Noot 1 (zie blz. 2316)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2010 (32 123-V)

Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken

Schriftelijke beantwoording van vragen van de Tweede Kamer

Vragen van het lid Van Bommel (SP)

Hoe is het met de vrijheid van meningsuiting van Molukse activisten gesteld? Heeft de Regering actie ondernomen, bijvoorbeeld tegen de deportatie van gevangenen ver weg van de Molukken?

Deze kwestie is uitvoerig met de Kamer besproken tijdens de AO’s Indonesië en Mensenrechten eerder dit jaar. Ik heb in mijn contacten met Indonesië regelmatig zorg uitgesproken over de disproportioneel hoge strafmaat en overplaatsing van de gedetineerden en zal dat bij volgende gelegenheden blijven doen. Ook tijdens hoog-ambtelijk overleg begin november is dit punt opnieuw gemaakt.

Is de Minister bereid Nederlandse dienstplichtigen die destijds weigerden in Indonesië te vechten, te herdenken?

De uitspraak van de Nederlandse regering in 2005 dat wij achteraf bezien aan de verkeerde kant van de geschiedenis hebben gestaan, had betrekking op de politieke keuzes die destijds zijn gemaakt en niet op de toenmalige inzet van Nederlandse dienstplichtigen en de weigering van sommigen van hen om aan de toen geldende dienstplicht te voldoen. Een oordeel over al dan niet eerherstel van dienstweigeraars destijds is dan ook niet aan de orde.

Is Nederland bereid een lijst van dorpen te publiceren waar massamoorden zijn begaan? Is de Minister tevens bereid de overlevenden van al die dorpen tegemoet te komen?

De Nederlandse regering heeft ten opzichte van Indonesië meerdere malen diepe spijt betuigd over de pijnlijke en gewelddadige wijze waarop Nederland en Indonesië indertijd uit elkaar gingen, zoals o.m. in 2005 bij monde van voormalig Minister van Buitenlandse Zaken Bot.

De spijtbetuigingen van de Nederlandse regering hebben ook uitdrukkelijk betrekking op het leed dat bij nabestaanden is veroorzaakt.

Zowel de Indonesische als de Nederlandse regering hebben bij de spijtbetuiging in 2005 kenbaar gemaakt daarmee een streep te willen zetten onder dit deel van onze gezamenlijke en pijnlijke geschiedenis en dat een discussie over compensatie niet aan de orde was. De Tweede Kamer heeft hierop instemmend gereageerd.

In Georgië zijn volgens de FIDH acht politieke gevangen, volgens de Nederlandse regering zijn het er nul. Hoe verklaart u dit verschil?

Ik ben bekend met het rapport van FIDH. FIDH stelt dat er in acht recente strafzaken in Georgië sprake kán zijn van gefabriceerde aanklachten. Daarmee staat op zichzelf nog niet vast dat het hier om politiek gemotiveerde aanklachten gaat. Dit verklaart het verschil. Al langere tijd heb ik zorgen over het gebrek aan onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie en de rechtspraak in Georgie. De ontwikkeling hiervan wordt nauw gevolgd door onze ambassade in Tiblisi.

Hoe staat het met de aansluiting van de VS bij het Internationaal Strafhof? Welke kansen zijn er om de VS de The Hague Invasion Act te laten intrekken?

De nieuwe Amerikaanse regering slaat een positievere toon aan ten aanzien van het Internationaal Strafhof (hierna: ICC). Minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton heeft reeds in maart jl. gesteld dat de VS de activiteiten van het Hof steunt, in het bijzonder in Darfur. Als illustratie van het toenemende engagement van de VS moge dienen dat de VS voor het eerst als waarnemer zal deelnemen aan de zitting van de Vergadering van Statenpartijen bij het Statuut van Rome die 18 tot 26 november in Den Haag plaatsvindt.

Hiermee is niet gezegd dat de VS op korte termijn toe zal treden tot het Statuut van Rome. Met name in het Amerikaanse Congres bestaat veel weerstand tegen het ICC.

Tijdens mijn bezoek aan Washington in maart jl. heb ik de zogenaamde Hague Invasion Act (officieel: de American Service Members Protection Act) opgebracht en aangedrongen op intrekking van de wet, of in ieder geval van de passage erin die suggereert dat men gewapenderhand Amerikaanse gevangenen uit Den Haag zou kunnen bevrijden.

Mijn gesprekspartners toen wezen erop dat de intrekking van deze wet voorlopig lastig ligt. Tegelijkertijd is ook duidelijk te kennen gegeven dat er geen sprake is van een mogelijke invasie van Den Haag. De regering zal bij de VS blijven aandringen op intrekking dan wel aanpassing van de wet.

Op welke manier gaat de regering zich inzetten voor uitvoering van het Stockholm programma, dat naleving en bescherming van de mensenrechten in de EU moet waarborgen?

Nederland is verheugd over het ambitieuze Stockholm-programma dat binnenkort zal worden aangenomen en waar de belangen van de burger centraal staan. Het bevorderen van de rechten van de burger, de versterking van Europese samenwerking voor een rechtvaardig Europa en bescherming en solidariteit zijn de basisbeginselen voor de komende vijf jaar.

Het is nu van belang dat middels het actieplan dat onder het Spaans EU-voorzitterschap zal worden opgesteld de voornemens ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Nederland zet zich onder meer in voor het versterken van wederzijds vertrouwen in rechtssystemen door onder meer een systeem van een additionele evaluatie (rechtsstaatmonitoring), waarmee lidstaten elkaar een spiegel voor kunnen houden.

Het rapport van de Commissie Goldstone biedt aanknopingspunten voor een verdrag tegen clustermunitie. Is de Regering bereid internationaal te streven naar een verbod of om te beginnen een moratorium op het gebruik van witte fosfor en zware metalen en op munitie met verarmd uranium?

Het Goldstone-rapport bevat onder andere de bevinding dat het gebruik van witte fosfor in rookgranaten voor artillerie en om het slagveld te verlichten niet in strijd is met het internationale recht. Tegelijkertijd stelt het rapport vast dat bij het gebruik van fosformunitie de algemene grondbeginselen van het Humanitair Oorlogsrecht in acht moeten worden genomen. Het gaat dan vooral om de beginselen van proportionaliteit en het onderscheid dat bij de inzet wordt gemaakt tussen burgers en combattanten. Ik onderschrijf deze constatering in het Goldstone-rapport. Het gebruik van fosforgranaten als aanvalswapen zou een schending van het Humanitair Oorlogsrecht kunnen vormen. Op de gehele internationale gemeenschap rust de verplichting om de naleving van het internationale humanitaire recht te verzekeren. Nederland is hiervan sinds jaar en dag een voorvechter.

Is het kabinet bereid nog vóór de Surinaamse verkiezingen een Staatsbezoek aan Suriname te arrangeren?

Aan een staatsbezoek gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf in de twee landen die het betreft. Uw suggestie zal worden meegewogen in de algehele besluitvorming over inkomende en uitgaande staatsbezoeken. De termijn waarop u voorstelt een staatsbezoek af te leggen is hoogst waarschijnlijk prohibitief. Overigens is het vermeldenswaardig dat een vertegenwoordiger van een Maoïstisch geïnspireerde socialistische partij pleit voor een staatsbezoek van een erfelijk staatshoofd aan een voormalige kolonie.

Vragen van het lid Haverkamp (CDA)

Is de Minister bereid de Minister van BZK te vragen een DigiD mee te sturen naar Nederlanders in den vreemde? Kan de minister van BZ in overleg treden met collega van BZK over paspoortuitgifte in de grensstreek en verstrekking van paspoorten op Schiphol?

Deze vragen zal ik graag doorgeleiden naar mijn collegae van BZK en Financiën.

Het gebruik van DigiD en andere IT-applicaties die Nederlanders in het buitenland dichter bij de Nederlandse overheid kunnen brengen, hebben mijn belangstelling en zijn integraal onderdeel bij het nadenken over consulaire dienstverlening in de toekomst.

Wat heeft de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking gedaan om ervoor te zorgen dat de economie op de Westelijke Jordaanoever gestimuleerd wordt?

Economische wederopbouw is een van de drie elementen van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsprogramma voor de Palestijnse Gebieden, naast bevordering van goed bestuur en humanitaire hulp. Deze activiteiten lopen ondanks de moeilijke lokale omstandigheden bevredigend tot goed.

Het economische programma in zowel Gaza als de West Bank richt zich met name op de landbouwsector, van oudsher een belangrijke bron van inkomsten en werkgelegenheid, alsook voedselzekerheid. Gedwongen door de omstandigheden hebben de activiteiten in Gaza én West Bank gaandeweg een ander karakter gekregen. Projecten op de West Bank richten zich op de langere termijn op:

i. capaciteitsopbouw boeren(coöperaties) ten behoeve van exportmogelijkheden (GlobalGap certificering);

ii. toegang tot krediet in rurale gebieden;

iii. landontwikkeling (ontginnen grond, landbouwwegen, irrigatie).

Export vanuit de West Bank blijft helaas moeilijk door beperkingen in het vrij verkeer van goederen, bijvoorbeeld in de vorm grensterminals en roadblocks, ook al is een groot aantal roadblocks recent opgeheven. Nederland vraagt voortdurend aandacht voor de noodzaak om bewegingsvrijheid voor personen en goederen in de Palestijnse Gebieden te vergroten en boekt daarbij ook vooruitgang (zie met name de Nederlandse landbouwactiviteiten in Gaza). Positief is dat het totale landbouw-programma groei laat zien: in de periode 2006-medio 2009 is ca. € 20 mln uitgegeven, voor de komende drie jaar is inmiddels €15 mln gecommitteerd.

Belangrijkste strategische partner voor Nederland is een landbouw-NGO (PARC), maar in de komende jaren is echter een substantiële rol weggelegd voor het ministerie van Landbouw bij de uitvoer van het programma. Hiermee geeft Nederland uiting aan de waardering voor de positieve stappen die premier Fayyad zet bij de opbouw van instituties van de Palestijnse Autoriteit

In aanvulling op het reguliere OS-programma wordt ook het bedrijfsleveninstrumentaria ingezet in de Palestijnse gebieden (ORIO, PSI+, MMF).

Onder het bedrijfslevenprogramma PSI (private sector investeringsprogramma) werd in augustus 2009 een Palestijns/Amerikaans PSI+ voorstel in de olijfoliesector goedgekeurd («Fair Trade Organic ISO 22 000 compliant olive processing for export» in Jenin). Met het project is in totaal een investering van €1,5 mln gemoeid, de Nederlandse subsidie beloopt € 0,8 mln (PSI+ wordt uit OS-middelen gefinancierd en uitgevoerd door de EVD). Momenteel oriënteert voorts het CBI (het Centrum tot bevordering van de import uit ontwikkelingslanden) zich op een structurele samenwerking met de Palestijnse exportbevorderingsorganisatie. Dit zijn eerste tekenen van een verbeterend investeringsklimaat. Dat mag vooral ook op het conto van de werkzaamheden van Kwartetvertegenwoordiger Tony Blair geschreven worden, aan wiens team de afgelopen twee jaar een Nederlandse diplomaat toegevoegd is geweest.

Is de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking bereid boeren op de Westelijke Jordaanoever te helpen om producten op de markt te brengen door het introduceren van coöperaties? Nederland heeft expertise op dit vlak, Wageningen, TNO, en de Nederlandse Coöperatieve Kredietbanken, samengebundeld in Rabobank Nederland.

Ik deel deze mening. Uiteraard is toegang voor kleine boeren tot de markt essentieel. Cooperaties kunnen daar bij helpen. Daarom maakt het stimuleren van boeren om lid te worden van coöperaties integraal onderdeel uit van de Nederlandse inzet gericht op economische wederopbouw op de Westelijke jordaanoever. De NGO’s die Nederland op dit vlak steunt, hebben als beleidsfilosofie, net als het Palestijns ministerie van Landbouw overigens, om coöperatievorming te steunen en boeren op die manier van elkaar te laten leren, met elkaar te laten werken en van elkaar te laten profiteren omdat samenwerken nu eenmaal goedkoper is.

Nederland heeft veel expertise op dit vlak en onderhoudt inderdaad publiek private partnerschappen (hierna ppp’s) met onder andere de Rabobank Nederland op het gebied van ondersteuning van financiële instellingen en coöperaties in ontwikkelingslanden, zodat kleine producenten makkelijker toegang krijgen tot zaaigoed, kunstmest en financiële diensten. Ik ondersteun deze ppp’s van harte, maar voor zover ik weet richt de Rabobank zich bijvoorbeeld nog niet op de Palestijnse Gebieden. Ik kan u wel informeren dat coöperatievorming en ontwikkeling onderdeel uitmaken van het Nederlandse landbouwprogramma in de Palestijnse Gebieden.

Is de Minister bereid tot overheveling van de 14 miljoen Euro voor het DDR-fonds, onderdeel van het stabiliteitsfonds, naar het fonds voor slachtoffers, TFV?

Nederland hecht aan transitional justice. Dat blijkt ook uit het feit dat we recent een internationale conferentie hebben georganiseerd over transitional justice en vredesopbouw. Wij hebben beiden op deze conferentie gesproken. De centrale boodschap: vredesopbouw en gerechtigheid moeten samengaan.

Daarom zijn wij geen voorstander van een keuze tussen DDR en transitional justice. Beide moeten gebeuren. Wel worden DDR-programma’s steeds meer ingericht zodat niet alleen ex-combatanten, maar ook gemeenschappen met slachtoffers profiteren. De bijdragen waaraan het Lid Haverkamp refereert zijn dan ook essentieel voor vredesopbouw, met name in de Grote Merenregio.

Ondertussen worden nu reeds slachtoffers niet vergeten in het Nederlands beleid. Vanuit het mensenrechtenfonds wordt bijvoorbeeld bijgedragen aan het fonds ter ondersteuning van slachtoffers van foltering, mede door Nederlands initiatief opgericht, en het fonds dat slachtoffers van moderne vormen van slavernij ondersteunt.

Het slachtofferfonds van het ICC staat nog in de kinderschoenen. Een bijdrage wordt overwegen, als er goede voorstellen zijn.

De minister sprak bij de AVVN onlangs van een nieuwe kans voor de VN en van een nieuwe dynamiek. De handreiking van Obama aan de wereld biedt nieuwe kansen. Hoe wordt deze dynamiek ingezet?

Op veel terreinen heeft de VS in de AVVN een nieuwe, positieve dynamiek laten zien. Kernbegrip hierbij is «engagement», een actieve Amerikaanse inzet om de VN een plek te maken waar besluiten worden genomen tot collectieve actie om mondiale problemen het hoofd te bieden.

Om de wereld te tonen dat het de VS ernst is begon de Obama-administratie met een reeks maatregelen om het goede voorbeeld te geven. Voorbeelden hiervan zijn de toetreding tot de Mensenrechtenraad, het afbetalen van een flink deel van achterstallige betalingen aan de VN, het omarmen van de MDG’s, een andere houding ten aanzien van klimaat en de hervatting van financiering van UNFPA met daarbij de drastische beleidswijziging om seksuele en reproductieve gezondheid actief uit te dragen.

Op 15 maart 2010 komt de Indonesische president naar Nederland om de Comprehensive Partnership Agreement (hierna: CPA) te ondertekenen. Kan de minister aangeven welke onderwerpen er onder de CPA worden geschaard?

Een aantal keren werd de mogelijkheid van een staatsbezoek van de Indonesische president aan Nederland genoemd. Op dit moment wordt met Indonesië overleg gepleegd over een geschikte datum. Inzet aan beide zijden is een dergelijk bezoek volgend jaar te laten plaatsvinden. Het is de bedoeling dat premier Balkenende en president Yudhoyono tijdens het staatsbezoek aan Nederland het Comprehensive Partnership tekenen. De tekst van dit document werd inmiddels door minister Wirajuda en mijzelf voorbereid en geparafeerd. Niets staat ondertekening dus in de weg. Het document biedt een kader voor de verscheidene samenwerkingsgebieden tussen Nederland en Indonesië, variërend van economische samenwerking tot veiligheid.

Vanuit Papua is aan president Yudhoyono verzocht tot internationale bemiddeling door twee Amerikaanse Congresleden. Wat is de reactie van de Minister op dit initiatief en is hij bereid te bemiddelen?

Papua is om diverse redenen nog steeds het minst ontwikkelde deel van Indonesië. Nederland steunt de pogingen van president Yudhoyono om de situatie te verbeteren. Verbetering van de sociaal-economisch situatie is hierbij van belang. Daarnaast is het belangrijk dat de speciale autonomiewet uit 2001 volledig wordt uitgevoerd om te komen tot grotere rechtszekerheid en verbetering van de mensenrechtensituatie in Papua.

Het gaat hier om een interne Indonesische kwestie. Wel steunt Nederland Indonesië waar mogelijk bij deze inspanning, bijvoorbeeld door middel van projecten op het gebied van sociaal-economische ontwikkeling en capaciteitsopbouw.

De toegang tot Papua blijft moeizaam. Nog steeds is Papua het enige deel van Indonesië waarvoor bezoekers een speciale vergunning nodig hebben, de zogenaamde «surat jalan». Is de Minister bereid dit aan te kaarten?

Openheid over de gang van zaken door toegang te verlenen aan ontwikkelingsorganisaties, media en diplomaten kan bijdragen aan een positieve ontwikkeling van Papua. In contacten met Indonesië bepleit Nederland dit dan ook steeds.

Kan de minister toezeggen dat in een toekomstige artikel 100-brief de formulering van concrete doelen mee te nemen? Kan de minister ook toezeggen in een toekomstig civil assessment economische wederopbouw mee te nemen?

Tijdens de discussie naar aanleiding van het AIV-advies over crisisbeheersingsoperaties in fragiele staten heeft de minister van Buitenlandse Zaken, daarin gesteund door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, reeds gesteld dat wij het eens zijn met het advies dat waar de operatie een brede doelstelling heeft, bestuur en ontwikkeling vanaf het begin moeten worden meegenomen. Het zal echter in het algemeen gaan om inzet een omgeving met een groot aantal moeilijk voorspelbare variabelen. Doelstellingen zullen dus soms in algemene zin moeten worden geformuleerd. Er is geen blauwdruk voor een crisisbeheersingsmissie.

Om het voorbeeld Uruzgan te nemen: in dit geval heeft het civil assessment ons geholpen de juiste richting in te zetten en aandacht te besteden aan bestuur, sociale dienstverlening en ontwikkeling van de landbouwsector.

Dit voorbeeld geeft goed aan hoe de regering invulling wil geven aan de uitgesproken wens.

Vraag van het lid Ferrier (CDA)

Kan de Minister opheldering geven over de schuldkwijtschelding aan de DRC? Hoe verklaart de Minister het verschil tussen de door de Minister ingeboekte 300 miljoen Euro en de schatting van 216 miljoen dollar van de Club van Parijs?

Het verschil tussen beide bedragen wordt verklaard door twee factoren.

In de eerste plaats worden in de HIPC-tabel de bedragen genoemd die kwijt gescholden moeten worden om de schuldpositie van betrokken landen weer houdbaar te maken. In het het geval van de DRC gaat het daarbij om 80% van de uitstaande schulden. Voor het Nederlandse deel gaat het dan dus om € 240 miljoen.

Vervolgens is van de resterende bedragen de netto contante waarde berekend. Dit is gedaan om de schuldenlast van de HIPC-landen in kaart te brengen en onderling vergelijkbaar te maken. De netto contante waarde komt overeen met het bedrag dat een debiteurenland moet reserveren om de schulden in de toekomst te kunnen afbetalen. Voor Nederland komt de netto contante waarde in het geval van de DRC neer op ca. € 150 mln (= USD 216 mln).

In afwijking van de HIPC-methodiek is in EU-verband afgesproken om aan landen die het HIPC-eindstadium bereiken, geen gedeeltelijke maar volledige schuldkwijtschelding toe te kennen. Bovendien vormt bij de Club van Parijs onderhandelingen niet de netto contante waarde van de schulden de basis van de onderhandelingen, maar de juridische en contractuele verplichtingen, en daarmee de nominale schuld. En dus is in de begroting rekening gehouden met een bedrag van € 300 mln. Dit bedrag wordt volgens de vigerende OESO/DAC-criteria ten laste gebracht van het ODA-budget.

Vragen van het lid Nicolaï (VVD)

In hoeverre staat de Minister pal voor zijn mensenrechtenbeleid als hij zwicht voor Europese druk om in te stemmen met een Associatieakkoord met Syrië, terwijl algemeen bekend is dat de mensenrechtenschendingen daar ernstig zijn?

Het Associatieakkoord biedt een kader om Syrië aan te spreken op de handhaving van mensenrechten. Daarom dringen de Syrische mensenrechtenorganisaties er ook op aan dat de EU snel dit akkoord sluit. Het akkoord, met afspraken over handel, mensenrechten, rechtsstaat, investeringen en cultuur, geeft de EU een sterke hefboom om verandering in Syrië te bewerkstelligen. Dat zal niet meteen gaan en we zullen soms tegenslagen hebben. Daarom willen wij ook een noodrem hebben om het akkoord op te schorten als de mensenrechten ernstig zouden worden geschonden. Dit is met het aannemen van een EU-verklaring bereikt.

De minister heeft vaak gezegd bezwaar te hebben tegen dubbele paspoorten, juist in het geval van Marokkanen in Nederland. Waarom is hij nog niets opgeschoten met de Marokkaanse regering om het mogelijk te maken voor mensen die dat willen om afstand te doen van hun dubbele nationaliteit? Welke middelen zal hij inzetten om de Marokkaanse regering verder onder druk te zetten?

Zoals beschreven in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 december 2008 aan uw Kamer (Kamerstuk 31 700 V, 68) heeft de minister van Buitenlandse Zaken het onderwerp van de dubbele nationaliteit met zijn ambtgenoot besproken tijdens zijn bezoek aan Marokko op 24 t/m 26 november 2008. Er is toen afgesproken dat dit onderwerp verder zal worden besproken in de gemengde commissie justitie. Deze commissie is eind mei 2009 bijeen geweest en het nationaliteitsrecht is aan de orde gekomen. Ook is door de minister van Justitie op deze kwestie ingegaan in de nota naar aanleiding van het verslag op de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit van 24 juni van dit jaar (Kamerstuk 31 813 (R 1873)).

Vraag van de lid Van Dam (PvdA)

Doet u mee met mijn voorstel om in tien jaar tijd eerlijke grondstoffen van certificaten te voorzien?

Het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzame handel wordt door het kabinet onderkend. De vraagstelling raakt de competentie van verschillende leden van het kabinet, waaronder de staatsecretaris van Economische Zaken, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, de minister van Justitie alsmede de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Beantwoording van de gestelde vragen vereist, in dat licht, afstemming binnen het kabinet.

Tijdens de AO’s van 25 november 2009 en 28 januari 2010 kan verder met uw Kamer van gedachten worden gewisseld over deze vraagstukken.

Vragen van het lid De Roon (PVV)

Kan de staatssecretaris toelichten waarom subsidieaanvraag van Ander Europa nu wel is afgewezen?

De subsidieaanvraag van de Stichting Ander Europa is in de laatste ronde afgewezen, terwijl deze stichting inderdaad al twee keer eerder wel subsidie had ontvangen. Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet de aanvrager aan heldere criteria voldoen en moet de aanvrager een volledig uitgewerkt subsidieverzoek indienen. Deze criteria zijn na de evaluatie en op verzoek van uw Kamer aangescherpt. Als niet aan de criteria is voldaan – zoals in dit geval – dan kan een subsidieverzoek niet worden gehonoreerd. De Stichting Ander Europa heeft bezwaar aangetekend tegen de afwijzing. Zolang dit bezwaar dient, kan ik helaas niet ingaan op de details van de afwijzing. Wel is mijn zorgvuldige argumentatie rond de afwijzing bij de stichting bekend.

Zoals toegezegd aan uw Kamer in de brief van de staatssecretaris van buitenlandse Zaken d.d. 28 mei 2009 (Kamerstuk 31 702, nr. 20), is besloten om aan de wens van de Kamer tegemoet te komen door een onafhankelijke bezwaarcommissie op te richten. Deze commissie treedt per 1 januari 2010 in werking; de instelling ervan zal binnenkort in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Wil de regering de oproep in de resolutie van Egypte en de VS ter bestrijding van negatieve typering van godsdienst naast zich neerleggen?

De resolutie waarnaar u verwijst is een Amerikaans-Egyptische resolutie over vrijheid van meningsuiting die onlangs in de Mensenrechtenraad met consensus werd aangenomen. Daarin worden landen opgeroepen de vrijheid van meningsuiting beter te beschermen. Daarnaast uit de resolutie zorgen over het toenemende aantal incidenten van «raciale en religieuze stereotypering». De resolutie beschermt dus geen godsdiensten en roept staten al helemaal niet op om negatieve typeringen van godsdiensten tegen te gaan. Nederland is akkoord gegaan met deze resolutie, omdat daarin het belang van de vrijheid van meningsuiting volledig wordt onderschreven. Bovendien onderkent Nederland het probleeem van onverdraagzaamheid richting godsdienstige minderheden zowel in binnen- als buitenland.

Overigens is op uitdrukkelijk aandringen van Nederland en gelijkgezinde landen het concept «godsdienstlastering», dat de OIC graag in de resolutie opgenomen zag, uit de tekst geschrapt.

Is de regering bereid tot een volledige boycot van Iran en tot een boycot van een bestuursfunctie voor Iran in de IMO?

De Nederlandse regering steunt het gevoerde tweesporenbeleid en onderschrijft het belang van overleg van Iran met de internationale gemeenschap over alle punten van zorg. Welke eventuele aanvullende maatregelen tegen Iran precies tot de mogelijkheden behoren, is onderwerp van internationaal overleg en intern EU-beraad. De regering is van mening dat eventuele additionele maatregelen de Iraanse bevolking moeten ontzien. Een totale boycot van Iran past hier niet in.

Nederland zal zich als lid van de IMO-Vergadering bij de verkiezing van de 40-leden tellende IMO-Raad laten leiden door de relevantie van kandidaatlanden voor het werk en de doelstellingen van de IMO.

Wat is de stand van zaken omtrent de Global Online Freedom Act (hierna: GOFA)?

Ik heb uw Kamer eerder aangegeven dat wetstechnische aspecten, uitvoerbaarheid en opportuniteit meegewogen moeten worden bij een onderzoek naar restricties op internetfilters. Bespreking in EU-verband van GOFA heeft uitgewezen dat een Europese variant hiervan niet haalbaar is. Deze zou onder meer toezien op de invoering van jaarlijkse EU-Mensenrechtenrapportages en de oprichting van een Bureau Wereldwijde Internet Vrijheid; mijns inziens onnodige bureaucratische maatregelen met een grote beheerslast gezien het reeds bestaande instrumentarium. De Amerikaanse variant van de GOFA is mede hierdoor overigens ook niet door het Amerikaanse Congres aangenomen.

Klopt het dat een organisatie genaamd Paisucho 40 miljoen Euro uitgeeft in Nicaragua?

Paisucho was de benaming voor Nederland («klotelandje») van Vice-Minister van Buitenlandse Zaken Coronel Kautz. Inmiddels heeft Nicaragua hiervoor excuses aangeboden, omdat het Nederland ziet als een belangrijke donor met een langdurige ontwikkelingsrelatie met Nicaragua (sinds 1979). Nicaragua is een van de armste landen van Latijns-Amerika. Het bilaterale programma is gericht op armoedebestrijding. Nederland is daarbij actief in de sociale sectoren (gezondheid en onderwijs) alsook op het gebied van economische groei (private sectorontwikkeling). Een bijzondere meerwaarde van ons land in het donorveld ligt ook in de beleidsdialoog, waarbij Nederland meer dan andere donoren bij de overheid thema’s als goed bestuur, mensenrechten, inheemsen en vrouwen (reproductieve gezondheid en rechten) ter sprake brengt en ook in zijn programma’s opneemt. Nederland heeft daarmee een bijzondere positie. In 2009 is voor het bilaterale programma 22 miljoen euro. beschikbaar. In 2008 heb ik besloten tot halvering van de algemene begrotingssteun voor 2008 na uitsluiting van enkele politieke partijen van de verkiezingen. De steun voor 2009 is bevroren vanwege verkiezingsfraude rondom de gemeentelijke verkiezingen van november 2008. Dit gaat om een bedrag van 12 miljoen euro.

Vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie)

Is de minister het met de CU eens dat het niet zo kan zijn dat China censuur toepast op het Nederlandse paviljoen als het gaat om kunst, cultuur en mensenrechten, maar dat eveneens Chinses kunstenaars die uiting geven aan mensenrechten beschermd moeten worden?

In contacten met de Chinese autoriteiten brengen alle bewindslieden het onderwerp mensenrechten stelselmatig ter sprake, ook in aanloop naar de Wereldtentoonstelling in Shanghai. De organisatie van de Wereldtentoonstelling heeft aangegeven dat landen geheel zelfstandig invulling kunnen geven aan de inrichting van hun paviljoen. Dat betekent dus dat Nederland beslist over de kunstuitingen in het Nederlandse paviljoen.

Is de minister bereid te bevorderen dat mensenrechten opnieuw hoog op de agenda staan tijdens de komende EU-China Top en daarbij ook aan te dringen op een snelle implementatie van het Chinese nationale actieplan mensenrechten 2009–2011, dat onder meer voorziet in een eerlijke rechtsgang en het recht op een goede behandeling tijdens detentie?

De EU-China Top zal plaatsvinden op 30 november a.s. Mensenrechten staan hoog op de agenda van de Top. Net als andere EU-lidstaten heeft Nederland zich daarvoor ingezet. De implementatie van het Chinese actieplan mensenrechten 2009–2011 maakt onderdeel uit van de besprekingen. In de halfjaarlijkse China-brief, waarom uw Kamer tijdens het AO China heeft gevraagd, zal hierop nader worden ingegaan.

Welke gevolgen heeft de invoering van het Verdrag van Lissabon voor de positie van de EU-mensenrechtenambassadeur? Is de minister bereid erop toe te zien dat de mensenrechtenambassadeur een stevige positie krijgt in de ambtelijke ondersteuning van de nieuwe Europese minister van Buitenlandse Zaken?

Het creëren van de functie van «persoonlijk vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger voor mensenrechten» was een initiatief van Nederland. Het mandaat van de persoonlijk vertegenwoordiger is erop gericht het EU-mensenrechtenbeleid te versterken en aandacht te besteden aan mensenrechtenaspecten in alle facetten van het EU-buitenlands beleid, inclusief het GBVB. De persoonlijk vertegenwoordiger heeft een uitstekende bijdrage aan deze doelstellingen geleverd. De samenwerking met Nederland is buitengewoon goed.

In relatie tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de oprichting van de EDEO is vooralsnog niet besloten wat met het mandaat van de persoonlijk vertegenwoordiger zal gebeuren. Dit heeft zeker mijn aandacht. Ik hecht veel belang aan voortzetting van het mandaat en de activiteiten die er mee samenhangen. De regering is in gesprek met de Raad om te bevorderen dat dit mandaat ook in de nieuwe situatie vervolgd wordt. Ook zal ik met de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger, zodra hij of zij is benoemd, spreken over het belang van het mandaat en de beschikbaarstelling van capaciteit om het EU mensenrechtenbeleid de volle aandacht te kunnen geven.

Is de minister bereid zowel in bilateraal als multilateraal verband bij de Indiase autoriteiten erop aan te dringen alles in het werk te stellen om de Christenen die op de vlucht zijn geslagen voor het religieus geweld in Orissa naar hun dorpen te laten terugkeren? Welke mogelijkheden ziet de minister om via het mensenrechtenfonds de bouw van huizen te ondersteunen?

Nederland is zeer betrokken bij de positie van de 40 000 christenen die op de vlucht zijn geslagen voor het religieus geweld in Orissa. Uit het Mensenrechtenfonds werd bijna €40 000 euro ingezet ten behoeve van de Indiase NGO Commonwealth Human Rights Initiative, die activiteiten uitvoert gericht op ondersteuning van slachtoffers van religieus geweld, onder andere uit Orissa. Eind vorig jaar vond een EU missie plaats naar Orissa naar aanleiding van de gewelddadigheden. Van 30 november tot 3 december a.s. organiseert de EU een follow-up missie om de situatie van christenen in Orissa verder te onderzoeken. Ook de Nederlandse ambassade zal hier aan deelnemen. De missie zal spreken met de autoriteiten van de deelstaat Orissa, en ook met maatschappelijke en religieuze organisaties. Nederland zal er voor zorgen dat de missie bij de autoriteiten in Orissa ook aandacht vraagt voor een effectieve implementatie van de slachtofferregeling en verzoeningsinitiatieven.

Is de Minister bereid de situatie van de theologiestudenten in Setia bij de Indonesische autoriteiten aan de orde te stellen en – indien mogelijk – de studenten via het Mensenrechtenfonds te steunen bij het vinden van een nieuw onderkomen?

Een oplossing voor de huisvestingssituatie van de van hun campus verjaagde theologiestudenten in Jakarta is helaas nog niet in zicht. Onderhandelingen tussen de betrokken partijen hebben vooralsnog niet tot een resultaat geleid. Een door de lokale overheid aangeboden alternatief is afgewezen door de school, terwijl terugkeren naar de oorspronkelijke locatie volgens zowel de lokale overheid als de school zelf geen optie is. De Nederlandse ambassade in Jakarta houdt voortdurend contact met zowel de school, STTIA, als met de lokale overheid van Jakarta. Zelf heb ik de kwestie persoonlijk onder de aandacht gebracht van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Wirajuda tijdens diens bezoek aan Nederland in oktober jl. Ook tijdens recente politieke consultaties met Indonesië op hoog-ambtelijk niveau is de kwestie besproken.

Wat zijn de laatste ontwikkelingen met betrekking tot de invoering van de Iraanse wet die de doodstraf stelt op afvalligheid? Is het uitsluitend een kwestie van tijd voordat de wet, waarvan over de strekking al overeenstemming is bereikt, zal worden ingevoerd?

Het wetsontwerp is tot op heden niet goedgekeurd door het Iraanse parlement, evenmin door de Raad van Hoeders van de Grondwet. Het ligt thans nog voor in de juridische subcommissie van het parlement. Over de inhoud van het wetsontwerp bestaat nog steeds veel onduidelijkheid. De verwachting is dat goedkeuring en inwerkingtreding van dit wetsvoorstel op zich zal laten wachten. De Nederlandse regering heeft meerdere malen in bilateraal en multilateraal verband bezorgdheid over dit wetsvoorstel geuit en Iran opgeroepen zich te houden aan zijn internationale verplichtingen. De EU heeft inmiddels meerdere verklaringen uitgegeven waarin bezorgdheid wordt geuit over dit wetsontwerp.

Welke mogelijkheden ziet de minister om de schendingen van de rechten van religieuze minderheden in Egypte in VN-verband te agenderen en de Egyptische autoriteiten hierop aan te spreken, bijvoorbeeld via de Speciale Rapporteur op het gebied van godsdienstvrijheid?

In de mensenrechtenstrategie heeft Nederland zich o.a. voorgenomen vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing systematisch aan de orde te stellen in de contacten met derde landen en dit onderwerp op de VN-agenda te houden. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft tijdens zijn recente bezoek aan Egypte in de dialoog met de autoriteiten ook mensenrechtenkwesties aan de orde gesteld.

Daarnaast heeft Nederland vijf pilot-landen geselecteerd waar Nederland zich extra zal inzetten voor de bevordering van vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing. Egypte behoort tot die vijf landen. Op basis van een eerste analyse is de ambassade in Cairo momenteel bezig de problematiek in Egypte met betrekking tot vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing diepgaand te onderzoeken, de lacunes in de naleving van deze vrijheid in kaart te brengen en een strategisch actieplan op te stellen.

Agendering in VN-verband zou hier onderdeel van uit kunnen maken. Egypte heeft nog niet gereageerd op het verzoek van de Speciaal Rapporteur op het gebied van godsdienstvrijheid om Egypte te bezoeken. Egypte zal in 2010 een UPR (Universal Periodic Review, landenexamen) ondergaan. Ook dan zal dit onderwerp kunnen worden opgebracht.

Ook in EU-verband, in het kader van het EU-Associatieakkoord wordt dit onderwerp met de Egyptische autoriteiten besproken.

Graag uw reactie op de rapporten over de mensenrechten van etnische religieuze minderheden in de Nineveh-vlakte. Het zijn rapporten van onder andere Human Rights Watch en de ICG.

De rapporten van zowel Human Rights Watch als de International Crisis Group bewijzen eens te meer dat blijvende aandacht voor de positie van christenen en andere religieuze minderheden in Irak van groot belang is. Nederland heeft de afgelopen jaren veelvuldig bij de Iraakse autoriteiten aandacht gevraagd voor deze groepen, en zal dat blijven doen. Ook in EU verband blijft Nederland zich hiervoor voor inzetten. Zo heeft de EU in verschillende verklaringen en Raadsconclusies haar zorgen uitgesproken over de mensenrechtensituatie in Irak, waaronder die van ethnische en religieuze minderheden en de positie van vrouwen. Vorige week, op 11 november, heeft het EU voorzitterschap, met Nederlandse steun, in een verklaring nogmaals de bijzondere zorg uitgesproken over het dodelijke geweld tegen etnische en religieuze minderheden.

Zoals bekend zet Nederland zich via diverse wegen in om de Iraakse autoriteiten te ondersteunen. Zo neemt Nederland deel aan de EUJUST LEX Rule of Law mission, een trainingsprogramma voor de justitiële sector en de NAVO trainingsmissie voor de opbouw van de Iraakse veiligheidsinstanties. Hiermee wordt beoogd ook een bijdrage te leveren aan verbetering van de situatie van christenen en andere minderheden in Irak. Ook ondersteunt Nederland twee NGO-projecten gericht op ontheemden in Noord-Irak. Deze projecten behelzen onder meer voedseldistributie en medische hulpverlening in de Nineveh-vlakte, waar overwegend ontheemden uit religieuze en etnische minderheden verblijven. Met deze activiteiten is in 2009 totaal een bedrag van EUR 0,8 mln gemoeid. In de loop van 2010 worden zij afgerond. Eventuele vervolgaanvragen voor financiering van het lenigen van de noden van genoemde groepen kunnen in 2010 in overweging worden genomen.

Vragen van het lid Peters (GroenLinks)

De inrichting van het mensenrechteninstituut is aan de Minister van Binnenlandse Zaken overgelaten. Waar is de coördinerende taak van de Minister van Buitenlandse Zaken te zien, waardoor Nederland, als onderdeel van haar mensenrechtenbeleid, toont ook zelfkritiek niet te schuwen met een sterk mensenrechteninstituut?

Zoals al meermalen is aangegeven, ben ik een groot voorstander van een Nederlands Instituut voor de Rechten van de Mens. Dit standpunt heb ik in het kabinet, in uw Kamer, en naar het maatschappelijk middenveld consequent uitgedragen. Ik heb geen enkele gelegenheid nagelaten om te bevorderen dat dit instituut er snel komt. Aangezien dit een nationaal instituut betreft, dat zich zal richten op de binnenlandse situatie, ligt de coördinatie bij de minister die bevoegd is op dit terrein, de minister van BZK; het belang dat ik aan dit instituut hecht komt tot uitdrukking in de medefinanciering vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Voorts heb ik steeds gezegd dat ik open sta voor opmerkingen over het Nederlandse beleid, zoals ik ook de mensenrechtensituatie in andere landen de maat neem.

Is de regering bereid de geldigheid van paspoorten van vijf naar tien jaar te verlengen?

Ik heb sympathie voor dit voorstel, maar zal uw vraag moeten doorgeleiden naar de terzake verantwoordelijke collega van BZK.

Vragen van het lid Vendrik (GroenLinks)

Kan de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking de laatste stand van zaken geven wat betreft de financiering van klimaatadaptatie?

Het kabinet vindt dat klimaatfinanciering zo veel mogelijk nieuw en additioneel moet zijn aan OS-middelen. Mede door de sterke Nederlandse inzet wordt zowel in de conclusies van de milieuraad als van de Europese Raad onomwonden verklaard dat klimaatfinanciering de strijd tegen armoede en het halen van de MDGs niet mag ondermijnen.

Veel ontwikkelde landen hebben in deze tijden van economische crisis grote moeite met het beschikbaar stellen van extra middelen voor klimaat in ontwikkelingslanden. Nederland blijft één van de weinige ontwikkelde landen die binnen en buiten Europa blijft aandringen op nieuw en additionaal geld. Zo heeft heeft mevrouw Cramer deze week tijdens een ministerieel vooroverleg in Kopenhagen gepleit voor nieuwe en additionele bijdragen van ontwikkelde landen. Aanstaande maandag zal zij tijdens de komende milieuraad een presentatie geven over financiering waarin zij ook over bronnen spreekt die nieuw en additioneel geld opleveren. Ik heb daar ook gisteren in Brussel tijdens de RAZEB nogmaals voor gepleit.

In Kopenhagen zal de roep om nieuwe en additionele middelen luid te horen zijn en van invloed zijn op het bereiken van een akkoord. Het is daarom belangrijk dat we laten zien dat er inderdaad financiering komt voor de korte en lange termijn. Nederland zal daarom in de periode 2010–2012 gemiddeld 100 miljoen Euro per jaar beschikbaar stellen. Dit is bovenop de 0,8% ODA.

Wat vindt u ervan dat de Wereldbank nog steeds in fossiele brandstoffen investeert? Zou die steun kunnen worden ingezet voor klimaatadaptatie?

Ik heb de vraag van de heer Vendrik geïnterpreteerd als een oproep om de activiteiten van de Wereldbank op het gebied van fossiele energie zoveel mogelijk om te buigen naar hernieuwbare energie. Op deze manier wordt bijgedragen aan hogere mitigatie doelstellingen die essentieel zijn om klimaatverandering tegen te gaan.

Het energiebeleid van de Wereldbank wordt momenteel herzien. Begin 2010 zullen de formele consultaties plaatsvinden. Ik beschouw dat als een goede gelegenheid om samen met andere donoren – zoals Duitsland en Verenigd Koninkrijk – de bank aan te moedigen om het beleid groener te maken. Er zijn zeker al stappen door de Wereldbankgroep gezet.

Zo heeft de Wereldbank groep in een verklaring van 10 september jl. aangegeven dat het aandeel hernieuwbaar en het aandeel energie-efficiency met 24% is gestegen in het laatste FY en een bedrag van 3,3 miljard heeft bereikt; het hoogste niveau ooit. De totale committeringen voor hernieuwbaar en energie efficiency voor het FY 2009 bedraagt 40% van de energy lening van de Wereld Bank Groep.

Ook wordt momenteel binnen het management van de Energieafdeling van de Wereldbank een senior expert voor hernieuwbare energie gerekruteerd.

Er is dus vooruitgang maar de ambitie kan hoger. Ik denk dan bijvoorbeeld aan:

Het formuleren van concrete doelen voor het aandeel hernieuwbare energie.

De Bank aansporen om op landenniveau de landen te helpen bij het in kaart brengen van het potentieel voor hernieuwbare energie en het opstellen van nationale energieportfolio’s waar hernieuwbare energie (en energie-efficiency) een groter aandeel in heeft.

De capaciteit van de Wereldbank op het gebied van hernieuwbare energie sterk te vergroten en zo ontwikkelingslanden te ondersteunen bij het opstellen en uitvoeren van specifiek beleid op het gebied van hernieuwbare energie.

Wat is uw politieke oordeel over het rapport van Amnesty over olie in Nigeria?

Per brief van 2 oktober 2009 kenmerk 2009Z17460/2009D47321 aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Economische Zaken heeft de Vaste Kamer Commissie van Buitenlandse Zaken om een kabinetsreactie op het Amnesty International rapport «Petroleum, Poverty and Polution in the Niger Delta» van juni 2009 gevraagd, waarbij tevens wordt ingegaan op de aanbevelingen aan Nederland als homestate. De beantwoording wordt afgestemd met het ministerie van Economische Zaken en zal de Tweede Kamer binnenkort bereiken.

Is het kabinet bereid het initiatief te nemen om met het goedwillende bedrijfsleven (niet VNO-NCW) tot een code verantwoord maatschappelijk ondernemen te komen en die bindend te verklaren naar voorbeeld van de code Tabaksblat.

Het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzame handel wordt door het kabinet onderkend. De vraagstelling raakt de competentie van verschillende leden van het kabinet, waaronder de staatsecretaris van Economische Zaken, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, de minister van Justitie alsmede de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Beantwoording van de gestelde vragen vereist, in dat licht, afstemming binnen het kabinet.

Tijdens de AO’s van 25 november 2009 en 28 januari 2010 kan verder met uw Kamer van gedachten worden gewisseld over deze vraagstukken.

Vragen van het lid Pechtold (D66)

Hoe ziet de taakverdeling tussen de verschillende personen er op het gebied van Europees buitenlands beleid uit na Lissabon?

Strookt dit met de wensen van het kabinet?

Onder het Verdrag van Lissabon zal de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie (hierna: HV) het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie voorbereiden en uitvoeren. Hij zal de Raad voor Externe Betrekkingen voorzitten. Ook zal hij de Europese Unie vertegenwoordigen bij contacten met derde landen en bij internationale organisaties. De vaste voorzitter van de Europese Raad zal, op zijn niveau, bijdragen aan de externe vertegenwoordiging van de Unie. Deze taakverdeling is conform het bepaalde in het Verdrag van Lissabon, dat door Nederland is geratificeerd. De regering heeft er vertrouwen in dat in de komende maanden, nadat de eerste vaste voorzitter van de ER en de nieuwe HV hun taken op zich hebben genomen, in de praktijk een meer gedetailleerde afbakening van taken tussen de vaste voorzitter van de ER en de HV tot stand zal komen. De dubbelfunctie van de HV, die tevens vice-voorzitter van de Europese Commissie zal zijn, kan bijdragen aan een goede en efficiënte afstemming van werkzaamheden tussen de Europese Commissie enerzijds en de HV en zijn Europese Dienst voor Extern Optreden anderzijds.

Wat is uw reactie op mijn voorstel tot oprichting van een European Peace Corps naar Amerikaans model?

De analogie gaat niet op. In 1960 stonden de VS aan het begin van ontwikkelingssamenwerking. Die relatie was niet geënt op voormalige koloniale relaties, zoals wel het geval voor de meeste Europese landen. Die betrokkenheid uitte zich in een groot aantal Europeanen met langdurige werkervaring in tropische gebieden. Zoals u weet begon de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in 1949 met een bijdrage om die Nederlandse deskundigheid voor Indonesië te behouden.

In Nederland werd SNV als vrijwilligersorgansiatie opgericht. De vrijwilligersinzet is inmiddels volledig vervangen door professionele inzet om tot zo effectief mogelijke bijdrage te komen. Om nu in Europa terug te grijpen op grootschalige inzet van vrijwilligers gaat volledig in tegen de Nederlandse ervaringen.

Jonge academici hebben nu mogelijkheden om los van een «Peace Corps» betrokken te zijn bij ontwikkelingssamenwerking. Jaarlijks biedt het assistent deskundigen programma ruimte aan 40–50 academici om op kosten van Nederland drie jaar werkervaring op te doen bij VN organisaties. Daarnaast worden contractanten, gepromoveerde onderzoekers en anderen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangesteld.

Waarom pleit de minister van Buitenlandse Zaken niet voor internationaal onderzoek door internationale waarnemers met betrekking tot de gebeurtenissen in Gaza?

Het standpunt van de Nederlandse regering – zoals ondersteund door de moties die de Kamer heeft aangenomen naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 29 september 2009 over het Goldstone-rapport en de Nederlandse inzet in de Mensenrechtenraad – is dat het nu aan partijen zelf is om onderzoeken uit te voeren naar aanleiding van de bevindingen en aanbevelingen van het Goldstone-rapport. De moties-Van Dam en -Nicolai c.s. richten zich daarbij op de verplichtingen van beide partijen en op de gewenste inhoud van deze onderzoeken over de gang van zaken voorafgaand aan, tijdens en na de operatie «Cast Lead». De regering meent dat deze onderzoeken de basis moeten vormen voor verdere gedachtenwisseling en besluitvorming over mogelijke vervolgstappen, waaronder eventueel ook nader onderzoek door derde partijen, zoals door de vraagsteller bedoeld.

Zoals uiteengezet in zijn stemverklaring in de Mensenrechtenraad (MRR) heeft Nederland de werkzaamheden van de Commissie-Goldstone verwelkomd, maar kon het de uitkomsten daarvan, zoals neergelegd in de conclusies en de bevindingen van haar rapport, niet zonder voorbehoud onderschrijven. In de MRR heeft Nederland derhalve tegen de Goldstone-resolutie gestemd. Nederland heeft in het verlengde daarvan ook een tegenstem moeten uitbrengen op de resolutie in de Algemene Vergadering van de Verenigde naties (AVVN) die de resolutie van de MRR onderschrijft.

De regering steunt de elementen van de AVVN-resolutie die oproepen tot onafhankelijke onderzoeken door de partijen in het conflict en is ervan overtuigd dat de betrokken partijen (de Palestijnen en Israel) eigen diepgaande onderzoeken moeten instellen naar beschuldigingen van schendingen van humanitair oorlogsrecht en van de mensenrechten. Dit is in overeenstemming met het internationaal recht (vergelijk Internationaal Strafhof) dat partijen eerst zelf onderzoek verrichten. Ook bij het recente bezoek van minister Lieberman is Israel hier op aangesproken. Israël heeft inmiddels enkele onderzoeken ingesteld. De onderzoeken moeten zich tevens uitstrekken tot de strategische aspecten van het optreden van partijen, alsmede naar de humanitaire aspecten van de toegang tot Gaza, zoals genoemd in het rapport. Indien toepasselijk dienen de partijen verdachten van schendingen van humanitair oorlogsrecht en van de mensenrechten te vervolgen.

Tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Justitie heeft D66 een motie ingediend over Den Haag als stad van vrede en veiligheid. Deze motie zou bij BZ worden neergelegd. Is dit gebeurd en wat is de stand van zaken? Kan de minister toezeggen met het gevraagde overkoepelend plan te komen?

Wij zijn op de hoogte van de motie. Wij zullen met de Minister van Justitie overleggen over onze reactie.

Vragen van het lid Van der Staaij (SGP)

Nederland is vanuit de VN opnieuw in kritische zin op haar euthanasiebeleid aangesproken. Wil de Minister er op toe zien dat het betreffende VN-orgaan een heldere en inhoudelijke reactie krijgt op die kritiek?

In een vraag refereert de SGP aan de brief van 15 oktober jl. van de minister van Justitie (5617339/09/6) aan uw Kamer waarin de minister de Kamer informeert over de regeringsreactie op de aanbevelingen van het BUPO-Comité. Op 14 en 15 januari jl. vond in Genève de behandeling plaats door het VN comité inzake BUPO-rechten van de periodieke rapportages van de drie landen van het Koninkrijk. Eén van de aanbevelingen betreft euthanasie en levensbeëindiging.

Het comité spoort Nederland aan om te voorzien in een ex ante rechterlijke toets voordat een arts overgaat tot euthanasie of levensbeëindiging. In reactie daarop benadrukt het kabinet dat in Nederland sprake is van een zorgvuldige praktijk rond levensbeëindiging op verzoek, en hulp bij zelfdoding. De regionale toetsingscommissies euthanasie beoordelen achteraf of voldaan is aan alle zorgvuldigheidseisen.

In het coalitieakkoord is vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode met betrekking tot levensbeëindiging op verzoek niet overgegaan zal worden tot wijziging van regelgeving. De evaluatie van de Euthanasiewet in 2007 geeft immers geen aanleiding tot wijziging. Uit de evaluatie blijkt dat het functioneren van de Euthanasiewet beantwoordt aan de doelstellingen die eraan ten grondslag liggen. De aanbeveling van het comité noopt niet tot een ander oordeel.

De erkenning van protestantse/evangelische groeperingen in Albanië vormt nog steeds een groot probleem. Op welke wijze kan de minister bevorderen – ook in EU-verband – dat dit voor Albanië een serieus agendapunt wordt?

Nederland volgt de ontwikkelingen in Albanië, dat in april jl. om het lidmaatschap van de EU verzocht, nauwgezet – ook in EU-verband. Naleving van de politieke Kopenhagen-criteria is daarbij van groot belang. Dit betekent ook respect voor de mensenrechten en de positie van minderheden, waaronder religieuze. De Albanese autoriteiten hebben het principe van godsdienstvrijheid en de seculiere staat hoog in het vaandel staan. In het recente voortgangsrapport van de Europese Commissie over Albanië worden geen ernstige tekortkomingen geconstateerd op dit terrein. Mochten er serieuze aanwijzingen zijn dat er sprake zou zijn van misstanden, dan zal dit aan de orde worden gesteld.

Waarom krijgen Palestijnse vluchtelingen van de autoriteiten geen toestemming om te verhuizen naar een nieuwe wijk vlak bij een groot vluchtelingenkamp in Nablus? Is dit geen kapitaalvernietiging? Is het dan toch zo, dat het Palestijnse vluchtelingenprobleem «geëxploiteerd» wordt door de Arabische leiders als politiek wapen naar Israël? Moet het vluchtelingenprobleem geforceerd in stand blijven? Hoe gaat de VN hier concreet mee om?

Navraag door de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah bij UNRWA én UNDP heeft geleerd dat deze VN-organen niet bekend zijn met de door u aangehaalde woonwijk. Evenmin is deze woonwijk tot stand is gekomen met Nederlands geld.

Wil de minister bevorderen dat de EU het Iraanse Revolutionaire Gardekorps (IRGK) op de lijst van terroristische organisaties zet?

De internationale gemeenschap en de EU hebben reeds nu sanctiemaatregelen genomen tegen een aantal kopstukken binnen de IRGK en aan de IRGK gelieerde entiteiten. Welke eventuele aanvullende maatregelen tegen Iran precies tot de mogelijkheden behoren, is onderwerp van internationaal overleg en intern EU-beraad. Ik wil niet vooruitlopen op dit besluitvormingsproces.

Wat doet de internationale gemeenschap voor de Assyrische Christenen in Irak, die zuchten onder islamitische terreur? Zijn daarvoor voldoende middelen beschikbaar? Is nu gegarandeerd, dat bij de training van Irakese politieagenten, zoals die vorm krijgt vanuit de internationale gemeenschap, het lot van deze groep structureel aan de orde komt?

Er is een aantal rapporten verschenen over de mensenrechten van etnische en religieuze minderheden in de Nineveh-vlakte van o.m. Human Rights Watch en de International Crisis Group. Kan de regering op deze rapporten reageren?

De rapporten van zowel Human Rights Watch als de International Crisis Group bewijzen eens te meer dat blijvende aandacht voor de positie van christenen en andere religieuze minderheden in Irak van groot belang is. Nederland heeft de afgelopen jaren veelvuldig bij de Iraakse autoriteiten aandacht gevraagd voor deze groepen, en zal dat blijven doen. Ook in EU verband blijft Nederland zich hiervoor voor inzetten. Zo heeft de EU in verschillende verklaringen en Raadsconclusies haar zorgen uitgesproken over de mensenrechtensituatie in Irak, waaronder die van ethnische en religieuze minderheden en de positie van vrouwen. Vorige week, op 11 november, heeft het EU voorzitterschap, met Nederlandse steun, in een verklaring nogmaals de bijzondere zorg uitgesproken over het dodelijke geweld tegen etnische en religieuze minderheden.

Zoals bekend zet Nederland zich via diverse wegen in om de Iraakse autoriteiten te ondersteunen. Zo neemt Nederland deel aan de EUJUST LEX Rule of Law mission, een trainingsprogramma voor de justitiële sector en de NAVO trainingsmissie voor de opbouw van de Iraakse veiligheidsinstanties. Hiermee wordt beoogd ook een bijdrage te leveren aan verbetering van de situatie van christenen en andere minderheden in Irak. Ook ondersteunt Nederland twee NGO-projecten gericht op ontheemden in Noord-Irak. Deze projecten behelzen onder meer voedseldistributie en medische hulpverlening in de Nineveh-vlakte, waar overwegend ontheemden uit religieuze en etnische minderheden verblijven. Met deze activiteiten is in 2009 totaal een bedrag van EUR 0,8 mln gemoeid. In de loop van 2010 worden zij afgerond. Eventuele vervolgaanvragen voor financiering van het lenigen van de noden van genoemde groepen kunnen in 2010 in overweging worden genomen.

Naar boven