijkheid ziet zij om deze misstanden samen met Bonaire tegen te gaan?

Hoe staat het met het onderzoek van de staatssecretaris naar de gevolgen van de Isla-raffinaderij voor gezondheid en milieu? Kan zij Curaçao helpen bij het ontwikkelen van alternatieve plannen voor de economie en werkgelegenheid als Isla niet aan de normen voldoet?

De jeugdwerkloosheid op Curaçao loopt op tot 26%. En dat terwijl minister Van der Laan onlangs vaststelde dat het met de jeugdwerkloosheid onder Antilliaanse jongeren in Nederland juist beter gaat. Kan de staatssecretaris misschien Nederlandse best practices uitwisselen?

De sociale vormingsplicht werpt inmiddels zijn vruchten af. Wat gaat de staatssecretaris doen om de streefwaarde van 14% te halen?

De leerplicht op Aruba bleef in juni onbesproken. Wanneer gaat de staatssecretaris hierover met Aruba in gesprek?

Hoe staat het met het kindertehuis I Can op Sint Maarten?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Volgend jaar zouden de Nederlandse Antillen verleden tijd moeten zijn. Een gezonde financiële basis en goede bestuurskracht zijn dan meer dan ooit nodig. Met de complexe operatie waarbij een dertigtal nieuwe wetten ontstaan, zijn wij er niet. Op het niveau van de uitvoering zijn er ook nog grote problemen. Bonaire laat zich kritisch uit over de uitwerking van de afspraken en Sint Maarten krijgt een zeer negatief oordeel. Nog heel wat werk aan de winkel dus!

De SGP-fractie stelt vast dat naarmate meer duidelijkheid wordt gegeven over de constitutionele positionering van de BES-eilanden, de discussie over de grondwettigheid ervan toeneemt. Ik doel natuurlijk op de inmiddels ingediende wijziging van het Statuut. Daarin is een beperkt kapstokartikel opgenomen, waarin de basis wordt gegeven voor specifieke maatregelen en regels voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Maar loopt de zaak hiermee constitutioneel rond? Hierbij zijn stevige twijfels aan de orde of alle spitsvondigheden wel deugen.

Wij achten het wenselijk – laat ik dat vooropstellen, in lijn met hetgeen de heer Remkes daarover zei – dat snelle herziening van de Grondwet plaatsvindt, waarbij de drie BES-eilanden een expliciete constitutionele positie krijgen. Deze moet niet pas in of na 2020 duidelijk worden. Zolang die grondwettelijke verankering niet haar beslag heeft gekregen, moet de interim-situatie ook in overeenstemming met de Grondwet zijn. Ik noem de meest springende punten die nu al vanuit de staatsrechtelijke wereld bij ons onder de aandacht zijn gebracht; andere belangrijke punten zijn hier vanavond al genoemd. Het eerste betreft het kiezen voor de Eerste Kamer door de eilandsraden in plaats van provincies. Dit lijkt toch echt op gespannen voet met artikel 55 van de Grondwet te staan. Het tweede is het punt van het indirect niet-Nederlanders laten meestemmen voor de Eerste Kamer via de stemming voor de eilandsraden.

Hoe zit het overigens met de verhouding tussen Grondwet en Statuut? Mocht achteraf strijdigheid van de Grondwet met het Statuut optreden, heeft artikel 142 van de Grondwet een noodprocedure, waarbij via een gewone wet een aanpassing van de Grondwet aan het Statuut kan plaatsvinden. Maar het kan toch niet de bedoeling zijn om die grondwettelijke achterdeur te gebruiken? Als het Statuut in strijd is met de Grondwet, zou voor het Statuut een procedure in twee lezingen nodig zijn. Wil de staatssecretaris nader op die verhouding en op de spanningen die mogelijk tussen beide zouden kunnen optreden, ingaan?

In het blad RegelMaat werd het omzetten van de eilandsverordening een "Antilliaanse verordening in feestverpakking" genoemd. Omdat bij wet allerlei lagere regels worden omgezet, zijn regering en Staten-Generaal gezamenlijk verantwoordelijk. De desbetreffende minister ondertekent het besluit niet. Hoe is de ministeriële verantwoordelijkheid dan precies geregeld?

Er bevinden zich de nodige ongedocumenteerden, personen met een illegale verblijfsstatus, op de Antillen. Een goed georganiseerde vreemdelingenketen is noodzakelijk, zo wordt algemeen onderkend. Dan kan het niet gebeuren dat illegalen op een van de BES-eilanden vóór de transitie een verblijfsvergunning krijgen en daarna naar Nederland doortrekken. Een dergelijke pardonregeling is ongewenst. Hoe wordt in de praktijk voorkomen dat dit gaat plaatsvinden?

Wat betreft de factoren die op de BES-eilanden andere regels rechtvaardigen, zijn allerlei mogelijke verschillen genoemd, onder meer sociale verschillen. Welke ruimte is er om ook verschil te maken op belangrijke onderwerpen als abortus, euthanasie, homohuwelijk en bordelen, waarover eveneens belangrijke verschillen van inzicht kunnen bestaan? Juist hiervoor is onzes inziens ook een autonome keus verdedigbaar.

Ik zie dat ik nog tijd heb voor één laatste opmerking, voorzitter. De ministers zijn in de toekomst verantwoordelijk om effectief toezicht te houden inzake veiligheid en corruptiebestrijding. Toetreding tot Nederland maakt verplaatsing van criminaliteit naar het Europese deel in feite ook eenvoudiger. Om dat te voorkomen moeten er dan ook stevige waarborgen komen.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer in de eerste termijn. Om de staatssecretaris in staat te stellen haar antwoord voor te bereiden, schors ik de vergadering.

De vergadering wordt van 23.57 uur tot 0.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik attendeer de Kamer erop dat het inmiddels na twaalven is. Ik wil niet direct beginnen met het verbieden van interrupties, maar ik wil u wel ontmoedigen en u vragen om alleen aan het eind van een blokje te interrumperen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Vanwege het tijdstip zal ik de inleidingen achterwege laten. Ik begin met het blokje staatkunde. Daarna kom ik op de BES-eilanden, waarin ik start met het zelfbeschikkingsrecht. Vervolgens komt er een klein blokje met economische onderwerpen. Dan behandel ik het Brooks Towerprotocol. Daarna ga ik in op een aantal losse punten om vervolgens af te sluiten met Aruba en een visie op het Koninkrijk.

Eind 2010 moeten de afspraken voor een hervorming van de staatkundige structuur op de Nederlandse Antillen zijn uitgevoerd. Ik realiseer mij dat dat een ambitieuze opgave is waar wij gezamenlijk het komende jaar voor staan. Die ambitie staat niet op zichzelf, zij komt direct voort uit de opgave die het kabinet zichzelf heeft gegeven om binnen deze regeerperiode tot een nieuwe toekomstbestendige staatkundige structuur in het Koninkrijk te komen. Deze nieuwe structuur is de wens van de eilanden zelf. Ik heb de afgelopen drie jaar met Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius, Saba en het land Nederlandse Antillen rond de tafel gezeten om deze structuur vorm te geven. Het komend jaar kan de afronding hiervan plaatsvinden als gevolg van het feit dat wij een heel eind zijn gekomen. Een heel groot gedeelte van de wetgeving die noodzakelijk is om Bonaire, Saba en Sint Eustatius de nieuwe status van openbaar lichaam binnen het Nederlands staatsbestel te laten verkrijgen, ligt inmiddels in de Kamer. In het afgelopen jaar hebben wij rijksbreed de drie vestigingen van het Regionaal Service Centrum gevuld. Onlangs heb ik met Saba en Sint Eustatius afspraken gemaakt over de taken die het Rijk straks zal gaan uitvoeren en over de taken die beter op lokaal niveau kunnen blijven.

Bonaire maakt een pas op de plaats met de wens voor een referendum. Die keus staat Bonaire vrij. Ik heb daarbij wel aangegeven dat wij voortdurend bezig zijn geweest met de uitwerking van de afspraken die wij eerder met Bonaire hebben gemaakt en die daar breed worden gesteund. Bonaire kan uiteraard kiezen voor een andere invulling, maar dat past dan niet binnen het staatkundig kader dat wij nu aan het vormgeven zijn: zelfstandig binnen het Koninkrijk of als openbaar lichaam onderdeel van Nederland. Over de verschillende rijkswetten die voortvloeien uit de slotverklaring komen wij binnenkort te spreken. Daarmee is aan Nederlandse zijde alles in gang gezet om definitief de laatste fase in te gaan van dit staatkundig proces.

2010 is het jaar van de overgang. Zo hebben wij het in de beleidsbegroting ook genoemd. Het is het jaar van de overgang naar de nieuwe staatkundige structuur in het Koninkrijk der Nederlanden. Met mijn collega-bestuurders heb ik afgesproken dat het op 10 oktober 2010 moet kunnen gebeuren, mij overigens niet realiserend dat dat een zondag is. Maar goed, daar kunnen wij altijd nog eens naar kijken.

De heer Van Bochove (CDA):

Het kan in een kerk.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Het kan in een kerk; dat vind ik ook. Het einde van het land moet er dan zijn. Daar zijn wij het allemaal over eens, zo benadruk ik nog maar eens. Voortdurend zijn wij het hierover in de Kamer eens geweest. Die dubbele laag moet eruit. Zelfs de heer Brinkman was het op dat punt steeds met mij eens. De wetgeving moet klaar zijn. Dat zijn de consensusrijkswetten, de BES-wetgeving, de staatsregelingen en de organieke wetten.

De toetsing moet hebben plaatsgevonden op de afgesproken criteria van de slotverklaring. Daarover heeft de heer Van Zwol een brief aan de eilanden gestuurd. Over de wijze van toetsing heeft het presidium van de VRTC onlangs vergaderd. Er ligt nu een voorstel voor voor de politieke stuurgroep van 9 december aanstaande. Zodra die stuurgroep is gehouden, zal ik de Kamer daarover informeren. Helder is altijd geweest dat er een rondetafelconferentie is die de definitieve ingangsdatum bepaalt. Waarom dan toch die datum? In de geest van de motie-Van Bochove moeten wij voldoende zekerheid hebben met de afgesproken AMvB. Wat ons betreft staat de inhoud voorop. Dat is een mix van samenwerken en een goede verantwoordelijkheidsverdeling bij de nieuw te vormen landen. Op Koninkrijksniveau kunnen wij ingrijpen via bestuurders, maar ook via de rijksministerraad. Artikel 43 blijft natuurlijk altijd achter de hand. Het Statuut bestaat. Wij kunnen het gebruiken. De regering oordeelt dat dit conform de slotverklaring voldoende waarborgen geeft. Aan de verbeteringen van de politie zal ook op Sint Maarten vanaf 1 januari gewerkt worden.

Ik wijs op het momentum in zo'n proces. Dat is niet iets wat de Kamer moet onderschatten. De feitelijke ontmanteling van het land is gewoon aan de orde. Verscheidene fracties hebben dat voortdurend aangehaald. De ontmanteling gaat zover dat er feitelijk vanuit het land niets meer te verwachten is. Het land heeft geen toekomst. Wij doen het uiteindelijk voor de bevolking. Ik denk dat er voldoende garanties zijn om die datum af te spreken.

Er is gevraagd naar de motie van de heer Van Bochove over Sint Maarten. De noodzakelijke verbeteringen in de rechtshandhavingsketen voeren wij nog steeds uit. Sint Maarten wordt alleen een zelfstandig land als het voldoet aan de overeengekomen criteria. Hierbij is het op orde zijn van de rechtshandhaving en rechtspleging een zeer belangrijk onderdeel. Het gaat erom dat men het zelfstandig kan doen.

Door de heer Leerdam is gevraagd naar de samenwerking tussen Rotterdam-Rijnmond en de Antilliaanse politiekorpsen. In de slotverklaring van 2 november 2006 is onder C20 opgenomen dat de politieorganisaties van Curaçao en Sint Maarten sterk verbeterd moeten worden voordat de nieuwe staatkundige structuur in werking treedt. Door het korps Rotterdam-Rijnmond is een grote investering gepleegd in het opstellen van de inrichtingsplannen van de korpsen Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden. Ik betreur het dat de spanning die blijkt uit de brief van de vakbond aan de minister-president van de Antillen, zoveel aandacht heeft gekregen, omdat deze ontstaan is ondanks de goede en heldere afspraken die over de investering van Rotterdam-Rijnmond zijn gemaakt. Overigens worden de afspraken met Sint Maarten en de BES-eilanden gewoon uitgevoerd. Alleen op Curaçao speelt het punt nadrukkelijk. Ik ben hierover in gesprek met de minister van Justitie van de Nederlandse Antillen. Wij proberen het gezamenlijk vlot te trekken. Wij zijn het erover eens dat het zonder de grote investering van Rotterdam-Rijnmond op Curaçao heel moeilijk wordt. Uiteraard is het wel zo dat het ontvangende korps er letterlijk en figuurlijk voor open moet staan. Als je er niet voor openstaat, kan er geen sprake zijn van verbetering. Professionele experts uit Nederland leveren een bijdrage aan het functioneren van het korps. Dit moet allemaal vanaf 1 januari, dus ver voor het toetsingsmoment, in werkelijkheid bewezen worden. Bij de toetsing wordt niet alleen naar het papier gekeken, maar ook naar de praktijk, zeker op de cruciale onderwerpen.

De heer Remkes vroeg naar de analyses van het criminaliteitsbeeld. Ik wil die wel opvragen en aan de Kamer doen toekomen.

Ik kom op de consensusrijkswetten. Hoe zit het met die wetten nadat ze zijn ingevoerd? Na invoering moeten die wetten natuurlijk conform hun inhoud worden uitgevoerd. In de onderhandelingen over de consensusrijkswetten die ter uitvoering van de afspraken in de slotverklaring zijn gemaakt, is overeengekomen dat het niet mogelijk is om de regeling eenzijdig op te zeggen. Dat kan absoluut niet. Mocht dat beeld bestaan, dan zeg ik dat dat nooit de afspraak is geweest. Het kan nooit eenzijdig worden opgezegd. Dat geldt ongeacht de uitkomsten van de evaluatie. Er is een evaluatietermijn afgesproken, maar het kan nooit zo zijn dat een consensusrijkswet eenzijdig wordt opgezegd. De landen zullen overeenstemming moeten bereiken over de gevolgen die zij verbinden aan de uitkomsten van de evaluatie.

Hoe kijk ik naar de positie rondom 10 oktober? Op het moment van transitie wordt kortweg de huidige staatkundige constellatie van het land Nederlandse Antillen opgeheven en vervangen door de twee nieuwe landen: Curaçao en Sint Maarten en de status van openbaar lichaam van Nederland voor de BES-eilanden, allemaal met de waarborgen die ik heb geschetst.

Dan de Grondwet en het Statuut. Artikel 1 van het Statuut is niet in strijd met de Grondwet. Het in het Statuut regelen van de nieuwe status van de BES-eilanden is niet helemaal de goede plek, want het wordt Nederlands. Het zou dus eigenlijk in de Grondwet moeten. Met de heer Remkes ben ik het eens dat het advies van de Raad van State belangrijk is. Dat kan de nodige kou uit de lucht halen op Bonaire. Ik ben bereid om nog eens serieus naar dit punt te kijken en de grondwetswijziging eventueel versneld ter hand te nemen.

Ik kom op de BES-eilanden. De heer Van Bochove redeneerde vanuit het zelfbeschikkingsrecht. De Nederlandse Antillen hebben in 1954 vrijwillig ingestemd met het Statuut en gekozen voor een gelijkwaardige positie binnen het Koninkrijk. Wat het volkenrecht betreft was de dekolonisatie volgens sommigen daarmee voltooid. Dat zou betekenen dat de internationale regels over dekolonisatie vanaf dat moment niet meer van toepassing waren op de Nederlandse Antillen. Hier wordt echter verschillend over gedacht. Nederland heeft nooit ontkend dat de eilanden het recht hebben om voor een andere toekomst te kiezen. Die toekomst kan ook buiten het Koninkrijk liggen. Als men echter kiest voor een andere status binnen het Koninkrijk, dan moeten de andere delen van het Koninkrijk daar wel mee instemmen. Zo zit het in elkaar. Op de rondetafelconferentie van 1981 is door alle betrokken partijen binnen het Koninkrijk, waaronder Nederland, ingestemd met het toekennen van het zelfbeschikkingsrecht aan de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen afzonderlijk. Nederland heeft hierbij toen de kanttekening geplaatst dat het land het recht heeft mee te beslissen over zijn verhouding tot de eilanden die de voorkeur geven aan het behouden van staatsrechtelijke banden met Nederland. Er zijn rechtsgeleerden die menen dat dit beschouwd kan worden als een staatsrechtelijk zelfbeschikkingsrecht.

Mijn verklaring in het algemeen overleg heb ik gedaan vanuit de gedachte dat Bonaire, gezien de kleinschaligheid, nu niet in aanmerking kan komen voor de status van land binnen het Koninkrijk. Ook heeft de bevolking van Bonaire deze optie in het referendum van 2004 verworpen. Indien de bevolking van Bonaire toch geen onderdeel wil worden van het land Nederland, staat er naar mijn idee maar één andere optie open, namelijk onafhankelijkheid. Meer smaken in het Koninkrijk kennen wij niet en willen wij ook niet. Dat hoort er dan ook bij. Ik ben blij met de steun die de Kamer in brede zin geeft.

De evaluatie na vijf jaar die voorzien is in de WolBES gaat ervan uit dat de BES-eilanden onderdeel van Nederland blijven. Zo is het opgeschreven in de wet. Wij kunnen daar met elkaar over spreken. Het is de vraag of de uitwerking ervan aanpassing behoeft. De evaluatie gaat niet zover dat de eilanden dan een andere staatkundige positie buiten Nederland binnen het Koninkrijk kunnen krijgen. Bij de behandeling van de wet hoor ik wel wat de Kamer er verder van vindt. Het is dus een heel duidelijke lijn: er is niets mis met zelfbeschikkingsrecht, maar wel met instemming voor delen van wat Nederland daarover te zeggen heeft.

Wat gaat de regering doen als Bonaire kiest voor een vrije associatie? Ik heb mijn kanttekeningen op dit punt al geplaatst in het algemeen overleg. Ik vraag mij af of die keuze voorgelegd moet worden. De keuze voor vrije associatie is heel onduidelijk. Door Bonaire is de keuze tot nu toe niet ingevuld. Ik zou op dit moment eigenlijk niet weten wat men er precies mee bedoelt. Daarnaast kent Nederland binnen het staatsbestel de vrije associatie niet. Het moet dus buiten het Nederlands staatsbestel gezocht worden. Een alternatief model uitwerken zal niet mogelijk zijn voor de verwachte transitiedatum. Bonaire plaatst zich daarmee dus buiten het huidige proces. Ik wil niet speculeren over de uitkomst. Als men goed kijkt naar de feiten en naar wat er gebeurt, ga ik ervan uit dat wij op Bonaire de gemaakte afspraken zullen voltooien en dat wij tot een goede afronding van het proces zullen komen. Totdat Bonaire zelf weer aangeeft te willen meedoen in het proces, heb ik een aantal grote punten, bijvoorbeeld omtrent de schuldsanering, stopgezet. Immers, wij hebben een compleet pakket met elkaar afgesproken.

De heer Van Raak heeft gevraagd naar het internationale onderzoek naar witwaspraktijken op Bonaire. Is strafrechtelijke vervolging te verwachten? Ik kan de Kamer geen mededelingen doen over het lopende onderzoek. Het onderzoek vindt plaats onder de verantwoordelijkheid en in opdracht van het Openbaar Ministerie van de Nederlandse Antillen. In principe is het een strafrechtelijk onderzoek waaruit strafrechtelijke vervolging kan volgen. Dat moeten wij gewoon afwachten.

De heer Van Raak vroeg ook om een lijst van bedrijven die thans actief zijn in de e-zones van Bonaire. Die vraag heeft hij eerder schriftelijk gesteld en die is door de minister van Financiën van het land beantwoord. Dat antwoord heb ik de Kamer in april 2008 toegezonden. De minister gaf destijds aan dat de toegelaten bedrijven in de e-zones van Bonaire Cargill NV (goederen) en Telbo NV (diensten) waren. De Kamer heeft alle gelegenheid om bij de fiscale wetgeving en de belastingwet inzake de BES-eilanden met de staatssecretaris van Financiën hierover van gedachten te wisselen.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb die lijst niet ontvangen. Ik vraag het vandaag, omdat ik die lijst nodig heb in verband met de voorbereiding van de wetsbehandeling. Ik vraag de staatssecretaris om ons de lijst gewoon even te sturen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Wat ik nu weet, is dat het deze twee bedrijven zijn. Dat is wat de minister van het land Nederlandse Antillen mij heeft doorgegeven. Ik wil dat best nog een keer op schrift zetten.

De heer Van Raak (SP):

Kijk het nog even na, want volgens mij zijn het er meer. Ik ben blij dat er een brief over komt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Er komt een brief naar de Kamer.

De heer Remkes vroeg wat rijksbreed de kosten en de opbrengsten van de BES-eilanden zijn. Op dit moment kan ik de structurele kosten en opbrengsten nog niet exact geven. Dat wordt duidelijk in de begroting voor 2011. Wel wordt er op dit moment met de eilandgebieden gesproken over de financiële verhoudingen na de transitiedatum. Vanuit het takenpakket moeten wij met elkaar praten over de financiële verhoudingen. Dat takenpakket is dus het uitgangspunt. Wat de inkomsten betreft wordt door de Nederlandse Belastingdienst hard gewerkt aan het op orde brengen van de belastinginning op de BES-eilanden.

De heer Remkes (VVD):

Bij de behandeling van de wetgeving zal de Kamer enige nadere duidelijkheid moeten hebben over de staat van kosten en de staat van baten. Dat doen wij in zijn algemeenheid bij besluitvorming in de Kamer. Ik vraag de staatssecretaris niet om het met deskundige zekerheid aan te geven, maar volgens mij is het wel mogelijk om er een nadere indicatie aan te geven voor het wetgevingsproces van half januari.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik kan wel een duiding geven van waarmee wij werken. Er is een bepaalde raming gemaakt, er zijn aannames gedaan. Vorig jaar hebben wij daarover ook gesproken bij de behandeling van de begroting. Nogmaals, exact kunnen wij het nog niet berekenen.

De heer Remkes (VVD):

Daarbij is waarschijnlijk ook van belang het thema waarover de staatssecretaris nu wil beginnen, namelijk het voorzieningenniveau. Het wetgevingsoverleg van half januari zou vergemakkelijkt worden als de staatssecretaris voor dat moment een geactualiseerde raming aan de Kamer overlegt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik kan bekijken of dat mogelijk is. Het is op heel korte termijn, maar ik zal bekijken of het mogelijk is.

De heer Remkes vroeg naar de sociale zekerheid en de zorg op de BES-eilanden. Waar koerst het kabinet op? Hij vroeg dat ook in relatie tot het voorkomen van illegale immigratiestromen. Het uitgangspunt bij de hoogte van het minimumloon en de sociale uitkeringen is de huidige hoogte. Over de exacte hoogte van de uitkeringen zijn op 3 november jongstleden afspraken gemaakt door minister Donner met Saba en Sint Eustatius. De Kamer is hierover geïnformeerd. De Kamer heeft de volledige besluitenlijst inclusief de taakverdeling. Afgesproken is onder andere om de pensioenleeftijd te verhogen naar 65. Het minimumloon van Saba en Sint Eustatius wordt gelijkgetrokken met het niveau van Bonaire. Daar is het minimumloon iets hoger. Er zullen met de eilanden nog afspraken worden gemaakt over de precieze hoogte van de uitkering als een percentage van het minimumloon. Daar is op dit moment nog geen afspraak over gemaakt. Nogmaals, het uitgangspunt is de huidige hoogte van de uitkeringen.

Er komt een zorgverzekering voor de BES-eilanden. De premies hiervoor zullen integraal worden geïnd via de fiscale heffing in het kader van de loonbelasting. De verwachting is dat de kwaliteit van de zorg en de faciliteiten op de eilanden daarmee kunnen worden verbeterd. Ook daar moeten nog definitieve afspraken over worden gemaakt.

Mevrouw Ortega heeft vragen gesteld over rijksambtenaren op de BES-eilanden. De rechtspositie voor het overheidspersoneel op de BES-eilanden loopt mee in de wet- en regelgeving in verband met de totstandkoming van de drie openbare lichamen. Dat is de zogenaamde ABES- en IBES-wet- en -regelgeving. Dit gebeurt door de bestaande rechtspositionele regelingen voor het land en het eilandpersoneel van de Nederlandse Antillen zo veel mogelijk beleidsarm om te zetten in Nederlandse wet- en regelgeving. Nu is al duidelijk dat die wet- en regelgeving op termijn nog eens integraal zal worden herzien.

Mevrouw Ortega vroeg ook naar de kwaliteit en de bezetting van de overheidsdiensten op de BES-eilanden, mede in het kader van de institutionele versterking van de bestuurskracht. Wij hebben daar best al veel aan gedaan. Wij hebben geïnvesteerd in financiële ambtenaren, in ondersteuning, in pakketten, etc. Voor de kwaliteit van de overheidsdiensten is men in eerste instantie natuurlijk zelf verantwoordelijk. In Nederland zijn de gemeentebesturen ook zelf verantwoordelijk. Wij proberen van alles te stimuleren, bijvoorbeeld via die institutionele bestuurskracht. Wij leveren capaciteit, ook voor twinningrelaties. Daarnaast heeft Nederland voor de BES-eilanden middelen voor 2009 en 2010 ter beschikking gesteld om verbeteringen binnen de eilandorganisatie door te voeren. Met name het financiële beheer had onze aandacht. Het is bekend dat wij daarop zijn gekomen naar aanleiding van datgene wat het Cft heeft bekeken. De begroting bleek in eerste instantie een soort schoenendoosadministratie te zijn. Bij de opzet hoorden training, financiële pakketten en automatisering, etc. Daarnaast wordt er ook naar het sociaal vangnet gekeken. Er zijn ook extra middelen ter beschikking gesteld voor de ondersteuning en begeleiding bij de invoering van de WolBES en de FinBES. Men moet ook anders gaan werken. Als het allemaal aangenomen wordt, moet men in een dualistisch systeem gaan werken, net zoals in Nederland in de gemeenteraden. Ik vind dat goed, maar daarop moet nu al geanticipeerd worden. Verder hebben wij de kabinetten van de gezaghebbers versterkt. Tot slot subsidieer ik een programma gemeentelijke samenwerking met de Nederlandse Antillen via de VNG, waar goed gebruik van wordt gemaakt.

Welke cruciale stappen moeten door de BES worden gezet? Dat is vooral de vaststelling van de wetgeving. Die is cruciaal om de overgang mogelijk te maken. De Kamer moet daar ook een bijdrage aan leveren.

In 2011 zullen de verkiezingen voor het Nederlandse parlement plaatsvinden. Kan ik de Kamer verzekeren dat de BES-eilanden kunnen deelnemen aan deze verkiezingen? Dat kan als het voorstel tot wijziging van de Kieswet wordt aanvaard en per 10 oktober in werking kan treden. De Nederlanders op de BES-eilanden zullen dan bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2011 kunnen stemmen.

De heer Pechtold vroeg naar een bestuurskrachtmeting. Ik vind dat een goed idee. In reactie op mevrouw Ortega heb ik net uitgelegd hoe wij werken aan de versterking van de organisaties op de BES-eilanden. Als je nu een bestuurskrachtonderzoek houdt, zou dat niet zoveel teweegbrengen. Wij hebben een nulmeting gedaan om een ijkpunt te creëren aan de hand waarvan na de transitie de stand van het bestuur kan worden afgemeten. Dan kun je na een jaar of twee jaar wel degelijk een bestuurskrachtonderzoek houden. Overigens vind ik het altijd goed als Nederlandse gemeenten bestuurskrachtmetingen doen. Immers, het is belangrijk om eens in de zoveel tijd naar jezelf te kijken.

De heer Pechtold (D66):

Zou de staatssecretaris een keer een opzet van zo'n bestuurskrachtmeting naar de Kamer willen sturen? Als wij het als werkmodel gaan gebruiken, is het belangrijk dat wij goed weten wat wij eraan hebben.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voor de Nederlandse gemeenten ben ik bezig met een kader voor de bestuurskrachtonderzoeken. Misschien kan ik dat aangrijpen om te bekijken hoe wij het instrument voor deze drie specifieke gemeenten, die net weer iets anders zijn dan de Nederlandse gemeenten, kunnen aanpassen. Ik ga dat niet meteen doen, maar halverwege volgend jaar moet het kunnen.

De heer Pechtold heeft een vraag gesteld over het storten van afval van een cruiseschip. Nederland en Bonaire zijn op de hoogte van de problemen die de lozingen van het cruiseschip Freewinds veroorzaken. Mede naar aanleiding van de meest recente lozing zijn wij in onderling overleg. Het is echt een voordeel dat wij nu ook kwartiermakers hebben in het RSC. Wij moeten bezien hoe wij het probleem zo snel mogelijk kunnen oplossen. Dat is echt anders dan in het verleden. Ik herinner mij vragen van mevrouw Van Gent over lozingen. Wij hebben nu veel sneller zicht op problemen en wij kunnen sneller mensen inzetten.

Tot zover mijn opmerkingen over de BES-eilanden. Ik hoop van harte dat wij de wetgeving zo snel mogelijk in de Kamer kunnen afronden. Dat geeft duidelijkheid voor iedereen. De eilanden vragen dat terecht van ons.

Er is een aantal vragen met een economische achtergrond gesteld. Mevrouw Ortega vroeg naar de gezamenlijke centrale bank. Inderdaad is afgesproken dat Sint Maarten en Curaçao samen een monetair stelsel zullen krijgen met één centrale bank. Eind vorig jaar zijn tussen Curaçao en Sint Maarten afspraken daarover gemaakt. Voor de uitwerking in implementatieplannen is begin november een gezamenlijke commissie opgericht. Deze is in november al twee keer bijeen geweest. In maart zal de commissie haar rapport uitbrengen. Wat dan nog rest, is de implementatie zelf. Het is uiteraard de bedoeling dat dit vervolgens voor 10 oktober 2010 is afgerond. Immers, het is een onderdeel van de slotverklaring van 2 november 2006. Dit moet klaar zijn op 10 oktober 2010 omdat het een van de afgesproken voorwaarden is.

De heer Van Raak vroeg om een overzicht van alle regelingen en toelagen van oud-politici. Ik meen dat hij daar ook schriftelijke vragen over heeft gesteld. Een dezer dagen, weken, zullen de antwoorden komen.

De heer Van Raak heeft ook gevraagd naar de schuldsanering en de belastinginkomsten. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat eerst de inkomsten op orde zijn voordat de schulden worden gesaneerd? Dat is nooit een voorwaarde geweest voor de schuldsanering. Wij hebben heel nadrukkelijke afspraken gemaakt over de schuldsanering. Er waren verschillende voorwaarden: financieel toezicht, regels voor corporate governance, geen vriendjespolitiek, sluitende begrotingen, etc. Al die dingen zijn geregeld. Vanzelfsprekend ben ik het ermee eens dat iedere belastingplichtige moet betalen. Het kan niet zo zijn dat belastingplichtigen alleen een heffing opgelegd krijgen en dat er niet wordt geïnd. Daar zijn wij het helemaal over eens. Nogmaals, dit was geen voorwaarde voor de schuldsanering. Met behulp van de gelden voor institutionele versterking van de bestuurskracht versterken wij momenteel de belastingdienst op Sint Maarten, hetgeen van groot belang is.

Mevrouw Ortega heeft een vraag gesteld naar een streefwaarde voor de jeugdwerkloosheid. Zowel in het SEI als in het samenwerkingsprogramma onderwijs en jongeren is daling van de jeugdwerkloosheid als een van de doelstellingen opgenomen. Toen het SEI in 2008 werd vastgesteld, waren de economische vooruitzichten voor Curaçao nog gunstig. Dat verklaart de ambitieuze doelstelling die wij indertijd hebben opgenomen. Er wordt gesproken van een daling met 10% ten opzichte van de 24,2% in 2007. De afspraak voor het samenwerkingsprogramma is dat begin 2010 in het kader van de ontwikkeling van het monitoringsinstrument door Curaçao en Sint Maarten streefwaarden worden geformuleerd op elk van de zeven doelstellingen. Daling van de jeugdwerkloosheid is er daar een van. Gezien de huidige economische omstandigheden lijkt het mij realistisch dat het samenwerkingsprogramma voor 2010 tot en met 2012 ten opzichte van de doelstelling van het SEI wordt bijgesteld, want het doel is niet realistisch. Er worden dus wel degelijk streefwaarden afgesproken en daar wordt ook beleid op gevoerd.

Ik kom op het Brooks Tower Akkoord en de rijkswet personenverkeer. Ik heb goede notie genomen van de opmerking van de heer Remkes dat toegang tot Nederland van degenen die in dit kader een vergunning krijgen, voorkomen moet worden. Op grond van de Brooks Towerregeling kunnen illegale vreemdelingen alleen een tijdelijke vergunning krijgen op en alleen voor het eiland waarvan zij kunnen aantonen dat zij er de afgelopen jaren hebben verbleven. Op grond van deze vergunning is toegang tot Nederland niet mogelijk. Ik zeg dat heel nadrukkelijk. De handhaving van deze regeling is een van mijn zorgpunten. Ik ben voornemens om met de Antilliaanse regering tijdens of en marge van de politieke stuurgroep op 9 december afspraken te maken om de risico's van de toegang tot Nederland te minimaliseren. Het moet niet mogelijk zijn op grond van de regeling, maar ik wil het ook echt minimaliseren. Ik wil dus ook over de handhaving van de regeling afspraken maken.

De heren Remkes en Van Bochove gingen ook in op de rijkswet personenverkeer. Die wet zal er komen en zal het personenverkeer binnen het Koninkrijk regelen tussen de landen onderling en dus ook met de BES-eilanden. Het is een kabinetsprioriteit. Mijn collega van Justitie, eerstverantwoordelijke voor deze wet, consulteert de eilanden op dit moment. Het is een prioriteit die is opgenomen in het regeerakkoord.

De heer Van Bochove vroeg naar Aruba. Het is inderdaad zo dat Aruba overweegt om net als de Nederlandse Antillen een regeling te treffen waarbij illegalen een aanvraag kunnen doen voor een verblijfsvergunning. Het betreft nog slechts een voornemen waarvan de contouren nog niet zijn uitgekristalliseerd. Ik heb er met de nieuwe bewindspersonen over gesproken. Uit de eerste signalen maak ik op dat sprake is van een zeer beperkte regeling. Over het aantal illegalen op Aruba zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. De regering heeft ook in mijn richting laten weten dat een eventuele pardonregeling bedoeld is om beter inzicht te krijgen in het aantal illegalen op Aruba. Als er een regeling op Aruba komt, dan zal er ook hier voor gezorgd moeten worden dat de doorreis naar Nederland niet zonder meer mogelijk is. Dan moet dat net zo worden afgesproken als in de regeling op de Antillen.

De heer Van Bochove (CDA):

De staatssecretaris zegt dat de rijkswet personenverkeer prioriteit heeft. Hoe duidt zij dat precies in relatie tot mededelingen in de media, kennelijk ook afkomstig van de regering van de Nederlandse Antillen, dat die rijkswet in ieder geval niet voor 10 oktober 2010 de Kamer zal bereiken?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik heb daar kennis van genomen. Er ligt een concept waarover een consultatieronde plaatsvindt. Wij zijn voornemens om het wél voor deze datum naar de Kamer te krijgen. Onze inzet is om dat gewoon volgend jaar zijn gang te laten hebben.

De heer Van Bochove (CDA):

Deelt de staatssecretaris de visie van de CDA-fractie dat het eigenlijk gewenst is dat de rijkswet gewoon is aangenomen op 10 oktober 2010?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Het is geen onderdeel van het staatkundig traject. Ik deel niet de visie dat het noodzakelijk zou zijn, want zo is het niet afgesproken. Maar het is wel belangrijk dat de rijkswet personenverkeer er komt, alleen al om het reizen beter te reguleren. Er is bekeken hoe in de Europese Unie wordt gereisd. Dat er ook elementen van terugkeer in zitten, hebt u ongetwijfeld allemaal gehoord en gelezen. Ik vind het van belang dat die regeling er volgend jaar komt. Maar ik denk dat het belangrijker is dat die uw Kamer bereikt dan dat die is aangenomen. Overigens, als de regeling uw Kamer bereikt, gaat u zelf over de procedure.

De heer Remkes (VVD):

Zaken kunnen formeel niks met elkaar te maken hebben, maar je kunt de politieke koppeling wel maken. Mijn advies aan de staatssecretaris zou zijn om dat te doen, maar mijn vraag gaat over de Brooks Towerregeling. Zij zegt: ik ben van plan dit aan de orde stellen, eventueel in de marge van een stuurgroepvergadering; ik zal dat ook opnemen met Aruba. Ik hoor wat verschillende bewoordingen van de kant van de staatssecretaris. Ik zou het op prijs stellen om de toezegging te krijgen dat de Kamer van die nadere afspraken op de hoogte wordt gebracht.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat zal ik doen. Wij maken de agenda altijd gezamenlijk. Het is al volgende week. Ik deel met u de zorg, met name over de handhaving. Ik heb u uitgelegd hoe het formeel in elkaar zit, maar het lijkt mij goed dat ik u daarvan op de hoogte stel.

De heer Leerdam (PvdA):

Ik had een duidelijke stellingname over Brooks Tower. Ik heb de staatssecretaris gevraagd hoe zij staat tegenover de werkgevers die illegale arbeidskrachten in dienst nemen. Zij heeft er nog niets over gezegd. Ik wil graag weten wat zij daarvan vindt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Een werkgever mag natuurlijk geen illegale arbeidskrachten in dienst nemen, maar dat moet op de eilanden zelf worden gehandhaafd. Daar hoort ook uitzettingsbeleid bij et cetera. Het zijn allemaal onderdelen die ook zijn genoemd door de Kamer. Wij gaan er hier in Nederland wel over, maar daar niet. Daarom is het voor ons belangrijk om goede afspraken te maken in het kader van de regeling. Dat is ook mijn inzet, omdat ik deel wat door de Kamer is ingebracht. Met name het handhavings­aspect is belangrijk. Dat hebben wij in het verleden ook gezien. Ik vond het belangrijk dat de heer Van Bochove dit zo nadrukkelijk naar voren bracht.

De heer Van Raak, mevrouw Van Gent en de heer Pechtold hebben gesproken over de Isla. Ik deel de zorg over de problematiek van de Isla; ik nam en neem die heel serieus. Iedere keer als ik op Curaçao ben, heb ik ook een afspraak gepland met de verantwoordelijke gedeputeerde. Ik heb u er de laatste keer uitgebreider over geïnformeerd. Ik merk dat niet alleen aandacht, maar ook druk daar werkt om uiteindelijk tot iets te komen. Je ziet dat er veel verbeteringen zijn gekomen in de afgelopen tijd: het meten is gerealiseerd, de handhaving kan worden gerealiseerd et cetera. Wij hebben de Milieudienst Rijnmond, een van de beste op dit terrein in de wereld – iemand kan er ook andere opvattingen over hebben, maar het zijn wel heel specialistische mensen op dit terrein – ter ondersteuning beschikbaar gesteld, ook om de juridische kant te bekijken. Gezien de schaal en omvang van het eiland, is het bestuur wel degelijk te klein om goed naar de juridische kant te kijken. Op beide punten hebben wij steun aangeboden.

Daarnaast hebben wij in het Sociaal Economisch Initiatief afspraken gemaakt over de Isla. In dat onderdeel is de langetermijnvisie opgenomen met daarin de optie van sluiting. Economische alternatieven met de werkgelegenheidsgevolgen worden in dit verband onderzocht. Die visie moet medio 2010 klaar zijn. Dat heeft het bestuur mij er laatstelijk over gezegd. Dit is van belang voor het langetermijnperspectief. Ik vind het zelf een grote stap dat nu ook de mogelijkheid van sluiting in dit onderdeel zit.

Ik kom bij de belangstelling van anderen. De Kamer heeft vanavond verschillende partijen genoemd. Inderdaad hebben veel partijen belangstelling getoond voor de Isla, wel vijftien verschillende bedrijven in vijf jaar, maar het is iedere keer weer de vraag hoe serieus die belangstelling is. De huidige eigenaar is op dit moment wel degelijk nog serieus geïnteresseerd in het bedrijf. Ik kan er op dit moment niet meer over zeggen dan dat er geen echt serieuze belangstelling is gebleken in de afgelopen tijd en dat er aan die scenario's wordt gewerkt. De mogelijkheid van verplaatsing van de Isla zit ook in het langetermijnscenario.

Mevrouw Van Gent heeft gevraagd om een civielrechtelijk onderzoek om na te gaan wie verantwoordelijk is voor de vervuiling. Dat is op zichzelf een autonome verantwoordelijkheid voor Curaçao of voor de Nederlandse Antillen. Indien Curaçao tot een dergelijk onderzoek zou willen overgaan en aan Nederland een verzoek daartoe zou doen, zou Nederland wel degelijk juridische expertise ter beschikking kunnen stellen, zoals wij dat hebben gedaan voor de andere lopende juridische procedures. Gelet op de gesprekken die ik daarover heb, acht ik de kans op concrete uitkomsten van zo'n onderzoek gering. Maar als dat verzoek wordt gedaan – de verantwoordelijkheid ligt bij het land – zijn wij bereid die expertise te leveren.

De heer Van Raak (SP):

Ik concludeer dat de staatssecretaris inschat dat de belangstelling van Arevensa niet serieus is.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ja.

De heer Van Raak (SP):

Dat is goed om te weten, helaas misschien. PDVSA vindt de raffinaderij belangrijk en wil ook best investeren, maar het is een huurhuis. Is het mogelijk om er een koophuis van te maken? Wat is de visie van de staatssecretaris daarop in het kader van de bezitsverhoudingen? PDVSA wil natuurlijk best investeren in de uitstoot en ook wel in de vervuiling, maar niet in de vervuiling door Shell. Ziet de staatssecretaris hier nog een rol voor Nederland weggelegd? Want dat kan het bestuur van Curaçao never nooit niet betalen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Er is altijd gezegd dat er enorme investeringen nodig zouden zijn om bijvoorbeeld in het kader van de uitstoot iets te doen. Uit de uitspraken die de afgelopen jaren zijn gedaan, blijkt dat er wel degelijk een behoorlijke investering nodig is om die uitstoot te verminderen, maar dat het voor PDVSA best betaalbaar is, ook in de huurconstructie. Of PDVSA zo graag investeert, is maar de vraag. Daarover worden de gesprekken gevoerd. Ik heb er zo mijn twijfels bij, gelet op wat er gebeurt. Daarom vind ik het belangrijk dat het element van meten en handhaven nu echt aan de orde is en dat er een andere verordening komt, waarmee ook de mensen van Milieudienst Rijnmond helpen, die beter handhaafbaar is. Daardoor zet je er nog meer druk op. Ik denk dat, wanneer je helpt dat proces in gang te zetten – ik ken de voorbeelden in Nederland ook – er meer gebeurt dan PDVSA intrinsiek wil. Ik zou zelf eerst dit probleem willen oplossen voordat ik verder terug kijk, ook naar Shell. Dat lijkt mij op dit moment belangrijker, ook voor de bevolking. Alles wat in de lucht zweeft is het gevaarlijkst voor de volksgezondheid. De grond is voor een deel afgedekt; dat is veel minder gevaarlijk.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb twee vragen. Is de staatssecretaris bereid om met Koninklijke Shell te praten over het nemen van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van de Isla-raffinaderij?

De visie met het alternatief voor de raffinaderij wordt verwacht medio 2010. Ik wil graag weten hoe het daarmee staat, want er wordt al langer over gesproken. Wordt de vinger aan de pols gehouden dat die visie er dan ook echt ligt, niet een of andere fluttige notitie, maar een stuk waar wij iets mee kunnen? Hoe wordt dat in de gaten gehouden?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Wij hebben voortgangsgesprekken over het Sociaal Economisch Initiatief en ook op dit punt. Wij hebben zelf het bestuurscollege van Curaçao vorig jaar erop gewezen dat wij deze afspraken hebben en dat het wel degelijk wat moet betekenen. Wij hebben er destijds in de rijksministerraad over gesproken. Het is voor ons een van de toetspunten. Wij hebben altijd nog een stok achter de deur. Mevrouw Ortega haalde aan dat geld van het Sociaal Economisch Initiatief nog niet was besteed. Wij kunnen dat stopzetten en dat gebeurt ook, als het niet fundamenteel genoeg is. Zo zit het Sociaal Economisch Initiatief in elkaar. Wij volgen dat wel degelijk en wij spreken de bestuurders daarop aan. Ik kan u op dit moment niet meer zeggen dan ik net heb gedaan. Het lijkt mij belangrijker dat wij eerst dit probleem aanpakken dan, als het aan de orde zou zijn – dat is een verantwoordelijkheid van het eiland en het land Nederlandse Antillen zelf – naar de voorgangers te kijken. Mocht er te zijner tijd bijvoorbeeld juridische hulp bij nodig zijn, dan ben ik altijd bereid die te leveren. De acute problematiek lijkt mij op dit moment echter belangrijker.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben ook voor die juridische ondersteuning, maar mijn vraag was er eigenlijk op gericht dat het heel goed mogelijk is dat de Nederlandse regering of een delegatie daarvan met Koninklijke Shell en wellicht met anderen – ik noem deze nu bij naam en toenaam – het gesprek aan te gaan of zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid kunnen nemen, zodat het wellicht helemaal niet tot juridische procedures hoeft te komen. Wil de staatssecretaris zo'n gesprek aangaan met Shell?

Mijn tweede vraag betreft het alternatief. Ik zou het toch prettig vinden, als wij er tussentijds meer inhoudelijk over geïnformeerd kunnen worden hoe dat loopt. Ik ben bang dat wij medio 2010 iets zien en denken: zijn wij hier wel voldoende mee opgeschoten?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik kan er nu niet meer over zeggen dan ik heb gedaan, want ik weet zelf ook niet precies hoe dat eruitziet. Ik agendeer dit steeds bij ieder bezoek aan Curaçao. Bij het volgende bezoek wil ik dit onderwerp zeker ook weer agenderen en specifiek op dit punt vragen hoe het zit en hoe de voortgang is. Iedere keer na zo'n bezoek informeer ik de Kamer er ook over wat in die gesprekken aan de orde is geweest. Als er inderdaad iets over te zeggen is, zal ik u daarover informeren.

Ik heb wel gehoord dat u Shell genoemd hebt. Het is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het land Nederlandse Antillen en Nederland zelf om tot een oplossing van de problematiek te komen. Ik ben best al ver gegaan in het aanbieden van hulp en het zetten van druk. Ik vind dat het in eerste instantie vanuit het land zelf moet gebeuren. Wij komen er ongetwijfeld weer met elkaar over te spreken.

Ik heb nog een aantal losse punten. De heer Van Raak sprak over meer mogelijkheden voor verbetering zoals de Bon Futuro-aanpak. Aanstaande zaterdag gaan de mensen die moeten schoonvegen weer naar Curaçao. Ik zie inderdaad wel meer mogelijkheden voor die twinningmodellen. Dit zijn allemaal mensen die met Antillianen zelf iets doen, zodat er uiteindelijk een vorm van kadervorming optreedt. Wij hebben dat met Atraco en de politie op Curaçao heel succesvol gedaan. Dat doen wij nu voor een deel ook op Sint Maarten. Het lijkt mij heel goed om dat ook te doen met bijvoorbeeld de grenscontroleteams. Nederland kan dat echter niet afdwingen. Wij moeten dat altijd gezamenlijk afspreken, maar ik zie er heel goede mogelijkheden in en ook goede resultaten. Dat zien de burgers ook; het is voor hen ook belangrijk.

Ik kom bij het amendement van de leden Ortega, Leerdam en Van Bochove op stuk nr. 6 om budget voor een bepaald doel vast te zetten. U vraagt zich af of de zorg voor de jeugd door deze specifieke stichting voldoende is gewaarborgd. Twee jaar geleden is door het amendement van de heer Remkes geld beschikbaar gesteld voor kindertehuizen in brede zin. Het gaat om een behoorlijk bedrag. Ik vraag mij af of het niet mogelijk zou zijn om het iets te verbreden, zoals de vorige keer bij het amendement van de heer Remkes is gedaan. U zou er nog eens over moeten nadenken, want u haalt nu een heel specifiek voorbeeld naar voren. Ik heb u toen een rapportage gestuurd wat er met dat geld is gebeurd. Met die € 500.000 zijn heel veel kindertehuizen bediend. Ik vraag mij gewoon af – ik wil het meer in vragende zin voorleggen – waarom het nu voor deze ene stichting is, alvorens ik dat nader beoordeel. Ik hoor dat graag nader toegelicht door de indieners.

De heer Pechtold vraagt altijd naar "I Can"; dat is ook een kindertehuis.

De voorzitter:

De heer Brinkman heeft een vraag over het vorige punt.

De heer Brinkman (PVV):

Het sluit ook aan bij het volgende punt van de heer Pechtold over het kindertehuis op Sint Maarten. Bent u niet bang, voorzitter ... Althans, is de staatssecretaris niet bang – de voorzitter is niet bang; dat weet ik – dat, als wij dit soort dingen blijven doen en het geld gaan oormerken voor een bepaald doel, het een bepaalde traditie gaat worden zo vlak voor de kerst? Ik houd er een beetje een naar gevoel van over. Moeten wij dat überhaupt doen? Daarnaast zou ik graag van de staatssecretaris duidelijkheid willen hebben over de toelichting. Daarin staat specifiek dat die stichting al sinds jaar en dag kennelijk heel goed functioneert – hartstikke goed, hulde – en dat dit daarom beloond moet worden met een subsidie. Dat is volgens mij precies de omgekeerde wereld. Als men goed functioneert zonder subsidie, zou ik zeggen: houd dat lekker overeind, houd je handen ervan af en laat lekker de boel de boel.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik ben het in zijn algemeenheid met u eens dat, als een stichting goed functioneert zonder subsidie, je dat ook zo moet houden. Overigens weet u dat ik ook niet zo bang ben. Ik ben het op onderdelen wel vaker met u eens, maar in zijn algemeenheid is het zo. Ik heb de toelichting van mevrouw Ortega zo begrepen dat er geen geld is voor het gebouw en dat dit de reden is voor deze verschuiving. Ik vraag haar om nog eens toe te lichten waarom het zo specifiek voor deze ene stichting is, gerelateerd aan de omvang van het bedrag. In zijn algemeenheid worden de prioriteiten in overleg bepaald voor de besteding van de samenwerkingsgelden. Wij hebben een kader daarvoor, want het is Nederlands ontwikkelingsgeld. Binnen dat kader worden afspraken gemaakt met Curaçao, Sint Maarten et cetera. Nederland bemoeit zich er niet verder mee dan met de prioritering.

De heer Brinkman (PVV):

Ik begrijp dat de staatssecretaris het met mij eens is dat wij er geen gewoonte van moeten maken om dat zo voor de kerstdagen met elkaar te regelen. Daar ben ik blij om.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De heer Brinkman heeft mij dat niet horen zeggen.

De heer Brinkman (PVV):

Maar ik versta de woorden zoals de staatssecretaris ze zegt en ik geef daar een duiding aan. Dit is mijn duiding. Als zij in haar beantwoording aangeeft dat zij dat niet heeft gezegd en dat zij het anders bedoelt, hoor ik dat graag. Zou zij in ieder geval kunnen ingaan op het feit dat dit kennelijk een traditie aan het worden is? Wat vindt zij daarvan? Moeten wij dat überhaupt op die manier doen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Het staat de Kamer geheel en al vrij om amendementen in te dienen en het staat mij geheel en al vrij om die te beoordelen. Ik had nog een specifieke vraag aan mevrouw Ortega als eerste indiener om mij te verduidelijken waarom het zo specifiek om dit onderdeel gaat.

De heer Pechtold vraagt jaarlijks naar I Can. Ik heb u recentelijk de eindrapportage over de kindertehuizen gestuurd naar aanleiding van het amendement van de heer Remkes. I Can heeft een bedrag van 164.033 Antilliaanse gulden ontvangen voor het maken van een groentetuin, huishuur, salarissen van het personeel, schoolbenodigdheden en cursussen voor het personeel. Er is heel veel verbeterd vergeleken met een aantal jaren geleden.

Ik kom bij Aruba. Er is gevraagd naar de nieuwe regering op Aruba, de samenwerking met de nieuwe regering en de onderlinge verhoudingen. De eerste gesprekken die wij met de nieuwe Arubaanse regering hebben gevoerd, zijn heel positief en constructief verlopen. Ik ben zelf naar de beëdiging geweest en heb meteen de eerste werkdag daarna – men werkte daar ook op zaterdag – met de nieuwe regering gesproken. Wat mij betreft, is er een voor de toekomst hoopvolle houding ten opzichte van Nederland en het Koninkrijk. Op het moment van indiening van het rijkswetsvoorstel gemeenschappelijk hof kon met de vorige regering van Aruba geen overeenstemming worden bereikt over de consensusrijkswet. Aanpassing was nodig, omdat het land Nederlandse Antillen werd opgeheven. Met name voor Aruba was de vestigingszetel van het hof het discussiepunt. Wij hebben daarvoor de waarborgfunctie ingezet. De Kamer heeft wel eens gezegd dat die nooit werd gebruikt, maar die is hier gebruikt: deugdelijkheid van bestuur. Dat is gedaan op artikel 43, tweede lid, en niet op artikel 38. De Arubaanse regering heeft inmiddels laten weten toch in te kunnen stemmen met de rijkswet gemeenschappelijk hof. Bij nota van wijziging zal de grondslag voor Aruba gewijzigd worden in artikel 38, tweede lid. Daarmee is veel weggewerkt van de problematiek die in de afgelopen tijd aan de orde was.

Bijna alle leden hebben gevraagd naar het onderzoek naar de staat van bestuur Aruba. Ik dacht dat ik de door mij met Aruba overeengekomen onderzoeksopdracht eerder deze week aan uw Kamer had verzonden, maar het is mogelijk dat u die nog niet hebt gezien. Wij hebben inderdaad afspraken gemaakt met Aruba. Het klopt dat er een strafrechtelijk vooronderzoek gaat plaatsvinden. Het Arubaanse Openbaar Ministerie voert dit onderzoek uit. De wetenschappelijke onderzoekers kunnen de resultaten van dat onderzoek benutten om meer inzicht in het systeem te krijgen, zodat de zwakheden gedetecteerd en aangepakt kunnen worden. Zoals u bekend is, streven Aruba en Nederland ernaar het rapport in oktober 2010 af te ronden. De heer Van Bochove vroeg specifiek of ik kon toezeggen dat het voor 1 oktober aangeboden kon worden. Ik wil proberen om het daarop te sturen. Wij zullen het zo spoedig mogelijk na die afronding aan uw Kamer aanbieden. Het onderzoek wordt uitgevoerd door het WODC.

De heer Brinkman vroeg naar een uitbreiding naar Curaçao en Bonaire. Ik heb al eens eerder gezegd dat ik dat niet opportuun acht. Voor deze twee eilanden is het overigens aan het Antilliaanse Openbaar Ministerie om een strafrechtelijk onderzoek te doen. In het kader van de toetsing van het staatkundige proces wordt het bestuurlijk apparaat al getoetst en beoordeeld. Wij kunnen er bij de RTC over spreken.

Ik heb nog een punt over Aruba, te weten de leerplicht ...

De voorzitter:

Ik denk dat de heer Remkes een vraag heeft.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

... en dan is Aruba helemaal klaar.

De voorzitter:

De staatssecretaris rondt haar betoog over Aruba af.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik maak er geen betogen van, maar ik probeer de vragen zoveel mogelijk te beantwoorden.

Ik heb inmiddels met de nieuwe minister van Onderwijs van Aruba over de leerplicht gesproken en ik heb de Kamer hierover geïnformeerd in mijn brief van 18 november jongstleden over mijn werkbezoek aan Aruba en Curaçao. Net als uw Kamer vind ik het een belangrijk onderwerp.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb twee vragen. Ik heb de opdracht met veel belangstelling gelezen. Ik heb ook geconstateerd dat er op enkele punten wel bijzondere tekstexegese nodig is. Met name een passage viel mij op over de meest recente geschiedenis. Ik dacht: heeft dat ook een politieke duiding? Ik vermoed het wel. Ik wil graag een expliciete bevestiging van de staatssecretaris of het inderdaad nadrukkelijk de intentie is dat ook andere instituten ingeschakeld kunnen worden door, via of langs welke weg ook naast het WODC.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik zou het zo willen zeggen: door het WODC. Het WODC doet het onderzoek, maar andere instituten kunnen wel degelijk ingeschakeld worden. De heer Remkes heeft daarvoor een suggestie gedaan. Wij hebben bijvoorbeeld ook het Bureau Integriteit ingeschakeld, want wij willen het integriteits­aspect heel nadrukkelijk bekijken. Andere instituten kunnen wel degelijk worden betrokken bij dit onderzoek. Ook het strafrechtelijk vooronderzoek maakt onderdeel uit van het traject. Er wordt op dit moment ook een accountantsonderzoek uitgevoerd op Aruba en ook dat kan door het WODC bij zijn onderzoek worden betrokken. Ik zou het liefst met het WODC als "hoofdaannemer" werken en die andere partijen er eventueel bij laten betrekken.

De heer Remkes (VVD):

Akkoord. Het eindresultaat zal beoordeeld worden.

Mijn tweede vraag had betrekking op de betere betrekkingen tussen Nederland en Aruba. Heeft dat inmiddels al geleid tot betaling van de bijdrage 2008 in het kader van de kustwacht? Ik las met belangstelling dat het allemaal nog niet betaald was. Aruba heeft op dat punt in de afgelopen jaren verschijnselen vertoond van notoire wanbetaling. Ik hoor graag van de staatssecretaris of dat nu ook afgelopen is.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik moet op dit onderdeel het antwoord even schuldig blijven. Ik zal kijken of ik dat voor de tweede termijn kan geven ...

De voorzitter:

Dat houdt de Kamer tegoed.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Anders houdt de Kamer dat tegoed. Uit de gesprekken met de minister van Financiën blijkt overigens dat de financiële situatie van Aruba zorgelijker is dan de voorganger van de nieuwe minister van Financiën heeft laten weten. Aruba heeft op dit moment wel degelijk een behoorlijke financiële problematiek.

De heer Brinkman (PVV):

De nieuwe regering van Aruba kan een stuk aardiger zijn, maar wij moeten wel zakelijk blijven.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Absoluut.

De heer Brinkman (PVV):

Even over dat corruptieonderzoek. Ik krijg toch het gevoel dat het wat meer is afgezwakt dan wij in het begin van de staatssecretaris hebben gehoord, maar dat daargelaten. Ik wil een pleidooi houden voor het uitbreiden van het onderzoek naar in ieder geval Bonaire. Bonaire wordt meer een onderdeel van Nederland, ben ik bang. Maar dat neemt niet weg dat wij nog effectiever toekomstige zaken, maar ook zaken uit het verleden, moeten uitsluiten. Er hangen op Bonaire een heleboel corruptiezaken ergens in de lucht. Die blijven een rol spelen, voornamelijk in de vastgoedsector. De staatssecretaris weet precies wat ik bedoel. Het lijkt mij zeer verstandig, ook voor de toekomst, om al die verhalen op hun merites te beoordelen en in dat onderzoek te betrekken, zodat wij daarmee kunnen afrekenen; afrekenen in die zin dat zaken die zijn gebeurd en die strafrechtelijk niet kunnen, aangepakt moeten worden en dat daarmee ook voor de toekomst wordt afgerekend.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Op dit moment loopt er een strafrechtelijk onderzoek waarbij ook een aantal van de door de heer Pechtold ... door de heer Brinkman aangehaalde vermeende gevallen betrokken zijn.

De heer Brinkman (PVV):

Een mooie verspreking!

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Daarover gaan wij een andere keer met elkaar in gesprek. Volgens mij moet dat onderzoek gewoon zijn loop hebben. Overigens ben ik iets minder somber dan de heer Brinkman over Bonaire. Wij moeten overal corruptie bestrijden en daarop beleid voeren. Wij hebben een aantal beleidsmaatregelen genomen. Het komt dichter bij ons. Zo kunnen wij er veel meer aan doen. Er komt een goed politiekorps op de BES-eilanden te staan en er is een goed functionerend OM, dus ik ben er veel minder somber over. Wij hebben alle gerommel met grond onmogelijk gemaakt, doordat er een voorbereidingsbesluit ligt op het hele eilandgebied van Bonaire. Er kan niet meer met grond gerommeld worden en er wordt op dit moment gewerkt aan de bestemmingsplannen.

De voorzitter:

Nog een keer de heer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

De staatssecretaris kijkt met name naar de toekomst. Prima, dat is goed. Maar wij moeten juist dat verleden ook afsluiten. Wij moeten die verhalen niet eeuwenlang in de lucht laten hangen. Mag ik het zo begrijpen dat de staatssecretaris voorstelt om het strafrechtelijk onderzoek af te wachten en dat, mochten daar nog praktijken uitkomen die nader onderzocht moeten worden, wij bijvoorbeeld het WODC daarop kunnen zetten?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik denk dat het in zijn algemeenheid goed is om lopend strafrechtelijk onderzoek gewoon af te wachten. Tel uw zegeningen.

Ik heb nog een onderwerp vergeten, te weten de vragen van, in dit geval wel, de heer Pechtold en mevrouw Ortega over de visie op het Koninkrijk. De heer Remkes heeft er ook over gesproken. Ik vind het inderdaad, net als de heer Pechtold, mevrouw Ortega en al diegenen die dat hebben gezegd, van belang om verder te kijken dan 10-10-2010. Daarom heb ik het proces gestart om te komen tot die visie op het Koninkrijk. Ik ben vandaag de hele middag aanwezig geweest bij het tweede symposium over waarden en belangen. De heer Van Beek is inmiddels vertrokken, gezien het late tijdstip; hij was ook aanwezig. Er was een grote opkomst; er waren150 mensen met goede ideeën die heel open en zonder taboes met elkaar hebben gesproken. Zes weken geleden hebben wij een studentendebat gehouden. Volgend jaar gaan wij symposia op de Antillen en Aruba houden. Tegelijkertijd wordt er aan een essaybundel gewerkt. Het ware beter geweest als je zo'n discussie had gevoerd aan het begin van het staatkundig traject; dat ben ik gelijk met iedereen eens. Maar nu wij eenmaal met het staatkundig traject bezig zijn, lijkt het mij goed om even verder te kijken naar wat ons bindt in het Koninkrijk en daarop een gezamenlijke visie te ontwikkelen. Daarnaast werk ik, zoals de heer Van Bochove zei, aan de notitie over de waarborgfunctie. Dat lijkt mij ook van belang.

De heer Leerdam (PvdA):

Ik had nog een vraag gesteld over de afkickkliniek. Als het goed is, zou de staatssecretaris daar nog even op ingaan.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Volgens mij vroeg u – anders moet ik mijn aantekeningen erbij pakken – of die kliniek opengesteld kon worden. Er worden inderdaad gesprekken over gevoerd voor zover ik weet, maar het is een particulier initiatief. In zijn algemeenheid is het van belang dat er op de Antillen aandacht aan verslavingszorg wordt besteed. Dat gebeurt ook via de samenwerkingsmiddelen. Ik zal nog eens onder de aandacht brengen dat een breder publiek daarvan gebruik kan maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de beantwoording van de staatssecretaris in eerste termijn. Ik stel voor, het debat vannacht af te ronden en de sprekerslijst weer ter hand te nemen. Ik geef voor de tweede termijn het eerste het woord aan de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

De staatssecretaris is op veel punten goed bezig: Bon Futuro, Isla, handhaven met hulp van Rijnmond, twinnen; fantastisch, de staatssecretaris gaat er nog meer mee experimenteren. Dat is allemaal goed. Ook het onderzoek op Aruba naar de staat van het bestuur is goed. Wij hebben het nog niet gehad over de bestrijding van asbest op de BES-eilanden. Als er goed nieuws te melden is, houden wij ons aanbevolen. Op deze manier kunnen wij misschien het vertrouwen van de bevolking winnen.

Er blijft nog wel een groot probleem: de inkomsten. Ik ga met haar de discussie aan over het douane-entrepot. Ik vind het een ordinaire truc: de speciale economische zones worden douane-entrepots. Stuur nog even een brief, vraag ik aan de staatssecretaris, welke bedrijven precies in de economische zone op Bonaire zitten. Volgens mij heeft de regering gewoon gekeken: wat zijn dat voor bedrijven; het zijn allemaal overslagbedrijven, dus wij doen een douane-entrepot. Als wij landen willen met een toekomst, zal er ook geld binnen moeten komen en zullen ook internationale bedrijven hun bijdrage moeten leveren. Dat lijkt mij heel logisch. Ik vind het heel opmerkelijk dat er zoveel weerstand is op de eilanden. Het neoliberale denken is daar wel erg doorgeslagen, als je grote multinationals die gebruikmaken van je eiland niet eens wilt laten meebetalen.

Ik heb een tijd geleden al vragen gesteld over Sint Maarten en de vergoedingen van politici. Ik heb er nog niets over gehoord. Ik wil mede namens de heer Remkes de volgende motie daarover indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een oud-minister van Sint Maarten, die een eenvoudig baantje kreeg in Nederland, via allerlei dubieuze vergoedingen een inkomen van ongeveer € 12.500 per maand opstrijkt;

verzoekt de regering, de Kamer een overzicht te sturen van alle vergelijkbare speciale regelingen die op Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Saba en Statia voor oud-politici zijn getroffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raak en Remkes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(32123 IV).

De heer Brinkman (PVV):

Ik begrijp dat u het specifiek hebt over die ene minister, die ongelofelijk aan het graaien was hier in Nederland met een mooi baantje. Ik maak al tweeënhalf jaar een punt van de pensioenstapelingen. Behelst deze motie ook het stapelen van pensioenen? Doelt u daar ook op? Volgens mij is de staatssecretaris daar al een tijdje mee bezig.

De heer Van Raak (SP):

Alle bijzondere regelingen, soortgelijke bijzondere regelingen, dus ook pensioenen; alles waarvan wij allemaal zeggen: dat is wel heel bijzonder. Ik weet niet wat dat precies is. Als ik het wist, hoefde ik het niet te vragen. Daarom moet ik het zo vaag formuleren. Maar van harte!

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Wat turvend ben ik tegengekomen dat zij heel veel van mijn vragen heeft beantwoord.

Ik vind het belangrijk dat wij aan het begin van het traject van staatkundige veranderingen met heel andere situaties over de rijkswet personenverkeer kunnen beschikken en die kunnen toepassen. Dat is de reden waarom ik er nogmaals bij de staatssecretaris op aandring.

Op het punt van de verbeteringen in de vreemdelingenketen en het tegengaan van mensensmokkel alsmede het aanpakken van de zogenoemde "belanghebbenden" bij die illegalen, heeft de staatssecretaris mij niet geantwoord. Zij heeft dat evenmin gedaan op het punt dat de Nederlandse regering moet voorkomen dat de BES-eilanden opstapeilanden worden voor de toestroom van anderen, met name van Curaçao, Aruba en Sint Maarten.

Wij hebben in dit debat ook gesproken over de staatkundige verhoudingen en veranderingen daarbinnen. Dat geeft aanleiding tot het indienen van een motie, die ik mede mag indienen namens de collega's Schinkelshoek, Leerdam, Remkes, Pechtold, Van Gent, Van der Staaij en Van Raak.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er afspraken bestaan tussen de partners binnen het Koninkrijk der Nederlanden over herstructurering van de Nederlandse Antillen, afspraken die bij herhaling zijn bevestigd en in onderling overleg worden uitgewerkt;

constaterende dat het eilandgebied Bonaire voornemens is om een referendum te houden over de voortgang van het staatkundig proces, waarbij ook andere varianten dan de afgesproken – als openbaar lichaam onderdeel van het land Nederland binnen het Koninkrijk – voorliggen;

van mening dat het de Nederlandse Antillen of onderdelen ervan vrij staat om, in het kader van de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht, te kiezen voor een staatkundige toekomst buiten het Koninkrijk;Van Bochove

van mening dat de (toekomstige) inrichting van het Koninkrijk der Nederlanden alle onderdelen gelijkelijk treft;

van oordeel dat afspraken tussen Koninkrijkspartners niet eenzijdig kunnen worden gewijzigd;

verzoekt de regering om niet van de afspraken over de staatkundige toekomst van de Nederlandse Antillen af te wijken dan na vooraf de Kamer te hebben geconsulteerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove, Schinkelshoek, Leerdam, Remkes, Pechtold, Van Gent, Van der Staaij en Van Raak.

Zij krijgt nr. 8(32123 IV).

De heer Van Bochove (CDA):

Ik heb een tweede motie, die te maken heeft met de discussie die wij hebben gevoerd over de ongedocumenteerden. De staatssecretaris heeft er het een en ander over gezegd, ook over haar positie en de onderhandelingen. Het lijkt toch goed om op dat punt een uitspraak van de Kamer aan de regering mee te geven. De motie is meeondertekend door de leden Leerdam, Remkes, Ortega-Martijn, Pechtold, Van der Staaij en Van Raak.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op de Nederlandse Antillen en Aruba regelingen worden getroffen om ongedocumenteerde illegale vreemdelingen in aanmerking te laten komen voor een verblijfsvergunning;

van oordeel dat illegaal verblijf en facilitering daarvan krachtig moeten worden bestreden en niet moeten worden beloond met een verblijfsvergunning;

overwegende dat met de Nederlandse Antillen en Aruba in het kader van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen en het National Security Plan Aruba 2008-2012 afspraken zijn gemaakt over noodzakelijke verbetering van de vreemdelingenketen;

verzoekt de regering, in het kader van deze veiligheidsplannen besprekingen te voeren over de intensivering van de bestrijding van illegaal verblijf en de uitzetting van illegalen, de controle op de uitvoering van de getroffen regelingen en de gevolgen die deze legaliseringsoperaties voor Nederland kunnen hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove, Leerdam, Remkes, Ortega-Martijn, Pechtold, Van der Staaij en Van Raak.

Zij krijgt nr. 9(32123 IV).

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris zeer danken voor de beantwoording, en eraan toevoegen "wordt in een aantal opzichten in wetgevingstechnische zin vervolgd". Het is ook op dat wetgevingstechnische vervolg dat ik toch een opmerking wil maken, want de positie van de Kamer kan op twee manieren in het gedrang komen. In de eerste plaats in de relatie naar het implementatieproces: wij moeten niet voor een werkelijkheid geplaatst worden die de positie van de wetgever in gevaar kan brengen. Ik moet zeggen dat ik toch wel met enig gevoel van opgewondenheid in dat opzicht naar een aantal brieven van het kabinet heb gekeken, als het gaat om de voortgang van het wetgevingsproces. Dat is eigenlijk al begonnen met de brief van 30 maart van de minister-president, waarin staat: de BES-wetsvoorstellen moeten voor medio mei zijn ingediend, en moeten voor het zomerreces parlementair zijn afgehandeld. Wij hebben zeer onlangs een wetgevingsprogramma voor 2009/2010 gekregen, ook met betrekking tot wetsvoorstellen die nog helemaal niet zijn ingediend. Ook daar staat: voor het Kerstreces afronden. Ik begrijp het gevoel van urgentie, maar geef de Kamer niet het gevoel dat zij op een rare manier onder druk wordt gezet. Dat komt de geloofwaardigheid van het kabinet bij de presentatie van dit soort lijstjes niet ten goede. Dat is een opmerking, voorzitter, die mij van het hart moest.

Dan nog even een puntje uit de beantwoording, dat betrekking heeft op de motie van de heer Van Bochove van vorig jaar. De staatssecretaris zegt: we zijn bezig om die uit te voeren. Maar dat is natuurlijk maar zeer ten dele het geval. In de schriftelijke beantwoording is namelijk ook de volgende passage terug te vinden: inclusief verbeterplannen die kunnen dienen als plannen van aanpak voor de periode na de transitie. Zij zullen doorlopen tot en met 2012, wat betrekking heeft op het KPA. Met andere woorden – daarvoor is die AMvB bedoeld – er wordt nog een daarop volgend traject open gehouden. Daar zit precies de spanning. Op dat punt dien ik mijn eerste motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gelet op de volgende passage in de Slotverklaring van 2 november 2006: "Voordat de nieuwe structuur in werking treedt zal de politieorganisatie sterk verbeterd moeten worden";

overwegende dat een effectieve politiezorg een van de belangrijkste voorwaarden is voor het kunnen functioneren als zelfstandig land binnen het Koninkrijk;

verzoekt de regering, de datum van 10-10-2010 te verschuiven indien de "sterke verbetering van de politieorganisatie" nog niet dan wel onvoldoende daadwerkelijk is gerealiseerd en dit ook mee te delen in de eerstvolgende vergadering van de politieke stuurgroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remkes, Van Raak en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(32123 IV).

De heer Remkes (VVD):

Mijn tweede motie luidt als volgt, mede namens de collega's Pechtold, Van Raak, Van der Staaij, Leerdam en Van Bochove.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een effectieve politieorganisatie in de Nederlandse Antillen en Aruba nodig is, mede uit een oogpunt van adequate opsporing van internationaal georganiseerde criminaliteit;

voorts overwegende dat de thans voorliggende voorstellen daar nog onvoldoende in voorzien;

van oordeel dat in ieder geval het RST nieuwe stijl vooralsnog een permanente rol dient te spelen als belangrijk onderdeel van de zogenaamde "gemeenschappelijke voorziening";

verzoekt de regering, het overleg daarover te heropenen en daarop aangepaste wettelijke voorstellen aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remkes, Pechtold, Van Raak, Van der Staaij, Leerdam en Van Bochove.

Zij krijgt nr. 11(32123 IV).

De heer Remkes (VVD):

Een motie van aanmoediging en mentale steun, dus.

Mijn derde en laatste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat herziening van de Grondwet noodzakelijk is in verband met de omvorming van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot openbare lichamen als onderdeel van Nederland in de zin van artikel 134 van de Grondwet;

voorts overwegende dat een uit grondwettelijk oogpunt discutabele situatie uitsluitend acceptabel is in een zo beperkt mogelijke overgangsperiode;

verzoekt de regering, nog in deze kabinetsperiode op korte termijn een ter zake dienend voorstel tot herziening van de Grondwet bij de Tweede Kamer in te dienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remkes, Van Raak, Pechtold en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(32123 IV).

De heer Remkes (VVD):

Ook dit is een motie van steun en aanmoediging.

De heer Leerdam (PvdA):

Voorzitter. Wij danken de staatssecretaris voor haar uitvoerige beantwoording van vragen die zijn gesteld, zeker ook voor het feit dat zij is ingegaan op de visie van het Koninkrijk, en alles wat zij daar onderneemt, zeker in dit kabinet. Tegelijkertijd wil ik met de heren Van Raak en de heer Remkes een effectieve belastinginning op Sint Maarten, nu nog niet van toepassing, ondersteunen. Wij hebben daarvoor verschillende keren de aandacht gevraagd, onder andere via moties. Wij dringen er bij de staatssecretaris op aan dat zij de vinger aan de pols houdt. De balans tussen arm en rijk moet op een goede manier gestalte krijgen. Ook danken wij de staatssecretaris voor het ingaan op de vragen die ik heb gesteld over de meningsverschillen over Rotterdam-Rijnmond en Brooks Tower. Maar over het Plan Samenwerking Nederlandse Antillen (PSNA) heb ik een motie, omdat naar ons gevoel de opening van een luxe afkickkliniek, een prima zaak, wel moet worden geëvalueerd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland in het belang van de lokale bevolking samenwerkt met de Nederlandse Antillen om onder meer de bestuurskracht, de rechtsorde, de economie en het onderwijs te versterken;

constaterende dat het inmiddels beëindigde Plan Samenwerking Nederlandse Antillen (PSNA), wat gericht was op het stimuleren van de Antilliaanse economie, tot voor kort onderdeel uitmaakte van het samenwerkingsbeleid;

van mening dat de Kamer inzicht moet hebben in de mate waarin het PSNA heeft geleid tot duurzame economische ontwikkeling en de groei van werkgelegenheid en in welke mate de lokale bevolking hiervan het gebied van welzijn en welvaart geprofiteerd heeft;

verzoekt de regering, de Kamer voor 1 juli 2010 een overzicht te sturen van de projecten die gefinancierd zijn in het kader van het PSNA;

verzoekt de regering tevens om te onderzoeken in hoeverre het PSNA heeft geleid tot duurzame ontwikkeling en de groei van werkgelegenheid en in welke mate de lokale bevolking hier op het gebied van welzijn en welvaart van geprofiteerd heeft en de Kamer hier voor 1 juli 2010 over te informeren,Leerdam

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Van Raak, Ortega-Martijn, Van Gent, Van Bochove, Remkes, Pechtold en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 13(32123 IV).

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Het allerbelangrijkste punt blijft toch wel dat generaal pardon dat eraan zit te komen. Dat gaat de Nederlandse Staat ontzettend veel geld en troubles kosten. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij bereid is, erover na te denken de risico's van het doorreizen te minimaliseren. Ik was er niet, maar ik heb het wel gehoord. Daarnaast zal zij het een en ander bespreken met de Antillianen. Ik weet wel tot hoever dat gaat. De Antillianen hebben al duidelijk aangegeven dat zij met dit plan doorgaan, want dat is het enige wat ik van hen te horen krijg. Ik wil dit niet minimaliseren, ik wil dit compleet uitsluiten. Er komt geen illegaal meer dit land in vanuit de Antillen! Er zijn twee mogelijkheden: of we krijgen een staatje van al die mensen die zij administreren en registreren, zodat wij de mensen kunnen uitsluiten om in de toekomst een Nederlands paspoort te geven, of als zij een Nederlands paspoort krijgen, gaan bij ons de grenzen dicht en komt er geen Antilliaan meer binnen. Ik wil de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Antillen hebben aangekondigd dat ze illegalen willen registreren en hun vervolgens voor de duur van één jaar een tijdelijke verblijfsvergunning willen verstrekken;

constaterende dat deze illegalen telkens deze tijdelijke verblijfsvergunning voor de duur van één jaar kunnen verlengen;

constaterende dat na een periode tussen de drie en vijf jaar deze illegalen toch een paspoort kunnen aanvragen;

van mening dat hier dus sprake is van een generaal pardon op termijn;

verzoekt de regering, onder druk van de afspraken in artikel 43, lid 1, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Antillen te dwingen, deze pardonregeling op termijn niet in te voeren en anders desnoods deze geregistreerde illegalen nimmer een paspoort te verstrekken of anderszins op termijn te overwegen, de grenzen te sluiten voor Antillianen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(32123 IV).

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik heb nog een motie over Bonaire. Zoals bekend ben ik voor uitbreiding van het corruptieonderzoek. Ik wil dat strafrechtelijk onderzoek niet afwachten. Het gaat ook over de hele vastgoedsector, en ik ben er niet gerust op dat dat alleen vanuit het onderzoek van het OM komt. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de corruptie onder bestuurders op de Antillen en Aruba onverminderd aan de orde van de dag is in de verschillende bestuurslagen en andere sectoren op de eilanden;

overwegende dat de specifieke situatie op Bonaire reden geeft tot grote zorg en mede in het licht van de staatkundige verhoudingen waarbij het eiland deel gaat uitmaken van het land Nederland, alle feiten met betrekking tot corruptie en het ontbreken van integriteit boven tafel moeten komen;

verzoekt de regering, een daadkrachtig corruptieonderzoek in te stellen op Bonaire, waarbij het openbaar bestuur en de vastgoedsector op de eilanden grondig worden doorgelicht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(32123 IV).

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb nog een heel korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het staatkundige hervormingsproces en met name de integratie van Bonaire in het Nederlandse staatsbestel in een impasse verkeren;

overwegende dat deze staatkundige veranderingen binnen het Koninkrijk een breed draagvlak onder de bevolking op alle eilanden moeten hebben;

verzoekt de regering, eerst de uitslag van het referendum op Bonaire af te wachten voordat zij verder gaat met het staatkundige hervormingsproces,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(32123 IV).

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris danken voor de beantwoording van al mijn vragen. Hartstikke goed! Zij heeft ook een vraag aan mij gesteld, waarop ik graag antwoord wil geven. Ik heb het afgelopen zomerreces geheel besteed aan een werkbezoek aan de Antillen. Daarbij ben ik ertegenaan gelopen dat het SEI op een heel onevenwichtige manier wordt verdeeld over de verschillende beleidsgebieden. Het jeugdbeleid was heel erg onderbelicht. Economische projecten kregen 79 mln. Vervolgens werd ik geconfronteerd met fund raising voor Casa Cuna, een project dat ik heel goed ken, want het is een van de eerste kinderopvangplaatsen op Curaçao. Ze beschikken over heel goede, professionele medewerkers, die heel betrouwbaar en stabiel zijn. Daarom hebben ze het 60 jaar lang kunnen redden met donaties. Maar ze zijn toe aan een nieuw gebouw, omdat het huidige gebouw niet meer voldoet aan de bouwtechnische eisen. Een nieuw gebouw zal 2,7 mln. gaan kosten. Dat hebben ze opgedeeld in een aantal fasen. De eerste fase is het hoofdgebouw, wat ongeveer 1,2 mln. kost. Op basis daarvan dacht ik: er is sprake van onderbesteding. Misschien is het mogelijk om een deel van die onderbesteding te besteden aan het hoofdgebouw van Casa Cuna. Waarom? Jongeren worden op het moment dat ze uit school komen opgevangen met een warme maaltijd. Ook worden ze deskundig begeleid bij het maken van huiswerk. Het dient de samenleving dat die kinderen van de straat zijn. Daarom heb ik gekozen voor dit project. Het ging mij niet om het geld, maar om het project, en toen ben ik gaan kijken naar het geld. Ik heb heel snel contacten gehad over het toekennen van subsidie, waarbij ik heb aangedrongen op een brief van de Federatie dat geen sprake is van een structurele overheidssubsidie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris danken voor haar antwoorden. Maar aangezien we in de randen van de nachten verkeren en ik nog maar twee minuten spreektijd heb, zal ik het verder niet spannend maken. Ik kondig drie moties aan die ik, om de spanning niet al te groot te maken voor iedereen, meteen zal voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de door de Isla-raffinaderij veroorzaakte gevolgen voor mens en milieu nu al jarenlang aanhouden;

overwegende dat het scenario opdoemt dat de sanering van het Isla-terrein uiteindelijk ten laste komt van publieke middelen, zeker als het Venezolaanse staatsbedrijf PDVSA zijn belang in de Isla afstoot;

overwegende dat onvoldoende blijkt dat Shell en de opeenvolgende eigenaren van de raffinaderij hun verantwoordelijkheid nemen voor de veroorzaakte milieuschade;

verzoekt de regering om in overleg met de lokale autoriteiten te onderzoeken welke civielrechtelijke mogelijkheden bestaan om de kosten die verbonden zijn aan het saneren van de veroorzaakte milieuschade te verhalen op de opeenvolgende eigenaren van de Isla-raffinaderij en daartoe indien mogelijk snel over te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Leerdam, Van Bochove, Van Raak, Pechtold, Ortega-Martijn en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 17(32123 IV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat binnen de toekomstige gewijzigde staatkundige verhoudingen gestreefd moet worden naar gelijke behandeling van alle burgers en dat discriminatie op welke grond dan ook wordt uitgesloten;

overwegende dat hieruit voortvloeit dat binnen het gehele Koninkrijk der Nederlanden het burgerlijk huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht moet openstaan;

verzoekt de regering, te verzekeren dat uiterlijk per 10-10-2010 van de nieuwe staatkundige verhoudingen ook personen van hetzelfde geslacht waar dan ook binnen het Koninkrijk der Nederlanden rechtsgeldig in het huwelijk kunnen treden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Remkes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(32123 IV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de demografische ontwikkelingen op de eilanden van de Nederlandse Antillen er op de lange termijn toe leiden dat de Antilliaanse bevolking vergrijst;

overwegende dat niet blijkt dat nu al op die ontwikkelingen wordt geanticipeerd, waardoor te vrezen valt dat uiteindelijk ouderen niet zelfstandig meer in hun bestaan zullen kunnen voorzien en, bij gebrek aan een sociaal vangnet, aan hun lot zullen worden overgelaten;Van Gent

verzoekt de regering, te bevorderen dat de afzonderlijke eilanden komen met een op Antilliaanse ouderen gericht beleid, waarin ingezet wordt op een aan Nederland vergelijkbare kwaliteit van leven, huisvestings- en medische voorzieningen en naar plaatselijke maatstaven aanvaardbare financiële ondersteuning waardoor armoede, een sociaal isolement en tekortschietende huisvesting onder ouden van dagen voorkomen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Leerdam en Van Bochove. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(32123 IV).

De vergadering wordt van 2.04 uur tot 2.10 uur geschorst.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik zal weinig vragen beantwoorden, maar snel met de moties beginnen. Wel kan ik een antwoord geven op een vraag van de heer Remkes over de Kustwachtbijdragen. De bijdrage voor 2008 is nog niet binnen, maar daar wordt hard aan getrokken. Ik heb er het volste vertrouwen in dat Aruba gaat betalen. Voor 2003 was Aruba inderdaad een notoire wanbetaler, maar de toenmalige minister van BZK, ongetwijfeld bekend, heeft heel goede afspraken gemaakt met Aruba. Sindsdien wordt er eigenlijk keurig betaald. Ik heb er het volste vertrouwen in dat dat nu ook weer goed komt.

De heer Van Bochove sprak over de Rijkswet personenverkeer. Ik zal dit punt opnemen met de collega van Justitie, de eerstverantwoordelijke daarvoor. Ik begrijp wat hij zegt. Verder begrijp ik het punt van de heer Remkes over de brieven van de kant van het kabinet aan de Kamer. Zelf heb ik bijna twaalf jaar in de Kamer vertoefd, en ik weet hoe dat soms kan overkomen. De heer Remkes kan ervan op aan dat ik er nooit een misverstand over heb laten bestaan dat er voor de Kamers voldoende tijd moet zijn om de wetgeving te behandelen. Verder is er het recht van amendement, wat betekent dat er ruimte moet zijn voor de Kamer. Ik zal in voorkomende gevallen daarop letten. Wel ben ik blij dat het gevoel van urgentie wordt begrepen. De manier van communiceren wordt door de heer Remkes aan de orde gesteld. Ik neem daar goede nota van. Verder neem ik kennis van wat de heer Leerdam naar voren heeft gebracht over de belastinginning. Dat delen wij.

Ik kom toe aan de moties, te beginnen met die op stuk nr. 7, van de heren Van Raak en Remkes. Ik denk dat de motie op zich overbodig is. De gestelde vragen worden beantwoord. Ik heb inderdaad ook informatie aangevraagd over de andere regelingen, welke informatie ik naar de Kamer zal sturen. Hoewel ik de motie overbodig vind, heb ik er geen overwegende bezwaren tegen, omdat ik al doe wat daarin wordt gevraagd.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 8, met als eerste indiener de heer Van Bochove, waarin de regering wordt verzocht om niet van de afspraken over de staatkundige toekomst van de Nederlandse Antillen af te wijken dan na vooraf de Kamer te hebben geconsulteerd. Ik begrijp wat daar staat. In mijn inbreng in eerste termijn heb ik aangegeven hoe ik daarin zit. Ik laat over deze motie het oordeel aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 9 gaat over de handhavingskant van de veiligheidsplannen. Ik heb daarover in mijn termijn al gezegd dat ik de zorgen van de heer Van Bochove c.s. deel. Ook over deze motie laat ik het oordeel aan de Kamer.

Wat de motie op stuk nr. 10, met als eerste ondertekenaar de heer Remkes betreft, zal het geen verrassing zijn dat ik deze motie ernstig wil ontraden. Ik zie wel degelijk dat we de waarborgen ook anders kunnen realiseren, wat ik in mijn eerste termijn ook heb aangegeven. Ik doel met name op het eiland Sint Maarten. Nogmaals, ik wil deze motie ernstig ontraden, omdat zij voor het proces dat ik voor komend jaar voor ogen heb destructief zou zijn.

De motie op stuk nr. 11 gaat over een effectieve politieorganisatie, en het RST nieuwe stijl. Ik heb de Kamer laten weten dat in de laatste politieke stuurgroep is besloten het RST tot en met twee jaar na de nieuwe wetgeving te handhaven. Volgende week hebben wij nog een politieke stuurgroep waarin wij uitgebreid over de politie praten, en we hebben er nog een paar voor ogen. Wij zijn in gesprek over de politiekant, in het kader van de consensusrijkswet. Ik deel de zorg over de grensoverschrijdende criminaliteit en de invulling van de gemeenschappelijke voorzieningen. Wij zullen de Kamer nog antwoord geven op vragen over de consensusrijkswet. Gegeven het feit dat we nog in gesprek zijn, en ik echt niet heb opgegeven dat we een adequate opsporing binnen wat is vastgesteld kunnen regelen, wil ik de indieners ernstig vragen deze motie aan te houden, totdat ik de Kamer daarover verder heb geïnformeerd. Anders zou het het proces totaal doorkruisen, terwijl de Kamer nog de volledige mogelijkheid heeft om op dit punt terug te komen. De Kamer heeft het recht van amendering. Als de Kamer amendeert, moeten wij daarover overleg voeren met de overzijde, omdat het consensusrijkswet heet. Dit is niet het goede moment. De Kamer weet hoe kritisch ik op dit punt ben. Tegen de inhoud heb ik niet veel, maar het is niet het goede moment om deze motie nu aan te nemen. Dat zou een verkeerd signaal zijn.

De heer Remkes (VVD):

De omstandigheden die de staatssecretaris aanvoert, hebben mij er juist toe gebracht – en ik neem aan ook de mede-indieners – om deze motie in te dienen. Dit is nog geen amendement, die fase komt nog. Ik weet ook dat een amendement in dit kader een veel zwaarder instrument is. Dat is precies de reden waarom het mij nu verstandig leek, dit politieke signaal te geven. Wat daar vervolgens uitkomt, is weer opnieuw ter beoordeling van de wetgever. Ik onderken de intenties van de staatssecretaris, en de motie is bedoeld om in de richting van de lieve vrienden aan de overzijde het signaal te geven dat de Kamer de staatssecretaris breed steunt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

In het dictum van uw motie staat: "verzoekt de regering het overleg daarover te heropenen ... ". Ik ben nog in overleg in de politieke stuurgroep, omdat wij die gemeenschappelijke voorziening niet goed genoeg ingevuld vinden. Daarom hebben wij de vorige keer in de politieke stuurgroep het RST tijdelijk verlengd, wat wij aan de Kamer hebben doen toekomen. Verder staat in het dictum "... en daarop aangepaste wettelijke voorstellen aan de Kamer aan te bieden." Als we de GVP wel invullen, moet dan de wet worden gewijzigd? Waarschijnlijk niet. Ik kan de steun in de rug gebruiken, maar het dictum is niet zo geformuleerd dat ik dat als steun in de rug ervaar. Ik probeer te zoeken naar een oplossing.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb goed naar de wet gekeken. Als je dit echt wilt verankeren, moet de wet wel worden aangepast. Maar ik probeer weer soepel mee te denken. Het wijzigingsvoorstel zou dan luiden: "het overleg daarover voort te zetten en daarop zo nodig aangepaste wettelijke voorstellen aan de Kamer aan te bieden".

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Daar zou ik minder bezwaar tegen hebben. Als ik op pad gestuurd met de oorspronkelijke motie, wordt het ingewikkeld om het overleg voort te zetten. U hebt mijn commentaar gehoord. Het liefst zou ik hebben dat u de motie nog even aanhoudt, omdat ik in gesprek ben. Maar als het gaat om het voortzetten van dat overleg en daarop zo nodig aangepaste wettelijke voorstellen aan de Kamer aan te bieden, kan ik daar wel mee leven en beschouw ik het als ondersteuning van de kant van de Kamer.

De voorzitter:

Ik constateer dan dat van de motie waar de naam van de heer Remkes als eerste onder staat, die op stuk nr. 11, het dictum komt te luiden: "verzoekt de regering het overleg daarover voort te zetten en daarop zo nodig aangepaste wettelijke voorstellen aan de Kamer aan te bieden". De heer Remkes knikt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik beschouw dit als ondersteuning van het beleid, en laat het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

De motie-Remkes c.s. (32123-IV, nr. 11) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een effectieve politieorganisatie in de Nederlandse Antillen en Aruba nodig is, mede uit een oogpunt van adequate opsporing van internationaal georganiseerde criminaliteit;

voorts overwegende dat de thans voorliggende voorstellen daar nog onvoldoende in voorzien;

van oordeel dat in ieder geval het RST (Recherche Samenwerkings Team) nieuwe stijl vooralsnog een permanente rol dient te spelen als belangrijk onderdeel van de zogenaamde "gemeenschappelijke voorziening";

verzoekt de regering, het overleg daarover voort te zetten en daarop zo nodig aangepaste wettelijke voorstellen aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 20 (32123-IV).

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 12, met als eerste indiener de heer Remkes, die gaat over de Grondwet. Ik heb al gezegd dat ik wel goed begreep wat hij zei over het advies van de Raad van State. Ik heb al toegezegd dat ik dat serieus zal oppakken. Ik weet niet of het nodig is om er dan een motie over in te dienen, maar ik heb geen overwegende bezwaren tegen de tekst van de motie zoals ze nu luidt.

De motie op stuk nr. 13 gaat over het PSNA. In principe zeg ik tegen de heer Leerdam, de eerste indiener van de motie, dat er een evaluatie van het PSNA is gemaakt. Die projecten worden geëvalueerd. Ik heb er geen bezwaar tegen dat de Kamer die evaluatie krijgt, met een beoordeling. Ik weet niet precies of daarin ook is te zien hoe het staat met de effecten op de duurzame ontwikkeling en de groei van de werkgelegenheid, en of we dat zo exact moeten aangeven. Er is wel te zien wat het effect van de evaluatie is geweest. Ik wil het oordeel over deze motie aan de Kamer laten. Ik zal dan bij de evaluatie een soort beleidsbrief schrijven.

De motie op stuk nr. 14 van het lid Brinkman wil ik ontraden, omdat wat daarin wordt gevraagd in tegenspraak is met wat ik daarover heb gezegd. Dat zal voor de heer Brinkman geen verrassing zijn. Ik begreep dat hij elders had meegeluisterd.

Ook de motie op stuk nr.15 van de heer Brinkman over het corruptieonderzoek op Bonaire moet ik ontraden. Ik vind echt dat het ordentelijk is om eerst het strafrechtelijk onderzoek dat daar loopt, gewoon af te wachten. Ik heb er wel vertrouwen in dat we op Bonaire iets goeds aan het bouwen zijn. We hebben goede regels en er staat straks daar een goede politieorganisatie.

De motie op stuk nr. 16 van de heer Brinkman gaat over het staatkundige hervormingsproces op Bonaire. Gevraagd wordt om eerst de uitslag van het referendum af te wachten. Het zal geen verrassing zijn voor de Kamer dat ik ook deze motie wil ontraden. Wij gaan gewoon voort op de gang van het staatkundige hervormingsproces. Bonaire weet dat, want zij zijn steeds als toehoorder aanwezig, zelfs in deze situatie, bij alle afspraken die we maken, ook onlangs bij die over de taken van Saba en Sint Eustatius.

Over de motie op stuk nr. 17, met mevrouw Van Gent als eerste ondertekenaar, laat ik het oordeel aan de Kamer. In mijn antwoord aan mevrouw Van Gent heb ik al aangegeven dat ik het wel als mogelijkheid zie om te ondersteunen. Ik zal kijken hoe we dat kunnen afspreken.

De motie op stuk nr. 18 gaat over gelijke behandeling van burgers, en het openstellen van het burgerlijk huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht. Ik zou die motie willen ontraden. We hebben met elkaar afgesproken dat we een aantal dingen meteen invoeren, en een aantal dingen later invoeren. Ik heb overigens kennis genomen van de inbreng van de heer Remkes in de aanloop naar de wetgeving. Daar komen we ongetwijfeld nog over te spreken. Dit behoorde niet tot de prioriteiten. Overigens staat het haaks op de wensen van de bevolking. Het lijkt me goed om in eerste instantie gewoon te werken in de richting van de wens van de bevolking en de afgesproken prioriteiten. Die motie wil ik daarom ontraden.Bijleveld-Schouten

Wat in de motie op stuk nr. 19 wordt gevraagd, is een typische verantwoordelijkheid van de eilanden. Ik wil het gesprek daarover wel aangaan met de afzonderlijke eilanden. Overigens is ouderenbeleid wel een prioriteit van de verschillende eilanden. Ik merkte dat laatstelijkweer met het eilandbestuur van Saba toen het ging om de ouderdomspensioenen en de pensioengerechtigde leeftijd. Zij vinden het heel intrinsiek belangrijk om te werken aan een goed ondersteunend ouderenbeleid. Wat deze motie betreft, wil ik het oordeel aan de Kamer laten.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de verstrekte inlichtingen. Wij zullen aanstaande dinsdag stemmen over de moties. Over het wetsvoorstel en het amendement zal bij de totaalstemmingen over de rijksbegroting worden gestemd.

Sluiting 2.29 uur

Naar boven