Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2010) (32128);

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) (32129);

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vereenvoudigingswet 2010) (32130);

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de afschaffing van de vliegbelasting (32132);

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2010) (32133).

(Zie wetgevingsoverleg van 9 november 2009.)

De voorzitter:

Als de opgegeven spreektijd dreigt op te raken, zal ik de leden daarop attenderen. Ik zal niet erg ruim zijn in het toestaan van interrupties, want ik wil het debat afronden vóór de reguliere sluitingstijd van de vergadering.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Tijdens de twee wetgevingsoverleggen heb ik uitgebreid stilgestaan bij het feit dat de groei van de belastinginkomsten al vele jaren achterloopt bij de economische groei. Tussen 2001 en 2008 was de groei van de belastingopbrengsten elk jaar slechts drie kwart van de groei van het bbp. Ook als je verder kijkt, zie je grote verschillen. Was de belasting- en premiedruk in 1994 nog zo'n 43%, inmiddels is deze gezakt naar 38%. Omgerekend scheelt het ongeveer 30 mld. Dat is een bekend getal.

Uiteraard ligt dit vooral aan de politieke keuzes die gemaakt zijn, bijvoorbeeld de herziening van het belastingstelsel in 2001 en de invoering van de Wet werken aan winst. Het gevolg is dat Nederland nu steeds vaker voorkomt op de lijstjes van belastingparadijzen. Recentelijk stond Nederland op de vijfde plaats van de lijst van Tax Justice Network. Al eerder noemde de VN ons een belastingparadijs. Zembla kwam met een uitzending waarin te zien was dat multinationals slim gebruikmaken van fiscale mogelijkheden die de staatssecretaris geeft om flink minder of bijna geen belasting te betalen. Volgens Zembla betalen ze daardoor 16 mld. minder belasting dan ze zouden betalen als wij die politieke keuzes niet gemaakt hadden. Volgens de staatssecretaris is het bedrag van 16 mld. te hoog geschat. Dat het om vele miljarden gaat, is echter zeker. De deelnemingsvrijstelling en de renteaftrek in hun huidige vorm maken het mogelijk dat bedrijven die in belastingparadijzen belasting betaald te hebben, namelijk 0%, 1% of 2%, dat gebruiken om in Nederland geen belasting meer af te dragen. De deelnemingsvrijstelling waar multinationals slim gebruik van maken, lijkt inmiddels een van de hoekstenen van de samenleving geworden te zijn, terwijl een Europees heffingssysteem in combinatie met een minimumvennootschapsbelastingtarief voor de hand zou liggen om massaal misbruik te voorkomen.

De flinke verlaging van de schenk- en erfbelasting per januari 2010 vraagt wat mijn fractie betreft tegelijkertijd om een eerlijker heffing over vermogens. Daarom moet het effectief rendement waarover belasting wordt betaald, aangepast worden aan de realiteit. Het werkelijk gerealiseerd rendement over vermogen lag tussen 1992 en 2007 gemiddeld genomen op 6,8%. In dat gemiddelde zitten zelfs de rampjaren 2001 en 2002 verwerkt. Toch wordt nog steeds vastgehouden aan een forfaitair rendement van 4%. Mijn fractie is voorstander van een vermogenswinstbelasting, die veel beter aansluit bij de realiteit. Over een vermogenswinstbelasting hebben wij hier vaker gesproken. De SP-fractie en de regering blijven van mening verschillen. Daarom de vraag aan de staatssecretaris waarom hij de vermogensrendementsheffing niet beter wil laten aansluiten op de realiteit. Ik stel voor om het gemiddeld rendement van de afgelopen tien jaar als uitgangspunt te nemen in plaats van een fictief rendement van 4%. Zo sluiten wij aan bij de realiteit in goede en slechte tijden.

Het voorstel omtrent kleine banen heeft tot flink veel kritiek geleid, juist ook van de zijde van de werkgevers, zoals de ABU, terwijl dit voorstel voor hen bedoeld was. De staatssecretaris is ons deels tegemoetgekomen door het voorstel omtrent de kleine banen slechts te richten op 2010. Maar onze bezwaren tegen het structureel vrijstellen van de premie zijn dezelfde als tegen het vrijstellen voor alleen 2010. Ik wil de staatssecretaris dan ook vragen om zich niet blind te staren op de administratievelastenverlichting. In het aangepaste voorstel is dat maar een besparing van € 350.000. Dus een maatregel die 80 mln. kost, levert een eenmalige administratievelastenverlichting op van slechts € 350.000. Als de maatregel in 2011 ingetrokken wordt, wat voor administratievelastenverzwaringen zijn er dan te verwachten? Gaat de staatssecretaris ons dan ook weer proberen te overtuigen dat deze regeling permanent moet worden gemaakt? Terugdraaien zal dan namelijk vast tot een administratievelastenverzwaring leiden. Ik blijf er dan ook bij dat het het beste is om dit voorstel helemaal uit het wetsvoorstel te halen. Dit ook gezien de solidariteitsgedachte. Ik handhaaf daarom mijn amendement en ik overweeg een motie in te dienen over de verzekeringsplicht.

Tijdens de twee wetgevingsoverleggen, voorafgaand aan dit debat, heb ik al gezegd dat het koopkrachtbeleid van dit kabinet niet ons koopkrachtbeleid is. Er wordt een lastenverzwaring van 811 mln. neergelegd bij de mensen, terwijl er niets wordt gedaan aan nivellering. Ik zal de inbreng van mijn fractie niet herhalen. Wij hebben een amendement ingediend om voor de inkomstenbelasting een vijfde schijf, een solidariteitsschijf, in te voeren voor mensen die meer verdienen dan € 181.000 per jaar. Zij moeten dan 60% belasting betalen.

Dan de huidige hypotheekrenteaftrek. Die kost veel te veel, stimuleert het aangaan van schulden en het niet aflossen van die schulden. De staatssecretaris heeft ons in het wetgevingsoverleg toegezegd te zullen onderzoeken hoe het aflossen van de hypotheekschulden gestimuleerd kan worden. Mijn fractie vindt echter dat de hypotheekrenteaftrek gericht moet zijn op mensen die die aftrek ook echt nodig hebben. Daarom willen wij de hypotheekrenteaftrek garanderen en maximeren tot € 350.000, tegen een maximale belastingaftrek van 42%. Mijn fractie kiest ervoor om dit te doen in tien stappen, in tien jaar tijd. Ik heb een amendement ingediend om de maximale hypotheekrenteaftrek vanaf 2011 te beperken tot 51%. Het is de bedoeling dat vanaf 2011 de aftrek ieder jaar met 1% beperkt wordt, met als uiteindelijk doel dus maximaal 42% aftrek voor iedereen. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat wij mensen de tijd willen geven om hieraan te wennen?

De voorzitter:

De heer Bashir maakt eerst zijn betoog af en daarna komt er een interruptieronde.

De heer Bashir (SP):

Mijn fractie maakt zich zorgen over de koppeling van het algemeen forfait aan het loon. Hierdoor hebben hogere inkomens namelijk meer profijt. De staatssecretaris zegt dat bedrijven met gemiddeld relatief hoge inkomens in absolute zin meer forfaitruimte hebben dan bedrijven met gemiddeld relatief lage inkomens. Volgens mij komen mijn zorgen echter op hetzelfde neer. Kan de staatssecretaris hier nog eens op ingaan en proberen onze zorgen weg te nemen? Overigens spreekt VNO-NCW van een mogelijke lastenverzwaring voor het bedrijfsleven van 350 mln. Klopt dat? Wat is de reactie van de staatssecretaris hierop?

De staatssecretaris heeft besloten om zijn voorstel voor een tariefsverlaging voor de oude afvalstortplaatsen te handhaven, ondanks de kanttekeningen die zijn gemaakt. De VNG en de Vereniging Afvalbedrijven stellen voor om het voorstel zodanig te wijzigen dat het lage tarief, behoudens indexering, niet wordt verhoogd en het reguliere tarief zodanig wordt verhoogd dat er sprake is budgettaire neutraliteit. Kan de staatssecretaris ingaan op dit voorstel en aangeven hoe hij hierover denkt en waarom hij hier niet voor kiest?

Mijn fractie blijft van mening dat een differentiatie in de energiebelasting door een lager tarief in te voeren voor het gebruik, van elektriciteit onder de 3000 kWh, het gemiddelde gebruik in Nederland, en een hoger tarief bij een verbruik tussen 3000 kWh en 10.000 kWh bij kan dragen aan de vergroening van de belastingen. Mensen hebben dat goed in de hand. Zij kunnen er zelf voor kiezen om bijvoorbeeld verlichting uit te zetten waar die niet nodig is of een zuinige lamp te gebruiken. Op dit punt overweeg ik een motie.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Dit kabinet verlicht de lasten voor bedrijven, winstgevende bedrijven wel te verstaan, met 800 mln. en verzwaart de lasten voor burgers met 800 mln. Dit kabinet bevordert het ondernemerschap, maar alleen van winstgevende bedrijven. De kleine zelfstandige krijgt minder aftrek. De vraag is of wij het ondernemen moeten stimuleren of het maken van winst. Het kabinet kiest voor het laatste. De PVV-fractie vraagt zich af waarom de inperking van de zelfstandigenaftrek is doorgevoerd en waarom het onwenselijke urencriterium wordt gehandhaafd. Kan de staatssecretaris dit nog een keer uitleggen?

Ook stimuleert de staatssecretaris het dat bedrijven investeren. Natuurlijk is het belangrijk dat bedrijven investeren. De vraag is echter of dit investeren op een zodanige wijze moet worden gestimuleerd en gesubsidieerd dat het lijkt alsof niet investeren een optie is. Wij vragen ons af hoe effectief deze maatregelen zijn nu wij in een crisis zitten. In een crisis denken bedrijven meer aan hoe zij het hoofd boven water kunnen houden en hoe zij kunnen saneren dan aan hoe zij moeten investeren.

Ook de PVV-fractie vindt het belangrijk dat bedrijven innoveren. Om te kunnen overleven in de huidige wereld is innovatie van groot belang. Zo groot zelfs dat het niet hoeft te worden gesubsidieerd door de overheid. Dit kabinet trekt maar liefst 1 mld. uit om innovatie te bevorderen zonder te weten of dit effect heeft. Bedrijven worden op deze manier subsidieverslaafd en zijn meer bezig met het binnenhalen van subsidies dan met innoveren. Ondanks al deze miljarden aan fiscale prikkels, blijft Nederland nog steeds achter op andere landen. Misschien werken deze prikkels niet. Gaat de staatssecretaris dit nog onderzoeken?

Ik kom nu op de vereenvoudigingsoperatie. De PVV-fractie omarmt dit streven van de staatssecretaris. Ook dit moet echter zorgvuldig en doordacht gebeuren zonder grote benadeling van groepen. Het doel van vereenvoudiging moet verlichting van de administratieve lasten zijn en niet meer geld voor de schatkist. Ook vraagt de PVV-fractie zich af of dit wel het beste moment is om allerlei vereenvoudigingen door te voeren. Leidt dit niet te veel af van de echte problemen waar burgers en bedrijven mee kampen in deze crisis? De staatssecretaris wil het dak repareren terwijl het buiten stormt.

Een voorbeeld hiervan is de werkkostenregeling. Het principe van vereenvoudiging is toe te juichen, maar is het nu echt belangrijk? Volgens de PVV-fractie wordt hiermee alleen maar extra onrust onder het personeel gecreëerd. Als je zoiets voorstelt, geef dan ook gelijk de garantie dat niemand erop achteruit gaat. In plaats hiervan kan de werkkostenregeling nu met drie jaar worden uitgesteld, waardoor er in plaats van één regeling nu twee regelingen naast elkaar kunnen bestaan. Dit leidt eerder tot lastenverzwaring voor de Belastingdienst dan tot lastenverlichting.

Ook de kleinebanenregeling ligt onder vuur. Het is een kostbare maatregel die niets, maar dan ook niets bijdraagt aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Deze regeling is gunstig voor de student met een bijbaantje, maar de echte werkzoekende heeft er niets aan. Daarnaast zijn de effecten op verdringing, opknippen en de mate waarin jongeren verzekerd blijven onduidelijk. Ook het voordeel voor de administratieve lasten, zo hebben wij gisteren kunnen lezen, is zeer beperkt, namelijk € 350.000. Waarom wordt de kleinebanenregeling niet uitgebreid tot iedereen die minder dan € 6500 per jaar verdient? Wat zou dit kosten en wat zou dit aan administratieve lasten besparen? Waarom is deze maatregel niet gewoon uitgesteld in plaats van dat die tijdelijk alleen voor 2010 wordt ingesteld?

We zitten in een crisis van vraaguitval. Bedrijven zitten niet te wachten op allerlei extra subsidies en aftrekposten, maar op klanten en orders. In het belastingplan zijn slechts zeer summier enkele maatregelen opgenomen om de vraag te stimuleren. De staatssecretaris komt niet veel verder dan een btw-verlaging voor schilders en schoonmakers. Daarmee los je geen crisis op. De koopkracht voor burgers wordt niet versterkt. In plaats daarvan wordt die verder verlaagd, namelijk met 811 mln. Iedereen gaat er volgend jaar op achteruit. De heffingskorting wordt verder verlaagd en de arbeidskorting wordt verlaagd, evenals de pensioenpremie. De zorgpremies worden verhoogd en met de verhoging van de accijnzen worden weer de nodige gaten gedicht. De staatssecretaris zegt dat de koopkracht op peil blijft en ziet dus niet de noodzaak om daaraan iets te doen. Maar wat zegt hij tegen al die bedrijven die hun deuren moesten sluiten vanwege een gebrek aan omzet? En wat zegt deze staatssecretaris tegen al die werknemers die hun baan zijn verloren?

Het kabinet wedt op het verkeerde paard. Het moet niet kiezen voor meer subsidies en aftrekposten voor het bedrijfsleven, maar het dient de vraag te stimuleren door de koopkracht te versterken in plaats van die te verzwakken. Het is mogelijk om de vraag naar huizen te stimuleren door bijvoorbeeld tijdelijk de overdrachtsbelasting te verlagen. De vraag naar producten is te stimuleren door de belasting op arbeid te verlagen, of door bijvoorbeeld het spaarloon vrij te geven. Daardoor zal de economie worden gestimuleerd. Niets doen, is geen optie. Dit kabinet wacht gewoon af totdat de economie in de rest van de wereld weer aantrekt, terwijl andere landen juist wel hun markten stimuleren. Met een bonus stimuleerde de Verenigde Staten de verkoop van huizen en auto's gigantisch en Duitsland is voornemens om de consumptie te stimuleren met een belastingverlaging van 24 mld. Ook China stimuleerde de binnenlandse markt door de koopkracht te versterken middels belastingverlagingen. Maar dit kabinet hoopt te profiteren van andermans daadkracht.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Vanwege het grote aantal fiscale voorstellen in dit pakket, heb ik in het wetgevingsoverleg tegen de staatssecretaris gezegd dat de Tweede Kamer geen stempelmachine is. In deze plenaire behandeling herhaal ik die opmerking, omdat de staatssecretaris zich beroept op argumenten die mij niet aanstaan. Hij beroept zich op het argument dat de wetgevingseconomie hiermee is gediend. Tevens zegt hij dat hij tegemoet is gekomen aan het advies van de Raad van State, terwijl die in zijn advies natuurlijk weer precies dezelfde commentaren levert als vorig jaar en het jaar daarvoor. Dat geldt overigens ook voor de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs.

In het wetgevingsoverleg is kort gepraat over de vraag of de Kamer niet zelf zou moeten terugkijken op deze behandeling om te evalueren. Dat lijkt mij nog steeds een uitstekende gedachte. De staatssecretaris onderkent het probleem niet en hij stelt zich ook niet de vraag of de samenleving geen fatsoenlijke termijn nodig heeft om te reageren op voorstellen die op de tafels van de Kamerleden worden gedeponeerd. Op alle onderdelen in dit wetgevingsproces, met uitzondering van dat over de afschaffing van de vliegtaks, zijn wij inmiddels geconfronteerd met derde nota's van wijzigingen. Die kunnen bovendien een tamelijk ver strekkende betekenis hebben.

Het kabinet heeft de Studiecommissie voor de belastinghervorming een budgettair neutrale opdracht gegeven. Dat vind ik op zichzelf prima, want anders weten wij waarschijnlijk wel wat de resultaten zullen zijn. Dat vertrekpunt begrijp ik dan ook dondersgoed. In het wetgevingsoverleg bleef echter wel wat mist hangen. Aan de ene kant heeft de staatssecretaris de indruk gewekt dat dit kabinet hierover nog besluiten gaat nemen. Aan de andere kant heeft hij gezegd dat twee kabinetten over de IB 2001-operatie heen zijn gegaan. Ik begrijp heel goed wat de staatssecretaris bedoelt. Het is van tweeën een. Dit voorjaar komen de resultaten van de voorstudie beschikbaar. Mag de Kamer ervan uitgaan dat er in ieder geval nog een klip-en-klaar kabinetsstandpunt komt over de resultaten van de voorstudie? Naar mijn mening is dat nog iets anders dan een wetsvoorstel. De Kamer kan er dan te gelegener tijd op een fatsoenlijke manier met het kabinet over debatteren. Ik zal het op prijs stellen als de resultaten tijdig beschikbaar zijn. Dat zal ongetwijfeld in scenariovorm zijn. Politieke partijen kunnen er dan bij het schrijven van hun verkiezingsprogramma's rekening mee houden. Daar zal het immers wel naar toe gaan: dat er verschillende scenario's op tafel liggen ten behoeve van de volgende kabinetsformatie opdat daaruit bij die gelegenheid kan worden gekozen. Daar ging het mij in het debat om. Politiek gesproken, zal er – welk kabinet er ook komt – rekening mee moeten worden gehouden dat enige financiële reparatieruimte nodig is om tot ingrijpende voorstellen te kunnen komen. Als er in financiële zin geen reparatieruimte is, hoeft welk kabinet dan ook er niet aan te beginnen, want dan zal het op politieke barrières stuiten. Dat heeft het verleden wel geleerd.

Ik kom toe aan de inhoud. Het klinkt misschien wat gek van een oppositiefractie, maar ik maak een compliment aan de staatssecretaris en daarmee aan het gehele kabinet. Dat compliment heeft betrekking op het ondernemerspakket. Naar de mening van de VVD-fractie is sprake van een aansprekend pakket. Deze complimenten kan de staatssecretaris dus in zijn zak steken. Ik zal er niet aan afdoen. Vorig jaar hebben wij gesproken over de wijziging van de zelfstandigenaftrek. De staatssecretaris heeft toen voorgesteld om niet te indexeren. Op een gegeven ogenblik is gerepareerd. Dat gebeurde toen in het zicht van het geheel afschaffen van de zelfstandigenaftrek. De staatssecretaris zit nu op de toer van beter richten, zodat je ondernemerschap echt stimuleert. Daarmee is de VVD-fractie het van harte eens, en daaraan wens ik, anders dan sommige andere fracties, niet af te doen.

Deze positieve waardering geldt ook voor het dga-pakket. Ik vind dat de staatssecretaris de Kamer ook redelijk tegemoet is gekomen als het gaat om de bestuurderseis, die nu is omgezet in een werknemerseis. Ik zou het wel op prijs stellen om in de loop van volgend jaar of in ieder geval aan het eind van volgend jaar een rapportage van de staatssecretaris te krijgen over de vraag welke effecten dit precies oplevert. Wellicht zou hij dat nog kunnen toezeggen.

Die complimenteuze houding geldt wat de VVD-fractie betreft nadrukkelijk niet voor de houding ten aanzien van het fiscaal stimuleren van de scheepvaart, een houding waarmee het kabinet de boot afhoudt. Er is een gesprek geweest. Kennelijk is dat een goed gesprek geweest, maar het heeft niets opgeleverd. Dat staat wat de VVD-fractie betreft haaks op de VOC-mentaliteit die het kabinet bij andere gelegenheden zegt te willen uitstralen. Ik ben het er natuurlijk op zichzelf mee eens dat generieke fiscale stimulering eerst komt. Dat ontslaat je echter niet van de verplichting om te kijken naar problemen die in bepaalde sectoren ontstaan. Het kabinet en de staatssecretaris mogen wat mij betreft de ogen niet sluiten voor de problemen in deze sector. Er moet een einde komen aan het verder uitvlaggen, en er moet verder voorkomen worden dat de rederijen vertrekken naar landen met een gunstiger fiscaal klimaat, zoals Singapore. Ik vind dat de staatssecretaris de ruimte die er nog is tot het algemeen overleg dat wij binnenkort over dit thema zullen hebben, moet benutten om met de sector tot overeenstemming te komen. Ik heb ook begrepen – als het anders is, hoor ik het wel – dat in het gesprek is gezegd: het is dit pakket of het gaat allemaal van tafel. Voor het overleg vind ik dat een verkeerde houding. Ik vind nog steeds dat de staatssecretaris gehouden is om met de sector tot een fatsoenlijke en geloofwaardige oplossing te komen, wat overigens niet betekent dat de sector in alle opzichten zijn zin krijgt.

De staatssecretaris is wat mij betreft tot een fatsoenlijk alternatief voor de werkkostenregeling gekomen door gewoon gedurende een periode van drie jaar twee systemen naast elkaar te laten draaien en in 2013 met een evaluatie in de richting van de Kamer te komen. Wat mij betreft wordt bij de bespreking van die evaluatie ook definitief de knoop doorgehakt ten aanzien van de vraag waar wij wel en waar wij niet naartoe gaan, en welke percentages moeten worden gehanteerd. Bij deze gelegenheid heb ik op zichzelf niet zo veel zin om over bedrijfsfietsen of weet ik wat allemaal te praten. Dat zien wij dan wel op basis van de ervaringen die zijn opgedaan. Dat betekent dus ook dat mijn amendement op stuk nr. 9 kan worden ingetrokken.

De voorzitter:

Het amendement-Remkes (stuk nr. 9) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

De heer Remkes (VVD):

De vliegbelasting heeft één jaar bestaan en geen enkel milieueffect opgeleverd. Het "vliegende bedrijfsleven", om het zo maar even uit te drukken, is met veel lasten opgezadeld geweest. Ik begrijp wel dat het kabinet er politiek moeite mee heeft om de misslag van toen te erkennen, maar ik constateer dat dit instrument na een armetierig bestaan van een jaar weliswaar te laat – het had beter helemaal niet verwekt kunnen worden – maar tot genoegen van de VVD-fractie dan toch wordt ingetrokken in afwachting van een ETS in Europees verband.

In de bouw speelt op dit moment de discussie over de integratieheffing. Wat mij betreft moet die discussie plaatsvinden. Ik onderken met de staatssecretaris het probleem. Ik zeg niet dat ik zo een-twee-drie een oplossing voor het probleem heb. Ik mis bij de staatssecretaris en het kabinet een open oog voor de achtergrond, die natuurlijk veel breder is. Tegen die achtergrond zeg ik net als de heer Van Dijck dat ik een steviger pakket in de btw-sfeer ten behoeve van de stimulering van de bouw op prijs had gesteld, als een van de pijlers van onze economie. Allerlei achtergrondbewegingen en discussies met de corporatiesector spelen daarbij natuurlijk ook een rol. De staatssecretaris heeft mijn ongerustheid op dat punt niet kunnen wegnemen. Hij schrijft: "Ook de economische crisis kan tot gevolg hebben dat projecten worden afgeblazen." Je hoeft maar om je heen te kijken om te constateren dat dat aan de orde van de dag is. Een tweede citaat: "Door de wijkenbijdrage vermindert overigens de totale liquiditeit van de sector niet." Dat klopt, dat betekent schuiven met geld. Maar het betekent wel dat ook daar op sommige plaatsen projecten niet meer doorgaan. Een derde citaat: "De keuze voor een huurbeleid is aan het begin van de kabinetsperiode gemaakt." Dat is een politieke uitspraak, een constatering, maar daarmee mag het denken niet stoppen. Het kabinet had ook bij zichzelf te rade kunnen gaan. We hebben grote problemen in de bouwsector. Op grote schaal vindt stagnatie plaats. Is dat misschien aanleiding om de bakens te verzetten? Die gedachtesprong wordt niet gemaakt. Dat valt mij in het bijzonder tegen van deze staatssecretaris, van wie ik, daarmee ben ik begonnen, de indruk heb dat hij een redelijk open oog heeft voor de problemen en knelpunten die zich in het bedrijfsleven voordoen.

De staatssecretaris schrijft: "Gelet op de huidige economische crisis en de gevolgen daarvan voor de jeugdwerkloosheid hecht ik sterk aan het verlagen van de premies voor werknemersverzekeringen voor de zogenaamde kleine banen." Ik heb in het wetgevingsoverleg gevraagd naar de effectiviteit. Er worden nu cijfers geleverd. Het blijkt om 50.000 te gaan. Ik vind dat qua effectiviteit een bevredigend getal. Toen ik de regels nog eens las, vroeg ik mij af wat er eigenlijk is gebeurd dat de staatssecretaris nu in een keer voorstelt om de regeling te beperken tot 2010, vooral ook tegen de achtergrond dat de staatssecretaris in het wetgevingsoverleg heeft gezegd dat de negatieve effecten veel kleiner zijn dan de positieve effecten. De staatssecretaris geeft niet echt een inhoudelijke toelichting, waarom hij terugkomt op het aanvankelijke voornemen. Ik hoop, ook gelet op het advies van Actal, waarin aangedrongen werd op uitbreiding, dat de staatssecretaris in zijn beantwoording daarbij nog eens uitvoerig zal stilstaan.

Een soortgelijke vraag heb ik over de afvalstoffenbelasting en de discussie over de stortplaatsen. In de stukken staat de volgende, wat omineuze zin: "Inmiddels is mij echter gebleken dat een faciliteit toch een verbetering ten opzichte van de huidige situatie betekent." Dat vind ik een rare zin. Was dat dan niet zo? Heeft de staatssecretaris niet vol overtuiging het aanvankelijke voorstel gedaan? Dat leidt nu tot een brief van VNG en de verzamelde afvalbedrijven. Ik vind die gang van zaken gek. Ik heb in het wetgevingsoverleg tegen de staatssecretaris gezegd dat ik zijn irritatie begrijp. Die begrijp ik nog steeds, maar het is mij niet allemaal precies duidelijk wat daar gebeurd is.

Over het boetebeleid heeft de staatssecretaris verwarring gezaaid. Er was in het wetgevingsoverleg sprake van handmatige afdoening. Dat blijkt nu, waar het gaat om het aangifteverzuim, niet zo te zijn. Er is bovendien nu sprake van verschillende bedragen. Er was eerst sprake van een bedrag van 5 mln. en vanwege de sociale fondsen is er nu sprake van een bedrag van 23 mln. Ik vind dat ook niet echt helder.

Daarnaast wil ik graag opheldering over twee punten. Ik citeer wederom de jongste brief van de staatssecretaris: "Het boetebeleid ten aanzien van aangifteverzuim Vpb blijft naar verwachting ongewijzigd." Tweede citaat: "Over het beleid ten aanzien van ib-plichtigen beraad ik mij nog." Misschien kan de staatssecretaris aangeven wat dat in de praktijk betekent?

Ik kom op de navordering. In de brief herhaalt de staatssecretaris de mondelinge toezegging dat het niet de bedoeling is om na te vorderen als er sprake is van een pleitbaar standpunt. Daar voegt hij aan toe dat het amendement van de VVD-fractie overbodig is. Ik leid daaruit af, zeg ik ook tegen de achtergrond van duidelijkheid in de wet, dat de staatssecretaris er dus ook geen bezwaar tegen heeft.

Ik wilde niet al te veel woorden meer vuil maken aan de youngtimers. Ik geef weer een paar citaten: "... optelsom van al deze individuele effecten ...", "... geen exacte bestuurlijke noch statistische informatie beschikbaar ... ", "... gebruik van bepaalde veronderstellingen ..." Het is volstrekt duidelijk dat de raming van destijds volstrekt op drijfzand was gebaseerd. Ik hou er dus ten opzichte van het amendement dat collega Cramer op tafel heeft gelegd een voorkeur voor om deze maatregel, waartoe vorig jaar in het holst van de nacht besloten is, helemaal terug te draaien. Ik wil iets zeggen over de zorgvuldigheid van amendering en van wetgeving. Ik begrijp dat er bij de wijnaccijns weer dingen fout zijn gegaan en dat dit nu gerepareerd wordt. Dat zegt iets over de zorgvuldigheid waarmee in deze Kamer zelf – ik wil namelijk ook gaarne de hand in eigen boezem steken – de zaken worden benaderd.

De goedkoperwonenregeling is verkocht onder het motto van vereenvoudiging. Die levert tegelijkertijd 70 mln. op. Ik constateer dat de staatssecretaris enige inschikkelijkheid vertoont: voor mensen die goedkoper zijn gaan wonen en die hun oude woning nog niet hebben verkocht voor 1 januari 2010, blijft de regeling van kracht. Prinsjesdag is inmiddels vervangen door 1 oktober. Waarop is die datum van 1 oktober gebaseerd? Het is een beetje gerelateerd aan het bekend worden van de stukken, maar eigenlijk heb ik met die redenering – ik heb er de afgelopen dagen over nagedacht – principiële problemen. Is niet het moment bepalend waarop deze Kamer, waarop de overzijde, en waarop het Staatsblad relevant is, en niet die andere momenten? De discussie komt namelijk pas los wanneer de Kamer dit soort zaken behandelt. Dat hebben wij – dat geldt voor de VVD-fractie maar ongetwijfeld ook voor andere fracties – de afgelopen tijd gemerkt.

Ik heb echter een nog wat fundamenteler bezwaar. Dat heeft te maken met een bepaling in het coalitieakkoord: geen gerommel met de fiscale behandeling van de eigen woning. U kent mij, mevrouw de voorzitter, ik ben graag mijn broeders hoeder. Ik heb ook de programma's van het CDA er nog eens even op nagelezen. In het verkiezingsprogramma staat: "Het CDA wil het eigen woningbezit blijven bevorderen, onder andere omdat het kopen van een woning meer aandacht voor de wijk en de omgeving genereert. De hypotheekrenteaftrek helpt daarbij en die willen we dan ook intact houden." Op een andere plek in het verkiezingsprogramma staat dat het CDA het eigen woningbezit blijvend wil bevorderen, onder meer door de hypotheekrenteaftrek te behouden in de huidige vorm. Op de website van het CDA staat dat het CDA een voorstander is van de hypotheekrenteaftrek en daaraan niet wil tornen. Wij zitten middenin een wereldwijde financieel-economische crisis en daarom neemt het kabinet juist nu geen maatregel op het gebied van de hypotheekrenteaftrek. De rode haan van de PvdA heeft inmiddels drie keer gekraaid. In de eerste plaats bij het Belastingplan 2008, toen het ging over die grens van 1 mln. In de tweede plaats in het crisispakket, waarbij de indexering van dat bedrag werd afgezworen. Steeds meer woningen lopen dus in de fuik. In de derde plaats is er dit voorstel. Genoeg is genoeg. De VVD-fractie doet daar dus niet aan mee. Dat is de achtergrond van het amendement dat inmiddels op tafel ligt.

De voorzitter:

Was u al aan het eind van uw betoog?

De heer Remkes (VVD):

Ik ben bijna aan het eind van mijn betoog.

De voorzitter:

Want de tijd was inmiddels ook op. Ik zou graag willen dat u uw betoog afmaakt voor ik gelegenheid geef voor interrupties.

De heer Remkes (VVD):

Ik kom op het niet indexeren van de vrijstellingsgrens box 3, niet zozeer vanwege het bedrag, maar wel vanwege het principe, want één keer zondigen geeft heel gemakkelijk een alibi om dat ook een tweede keer te doen. Die indexatie moet er dus komen, tegen de achtergrondmuziek van het feit dat veel mensen zich niet meer herkennen in het 4%-tarief van de forfaitaire behandeling.

Wij hebben overwogen om bij deze gelegenheid een amendement of een motie in te dienen voor de afschaffing van de bpm in 2018, vanuit de overweging dat wij misschien het CDA een handje moeten helpen. Maar toen ik het wetsvoorstel kilometerbeprijzing het afgelopen weekend zag, wilde ik niet meer de minste indruk wekken dat wij daarmee ook maar iets te maken hebben. Het CDA zal het dus op eigen gelegenheid moeten doen. Ik heb nog wel een vraag. De afgelopen paar dagen is er discussie ontstaan over een provinciaal belastinggebied. Er is de indruk gewekt dat de komst van een ingezetenenbelasting een soort natuurverschijnsel is, alsof de provincies daarover zelf kunnen beslissen. Dat is niet aan de orde. De wetgever is daarbij aan zet. Ik vraag de staatssecretaris of het kabinet voornemens is om in dit opzicht een wetsvoorstel bij de Kamer in te dienen.

Ten slotte even de publiciteit van het afgelopen weekend. Toen ik hoorde welke opvattingen de Belgische premier heeft, heb ik tegen mijzelf gezegd: als die beweging er komt, ga jij je aansluiten bij de beweging "Jan Peter naar Brussel". Die heeft in ieder geval niet dit soort onzinnige voorstellen voor een Europees belastinggebied.

De heer Tang (PvdA):

De VVD wil niks doen aan de hypotheekrenteaftrek, dat is een bekend standpunt. Maar hoe kijkt u dan aan tegen de opvattingen van uw liberale collega, de heer Hoogervorst van de Autoriteit Financiële Markten? In die bevoegdheid pleit hij voor een code die paal en perk probeert te stellen aan de schulden waarmee huishoudens worden opgezadeld. De heer Hoogervorst wijst erop dat een Nederlander net iets minder schuld heeft dan een IJslander, maar nog iets meer dan een Amerikaan. Hoe kijkt u daartegenaan?

De heer Remkes (VVD):

Ik vind die discussie van een totaal andere orde, maar ik heb er wel een opvatting over. Toen de directeur van de AFM een aantal maanden geleden met aanvankelijke voorstellen kwam – die inmiddels weer wat zijn aangepast – vroeg ik mij af of hij niet in de eerste plaats bezig was een probleem uit het verleden op te lossen. Ikzelf ben voorstander van strakker toezicht van de Autoriteit Financiële Markten op de kredietverlening, om ongelukken in de personele sfeer te voorkomen. Die discussie is echter van een gans andere orde – dat weet de heer Tang ook – dan de discussie over de hypotheekrenteaftrek.

De heer Tang (PvdA):

Dit is toch een wat vreemde opvatting. Ik zei: minder dan IJsland, maar meer dan Amerika. Dat is toch een gevolg van het feit dat wij een subsidie op schuld geven. Vervolgens moet er regelgeving komen om daar paal en perk aan te stellen. Dat is het paard achter de wagen spannen.

De heer Remkes (VVD):

Nee, dat is iets anders dan dat banken, hypotheekverstrekkers, in de richting van hypotheeknemers propageren en zo nodig afdwingen dat er zorgvuldig wordt geopereerd op basis van bepaalde kredietnormen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Als u mij toestaat, heb ik een iets langere interruptie. Maar ik zal proberen die een keer te doen en niet terug te komen.

Collega Remkes spreekt de coalitiefracties aan op hun verantwoordelijkheid voor de rijksfinanciën. Die verantwoordelijkheid trek ik mij ook aan. Een van de belangrijkste taken in dit huis is dat je blijft nadenken over wat er gebeurt. Daarom neem ik fors afstand van de in mijn ogen misplaatste vergelijking met de haan die drie keer kraaide, want de haan die drie keer kraaide ...

De heer Remkes (VVD):

U werd niet toegesproken, maar de Partij van de Arbeid werd toegesproken.

De voorzitter:

De heer Cramer heeft het woord.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik zei ook dat ik mij aangesproken voelde. De haan die kraaide, ging over verraad en niet over je gezond verstand gebruiken in tijden van crisis.

De heer Remkes refereert aan mijn amendement van vorig jaar over de youngtimers. Ik heb dat in alle eer en geweten laten opstellen en ik heb het ook aangepast op het moment dat duidelijk bleek dat er op zijn minst twijfel over was. Dat is een bewijs dat je in deze Kamer blijft nadenken over je eigen daden en er zo nodig consequenties uit trekt.

De heer Remkes (VVD):

Ik begrijp wel dat, omdat de heer Cramer met zijn fractie medeverantwoordelijk is voor het voorstel, hij zich ook aangesproken voelt door die rooie haan. Natuurlijk. Ik heb wel eens vaker gezegd dat qua politieke positiebepaling de ChristenUnie en de PvdA niet zo verschrikkelijk met elkaar van opvatting verschillen over fiscaal beleid. In die zin begrijp ik heel goed dat hij zich aangesproken voelt. Er zijn meerdere voorbeelden van te geven.

Ik kom bij het tweede punt van de heer Cramer. Ik heb het inderdaad waargenomen: aan het begin van de avond vorig jaar lag er een amendement en aan het eind van de avond vorig jaar lag er in een keer een ander amendement. Daar zit precies het probleem. Bij dat andere amendement, uit het holst van de nacht, is de zonde begaan. Daarin hebt u zich begeven, kennelijk – ik ben daar niet bij geweest – op basis van cijfermatig materiaal van het ministerie van Financiën. Maar op die manier hoort dat niet te gaan. Dat is mijn stelling. Natuurlijk kunt u voorstellen doen; ik bestrijd u het recht niet om amendementen in te dienen. Het gaat mij erom dat je probeert om aan de voorkant ook de maatschappelijke effecten op een fatsoenlijke manier in kaart te brengen. Daaraan heeft het toen ontbroken.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben het helemaal met de heer Remkes eens over de goedkoperwonenregeling. Het is inderdaad al de derde keer dat er indirect aan de hypotheekrenteaftrek wordt geknabbeld. Maar nu staat het wel in het wetsvoorstel, in de vereenvoudigingswet. Ik ben blij dat de heer Remkes een amendement heeft ingediend op dit punt. Maar stel dat het amendement niet wordt aangenomen en dat wij hier over de vereenvoudigingswet stemmen. Die heeft ook goede dingen in zich; dat is de heer Remkes met mij eens. Wat moeten wij dan doen? Stemt de heer Remkes dan tegen de vereenvoudigingswet of wordt het dan in de hausse van al die andere maatregelen weer meegetrokken, net als vorig jaar en het jaar daarvoor gebeurde, en worden wij uiteindelijk opgezadeld met allerlei maatregelen die wij eigenlijk niet willen?

De heer Remkes (VVD):

De heer Van Dijck vraagt mij nu wat ik de VVD-fractie zal adviseren over de eindstemming. Dat weet ik allemaal nog niet. Wij zijn nu bezig met de plenaire behandeling. Zoals de heer Van Dijck weet, heeft de VVD-fractie beide vorige keren, bij het Belastingplan 2008 en het Belastingplan 2009, tegengestemd. Ik heb niet voor niets nu een paar positieve signalen in de richting van de staatssecretaris afgegeven. Ik constateer tegelijkertijd dat de staatssecretaris over enkele zeer omstreden maatregelen uit het belastingplan – ik vat alles maar even samen onder het hoofdstuk Belastingplan – een fatsoenlijk antwoord heeft gegeven en dat er daarnaast nog een aantal andere wensen zijn. Ik zal at the end, zoals dat hoort, mijn mind opmaken over het advies aan de VVD-fractie.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Wij behandelen vandaag weer een uitgebreid belastingplan. Veel verschillende nieuwe voorstellen en aanpassingen komen aan de orde. Het is ook inherent aan het belastingplan dat veel verschillende onderwerpen bij elkaar komen, maar wat zijn de overwegingen om voorstellen wel in het belastingplan op te nemen of ze apart te behandelen? Dat is mij niet geheel duidelijk. Een zorgvuldige wetgeving is geboden. Die kan in het gedrang komen door te veel bij elkaar te vegen. Wij blijven ons hierover wat de fiscale wetgeving betreft zorgen maken. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij dit in de toekomst iets zorgvuldiger kan doen?

Het pakket is te groot om overal op in te gaan. Ik beperk mij tot de arbeidsmarkt, de deelnemingsvrijstelling, de werkkostenregeling, vergroening, innovatie en leefvormneutraal beleid. Laat ik beginnen met de arbeidsmarkt. Voor jongeren tot 27 jaar hebben wij regelingen om hen op de arbeidsmarkt te krijgen. Vanaf 45 jaar noemen wij mensen oud en geven wij subsidies. Vanaf 57 jaar is er ook nog een verhoogde arbeidskorting. Vanaf 62 jaar is er een doorwerkbonus. Grote groepen worden met subsidies aan het werk gehouden. De arbeidsmarkt is aan een grondige herziening toe. Bij het grootste deel van de bevolking wordt arbeid goedkoper gemaakt. Waarom kiest het kabinet dan niet voor een generieke verlaging van de belasting? In onze tegenbegroting verlagen wij de belasting in de eerste en tweede schijf om werken aantrekkelijker te maken. Ook draaien wij verlagingen van de arbeidskorting en de heffingskorting van het kabinet terug. Zo wordt het werken voor iedereen aantrekkelijk. Welke afweging heeft het kabinet hierin gemaakt?

En dan de mensen die niet werken. Vorig jaar hebben wij voorgesteld om de samenloop van levensloopregeling en de doorwerkbonus aan te pakken. Een bonus, bedoeld om mensen te stimuleren om te werken, moet niet beschikbaar zijn voor mensen die niet meer werken. Mijn fractie is dan ook blij dat dit is aangepast, maar het voorstel is nog onvolledig. Ook de arbeidskorting is bedoeld om ouderen te stimuleren om door te werken. Waarom geldt hiervoor niet dezelfde regeling? Graag hoor ik ook hier een reactie op.

De deelnemingsvrijstelling vormt een belangrijk onderdeel van het Nederlandse vestigingsklimaat. Ik heb twee vragen over deze vrijstelling. Een groot aantal belastingplichtigen heeft met de Belastingdienst afspraken gemaakt over de deelnemingsvrijstelling. Het doel van de wijziging is met name het verminderen van de administratieve lasten. Betekent dit ook dat bedrijven geen nieuwe afspraken hoeven te maken over hun fiscale positie?

Verder worden bedrijven onderworpen aan een toets om te bekijken of ze in andere landen al voldoende belasting hebben betaald. De minimale heffing is 10%. De voorstellen voor de rentebox betreffen een effectieve rente van 5%. Zou een buitenlandse rentebox door de staatssecretaris worden gezien als een te lage heffing? Ook hierop vraag ik een reactie.

Dan de werkkostenregeling. Wij ondersteunen het idee om de administratieve lasten voor bedrijven te verlagen. Het idee van de werkkostenregeling lijkt ook sympathiek, maar de vraag is of deze inderdaad ook die gunstige effecten heeft. Daarom heb ik nog twee vragen. Zal het instellen van 1,5% geen precedentwerking hebben? Zal dit geen uitgangspunt worden voor onderhandelingen? Hoe wordt hiermee omgegaan? Hoe zal er worden omgegaan met verschillen die binnen een groot bedrijf ontstaan? Als een bedrijf verschillende onderdelen heeft, is het mogelijk dat er verschillen in vergoeding ontstaan. Hoe wordt hiermee omgegaan? Ook hierop ontvang ik graag een reactie.

Ik kom toe aan de vergroening. De staatssecretaris wil oude stortplaatsen afgraven, en neemt nog een aantal andere maatregelen in de afvalstoffenbelasting. Die worden gedekt door de tarieven van die belasting te verhogen. De staatssecretaris kiest ervoor om dit evenredig over het hoge en het lage tarief te doen. Waarom is niet gekozen voor een verhoging van het tarief voor gevaarlijke stoffen? Het zou als voordeel hebben dat er minder recyclebaar afval als gevaarlijke stof wordt afgevoerd. De heren Tang en Omtzigt hebben hierop een amendement ingediend, waaraan ik graag meedoe. Dit kan namelijk een bepaald bedrag voor de schatkist opleveren, toch mooi in deze tijd.

Ondernemen en innovatie. In de voorstellen voor het bevorderen van ondernemerschap zit een aantal goede voorstellen die innovatie bevorderen. Wij ondersteunen de innovatiebox, en de uitbreiding van het speur- en ontwikkelingswerk, de WBSO. Hierover heb ik toch een paar vragen. De WBSO is een groot succes. Dat blijkt uit de budgetoverschrijding in 2008. Daarom is het jammer dat het slechts bij een tijdelijke verruiming blijft. Is de staatssecretaris bereid om ook voor na 2010 te kijken naar extra budget? Kan dat beschikbaar komen?

Het kabinet moet inzetten op leefvormneutraal beleid. D66 heeft daarom vaker gevraagd, en er ook moties over ingediend. Collega Omtzigt zegt vanmorgen in de krant dat gehuwden allerlei belastingvoordelen mislopen. Ik dacht eerst: hè, traditioneel gezinsdenken. Maar vervolgens dacht ik: niet zo naar, volgens mij wil hij namelijk ook leefvormneutraal beleid. Als je namelijk geen leefvormneutraal beleid maakt, krijg je dus dit soort gevolgen, en dat moeten we niet willen, lijkt mij. Maar dan wil ik ook dat, als het gaat om alleenstaanden en wat zij allemaal mislopen, daar ook eens naar wordt gekeken. Als gaat het om samenwonenden het volgende. Successiewetgeving, mijnheer Omtzigt, weet u nog dat ik wilde dat samenwonenden die niet geregistreerd zijn niet drie keer zoveel successiebelasting moeten betalen, en dat u daartegen hebt gestemd? Ik wil de heer Omtzigt het voordeel van de twijfel geven: misschien is er iets veranderd in zijn denken. Als ik straks weer een leefvormneutrale motie indien, hoop ik dat hij die ook steunt. Anders kan ik dat niet anders uitleggen dan dat zijn voorstel niet consequent en een beetje hypocriet is.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik maak de staatssecretaris een compliment. Kortheidshalve kan ik op dit kleine onderdeel aansluiten bij de heer Remkes. Het gaat namelijk om het ondernemerspakket. Hier ligt een duidelijk pakket dat midden in de crisis goede dingen doet om Nederland er weer uit te trekken. We zullen niet zeggen dat de groei die zich dit kwartaal heeft voorgedaan geheel te danken is aan het ondernemerspakket van deze staatssecretaris – "voor een groot deel", zegt hij nu; dat moet hij straks on the record nog eens doen – maar het beter richten van de zelfstandigenaftrek, het verruimen van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de verruiming van de verliesrekening, het verlengen van de willekeurige afschrijving en de uitbreiding van de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk middel de innovatiebox, inclusief de uitbreiding die in het wetgevingsoverleg is toegezegd, zijn grote stappen voorwaarts voor het herstel van Nederland. Wij zijn blij met de vergoedingsmaatregelen voor de elektrische auto's, het schrappen van de mrb voor zeer zuinige auto's en een hogere korting op de bpm. De vereenvoudiging krijgt vorm. Helder is dit in het belastingplan en de drie andere wetten. Ik kan het niet nalaten: wij zijn ingenomen met de afschaffing van de vliegbelasting per 1 januari aanstaande. Kortom, mijn fractie is op hoofdlijnen buitengewoon tevreden met dit belastingplan. Neemt niet weg dat wij op een aantal punten nog vragen hebben. Ik zal ze puntsgewijs doornemen.

Ik begin met de kleine baantjes. Wij zijn blij dat het is omgewerkt tot een crisismaatregel. In het licht van de crisis moeten we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat jongeren actief zijn op de arbeidsmarkt. Daarom is het goed dat de maatregel tijdelijk is gemaakt, en dat ze alleen wordt doorgezet indien ze succes heeft. Wij willen graag dat de staatssecretaris toezegt dat hij nog voor de zomer of vlak na de zomer, dus vóór het belastingplan, aangeeft of het succes heeft. Wellicht kan hij een indicatie geven van wanneer dit kleinebaantjesplan een succes zal zijn. Wij kunnen niet alles van tevoren evalueren en op alles jaren studeren, dus dit moeten wij op dit moment doen. Overigens zijn wij er niet helemaal blij mee als groepen geen ZVW-premie gaan betalen, maar in het kader van de crisismaatregelen kunnen wij dat voor één jaar billijken.

Dan de werkkostenregeling. Aanvankelijk leek de door de staatssecretaris voorgestelde regeling de likdoorn van het belastingplan te worden, maar wij zijn blij dat na overleg met het bedrijfsleven in plaats van harde invoering er nu een overgangstermijn van drie jaar ligt waarbij ondernemingen kunnen kiezen tussen plan A en plan B. Wel vragen wij ons af waarom de hypotheeklening helemaal is uitgezonderd. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat alleen bestaande leningen uitgezonderd worden, maar dat nieuwe leningen gewoon onder het forfait gaan vallen? Er zal na twee jaar een evaluatie plaatsvinden van het nieuwe stelsel zodat in het kader van het Belastingplan 2015 bezien kan worden of totale invoering verantwoord is. Kan de staatssecretaris toezeggen dat bij die evaluatie expliciet gekeken wordt naar de positie van de fiets? Wij kunnen ons voorstellen dat dit niet meer een apart forfait heeft, maar wij vinden het wel belangrijk dat gestimuleerd blijft worden dat mensen gebruikmaken van de fiets. Het levert minder congestie op. Je kunt die € 0,19 per kilometer betalen. Dus graag de toezegging dat het bij de evaluatie betrokken wordt.

Dank aan de staatssecretaris dat hij na onze vragen de huisvesting van buitenlandse werknemers buiten de werkkostenregeling gehouden heeft.

Dan kom ik te spreken over de innovatiebox. Is het nu helemaal geregeld dat de ib-ondernemer die een octrooi heeft aangevraagd en toegekend gekregen heeft en dga wordt, ook effectief dat octrooi kan meenemen naar zijn nieuwe onderneming en hij die nog steeds in de innovatiebox kan onderbrengen? Dat is belangrijk voor bijvoorbeeld de vele bedrijven die ik zie aan de Universiteit Twente. Daar beginnen zeer veel jongeren met een eigen bedrijf en dat doen ze niet als dga of in de bv-vorm, maar ze zijn wel zeer innovatief. De doorgroeiers moeten toch gebruik kunnen maken van de innovatiebox?

Dan de herijking van het boetebeleid. Die bestaat uit twee punten: verhoging van de aangifteverzuimboete en invoering van een verzuimboete bij betaalverzuim en bij aanslagbelastingen. Wij onderschrijven het doel. Mensen moeten aangifte doen. Echter, in de antwoorden die wij krijgen blijkt dat de gemiddelde opgelegde boete € 130 bedroeg. Vorig jaar is die verhoogd naar € 227 en nu lijkt de boete tegen de € 1000 te gaan bedragen. Dat lijkt ons erg veel. Zeker in het licht van het grote aantal mensen dat al jarenlang wacht op bijvoorbeeld het definitief vaststellen van de toeslagen door de Belastingdienst – er zijn hele rijen mensen voor wie de kinderopvangtoeslag over 2007 nog niet definitief is vastgesteld en die daar wel al meerdere keren om gevraagd hebben bij de Belastingdienst – kan spiegelbeeldig de Belastingdienst bij een verzuim van iemand die twee pensioeninkomens heeft, wier echtgenoot bijvoorbeeld is overleden en nooit aangifte heeft gedaan en waarbij het niet gaat om grote bedragen, toch niet zomaar een standaardboete van € 1000 opleggen? Wil de staatssecretaris toezeggen dat de maximumboete in normale gevallen – dat betreft dus niet de kwaadwillenden en dus niet de mensen die het jaar in jaar uit doen – gehandhaafd wordt op € 227? Verder zouden wij graag vernemen op welke wijze de verzuimboete handmatig wordt opgelegd.

Om in de formeelrechtelijke sfeer te blijven, wil ik ook iets opmerken over het navorderen. De termijn van navordering ingeval van zogenaamde duidelijk kenbare vergissingen van de fiscus wordt verlengd naar vijf jaar, hetgeen volgens de staatssecretaris met name noodzakelijk is in verband met fouten in de automatisering. Hierbij springt in het oog dat bij fictie sprake zal zijn van een kenbare vergissing als de belastingschuld meer dan 30% afwijkt van de geheven belasting, dus ook als de belastingschuld € 1500 blijkt te zijn en er een aanslag van € 1000 is opgelegd en betaald. Wij vinden drie jaar eigenlijk voldoende in dit soort feiten. Mensen moeten op een gegeven moment vertrouwen kunnen ontlenen aan het feit dat zij een aanslag hebben gekregen en betaald. Let wel, de aanslag wordt opgelegd door de Belastingdienst, niet door de belastingbetaler. Mijn fractie wil graag dat de staatssecretaris duidelijkheid geeft over de vraag of het nu direct kenbare of kenbare vergissingen betreft. Hiertussen zit namelijk een duidelijk verschil. Kan hij toelichten waarom er geen tegenbewijsregeling wordt geïntroduceerd? In de schriftelijke beantwoording wordt aangegeven "dat dit in de praktijk juist tot rechtsonzekerheid en zinloze procedures zou leiden". Dit is een buitengewoon opmerkelijke redeneerlijn. Immers, ook het oprekken van de navorderingstermijn leidt tot rechtsonzekerheid voor een additionele twee jaar. Hoe kan op voorhand worden gezegd dat een procedure zinloos zal zijn? Het is immers aan de rechter om duidelijkheid te geven over de vraag wanneer procedures zinloos zijn.

Kan de staatssecretaris nader duiden of zijn voorstel niet veel verder gaat dan alleen het herstellen van fouten door de automatiseringsprocessen van de Belastingdienst? Zo schrijft hij: "Indien de belastingaanslag daarentegen overeenstemt met de ingediende aangifte, is navordering op grond van de thans voorgestelde bepaling niet aan de orde." Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de belastingplichtige in die aangifte zelf geen fouten heeft gemaakt en niet te kwader trouw is. Een belastingplichtige moet dus een foutloze aangifte indienen. Met de complexiteit van het huidige belastingstelsel is dat een buitengewone opgave. Hoe verhoudt zich dit tot een systeem van aanslagbelastingen waarbij de inspecteur de aanslag oplegt, omdat de belastingplichtige geen fiscale deskundigheid kan worden toegekend?

Dan het autodossier, een beetje het favoriete dossier van de staatssecretaris. Bij de wetsbehandeling hebben wij hierbij uitgebreid stilgestaan; veel vragen zijn weggenomen. Dank hiervoor. Ook dank voor de herhaalde toezegging dat de bpm-ombouw lastenneutraal wordt vormgegeven. Wij zullen hierop blijven toezien.

Het volgende resteert. Wij hebben met de heer Tang van de Partij van de Arbeid een amendement ingediend voor een accijnskorting voor E85. Die accijnskorting kan alleen ingaan als absoluut gegarandeerd is dat deze biobrandstof op een milieuvriendelijke wijze en gecertificeerd hiernaartoe komt. Het is belangrijk om de overgang van gewone brandstoffen naar biobrandstoffen zo spoedig mogelijk te maken. Daartoe zit er een koninklijk besluit in deze regeling.

De voorzitter:

Mijnheer Remkes, eigenlijk doen we de interrupties aan het eind. Dus ik schrijf uw naam op.

De heer Omtzigt (CDA):

Dan de aardgasauto's. Daarover hebben wij een amendement ingediend, zodat ook het gebruik daarvan wordt gestimuleerd. Het gaat om een belastingkorting van ongeveer € 700 voor aardgasauto's. Deze technologie moet sneller worden ingevoerd, zodat de binnensteden schoner worden.

Wij zijn blij met de mrb-vrijstelling voor zeer zuinige auto's, maar wij zijn niet zo blij met het feit dat de staatssecretaris aangeeft dat naar verwachting pas bij het Belastingplan 2012 duidelijkheid kan worden geven over de herziening van de definitie van "zeer zuinig". Het is belangrijk dat automobilisten een bepaald handelingsperspectief krijgen en niet ineens gedurende het gebruik van hun auto voor zeer hoge kosten komen te staan. Wat is de duur van deze stimulans? Wanneer wordt "zeer zuinig" gedefinieerd?

De goedkoperwonenregeling wordt afgeschaft; daarover hebben wij de heer Remkes al gehoord. De CDA-fractie steunt deze maatregel, maar zet vraagtekens bij het ontbreken van overgangsrecht. Dat is geïntroduceerd door de staatssecretaris in een nota van wijziging. Dit betekent dat iedereen die een huis heeft gekocht en zijn vorige huis nog moet verkopen, van de oude regeling gebruik kan maken. Dat is een rechtszekerheid waarop wij zeer prijs stellen. Eén vraag nog: wat gebeurt er als de koopakte wel is getekend, maar het huis pas wordt geleverd in 2010? Waarom is dat geval niet meegenomen in het overgangsrecht?

In de richting van de heer Remkes: ik ben ook maar eens naar de website van de VVD gegaan. Het staat er groot: "Een kredietcrisis los je niet op met nog meer krediet." Wat doet precies deze goedkoperwonenregeling? Die zorgt ervoor dat mensen aan de ene kant een forse som geld in box 3 plaatsen en aan de andere kant een forse aftrekpost creëren. Dat is de manier waarop de VVD kennelijk, met zo veel mogelijk krediet, de kredietcrisis te lijf wil gaan. Het valt ons op dat, na de zaken die te maken hadden met de beperking met de 30 jaarregeling, de VVD weer deze inconsistentie aan de dag legt.

De voorzitter:

Mijnheer Omtzigt, dat is uitlokking.

De heer Omtzigt (CDA):

Net kreeg ik ook het woord niet, maar ik vind het prima.

De voorzitter:

We houden ons nog wel een klein beetje aan de orde. Het woord is aan de heer Remkes.

De heer Remkes (VVD):

Ik vind het prachtig. Op die website staat alles goed. Mijnheer Omtzigt, bent u zich ervan bewust dat in het begin van deze eeuw deze regeling door de vorige coalitie, zelfs op verzoek van de Kamer, er zeer bewust in is gebracht? U neemt daar nu afstand van.

De heer Omtzigt (CDA):

Daarvan ben ik mij bewust. Bent u zich ervan bewust dat de heer Weekers in april in een AO en een motie expliciet heeft gevraagd om vereenvoudiging van de bijleenregeling? U moet hier nu niet zo doen, want de VVD-fractie heeft hier zeer expliciet om gevraagd. Het is toen door de staatssecretaris aangekondigd. De VVD-fractie ging toen akkoord. Ik neem er nu kennis van dat u nu niet akkoord gaat. Akkoord, maar dan moet u niet zeggen dat de VVD-fractie een heldere lijn vaart, want ik kan die lijn niet meer ontdekken in dit dossier.

De heer Remkes (VVD):

Ik ben gaarne bereid om over alle complicaties in de bijleenregeling volop met de staatssecretaris en met collega Omtzigt in discussie te gaan. Ik vraag de heer Omtzigt echter om niet de indruk te wekken dat dit vereenvoudiging betekent. De bijleenregeling blijft namelijk hartstikke gecompliceerd. De achterliggende doelstelling is natuurlijk om 70 mln. binnen te halen.

De heer Omtzigt (CDA):

Het was niet mijn fractie, maar de fractie van de VVD die hierom vroeg. Er is hierover een AO van drie uur gevoerd in april. U kunt dat nu wel overdoen, maar het verslag kunt u gewoon in Parlando terugvinden.

De voorzitter:

Wij doen hier geen discussies over.

De heer Remkes (VVD):

Geeft u even een citaat van collega Weekers waarin hij pleit voor de afschaffing van de goedkoperwonenregeling. Ik zou graag even een letterlijk citaat horen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik kan het zo opzoeken. Er is een beknopt verslag. De heer Weekers heeft gepleit voor de vereenvoudiging van de goedkoperwonenregeling. De staatssecretaris heeft dit in dat AO aangekondigd. Toen dat aangekondigd werd, is er geen enkel weerwoord gekomen van de VVD-fractie in die zin dat dit geen goed plan zou zijn.

De heer Remkes (VVD):

De heer Weekers heeft gepleit voor vereenvoudiging van de bijleenregeling. Dat klopt.

De heer Omtzigt (CDA):

Wat bedoelde de VVD-fractie dan met een vereenvoudiging?

De voorzitter:

Nee, nu gaat u het debat overdoen. Wij hadden afgesproken dat wij dat sowieso niet zouden doen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik constateer dus dat de VVD-fractie wel een voorstel doet, maar dat zij haar handen ervan aftrekt, als het wordt uitgevoerd. Ik vind het merkwaardig.

Ik ga verder met de doorschuifregeling bij schenken en erven van aanmerkelijkbelangaandelen. Wij hebben volop aandacht voor de overdracht aan werknemers en niet alleen van medebestuurders. Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat hij dit geregeld heeft in de derde nota van wijziging.

Bij de integratieheffing hebben wij maar één vraag. Het overgangsrecht is gecompliceerd. De staatssecretaris voert daarover overleg. Kan hij keihard garanderen dat er niet één project één dag vertraagd wordt door het afschaffen van de integratieheffing en de onzekerheid rond de overgangsregeling? Dat kunnen wij namelijk midden in deze crisis niet gebruiken. Graag zou ik een harde toezegging op dat punt ontvangen.

Ik kom nu op de trouwtaks, het punt dat mevrouw Koşer Kaya net maakte. Uit de berekeningen in de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat in sommige gevallen samengestelde gezinnen fors bevoordeeld worden boven gehuwden. In het voorbeeld komt men uit op meer dan € 450 per maand, niet per jaar, zoals elders abusievelijk gemeld werd. Dat is een situatie waarin beide partners een modaal inkomen hebben. Dat is voorwaar geen hoog inkomen en dus wel een fors verschil. De CDA-fractie ziet geen enkele reden waarom twee samenwonenden onmiddellijk fiscale straf zouden moeten krijgen als zij besluiten om te trouwen, een samenlevingscontract aan te gaan of een gezamenlijke hypotheek of iets dergelijks. Dit is toch niet het cadeautje van de staatssecretaris op de mooiste of de tweede keer de mooiste dag van het leven voor dit soort mensen? Dit gebeurt vaker. Wij krijgen vaker berichten van mensen die aarzelen om te trouwen, omdat zij hun AWBZ-hulp kwijtraken. Zij aarzelen om te trouwen omdat een van de twee in een uitkeringssituatie zit en de ander al een kind heeft. Er wordt hun zelfs aangeraden om een echtscheiding aan te gaan omdat de financiële problemen dan gemakkelijker worden opgelost, bijvoorbeeld als een van de twee in de schuldhulpverlening zit of wordt opgenomen in een verpleeghuis. Het trouwen of het ontbinden van een huwelijksrelatie dient niet gebaseerd te zijn op financiële overwegingen maar louter op de overweging of je van elkaar houdt en voor elkaar wilt zorgen. Daarom vragen wij de staatssecretaris om al deze casussen in beeld te krijgen en vervolgens tot oplossingen te komen, zodat de afweging om te trouwen of een samenlevingscontract aan te gaan, op zuivere gronden kan worden gemaakt.

Dan de afvalstoffenheffing; dat is een hele overgang. Ik sluit mij op dit punt kortheidshalve aan bij mevrouw Koşer Kaya.

Ik kom bij de SBBI's. Wij vinden dat de samenleving er niet alleen is voor ondernemers en winstgevende instellingen. Natuurlijk moeten zij alle ruimte hebben om te investeren voor groei en om mensen in dienst te nemen. Die krijgen ze ook in dit belastingplan.

Voor ons is er meer dan economie alleen. Mensen hebben idealen, stoppen tijd in hun vereniging en halen het doel van hun leven niet alleen uit geld. Organisatievormen die dat mogelijk maken, moeten van de overheid de ruimte krijgen en soms mogen ze een streepje voor hebben. De ANBI bestaat en vanaf 1 januari 2010 bestaat ook de SBBI, de Sociaal Belang Behartigende Instellingen: voetbalverenigingen, sportverenigingen, buurthuizen, scouting, vele andere verenigingen en particulieren die zich verenigen en zich inzetten voor anderen. Mooi werk. De overheid hoeft niet altijd te subsidiëren, maar gaat wel faciliteren en in ieder geval zo min mogelijk in de weg zitten. Daarom hebben wij het schenk- en erfrecht voor deze groep afgeschaft. Tot nu toe was het nog mogelijk dat een dorpshuis 68% belasting moest betalen over een legaat. Nu is het 0%. Hoezo geen belastingverlaging?

Wij vinden dat deze SBBI's meer gefaciliteerd moeten worden. Vrijwilligers moeten zo min mogelijk aan regels hoeven te voldoen en belastingen en onnodige heffingen dienen vermeden te worden. Is de regering bereid voor 1 april 2010 met een uitgebreid plan te komen waarin zij de mogelijkheden verkent hoe de SBBI's zich als SBBI kenbaar kunnen maken, op welke wijze vrijwilligers van de SBBI gefaciliteerd kunnen worden en hoe deze SBBI's niet onnodig getroffen worden door de heffingen? Wil de staatssecretaris dit samen met enkele vertegenwoordigers uit de sector doen, zoals sportbonden, scouting en dorpshuizen, en ons tijdig berichten?

Ik heb nog een aantal zaken dat voortkomt uit de brieven die binnengekomen zijn. Het Actal-advies en een aantal andere brieven waren natuurlijk om 14.30 uur vandaag binnen, waarvoor dank. Kortheidshalve noem ik even een aantal nagekomen punten.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van heer Remkes over de zeescheepvaart. Wat is de stand van zaken bij de zeescheepvaart? Waar vestigen nieuwbouwschepen zich en hoeveel schepen vlaggen er op dit moment uit per jaar? Hoe denkt de staatssecretaris over het voorstel van de sector om de vier in het belastingplan voorgestelde scheepstypen, kabelleggers, pijpenleggers, onderzoeksschepen en kraanschepen, te vervangen door zeeschepen belast met dienstverlening op zee? Zou dat in administratieve lasten schelen? En hoe denkt de staatssecretaris over het voorstel om voor deze scheepstypen de winstsplitsing los te laten, zoals ook in het VK is gebeurd?

Bij de deelnemingsvrijstelling onder het kopje Versoepeling deelnemersvrijstelling in de schriftelijke beantwoording van het WGO gaat de staatssecretaris in op de samenloop tussen artikel 13 lid 2 onderdeel e Wet Vpb met artikel 13 lid 15 Wet Vpb. De staatssecretaris herkent deze samenloop als zijnde een theoretische inconsistentie. Wij vinden het jammer dat de staatssecretaris deze kwalificatie niet laat volgen door een aanpassing van de wetstekst. Kan hij dit alsnog regelen?

Veel eerstelijnspsychologen berichten ons over de btw op medische diensten. De eerste vier zittingen van eerstelijnspsychologen worden uit de basisverzekering vergoed. Het lijkt ons buitengewoon onwenselijk als zaken die apert in de basisverzekering zitten, onder de btw-heffing worden getrokken. Kan de staatssecretaris toezeggen dat ook zij onder de uitzonderingspositie van de btw-heffing zullen vallen?

Uit de beantwoording blijkt dat het verlaagde btw-tarief in en om het huis het verlaagde btw-tarief in het huis betreft, niet om het huis. Als je de ramen lapt aan de binnenkant van de woning, betaal je 6% btw. Lap je ze aan de buitenkant, dan betaal je 19% btw. Ik weet niet hoe het zit als je de ramen kunt opendoen. Dan kun je het raam naar je toetrekken, van binnenuit schoonmaken en moet je 6% in rekening brengen. Ga je met een ladder – een ladder mag niet meer van Europa – of op andere wijze aan de buitenkant staan, dan is de btw 19%. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om bij dit soort zaken ook "om het huis" erbij te betrekken, zodat we het hele schoonmaken van het huis onder het lage tarief kunnen brengen? Vallen de algemene ruimten in en om het huis, trappenhuizen, gemeentelijke ruimten in studentenhuizen, ook onder het begrip "binnen de woning"? Dat lijkt ons wel zo makkelijk, want anders moeten we de minuten van de schoonmakers op een preciezere manier bijhouden. Dit is niet gewenst, dus misschien kan de staatssecretaris daarover een toezegging doen?

De heer Remkes (VVD):

Ik heb twee vragen. De eerste betreft de biobrandstoffen en de overtuiging dat het echt moet gaan om milieuvriendelijkheid, waar ik het overigens mee eens ben. Geldt dat eigenlijk ook niet voor de elektrische auto? Moet je daar niet eigenlijk veel integraler naar kijken dan uitsluitend naar het gebruik van elektrisch opgewekte energie? Moet je niet ook kijken met welke vervuiling de opwekking van die energie gepaard gaat?

Mijn tweede vraag betreft de trouwtaks. De heer Omtzigt noemt een aardig voorbeeld. Ik herken dat. Ik kan echter ook voorbeelden noemen waarin het precies andersom werkt. Is het niet wenselijk om daar veel integraler naar te kijken in plaats van dat wij nu één krent uit deze pap halen?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de heer Remkes voor de steun wat betreft de biobrandstoffen. Ook bij de elektrische auto moet daarnaar worden gekeken. Overigens is het intrinsiek ook fijn van de elektrische auto dat hij nul emissie heeft, met name in verband met de vervuiling in binnensteden. Dat is een intrinsieke waarde. Misschien kan de heer Remkes deze vraag ook stellen aan de indiener van het amendement over elektrische auto's, de heer Cramer van de fractie van de ChristenUnie. Uiteraard dient wat betreft elektrische auto's te worden gestreefd naar een zo milieuvriendelijk mogelijke opwekking van de energie.

De voorzitter:

U kunt één aanvullende vraag stellen op dit punt, mijnheer Remkes.

De heer Remkes (VVD):

Ik probeer een beetje te helpen waar het gaat om de consistentie in de benadering. Als wij elkaar daarin zouden kunnen vinden, is dat wat mij betreft winst.

De heer Omtzigt (CDA):

Wij vinden ook dat er integraal naar gestreefd moet worden dat de elektrische auto schoon is. De elektrische auto is echter nog niet helemaal het stadium van proefauto uit, gezien de afstand die ermee kan worden gereden.

De heer Remkes (VVD):

Kernenergie zou een uitstekende aanbeveling zijn.

De heer Omtzigt (CDA):

Kernenergie hoort daar zeker bij. Nadat bij de begroting van Buitenlandse Zaken alle internationale problemen al zijn opgelost, wil ik echter vermijden dat wij hier het kernenergiedebat overdoen. Dan gaan wij de verjaardag van de voorzitter in een kernenergiedebat vieren.

De voorzitter:

Dat gaan wij niet meemaken. Mijnheer Omtzigt, gaat u in op de tweede vraag.

De heer Omtzigt (CDA):

Die vraag betrof de trouwtaks. De heer Remkes heeft samen met onder andere mevrouw Koşer Kaya, overigens terecht, aandacht gevraagd voor de positie van alleenstaanden. Ik vind het best om deze zaken wat integraler te bekijken, maar ik wou het juist even toespitsen op deze belangrijke beslissing in het leven van mensen, het moment van het aangaan van een relatie of het ontbinden ervan. Dat zijn buitengewoon belangrijke momenten. Ik wil bezien of deze neutraal uitwerken. Neutraal uitwerken kan ook betekenen dat mensen niet een enorme financiële bonus krijgen. Ik zou het ook verkeerd vinden als die twee mensen er niet € 450 op achteruit gaan, maar juist op vooruit. Ook dat is niet de bedoeling van mijn vraag.

De voorzitter:

U kunt één aanvullende vraag op dit punt stellen, mijnheer Remkes.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb in mijn stapel papier gezocht naar een amendement van de heer Omtzigt op dit punt. Dat was vanmorgen immers via de voorpagina van De Telegraaf aangekondigd. Ik heb dat nog niet kunnen vinden. Komt dat nog?

De heer Omtzigt (CDA):

Het ging om een motie, mijnheer Remkes. Dat staat ook op mijn website, maar die hebt u blijkbaar niet gezien.

De heer Remkes (VVD):

Dan stelt u mij zeer teleur, mijnheer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

U had dat net in mijn betoog kunnen vernemen.

De heer Remkes (VVD):

U legt het probleem dus op het bord van de staatssecretaris.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat doe ik altijd, graag. Alle problemen dienen door de regering opgelost te worden.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb een blik op uw motie kunnen werpen, mijnheer Omtzigt. Ik werd daar niet helemaal vrolijk van, want zij is echt toegespitst op die huwelijkstaks. Ik wil u toch het voordeel van de twijfel geven. U bevestigt dat ik terecht de positieve invalshoek heb gekozen, namelijk dat wij meer naar leefvormneutraal beleid toe moeten. Wij moeten negatieve effecten zien te voorkomen, of dat nu voor gehuwden, alleenstaanden of samenwonenden is. Wij moeten dus neutraal beleid maken. Dan moet u die motie – ik heb eerder zo'n motie ingediend – wel leefvormneutraal maken en niet alleen toespitsen op het huwelijk.

De voorzitter:

Dit is volgens mij nog een concept, mevrouw Koşer Kaya.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Bent u dat met mij van plan, mijnheer Omtzigt? Of wordt de motie alleen toegespitst op de gehuwden?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb een vraag gesteld. Misschien doet de staatssecretaris een toezegging. Dan hoef ik geen motie in te dienen. Mijn motie gaat inderdaad over de trouwtaks en daarmee bedoelde ik ook op mensen die een geregistreerd partnerschap aangaan en samenwonen. Het betreft dus niet een beperkte groep. Ik wil het op dit punt laten staan. Het staat u uiteraard vrij om er op een ander punt of iets uitgebreider punt iets bij te doen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Als wij er samen uit komen, is dat prima. Ik hoef niet nog een motie in te dienen, echt niet. Dan doen we de alleenstaanden er ook bij. Is dat een deal?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik begrijp niet wat mevrouw Koşer Kaya bedoelt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Een neutraal beleid, dus ook ten aanzien van alleenstaanden.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb mij geconcentreerd op een paar zeer specifieke beslissingen. De CDA-fractie vindt dat het aangaan van een huwelijk of partnerschap op geen enkele wijze ontmoedigd behoeft te worden door een of ander belastingregeltje ergens. Dat is de invalshoek. Daarom verzoeken wij de staatssecretaris om met een plan te komen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter, ik zal niet meer interrumperen, maar dit is zo belangrijk voor mij.

De voorzitter:

Volgens mij hebt u een heel helder antwoord gekregen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ja, voorzitter, op één ding na. Als ik het goed begrijp, wil de heer Omtzigt de alleenstaanden toch niet meenemen. Zo niet, dan hoor ik het graag. De zorgtoeslag voor gehuwden en de geregistreerde partners is echter drie maal hoger dan die voor alleenstaanden.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Koşer Kaya, dat is een nieuw onderwerp.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Nee. Waarom wil de heer Omtzigt de alleenstaanden in die motie niet meenemen?

De voorzitter:

Ik denk dat het antwoord hetzelfde kan zijn, maar ik geef de heer Omtzigt nog een keer de gelegenheid.

De heer Omtzigt (CDA):

Het antwoord is hetzelfde. De berekening van Mevrouw Koşer Kaya is overigens niet correct, want aan de voet is bij een minimuminkomen de zorgtoeslag voor een echtpaar op dit moment precies het dubbele ...

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Koşer Kaya. We gaan hierop nu niet door.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik stel twee vragen. De eerste vraag gaat over de vliegbelasting en de tweede over de trouwtaks.

De heer Omtzigt (CDA):

Erg belangrijk voor jonggehuwden, mevrouw Sap!

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ja, het is belangrijk om te kunnen vliegen. Waar uw compassie ligt, is duidelijk. Tijdens een debat dat eerder dit jaar plaatsvond, heeft de staatssecretaris na wat druk toegegeven dat ook de heftige lobby van Schiphol tot de afschaffing van de vliegbelasting heeft geleid. Zojuist zei u in dit debat dat u blij bent met de afschaffing van de vliegbelasting. Is het juist dat u blij bent dat u voor de lobby bent gezwicht?

Mijn tweede vraag heeft betrekking op de trouwtaks. U zei dat mensen tijdens het huwelijk of op het moment dat zij hun partnerschap gaan registreren, een cadeau krijgen waar zij niet blij mee zijn. Die redenering snap ik, maar wat is dan de richting waarin u denkt? Vindt u dat zij dat cadeau niet meer moeten krijgen en dat regelingen moeten worden geïndividualiseerd? Of zegt u dat iedereen dat cadeau in een eerder stadium moet krijgen? Dan is iedereen even slecht af, dus gezinsdenken. Dan is dat cadeau voor iedereen, dus ook voor alleenstaanden. Welke keuze maakt u, iedereen dat cadeau of niemand dat cadeau?

De heer Omtzigt (CDA):

Wat de vliegbelasting betreft zeg ik dat wij uit de cijfers van de staatssecretaris duidelijk konden opmaken dat het vliegverkeer op Schiphol meer terugliep dan dat in de omliggende landen. Dat heeft ons ervan overtuigd dat het goed is om nu geen vliegbelasting te hebben en wij waren daarvan ook overtuigd vanwege de werkgelegenheidseffecten rondom Schiphol. Dat houdt niet in dat men op Schiphol niet alles moet doen om andere tarieven te matigen, maar voor ons is het belangrijk dat wij de mainport Schiphol hebben. Ik denk dat wij wat dat betreft enigszins van mening verschillen met de GroenLinksfractie.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Nee, dat is het punt niet, maar de heer Omtzigt geeft nu eigenlijk ook weer toe dat hij die mainport zo belangrijk vindt dat hij bereid is om Schiphol tegemoet te komen. Als het vliegverkeer daar terugloopt, om welke reden dan ook, is zijn fractie bereid om de belastingen aan te passen. Wij weten dat het niet de vliegbelasting was die ervoor zorgde dat Schiphol zo onaantrekkelijk was, maar vooral de eigen kostenstructuur.

De heer Omtzigt (CDA):

Het was zowel de vliegbelasting als de eigen kostenstructuur. Er zijn dan ook maatregelen genomen in de eigen kostenstructuur, maar dat is aan Schiphol. En het is een publieke taak om al dan niet te kiezen voor vliegbelasting. Daarom streeft het CDA al jaren naar een geïntegreerde heffing in Europees verband met een mission trade. Wij hopen dat die wordt ingevoerd. Dan hebt u uw level playing field en dan hebben wij een manier die eerlijk is ten opzichte van de emissie, die inderdaad ook met vliegen gepaard gaat.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

U zegt dat er maatregelen zijn genomen ten aanzien van die kostenstructuur. Wij hebben die brief. Die maatregelen zijn een flinke reductie van het werknemersbestand – dat is de hoofdmoot – en dat Schiphol voorlopig vluchten onder de kostprijs gaat aanbieden. Men hoopt daar dat men de kosten ooit kan terugdringen. Is dat voor u voldoende?

De heer Omtzigt (CDA):

Wij zijn tevreden gesteld met hoe het op Schiphol gaat en vinden dat u iets te gemakkelijk praat over minder werknemers. Het is immers een buitengewoon pijnlijke en ingrijpende maatregel. Wij willen niet dat het nog meer mensen treft. Daarom denken wij dat het een goede zaak is dat de vliegbelasting op dit moment definitief wordt afgeschaft, nadat hij vorig jaar al op nul is gesteld.

De voorzitter:

De tweede vraag.

De heer Omtzigt (CDA):

De trouwtaks. De vraag is: hoe precies? Wij hebben meerdere inkomensafhankelijke regelingen genoemd, zoals de AWBZ en de zorg. Het zou op meerdere punten verschillend kunnen uitwerken. De situatie van iemand die gedwongen wordt opgenomen in een verpleeghuis is welbekend. Die zal wellicht anders moeten worden opgelost dan de situatie die wordt beschreven in de nota naar aanleiding van het verslag. Een denkrichting die ik mij zou kunnen voorstellen, is dat in deze situatie het begrip "samenwonende partners" enigszins wordt uitgebreid. Dit geldt zeker nu het amendement van mevrouw Koşer Kaya op de Successiewet is aangenomen. Het kan dan gelden voor iedereen die een gezamenlijke huishouding voert.

De voorzitter:

Mevrouw Sap, u kunt nog een aanvullende vraag over dit onderwerp stellen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De heer Omtzigt begon zelf over het cadeau. Mijn vraag aan hem is heel eenvoudig. Daarop heb ik geen antwoord gekregen. Deze vraag luidt, of iedereen dat cadeau moet krijgen. Het is een ongewenst cadeau. Of gunt de heer Omtzigt het iedereen om dit ongewenste cadeau niet meer te krijgen?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik begrijp de vraag van mevrouw Sap in zijn geheel niet. Er is bewust een verschil in behandeling tussen alleenstaanden en gehuwden. Zo krijgen alleenstaanden 70% van de AOW en een gehuwde 50%. Dat geldt zelfs bij een partner zonder inkomen. Er zijn dus heel bewust financiële voordelen omdat je als alleenstaande de kosten niet kunt delen. Er zullen verschillen blijven tussen alleenstaanden en gehuwden. Wij vragen dat deze verschillen enigszins binnen verklaarbare normen en binnen de grenzen blijven. Bijvoorbeeld bij het bedrag van € 400 of bij de AWBZ-zorg is dat niet het geval, evenmin als wordt gezegd dat men dan maar moet echtscheiden omdat de financiële problemen dan sneller worden opgelost. Daarom vragen wij de staatssecretaris dit soort problemen in kaart te brengen opdat de verschillen binnen aanvaardbare marges blijven.

De heer Bashir (SP):

Tijdens de wetgevingsoverleggen hebben wij het een paar keer gehad over de kleinebaanregeling. Begrijp ik de heer Omtzigt goed dat de CDA-fractie net als de fractie van de SP principieel tegen vrijwillige werknemersverzekeringen is?

De heer Omtzigt (CDA):

Wij constateren dat in dit plan de verplichte verzekering volledig in tact blijft. Daarmee zijn wij buitengewoon tevreden.

De heer Bashir (SP):

Dat was niet mijn vraag.

De heer Omtzigt (CDA):

Mag ik mijn zin afmaken?

Het kabinet wil deze discussie voeren. Dat mogen zij doen, maar wij vinden dat deze jongeren altijd verzekerd moeten zijn. Het arbeidsongeschiktheidsrisico is wel degelijk klein, maar het is niet afwezig. Arbeidsongevallen kunnen ook jongeren van zeventien met een kleine baan overkomen. Wij zien niet in waarom zij niet verzekerd zouden kunnen zijn. Je krijgt namelijk een hopeloze aansprakelijkheidsprocedure tussen werkgever en werknemer als er toch iets gebeurt. Over de modaliteit en de hoogte van de premies kan later nog eens gesproken worden. Dat zien wij dan wel in juni. Wij zijn in ieder geval blij dat de premies op nul worden gezet, want daarmee worden die baantjes gestimuleerd. Dat vinden wij wel belangrijk.

De heer Bashir (SP):

De CDA-fractie is dus principieel tegen een vrijwillige werknemersverzekering. Zij vindt net als de SP dat jongeren gewoon verplicht verzekerd moeten zijn. Hoe legt de heer Omtzigt dan zijn woorden uit dat de regeling zoals die is voorgesteld, werd gezien als "een voorsortering" om toch in de richting van de vrijwillige verzekering te gaan, zoals hij het in het wetgevingsoverleg noemde?

De heer Omtzigt (CDA):

Die zorg is compleet weggenomen door de laatste nota van wijziging, waardoor deze maatregel een tijdelijker karakter heeft gekregen. Als de maatregel na 1 januari 2011 moet doorgaan, wordt hij opnieuw in wetgeving vastgelegd. Daarmee is dat voorsorteren van de baan. Overigens was de staatssecretaris klip-en-klaar in zijn antwoord op de vraag of de SV-dagen geregistreerd blijven. Deze blijven geregistreerd, waardoor het perfect mogelijk is om de WW-uitkering vast te stellen op basis van de beschikbare gegevens.

De voorzitter:

Houden wij de sprekersvolgorde aan? De heer Cramer staat officieel op de lijst als de volgende, maar u had eerder aangegeven dat u wilde wijzigen. Ik geef het woord aan de heer Tang.

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. De grote winst voor het belastingplan moet nog komen en die zit in de vereenvoudiging. Dat thema pakt deze staatssecretaris op. Voor de rest oogt het belastingplan wel wat bleekjes. Van ons zou het wat groener mogen. Daar kom ik op terug.

Wat overblijft is een brij van punten en puntjes. Daar ga ik gewoon aan beginnen. Het eerste betreft de ondernemers. Tijdens het wetgevingsoverleg hebben wij het gehad over het verschil tussen de lastendruk op werknemers en die op ondernemers. Er is een groot verschil in lastendruk tussen beide. Bij eenzelfde inkomen betalen ondernemers, naar het zich laat aanzien, een kwart minder belasting dan werknemers. Dat leidt tot de principiële vraag hoe dat verschil te rechtvaardigen is. De reden daarvoor is niet dat ondernemers van meer waarde zijn dan politieagenten, verpleegkundigen, creatievelingen bij een reclamebureau of anderen in loondienst. De argumenten die door het kabinet worden aangedragen, overtuigen ons niet onmiddellijk, maar er zijn wel redenen te bedenken waarom er verschillen zouden kunnen zijn. Ik wil de discussie hierover, die wij voor een deel hebben gevoerd tijdens het wetgevingsoverleg, niet herhalen. Ik ben er echter wel voorstander van dat deze discussie terugkomt, en ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris om dit onderwerp te betrekken bij de brede heroverweging en om de desbetreffende commissie te vragen om hierop in te gaan.

Een van de redenen voor dit verschil is dat ondernemers winst gebruiken om investeringen te financieren. Dat lijkt mij een zeer valide, belangrijke en relevante reden. De vraag is of dit niet gerichter kan, bijvoorbeeld via de kleinschaligheidsaftrek. Een heel specifieke vraag die ik daarbij heb is nog niet beantwoord: is er inzicht in hoeverre deze kleinschaligheidsaftrek ten goede komt aan de kleine bedrijven met problemen in de financiering en of deze ook ten goede komt aan de grote bedrijven? Kan de staatssecretaris daarin inzicht bieden?

De financiering van startende en snel groeiende bedrijven is een belangrijk knelpunt. Wij willen eigenlijk niet altijd dat zulke bedrijven afhankelijk zijn van leningen van banken, temeer omdat banken deze leningen niet altijd verstrekken. Het bedrijfsleven zit niet altijd meer te wachten op schulden maar ook op risicodragend eigen vermogen. Bij het Belastingplan 2008 was er een amendement van het CDA en de PvdA om beleggingen in het mkb, met name via Alternext, te bevorderen door middel van vrijstellingen in box 3 en een heffingskorting. Dat amendement is voorgelegd aan de Europese Commissie en is op bezwaren gestuit. Inmiddels zijn er vergelijkbare goedlopende regelingen in Frankrijk en Engeland. Hiervan is geleerd. Samen met het CDA komen wij met een nieuw amendement. De verbetering zit hem met name in een scherpe afbakening van het midden- en kleinbedrijf. Het amendement lijkt daarmee veel op de regeling die in Engeland wordt gebruikt. Is de staatssecretaris bereid om, als het amendement er is, met gezwinde spoed het gesprek met de Europese Commissie aan te gaan en ervoor te zorgen dat Nederland een vergelijkbare regeling als in Engeland en Frankrijk krijgt? Wil de staatssecretaris de Kamer over het verloop van het gesprek of de gesprekken op de hoogte stellen?

Ik heb twee enigszins persoonlijke vragen over de zeescheepvaart. Heeft de staatssecretaris toevallig € 10.000 over? Betaalt hij in de marge 52%? In dat geval heb ik goed nieuws voor hem. Investeer € 10.000 in een scheepvaart-cv en ontvang € 12.000 van de Belastingdienst. Zo'n spotje is te horen op Radio 1. Dit is een gevolg van de willekeurige afschrijving. Tijdens het wetgevingsoverleg is dit ook gewisseld. Ik accepteer dit, maar moet ik ook accepteren dat er geen direct verband is met investeringen, omdat het hierbij gaat om beleggingen? Kan de staatssecretaris dit klip-en-klaar uitleggen en dat stevig verdedigen? Ik ben zeer benieuwd.

Ik ga verder met de positie van de zeescheepvaart. Wij zien graag een gelijk speelveld. Dat kan er natuurlijk niet zijn in termen van lonen. Ik denk niet dat je Nederland altijd moet vergelijken met landen waar de lonen veel lager zijn, bijvoorbeeld Singapore. Ik was wel verrast door de enorme groei in Duitsland. Dat is een land dat qua economische structuur en het niveau van lonen met Nederland vergelijkbaar is. Dit roept de volgende vraag op. Klopt het dat in de fiscaliteit de verschillen met de omringende landen toch nog aanwezig zijn en dat daardoor een verschil in groei kan worden verklaard? We horen dit graag van de staatssecretaris.

Dit brengt me bij het onderwerp milieu en klimaat. Ik zei al dat het Belastingplan 2010 wat bleekjes is, niet zo groen. Het belangrijkste punt is ongetwijfeld de energiebelasting op aardgas. Er is een vergroeningsbrief naar de Kamer gekomen. Die brief is besproken voor het zomerreces. Er is een mogelijkheid om te schuiven met de lasten: hogere belastingen op aardgas, lagere belasting op arbeid. Dit is een vergroening in zuivere vorm. Het voorstel is neutraal voor de inkomensverdeling. Dat is misschien wel de verrassing. Het blijkt niet negatief uit te pakken voor de lage inkomens. Het is eigenlijk redelijk neutraal voor de inkomensverdeling, met dien verstande dat er wel een grotere spreiding is in de gevolgen voor de wat lagere inkomens. Daar staat echter tegenover dat er verschillende mogelijkheden zijn voor gezinnen en huishoudens om energieverbruik, gasverbruik met name, te verminderen. Zo rekent het Nibud voor dat de kachel een graad lager zetten al € 70 per jaar bespaart. Zo wordt ook voorgerekend dat een tochtstrip aanbrengen of een waterbesparende douchekop aanschaffen beide al € 54 per jaar bespaart. Bovendien steekt het kabinet veel geld in de isolatie. Te denken valt aan de energie- en investeringsaftrek voor woningbouwcorporaties, aan de subsidie op dubbel glas en ook aan lagere btw op isolatie. Er kan dus veel geïnvesteerd worden in isolatie en daarmee ook bespaard worden op de gasrekening. Wat ons betreft kan deze maatregel op korte termijn ingevoerd worden. Er loopt wel nog een ander traject, het programma Schoon en Zuinig. Ook daarin worden voorstellen gedaan die de energiebelasting of vergelijkbare belastingen kunnen raken. Wij zien graag dat deze schuif uitdrukkelijk tot de mogelijkheden behoort op het moment dat de evaluatie van het programma Schoon en Zuinig naar de Kamer komt. Ik dien daarvoor alvast een motie in. Dat scheelt weer tijd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat extra investeringen in isolatie mogelijk gemaakt zijn via de energie-investeringsaftrek en via de lagere btw op isolatie, alsmede een subsidieregeling voor dubbel glas;

overwegende dat deze investeringen worden aangemoedigd door een hogere energiebelasting op aardgas, waarvan de opbrengst in haar geheel wordt teruggesluisd naar burgers in de vorm van bijvoorbeeld lagere belastingen of hogere heffingskortingen;

constaterende dat de regering in het voorjaar met een evaluatie van het programma Schoon en Zuinig komt, met een tussenstand van de CO2-reductie en energiebesparing;

constaterende dat de komende maanden besluiten genomen worden over verdergaande verduurzaming van de energievoorziening die de energiebelasting eveneens (kunnen) raken;

constaterende dat het kabinet in de vergroeningsbrief van 3 juni 2009 een substantiële schuif met een kwart hogere energiebelasting op aardgas naar voren heeft geschoven;

verzoekt de regering, indien blijkt bij de evaluatie dat aanvullende maatregelen nodig zijn, een voor de burger macro lastenneutrale maar substantiële schuif met de energiebelasting op aardgas als serieuze optie nog in 2010 te overwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tang, Omtzigt en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(32128).

Mijnheer Tang, ik attendeer u erop dat we aan het begin van deze termijn afgesproken hadden dat eventuele moties in tweede termijn konden worden ingediend.

De heer Tang (PvdA):

Zeker, mevrouw de voorzitter. Ik hoop hiermee echter tijd te besparen. Deze motie willen wij graag indienen en zij sluit logisch aan op mijn betoog.

De voorzitter:

Gaat u Tangdoor.

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. Niet het bezit maar het gebruik van de fiets en de elektrische scooter moet worden aangemoedigd, zo stelt de staatssecretaris en daar kunnen wij hem in volgen. Eerst nog een mogelijkheid om de fiets en de elektrische scooter een zetje in de rug te geven: er kan een renteloze lening worden verstrekt die kan worden terugbetaald met de kilometervergoeding van € 0,19. Dat is een goede maatregel, want de fiets of de elektrische scooter kan ter beschikking worden gesteld. Bovendien moedigt dit het gebruik van de kilometervergoeding van € 0,19 aan, want die regeling wordt nog steeds onvoldoende benut. Juist de elektrische fiets en de elektrische scooter kunnen mensen ertoe bewegen om ook de wat grotere afstanden niet met de auto af te leggen. Dat is winst voor het milieu en in de bestrijding van de files. Omdat individuele werkgevers of werknemers deze winsten niet meenemen in hun overwegingen, is een fiscaalvriendelijke behandeling van de fiets en de elektrische scooter gerechtvaardigd. We komen daartoe in tweede termijn mogelijk met een motie.

In Nederland rijden nauwelijks hybride taxi's. Het zijn eigenlijk grote ronkende bakken. Dat is niet zo verbazingwekkend, want waar we leaserijders via de bijtelling ertoe bewegen om schone en zuinige auto's te leasen en waar we particulieren via de bpm, op basis van CO2-uitstoot, ertoe bewegen een zuinige auto te kopen, daar mist een prikkel bij de taxi's. Ze betalen geen mrb en ook geen bpm. Daarom zie ik graag een amendement om te vergroenen. Ook voor de taxibranche moet er een prikkel zijn om over te stappen op zuinige auto's. We zullen daartoe een amendement indienen. Ik kom daar later nog even op terug.

Ik kom te spreken over de energie-investeringsaftrek. Met de isolatie van huizen is nog veel winst te behalen. Het kabinet bevordert dat in 2010, maar na 2010 stopt het. Dat is een plotselinge stop, terwijl het toch ook goed denkbaar is dat er ook later nog isolatie gedaan zal worden. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat op dit moment het gebruik van de regeling is en of hij de mening deelt dat deze plotselinge stop wel wat ongelukkig kan zijn.

Per 2009 is het maximum voor de energiebesparing van transportmiddelen verlaagd van 2 Nm3 naar 0,8 Nm3. Het gevolg van deze verlaagde grenzen is dat de EIA voor de transportsector geen prikkel meer is om zo veel mogelijk brandstof te besparen, want de maximaal haalbare energiebesparing leidt tot meer besparing dan de maximale norm. Door dit plafond bestaat er geen recht meer op de energie-investeringsaftrek. Is het niet vreemd dat de overheid aan de ene kant zo veel mogelijk CO2-reductie wil bereiken en aan de andere kant een energieregeling heeft die mensen aanmoedigt niet meer het maximale te doen om tot brandstofbesparing te komen? Wij hopen dat de staatssecretaris op dit plafond wil ingaan.

Wat de afvalstoffenbelasting betreft, heeft het de voorkeur van de PvdA-fractie dat de voorgestelde regeling overeind blijft. Het dreigement om het voorstel in te trekken heeft de staatssecretaris gelukkig ingetrokken. Wij kunnen zijn ergernis overigens wel begrijpen. Ook het storten van gevaarlijk afval is relatief goedkoop. Daarom zien wij graag dat het storten van gevaarlijk afval tegen het reguliere tarief kan plaatsvinden en niet tegen het lage tarief. Dat leidt ertoe dat het mee storten van recyclebaar afval met gevaarlijk afval aanzienlijk zal verminderen en dat is winst voor het milieu. Een hoger tarief voor gevaarlijk afval hebben wij al geopperd bij het wetgevingsoverleg. Hiertoe hebben we samen met de heer Omtzigt, mevrouw Koşer Kaya en de heer Cramer een amendement ingediend.

Kleine baantjes. Wij hadden vragen bij dit voorstel. Tast dit vroeger of later de verzekeringsaanspraken aan? Leidt dit tot administratievelastenverlichting? Met de derde nota van wijziging zijn deze vragen niet meer zo relevant. Het is nu een maatregel die moet passen in deze tijd van recessie nu de werkloosheid onder jongeren moet verminderen. Op zichzelf is dat prima. Wel rijst daarbij de vraag of het jongeren helpt bij hun latere carrière op de arbeidsmarkt, om ze tijdelijk in een of meer kleine baantjes te stoppen. Leidt het niet nog steeds tot verdringing? Helpt het bij het voorstel voor het scheppen van banen voor jongeren? Nee, zegt de ABU, want het is extreem duur. Ik wil graag van de staatssecretaris weten hoeveel de regeling precies kost en hoeveel banen deze oplevert. Hoeveel is dat per baan?

Dan is er ook de vraag of er andere manieren zijn om de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Mijn fractie wil graag twee suggesties met deze staatssecretaris bediscussiëren. De eerste is of het niet mogelijk is om sectorale afspraken, cao-afspraken die er al zijn om jeugdwerkloosheid te bestrijden, te ondersteunen met deze middelen, in plaats van dat het geld naar de kleine baantjes gaat. Het zou om 80 mln. gaan, en dat is geen gering bedrag als je bedenkt dat het actieplan tegen jeugdwerkloosheid 250 mln. bedraagt. Het is de vraag waar het geld van de kleine baantjes vandaan komt. Komt het niet uit een envelop? Kan men het niet terugbrengen naar die envelop, om het zo weer te gebruiken ter ondersteuning van de sectorale afspraken over de bestrijding van jeugdwerkloosheid? De tweede mogelijkheid is dat werkgevers die jongeren tot 27 jaar in een uitkeringssituatie of schoolverlaters tot die leeftijd in dienst nemen, een korting krijgen op de basispremie van de WIA en de WAO. Hoe bekijkt het kabinet dit voorstel? Het moge duidelijk zijn dat wij nog steeds weinig zien in het voorstel van het kabinet voor kleine baantjes, ook al is het voor één jaar. Er is ons zeer veel aan gelegen dat één van deze twee voorstellen, waarvan wij denken dat zij echt beter zijn, werkelijkheid wordt. Wij denken dat beide voorstellen een verbetering zijn ten opzichte van het huidige voorstel in het belastingplan.

Ik kom op de doorwerkbonus. Wij willen graag dat de doorwerkbonus het doorwerken ook bevordert. Hij moet effectief zijn in het bevorderen van het doorwerken, in totaal en per euro. Dat mag van de doorwerkbonus toch worden verwacht. Is de staatssecretaris bereid om het CPB te vragen daarnaar te kijken?

De integratieheffing. Is er sprake van concurrentievervalsing door een voorkeur voor inbesteden in plaats van voor uitbesteden? Op voorhand is dat niet duidelijk, maar ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording hierover. Desondanks blijft het de vraag in welke mate er op dit moment wordt inbesteed of uitbesteed. Terecht merkt het kabinet op dat er een klacht is ingediend, iets wat toch duidt op concurrentievervalsing. Welke effecten zal dat hebben op de investeringen? Kan de staatssecretaris enig inzicht verschaffen welk effect de integratieheffing op investeringen heeft? Een vergelijkbare vraag is gesteld door de heer Omtzigt van het CDA. Het laat zich aanzien dat het effect in de eerste jaren beperkt zal zijn. Er kunnen zelfs voordelen zijn voor de woningbouwcorporaties. Alles afwegende, zullen wij dit onderdeel van het belastingplan accepteren, ook omdat ons geen goed alternatief is aangedragen.

De goede toehoorder zal hebben begrepen dat de zorg bij de PvdA ook is ingegeven door tumult over eerdere belastingmaatregelen. Bij het Belastingplan 2008 zijn woningbouwcorporaties verplicht om vennootschapsbelasting te betalen, wat het nodige tumult heeft opgeleverd. Inmiddels ligt er een VSO2, waarbij wij hopen dat de scherpe kantjes er zijn afgesleten, bijvoorbeeld doordat de motie op initiatief van de PvdA is overgenomen, tot verrekening bij gemengde projecten. Het is dan wel de vraag of de staatssecretaris, na het vaststellen van de VSO2, inzicht heeft in hoeverre woningbouwcorporaties uiteindelijk structureel aan vennootschapsbelasting zullen afdragen. In 2007 beoogde men 500 mln., dus een half miljard. Wordt het dat bedrag of wordt het minder?

Ik heb eerder gezegd dat wij graag zien dat vervuilende taxi's gaan betalen. Wij zullen de opbrengst van dat amendement gebruiken om de Energie-investeringsaftrek (EIA) ook na 2010 te verruimen.

Dan iets over de internationale pensioenen, waarover gesproken is in het wetgevingsoverleg. Er blijft echter onduidelijkheid over. In de brief van 13 november meldt de staatssecretaris dat vanuit de Belastingdienst signalen komen dat ook belastingplichtigen die een pensioenregeling hebben van een buitenlandse mogendheid een beroep doen op het arrest. Dat begrijp ik niet zo goed. Dit zijn toch buitenlandse publiekrechtelijke pensioenen die op grond van de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting slechts in de bronstaat zijn belast? Die hebben toch niets te maken met artikel 38 van de Wet op de loonbelasting? Als deze pensioenregelingen van buitenlandse mogendheden buiten de groep vallen, hoeveel pensioengerechtigden blijven dan over die een beroep op artikel 38 kunnen doen?

In de voorbereiding van de behandeling van het belastingplan hebben wij gevraagd naar een mogelijkheid. Partners kunnen hun aftrekposten willekeurig toedelen in box 1. Via trial and error kun je daardoor de aftrek optimaliseren. De vraag is waarom mensen zo mogen kiezen. Als het verplicht wordt om aftrekposten naar rato van inkomen van beide partners aan elk van de partners toe te rekenen, is dat misschien wel eerlijker. Als een partner belasting betaalt in het 52%-tarief, wordt alles tegen dat tarief afgetrokken. Ik weet dat uit ervaring, want zo vul ik mijn belastingformulier ook in. Wij konden echter niet duidelijk krijgen of dit idee van aftrek pro rato inderdaad uitvoerbaar is en hoeveel dat zal opleveren. Wij hopen dat de staatssecretaris misschien nu, misschien later hierop kan ingaan.

De werkkostenregeling is ook al eerder aan de orde gekomen. Er zijn nu drie jaar twee regelingen naast elkaar. Eenvoudig is het dus nog niet, maar het zij zo. Begrijp ik het goed dat vakliteratuur op de werkplek onder het forfait een nihilwaardering krijgt en dat vakliteratuur thuis voor de volle waarde onder het forfait valt? Als je dezelfde publicatie op je werk krijgt, is het een nihiltarief en als je die thuis krijgt niet. Begrijp ik dit goed? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom dit onderscheid wordt gemaakt?

Ik begrijp van hypotheekadviseurs dat zij vaak de geschiedenis van de hypotheken niet kennen, bijvoorbeeld doordat de hypotheek meer dan een keer wordt overgesloten of door scheidingen. Er zijn bovendien vaak meerdere hypotheken. Is het bekend bij de belastingplichtige, bij de hypotheekadviseurs, bij banken en/of bij de Belastingdienst wat de looptijd van elke hypotheek is? Dat is belangrijk, omdat na dertig jaar de aftrek afgelopen is. Wij zijn bang dat dit niet bekend is, niet bij de belastingplichtige bijvoorbeeld en dat dit hem vroeger of later voor verrassingen zal stellen.

Wij zijn blij met de voorstellen die het kabinet in het belastingplan heeft gedaan. Bij een faillissement blijft een lijfrente buiten beschouwing, maar dat is bij banksparen niet zo. Is dat niet een vreemde gang van zaken? Wij overwegen op dit punt een amendement en horen graag een reactie van de staatssecretaris daarop.

Het eigenwoningforfait is al even ter sprake gekomen. Er is een afspraak gemaakt in maart dat het eigenwoningforfait wordt ingeperkt in de komende jaren voor de villa's van boven de 1 mln. Waarom is dat niet in dit belastingplan geregeld? Is het niet mogelijk om het alsnog in dit belastingplan te regelen? Moeten wij een amendement indienen? Dat willen wij ook alsnog doen: kleine moeite, groot plezier. Wanneer kunnen wij dit voorstel verwachten?

De heer Remkes (VVD):

Ik heb twee vragen aan collega Tang. Hij heeft zich in het verleden met mijn grote instemming wel eens druk gemaakt over de mogelijkheid om de vrijstellingsgrenzen van box 3 wat te verhogen. Daarom heb ik een vraag wat meer ten principale, want het gaat mij inderdaad wat minder om de eenmalige effecten. Wat vindt hij eigenlijk van het niet indexeren van die grenzen?

Mijn tweede vraag heeft betrekking op zijn vragen aan de staatssecretaris over de corporaties en de Vpb. De corporatiesector en de PvdA-fractie hebben in persoon wel eens iets met elkaar te maken. Ik kan mij niet helemaal voorstellen dat de heer Tang niet op de hoogte is van een aantal individuele situaties bij corporaties, waarbij corporaties als gevolg van de stapeling van maatregelen niet meer aan hun programmatische afspraken met het gemeentebestuur kunnen voldoen. Wat vindt de fractie van de Partij van de Arbeid daarvan?

De heer Tang (PvdA):

Ik geloof niet dat ons standpunt over dit punt sinds 2007 is veranderd. Wij denken nog steeds dat woningbouwcorporaties die winst maken in aanmerking komen voor belasting. Woningbouwcorporaties die veel investeren, hebben wij bij de behandeling toen proberen te ontzien. Ik noemde al even de gemengde projecten, maar er is bijvoorbeeld ook een herinvesteringsaftrek. Dat biedt de mogelijkheid voor de actieve woningbouwcorporaties om toch hun investeringen te blijven doen.

Tijdens de discussie over dat voorstel is ook gesproken over de financiële positie van woningbouwcorporaties. Het is mogelijk dat sommige woningbouwcorporaties hun vermogen achteruit zien gaan. Dat moet in de gaten worden gehouden. Daarom vraag ik ook aan de staatssecretaris wat nu de verwachte opbrengst is van de vennootschapsbelasting. Dat is een vergelijkbare vraag. Het zou heel goed kunnen dat dit nog meevalt na afsluiting van VSO2.

De voorzitter:

Een aanvullende vraag, mijnheer Remkes.

De heer Remkes (VVD):

Dan toch wat preciezer. Het gaat om corporaties die zodanig van omvang zijn dat ze hun leningen niet meer geborgd krijgen door het WSW, wat voortvloeit uit de overeenstemming die bestaat met het gemeentebestuur. Ik kan mij niet voorstellen dat een fractie van de Partij van de Arbeid dat bijvoorbeeld voor een gemeente als Den Helder en een corporatie in Den Helder acceptabel vindt.

De heer Tang (PvdA):

Nogmaals, ten principale hebben wij geen probleem met het belasten van winsten van woningbouwcorporaties.

De heer Remkes (VVD):

Nee ...

De voorzitter:

Laat mijnheer Tang even zijn antwoord afmaken.

De heer Tang (PvdA):

Ik erken onmiddellijk dat dit een gemiddelde is. Die gelijke behandeling van woningbouwcorporaties en projectontwikkelaars is op zich prima, want dat betekent dat deze partijen goed vergelijkbaar worden en zich niet in een ongelijke positie bevinden. Nogmaals, met het gemiddelde stemmen wij in. Dat er vervolgens woningcorporaties zijn die door die veranderingen ook veranderingen zien in hun investeringen, is voor een deel een onvermijdelijk onderdeel van de vennootschapsbelasting. Dat is overigens niet uniek voor woningbouwcorporaties. Dit treft bedrijven ook. Het nadeel van een vennootschapsbelasting in het algemeen is natuurlijk dat die voor een deel investeringen kan remmen. De heer Remkes kan dat ene geval eruit halen, maar toen wij het voorstel aannamen, wisten wij dat er woningbouwcorporaties zijn die hun vermogenspositie achteruit zouden zien gaan, waardoor ook hun investeringen zouden worden geraakt. Dat laat onverlet dat dit grosso modo geen probleem hoeft te zijn.

De voorzitter:

Een laatste keer, mijnheer Remkes.

De heer Remkes (VVD):

Dat realiseer ik mij goed, maar het hoort een sociaaldemocratische partij toch te gaan om het kunnen voldoen aan een maatschappelijke opgave die er ligt. Principieel kunnen wij er eindeloos over praten. Het gaat toch veel minder om de vraag hoe het gemiddelde plaatje eruit ziet en hoe het principiële vraagstuk ligt? Het gaat om de effecten in de praktijk.

De heer Tang (PvdA):

Daarover zijn wij het in zekere zin eens. Natuurlijk kijk je naar de effecten, maar dan baseren wij ons niet op dat ene voorbeeld.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb er tientallen, hoor.

De heer Tang (PvdA):

Dat zegt u. Die discussie is meteen begonnen in 2007, want dit is precies wat woningbouwcorporaties en gemeenten onmiddellijk zeiden: ja, dat betekent dit en dat. Ik denk dat het in de praktijk reuze meevalt. Laten wij gewoon kijken hoe het uitpakt. Ik vraag daarom de staatssecretaris hoeveel de vennootschapsbelasting zal opbrengen. Wij proberen ook juist de woningbouwcorporaties weer een zetje te geven want ik heb een voorstel om in het belastingplan de energie-investeringsaftrek bijvoorbeeld te verruimen, net zoals wij al eerder hebben geprobeerd om investerende, actieve woningbouwcorporaties juist te ontzien.

Bij de tweede vraag van de heer Remkes gaat het om een kleine wijziging. Hij zal ook e-mails krijgen waaruit blijkt dat er met box 3 in die zin een probleem is dat kleine spaarders daardoor wel eens in de problemen komen. Die zorg heb ik nog steeds. Mensen halen nu geen 4% rendement. Dat is inherent aan de systematiek van box 3, met een forfettair rendement. Dat kan wel eens ongelukkig zijn. Daarbij speelt mee dat juist de kleine spaarders worden geraakt, omdat zij vaak een laag rendement op hun besparingen en beleggingen hebben. Het wringt, maar dit punt is te klein om ons daarover zorgen te maken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik vermoed en hoop dat de PvdA diep in haar hart groener is dan ze in deze coalitie kan laten blijken. De heer Tang heeft niets gezegd over de vliegbelasting. Dat sterkt mijn vermoeden en mijn hoop. Ik kan mij niet voorstellen dat de PvdA er genoegen mee neemt om passief te gaan afwachten op het Europees emissiesysteem. Mijn fractie zou graag willen dat deze regering het initiatief neemt om met een kopgroep van Noordwest-Europese landen – Duitsland, België, Engeland en Frankrijk – alvast een stapje verder te gaan en samen te kijken of je voor binnenlandse vluchten tussen die landen tot een vorm van milieuheffing kunt komen. Is de heer Tang bereid ons daarin te steunen en het kabinet daartoe op te roepen?

De heer Tang (PvdA):

Mevrouw Sap weet misschien dat wij dit al eerder hebben voorgesteld. Wij hebben bijvoorbeeld gepleit voor een kerosineaccijns in een kopgroep van landen. Voor mij is dat precies dat wat mevrouw Sap bedoelt. Wij hebben de staatssecretaris daartoe opgeroepen. Voor zover ik weet, is hij op pad gegaan bij de Ecofin. Ik stel voor dat wij hem vragen of hij op dit punt succesvol is geweest.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Goed voorstel, laten we dat vragen. Als dat volgens ons onvoldoende wordt opgepakt, sporen we het kabinet daarin aan.

De heer Tang heeft een sympathiek amendement ingediend om ervoor te zorgen dat recyclebaar afval niet zo makkelijk meer wordt gestort, door het tarief op te trekken. Dat amendement zullen wij steunen. Maar het overgrote probleem is niet dat recyclebaar afval op de stort belandt, maar in de verbrandingsoven. Daarvoor heeft mijn fractie een amendement. Daarbij gaat het om een veel grotere afvalstroom. Is de heer Tang bereid ook dat onderdeel te steunen, en ervoor te zorgen dat recyclebaar afval in de toekomst in Nederland ook echt gerecycled gaat worden?

De heer Tang (PvdA):

Dit is al onderwerp van uitgebreid overleg geweest tussen kabinet en sector. Daar is dit voorstel al uitgekomen. Daarbij is in overweging genomen dat het niet gaat om recyclen. Voor mij is er dus al een evenwicht gevonden. Een belasting op het verbranden heeft natuurlijk wel het probleem dat daarmee inefficiënte ovens op dezelfde manier worden behandeld. Wij staan daar op zijn zachtst gezegd twijfelend in.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Als de twijfel van de PvdA-fractie op het laatste punt zit, kan ik de heer Tang geruststellen: daarin voorziet het amendement. Wij hebben erin voorzien dat minister Cramer straks kan aanwijzen welke afvalverbrandingsinstallaties, omdat ze het goed doen en omdat ze energiezuinig zijn, uitgezonderd mogen worden. Dan hoop ik dat ik op zijn steun kan rekenen.

De heer Tang (PvdA):

Er is hier een evenwicht gevonden.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Welk evenwicht?

De heer Tang (PvdA):

Dit is al eerder besproken tussen kabinet en sector, en in de Kamer, zij het niet in deze samenstelling.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Eerdere besprekingen leidden niet altijd tot evenwicht. Ik nodig de heer Tang uit het amendement goed te bekijken. Ik reken op zijn steun.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De heer Tang kondigt een amendement aan dat behelst een prikkel te geven aan de taxibranche waar het gaat om het vergroenen van de taxi's. Op zichzelf deel ik de achterliggende gedachte, maar ik zou de heer Tang toch willen voorhouden dat we wat betreft de discussie over de taxibranche net een behoorlijk hectische periode achter de rug hebben. Is het in dat licht dan verstandig om op dit moment toch die keuze te maken om nu opnieuw de discussie los te trekken over een kostenprofiel voor de taxibranche, waar eigenlijk nog maar net over de tarieven het stof is neergedwarreld?

De heer Tang (PvdA):

Ik begrijp de overweging van de heer Cramer. Die laat onverlet dat er nu geen enkele prikkel is voor taxibedrijven en taxichauffeurs om te kiezen voor de schone auto. De hybride taxi is op deze manier nog heel ver weg. Wij vinden dat onacceptabel. Wij zijn van mening dat ook die branche daarop moet inspelen. Het is eigenlijk ongerijmd dat je leaserijders en particuliere automobilisten er wel toe beweegt en dat je het bij taxi's achterwege laat. Wij kunnen daar eigenlijk geen goede reden voor vinden. Het is niet gezegd dat je daarbij de hele sector heel zwaar gaat belasten. Het zal voor een deel gebeuren, maar elk stapje helpt daarbij.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De heer Tang stelt dat er op dit moment dan geen enkele prikkel is. Dat is niet helemaal waar, want de staatssecretaris van V en W heeft in een overleg met de Kamer toegezegd dat zij er met de branche over in contact zal treden, na vragen in een AO dat wij daarover hebben gehad. Dus er is wel degelijk een prikkel. Dat is misschien wel effectiever dan om het nu af te dwingen via een amendement, want dan sla je een overlegronde plat.

De heer Tang (PvdA):

Het is de vraag of dat effectiever is. Waarom hebben wij dan niet met leasemaatschappijen overlegd om ze te bewegen te kiezen voor schonere auto's? Wij hebben daarbij ook gekozen voor het instrument van belastingheffing. U en ik delen de opvatting dat dit een heel effectief instrument is. Wij vinden dat wij dat niet onbenut moeten laten. Overigens denk ik dat het niet zo'n ingrijpend amendement is, zoals u het doet voorkomen. Taxichauffeurs en taxibedrijven hebben namelijk de keuze. U weet hoe het gaat bij deze ramingen. Op het moment dat zij kiezen voor schone taxi's blijft de opbrengst van deze belasting heel beperkt en is het nauwelijks een last, terwijl de branche wel een stukje schoner en zuiniger is geworden.

De heer Bashir (SP):

Een tijd geleden heb ik in de krant gelezen dat de PvdA-fractie voorstander is van een vijfde schijf, namelijk een van 60% voor mensen die meer verdienen dan de Balkenendenorm. Steunt uw fractie voorstellen in die richting?

Gisteren stond in een ANP-bericht dat de heren Spekman en Tang tegen de premievrijstelling voor kleine banen zijn. Nu hoor ik echter iets anders van u, namelijk dat u het bij wijze van crisismaatregel toch wel een goed voorstel zou vinden. Kunt u dat nader toelichten?

De heer Tang (PvdA):

Om met dat laatste te beginnen. Wij proberen hier met twee voorstellen te komen, waarvan wij denken dat beide beter zijn dan het voorstel dat nu in het belastingplan zit. Ons eerste voorstel is: ondersteun cao-afspraken over bestrijding van jeugdwerkloosheid. Het tweede is: verlaag de WAO/WIA-premie als werkgevers jongeren in dienst nemen, zoals schoolverlaters. Dat lijkt ons veel effectiever dan hetgeen het kabinet nu voorstelt. In die zin zien wij liever andere maatregelen. Dat is wat u gisteren hebt kunnen lezen.

Wij zijn warm voorstander van de solidariteitsbijdrage. Dit is ook gewisseld tijdens de algemene politieke beschouwingen. Daarvan is gezegd dat dit zal worden betrokken bij de brede heroverwegingen. Ja, wij denken dat dit een eerlijke maatregel is die juist in deze tijd van pas zou komen en die ook zou kunnen helpen om de overheidsfinanciën, al is het via een tijdelijke bijdrage, op orde te brengen.

De heer Bashir (SP):

Ik lees dat er staat dat de PvdA-fractie tegen de vrijstelling van premies en belastingen voor kleine banen is. Nu hoor ik dat u een alternatief zou willen. Het voorstel dat hier ter tafel ligt, is om de premievrijstelling voor kleine banen met ingang van volgend jaar in te voeren. Steunt u dat voorstel of niet?

De heer Tang (PvdA):

Nee, wij zien graag ... Staat u ons toe om daarvoor een alternatief aan te dragen. Wij willen die vrijstelling niet zo maar schrappen en het geld terug laten vloeien in de schatkist. Wij zijn op zoek naar alternatieven. Ik heb er net twee aangereikt en ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop. Wij zien mogelijkheden en wij denken dat onze voorstellen beter zijn. Wij zijn dus op zoek naar manieren om de aanpak van jeugdwerkloosheid te verbeteren. Daar willen wij geld voor ter beschikking stellen. In die zin zijn wij dus tegen. Er moeten echter wel alternatieven zijn voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid en die moeten ook te realiseren zijn.

De heer Bashir (SP):

Maar stel dat ... Ik wil toch even doorvragen, voorzitter.

De voorzitter:

Liever niet.

De heer Bashir (SP):

Stel dat uw voorstel voor de kleine baantjes niet wordt overgenomen, mijnheer Tang, laat u dit punt dan in het belastingplan zitten of haalt u het eruit?

De heer Tang (PvdA):

Wij denken dat het betere voorstellen zijn en wij denken ook dat die haalbaar zijn. Als het kabinet deze twee voorstellen niet ziet zitten, zullen wij proberen die in een amendement te gieten en het belastingplan op dat punt te amenderen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. De afgelopen dagen kreeg ik opeens een sentimenteel gevoel. Ik vroeg mij namelijk af of dit nu de laatste keer zou zijn dat wij een belastingplan behandelen dat betrekking heeft op dit belastingstelsel. Het kabinet is bezig met een grote heroverwegingsoperatie, waarbij ook de IB 2001 wordt meegenomen. Stel dat wij de hele boel gaan omgooien, dan hebben wij het straks wellicht niet meer over box 1 en box 3 en breken wij ons hoofd niet meer over de toeslagen. Tijdens deze overdenking begon ik echter ook te mijmeren over de contouren van zo'n nieuw stelsel. Want hoe moeilijk is het om afscheid te nemen – u merkt, ik moet even slikken – als zo'n nieuwe start ook kansen biedt? Ik werd opeens helemaal enthousiast bij het idee van een stelsel, waarin het draagkrachtbeginsel centraal staat, waarin niet alleen vergroening, maar ook maatschappelijk verantwoord ondernemen fiscaal gestimuleerd wordt, waarin niet schulden, maar sparen gefacilieerd wordt. Maar genoeg vergezichten. Voor het zover is, moet het nodige werk verzet worden voor het komend jaar. Het Belastingplan 2010 ligt voor en daar is nog genoeg over op te merken. Terug dus naar de realiteit van dit moment, al zal ik af en toe nog wel eens mijmeren.

Ik wil eerst terugkomen op een punt dat vorig jaar speelde: de youngtimers. Ik heb daarover destijds een amendement ingediend. In de loop van het jaar is er veel contact geweest met de club van de youngtimers van de heer Van den Ende over de berekeningen die ten grondslag lagen aan mijn amendement. Ze hebben naar mijn overtuiging aangetoond dat er op de berekening van de inkomsten nog wat af te dingen is. Daarom is het amendement opnieuw ingediend, met een gewijzigde dekking. Het amendement heeft stuk nr. 13. Het amendement houdt op hoofdlijnen in dat voor alle zakelijk gereden auto's ouder dan vijftien jaar, de bijtelling op basis van dagwaarde gaat stijgen van 25% naar 35%. Het resterend deel van het amendement dat minder geld opbrengt als het vorige, wordt dan gedekt uit de kosten van het uitfaseren van de oldtimers vanaf 2012.

Als wij het dan toch over auto's hebben, de ChristenUnie heeft al vaker aangegeven het buitengewoon belangrijk te vinden om een impuls te geven aan de elektrische auto. Dat kan een forse bijdrage leveren aan de realisatie van onze CO2-doelstellingen. Het kabinet onderkent dit ook en heeft maatregelen getroffen, maar die mogen wat ons betreft nog wel een tikje verder gaan. Het is goed dat de elektrische auto's ook onder de VAMIL en de KIA komen te vallen. Dank voor die opmerking van de staatssecretaris. Hij studeert nog over de mogelijkheid van de MIA. Graag hoor ik van hem wanneer daarover meer duidelijk komt en of dat nog in 2010 toegepast kan worden.

Wij waarderen het dat de staatssecretaris na de discussie in het voorjaar heeft besloten om de bijtelling voor de elektrische auto's tot en met 2011 op 0% te zetten. De elektrische auto's zullen echter een langere aanlooptijd nodig hebben om populair te worden. Juist die fase moet naar onze overtuiging gestimuleerd worden. Vandaar mijn amendement op stuk nr. 21 om de 0%-bijtelling voor elektrische auto's tot en met 2014 te handhaven.

Verder wil ik ingaan op de afvalstoffenbelasting. Daarover is al heel veel discussie geweest. Oude stortplaatsen worden nu al nauwelijks afgegraven. De ChristenUnie heeft daarover het rapport Ruim op, die stort uitgegeven. Vanuit velerlei oogpunt, zoals het milieu en de leefbaarheid, is afgraven echt gewenst. Als het lage tarief voor storten verhoogd wordt, weet je, naar onze overtuiging, zeker dat er niets meer afgegraven wordt, terwijl dit wel het doel is van het kabinet. Dat werd tijdens het wetgevingsoverleg ook wel duidelijk. De ChristenUnie vindt dit een dubbel signaal. Na de wetgevingsoverleggen hebben de VNG en de afvalbedrijven opnieuw aangegeven dat zij graag een wijziging van het voorstel van de staatssecretaris zouden willen zien. Ik heb daarom een amendement in voorbereiding. Vanwege alle drukte is dat nog niet helemaal klaar. Ik heb wel een vraag aan de staatssecretaris. Het amendement gaat ervan uit dat het lage tarief op € 15,09 gehandhaafd kan blijven. Daar zou dan tegenover staan dat het hoge tarief verder omhoog moet om de door de staatssecretaris aangegeven derving aan inkomsten te kunnen dekken. Dat tarief zou dan € 118,50 moeten worden. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij, zo mogelijk, in zijn beantwoording kan aangeven of dit juist is. Dan zal ik het amendement op dat punt ook meteen spic en span maken en indienen. Ik ontvang graag een reactie van de staatssecretaris hierop.

Over mijn vragen en voorstellen met betrekking tot de financiering van het landschap en over wat de taskforce van de heer Rinnooy Kan daarover heeft gezegd, hebben wij inmiddels indringend met elkaar van gedachten gewisseld. Ik dank de staatssecretaris voor de geboden duidelijkheid dat landschapsorganisaties als ANBI aangemerkt kunnen worden. Ik kan echter op de een of andere manier bij zowel deze staatssecretaris als de minister van LNV maar niet de gevoelige snaar bereiken met betrekking tot de drang achter mijn vragen. Naar mijn overtuiging is de belangrijkste conclusie van Rinnooy Kan dat er niet een unieke oplossing is voor de financiering. Wij hebben een heel palet van maatregelen nodig om het gewenste doel te bereiken. Nog belangrijker is dat fiscale maatregelen daarvan een onderdeel zullen moeten vormen. Ik spreek de staatssecretaris daar nu nogmaals op aan. Ik snap zijn verweer. Denkend aan een vereenvoudiging van het belastingstelsel – u herkent vast de mijmeringen van het begin van mijn verhaal – lijkt het misschien onlogisch om weer specifieke oplossingen te introduceren. Toch is dat wel het advies van de taskforce. Daarom vraag ik de staatssecretaris of hij dan op zijn minst bereid is om dit aspect, dat specifiek gericht is op het zo immens belangrijke dossier van instandhouding van ons landschap, mee te nemen in de herziening van dat stelsel met deze achtergrond. Ik krijg op dat punt graag een toezegging.

Ik ga nu in op de werkkostenregeling. Als er een wedstrijd voor het meest controversiële voorstel in het belastingplan zou bestaan, had deze regeling die wedstrijd dit jaar vast gewonnen. Vorig jaar waren wij het erover eens dat de prijs toen naar het voorstel over de youngtimers zou zijn gegaan, nietwaar collega Remkes? Er is veel gediscussieerd over de werkkostenregeling en er is veel over te doen geweest. Het is goed dat bedrijven nu eerst de mogelijkheid krijgen om zelf de keuze te maken of ze de werkkostenregeling willen toepassen en de regeling daarna te evalueren. Dat haalt al enige kou uit de lucht. Ook is het goed dat het zogenoemde cafetariamodel betrokken kan worden bij de werkkostenregeling. Wij hadden daarom gevraagd en danken voor die toezegging. Dit kan extra armslag geven voor een goede invulling van de regeling op bedrijfsniveau. Toch vraag ik mij af waarom de staatssecretaris afhoudend is bij het vooruit halen van vergoedingen van enig jaar. Je kunt op die manier een werknemer toch tegemoetkomen in bijvoorbeeld de aanschaf van een fiets? De vergoeding voor het lopende jaar en de twee komende jaren wordt dan tezamen genomen. Zo is de huidige regeling eigenlijk. Ook dat zou een aanvullende flexibilisering van de werkkostenregeling kunnen inhouden die naar mijn overtuiging niets afdoet aan het maximale budgettaire beslag. Ik krijg graag de toezegging dat de staatssecretaris die mogelijkheid alsnog wil bezien.

Het is bekend dat mijn fractie een fan is van de vergroening van het belastingstelsel. Mijn hart maakte dan ook sprongetje toen we in de vergroeningsbrief lazen dat het kabinet het plan had opgevat voor een budgetneutrale verschuiving van directe belastingen naar de energiebelasting op aardgas. Helaas sneuvelde dit voornemen in het belastingplan. Wij hebben daar in het WGO uitgebreid over gediscussieerd. Een deel van de redenering van de staatssecretaris over zijn oorspronkelijke voorstel snap ik wel, maar een deel ook niet. Vandaar dat ik de motie van collega Tang op dit punt van harte ondersteun.

Om de jeugdwerkloosheid het hoofd te bieden, is de staatssecretaris gekomen met het kleinebanenvoorstel. Tijdens het wetgevingsoverleg is al gebleken dat er diverse bezwaren bestaan tegen het voorstel zoals het er nu ligt. De ChristenUnie vindt het van groot belang om de jeugdwerkloosheid tegen te gaan. Daarom steunen wij de lijn die de staatssecretaris nu heeft gekozen om, in het kader van de crisis, werkgevers tijdelijk lastenverlichting te bieden bij het aannemen van jongeren. Wij willen wel graag in die evaluatie nadrukkelijk aandacht vragen voor de mogelijke verdringingseffecten. Graag een toezegging van de staatssecretaris op dat punt.

Ik ga afronden, maar niet zonder een compliment te geven aan de staatssecretaris. Er is overeenstemming bereikt over de btw-vrijstelling voor paramedische beroepen, inclusief goede afspraken over een goede en erkende opleiding als kwaliteitseis. Het heeft even geduurd, maar dan heb je ook wat. Ik kan me zo voorstellen dat de staatssecretaris echt slapeloze nachten heeft gehad van dit dossier. Daarom wens ik hem vanaf nu ook op dit punt alle rust toe.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb één vraag aan collega Cramer over de stortplaatsen. Hij schetst een alternatief: de lage tarieven blijven laag en de hoge tarieven gaan iets omhoog. Mijn eerste vraag is: hoe pakt dat budgettair uit? Mijn tweede vraag: kan hij mij het mechanisme van de effectiviteit uit de doeken doen? Mij is dat nog niet geheel en al duidelijk. Ik realiseer me dat ik de tekst van het amendement nog niet ken, dus ik ben een beetje gehandicapt, maar we moeten het debat toch nu afronden.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat doe ik graag. Mijn vraag aan de staatssecretaris over de tarieven ziet op die budgettaire neutraliteit. De tarieven moeten op elkaar worden afgestemd, dus het is niet mijn bedoeling dat er nog een gat valt waarvoor alternatieve dekking nodig is.

Dan de tweede vraag van de heer Remkes. Het grootste bezwaar van zowel de VNG als de afvalbedrijven is dat bij het storten van het afval in die lagere categorie, de drempel zodanig hoog wordt dat er alsnog niet zal worden gestort, ondanks alle voornemens. Dat heeft mij ertoe gebracht om nu dit voorstel te doen, zodat de derving van 20 mln. niet wordt gehaald uit een verhoging van het laagste tarief en dit wordt verschoven naar het hoogste tarief. Het herstorten van afval in het lage tarief kan dan plaatsvinden tegen een lager tarief.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter, ik wil iets principieels aan de orde stellen naar aanleiding van het amendement dat de heer Cramer vorig jaar heeft ingediend over de bijtelling voor youngtimers. Dit werd op het laatste moment gepresenteerd en werd daarna in stemming gebracht. Wij hebben dat vaker meegemaakt, bijvoorbeeld bij de behandeling van het wetsvoorstel over de successiebelasting. Ook toen was er op het laatste moment nog een amendement, waarmee de accijnzen op wijn werden verhoogd. Net is er nog een amendement aangekondigd over de taxi's, terwijl de stemming over de amendementen morgen is. Welke conclusies trekt de heer Cramer in het licht van de zorgvuldigheid die moet worden betracht bij zulke ingrijpende dingen? Ik wil het uiteraard niet hebben over het recht van amendement. Kamerleden moeten dat recht hebben, maar wij kunnen onszelf natuurlijk wel doelen stellen. Zo kunnen wij zeggen: één week voor de stemmingen hebben wij de amendementen ingediend.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter ...

De voorzitter:

De regels van het huis zijn zoals ze zijn, mijnheer Bashir.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter, ik snap uw opmerking, die ik uit hoofde van het proces deel. De heer Bashir heeft echter wel een punt, ware het niet dat hij volgens mij ook tot en met vandaag nog amendementen heeft ingediend.

De heer Bashir (SP):

Ik heb een amendement gewijzigd naar aanleiding van de nota van wijziging.

De voorzitter:

Daarover hoeven wij op dit moment niet te discussiëren. Mijnheer Cramer geeft een kort antwoord.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dan kan ik ook zeggen dat ik mijn amendement over de youngtimers vorig jaar nog even heb gewijzigd, maar dat is misschien een wat flauwe opmerking. Ik deel de opmerking over de zorgvuldigheid, maar op het punt van ... Welk voorbeeld had u ook alweer, mijnheer Bashir? Helpt u mij even.

De voorzitter:

Ik geloof niet dat het veel uitmaakt welk voorbeeld het was. De regels van het huis zijn dat u amendementen kunt indienen, bij wijze van spreken tot aan het moment van de stemmingen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter, u stuurt nu in een politieke discussie. Dat vind ik eigenlijk niet correct.

De voorzitter:

Nou, ik waag te betwijfelen of dat zo is. U wordt een vraag gesteld en u geeft antwoord. Maar de regels van het huis zijn zoals ze zijn.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Maar u onderbreekt mijn antwoord en ik hoop dat u mij toestaat om dat af te maken.

De heer Bashir duidt op de zorgvuldigheid. Het voorbeeld dat hij gaf, is een voorbeeld dat al vaker is besproken – ik weet het alweer – namelijk de taxi's. In die zin heeft de heer Tang wel een punt. In dit verband ging het mij erom dat er het afgelopen jaar discussie is geweest over de taxibranche; vandaar mijn vraag of het verstandig is. De dekking en de onevenwichtigheid naar andere sectoren zijn vaker genoemd. Ik heb gevraagd of dit een verstandig moment is om een amendement in te dienen. Voor het overige, je moet een dekking hebben, dat is een goede afspraak in dit huis. Het is niet zo dat je maar amendementen kunt verzinnen zonder dekking, want die zijn een kort lot beschoren, die zullen namelijk meestal niet worden aangenomen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. De heer Cramer begon met zijn gevoelens over het belastingplan. Laat ik dat ook doen. Ik kijk niet zozeer naar dit belastingplan alsof dit het laatste plan is voor het huidige stelsel, maar ik kijk wel met heimwee terug naar het Belastingplan 2008, omdat daarin grote betekenisvolle stappen op het terrein van de vergroening werden gezet. Die hebben wij in Nederland hard nodig om onze doelen op het terrein van klimaatverandering en CO2-uitstoot te halen. Nadat wij er vorig jaar al onze grote teleurstelling over hebben uitgesproken, moeten wij helaas dit jaar weer constateren dat het belastingplan geen verdere betekenisvolle stappen op het terrein van de vergroening zet.

Ik heb de staatssecretaris in het wetgevingsoverleg gevraagd wat de doelen zijn die hij met het belastingplan op dat terrein beoogt. In de schriftelijke beantwoording staat wat de algemene doelen van het kabinet zijn op het terrein van de vermindering van de CO2-uitstoot. Dan zakt mij bijna de broek af. Vorig jaar heb ik zeer welwillend voor deze staatssecretaris berekend wat zijn belastingplan van dat jaar deed voor de doelen van het kabinet. Dat was toen een bijdrage van nog geen 0,5%. Ik ben dit jaar maar niet zelf gaan rekenen, want die bijdrage komt nu rond de 0%, zo niet negatief, uit. Voor mijn fractie weegt dat zeer zwaar. Ons oordeel over het belastingplan op het terrein van de vergroening kan, zoals het er nu voorstaat, alleen maar negatief zijn.

Mijn fractie betreurt zeer dat de vliegbelasting definitief wordt afgeschaft. Daarover is al veel gezegd. Wij kunnen het niet anders zien dan als het resultaat van een succesvolle lobby van Schiphol, die de teruggang in het aantal vluchten aan de hoge kosten heeft te wijten, maar daar nog steeds heel weinig aan doet. De vliegbelasting was maar een bijkomende zaak en was zeer nodig omdat de luchtvaart nu op geen enkele wijze wordt belast en daardoor sterk bevoordeeld wordt ten opzichte van andere vormen van vervoer, terwijl het de meest vervuilende vorm is. Wij hopen dat het kabinet bereid is om op een andere manier toch druk te blijven uitoefenen. In een interruptie op de heer Tang ben ik daarop ingegaan. Wij hopen dat het kabinet daadkrachtig een initiatief zal nemen met de kopgroep van Noordwest Europese landen. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris.

Het dossier over de auto, de hobby van deze staatssecretaris, werd eerder al opgemerkt. GroenLinks vindt de ombouw van de huidige aanschafbelasting naar een belasting op basis van CO2-uitstoot een zeer goede zaak. Wij betreuren het dat die aanschafbelasting uiteindelijk helemaal afgeschaft wordt. Daar hebben we al vaker over gesproken. Wij denken dat een juiste prikkel bij de aanschaf de mensen zeer kan stimuleren een zuinige auto kopen. Dat is de afgelopen jaren te zien geweest.

Inmiddels is bekend dat de kilometerheffing inderdaad wordt uitgesteld. De eerste personenauto's gaan er hoogstwaarschijnlijk in het voorjaar van 2015 onder vallen, de gelukkige die volgens de loting als eerste het kastje ingebouwd krijgen. Het is goed om hier te benadrukken dat dit niet in 2012 gebeurt, zoals voortdurend in de pers staat. Kennelijk is minister Eurlings er heel goed in geslaagd om zijn wensscenario in de pers als realiteit te laten landen. Wie in de stukken kijkt naar het meest waarschijnlijke scenario, kan maar tot één conclusie komen: de kilometerheffing begint pas in 2015.

We hebben de staatssecretaris in het wetgevingsoverleg gevraagd of hij het afbouwen van de aanschafbelasting daarop zal afstemmen. Hij heeft gezegd dat hij dat zal doen. Ik hoor graag dat hij dit hier nog eens bevestigt en dat hij daarbij de harde toezegging doet dat hij niet verder gaat met de afbouw zoals die nu tot 2012 is, dus tot 75%, tot de eerste loting voor dat kastje onder automobilisten. Dus afbouwen tot het beoogde moment voor de invoer van de kilometerheffing en niet verder, en pas verdergaan als de minister echt zo ver is.

Wij willen mensen wat meer stimuleren – wij willen ze daar de komende jaren zekerheid in bieden – om echt een zeer zuinige auto aan te schaffen. Wij willen daarom de bonus die de staatssecretaris volgend jaar invoert en het jaar daarna alweer vermindert de komende jaren op dat hoge niveau handhaven. Daartoe hebben wij een amendement ingediend. Wij zullen ook het amendement van de heer Cramer steunen om de regeling om de elektrische leaseauto buiten de bijtelling te houden of die op 0% te waarderen door te trekken voor een aantal jaren. Wij denken echt dat de aanschaf van zuinige auto's een wat langduriger impuls nodig heeft, langer dan een à twee jaar. Wij hopen dat de staatssecretaris dat kan toezeggen. Het kost nauwelijks wat, het gaat niet om heel veel geld. De bonus kan gewoon worden gefinancierd door tegelijkertijd de malus voor de minder zuinige auto's wat te verhogen. Dat draagt bij aan de doelen die de staatssecretaris zelf voor ogen heeft. Ik zou de staatssecretaris willen zeggen: pak op deze kleine punten in elk geval door.

De fractie van GroenLinks betreurt het zeer dat er nu geen stap wordt gezet wat betreft de energiebelasting. Als het nu niet kan, wanneer kan het dan wel? De aardgasprijs is afgelopen zomer enorm gedaald, namelijk met 30%. Wij hebben een amendement ingediend waarin wij voorstellen om een kleine energiebelasting in te voeren op aardgas komend jaar, zodat een deel van die prijsverlaging, slechts een zesde deel, ongedaan wordt gemaakt. Waarom is dat belangrijk? Dat is niet om de energierekening van mensen te verhogen, maar om het meer de moeite waard te maken om te investeren in isolatie en energiebesparing, om mensen ook echt tot gedragsverandering te stimuleren. Als mensen hun gedrag op dat punt aanpassen, zullen zij juist goedkoper uit zijn. Wij sluizen de opbrengsten hiervan op zo'n manier terug dat de laagste inkomens en de gezinnen met kinderen volledig worden ontzien op dit punt.

Een volgende punt is het afvalprobleem. Het is goed dat de staatssecretaris de aanpak van de stortplaatsen er nu toch in houdt. Ook dat stukje zou wellicht verdwijnen, maar gelukkig blijft het erin. Het is ook goed dat er een amendement ligt van de heren Tang en Omtzigt om het storten van recyclebaar afval te ontmoedigen door het tarief te verhogen. Het gros van het recyclebaar afval gaat echter niet naar de stort, maar gaat de verbrandingsoven in. Dat gebeurt omdat er een enorme overcapaciteit is ontstaan bij de afvalbedrijven waardoor de prijzen dramatisch zijn gedaald. De recyclebedrijven kunnen daar absoluut niet meer tegenop. Dat is heel erg triest, omdat wij daarmee bruikbaar afval alsnog verbranden. Daarmee hebben wij veel meer CO2-uitstoot dan wij zouden moeten hebben.

Ook hiervoor is, net als bij de vliegbelasting, een enorme lobby op gang gekomen, een lobby van de afvalverbrandingsinstellingen richting de Kamer. De fractie van GroenLinks zou het zeer betreuren als door die lobby nu weer geen betekenisvolle stap kan worden gezet. Ik breng in herinnering dat de heer Boelhouwer van de PvdA-fractie begin oktober een prachtig artikel in Het Financieele Dagblad heeft geschreven waarin hij pleitte voor een verbrandingsbelasting. Daarna hebben wij helaas niets meer van de PvdA-fractie gehoord op dit punt. Ik heb het sterke vermoeden dat ook hier die lobby zijn vernietigende werk heeft gedaan. Ik roep de PvdA-fractie op om hier de rug recht te houden en ons te steunen.

Ik kom nu op de kleine banen. Ook in een kleinere vorm, ook als het maar voor een jaar is, ziet de fractie van GroenLinks helemaal niets in dit voorstel. Het leidt tot versnippering van banen van jongeren in kleine baantjes, het leidt tot verdringing van ouderen door jongeren, het leidt tot leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt en het draagt absoluut niet bij aan het bestrijden van de jeugdwerkloosheid. Wij willen die regeling dus niet. Wij vinden het wel sympathiek dat het kabinet 80 mln. wil inzetten om jongeren in deze crisistijd te helpen, maar zet het geld dan ook echt goed in. Wij zouden die 80 mln. graag willen inzetten om de jeugdwerkloosheid echt te bestrijden, bijvoorbeeld door het bevorderen van stageplekken. Wij zullen alle amendementen en initiatieven daartoe van harte steunen.

Het volgende punt betreft de doorwerkbonus. Wij krijgen eigenlijk geen antwoord van de staatssecretaris op de vragen die de heer Tang en ik hebben gesteld. Er wordt verwezen naar een notitie van het CPB van vorig jaar. Daarin werd al geconstateerd dat die doorwerkbonus absoluut niet effectief is voor het verhogen van de participatie van ouderen. Mijn fractie vindt dit, zeker in het licht van de recente besluitvorming over de AOW van het kabinet, onacceptabel. In het licht van die besluitvorming is het cruciaal dat wij de arbeidsparticipatie wel effectief gaan verhogen. In het licht van die besluitvorming – wij weten allemaal dat tot 2020 de huidige oudere generatie daar niet aan gaat bijdragen – is het heel billijk dat wij een solidariteitsbijdrage van ouderen vragen. Mijn fractie wil graag dat de doorwerkbonus wordt omgezet in een effectief werkgelegenheidsbeleid voor ouderen en dat ouderen gewoon de houdbaarheidsbijdrage betalen zonder daarvoor in de vorm van zo'n gekke doorwerkbonus gecompenseerd te worden. Daarvoor hebben we ook dit jaar weer een amendement opgesteld en we hopen dat dit nu, in het licht van het recente besluit over de AOW, wel op steun van andere fracties kan rekenen.

Ik kom op de werkkostenregeling. De staatssecretaris heeft daarover in het wetgevingsoverleg een aantal toezeggingen gedaan, waaronder de toezegging dat hij ruim bekend maakt dat de belastingvrije kilometervergoeding van 19% ook voor fietsers geldt en dat hij op die manier het gebruik van dat vervoermiddel stimuleert. Tevens heeft hij toegezegd dat hij zal evalueren of het gebruik van de fiets op grond van de nieuwe regeling slechter is dan dat onder de oude regeling. Dat is mooi, maar dat is voor mijn fractie niet goed genoeg. Zij vindt het namelijk essentieel dat het fietsgebruik wordt gestimuleerd ten koste van dat van de auto. Mijn fractie kan niet anders dan constateren dat het fietsbezit en -gebruik met de voorstellen van de staatssecretaris juist minder gestimuleerd worden dan in de huidige situatie. Wij willen daarom dat de fiets uit het forfait wordt gehaald, alsmede de bedrijfsfitness. Het laatste vinden wij namelijk ook heel belangrijk, want dat kan bijdragen aan een betere gezondheid en een beter leven van mensen. Wij hebben op dat punt dan ook een amendement gemaakt dat wij bekostigen door het forfait, die 1,4%, te verlagen naar 1,3%.

Het kabinet kiest ervoor om de gazellen, de jonge snelgroeiers, te stimuleren ten koste van de zzp'ers. De GroenLinksfractie heeft veel moeite met deze keuze. Zij vindt namelijk dat beide gestimuleerd moeten worden. Natuurlijk mag je jonge snelgroeiers stimuleren, maar ook de zzp'ers verdienen onze steun. De GroenLinksfractie zou dan ook liever zien dat het kabinet het stimuleren van beide financiert door de vennootschapsbelasting licht te verhogen. Onze vennootschapsbelasting is internationaal gezien namelijk aan de lage kant.

Ik constateer dat ik van de staatssecretaris geen echt antwoord krijg op mijn vraag naar de aantallen, ondanks dat ik die verschillende malen heb herhaald. Hij reikt wel allerlei voorbeelden aan waarmee hij vooral wil laten zien dat het eigenlijk gaat om mensen voor wie geldt dat het niet zo erg is dat zij een deel van hun inkomen verliezen. Wij wegen dat anders. Ik verzoek de staatssecretaris daarom nogmaals om in dit debat aan te geven hoeveel kleine zelfstandigen de dupe worden van zijn maatregelen en hoeveel iedere zelfstandige moet inleveren, opdat voor iedereen duidelijk is waarvoor een Kamermeerderheid zal tekenen.

Ik kom op de vrijstelling van de btw voor alternatieve geneeswijzen. Nadat de Kamer daarop twee jaar hard heeft aangedrongen, is dat in dit belastingplan alsnog geregeld. Wij prijzen deze staatssecretaris daarvoor. Ik benadruk in dit plenaire debat echter wel dat de Kamer daarmee de kwakzalvers absoluut niet tegemoetkomt. Nee, het gaat ons nadrukkelijk om kwalitatief hoogstaande alternatieve geneeswijzen. De kwaliteitseisen zullen in een register worden vastgelegd. Dat is dus heel goed. Ik hecht eraan om hierbij op te merken dat de staatssecretaris voor dit dossier de accijnsbelasting op sigaretten sterk verhoogt. Ik hoorde hem ergens zeggen, of ik heb het op nu.nl gelezen, dat het een hobby van de Kamer is om de accijnsbelastingen te verhogen. Ik vind die opmerking een tikje ongepast. Laat ik in elk geval hier zeggen dat, als dat al een hobby is van iedereen, deze staatssecretaris de grootste hobbyist is, want met zijn bedragen verslaat hij de Tweede Kamer ruimschoots.

Tot slot merk ik op dat de GroenLinksfractie het voorliggende belastingplan, op weg naar Kopenhagen, een aanfluiting vindt. Ik kan niet anders zeggen. Wij dachten dat wij met deze staatssecretaris een belangrijk deel van de oplossing in ons midden hadden, want hij maakte in zijn begintijd veel werk van vergroening. Wij vrezen echter steeds meer dat hij geen oplossing is, maar dat hij een probleem is geworden. Hopelijk is hij in dit debat bereid om die indruk weg te nemen en, alsnog betekenisvolle toezeggingen te doen.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. De staatssecretaris heeft volgens mij wat tijd nodig om de antwoorden netjes, kort en bondig, te formuleren op de manier die wij van hem gewend zijn.

De vergadering wordt van 21.56 uur tot 22.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik moet de microfoon nog aanzetten. De staatssecretaris heeft het woord.

Staatssecretaris De Jager:

Mijn microfoon staat aan. Prima.

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng en voor de complimenten die door zowel de coalitiepartijen als vanuit de oppositie zijn gemaakt voor het belastingplan. Ik dank ook de Tweede Kamerleden en de medewerkers van de Tweede Kamer dat wij wederom konden komen tot een spoedige behandeling van het belastingplan. Ik dank ook mijn eigen medewerkers van het ministerie van Financiën voor de zeer harde arbeid die is verricht om iedere keer weer zo snel als mogelijk is de vele vragen die vanuit de Kamer zijn gesteld, te beantwoorden.

Ik begin gelijk met het beantwoorden van zoveel mogelijk vragen die in de eerste termijn vanuit de Kamer zijn gesteld. Er zijn heel veel vragen gesteld. Het zijn er enkele honderden. Een groot aantal ervan is echter al schriftelijk beantwoord of in het wetgevingsoverleg aan bod geweest. Met uw permissie, voorzitter, zal ik daarnaar soms verwijzen. Wanneer het tot herhaling van zetten zou leiden, zal ik alleen heel kort iets aanduiden. Voor het overige zal ik verwijzen naar de schriftelijke beantwoording of de verslaglegging van het wetgevingsoverleg. Ik zal zo kort mogelijk op alle vragen ingaan. Nogmaals: het zijn er heel erg veel.

Ik wil eerst in het algemeen een aantal dingen zeggen over de herziening van het belastingstelsel. Daarna zal ik het kopje ondernemerschap behandelen. Ik zal de vragen thematisch afhandelen. Ik zal eindigen met een aantal resterende vragen, zoals de navordering van boetes en de achterblijvende vennootschapsbelasting. Een groot aantal verschillende onderwerpen zal aan bod komen, waaronder ook de scheepvaart. Zoals gezegd zal ik de vragen thematisch afhandelen. Ik zal het op prijs stellen wanneer de leden het in die volgorde willen afwachten.

Ik begin met de vragen onder het kopje algemeen. De heer Cramer stelde een vraag over de fiscale aanbevelingen van de taskforce. Een aantal punten heeft het kabinet wel degelijk overgenomen; op andere heeft het heel concreet gereageerd. Een aantal fiscale aanbevelingen heeft het kabinet echter inderdaad niet overgenomen, onzes inziens om goede redenen. Op verzoek van de heer Cramer zeg ik graag toe om de punten die wij nog niet voldoende hebben geadresseerd, mee te geven aan de studiecommissie belastingstelsel.

De heer Remkes stelde een vraag over de studiecommissie en de resultaten daarvan. Zijn deze resultaten tijdig beschikbaar voor debat en voor de verkiezingsprogramma's, zo vroeg hij. Ik denk van wel. De studiecommissie zal haar resultaten in juni aan de Kamer en het kabinet aanbieden, gelijk met de resultaten van de Studiegroep Begrotingsruimte. In principe gaan deze dus naar kabinet en Kamer tegelijk. Het kabinet zal er op dat moment dus geen kabinetsstandpunt bij doen. Het staat de Kamer natuurlijk wel vrij om het kabinet dan, naar aanleiding van het rapport van de studiecommissie, uit te nodigen.

Ik kom toe aan de beantwoording van vragen per thema. Allereerst behandel ik het onderwerp ondernemerschap. Kunnen de investeringen niet gerichter worden gestimuleerd, bijvoorbeeld via de KIA, de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, zo vroeg de heer Tang. De KIA wordt inderdaad gebruikt om investeringen zo veel mogelijk gericht te stimuleren. Dat is ook de reden waarom wij een deel van de opbrengst die wij binnen het onderwerp ondernemerschap hebben opgehaald, juist richten naar de KIA. Bij het beter richten van de zelfstandigenaftrek hebben wij een bepaalde opbrengst. Die gebruiken wij én voor de mkb-winstvrijstelling én voor de KIA. Het budget voor de KIA wordt zo ongeveer 30% vergroot.

Hoeveel van de KIA komt ten goede aan kleine bedrijven en hoeveel aan grote, zo vroeg de heer Tang. In totaal komt 93% van de KIA ten goede aan kleine bedrijven. Dit zijn ondernemingen met minder dan € 500.000 personeelskosten.

De heer Van Dijck vroeg naar de zelfstandigenaftrek en het urencriterium. Over de zelfstandigenaftrek moet ik even heel duidelijk zijn. De heer Remkes heeft dit eveneens goed aangegeven. De zelfstandigenaftrek wordt niet ingeperkt; alleen de verrekeningssystematiek wordt aangepast. Dat levert op zich geld op. Dit pakket gaat over het algemeen absoluut niet ten koste van echte ondernemers. Dit heb ik schriftelijk ook goed weergegeven, denk ik. Voor ondernemers waren de cijfers heel positief. Wij richten het pakket namelijk beter. Dat genereert een opbrengst, en die wordt voor 100% gericht teruggesluisd naar én de mkb-winstvrijstelling én de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Bovendien schrappen wij het urencriterium voor de mkb-winstvrijstelling.

Met het laten vervallen van het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek zou je in feite een situatie krijgen waarin een soort permanente, heel hoge belastingvrijstelling bestaat voor deeltijdondernemers. De vraag is toch wat daarvan de rechtvaardiging is. Het kost natuurlijk allereerst geld. Het werkt ook heel negatief op de motivatie om echt meer te gaan ondernemen. Als je dit zou doen, zou je nog steeds tegen een extra budgettaire derving van 103 mln. op lopen. Dat komt helemaal niet gericht bij ondernemers terecht. Wij doen dus het volgende. De mkb-winstvrijstelling gaat fors omhoog. De zelfstandigenaftrek blijft gewoon even groot en zelfs geïndexeerd. Wij richten deze alleen beter op ondernemers. Bovendien neemt het budget van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek ongeveer met 30% toe. Ook de organisatie voor zzp'ers heeft dit pakket positief ontvangen, zo zeg ik tegen mevrouw Sap. Zo'n organisatie kijkt namelijk naar het totale pakket. Dit totale pakket is over het algemeen positief ontvangen bij ondernemersorganisaties, onder meer bij bijvoorbeeld het Platform Zelfstandige Ondernemers. Wat er gebeurt is naar mijn mening dus heel goed, maar je moet wel naar het saldo kijken, naar het totale pakket. Het urencriterium helemaal loslaten bij de zelfstandigenaftrek zou betekenen dat iemand die een beetje erbij onderneemt, daarvoor helemaal geen belastingheffing meer zou hebben. Dat zou geen goede zaak zijn, denk ik.

De voorzitter:

Is de staatssecretaris aan het einde van dit blokje?

Staatssecretaris De Jager:

Nee, dat ben ik nog niet.

De voorzitter:

Voor interrupties geef ik de gelegenheid aan het einde van dit blokje.

Staatssecretaris De Jager:

Ik zal aangeven wanneer dit blokje afgerond is.

Hoe effectief is het stimuleren van investeren en innoveren in crisistijd? Ook de heer Van Dijck heeft daarnaar gevraagd. Door de stimuleringsmaatregelen ontstaat een extra stimulans om te investeren en te innoveren. Juist in crisistijd is het belangrijk om het niveau van de investeringen en het innovatieve vermogen van de economie zo veel mogelijk op peil te houden. Dit belastingplan bevat twee pijlers. De eerste pijler vergroot de liquiditeit en bestaat uit de carry back, de willekeurige afschrijving et cetera. Deze maatregelen zijn nu even nodig om het hoofd boven water te houden. De tweede pijler is bedoeld voor als we weer uit deze crisis komen. Hoe zorgen we ervoor dat Nederlandse ondernemers dan ten opzichte van buitenlandse ondernemers hun concurrentievermogen hebben versterkt? Hoe kunnen we met meer innoverend vermogen ons Nederlandse bedrijfsleven concurrerender op het wereldplatform neerzetten? Daarom werken we tegelijkertijd aan innovatie, omdat het ook belangrijk is om dat niet uit het oog te verliezen in deze crisis.

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de positie van ib-ondernemers bij de innovatiebox. Ib-ondernemers kunnen tijdens de onderzoeks- en ontwikkelingsfase in de ib gebruikmaken van de S&O-aftrek. Als het activum tot stand komt dat kwalificeert voor de innovatiebox is er een mogelijkheid tot geruisloze inbreng in de bv. Dat heb ik bij het wetgevingsoverleg ook al toegezegd. Dit is mogelijk als een octrooi of een S&O-verklaring onderdeel uitmaakt van een onderneming of een zelfstandig onderdeel van een onderneming dat wordt ingebracht.

Ik ga verder met het extra budget voor 2010, de WBSO. We zijn in het coalitieakkoord al een intensivering van de WBSO overeengekomen. Dat loopt in 2011 al 115 mln. extra op in het budget. Dat was al afgesproken in de enveloppen aan het begin van deze kabinetsperiode. Daarnaast hebben wij in het kader van het fiscaal stimuleringspakket in dit voorjaar ook nog eens tijdelijk de WBSO-budgetten verhoogd. Ik vind het heel goed dat we de WBSO hebben verhoogd. Daar blijven we ook aan werken. In samenwerking met het ministerie van Economische Zaken zullen we ook in 2010 bekijken hoe we het beste in 2011 de verhoging, die nu als enveloppe beschikbaar is, vorm kunnen geven. Daar zullen we aan blijven werken.

Ook bij dit blokje behandel ik nog even de scheepvaart. Daarna beëindig ik dit blokje. De heer Remkes en de heer Omtzigt vragen naar het overleg met de zeescheepvaartsector. Vandaag stond in De Telegraaf het bericht dat de sector zich in het geheel niet zou kunnen vinden in dit belastingplan. Sterker nog, boven het artikel stond dat het belastingplan funest zou zijn voor de sector. Mijn overtuiging is vandaag telkens geweest dat als de sector ervan overtuigd is dat het allemaal niets helpt, terwijl het wel 6 mln. per jaar kost, ik het voorstel beter maar gewoon kan intrekken. Dan kunnen we de verhoging van de wijnaccijns bijvoorbeeld terugdraaien met die opbrengst. Ik moet toegeven dat toen ik het krantenartikel las, ik op het punt heb gestaan om dat te doen. Sterker nog, ik heb een nota van wijziging klaarliggen om dat te doen. Ik zie de heer Tang ja knikken. Ik weet alleen niet of de opmerking van de sector ook serieus bedoeld was. Maar als het helemaal niet helpt en toch 6 mln. kost, kunnen we het geld misschien beter ergens anders aan besteden.

De heer Omtzigt heeft gevraagd hoeveel schepen er nou echt uitvlaggen. De Nederlandse vlag neemt toe. Jaarlijks onderzoek van ECORYS voor Verkeer en Waterstaat toont dat aan. Er zijn in 2008 41 schepen uitgevlagd, onder andere naar Singapore. De Nederlandse vlagvloot is per saldo echter juist toegenomen met 75 schepen. Ondanks dat er schepen zijn uitgevlagd, is per saldo het aantal toegenomen met 75 schepen. Een groot deel van die toename zit in nieuwbouwschepen en enkele schepen die worden terug gevlagd.

De heer Tang vraagt of het verschil in fiscale behandeling van zeevaartlonen met Duitsland de oorzaak is van een grotere groei van de vloot in Duitsland. Dat is niet zo een-twee-drie te stellen. Duitsland bevindt zich in een heel ander segment van de zeescheepvaart en is meer gericht op containervervoer dan Nederland. Dat kan ook een verschil in groei verklaren.

Dan vraagt de heer Tang nog naar de € 10.000 en een aftrekpost van € 12.000. Het is een beetje een deel van het verhaal. Dat mag geloof ik in reclame, maar het is misschien goed als de staatssecretaris van Financiën een iets genuanceerder beeld neerzet. Als je een participatie hebt met eigen vermogen, bijvoorbeeld van € 10.000, plus een aandeel in de scheepshypotheek van € 15.000, dan is de totale investering € 25.000; dus een deel is eigen vermogen en een deel is geleend. Je hebt dan € 25.000 op basis waarvan je kunt afschrijven. Met de willekeurige afschrijving kun je dan in twee jaar ongeveer € 12.500 afschrijven. Dat is 52% van de hele investering. Het is echter wel zo dat later bij verkoop van het activum de verkoopwinst weer terug moet worden gebracht en moet worden aangegeven. Je hebt hem op dat moment dus even versneld op nul gezet. Dat levert natuurlijk een liquiditeitsvoordeel op, maar de winsten op die boot, inclusief de verkoopwinst als er een restwaarde op zit, worden weer belast. Het hele verhaal is dus een stuk genuanceerder.

Voorzitter. Ik ben aan het eind van dit blokje.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik stel twee vragen. De eerste vraag betreft het urencriterium. De staatssecretaris wil de mkb-winstvrijstelling meer toegankelijk maken voor deeltijdondernemers en hybride ondernemers. Het maakt niet zo veel uit hoeveel tijd ze in de onderneming stoppen, maar meer hoeveel winst ze ermee maken. Hoe meer winst ze maken, hoe meer ze profiteren van de mkb-winstvrijstelling. Waarom zou je, met het gerichter richten van de zelfstandigenaftrek, die ook gebaseerd is op winst, het urencriterium nog in stand houden?

De voorzitter:

De staatssecretaris.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Mijn tweede vraag?

De voorzitter:

Ik denk dat het goed is dat de staatssecretaris eerst antwoordt.

Staatssecretaris De Jager:

Vrij eenvoudig: omdat de zelfstandigenaftrek een totale aftrek is. Als iemand deeltijdondernemer is en een x-winst maakt, niet groter dan de zelfstandigenaftrek, kan hij de zelfstandigenaftrek nog steeds, ook in mijn voorstel, geheel aftrekken van zijn winst. Je krijgt er dus gewoon een heel stuk belastingvrijdom bij voor iemand die erbij klust als ondernemer. Daarentegen geldt de mkb-winstvrijstelling inderdaad vanaf 1 uur ondernemer zijn, maar dat is dan een vrijstelling van 12%. Dan betaal je nog wel een behoorlijk stukje over je winst. Bij de zelfstandigenaftrek wordt eerst alles weggekaapt en daarna ga je pas betalen. Het zou voor deeltijdondernemers heel interessant zijn om precies het niveau van de zelfstandigenaftrek erbij te gaan verdienen, want dan betaal je op dat punt helemaal geen belasting en dat kan een fors bedrag zijn.

De voorzitter:

Uw tweede vraag, mijnheer Van Dijck?

De heer Tony van Dijck (PVV):

De staatssecretaris zegt dat hij de zelfstandigenaftrek niet zou inperken, maar hij doet wel degelijk aan inperking, want ten eerste levert de inperking die hij geen inperking noemt 100 mln. op en ten tweede maken veel zelfstandigen nu nauwelijks winst in deze crisis en juist die adem van de zelfstandigenaftrek, die ze kunnen verrekenen met ander loon dat ze hebben, geeft net de liquiditeit om door te gaan na de crisis wanneer ze eventueel wel weer winst gaan maken. Wat de staatssecretaris nu doet, is ervoor zorgen dat de ondernemers of zelfstandigen zeggen: het is niet meer interessant, want ik maak geen winst meer; mijn andere inkomen wordt volledig belast, dus daar houd ik ook niets meer van over; ik stop er dus maar mee. En dan komen we straks uit de crisis en dan heeft de staatssecretaris al die ondernemers in spe, die misschien heel succesvol zouden worden op termijn, in de kiem gesmoord. Die zijn er dan mee gestopt. Dan kan nooit zijn bedoeling zijn.

De voorzitter:

Dat is een heel lange vraag.

Staatssecretaris De Jager:

Jazeker. Ik moet toch echt verwijzen naar mijn schriftelijke beantwoording, waarin ik hierop zeer uitgebreid ben ingegaan met heel mooie voorbeelden. Ik begrijp helemaal de vraag van de heer Tony van Dijck, in verband met het effect waarop hij doelt. Maar als je dat leest, dan denk ik dat ook de heer Tony van Dijck ervan overtuigd raakt dat het totaalpakket goed is. Je moet namelijk ook naar de terugsluis kijken waarvan de ondernemers allemaal kunnen profiteren. Het totaaleffect van het pakket is heel positief voor ondernemers. Ik verwijs dus naar mijn schriftelijke beantwoording op dat punt. Die is heel uitgebreid geweest, onder andere in antwoord op vragen van mevrouw Sap.

De heer Remkes (VVD):

Eerlijk gezegd heb ik vanmorgen dat verhaal over de zeescheepvaart in De Telegraaf heel anders gelezen. Ik begreep er uit dat de sector zegt dat de maatregelen van de staatssecretaris de sector onvoldoende uit de problemen helpen waarmee men op dit ogenblik geconfronteerd wordt. Dat mag een sector zeggen. Ik ben daarvan zelf ook nooit zo gediend; dit soort dreigementen van de staatssecretaris getuigt van weinig eelt op de ziel. Ik vind dat dit niet moet. Het vervuilt ook het debat. Ik vraag de staatssecretaris of hij in de aanloop naar het algemeen overleg dat wij binnenkort hebben, alsnog bereid is om daarop met de sector – want kennelijk zijn er ook verschillen van opvatting over de feiten – nog wat preciezer in te zoomen. Het is niet de eerste keer en ook niet de enige discussie die speelt. Dat weet de staatssecretaris. Ik vind het tegen deze achtergrond begrijpelijk dat er ook aan die kant sprake is van enige irritatie.

Staatssecretaris De Jager:

Ik denk toch echt dat ik de heer Remkes op het volgende moet wijzen. De sector heeft in een krant klip-en-klaar gezegd dat dit voorstel in het belastingplan voor de sector funest was. Ik denk dat het dan logisch is om het maar terug te nemen, zeker als het het nodige geld kost. De heer Remkes nuanceert het wel; het siert hem dat hij de opmerkingen van de sector nuanceert. Het is totaal geen dreigement. Als wij iets doen waarvoor wij 6 mln. per jaar reserveren, en de sector zegt dat het een stap is in de goede richting maar nog lang niet genoeg, dan had ik de sector begrepen, want de zeevaartsector wil natuurlijk steeds meer fiscale faciliteiten. Maar nu heeft de sector gezegd dat dit totaal niet werkt. Sterker nog, men vindt het gewoon geen goed voorstel. Als het dan 6 mln. kost en je doet het voor de sector die zelf zegt dat het niet goed is, dan denk ik dat het verstandig is om te zeggen dat wij die maatregel even terugnemen. Dat is geen dreigement; ik krijg net de nota van wijziging aangereikt. Wij kunnen de wijnaccijnsverhoging dan terugdraaien. Dat wilde de heer Remkes toch zo graag? Het gaat om ongeveer hetzelfde bedrag. Dat is een prachtige combinatiemaatregel: wij helpen de scheepvaartsector en de wijnconsument!

De voorzitter:

Het mag korter. Mijnheer Remkes, u wilt nog een aanvullende vraag stellen?

De heer Remkes (VVD):

Ik had een vraag aan de staatssecretaris gesteld waarop ik nog geen antwoord heb gekregen.

De voorzitter:

De vraag was of u bereid bent tot overleg.

Staatssecretaris De Jager:

Ik ben altijd bereid tot overleg, maar op verzoek van de Kamer is er al overleg geweest. Het is heel simpel. Ik denk niet dat er technische verschillen van mening zijn. Als dat toch zo is, moeten wij het nog even goed uitpluizen. Maar de scheepvaartsector wil meer fiscale faciliteiten dan wij nu voorstellen. Wij vinden dat wij in Nederland al heel ver zijn gegaan. Op dit moment hebben wij geen geld voor nog meer fiscale faciliteiten.

De heer Remkes (VVD):

Om wat voor bedrag gaat het?

De voorzitter:

Dat was de laatste vraag van de heer Remkes.

Staatssecretaris De Jager:

Ik moet het even uit mijn hoofd doen. Ik denk dat het bedrag dat de sector extra wil, ligt tussen ongeveer 7 mln. en 50 mln. per jaar, afhankelijk van de maatregel. Ik heb vorig jaar ook al wat gedaan voor de zeescheepvaart; het is dus iedere keer hetzelfde. Wij zijn hiermee niet eeuwig van dit debat af.

De heer Tang (PvdA):

Geld moet goed worden besteed, daarin steun ik de staatssecretaris. Wij krijgen nog de discussie over kleine baantjes en dat is precies dezelfde discussie. Overigens is de PvdA niet zozeer gehecht aan de wijn-, maar aan de champagnetaks. Zo noemen wij die; dat is voor alle champagnesocialisten onder ons.

Staatssecretaris De Jager:

Dat zijn er veel.

De heer Tang (PvdA):

Dat zijn er een paar. Ik heb het over de scheepvaart-cv's. U zegt dat ik ben misleid door het spotje op Radio 1. Zij vertellen maar een deel van het verhaal en niet het geheel, dat hebt u net gezegd. Het is een misleidend verhaal.

Staatssecretaris De Jager:

U hebt een zin uit het spotje genoemd; ik weet niet of dat het hele spotje was. Ik heb het spotje zelf dus niet gehoord. Ik noem niks hier misleidend, want ik ga niet over reclame. Ik heb al aangegeven dat je in reclame heel wat mag. Je hebt een wijde marge om reclame te maken, dus dit zal vast goed uitgezocht zijn; dit zal vast mogen. Maar als u aan mij vraagt om het hele beeld te schetsen, dan schets ik het hele beeld. Dat heb ik net geschetst.

De heer Tang (PvdA):

Ik heb maar een ding gehoord in dat spotje. Het is ook maar een ding: stop er geld in en je krijgt het binnen twee jaar terug. Bent u bereid niet alleen het spotje op de radio, maar ook andere reclame-uitingen aan de Reclame Code Commissie voor te leggen? Dit is toch wel misleidend, concludeer ik. Maar het kan geen kwaad om dit voor te leggen aan de Reclame Code Commissie.

Staatssecretaris De Jager:

Ik moet mij er dan wat meer in verdiepen. Ik kom schriftelijk hierop terug, want ik weet niet of dit een bevoegdheid is. Op zichzelf is het juist dat die aftrekpost wordt gegenereerd. In mijn voorbeeld wordt met een investering van € 10.000 een aftrekpost van € 12.500 gerealiseerd, dus dat klopt. Als dat in het spotje wordt gezegd, is dat juist. Ik zal er schriftelijk op terugkomen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De fractie van GroenLinks maakt zich zorgen over de kleine zelfstandige die volgend jaar door de maatregelen van de staatssecretaris met een fors inkomensverlies wordt geconfronteerd. Ik heb nog steeds geen antwoord op de simpele vragen die ik heb gesteld, wel pagina's met voorbeelden. Mijn simpele vraag is: hoeveel kleine zelfstandigen zien volgend jaar een fors inkomensverlies tegemoet en hoe groot is dat inkomensverlies gemiddeld? Ik zou toch graag een antwoord van de staatssecretaris krijgen.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb mevrouw Sap in de schriftelijke beantwoording een tabel gegeven. Ik moet weer even kijken, maar in ieder geval ging meer dan 90%, ongeveer 96%, erop vooruit. Daar zitten juist heel veel kleine zelfstandigen tussen, want zij profiteren van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Deeltijdondernemers profiteren enorm van het schrappen van het urencriterium in de mkb-winstvrijstelling. Ik moet mevrouw Sap er toch aan herinneren – kennelijk is het voorstel niet helemaal doorgedrongen – dat de verrekeningssystematiek blijft. Alleen heb je een soort carry forwardachtige systematiek dat je in negen jaar de zelfstandigenaftrek kunt verrekenen. Nota bene, starters blijven zelfs de huidige, wat luxe positie houden dat zij het met ander inkomen kunnen verrekenen. Dan heb je het dus over mensen na die drie jaar die niet over een periode van negen jaar hun zelfstandigenaftrek kunnen verrekenen met winstinkomen. Dat zijn niet die kleine zelfstandigen voor wie mevrouw Sap over het algemeen opkomt, want zij zouden over die periode niet genoeg hebben om van rond te komen. Het gaat in veel gevallen over de voorbeelden die ik vrij helder heb omschreven. Je wordt er inderdaad een beetje stil van, als je ziet dat wij zoveel geld hebben gegeven aan die bijklussende ambtenaar of die reislustige vutgenieter. Ik verwijs nog eens naar de voorbeelden. Ja, er is heel veel geld naartoe gegaan. En ja, de gewone zelfstandige, ook de kleine zelfstandige, gaat er over het algemeen op vooruit door deze maatregel.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De staatssecretaris blijft een beetje om de hete brij heen draaien. Dat snap ik ook wel. Maar als het zo'n 3%, 4% is, krijgen toch zo'n 30.000 à 40.000 mensen volgend jaar een fors inkomensverlies voor hun kiezen. Dat de staatssecretaris dat terecht vindt omdat hij het niet zo'n belangrijke groep vindt, is voor zijn rekening. Maar ik constateer hier dat de overheid heel onzorgvuldig met een grote groep mensen omgaat en niet bereid is geweest een overgangsrecht of een langzame afbouw te creëren, maar gewoon in een klap een fors voordeel wegneemt dat zij tot nu toe hadden. Klopt het dat rond de 40.000 mensen dit verlies lijden? En klopt mijn indruk dat het gemiddelde verlies voor die mensen zo'n € 2500 per jaar kan zijn? Vindt de staatssecretaris het dan billijk om dat in een klap van die mensen af te nemen en geen overgangsregeling te treffen?

Staatssecretaris De Jager:

Dit is precies de wereld omgedraaid. Het is onbillijk om belastinggeld op die manier te spenderen aan de voorbeelden die ik net heb gegeven. Die voorbeelden hebben wij inderdaad geadresseerd. Door negen jaar carry forwardachtige systematiek te hanteren en door voor starters het huidige systeem te handhaven, hebben wij de echte ondernemer goed geadresseerd. Dat blijkt ook uit de steun van de ondernemersorganisaties. Dat is juist het geval omdat wij die mkb-winstvrijstelling zo fors verhogen, omdat wij die kleinschaligheidsinvesteringsaftrek verhogen, omdat wij het urencriterium op de mkb-winstvrijstelling afschaffen, ook een veel gehoorde wens uit ondernemingskringen en van de Kamer. Mevrouw Sap spreekt iedere keer over een bepaalde groep. Die paar procent zal best enkele tienduizenden personen kunnen omvatten, maar die hebben dan een faciliteit genoten die zij eigenlijk in die nieuwe systematiek niet zouden moeten genieten omdat zij allerlei andere mogelijkheden tot verrekening hebben. De verrekening wordt gewoon veel beter en er gaan er inderdaad velen op vooruit en een paar op achteruit, maar dat is op zich een wenselijk effect.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de staatssecretaris doorgaat.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik wil wel even een conclusie trekken.

De voorzitter:

Dat had u al gedaan.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb ook een conclusie getrokken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik constateer dat het kabinet hier tot andere maatschappelijke opvattingen komt en op basis daarvan nu een groep gewoon kil en koud volgend jaar met een enorm fors inkomensverlies confronteert. Dat vind ik treurig.

Staatssecretaris De Jager:

Nee, dat is ...

De voorzitter:

De staatssecretaris gaat nu door.

Staatssecretaris De Jager:

Ja, oké. Het is naar de mening van het kabinet geheel onjuist wat mevrouw Sap zegt.

Dan vergroening en mobiliteit. De auto's, de afvalstoffenbelasting, de energiebelasting en de kilometervergoeding. Vergroening in het belastingplan. Tegen mevrouw Sap zeg ik: er zit wel degelijk vergroening in het belastingplan. De ombouw van de bpm wordt versterkt naar een CO2-taks. Daarover heeft mevrouw Sap zelf ook gesproken. De motorrijtuigenbelasting voor zeer zuinige auto's gaat vanaf 1 januari aanstaande naar nul. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en de willekeurige afschrijving is er ook voor zeer zuinige auto's. Er is 0% bijtelling voor nul-emissie-auto's. De afvalstoffenbelasting vergroenen wij ook nog. Per saldo, ook als je de afschaffing van de vliegbelasting meeneemt, vinden wij dat wij nog veel aan vergroening doen.

De heer Omtzigt vraagt naar de definitie van de zeer zuinige auto. Ik zal er eens goed over nadenken, om daarop terug te komen wanneer wij zekerheid kunnen geven over de definitie van zeer zuinige auto's. Ik kan mij goed voorstellen dat je bij een aanschafbelasting sneller tot een aanscherping kunt komen dan bij de motorrijtuigenbelasting, maar op een gegeven moment – je kunt ook weer niet al te ver vooruit kijken – zul je wellicht ook in de motorrijtuigenbelasting iets moeten doen. Dan zou je bijvoorbeeld ook naar een half tarief kunnen gaan. Ik kan mij echter ook voorstellen dat wij dat nog even vrijgesteld houden als de kilometerbeprijzing snel komt en de motorrijtuigenbelasting snel infaseert, maar dat wij bij de aanschafbelasting wel wat sneller gaan aanscherpen. Ik stel voor om daarop komend jaar terug te komen. Dan zal ik nog eens bekijken wat een wenselijke strategie kan zijn en op welke manier wij ook wat meer zekerheid voor de langere termijn kunnen geven.

De heer Omtzigt vraagt naar E85. Als je echt kunt garanderen dat je met een bepaalde E85 duurzaamheidscriteria handhaaft, wil hij met een amendement het accijnsverschil in de energetische waarden wegnemen. De richtlijn hernieuwbare energie, die ook duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen bevat, treedt naar verwachting per 1 januari 2011 in werking. De criteria die de heer Omtzigt noemt, zijn, denk ik, de criteria van SenterNovem, namelijk NTA8080. Dat is meer een privaatrechtelijke certificering. De garantie waarnaar de heer Omtzigt vraagt, kan ik niet daarmee geven. Daarvoor heb ik de richtlijn hernieuwbare energie nodig, die ook duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen bevat. Ik wil er absoluut medewerking aan geven en ook de toezegging doen dat wij het accijnsverschil op basis van energetische waarde wegnemen zodra wij inderdaad kunnen garanderen dat biobrandstoffen voldoende duurzaam zijn en ook voldoende duurzaamheidswinst opleveren.

De heer Cramer stelde een vraag over de elektrische auto en de milieu-investeringsaftrek (MIA). De elektrische auto valt wel onder de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Personenauto's, dus ook elektrische auto's, zijn inderdaad uitgesloten van de MIA. Als je alleen elektrische personenauto's als aparte categorie opneemt, zullen we toch even naar de risico's moeten kijken en naar een objectieve uitstootnorm. Dat heb je wel bij bijvoorbeeld zeer zuinige auto's. Dan kijken we niet naar de technologie, maar naar het absolute criterium. Ik sta er op zich sympathiek tegenover, maar het betekent een behoorlijk budgettair beslag. Als je naar zeer zuinige personenauto's gaat kijken, heb je het over een veel grotere groep. Dat loopt op van 20 mln. in 2010 naar 30 mln. in 2014. Dat is op dit moment lastig te dekken.

De heer Remkes vroeg of nu wel of niet sinds het begin duidelijk is dat de fiscale faciliteit voor oude stortplaatsen een verbetering is ten opzichte van de huidige situatie. Ik was en ben ervan overtuigd dat de voorgestelde fiscale faciliteit een verbetering is en het afgraven van oude stortplaatsen zal stimuleren. Maar bij het wetgevingsoverleg leek het erop dat de meeste betrokken partijen nog twijfels hadden. Ik had namelijk begrepen dat gemeenten en provincies richting ons hadden aangegeven dat ze dit voorstel wel een verbetering vonden. Toen bleek uit signalen van de Tweede Kamer, grotendeels non-verbaal, dat het bericht daar niet was ontvangen. Daarop heb ik gezegd het voorstel terug te nemen. Echter, later bleek dat de VNG wel degelijk een mail heeft gestuurd om dit voorstel wel als een verbetering te zien ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee heb ik het oorspronkelijke voorstel gehandhaafd.

De heer Cramer vroeg: als de aanpassing in de afvalstoffenbelasting geheel moet worden gedekt via een verhoging van het reguliere tarief, moet het reguliere tarief dan worden verhoogd naar € 118,50? Ja, dat is bijna goed. Het reguliere tarief moet in dat geval naar € 118,49. Dat is een heel forse verhoging, wat een sterkere prikkel tot ontduiking kan uitlokken. Wij zien wel wat bezwaren om dat tarief zo fors te verhogen. Het is namelijk bijna een vervijfvoudiging van het tarief in mijn voorstel.

De heer Bashir heeft nog gevraagd of bij een elektriciteitsgebruik van 3000 kW het energiebelastingtarief kan worden verlaagd. Hier ben ik ook al schriftelijk op ingegaan. Kort gezegd: nu worden huishoudens met een laag verbruik al ontzien door een belastingvermindering van € 318,62 op jaarbasis. Omdat iedereen dat krijgt, hebben mensen met een laag verbruik een relatief erg lage belastingdruk, omdat er een vorm van Benthamse progressie in zit. Een verder splitsing acht ik dan ook onwenselijk.

De afbouw van de bpm, een vraag van mevrouw Sap. Wij stoppen niet met de bpm-afbouw. Wij vertragen die afbouw indien de kilometerbeprijzing wordt vertraagd. We laten het als het ware langs hetzelfde traject lopen. In het wetgevingsoverleg heb ik dat precies uitgelegd.

De heer Remkes vroeg nog naar een nieuwe belasting van de provincies. Dat is het domein van de staatssecretaris van BZK. Naar ik heb begrepen, heeft zij aangegeven dat het volgend kabinet zich daarover pas zal buigen. Verder verwijs ik alle vragen van de heer Remkes naar de staatssecretaris van BZK.

De heer Tang en mevrouw Sap hebben gevraagd naar de mogelijkheid van een kopgroep van enkele landen voor een milieuheffing luchtvaart. Het kabinet is voorstander van initiatieven op mondiaal of Europees niveau. In Europees verband is kerosineaccijns niet haalbaar gebleken wegens vereisten van de unanimiteit. Vanuit concurrentieoverwegingen binnen de EU was er ook weinig bereidheid tot het vormen van een kopgroep met enkele landen. Wij zien er ook wel nadelen in. In dat licht is het betrekken van de luchtvaart bij het ETS per 2012 een heel belangrijke stap, omdat wij dat op Europees niveau doen. Wij verwachten ook een voorstel van de Europese Commissie om het ETS uit te breiden tot NOx-emissies.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb twee vragen aan de staatssecretaris. De eerste heeft betrekking op de wetgeving waar hij zijn betoog mee afsloot. Ik moet hem uit de droom helpen. Die verantwoordelijkheid voor dat wetgevingscomplex berust niet alleen bij de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar ook bij de staatssecretaris van Financiën. Moet ik hem zo begrijpen dat hij niet van plan is om het initiatief te nemen om in deze periode een wetsvoorstel ter zake bij de Kamer in te dienen?

Staatssecretaris De Jager:

Ja, in ieder geval wordt de beslissing overgelaten aan het volgende kabinet. Dat is zoals het in de brief van de staatssecretaris van BZK staat. En daar sluit ik bij aan.

De heer Remkes (VVD):

Dan is het antwoord dus ja?

Staatssecretaris De Jager:

Ja, ik denk het wel, ja.

De heer Remkes (VVD):

Mijn tweede vraag heeft betrekking op het voornemen tot differentiatie in de motorrijtuigenbelasting waar het gaat om diesels met of zonder roetfilters af fabriek. Is de staatssecretaris bereid om voordat dit voornemen wordt omgezet in een definitief besluit, onderzoek te doen naar de waarde-effecten op bestaande auto's?

Staatssecretaris De Jager:

Ja. Ik weet niet hoe uitgebreid de heer Remkes dat onderzoek wil hebben, maar ik wil dat aspect in ieder geval meewegen in onze overwegingen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording over de afvalstoffenheffing. In zijn beantwoording beluisterde ik nog wel enige ruimte ten aanzien van wat precies de tarieven zouden moeten zijn. Ziet hij kans om voor de tweede termijn dit nog even op schrift te stellen, zodat zo nodig het amendement op dat punt aangepast kan worden of dat ik in ieder geval kan overwegen of het dan niet te dol wordt? Dan is dat gewoon correct, ook om de kritiek van collega Remkes te voorkomen dat wij in het holst van de nacht foute dingen doen.

Verder was ik wat verbaasd over de opmerking van de staatssecretaris over het provinciaal belastingdomein. Hij refereert aan een brief die de staatssecretaris van BZK op dat punt al gestuurd zou hebben. Ik wil dan in ieder geval opgemerkt hebben dat het mijns inziens wel degelijk de afspraak is dat er bij de kilometerheffing helderheid komt over wat er gebeurt met het provinciaal belastingdomein. Het lijkt mij niet correct als het overgelaten wordt aan een volgend kabinet.

Staatssecretaris De Jager:

Het is een brief van de staatssecretaris van BZK. Ik heb nu even niet de datum ervan paraat, maar ik zal daar toch echt naar moeten verwijzen. Nu wordt ook de kilometerbeprijzing erbij gehaald. Dan wordt het helemaal een complex verhaal. Ik zal in ieder geval geen initiatief nemen tot een provinciaal belastinggebied. Naar ik heb begrepen, zal die beslissing over hoe het precies zal gebeuren, overgelaten worden aan een volgend kabinet. Verdere vragen wil ik echt allemaal doorverwijzen naar de staatssecretaris van BZK c.q. de minister van Verkeer en Waterstaat als het gaat over de kilometerbeprijzing.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik heb twee vragen. De eerste is of er nu wel of niet vergroend wordt in het belastingplan. De staatssecretaris zegt dat het kabinet van mening is van wel. Ik heb gezegd: GroenLinks is van mening van niet. Het gaat hier echter niet alleen om het uiten van meningen, want er zijn hier wel degelijk feiten aan de orde. Er kan gewoon berekend worden wat het belastingplan nu echt doet. Als je de effecten van het afschaffen van de vliegbelasting afzet tegen de stapjes die nog wel worden gezet, dan kom je in de min terecht. Ik daag de staatssecretaris uit om in de komende jaren bij het belastingplan aan te geven wat het effect van alle vergroeningsvoorstellen is op de doelen van het kabinet. Wat dragen die bij aan bijvoorbeeld de vermindering van de CO2-uitstoot en aan de klimaatverandering? Is de staatssecretaris daartoe bereid?

Staatssecretaris De Jager:

Nee, want dat doet de minister van VROM al. Zij rapporteert daarover aan de Kamer. Daar heb ik het in het vorige debat en in het debat het jaar daarvoor ook over gehad met GroenLinks. Het antwoord blijft hetzelfde.

Verder heeft het afschaffen van een belasting die op nul staat geen gedragseffecten op het vliegen. Dat draagt daar dus niet negatief toe bij. Dat debat hebben wij ook gevoerd bij het fiscaal stimuleringspakket.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat laatste is een flauw trucje, want die belasting stond vorige jaar niet op nul. Nu staat die wel op nul, maar die heeft niet altijd op nul gestaan. Ten opzichte van vorig jaar wordt dus wel een belangrijke stap terug gezet.

Ik betreur het dat de staatssecretaris niet bereid is om die informatie te geven, want dat betekent dat wij uit een ander beleidsstuk moeten zien te destilleren wat de staatssecretaris op het terrein van de vergroening bijdraagt. Ik wil er nogmaals een ernstig pleidooi voor houden dat hij dat inzicht wel gaat leveren. Het moet hem zelf toch ook wat waard zijn dat hij ziet of zijn beleidsinzet ook echt oplevert wat hij wil dat die oplevert? Ik snap niet dat hij dit kan doen, zonder daar doelen bij te hebben.

Mijn tweede vraag is de volgende. De staatssecretaris geeft aan dat hij er in Europa over heeft gesproken om een kopgroep te vormen op het terrein van eventueel verdere stappen op het gebied van een milieuheffing op vliegbelasting, maar dat andere landen dat niet zagen zitten en dat hij dat zelf eigenlijk ook niet zo zag zitten. Ik wil er toch nog een keer een pleidooi voor houden om in ieder geval met de omringende landen wel te kijken wat er kan. Het probleem is namelijk dat vliegen nu vaak het veel milieuvriendelijkere treinreizen verdringt, omdat de trein in verhouding tot het vliegen veel te duur is geworden. Dus nogmaals, ik doe een dringend beroep op de staatssecretaris om toch te kijken wat er wel mogelijk is.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb al aangegeven dat wij geen integrale doorrekening geven puur en alleen voor het belastingplan. Wij geven die wel voor specifieke grote maatregelen, zoals de ombouw van de CO2-taks. Wij hebben ook een mogelijk voorstel rond energiebelasting laten doorrekenen. Voor een integraal beeld, inclusief alle maatregelen van het belastingplan, verwijs ik echter naar de minister van VROM, want alleen zij kan een integraal beeld geven. Als het gaat om specifieke grote maatregelen op het gebied van vergroening, wil ik wel toezeggen dat wij die zullen voorzien van een inschatting van de effecten op bijvoorbeeld de CO2-reductie.

Wat betreft de tweede vraag van mevrouw Sap het volgende. Wij hebben gezien dat het een brug te ver is om in Europa een accijns in te voeren. Wij hebben nu wel een overeenstemming over ETS en CO2. Er komt vanuit de Commissie waarschijnlijk een voorstel rond NOx ook mee te doen in een ETS. Dat geldt ook voor de luchtvaart. Dat vind ik op zich allemaal gunstige ontwikkelingen voor het milieu. Laten wij dat nu eerst even afwachten en niet al voordat dat systeem in werking is getreden, tot nieuwe belastingen proberen te komen.

De heer Tang (PvdA):

Ik heb een aantal vragen, maar wellicht dat de staatssecretaris op de energiebelasting op aardgas ingaat als hij de moties bespreekt. Ik heb nog wel de vraag hoe hij aankijkt tegen het idee om taxi's die vuil zijn wel te belasten en voor taxi's die schoon zijn een teruggave te hanteren. Bij leaseauto's en personenauto's wordt die prikkel wel ingebouwd, maar bij taxi's niet. Hoe kijkt hij daar tegen aan?

Staatssecretaris De Jager:

Dat vind ik een lastige vraag. Ik zie ook dat waar Nederland de grootste hybridemarkt heeft van heel Europa, wij hier nauwelijks hybride taxi's hebben rondrijden, terwijl in andere landen vaak wel hybride taxi's rondrijden en er juist op bijvoorbeeld de autoleasemarkt weinig hybrides worden verkocht. Het stimuleringsbeleid voor de leasemarkt is in Nederland een enorme prikkel geweest voor leaseauto's, voor auto's van de zaak. Die prikkel is er inderdaad niet bij taxi's. Ik zie het probleem waar de heer Tang het over heeft. Tegelijkertijd heeft de heer Cramer ook aandacht gevraagd voor de timing. Komt het voor de sector nu wel zo goed uit om dit ineens te doen? Je kunt natuurlijk zeggen dat je van tevoren de aanschafbelasting kent. Je wordt dus niet plotseling gepakt bij bestaande auto's. Dit geldt alleen bij nieuwe auto's. Dat kan wellicht verlichtend zijn. Ik zal me echter daarop nog wat meer moeten beraden. Ik zal bij het amendement met een specifiek oordeel hierop terugkomen. Ik vind het lastig om nu een afweging te maken. In de analyse begrijp ik waarom de heer Tang het punt heeft gemaakt.

De voorzitter:

U komt er dus bij het amendement nader op terug?

Staatssecretaris De Jager:

Ja, bij het amendement kom ik erop terug.

De heer Tang (PvdA):

Ik heb nog twee vragen over de energie-investeringsaftrek. Ten eerste is er een abrupt eind in 2010. Wij vinden dat niet wenselijk. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan? Ten tweede is er een plafond aan energiebesparing bij transportmiddelen. Het transport staat energiebesparingen boven de maximumnorm in de weg. Is de staatssecretaris bereid om daarnaar te kijken?

Staatssecretaris De Jager:

In de heel korte bespreking die ik net heb gehad, konden wij dat laatste punt niet helemaal goed thuisbrengen. Ik wil dus toezeggen om inderdaad te bekijken wat dat precies is. Ten aanzien van het andere punt begrijp ik heel goed wat de heer Tang zegt. Hij vraagt zich af of het wenselijk is dat het abrupt stopt. Wij denken dat de energie-investeringsaftrek een goede maatregel is. Wij hebben hem als een tijdelijke crisismaatregel voor de woningbouwmarkt opgenomen. Wij gingen en gaan nog steeds ervan uit dat eind 2010 de markt in zijn algemeenheid – in ieder geval de economie – weer aantrekt. Naast budgettaire overwegingen is dat de reden om op dat moment te stoppen met die maatregel.

De heer Tang (PvdA):

De staatssecretaris zegt eigenlijk dat de regeling een blijvertje zou moeten zijn als blijkt dat ze een succes is.

Staatssecretaris De Jager:

Dat zullen wij op dat moment dan wel bezien. Het lijkt mij altijd goed om daarnaar te kijken. In dat geval zou de bestaande woningvoorraad geïsoleerd moeten worden. Je hoopt juist dat er eerst een hausse is geweest en dat er daarna minder vraag is. Degenen die het toch niet van plan waren, zullen het ook niet met zo'n energie-investeringsaftrek doen. De heer Tang vraagt of ik sympathie heb voor een eventuele verlenging. Ik kan daar wellicht positief op antwoorden, alleen moet je dat budgettair dan wel weer zien te dekken. Ik kom in het volgende blokje overigens daarop terug.

De voorzitter:

Gaat u maar naar het volgende blokje.

Staatssecretaris De Jager:

Ja. Ik ga nu in op kleine banen, het boetebeleid en de integratieheffing. De heer Omtzigt vroeg naar de evaluatie. Die moeten wij inderdaad doen. Dat zullen we in de loop van het jaar doen. Ik kan nu nog niet zeggen wanneer we al voldoende informatie hebben, maar zodra we voldoende informatie hebben, zullen wij inderdaad evalueren. Dan kom ik er, indien mogelijk wat betreft de informatie, medio volgend jaar op terug in de Kamer.

De heer Cramer vroeg om een toezegging over aandacht voor verdringingseffecten bij de evaluatie van de kleinebanenregeling. Die aandacht zeg ik hem toe.

De heer Remkes vroeg waarom de regeling nu ineens maar voor één jaar geldt; er komen toch 50.000 banen bij? Ik heb geluisterd tijdens het wetgevingsoverleg. Er was toen vrij brede kritiek. Laat ik het zo zeggen: er waren in ieder geval vraagtekens en ik kan tellen. Die vraagtekens leefden behoorlijk breed. Daarom heb ik gezegd: dan kunnen we de regeling wat betreft de onderbouwing beter positioneren als een crisismaatregel. Er zit nu een "sunset clause" in, zoals dat zo mooi heet. Dat betekent dat de regeling automatisch stopt als we niets doen. Laten wij echter verstandig zijn: als blijkt dat de regeling heel goed werkt en dat de negatieve effecten veel minder groot zijn dan nu wordt gevreesd, kunnen we er in deze Kamer vervolgens natuurlijk altijd over praten of verlenging van de regeling wenselijk is. We komen hiermee in ieder geval tegemoet aan de vrees voor negatieve effecten en dergelijke, omdat wij niet verwachten dat dit in één jaar een grote vlucht zal nemen.

De heer Bashir vraagt of er per 1 januari 2011 al administratievelastenverlichting is. Er is sprake van een tijdelijke maatregel. De maatregelen die we oorspronkelijk hadden opgenomen in het wetsvoorstel voor de fiscale vereenvoudigingswet, leidden tot een lastenverlichting, met name vanaf 1 januari 2011. Dat komt voor een groot deel niet zozeer door die premievrijstelling maar doordat loonheffing achterwege kon blijven. Het niet laten doorgaan daarvan zal, ten opzichte van het oorspronkelijk voorstel, leiden tot een lastenverzwaring. In ieder geval is er geen lastenverlichting; laat ik het zo formuleren. Daarvan ben ik me natuurlijk heel erg bewust. Dat was ook een van de redenen waarom we het wel hadden voorgesteld. Wellicht blijkt nu in de loop van het jaar dat het toch heel goed werkt, en dat we tot een herijking moeten komen van het automatisch aflopen. Dan kunnen wij hier in de Tweede Kamer opnieuw het debat voeren. De grote sprong van de administratievelastenverlichting zou sowieso pas per 1 januari 2011 zijn.

De heer Tang vraagt of het helpt bij de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. De premievrijstelling zorgt voor lagere loonkosten voor jongeren met kleine banen. Het wordt dus goedkoper om die jongeren in te huren. Bovendien levert het extra banen op. De regeling "kost" in totaal niets. Daarbij gaat het natuurlijk om wat je tot de kosten rekent. Het gaat hierbij om belastingheffing en nu heffen we eigenlijk ergens anders belasting. In die zin kost het dus niks. Het anders belasting heffen levert banen op. Daarom is het ook niet mogelijk om – wat de heer Tang even suggereerde – extra uitgaven te doen. Het gaat om minder lasten. Conform de lastensystematiek en het lastenkader heffen we bepaalde belastingen en premies. We hebben nu besloten om dat anders te verdelen binnen het lastenkader en dat levert banen op! We heffen dus hetzelfde – het lijkt op de vergroening voor hetzelfde geld van de heer Tang – en het levert meer banen op. Dat is op zich prima, maar je kunt het geld niet aan de subsidiekant weggeven want dan kost het echt geld.

Dan de kleine banen. Kunnen er sectorale afspraken worden gemaakt? Verder de premiekorting, de WIA en de WAO. De suggesties van de heer Tang liggen eigenlijk meer op het terrein van de minister van Sociale Zaken. Ik kan nu niet stante pede aangeven: zo en zo zou het kunnen. Het is een tijdelijke maatregel die heel beperkt is ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. Het kabinet volledig bereid – dat kan ik toezeggen – om de suggesties van de heer Tang uit te werken. Die kunnen samen met de resultaten van het tijdelijke – er zit een sunset clause in dus het stopt automatisch – wat wij nu doen, zo snel mogelijk hier in de Kamer worden besproken. Daardoor kan de Kamer in alle vrijheid een oordeel vormen. De oude maatregel loopt automatisch af. Nu kan ik niet direct iets toezeggen of uitwerken, maar ik ben wel bereid om toe te zeggen dat het kabinet die suggesties uitwerkt en bekijkt of er concrete uitvoerbare maatregelen van zijn te maken. Dat is sowieso niet per 1 januari mogelijk, dus laten wij doen wat wij nu hebben. De Belastingdienst is ook al een aantal maanden bezig om dat voor te bereiden. Dat kunnen wij eventueel niet laten doorgaan, maar we kunnen niet nu even snel nog een alternatief maken voor 1 januari. Wel zeg ik toe dat die alternatieven worden uitgewerkt en tijdig met de Kamer worden besproken, zodat ze volledig kunnen worden meegenomen in de besluitvorming voor 1 januari 2011. Dat kan wel leiden tot voorstellen die in plaats van de kleinebanenregeling komen. Nogmaals, die regeling is nu tijdelijk.

De heer Van Dijck vraagt waarom de regeling alleen voor jongeren geldt. Ten eerste is het zeer kostbaar om het voor iedereen te doen. We hebben nu juist een maatregel genomen die gericht is op een probleemgroep die op dit moment slachtoffer van de crisis dreigt te worden. Er ontstaat een onwenselijk situatie als je het al te breed maakt.

Bij dit blokje hoort ook nog de samenloop van de levensloop en de doorwerkbonus. Mevrouw Koşer Kaya heeft gevraagd waarom niet ook de samenloop bij de arbeidskorting is weggenomen. Dit is wel gebeurd. De opname levenslooptegoed kwalificeert als loon uit vroegere dienstbetrekking en de arbeidskorting is niet van toepassing op loon uit vroegere dienstbetrekking.

De heer Tang heeft gevraagd of de doorwerkbonus effectief is. Die is opgenomen in het coalitieakkoord, want die compenseert de houdbaarheidsbijdrage. Wij hebben de houdbaarheidsbijdrage gecombineerd met de doorwerkbonus. De CPB-berekeningen hierover zijn positief. Wij zien geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat het nu anders zou liggen. Het Centraal Planbureau heeft dat destijds berekend. Ik wijs erop dat de doorwerkbonus concreet tegenover de houdbaarheidsbijdrage is gezet. Je krijgt een plusje als je doorwerkt en daarna een minnetje. Als je hebt doorgewerkt, heb je dat plusje handje contantje ontvangen. Dit stimuleert het doorwerken, maar vormt ook een tegenprestatie voor de houdbaarheidsbijdrage die daarna plaatsvindt.

Mevrouw Koşer Kaya heeft gevraagd naar de regeling op arbeids- en heffingskorting voor ouderen. Waarom wordt er geen generieke verlaging van belasting op arbeid gegeven? Ik begrijp die vraag heel goed, alhoewel ik de Kamer ook vandaag weer om allerlei specifieke regelingen hoor vragen. Ik ben zeker bereid om deze vraag mee te geven bij de voorstudie over de belastingherziening.

De heer Tang (PvdA):

Ik heb een aantal vragen, met name over de kleine baantjes. De redenering dat lastenverlichting geen geld kost, vind ik bijzonder. Die zal ik onthouden. Ik dank de staatssecretaris voor zijn bereidheid om te kijken naar de alternatieve voorstellen. Voor de PvdA is 80 mln. veel geld en wij willen het goed besteden. Wij willen het niet besteden aan jongeren en kleine baantjes, en wij willen het niet besteden aan bijbaantjes. Wij willen het besteden aan het bestrijden van de jeugdwerkloosheid, dat de jongeren ook later in hun carrière op de arbeidsmarkt helpt. Daarom heb ik twee alternatieve voorstellen. Wat ons betreft, kunnen die nu.

Het eerste voorstel betreft de sectorale aanpak. Ik hoor graag van de staatssecretaris waarom hij denkt dat dit niet kan en waarom het zo lang moet duren. Kunnen we het geld bijvoorbeeld niet terugdoen in een envelop en daarover bij de begroting van SZW besluiten?

Het tweede voorstel is om de WAO/WIA-premie te verlagen voor jongeren onder de 27 jaar die in een uitkering hebben of schoolverlater zijn. Dit is een voorstel van de ABU. Dit zijn zeer concrete voorstellen. Ze kunnen zo worden ingevoerd en ik hoor graag waarom de staatssecretaris denkt dat dit niet kan.

Staatssecretaris De Jager:

De heer Tang heeft ook het coalitieakkoord ondertekend. Daarin zijn de begrotingsregels bevestigd. Wij hebben duidelijk gezegd dat wij de begrotingsregels, die al twaalf jaar gelden, vasthouden. Wij kunnen niet zomaar geld overhevelen naar de begroting van SZW. Het gaat om het ophalen van minder belasting of premies. Ik zie niet zo snel hoe je dat sectoraal kunt doen, gelet op de eventuele uitvoering, en zeker niet per 1 januari 2010. Het gelijkheidsbeginsel speelt hierbij ook een rol.

Dit ligt misschien anders voor de verlaging van de WAO/WIA-premie. Ik neem aan dat die ook niet per 1 januari 2010 kan worden uitgevoerd. Die zit wel aan de lastenkant. Het eerste negatieve aspect geldt hiervoor niet. De heer Tang vraagt alleen naar een koppeling met iemand die al een uitkering heeft. Dat ligt wel ingewikkeld. Hoe lang moet hij dan een uitkering hebben? Hoe moet je dat toetsten et cetera? Het kan niet meer per 1 januari 2010, maar misschien kan de WAO/WIA-premie voor jongeren onder de 27 jaar een jaar later iets omlaag. De heer Remkes heeft niet voor niets gevraagd om niet zomaar iets te doen. Ik dacht dat dit breed gedragen werd. Wij hebben daar echt wat meer tijd voor nodig. Ik kan hierover nu niets toezeggen, maar ik ben bereid om toe te zeggen serieus te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn en de Kamer zo snel mogelijk daarover te berichten. Daartoe ben ik ten volle bereid en dan zal ik echt bekijken wat de mogelijkheden zijn.

De heer Tang (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris nogmaals voor zijn bereidheid hiertoe. Het gaat echter om een bedrag van 80 mln. waarvan wij denken dat het beter kan worden besteed. Ik wil toch graag weten of de staatssecretaris die mogelijkheden ook ziet. Is er niet een kans dat de voorstellen die hier zijn gedaan beter uitpakken dan wat het kabinet voorstelt?

Staatssecretaris De Jager:

Bij het tweede voorstel is dat mogelijk. Dat weet ik niet. Dat zal ik laten doorrekenen en vragen wat de effecten ervan zijn ten opzichte van dit plan. Wij spreken over een kleinebanenregeling waar volgend jaar eenmalig 80 mln. voor wordt uitgetrokken. Wij hebben die weer teruggezet in de enveloppe. Er is gewoon een enveloppe beschikbaar voor het kabinet om zo veel mogelijk recht te doen aan de wensen die hier in de Kamer leven. Ik zal zeker de tweede suggestie meenemen. Daar zie ik wel potentie in. Ik zit nog wel even met het toetsen, maar misschien kunnen wij dat oplossen. Ik zal dat voorstel zeker serieus laten uitwerken en laten doorrekenen. Ik zal het ook eerlijk laten doorrekenen ten opzichte van het voorliggende voorstel. Wij kunnen er dan de voor- en nadelen van bespreken. Daar ben ik toe bereid. Het enige dat ik de heer Tang vraag is om de regeling nu eenmalig – zij is al eenmalig gemaakt, alleen voor dit jaar – zo te laten. Wij zullen dan volgend jaar ruim op tijd met die doorrekeningen alternatieven naast elkaar zetten. Dan kunnen wij een knoop doorhakken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik heb een vraag over de doorwerkbonus. Het kabinet heeft vorige week in het AOW-debat toegezegd dat het heel snel met een aanpak komt om de participatie van ouderen te bevorderen. Daarmee geeft het eigenlijk impliciet toe dat de doorwerkbonus niet werkt om de participatie te bevorderen. Het CPB zei vorig jaar ook al dat het geen participatiebevorderende maatregel is, dat deze weinig effect heeft omdat deze vooral terechtkomt bij hoogopgeleide ouderen die al werken. Waarom wordt deze grote pot met geld die nu in ineffectief arbeidsmarktbeleid voor ouderen wordt gestopt niet effectief benut om het plan dat het kabinet aan de Kamer heeft toegezegd, maar waar nog financiering nog voor moet worden gevonden – dat neem ik tenminste aan – echt inhoud te geven?

Staatssecretaris De Jager:

Dit dreigt een herhaling van zetten te worden. Ik heb al vrij duidelijk gezegd dat het CPB wel degelijk positieve effecten aan de doorwerkbonus heeft toegekend. Ik ben benieuwd naar het onderzoek waar mevrouw Sap op doelt, want dat ken ik niet. Ik ken alleen een onderzoek waarin positieve effecten worden toegekend aan de doorwerkbonus. Wij hebben overigens ook een houdbaarheidsbijdrage ingevoerd. Wij hebben dat samen gedaan. Mensen die doorwerken krijgen een bonus en er is een houdbaarheidsbijdrage voor na 65. Dat vind ik een evenwichtig pakket. Dat heb ik hier in 2008 verdedigd. Het is nu veel te vroeg om dat al ter discussie te stellen. Het is ook helemaal niet nodig om de huidige voorstellen van het kabinet daar aan de haren bij te slepen. Wij hebben toen een evenwichtig pakket neergezet en ik denk dat dit nog steeds staat.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Zij zijn er niet met de haren bij gesleept. Het is een wens die Kamerbreed werd gedeeld, effectiever beleid om de participatie van ouderen te bevorderen. Het zou goed zijn als de staatssecretaris dat zou onderschrijven. Wat het CPB daar vorig jaar over heeft gezegd, wegen wij kennelijk anders. Er zijn echter geen nieuwe gegevens. Er is nog niet gekeken of dit in de praktijk echt werkt. Is de staatssecretaris bereid om te laten onderzoeken of het in de praktijk echt werkt, om ons daar in het voorjaar over te rapporteren en zo nodig bij het volgende belastingplan de doorwerkbonus te heroverwegen?

Staatssecretaris De Jager:

Daar is het nog veel te vroeg voor. Die maatregel is nog nieuw. Die kan je nu nog niet evalueren. Te zijner tijd wil ik dat best doen, maar het zal nog een paar jaar vergen om ervaring op te doen en gedragseffecten te meten. Wat betreft de Kamermeerderheid wil ik mevrouw Sap toch even corrigeren. Zij suggereert dat een Kamermeerderheid ertegen is. Een Kamermeerderheid heeft hier echter juist mee ingestemd in 2008. Een Kamermeerderheid heeft dit voorstel aangenomen, dus mevrouw Sap moet niet suggereren dat een Kamermeerderheid er niet voor was. Het is een Kamermeerderheid geweest die dit voorstel op deze manier, zoals het nu is, heeft aanvaard.

De voorzitter:

Ik veronderstel dat u een andere inschatting maakt van effectief en niet effectief.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Nee, de staatssecretaris legt mijn woorden verkeerd uit. Ik heb niet gezegd dat een Kamermeerderheid tegen de doorwerkbonus was. Was dat maar zo. Ik heb gezegd dat een Kamermeerderheid het kabinet heeft gevraagd om meer werk te maken van de arbeidsparticipatie van ouderen.

Staatssecretaris De Jager:

Dat vinden wij ook belangrijk.

De voorzitter:

Dan bent u het met elkaar eens op dat punt.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik ben blij dat de staatssecretaris het evaluatierapport van de kleinebanenregeling tijdig aan de Kamer zal doen toekomen. Graag wil ik weten wat tijdig is. Kan dat nog voor de zomer? Verder vraag ik mij af wat de hoofddoelstelling van die regeling is. Die kost 80 mln. Hoeveel extra loonkosten zouden gemaakt moeten worden? Hoeveel extra banen zou die regeling moeten opleveren?

Staatssecretaris De Jager:

Daarop ben ik al ingegaan. Ik weet niet precies wat de heer Omtzigt verder nog wil weten. Op de extra banen ben ik namelijk al schriftelijk ingegaan. Wat is precies de vraag?

De voorzitter:

Ik denk dat de heer Omtzigt de vraag van de heer Tang herhaalt, namelijk wat tijdig is.

Staatssecretaris De Jager:

Hij bedoelt wanneer wij dat met de Kamer kunnen bespreken? Dat kan medio volgend jaar.

De heer Omtzigt (CDA):

Hoeveel extra banen dient die regeling op te leveren?

Staatssecretaris De Jager:

Ik zal die regeling naast de alternatieven van de heer Tang leggen. Dan kunnen we het verschil zien. We hebben dan ook al een beetje ervaring met het huidige voorstel.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wil gewoon dat de staatssecretaris een aantal noemt. Deze regeling heeft toch een doelstelling? Ik doel op een schatting van wat die zou moeten opleveren.

Staatssecretaris De Jager:

Ja, die schatting heb ik gegeven, namelijk enkele duizenden banen. De heer Omtzigt vraagt nu waar ik het op dat moment, bij de evaluatie, tegen moet afzetten. Dan zet ik het uiteraard tegen het alternatief af dat er op dat moment ligt. Ik pin mij nu nog niet vast op een uitspraak in de zin van dat het al dan niet gunstig is. Dat geldt voor de administratieve lasten – daar moeten wij naar kijken – en voor de extra banen. In het beleidsakkoord is deze maatregel door de coalitiepartijen opgenomen als een administratievelastenmaatregel. Die zal pas per 1 januari 2011 echt effectief worden, omdat je dan ook die loonheffing niet meer hoeft te doen. Wij zullen de maatregel dus beoordelen op administratieve lasten en wat die uiteindelijk aan participatie oplevert. En daar zullen wij de alternatieven tegenover zetten.

De voorzitter:

Maar inmiddels is de toezegging gedaan dat in elk geval het tweede alternatief van de heer Tang ook doorgerekend wordt.

Staatssecretaris De Jager:

Ja, dat zal gebeuren op die twee elementen, namelijk de administratieve lasten en de participatie.

De heer Bashir (SP):

Ik ben niet zo van de administratieve lasten.

Staatssecretaris De Jager:

Dat is jammer. Ik vind dat echt jammer.

De heer Bashir (SP):

De staatssecretaris heeft het altijd over de administratieve lasten en hij gebruikt de kleinebanenregeling als argument om die lasten bij het bedrijfsleven met € 350.000 te verlagen. Stelt u zich voor dat wij in 2010 besluiten om per 2011 de kleinebanenregeling toch in te trekken omdat die bijvoorbeeld niet meer nodig is vanwege het feit dat de crisis over is en noem maar op. Zal dat dan ook een lastenverzwaring opleveren voor het bedrijfsleven doordat het bijvoorbeeld al die software moet veranderen en het de administratieve handelingen dient te verrichten?

Staatssecretaris De Jager:

Ik vind het natuurlijk jammer dat de SP de administratieve lasten niet belangrijk vindt, want ik denk dat het heel belangrijk is dat de overheid van burgers en het bedrijfsleven niet meer verlangt dan dat wat echt nodig is wat administratieve verplichtingen betreft. In het aanvullend beleidsakkoord is de kleinebanenregeling in het kader van de administratieve lasten geplaatst. Dat was toen dus de doelstelling. Wij doen dit eenmalig als een crisismaatregel, maar wij zullen het effect op de administratieve lasten in beeld brengen, alsmede dat van de participatie. Het gaat niet zo zeer om een eenmalige lastenverzwaring. Het gaat erom dat de lastenverlichting, die wij konden realiseren door deze maatregel onveranderd door te voeren, niet zal optreden op het moment dat wij het helemaal niet doen. Dat heb ik net al tegen de heer Bashir gezegd. Op dat punt is dat dus even geen administratieve lastenverlichting.

De heer Bashir (SP):

Ik concludeer dat de staatssecretaris zegt dat, als wij die kleinebanenregeling in 2011 afschaffen, dit een administratievelastenverzwaring van € 350.000 voor het bedrijfsleven tot gevolg zal hebben en dat dit straks juist als argument gebruikt zal worden om die regeling door te zetten.

Staatssecretaris De Jager:

De oorspronkelijke daling van de administratieve lasten was natuurlijk veel groter. Natuurlijk is dat een van de overwegingen om dat dan te bespreken, maar ik heb geen enkel voorschot genomen op ons besluit op dat moment. Dat ligt echt open. Wij moeten dat gezamenlijk, dus ook met de Kamer, kunnen bespreken. Dat heb ik eerder ook aan de heer Tang toegezegd. Ik zit niet aan deze maatregel vast. Ik hoop dat ook de Kamer dan niet zal vastzitten aan specifieke oplossingen. Ik bepleit dat wij dan bekijken wat op dat moment de beste maatregel zal zijn.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

D66 is altijd kritisch geweest over de doorwerkbonus. Dat weet de staatssecretaris. Wij hebben het nut ervan niet ingezien. Nu zegt de staatssecretaris dat de kleinebanenregeling binnen een jaar kan worden geëvalueerd, maar de doorwerkbonus niet. Kan hij mij uitleggen hoe het mogelijk is dat de ene maatregel wel binnen een jaar kan worden bekeken en de andere niet?

Staatssecretaris De Jager:

Ik begrijp de vraag niet. Dat wat binnen een jaar wordt bekeken?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De staatssecretaris zegt dat de kleinebanenregeling binnen een jaar kan worden geëvalueerd ...

Staatssecretaris De Jager:

Nou neen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

... maar de doorwerkbonus niet.

Staatssecretaris De Jager:

Het gaat om een iets ander effect. Ik heb trouwens niet gezegd dat de kleinebanenregeling helemaal zal kunnen worden geëvalueerd. Ik heb gezegd dat wij na een jaar de eerste effecten zullen kunnen meenemen in de geactualiseerde planning. Ten aanzien van de doorwerkbonus werd gevraagd om een evaluatie. Ik meen dat dit toch net even iets anders is. De kleinebanenregeling is bovendien een maatregel die volledig op zijn merites zal moeten worden beoordeeld, terwijl de Kamer de doorwerkbonus al heeft aanvaard.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Kan de staatssecretaris dan de eerste effecten van de doorwerkbonus binnen een jaar naar de Kamer toesturen?

Staatssecretaris De Jager:

Ik kan kijken wat wij op dat moment zullen kunnen zeggen. Datgene wat wij dan kunnen zeggen, zal ik doen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De ABU heeft gisteren de kleinebanenregeling doorgerekend. Deze zou € 27.000 per baan kosten. Kent de staatssecretaris deze berekening?

Staatssecretaris De Jager:

Neen. Ik ken die berekening niet.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wat vindt de staatssecretaris ervan?

Staatssecretaris De Jager:

Ik hoor hier alleen maar iedere keer weer de ABU. Ik hoor niets over de brancheorganisaties die voorstander zijn van deze maatregel. Ik meen dat het verstandig is dat Kamerleden zich afvragen wat het belang voor zijn branche is van de afzender van een bepaalde boodschap.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Overigens moet ik opmerken dat de Kamer er tot nu toe bij alle blokjes toe in staat is gebleken om meer tijd te nemen voor de interrupties dan de staatssecretaris nodig heeft gehad voor de beantwoording van al uw vragen in eerste termijn. Het lijkt mij wat aan de lange kant.

De staatssecretaris heeft het woord.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Dank u voor deze steun.

De heer Remkes vraagt om een toelichting op de opmerkingen over het boetebeleid ten aanzien van de Vpb- en de ib-plichtigen. Voor de Vpb-plichtigen is de standaardaangifteboete in het beleid 50% van het wettelijk maximum. Dat wettelijk maximum gaat dus omhoog. Voor de ib-plichtigen bedraagt de standaardaangifteboete op dit moment 20%. Voor een ib-plichtige zou sprake zijn van een forse verhoging. Dat acht ik als standaardboete buitenproportioneel. Ik vind het te hoog. In het beleid zal ik daarom de standaardboete matigen tot 10%.

De heer Omtzigt vraagt mij om nogmaals te onderbouwen waarom de aangifteboete ook voor goedwillenden zou moeten worden verhoogd. Belastingplichtigen krijgen een aantal keer voordat zij überhaupt een boete krijgen de mogelijkheid om hun leven te beteren. Dat is allereerst bij de uitnodiging, dan bij de herinnering en vervolgens bij de aanmaning. Pas als vierde stap kan de inspecteur een aangifteboete opleggen. Een simpele nalatigheid leidt dus niet tot een aangifteboete. De aangifteboete wordt verhoogd, omdat blijkt dat de aangifteverplichting onvoldoende wordt nagekomen, met name door ib-plichtigen. Om hen tot nakoming te prikkelen, wordt de aangifteboete verhoogd. Ik ben absoluut bereid om de heer Omtzigt toe te zeggen dat ik mij nog eens goed zal beraden op het boetebeleid wat betreft de aangifteboete. Ik zal bezien of de matiging die ik zojuist heb aangegeven inderdaad redelijk is en of situaties waarover de heer Omtzigt het heeft voor goedwillenden niet te snel tot een boete kunnen leiden. Ik heb overigens al begrepen dat het echt maanden duurt voordat mensen überhaupt een boete krijgen. Dus zij moeten heel lang niet reageren naar de Belastingdienst om uiteindelijk een boete te krijgen. Ik ben het natuurlijk met de heer Omtzigt eens dat het mogelijk moet zijn dat er geen boete is voor goedwillenden die er niets aan kunnen doen of heel goede redenen hebben te laat te zijn, al dan niet doordat de inspecteur de opgelegde boete na een bezwaar alsnog matigt of tot nul terugbrengt, bijvoorbeeld in gevallen van overmacht. Ik dacht dat de heer Omtzigt in het wetgevingsoverleg coma had genoemd. In dat soort situaties moet de inspecteur de mogelijkheid hebben om de boete alsnog te matigen of terug te brengen tot nul.

De heer Omtzigt vraagt hoe de betaalboete wordt opgelegd. De betaalboete wordt handmatig opgelegd door de ontvanger. Door middel van een zoekopdracht in de database worden de ergste niet-betalers naar boven gehaald. Een aantal zal ook worden geselecteerd uit het individuele toezichtproces. In het algemeen zal het daarbij gaan om belastingschuldigen die tienduizenden euro's aan belasting te laat betalen.

De heer Remkes vraagt naar de problemen in de bouw. Natuurlijk ziet het kabinet de problemen. Wij hebben niet voor niets een crisispakket in de Kamer gebracht. Het crisispakket is ook aangenomen. Wij hebben er op dat moment al uitgebreid over gedebatteerd met de Kamer of dat voldoende was. Specifiek over de bouwsector heeft de minister voor WWI een uitgebreide brief naar de Kamer gestuurd en een debat gehad.

Ik kom bij de integratieheffing. Kan de regering toezeggen, vragen de heren Omtzigt en Tang, dat de overgangsregeling bij de intrekking van mededeling 26 niet leidt tot vertraging? Zoals ik eerder heb uitgedragen, zal de gekozen vormgeving van de overgangsregeling lopende bouwactiviteiten niet vertragen of blokkeren naar de mening van het kabinet. Zodra een definitief akkoord over de overgangsregeling is bereikt, zal ik dat bekendmaken. Dat is nog dit jaar te verwachten. Naar de huidige inzichten kunnen wij inderdaad zeggen dat door de gekozen vormgeving van de overgangsregeling lopende bouwactiviteiten niet echt gefrustreerd zullen worden.

Is het niet ongelukkig dat de EIA voor energiebesparing in huurwoningen nu stopt? Deze vraag heb ik al beantwoord richting de heer Tang.

Ik kom bij de vennootschapsbelasting voor woco's. De heer Tang vraagt naar de destijds geraamde Vpb-opbrengst. Op dit moment is er nog geen goed zicht op de Vpb-inkomsten, want de aangiften vennootschapsbelasting moeten veelal nog worden gedaan. De geraamde opbrengsten zijn natuurlijk niet taakstellend, maar de uitgangspunten en aannames in het CFV-rapport klinken mij wel plausibel in de oren. Dat lijkt te impliceren dat de destijds begrote Vpb-opbrengst van 500 mln. zeer waarschijnlijk niet zal worden gehaald. De CFV-cijfers luiden dat men verwacht dat er in 2009 326 mln. aan vennootschapsbelasting wordt betaald door de woningcorporaties. Ik heb net aangegeven dat ik dat nu nog niet kan zeggen, omdat de meeste aangiften nog moeten binnenkomen, maar dat de aannames in het CFV-rapport op zichzelf wel plausibel op mij overkomen. Het lijkt erop te duiden dat de opbrengst niet wordt gehaald.

Kan het verlaagde tarief ook van toepassing op schoonmaakwerkzaamheden aan de buitenkant? Het verlaagde tarief is heel bewust beperkt tot de werkzaamheden in het huis. Dat brengt altijd een zekere afbakeningsproblematiek met zich. Uitbreiding tot al het schoonmaakwerk, ook buitenshuis, levert ook nieuwe afbakeningsproblemen op en heeft zeer forse budgettaire gevolgen.

De eerstelijnspsycholoog onder de btw-vrijstelling. Eerstelijns-gz-psychologen zijn vrijgesteld, want het zijn BIG'ers. Andere psychologen vallen buiten het kader van de vrijstelling, omdat zij geen voltooide BIG-opleiding hebben of zich niet bezighouden met gezondheidskundige verzorging van de mens. Beroepen die zich niet met de gezondheidskundige verzorging bezighouden, kunnen op grond van het EU-recht niet worden vrijgesteld.

Voorzitter. Ik ben aan het eind van mijn blokje.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb twee vragen. Is de staatssecretaris bereid de boete te matigen tot 5% in de standaardgevallen? Hij stelt nu 10% voor. Dat is € 450, een enorm fors bedrag voor een ouder iemand die per ongeluk die brieven niet opent. Is hij ook bereid de boete te matigen voor de dga, want die staat nog op 50%. Dat is € 2500. Het is wellicht leuk voor een grote onderneming, maar voor de gewone dga is het een heel forse boete.

De staatssecretaris zegt dat de eerstelijnspsycholoog geen gezondheidskundige verzorging van de mens levert. Dan moet hij maar zeggen waarom dit in het basispakket van de zorgverzekering zit. Is hij werkelijk van plan de standaardbehandeling in het basispakket onder de btw-heffing te brengen?

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb aangegeven dat eerstelijns-gz-psychologen zijn vrijgesteld; dat zijn overigens BIG'ers. Als andere psychologen zich niet bezighouden met de geneeskundige verzorging van de mens zoals dat in de Europese richtlijn is aangeduid – dat beoordeel ik niet – kan ik hen niet vrijstellen. Op dit moment kijken wij nog naar een paar specifieke psychologen, zoals de kind- en jeugdpsycholoog en de psycholoog arbeid en gezondheid. Maar het moet wel binnen de richtlijn kunnen vallen en ook binnen de beroepseisen. Bijvoorbeeld de niet-gz-psychologen hebben wat hun opleiding betreft een onvoldoende kwalificatieniveau om hun een vrijstelling te kunnen verlenen. Bij niet-gz-psychologen kan dat niet, maar wij beraden ons op dit moment nog op een aantal kleine categorieën.

Wat de boetematiging betreft, ben ik bereid om in ieder geval het volgende toe te zeggen aan de heer Omtzigt. Ik kan nu nog niet – dat luistert bij wetgeving heel nauw – precies toezeggen: zoveel procent dit, zoveel procent dat. Dat heeft met het volgende te maken. Het gaat hier om een boete die in principe geautomatiseerd wordt opgelegd en waarna de inspecteur niet een hogere boete kan opleggen. Ik stel eigenlijk een maximumboete in. Je hebt het maximum van de verzuimboete, wat een heel hoog bedrag is. Als ik nu zou zeggen dat het 5% is, kan het niet meer dan 5% zijn. Wij hebben het echt over notoire overtreders. Ik ben bereid te kijken of er een andere vorm van onderscheid te maken is, bijvoorbeeld een groepje van 5% en een groepje waarvoor wij wel die 20% hanteren, de ergere gevallen. Ik ben bereid dat in een brief aan de Kamer uiteen te zetten. Het boetebeleid moet toch voor 1 januari worden aangenomen, dus ik heb nog even de tijd om er goed over na te denken en in een brief aan de Kamer uit te leggen of ik zowel voor de ib-plichtige als voor de dga iets meer aan differentiatie aan de onderkant kan doen, zodat die boete niet voor iedereen per se naar 10% voor de ib-plichtige en naar 50% voor de dga hoeft. Er kunnen omstandigheden zijn waarin dat misschien te veel is. Ik wil dan wel – dat is even lastig – het onderscheid goed kunnen maken. € 227, het vaste bedrag per 1 januari – daarvoor was het ongeveer het gemiddelde in het huidige systeem – is echt te laag om de notoire niet-aangevers, echt onwelwillenden, aan te pakken. Ik kan mij niet voorstellen dat de Kamer voor die groep wil opkomen. Maar er is een tussencategorie waarvoor iets meer differentiatie kan worden aangebracht. Ik ben bereid die toezegging te doen en niet eerder het boetebesluit te slaan alvorens ik de Tweede Kamer mijn voornemen daartoe kenbaar heb gemaakt.

In het wetsvoorstel OFM komen het dga-pakket, de deelnemingsvrijstelling en de navordering aan bod. De heer Remkes vraagt naar een toezegging over een rapportage van de effecten. Het dga-pakket bestaat uit diverse voorstellen ter verbetering van de fiscale positie van de dga. Ik ben blij dat er uit ondernemingskringen heel positief op is gereageerd. De effecten van het pakket krijgen hun beslag in de aangiften over de jaren 2010 en later. Pas in de loop van 2011 worden de eerste aangiften ingediend. Dat betekent dat ik er pas halverwege 2011 voor het eerst een beetje op zicht wat het dga-pakket kan doen. Ik kan toezeggen om, zodra dat zicht er is, de Kamer een brief daarover te sturen.

Zijn er nieuwe afspraken nodig voor de deelnemingsvrijstelling en wordt de onderworpenheidstoets van 10% aangepast bij de invoering van de rentebox, zo vraagt mevrouw Koşer Kaya. Bedrijven kunnen zekerheid vooraf krijgen over toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Onder het voorgestelde regime wordt de toets die daarbij nodig is eenvoudiger. Je hebt nu al geen afspraken nodig voor de deelnemingsvrijstelling, maar in omstandigheden is zekerheid gevraagd omdat de huidige deelnemingsvrijstelling nog ingewikkeld was. Aangezien de nieuwe deelnemingsvrijstelling gunstiger, eenvoudiger of zo u wilt soepeler is, verwacht ik niet dat de afspraken aangepast moeten worden. Ik kan natuurlijk nooit precies in alle individuele afspraken kijken. Maar over het algemeen geldt dat iemand met een afspraak die zich kwalificeerde onder het huidige regime, zich ook zal kwalificeren onder het nieuwe regime. Wellicht heeft hij daarover zelfs helemaal geen zekerheid meer nodig, omdat het nieuwe regime duidelijker is, ook zonder die zekerheid te bieden.

Als de rentebox van 5% in Nederland wordt ingevoerd, is 5% winstbelasting ook voldoende voor een buitenlandse rentebox voor groepsleningen. Voor de overige inkomsten blijft dan de 10% onderworpenheid vereist. Inderdaad spiegelen wij die 5% voor groepsleningen.

De heer Omtzigt vraagt over de deelnemingsvrijstelling of ik de samenloop tussen artikel 13, lid 12, en onderdeel b van lid 15 alsnog wettelijk moet regelen. Het gaat hier een beetje om problemen op de vierkante millimeter. Het gaat mijns inziens veel te ver om voor dit soort problemen een wettelijke regeling te treffen. Mochten er zich toch problemen voordoen, dan ben ik natuurlijk altijd bereid die bij een eerstvolgende gelegenheid door wetswijziging op te lossen. Maar voor het overige kan dat gewoon via beleid.

De heer Remkes vraagt of er nog bezwaren bestaan tegen zijn amendement. Ja, er bestaan wel degelijk bezwaren tegen zijn amendement over de navordering. Anders dan het kabinetsvoorstel voorziet het amendement niet in een bekorting van de navorderingstermijn en een objectivering van de kenbaarheidsgrens. Het kabinetsvoorstel biedt belastingplichtigen juist meer zekerheid.

De heer Omtzigt plaatst vraagtekens bij de navorderingstermijn. Hij gaat er ten onrechte van uit dat de navorderingstermijn wordt opgerekt. De termijn bedraagt nu vijf jaar of zelfs twaalf jaar in buitenlandsituaties. In de situaties waarop het voorstel ziet, wordt de navorderingstermijn juist beperkt. Als ik het goed begrijp, was dat in het amendement van de heer Remkes niet het geval. In het kabinetsvoorstel wordt de termijn beperkt. Die beperking is niet tot drie jaar, maar zelfs tot twee jaar na de onjuiste belastingaanslag. Die termijn kan nooit langer zijn dan de nu al geldende navorderingstermijn. Het moet wel twee jaar zijn, omdat een jaar – dat zou nog korter zijn – onvoldoende is. Dan kan de Belastingdienst het niet toetsen. Twee jaar is uiteindelijk het minimum dat wij nodig hebben om nog te kunnen komen tot navordering.

Over het pleitbaar standpunt en voldoende kenbaarheid heb ik in het wetgevingsoverleg al een toezegging gedaan.

De heer Omtzigt vraagt waarom geen tegenbewijsregeling wordt geïntroduceerd. Dat hebben wij gedaan omdat het kenbaarheidscriterium is geobjectiveerd met de 30%-grens. Het kabinet heeft het op dat moment redelijk geacht dat een afwijking van meer dan 30% in alle redelijkheid kenbaar zou moeten zijn voor de belastingplichtige. Een belastingplichtige kan vanzelfsprekend bezwaar maken tegen een navorderingsaanslag. Hij kan ook aanvoeren dat de afwijking geen 30% is, dus niet redelijkerwijs kenbaar is.

De heer Omtzigt vraagt of van de kenbaarheid bij een navordering ook sprake is bij een vergissing. Met "kenbaar" is bedoeld dat de belastingplichtige in één oogopslag heeft moeten kunnen zien dat de belastingaanslag onjuist is. Die formulering geeft behoorlijk wat zekerheid: in één oogopslag heeft de belastingplichtige moeten kunnen zien dat de belastingaanslag onjuist is. Dat moet hij gelijk zien bij het kennisnemen van zijn aangiftebiljet. Het gaat inderdaad om "direct kenbaar", zo kan ik wel toezeggen.

De heer Omtzigt vraagt of de voorgestelde regeling niet verder gaat dan het herstel van automatiseringsfouten. Een belastingplichtige hoeft geen foutloze aangifte te doen, maar moet er wel rekening mee houden dat deze fout hersteld wordt. Ik heb aangegeven dat, als de aangifte niet fout is en de aanslag daarmee overeenstemt, navordering niet aan de orde zal zijn. Dit laatste is een tegemoetkoming aan en geen breuk met het systeem van aanslagbelastingen.

De heer Tang vraagt naar de belastingvrijdom op internationale pensioenen. Wat wordt verstaan onder het begrip "pensioenregeling van een andere mogendheid"? Het is een misverstand dat onder een pensioenregeling van een andere mogendheid alleen buitenlandse publiekrechtelijke pensioenregelingen worden begrepen. Het gaat namelijk ook om buitenlandse private pensioenregelingen. Als pensioenen van een buitenlandse mogendheid niet onder de maatregel zouden vallen, welke gedachtegang van de heer Tang op een misverstand berust, zou het gaan over 2000 tot 3000 belastingplichtigen. Maar nu gaat het om tienduizenden belastingplichtigen.

Voorzitter. Dat was het eind van dit blok. Ik kom bij de Fiscale vereenvoudigingswet. Daarin behandel ik de werkkostenregeling, het goedkoper wonen, box 3 en het partnerbegrip.

Ik begin met de werkkostenregeling en de evaluatie. Ligt de werkkostenregeling bij de evaluatie nog open, zo vraagt de heer Remkes. Ja, de evaluatie komt in de loop van 2013 naar uw Kamer. De evaluatie is belangrijk om te komen tot finetuning. Als uit de evaluatie blijkt dat de werkkostenregeling niet lastenneutraal is, wat ik niet verwacht zoals ik eerder heb aangegeven, zal opnieuw worden gekeken naar het percentage van het forfait.

De heer Omtzigt vraagt of expliciet toegezegd kan worden dat bij de evaluatie van de werkkostenregeling ook de 19-centvergoeding voor het gebruik van de fiets wordt meegenomen. Ik kan toezeggen dat bij de evaluatie ook naar de fiets en de fitness wordt gekeken; dat heb ik mevrouw Sap al toegezegd. Ik kan ook expliciet toezeggen dat ik de 19-centregeling daarin zal meenemen. Indien het aangekondigde amendement wordt aangenomen, zal ik dat ook daarin meenemen. Dan heb je in de nieuwe werkkostenregeling toch nog een specifieke regeling voor de fiets, maar wel een die het hele vereenvoudigingsidee van de werkkostenregeling overeind houdt. Voor dat voorstel ben ik veel meer te porren dan voor het ingewikkelde voorstel van mevrouw Sap. Ik vond het voorstel waarover de heer Tang en de heer Omtzigt spraken in dat opzicht veel beter klinken.

De heer Bashir heeft zorgen of het forfait in het voordeel is van werknemers met hoge lonen. Dat zie ik niet. De omvang van het forfait bij bedrijven met relatief hoge lonen is in absolute zin ruimer dan bij bedrijven met relatief lage lonen, maar de ervaring van de Belastingdienst is juist dat in bedrijven met relatief hoge lonen ook absoluut meer kosten worden gemaakt. In absolute zin worden er meer kosten per werknemer gemaakt in bedrijven met veel hogere lonen, zo is de ervaring althans. Op zichzelf is een forfait met een percentage van de loonsom een redelijke indicatie voor de normering.

Gevraagd is of de door VNO becijferde lastenverzwaring wel klopt. Wij zijn er in de brief op ingegaan. In onze becijfering is er geen sprake van een lastenverzwaring. Ik heb toegezegd dat expliciet in de evaluatie mee te nemen om ervoor te zorgen dat het inderdaad geen lastenverzwaring wordt.

Kunnen nieuwe hypotheekleningen niet gewoon onder het forfait? Het is lastig om een onderscheid te maken tussen bestaande en nieuwe hypotheekleningen met rentevoordeel. In beide gevallen kan de werknemer nog steeds de volledige rente, de betaalde rente plus het rentevoordeel van box 1-leningen, in aftrek brengen in de inkomstenbelasting. Daarom kan de thans geldende goedkeuring om het rentevoordeel ter zake van box 1-leningen buiten beschouwing te laten voortgezet worden. Dat is de reden waarom wij het op deze manier hebben gedaan.

Levert de 1,4% geen precedentwerking op bij onderhandelingen, zo vraagt mevrouw Koşer Kaya. Gemiddeld gesproken is het macroneutraal, dus macro zal er geen extra ruimte zijn. Natuurlijk worden in cao-onderhandelingen wel eens cafetariamodellen en dergelijke uitgeruild. Onder de nieuwe regeling is het vrij makkelijk te normeren en ook makkelijk te controleren door de Belastingdienst en is het makkelijk door het bedrijf te doen. Wat de administratieve lasten betreft, is het in ieder geval een stuk makkelijker. Ik weet dat mevrouw Koşer Kaya dat ook belangrijk vindt.

Hoe wordt met verschillen binnen bedrijven omgegaan? De 1,4% geldt in totaal, voor de gehele inhoudingsplichtige. Tussen verschillende onderdelen binnen een inhoudingsplichtige kunnen verschillen ontstaan. Er is een beetje ruimte om de een iets meer te geven dan de ander. Dat gebeurt nu ook en het is op zichzelf prima. Vaak komen arbeidsvoorwaarden voor een deel collectief tot stand en dan wordt het weer op elkaar afgestemd. Dat hangt van het bedrijf af.

De heer Van Dijck vraagt of de werkkostenregeling geen gedoe oplevert, omdat je nu een keuzeregime hebt wat de Belastingdienst betreft. De werkkostenregeling brengt voor de Belastingdienst een reductie mee van de uitvoeringskosten. Die reductie wordt door de overgangsregeling geleidelijker gerealiseerd dan bij directe invoering. Dat is logisch, want het gaat langzamer. Maar het is nog steeds positief. Bij de bedrijven die al voor 2013 overgaan op de werkkostenregeling is al sprake van een vereenvoudiging en kan de Belastingdienst makkelijker controleren. In 2014 is de structurele besparing voor de Belastingdienst bereikt. Dan heb je het over 7,5 mln. aan de besparingskant van de Belastingdienst. Nog belangrijker is dat voor bedrijven een veel groter bedrag wordt bespaard door de werkkostenregeling. Wij denken overigens niet dat het tot onrust leidt onder het personeel. Er komen veel minder regels en dat is ook hard nodig. Al die administratieve lasten vinden wij in dit geval toch echt overbodig. Gelet op de macroneutrale invoering, is er voldoende ruimte onder de nieuwe regeling om nog allerlei dingen te doen. Je kunt misschien geen heel gekke dingetjes meer doen, uitspattingen zoals heel dure feesten, maar dat is ook niet per se noodzakelijk. Het is macroneutraal. Wij gaan daarop toetsen in de evaluatie. Dan gaan wij ook kijken hoe die twee regimes zich tot elkaar verhouden, want ze hebben even naast elkaar gelopen.

De heer Tang vraagt of er verschil in waardering is tussen vakliteratuur op de werkplek en vakliteratuur thuis wat betreft de waarde in het economisch verkeer. Voorzieningen op de werkplek waarvan het zakelijk karakter overheerst, zullen op nihil gewaardeerd worden. Het privévoordeel voor de werknemer ontbreekt dan. Bij voorzieningen thuis is dat anders. Het gaat om een uit de wettelijke systematiek voortvloeiend verschil. Uitzonderingen doen dan afbreuk aan die systematiek. Ik wil geen gerichte vrijstelling met ook nog eens nieuwe afbakeningsproblematiek voor literatuur thuis. Overigens merk ik op dat het gebruik van een op de werkplek verstrekte voorziening om vakliteratuur digitaal te raadplegen die ook thuis kan worden gebruikt, bijvoorbeeld via een token, gewoon onder de werkplekvoorziening valt, dus onder de nihilwaardering.

De heer Remkes heeft gevraagd naar de goedkoperwonenregeling. Er wordt bekendheid verondersteld – ik heb er al eerder met de heer Remkes over gedebatteerd – op het moment dat wetgeving wordt ingediend in de Kamer. Dat is gewoon volgens vaste uitgangspunten van bijvoorbeeld de Raad van State en de Eerste Kamer, waarmee ik dit al eerder heb besproken. Op verzoek in het wetgevingsoverleg heb ik de termijn verlengd naar 1 oktober. Het is niet wenselijk om een nog ruimere periode te hanteren, want dan kun je het helemaal niet ergens aan vastkoppelen. Nu moet het voldoende kenbaar worden geacht. Ik heb er in het wetgevingsoverleg al op gewezen dat een belastingplichtige ook wordt geadviseerd door een makelaar of een notaris. Zij mogen allemaal bekend worden verondersteld met de regeling.

De heer Remkes vraagt of het afschaffen van de goedkoperwonenregeling een beperking is die strijdig is met het coalitieakkoord.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Zou ik een punt van orde mogen maken?

De voorzitter:

Het is een merkwaardig moment in dit betoog. De staatssecretaris is nog niet aan het eind van dit blokje.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Maar voorzitter, dat is het kenmerk van een punt van orde.

De voorzitter:

Ja, dat mag.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Zou ik u misschien op deze ongebruikelijke wijze mogen feliciteren met uw verjaardag? Het is twaalf uur geweest. Van harte!

De voorzitter:

Ik had gehoopt het niet hier in ontvangst te mogen nemen. Dank u wel.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ook namens de regering kan ik u de felicitaties overbrengen. Van harte bij dezen!

Terug naar de orde van de dag en de goedkoperwonenregeling. Is er strijdigheid of niet met het coalitieakkoord? Er zijn in dit voorstel drie maatregelen ter vereenvoudiging van de bijleenregeling. Dit is eenuitdrukkelijke wens van de Tweede Kamer. Wij hebben een samenhangend pakket gemaakt, waarin het een wat geld oplevert en het ander wat geld kost, om de bijleenregeling te vereenvoudigen. Daar is dit uitgekomen en ik vind het een heel goede uitkomst. Wij hebben voor het totale eigenwoningbezit in de fiscale sfeer heel veel begunstigende maatregelen genomen, zoals het fiscaal gefaseerd meefinancieren van afsluitkosten voor de hypotheek, het verkorten van de verjaringstermijn eigenwoningreserve, het verlagen van het btw-tarief voor schilders en stukadoors, het verlagen van het btw-tarief voor schoonmaakwerkzaamheden in het huis en de herleving van de dubbele hypotheekrenteaftrek. Dat zijn heel veel mooie maatregelen. Als ik de heer Remkes was, zou ik niet al te vast aan die ene maatregel blijven kleven.

Wat gebeurt er als de koopakte wel getekend is, maar het huis pas wordt geleverd in 2010? De heer Omtzigt vraagt waarom dat niet is meegenomen in het overgangsrecht. Die situatie valt wel onder de overgangsregeling. De koopakte moet voor 1 oktober getekend zijn en de partijen moeten onherroepelijk gebonden zijn. Dan valt het onder de overgangsregeling, zo kan ik u toezeggen.

Ik kom bij box 3. Ik heb al aangegeven dat het over € 4 per persoon gaat, dus dat is niet zo enorm spannend.

De heer Bashir vraagt naar de vermogensrendementsheffing. Het percentage van de vermogensrendementsheffing is hier regelmatig aan de orde geweest. Ik heb begrepen dat de vorige minister van Financiën, de heer Zalm, dan iedere keer zei: dan kunnen zij het wel bij mij komen brengen, want ik geef ongeveer 4%; dat kan ook voor kleinere spaarders. Als je over een langere periode kijkt naar het rendementspercentage van obligaties, dan kom je toch ongeveer op die 4% uit. Dat percentage is dus niet zo gek. Je hoorde niemand toen er 5% of 6% rente werd gegeven. Nu zakt die onder de 4% en dan hoor je natuurlijk wel wat. Dat begrijp ik ook heel goed, maar het is een redelijke benadering.

De meer fundamentele vraag die schuilgaat achter de vraag van de heer Bashir, hebben wij bij de evaluatie van de IB 2001, die ikzelf namens de regering heb mogen doen en die iedere keer was uitgesteld, uitgebreid aan de orde gehad. Waarom heb je voor een forfaitair percentage gekozen voor box 3? Het blijkt dat de opbrengst van box 3 in de jaren enorm is gegroeid. Het is een heel goede maatregel geweest voor de schatkist en helemaal voor belastingplichtigen, omdat die heel eenvoudig is. De maatregel is eenvoudig en nagenoeg niet te ontlopen, tenzij je zwartspaarder bent, maar dat pakken wij ook aan. Bijvoorbeeld in de vermogenswinstbelasting waarover de heer Bashir spreekt, worden producten genomen die niet leiden tot vermogenswinst. Vermogenswinst is gerealiseerde vermogenswinst. Als je nooit verkoopt terwijl je in Nederland bent, betaal je geen vermogenswinstbelasting. Dan zou je naar een vermogensaanwasbelasting moeten kijken, maar dat is heel ingewikkeld. Soms gaat het op papier ineens omhoog en dan weer omlaag en heb je heel grote effecten in de schatkist. De huidige box 3 levert voor de schatkist een prachtig kasritme op en ook in tijden van crisis levert het wat geld op. Als het wat beter gaat en er meer rendement wordt gehaald, is het misschien voordeliger voor belastingplichtigen. Maar op de lange termijn kun je voor 4% wel terecht. Die 4% geldt natuurlijk niet voor iedereen, omdat er een vrijstelling is. Het effectieve percentage van 1,2 wordt pas echt flink genaderd vanaf een vermogen van twee partners van 1 mln. Daaronder is het lager, omdat die vrijstelling een voetvrijstelling is. Die voetvrijstelling blijft er gewoon.

De heer Omtzigt vraagt naar het partnerbegrip en de trouwtaks. Ik ben niet van plan een trouwtaks in te voeren; wij hebben trouwens geen trouwtaks. Dat gaan wij niet doen: niet op trouwen, samenwonen of scheiden. Wij stellen nu alleen voor het partnerbegrip te objectiveren teneinde de regeling inzichtelijk en uitvoerbaar te maken. Door het voorgestelde partnerbegrip worden de verschillen tussen ongehuwd samenwonenden en gehuwden juist veel kleiner. Een kleine groep zogenaamde samengestelde gezinnen met kinderen uit eerdere relaties zal niet aan de objectieve criteria kunnen voldoen. Dat kan voor de inkomstenbelasting en de toeslagen zowel voor- als nadelen hebben. Ik heb hier een heel lange lijst van nadelen van het niet kwalificeren voor partnerschap. Ik zal het niet voorlezen, want het zijn heel saaie dingen. Maar het is wel een afschrikwekkende lijst. Het is maar net hoe je het bekijkt. Het is mij niet helemaal duidelijk wat de heer Omtzigt wil. Het kabinet wil mensen uiteraard niet aanzetten tot echtscheiding uit financiële overweging. Maar dan moet je ook niet alleen kijken naar de mogelijke voordelen voor deze beperkte groep samengestelde gezinnen om die bijvoorbeeld aan alle partners te geven. Het is een heel kleine groep. Het gaat bijvoorbeeld om samenwonenden die geen samenlevingscontract hebben, die niet gehuwd zijn en ook geen partnerovereenkomst hebben, die niet hun pensioen aan de ander hebben overgedragen en die allebei kinderen hebben maar van wie geen enkel kind gezamenlijk is, bijvoorbeeld kinderen uit eerdere huwelijken. En het moeten huurders zijn. Als een van de eisen al anders zou zijn, kwalificeer je je als partner: ofwel omdat je in een eigen woning woont ofwel omdat een van de zes kinderen een gezamenlijk kind is ofwel omdat je je pensioen aan de ander hebt begunstigd. Er zijn heel veel uitgangspunten waarbij je wel partner bent en slechts heel weinig waarbij je geen partner bent. Ik zie wel dat er een verschil is in zo'n kleine groep, maar er zijn voor- en nadelen. Het is geen groot verhaal. Als ik het voor de heer Omtzigt hiermee echt de avond van zijn leven maak, wil ik er best nog eens naar kijken. Maar laten wij het niet groter maken dan het is.

De heer Bashir heeft gevraagd naar de belastingpositie van multinationals, om maar van onderwerp te veranderen. Hij is in ieder geval consistent door steeds dezelfde vragen te blijven stellen en ik ben ook consistent door steeds dezelfde antwoorden te blijven geven. Ik ben al uitgebreid schriftelijk en mondeling ingegaan op alle vragen. Die 16 mld. is gewoon onzin. Dan moet je buiten beschouwing laten dat wij een deelnemingsvrijstelling hebben; dat is dan eigenlijk illegaal. Je moet ook buiten beschouwing laten dat wij belastingverdragen hebben of dat wij de moeder-dochterrichtlijn hebben. In de brief die ik naar aanleiding van de tv-uitzending heb geschreven, zijn wij er uitvoerig op ingegaan. Wij zien een echt probleem en daar ben ik heel druk mee bezig, maar dat is iets heel anders dan de deelnemingsvrijstelling. Nogmaals, die heeft heel goede "roots", al sinds 1918: ervoor zorgen dat onze Nederlandse bedrijven tegen dezelfde voorwaarden kunnen concurreren in Frankrijk als Franse bedrijven of in de Verenigde Staten als Amerikaanse bedrijven. Wij zien wel een probleem bij renteaftrek. Renteaftrek is een enorm complex verhaal. Veel van de woordvoerders hier dachten dat artikel 10 van de Successiewet ingewikkeld was, maar renteaftrek is nog vele malen ingewikkelder en complexer. En de belangen zijn veel groter, ook in negatieve zin. Als wij het maar even verkeerd doen, jagen wij bedrijven massaal de grens over. Dan heb ik het niet over een paar schepen die uitvlaggen, maar echt over zeer substantiële investeringen die werkgelegenheid in Nederland genereren. Ik wil er echt even goed naar kijken. Ik heb als een sinterklaascadeautje aan de heer Tang al beloofd dat ik in ieder geval voor sint-juttemis, maar ook voor Sinterklaas een brief zal sturen met de stand van zaken. Dan kunt u zien wat wij op dat moment weten.

De heer Omtzigt vraagt naar zijn hobby, de SBBI. Is de regering bereid een uitgewerkt plan te maken? Ik heb bij de Successiewet reeds toegezegd dat ik zal bekijken of een praktisch uitvoerbaar systeem mogelijk is waarmee SBBI's kenbaar kunnen maken, na vooroverleg met de inspecteur, dat zij een SBBI zijn op andere wijze dan bij een register. Wat betreft vrijwilligers bij de SBBI wil ik nog wel eens de huidige faciliteiten in kaart brengen, want wij hebben heel veel faciliteiten op dat punt. Voor heffingen van Buma Stemra is de minister van Justitie de competente bewindspersoon. Ik zal de toezegging die ik bij de Successiewet op dit punt heb gedaan gestand doen, maar dat is dan ook even voldoende.

De heer Tang vraagt naar het amendement over de mkb-beleggingen. Ik ga graag het gesprek met de commissie aan; op het amendement kom ik in tweede termijn terug.

De heer Tang vraagt naar de kwestie dat lijfrente buiten faillissement blijft. Dat moet ik doorverwijzen naar Justitie, want dat ligt niet op mijn gebied.

Ik kom bij het niet indexeren van het eigenwoningforfait. Waarom is het niet opgenomen in het Belastingplan 2010? Dat is, heel eenvoudig, omdat het pas voor het eerst ingaat in 2011 en er geen andere overwegingen waren, budgettair of anderszins, om het desondanks toch al in het Belastingplan 2010 mee te nemen. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Tang kan ik toezeggen dat wij zullen bezien of het mogelijk is om dit in een veel eerder wetsvoorstel mee te nemen dat in de Tweede Kamer wordt behandeld in de komende tijd. Wij kijken of er een geschikt wetsvoorstel is, een fiscaal wetsvoorstel of een ander wetsvoorstel, wellicht een van de AOW-wetsvoorstellen, waarin wij het kunnen meenemen.

De heer Tang vroeg of de toedeling van de aftrekposten pro rato uitvoerbaar is. Onze eerste reactie is dat zo'n maatregel uitvoeringstechnisch verschrikkelijk complex is, en het heeft ook ingrijpende wetstechnische consequenties, nog afgezien van de waarschijnlijke budgettaire gevolgen ervan. Ik noem partners waarbij de loonheffing nu eindheffing is. Dat heeft dus nogal wat gevolgen.

Dit was mijn beantwoording.

De voorzitter:

Voordat ik gelegenheid geef tot het plaatsen van interrupties: hartelijk dank voor het ordepunt dat de heer Cramer maakte. Ik geloof niet dat het ooit eerder is gebeurd dat ik op zo'n vroeg tijdstip op mijn verjaardag van een bitterbal ben voorzien. Wel weet ik uit mijn ervaring met de frituurpan dat ze zelden alleen gebakken worden. Meestal gaan er meerdere in één laagje vet. Ik kan het hier vandaan niet gaan controleren, maar als u het zou willen nagaan, gaat u gerust uw gang.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voor een vegetarische bitterbal ga ik kijken!

De voorzitter:

We doen nu even dit rondje interrupties.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

In het kader van het huwelijk van de heer Omtzigt had de staatssecretaris het over een lijst met nadelen. Ik ben natuurlijk dodelijk nieuwsgierig naar die lijst. Kunnen wij die lijst ook krijgen?

Staatssecretaris De Jager:

Ik had mij moeten realiseren dat mevrouw Koşer Kaya dat op een andere manier gaat gebruiken dan ik had verwacht! Gelet op het recht op informatie van de Tweede Kamer zal ik de Kamer die lijst doen toekomen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Veel dank! Ik kijk ernaar uit en zal er mijn voordeel mee doen.

De heer Bashir (SP):

Ik heb een vraag over box 3 en de vermogensrendementsheffing. Tijdens de crisis is de rente flink gezakt, maar op lange termijn kun je toch staatsobligaties krijgen met een rendement van 4%. Als er straks betere tijden zijn, kun je natuurlijk veel hogere rendementen behalen. In de evaluatie van de IB-2001 staat dat tussen 1992 en 2007 een gemiddeld rendement op vermogen is behaald van 6,8%, dus veel hoger dan de forfaitaire 4%. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat ieder jaar bekijken van het behaalde rendement leidt tot schommelingen. Daarom was mijn voorstel ook om een aantal jaren te bezien, daarvan het gemiddelde te nemen en dat te zien als het reële rendement. In goede tijden krijg je dan meer inkomsten, en in slechte tijden kom je de mensen tegemoet.

De voorzitter:

Dit is toch een redelijke inleiding.

De heer Bashir (SP):

Wil de staatssecretaris daarop ingaan?

Mijn tweede, veel kortere vraag is de volgende. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik om meer informatie gevraagd over de 16 mld. De staatssecretaris heeft toegezegd dat wij het ontbrekende stukje van de puzzel bij de behandeling van het wetsvoorstel over de renteproblematiek bij de multinationals zullen krijgen. Is de staatssecretaris bereid om het stukje ontbrekende informatie mee te zenden bij de brief van 5 december, de sinterklaasbrief?

Staatssecretaris De Jager:

Ik begin met het rendement. Het is prachtig dat de heer Bashir de langste beursrally ooit precies weet te pakken, om te eindigen bij 2007, daarbij even vergetend wat in 2008 is gebeurd. Ik heb de heer Tang cijfers over een heel lange periode laten zien, waarbij opvalt dat dat toch nog wel een beetje tegenvalt. Je kunt vanwege het risicoprofiel niet alleen uitgaan van aandelen, maar van een mix. Als je de pensioenfondsen vraagt wat een langdurige rendementsgarantie is, vinden zij zelfs 4% als rekenrente aan de nogal hoge kant. Sommigen vinden 4% veel te hoog, sommigen vinden het aan de lage kant. Maar als je echt over een lange periode kijkt en je moet meegaan, neem je een mix van liquiditeiten, aandelen, obligaties en dergelijke. Dan is 4% op zich een redelijk te onderbouwen percentage. Als je echt hoger gaat zitten, wordt het moeilijk om te zeggen dat dat een gegarandeerd rendement is. Je kunt niet alleen maar naar één index kijken, zeker niet over een bepaalde zelfgekozen periode, dan moet je gewoon 30 jaar als periode nemen. Als je dat doet, zit dat dichter bij elkaar. Het rendement op lange termijn van een mix verschilt niet heel erg van datgene wat je bijvoorbeeld met obligaties kunt bereiken.

Wat die 16 mld. betreft, merk ik op dat het hierbij gaat om twee totaal verschillende dingen. In die 16 mld. zit niet de renteaftrek. Voor zover wij hebben gezien ...

De heer Bashir (SP):

Ik heb die informatie van de Universiteit van Utrecht ontvangen. Daarin wordt rekening gehouden met de renteaftrek.

Staatssecretaris De Jager:

De Universiteit van Utrecht heeft geen microdata gekregen van Financiën en Belastingdienst. De enige partij die buiten het ministerie van Financiën en de Belastingdienst op een zeer vertrouwelijke manier microdata in systemen heeft kunnen meenemen, was het Centraal Planbureau, waarvoor wij bij een analyse een bepaalde faciliteit hebben gemaakt. Maar de Universiteit van Utrecht had niets daarvan. Zij kan dus absoluut niet bekijken wat excessieve renteaftrek precies kost. Dat is niet mogelijk. Grosso modo is de fout gemaakt dat binnenlandse winsten van dochterondernemingen en winsten van buitenlandse dochterondernemingen zijn meegeteld, dus dubbel geteld, en dat tegen een tarief van 25%. Dat zou dan 16 mld. extra kunnen opleveren, maar een Nederlandse dochter werd dubbel geteld, en bijvoorbeeld ook één in Frankrijk en in Engeland, waar al belasting was betaald. Dat kan natuurlijk niet, dat is ondenkbaar, niemand betaalt twee keer belasting over dezelfde grondslag.

Wat wel aan de orde is – dat punt kan niet op een goede manier in die cijfers zitten – is de vraag hoe het zit met die excessieve renteaftrek. Het is heel ingewikkeld om dat te berekenen, want dan moet je weten wat excessief is. Je kunt niet iedere renteaftrek daarin meenemen, dat is heel lastig te bepalen. Wij zijn nu bezig de deelnemingsrente te bekijken, we kijken naar overnameholdings, en we kijken iets breder naar de groepsleningen om te zien of ze aan tariefsarbitrage doen. Dat is vrij complex, want je wilt in je maatregel voorkomen dat je de goeden laat bloeden onder de kwaden. Daar zijn we mee bezig. Ik kan toezeggen dat ik het ontbrekende stukje van de puzzel wat ik heb op 5 december zal meesturen. Ik kan pas een totaaloordeel geven en de maatregel aankondigen als ik bij het wetsvoorstel kom. Maar dat zal ik uitleggen in de brief van 5 december.

De heer Tang (PvdA):

Ik heb twee vragen die zijn blijven liggen. De eerste gaat over de pensioenen.

Staatssecretaris De Jager:

Die vraag heb ik beantwoord, maar toen was u buiten de zaal.

De heer Tang (PvdA):

Het spijt me, dan heb ik niet goed opgelet. Dan blijven er toch nog twee vragen over. Is de geschiedenis van hypotheken bekend bij de belastingplichtigen, de hypotheekadviseur en banken? Er is een termijn van 30 jaar, en ons bereiken berichten dat dat vaak niet bekend is. Is het bijvoorbeeld bekend bij de Belastingdienst?

Staatssecretaris De Jager:

Die vrij moeilijke vraag zal ik schriftelijk moeten beantwoorden. Ik denk dat het bekend is bij de verstrekker van de hypotheek, maar als die hypotheek is beëindigd en is gevolgd door een nieuwe hypotheek, wordt het misschien wel ingewikkelder.

De heer Tang (PvdA):

Dank.

Ik kom toe aan het eigenwoningforfait boven 1 mln. Wat ons betreft kan dat in het wetsvoorstel vereenvoudiging loonbegrip worden meegenomen, en wel op korte termijn. Is dat ook het streven van het kabinet?

Staatssecretaris De Jager:

Het zal inderdaad de insteek van het kabinet zijn om dat op korte termijn in een wetsvoorstel mee te nemen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Kunt u ingaan op mijn suggestie om het spaarloon vrij te geven? Ik heb dat vorig jaar voorgesteld, en toen zei u dat dat een beetje moeilijk ligt, aangezien de banken daarvoor weinig liquide middelen hebben. Nu staan ze er een stuk beter voor, en het zijn nu de bedrijven die te maken hebben met vraaguitval en omzetverlies. Wat zou er nu mooier zijn om dat spaarloon begin volgend jaar vrij te geven, zodat we 4 mld. in de economie pompen? Uit de cijfers van het Nibud van eergisteren blijkt dat een kwart van de mensen met een persoonlijke lening regelmatig rood staat. Ook zij krijgen dan net dat beetje lucht om een luxe goed te kunnen aanschaffen, of om minder rood te staan en minder kredietafhankelijk te zijn. Waarom gaat u niet serieus in op dit voorstel? Het kost niets, en het zou voor de economie een ontzettende oppepper zijn.

Staatssecretaris De Jager:

Ik ben schriftelijk al wel serieus ingegaan op het voorstel, waarbij ik ook de nadelen heb benoemd. Betrokkenen moeten dat geld in dat jaar wel opmaken, willen zij het fiscale voordeel benutten. Het komt immers wel in box 3 terecht. Na het deblokkeren kan het geld worden gebruikt voor consumptie, maar als dat niet gebeurt, komt het wel in box 3 terecht. Het is eerder gedaan, en in de stukken heb ik ook aangegeven dat we niet zien dat dit op dit moment een heel effectieve maatregel is, terwijl er echt nog wel wat nadelen aan hangen. Gelet op de tijd verwijs ik naar mijn schriftelijke beantwoording.

De voorzitter:

Als de leden behoefte hebben aan het indienen van een motie kan dat in de tweede termijn, die nu begint.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Ik wil de volgende drie moties indienen.

De Kamer,

gehoord de Bashirberaadslaging,

constaterende dat de vermogensrendementsheffing uitgaat van een fictief rendement van 4%;

overwegende dat dit fictief rendement bij economisch betere tijden te laag is;

overwegende dat dit fictief rendement bij economisch slechtere tijden te hoog is;

verzoekt de regering om vanaf 2011 bij de vermogensrendementsheffing uit te gaan van het gemiddelde rendement van de afgelopen tien jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(32128).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kleinebanenregeling door de staatssecretaris als crisismaatregel wordt gezien en dientengevolge maar voor één jaar wordt ingevoerd;

overwegende dat er volgens de staatssecretaris geen koppeling tussen de premievrijstelling van kleine baantjes en de verzekeringsrechten zit;

overwegende dat jongeren meer sociale bescherming hebben door verplichte werknemersverzekeringen in stand te houden,

verzoekt de regering om geen vervolgstappen te ondernemen richting een vrijwillige werknemersverzekering voor jongeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(32128).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat besparing op elektriciteitsverbruik bij kan dragen aan de energiebesparingsdoeleinden van dit kabinet;

constaterende dat in dit belastingplan geen maatregelen opgenomen zijn om het elektriciteitsgebruik te verminderen;

verzoekt de regering om uiterlijk bij het Belastingplan 2011 voorstellen te doen om een hoger tarief in de energiebelasting op elektriciteit in te voeren voor het verbruik tussen de 3000 en 10.000 kilowattuur, waarbij gelijktijdig een lager tarief ingevoerd wordt voor het verbruik onder de 3000 kilowattuur, zodat deze maatregel per saldo lastenneutraal is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(32128).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. De PVV vindt het onbegrijpelijk dat de staatssecretaris niet ingaat op ons voorstel om het spaarloon te deblokkeren, daar dit een goede boost zou zijn voor de economie, en daar dit een lastenverlichting voor de burgers betekent. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de economie gebaat is met meer koopkracht bij de burgers in dit land;

constaterende dat er 4 mld. aan spaarloon vastzit op spaarrekeningen waar burgers niet bij kunnen;

verzoekt de regering, dit spaarloon begin van 2010 te deblokkeren, zodat burgers hun koopkracht op peil kunnen houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(32128).

De heer Tony van Dijck (PVV):

De PVV vindt het ook onbegrijpelijk dat dit kabinet niets doet aan de vastzittende woningverkopen. Er wordt nauwelijks een woning verkocht. Ook dit betekent een gigantische stagnatie voor de economie.

De Kamer,

gehoord de Tony van Dijckberaadslaging,

verzoekt de regering, de overdrachtsbelasting voor woningen te halveren, de dekking hiervoor kan worden gevonden in de tegenbegroting van de PVV,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(32128).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij vinden het ook onbegrijpelijk dat de belastingen op arbeid niet worden verlaagd door dit kabinet. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de tweede schijf loon- en inkomstenheffing met 3% te verlagen, de dekking hiervoor kan worden gevonden in de tegenbegroting van de PVV,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(32128).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris in ieder geval voor zijn toezegging om bij de voorstudie belastingherziening een generieke verlaging van de belastingen mee te nemen, zodat de mensen niet via subsidies aan het werk worden gehouden, maar het werken echt aantrekkelijk maken. De heer Omtzigt kan zo beeldend over het zemen van ramen vertellen, ik denk dat hij een ideale huwelijkskandidaat is. Volgens mij is de staatssecretaris alleenstaand. Ik heb een motie die hem zal aanstaan!

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ene regeling nadelig uitpakt voor samenwonenden zonder kinderen, de andere voor traditionele gezinnen en weer andere voor alleenstaanden;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat er moet gebeuren om het belastingstelsel leefvormneutraal te maken en wat hier de consequenties van zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya, Tang, Sap en Remkes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(32128).

Mevrouw Koşer Kaya, wat de kandidatuur van de heer Omtzigt betreft: u bent te laat!

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Het CDA is een ferm tegenstander van polygame huwelijken, en dat weet u!

Twee korte opmerkingen vooraf. Mijn collega Uitslag zal terugkomen op de btw-vrijstelling voor medische en paramedische beroepen. Daar zal ook het debat over psychologen worden hernomen. In principe hebben wij gezegd dat zorg in de basisverzekering moet zijn vrijgesteld. Maar het lijkt mij niet het moment om daarover op dit moment een motie in te dienen. Dan weet de staatssecretaris alvast onze gevoelens.

Mijn tweede opmerking vooraf, om een motie te vermijden, is dat wij te zijner tijd over E85 en de duurzaamheidscriteria in debat zullen gaan. Maar het doel, namelijk dat er geen oerbossen meer worden gekapt, is natuurlijk volstrekt helder.

Ik wil drie moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in een aantal gevallen het aangaan van het huwelijk of geregistreerd partnerschap leidt tot een forse achteruitgang in inkomen door misgelopen heffingskortingen, lagere toeslagen en overige inkomensafhankelijke regelingen;

constaterende dat daarmee een impliciete trouwtaks c.q. scheidingsbonus ontstaat;

van mening dat liefde en zorg voor elkaar leidend dienen te zijn bij de keuze tot het aangaan van een huwelijk c.q. geregistreerd partnerschap;

verzoekt de regering, alle gevallen te inventariseren waarbij belastingen, toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen de zuiverheid van de keuze zouden kunnen beïnvloeden;

en verzoekt de regering, voor 1 mei 2010 met voorstellen te komen om al deze knelpunten weg te nemen, zodat er geen sprake meer is van een trouwtaks of scheidingsbonus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Tang en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(32128).

De heer Remkes (VVD):

Wat zijn de financiële consequenties hiervan?

De heer Omtzigt (CDA):

Wij vragen de regering, Omtzigtdit te onderzoeken. Daarbij worden ook de financiële consequenties meegenomen.

De heer Remkes (VVD):

Dus het is een onderzoeksmotie, en geen realisatiemotie.

De heer Omtzigt (CDA):

De motie is wel zo bedoeld dat er voorstellen komen om de problemen weg te nemen. Mochten er grote financiële knelpunten ontstaan, dan zien we dat alsdan. Wij hebben hier de duidelijke lijn dat bij het aangaan of het afbreken van een partnerschap, financiële motieven niet het Leitmotiv dienen te zijn.

De heer Remkes (VVD):

Alles best, maar ik word er regelmatig terecht op aangesproken dat amendementen vergezeld moeten gaan van dekking. Ik constateer dat hier een motie wordt voorgelegd waarin wordt gedaan alsof er totaal geen financiële consequenties aan vastzitten. Misschien kan de staatssecretaris daarop straks ingaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Als ik de precieze consequenties wist, zou ik geen onderzoek vragen. Als de heer Remkes hier bedoelt dat het nooit meer in de Kamer aan de orde kan zijn om te vragen hoe dit wordt opgelost – er zijn meerdere manier om dat te doen: van beneden naar boven en andersom – kan dat ook op die manier worden opgelost. Wij staan erop dat dit goed wordt onderzocht.

De tweede motie gaat inderdaad over de instellingen die het sociale belang behartigen, die het CDA zeer aan het hart gaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Sociaal Belang Behartigende Instellingen (SBBI's) zoals sportverenigingen, scoutingclubs en buurt- en dorpshuizen, eindelijk zijn vrijgesteld van schenk- en erfrecht;

van mening dat de overheid SBBI's zo veel mogelijk dient te ondersteunen, zo min mogelijk dient te belasten en niet met onnodige regelgeving moet lastigvallen;

verzoekt de regering, in overleg te treden met relevante koepelorganisaties van SBBI's en in samenspraak met voorstellen te komen op elk van de drie voorgaande punten en die voor 1 april 2010 te presenteren aan de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Tang en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(32128).

De heer Omtzigt (CDA):

Ten derde: de staatssecretaris heeft een gedeeltelijke toezegging gedaan. Wij wachten het besluit inzake boetes af, maar in de tussentijd willen wij alvast een richting geven waarin het wat ons betreft dient te gaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gemiddelde boete voor aangifteverzuim in 2006 € 130 bedroeg;

constaterende dat de minimumboete voor aangifteverzuim sinds 1 januari 2009 € 227 bedraagt;

constaterende dat de regering voorstelt, deze boete te verhogen naar bijna € 500 voor standaardgevallen;

van mening dat de Belastingdienst ook zelf niet zonder fouten is bij het overschrijden van termijnen;

van mening dat een boete bij aangifteverzuim op zijn plaats is, maar niet exorbitant dient te zijn in standaardgevallen;

verzoekt de regering, de standaardboete bij aangifteverzuim in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst niet hoger vast te stellen dan € 227,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Tang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(32128).

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over over bevordering van de fiets en de elektrische scooter in de werkkostenregeling.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige fietsregeling in de nieuwe werkkostenregeling wordt ondergebracht;

overwegende dat het gebruik door werknemers van fiets, elektrische fiets of elektrische scooter in plaats van een auto positieve milieu- en congestie-effecten oplevert;

overwegende dat door individuele werkgevers en werknemers deze maatschappelijke baten nauwelijks in beschouwing worden genomen en dat dit gegeven een fiscale vriendelijke behandeling rechtvaardigt;

verzoekt de regering om het rentevoordeel van een personeelslening in de werkkostenregeling op nihil te stellen voor genoemde transportmiddelen en verzoekt, de kosten te dekken uit de opbrengst volgend uit de belastingverhoging voor het storten van gevaarlijk Tangafval;

en verzoekt de regering, het gebruik van de fiets onder de oude en nieuwe regeling expliciet onderdeel uit te laten maken van de evaluatie van de werkkostenregeling, die na twee jaar plaatsvindt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tang, Cramer en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(32128).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in het kader van het crisispakket geld beschikbaar stelt om verhuurders een energie-investeringsaftrek te verlenen voor investeringen in bestaande huurwoningen;

overwegende dat deze maatregel tijdelijk is en afloopt op 1 december 2010;

overwegende dat indien deze regeling effectief is, deze leidt tot milieuwinst door energiebesparing en tot koopkrachtverbetering door een lager energieverbruik;

verzoekt de regering, als de regeling succesvol is, deze na 1 december 2010 voort te zetten, zodat verhuurders gestimuleerd blijven worden, hun woningbestand energiezuiniger te maken, en verzoekt de kosten te dekken uit het restant van de opbrengst, volgend uit de belastingverhoging voor het storten van gevaarlijk afval, nadat is rekening gehouden met de (elektrische) fiets en de elektrische scooter in de werkkostenregeling, Alternext en aardgasauto's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tang, Cramer en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(32128).

De heer Tang (PvdA):

Nog een punt over de kleine banen. Wij proberen nog steeds in dit belastingplan een amendement te krijgen, om te kijken of het via de vierde of lagere WAO/WIA-premie niet mogelijk is de jeugdwerkloosheid op een andere manier aan te pakken. Wij denken dat dat effectiever en het beter besteden van geld is. Het is ook beter voor de positie van jongeren op de arbeidsmarkt. Mocht dat inderdaad niet blijken te lukken, zoals de staatssecretaris voorspiegelt, dan moeten wij ons beraden of wij deze regeling nog wel in het belastingplan willen hebben.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb geen motie, maar het leek mij correct het volgende te melden over het amendement waarover ik in eerste termijn heb gesproken. Dat amendement zal ingediend worden. Het luidt dat het hoge tarief van € 97,14 naar € 113,89 stijgt. Dit is dan ter dekking van de budgettaire derving van het opruimen van de stortplaatsen. Het laagste tarief wordt dan weer gewijzigd ten opzichte van de laatste nota van wijzigingen van de staatssecretaris, van € 20,82 in € 15,09. Daarmee loopt het amendement budgettair rond. Ik hoop dat de staatssecretaris hierover nog zijn oordeel wil geven in zijn termijn.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb twee moties, te beginnen met een motie over de overcapaciteit in de afvalverbrandingsinstallaties, en het afvalprobleem dat daaruit voortvloeit.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door het overaanbod aan afvalverbrandingscapaciteit de prijs voor het verbranden van afval fors is gedaald;

constaterende dat er nu een internationale handel in afval ontstaat waarbij afval wordt geïm- en geëxporteerd;

overwegende dat het hierdoor relatief duur is geworden om afval te recyclen;

overwegende dat het recyclen van afval beter is voor het milieu dan het verbranden ervan;

verzoekt de regering, te komen met voorstellen om de internationale handel in afval en het verbranden van recyclebaar afval te ontmoedigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(32128).

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De volgende motie gaat over de vergroening. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat voor alle betekenisvolle voorstellen op het terrein van de vergroening wel effectdoorrekeningen komen. Als er volgend jaar geen effectdoorrekeningen bij het belastingplan zijn, kan de conclusie snel worden getrokken dat het dan niet betekenisvol is. Wij hopen dat wij volgend jaar die effecten zullen zien. Wij willen graag door op deze weg; de volgende motie dient ter aanmoediging.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het nodig is om verdere vergroening van het fiscale stelsel hoog op de agenda te houden;

verzoekt de regering, uiterlijk mei 2010 een Sapnieuwe vergroeningsbrief naar de Kamer te sturen waarbij diverse opties voor CO2-vermindering worden bezien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(32128).

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voor de fractie van GroenLinks is het heel erg belangrijk dat de huidige kleinebanenregeling uit het belastingplan gaat. Wij zien zeer graag dat het amendement van de heer Tang op dit punt uitvoerbaar is. Als dat amendement er niet komt, zullen wij voor het amendement van de heer Bashir moeten stemmen, en ook op dat onderdeel tegen het belastingplan moeten stemmen.

De voorzitter:

Ik begrijp dat, als de staatssecretaris alle moties heeft, hij ongeveer vijf minuten nodig heeft om zijn reactie daarop voor te bereiden.

De vergadering wordt van 0.45 uur tot 0.52 uur geschorst.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik loop eerst de amendementen langs, en daarna de moties.

Ik begin met het amendement 32128, nr. 13, ingediend door de heer Remkes, over het afschaffen van de uitzondering op de afbouw van de uitbetaling van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner. Het amendement levert vanaf 2036 veel geld op, namelijk zo'n 400 mln. structureel. Ik ben dat niet van de VVD gewend, zodat ik eventjes met verbazing zat te kijken. Meestal dient de VVD amendementen die geld kosten, en dan is het automatisch ontraden omdat het niet gedekt is. Het kabinet heeft wel andere keuzes gemaakt, het heeft de afbouw van de uitbetaling van de algemene heffingskorting van twee uitzonderingen voorzien. Allereerst gaat het heel bewust om belastingplichtigen van 38 jaar en ouder in 2010 en belastingplichtigen met kleine kinderen, om zo een inkomensachteruitgang voor andere groepen te voorkomen, bijvoorbeeld mensen die een sinds jaar en dag bestaande verdeling van werk en inkomen moesten aanpassen. Ik was alleen een beetje verbaasd doordat het amendement een opbrengst heeft. Als een amendement niet door een meerderheid is ondertekend of ingediend, is het heel lastig om te verwijzen naar de dekking. Ik heb namelijk geen enkele zekerheid dat dit amendement wordt aangenomen. Daar zit ik wel een beetje mee. Ik denk dat de heer Remkes dit amendement bedoelt als dekking van andere amendementen, maar dan moet dit amendement ook worden aangenomen. Er staat geen Kamermeerderheid onder. Ik vermoed eerlijk gezegd ook niet dat het amendement wordt aangenomen. Daar durf ik wel een fles wijn op in te zetten!

De heer Remkes (VVD):

Dit is uitlokking. Ik vind deze motivering van de kant van de staatssecretaris ongeloofwaardig. Het gaat hier om de beoordeling van de politieke lijn van fracties, en de VVD-fractie heeft hier meer dan voldoende dekking geleverd voor de amendementen die zijn ingediend.

Staatssecretaris De Jager:

Als een van de amendementen die geld kost wordt aangenomen, moet ook dit amendement worden aangenomen. Nogmaals, ik schat die kans laag in. Ik denk overigens dat de ChristenUnie blij is als dit amendement niet wordt aangenomen. Ik heb aangegeven waarom het kabinet hiervoor niet heeft gekozen. Daarom ontraad ik het amendement ook inhoudelijk. Ik geef een klein voorschotje op hoe we moeten omgaan met andere amendementen.

De heer Bashir wil in zijn amendement op stuk nr. 14 (herduk) een nieuwe schijf in de loon- en inkomstenbelasting met een tarief van 70% voor inkomens van meer dan € 181.000.

De heer Bashir (SP):

De staatssecretaris zei 70%, maar dat moet 60% zijn.

Staatssecretaris De Jager:

Ik bedoelde 60%, in stapjes. Ik ontraad dit amendement. Uit empirisch onderzoek blijkt dat een hoger marginaal tarief leidt tot een hogere mate van ontwijking en een fors hoger toptarief. De heer Bashir stelt wel eens vragen over het toptarief, maar dat hebben we al, namelijk 52%. Dat is best wel hoog, ook in Europees perspectief. Een toptarief van 60% wijkt echt nog veel sterker af in EU-perspectief. Dat moeten we niet willen. Bij de Wet IB-2001 is juist gekozen voor grondslagverbreding en lastenverschuiving naar indirect, in combinatie met lastenverlichting. Hogere inkomens zijn toen op andere manieren ook meer gaan betalen, en zijn toen gecompenseerd met een lager marginaal tarief, omdat dat goede participatie-effecten met zich brengt. Het heeft allerlei negatieve gevolgen, en daarom ontraad ik het amendement. De voorstudie naar het belastingstelsel in het algemeen zal ook aandacht besteden aan dingen als de tariefstructuur.

Ik kom toe aan het amendement op stuk nr. 18, van mevrouw Sap. De strekking is dat het amendement bewerkstelligt dat de tijdelijke bonus in 2011 en 2012 wordt gehandhaafd. Het gaat hierbij over de bpm. Het amendement is budgettair neutraal. We hebben al een maatregel genomen voor 2010. Zoals het kabinet het nu ziet, is het handhaven van de bonus na 2011 niet nodig, omdat zich dan geen sterke prijseffecten meer voordoen voor zuinige benzine- en dieselauto's. Wel komt er een verkenning van de brandstoffen, waarin ook de dieseltoeslag zal worden bezien. Volgend jaar wil ik bij gelegenheid van het Belastingplan 2011 zeker met de Kamer debatteren over de vraag of dat een goede tariefstructuur is, maar we hebben juist gezegd dat wij van die labels en die bonussen af willen, omdat ze heel erg verstorend werken: met 1 gram CO2 kan een verschil van vele honderden euro's worden teweeg gebracht. Daarom kiezen wij op langere termijn niet meer voor die labels, maar voor absolute CO2-uitstoot, wat het ook nog eens een stuk gemakkelijker maakt. Ik ontraad daarom dit amendement.

Ik kom toe aan het amendement op stuk nr. 21, over een bijtelling voor nulemissie-auto's in de jaren 2012 tot en met 2014. Dat amendement laat ik geheel over aan het oordeel van de Kamer. Ik sta er zelfs sympathiek tegenover.

De heer Bashir heeft op stuk nr. 22 een amendement ingediend. Dat ontraad ik. Het gaat erom dat een deel van de hypotheekrenteaftrek dat in de huidige situatie tegen 52% wordt belast, nog maar kan worden afgetrokken tegen 51%. Ik begrijp dat de heer Bashir in een ander amendement het tarief wil verhogen, maar juist de hypotheekrenteaftrek wil verlagen. Daar kiezen wij niet voor. Het is een beetje een lukrake aanpassing van de hypotheekrenteaftrek, zonder precieze inschatting van de gevolgen. Het lijkt ook nog eens tot hogere implementatie- en uitvoeringskosten. Binnen de heroverwegingen kijken wij naar woningmarkt in zijn geheel. Dus is het absoluut niet opportuun om op dit moment een dergelijk amendement aan te nemen. Daarom ontraad ik het ook.

Mevrouw Sap heeft op stuk nr. 23 een amendement ingediend over afschaffing van de doorwerkbonus. Dat amendement ontraad ik. We hebben heel bewust gekozen voor de doorwerkbonus. Ik mag haar er misschien attent op maken dat zij ditzelfde amendement vorig jaar heeft ingediend, waarbij we het uitgebreid hebben besproken. Ik hoop niet dat het een soort lijn wordt om iedere keer afgewezen amendementen uit het vorig jaar weer opnieuw in te dienen. De argumenten blijven hetzelfde, en de motivering is nog net zo sterk. Wij ontraden dit amendement.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Consistentie kan mij in ieder geval niet worden ontzegd. Maar er zijn wel nieuwe argumenten, want het kabinet heeft een niet onbelangrijk AOW-besluit genomen. Dat is de achtergrond.

De voorzitter:

Staatssecretaris, gaat u door.

Staatssecretaris De Jager:

Dan moet ik even kijken naar de heren Omtzigt en Tang, want ik dacht dat er geen amendement meer is over de accijnskorting voor E85, maar een toezegging van mij. Ik heb het amendement op stuk nr. 25 nog voor mij liggen. Is dat er nog? Ja, dat is er nog. Dan ontraad ik het amendement. Ik ben het eens met de wens dat er een accijnskorting voor duurzame E85 komt. Daar werk ik dus volledig en graag aan mee. Ik heb inderdaad begrepen dat de NOVE zelf duurzaamheidscriteria ontwikkelt in NTA 8080, maar de garantie dat die E85 duurzaam is geproduceerd – daar vroeg de heer Omtzigt in zijn eerste termijn heel duidelijk naar – vergt een certificering die er thans gewoon nog niet is. Het kabinet, met name de minister van VROM, kan nu nog niet toetsen of de certificering voldoende adequaat is. Ik kan nu ook nog niets zeggen over de uitvoerbaarheid en de controleerbaarheid van een dergelijke accijnskorting door de Belastingdienst, evenals over de vraag of er sprake is van staatssteunaspecten. Juist bij biobrandstoffen hebben wij als achtereenvolgende kabinetten ons lesje in Europa wel een beetje geleerd. We hebben het beleid al moeten terugschroeven omdat de duurzaamheid onvoldoende bleek. De richtlijn voor hernieuwbare energie, die duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen bevat, treedt per 1 januari 2011 in werking. Ik zeg graag toe dat ik de accijnskorting in het Belastingplan 2011 opneem. Dan hebben we nog even de tijd om alle dingen op te nemen die ik zojuist heb aangegeven, zoals de controleerbaarheid, de uitvoerbaarheid, de toetsing en de certificering. Ik zeg dus graag toe om die dingen daadwerkelijk op te nemen.

De voorzitter:

Mijnheer de staatssecretaris, ik onderbreek u. Het kan zijn dat u er nog aan toekomt, maar wij hebben het amendement op stuk nr. 24 van mevrouw Sap over de afvalstoffenheffing gemist. U mag van mij doorgaan, als we dan maar onthouden dat dit amendement nog moet komen.

Staatssecretaris De Jager:

Ik zie dat amendement niet; ik hoop het nog te krijgen.

Ik ontraad het amendement op stuk nr. 27 van mevrouw Sap over een verhoging van de eerste schijf in de energiebelasting. Het besteden van een opbrengst aan de lastenkant – dus het geheel of gedeeltelijk aan de uitgavenkant spenderen van een belastingverhoging – is overigens in strijd met de scheiding van de inkomsten en de uitgaven. Die scheiding hoort bij de begrotingsregels die dit kabinet en de Kamer, althans in meerderheid, hebben onderschreven.

Het amendement op stuk nr. 30 van de heer Bashir gaat over de kleinebanenregeling. Daar hebben wij het uitgebreid over gehad. Dat amendement ontraad ik. Ik heb al eerder aangegeven waarom wij vinden dat wij deze maatregel nu goed vinden als een tijdelijke crisismaatregel. Ik heb de heer Tang wel een reeks toezeggingen gedaan om naar een alternatief te gaan zoeken. Die toezeggingen zal ik absoluut gestand doen. Ik heb begrepen dat een alternatief in ieder geval niet al op 1 januari kan ingaan. Daarom moeten we het huidige voorstel sowieso door laten gaan, maar ik ben ten volle bereid tot een open discussie over mogelijke alternatieven en de voor- en nadelen daarvan in relatie tot het voorstel. Dit loopt sowieso af, want er zit een sunsetclausule in.

Het amendement op stuk nr. 32 van de heren Tang, Omtzigt en Cramer en mevrouw Koşer Kaya gaat over het afschaffen van de toepassing van het lage tarief voor afvalstoffen bij gevaarlijke brandstoffen. Ik kan nu niet alle gevolgen daarvan inschatten. Ik vind het dus even heel moeilijk om daar een oordeel over te geven. Er kan bijvoorbeeld uitwijkgedrag naar Duitsland plaatsvinden, waarbij gevaarlijke afvalstoffen bijvoorbeeld in oude Duitse mijnen wordt gestort. Dat is een van de gevaren. Andere gevaren zijn omkatting in niet gevaarlijk afval door vermenging met andere afvalstoffen en illegaal storten. Ik vind dit dus lastig. Ik wil die nadelen hier heel goed noemen. Voor heel veel gevaarlijke afvalstoffen is hergebruik of verbranding ook niet mogelijk. Het is dus echt een forse stijging van het tarief. Maar goed, ik heb alle nadelen genoemd. De Kamer moet het oordeel maar zelf afwegen; zij kan hier zelf een afweging in maken.

De heer Remkes (VVD):

Ik vind dit niet goed. Ik vind dat de staatssecretaris de Kamer helder moet aangeven dat hij dit amendement ontraadt om uitvoeringstechnische redenen of vanwege het niet kunnen beoordelen van de gevolgen. Of hij moet zeggen dat hij het amendement sympathiek vindt en het oordeel aan de Kamer overlaat. Hij moet de effecten niet laten zweven. Ik vind dat dit niet kan.

Staatssecretaris De Jager:

Het amendement is uitvoerbaar en betekent zelfs een kleine vereenvoudiging. Er kleven veel nadelen aan het amendement, maar net niet voldoende om het te ontraden. Dat kan een afweging zijn over de balans van het amendement. Dat is dus mijn oordeel.

Dan de vraag of een aangekondigd amendement van de heer Cramer over de afvalstoffenbelasting. Ik hik een beetje aan tegen de forse verhoging van het reguliere tarief. Dat wordt in het belastingplan verhoogd van € 89,71 naar € 97,14. Het amendement zou het tarief verhogen naar € 113,89. Ik vind het dus vrij lastig om hierover nu een oordeel te moeten uitspreken. Ik ben wel bereid om morgenochtend de Kamer te laten weten welke verdeling behapbaar zou kunnen zijn. Dat vereist enige afstemming met de minister van VROM. Dat kan ik dus morgenochtend laten weten.

De voorzitter:

Dit betreft het amendement op stuk nr. 35.

De heer Tang (PvdA):

Mevrouw de voorzitter, ik heb een punt van orde. Er komen nog een aantal amendementen. Het is misschien goed als de staatssecretaris ook op die amendementen reageert. Als hij dan toch een brief naar de Kamer stuurt, kan hij daar één brief van maken met de reactie op de amendementen die nog komen of die nu lastig te beoordelen zijn.

Staatssecretaris De Jager:

Bedoelt u dat er nog een amendement komt dat nu nog niet is ingediend?

De voorzitter:

Dat zit nog in de pijplijn.

Staatssecretaris De Jager:

Dan zou ik dat uiteraard graag zo snel mogelijk willen zien, want anders kan ik daar morgenochtend niet een goed oordeel over geven.

De voorzitter:

Dat begrijpen we. Zodra het er is, kunt u een oordeel geven. Dat ontvangen wij dan op schrift.

Staatssecretaris De Jager:

Ik was inderdaad nog een reactie schuldig op het amendement op stuk nr. 24 van mevrouw Sap. In plaats van een nihiltarief komt er een tarief van € 25 per 1000 kilogram voor het verbranden van afvalstoffen. Ik ontraad dat amendement. Ik wil niet zomaar even heel snel een oordeel vormen over een nieuwe grondslag in een belasting, namelijk de afvalverbranding. Er zijn allerlei mogelijke negatieve effecten. Als het verbranden van afvalstoffen duurder wordt, bestaat het risico dat die afvalstoffen worden uitgevoerd naar andere lidstaten. De belastingplichtige en ook de Belastingdienst hebben tijd nodig om een administratie op te zetten voor een nieuwe heffing binnen de afvalstoffenbelasting. Storten is de meest ongewenste vorm van afvalverwerking. Een tarief voor verbranding dat hoger is dan het reguliere of lage tarief voor storten, geeft dus echt een verkeerd signaal. Ik ben dus tegen dit amendement en ontraad het dan ook.

Ik kom bij Kamerstuk 32129, allereerst bij het amendement van de heer Remkes op stuk nr. 10 over de navordering. Het onderscheid tussen een redelijkerwijs kenbare fout en een evidente fout is marginaal. Ik heb de heer Omtzigt duidelijk aangegeven hoe ik de kenbaarheidsvereisten zie. In het amendement wordt de evidente fout niet gekwantificeerd en wordt de navorderingstermijn niet beperkt. Het niet beperken van de navorderingstermijn betekent voor belastingplichtigen een inbreuk op hun rechtszekerheid. Ook het niet kwantificeren van wat "evident" is, komt de rechtszekerheid niet ten goede. Al met al zijn wij tot het oordeel gekomen dat, anders dan de indiener stelt, het amendement juist minder rechtszekerheid biedt dan meer. Ik ontraad daarom dit amendement. Ten aanzien van het pleitbare standpunt heb ik in het wetgevingsoverleg al klip-en-klaar toegezegd dat dat het geval is.

Het amendement op stuk nr. 11 van de heer Remkes betreft het volledig terugdraaien van het amendement-Cramer. Dit heeft een structurele budgettaire derving van 21 mln. per jaar en er is ook nog een zowel voor het Rijk als voor de provincies oplopende reeks voor het tweede deel, voor de vrijstelling van de mrb. Ik ontraad dit amendement. Ik heb natuurlijk onder andere een probleem met de dekking, want we kunnen dit niet zo makkelijk aan de heffingskorting koppelen. Ik kom straks bij het amendement-Cramer. De Kamer heeft dat amendement vorig jaar aangenomen. Het gaat dus wat ver om dat nu terug te draaien.

Het amendement op stuk nr. 13 van de heer Cramer zelf, de oorspronkelijke indiener van het amendement, kan ik wél overlaten aan het oordeel van de Kamer. Dat amendement beoogt een verhoging van het bijtellingspercentage voor alle youngtimers en oldtimers van 25 naar 35. De bijtelling voor youngtimers gaat dan over de waarde in het economische verkeer in plaats van over de oorspronkelijke cataloguswaarde. De heer Cramer dekt dat door de resterende dekking uit de nog niet gebruikte opbrengst van het amendement-Cramer. Dat acht ik een deugdelijke dekking. Het enige waarvoor ik waarschuw, is dat één categorie slechter af is, namelijk de categorie oldtimers, dus de auto's van 25 jaar en ouder. Daarvoor geldt nu een bijtelling van 25% op basis van de waarde in het economische verkeer. Dat wordt 35% op basis van de waarde in het economische verkeer. Dat vind ik eerlijk gezegd wel een nadeel, maar per saldo is dit een verbetering voor de totale groep. Daarmee laat ik het oordeel over dit amendement over aan de Kamer.

De heer Bashir (SP):

Ik heb een technische vraag over dit amendement. Is het budgettair mogelijk om die 35% te wijzigen in 30% om het alsnog rond te kunnen krijgen? Ik heb begrepen dat dit wellicht kan.

Staatssecretaris De Jager:

De heer Cramer heeft het amendement ingediend. Misschien kan hij zeggen of hij dat wenselijk zou vinden. Dat lijkt mij de eerste logische stap.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De reden voor de verhoging van 25% naar 35% is gelegen in het feit dat ik echt een stimulans wil voor ondernemers om te kiezen voor een groenere auto voor het zakelijke verkeer. Er moet echt een prikkel van uitgaan. Vandaar dat ik heb gekozen voor een verhoging van het huidige percentage met 10 procentpunten. Het is echt als stimulans bedoeld.

Staatssecretaris De Jager:

De heer Cramer heeft duidelijk gemaakt dat hij niet bereid is om het amendement te wijzigen. De vraag is dus theoretisch. Ik zou het niet precies weten. Ik weet dat dit gedekt is. Ik kan nu niet zeggen of het met 30% ook gedekt zou zijn.

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 18 van mevrouw Sap over het continueren van de huidige bedrijfsfietsenregeling en bedrijfsfitnessregeling buiten een forfait. Dat betekent een forse derving, waarbij het algemene forfait over de hele loonsom weer zou moeten worden verlaagd. De voorgestelde forfaitaire werkkostenregeling klopt ook niet.

Wat dat betreft, vind ik het voorstel van de heren Tang, Omtzigt en Cramer eigenlijk veel interessanter. Ik neem aan dat de GroenLinksfractie het gebruik van de fiets voor het woon-werkverkeer wil bevorderen. De huidige fietsregeling bevordert niet het gebruik van een fiets, maar alleen het bezit van een fiets. Dat kan welke fiets dan ook zijn. Dat gaat dus niet over het daadwerkelijke gebruik naar de werkplaats. Ik kom straks bij de moties hierover, maar met een renteloze lening waarmee je een fiets kunt kopen en die je afbetaalt via de 19-centregeling, die in het nieuwe systeem gewoon blijft bestaan, sla je eigenlijk twee vliegen in één klap. Ten eerste bevorder je het gebruik in plaats van het bezit. Wat heb je nou aan het bevorderen van het bezit van een fiets? Het gaat om het gebruik en met die regeling bevorder je het gebruik. Ten tweede houd je de werkkostenregeling schoon, want buiten het forfait gaat het nu om de zakelijke kosten, zoals reiskosten en verblijfkosten voor zakelijke verblijven et cetera, verhuiskosten en outplacementkosten. Dat zijn allemaal echt zakelijke kosten die je voor de zaak maakt. Datgene wat toch een beetje een gemengd karakter heeft en dus deels een privékarakter kan dragen, zit in het forfait, om één eenvoudige regeling te hebben. Dat is de schoonheid van het systeem. Dat systeem zou je tenietdoen als je een of twee categorieën die niet passen in dat zakelijke karakter, toch weer als een aparte regeling buiten het forfait plaatst.

Ik heb mevrouw Sap al voorgehouden dat in de huidige fietsregeling aan allerlei voorwaarden moet worden voldaan om te voorkomen dat heel veel misbruik plaatsvindt. Er mag maar één keer in de drie jaar zo'n fiets worden verstrekt door de inhoudingsplichtige, met een maximum van € 749. Op minimaal 50% van de woon-werkdagen moet een deel van het traject van het woon-werkverkeer worden afgelegd op die fiets. Dat is zowel voor de inhoudingsplichtige bedrijven als voor de werknemers en de Belastingdienst heel lastig. Het nieuwe systeem is veel eenvoudiger. Je kunt de fiets in het forfait geven, maar met de motie en de door de heren Tang, Omtzigt en Cramer aangegeven dekking is het ook mogelijk om een lening te geven voor het liquiditeitspunt. Je zou immers kunnen zeggen dat je met die € 0,19 een liquiditeitspunt hebt. Die lening wordt dan vervolgens met die € 0,19 afbetaald. Naast het forfait, waarin nog steeds de fiets verschaft mag worden, bestaat dan in de nieuwe werkkostenregeling ook de mogelijkheid om het gebruik van de fiets apart te stimuleren, zonder dat je het karakter van de eenvoudige werkkostenregeling geweld aandoet. Dat vind ik heel belangrijk, want het gaat ook om dingen zoals de reductie van de administratieve lasten. Alleen dit amendement al zou ten opzichte van mijn voorstel bijvoorbeeld een verzwaring van de administratieve lasten van 11,5 mln. per jaar met zich meebrengen. Dat is toch wel heel fors. Zo'n lening is veel makkelijker en beoogt veel meer het doel om het gebruik te stimuleren.

De voorzitter:

Staatssecretaris, u had het inmiddels over het amendement op stuk nr. 18 bij de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 (32130).

Staatssecretaris De Jager:

31130. O nee, 32130. Ja, precies.

De voorzitter:

Het staat hier vet gedrukt.

Staatssecretaris De Jager:

Ja, dat klopt. Op de volgende staat 32130.

Ik ben nu bij het amendement op stuk nr. 19; het vorige amendement was inderdaad het amendement op stuk nr. 18. Het amendement op stuk nr. 19 van de heer Remkes vraagt om een overgangstermijn van twee jaar voor belastingplichtigen die niet aan de objectieve criteria voor partnerschap kunnen voldoen. Wij ontraden dit amendement. Het kabinet acht dit niet nodig. Het duurt langer voordat de beoogde vereenvoudiging en uniformering van het partnerbegrip worden bereikt, terwijl belastingplichtigen al tot 2011 de tijd hebben om hun partnerschap te formaliseren. Zodra twee mensen als partner van elkaar worden aangemerkt, geldt het partnerschap namelijk nog steeds voor de andere periode in het kalenderjaar, waarin zij op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in het GBA. De ingangsdatum van het nieuwe partnerbegrip is in de praktijk overigens vrijwel gelijk aan de toegezegde overgangstermijn voor het nieuwe partnerschap voor de hier recent aangenomen wijziging van de Successiewet 1956. Dit amendement kost ook geld, dat binnen het amendement zelf niet is gedekt.

Het amendement op stuk nr. 16 is ook van de heer Remkes en betreft de handhaving van de indexatie van heffingsvrij vermogen in box 3. Dat leidt tot een jaarlijkse budgettaire derving van 15 mln. per jaar. Ook binnen dit amendement is dat niet gedekt. Daarom moet ik het amendement ontraden. Het gaat per belastingplichtige ook slechts over een zeer beperkt bedrag.

Het amendement op stuk nr. 17 betreft het terugdraaien van de afschaffing van de goedkoperewoningregeling. Dit amendement leidt tot een budgettaire derving van 70 mln. per jaar en draagt niet bij aan de doelstelling van het kabinet om de administratieve lasten te verlagen. Dat laatste vind ik zeer kwalijk, want verlaging van de administratieve lasten is juist een wens van de Tweede Kamer. Ik ontraad dit amendement dus.

Nu kom ik bij wetsvoorstel 32128. Het amendement op stuk nr. 28 van de heer Remkes gaat over een bankspaarvariant van een lijfrenteverzekering voor een invalide kleinkind en kind. De geraamde budgettaire derving is 10 mln., terwijl de huidige budgettaire ruimte van de invaliditeitsverzekering 1 mln. is. De raming is hoger, omdat dit een heel ander soort product betreft, dat in het gebruik veel meer kan inhouden dan slechts een alternatief voor de lijfrenteverzekering voor een invalide kind. Er is in het amendement ook ruimte voor oneigenlijk gebruik. Als gevolg van de voorwaarde van een levenslange uitkering is bovendien een zeer groot bedrag nodig. Het gaat hier dus niet om de gewone kinderen of kleinkinderen. Je zou kunnen zeggen dat het om de wat rijkere gevallen gaat. Het gevaar voor oneigenlijk gebruik is groot, want in tegenstelling tot het bestaande lijfrentebanksparen, waar de premie gemaximeerd is, zijn de stortingen nagenoeg onbeperkt. Die onbeperkte stortingen brengen risico op oneigenlijk gebruik met zich mee, omdat het inherent aan banksparen is dat bij overlijden van de uitkeringsgerechtigde het bankspaartegoed overgaat op de erfgenamen. Hierdoor is de drempel om gebruik te maken van de voorgestelde bankspaarvariant gevoelsmatig lager, omdat het tegoed altijd binnen de eigen kring blijft. Bij een verzekering bestaat daartegen een natuurlijke rem, omdat het restant in beginsel toekomt aan de verzekeraar als compensatie voor het langlevenrisico. Er zijn nog meer nadelen, maar dit is voor mij al genoeg om dit amendement te ontraden.

Dan het amendement op stuk nr. 29 van de heer Omtzigt op wetsvoorstel 32128. Als het amendement is gedekt, laat ik het oordeel over aan de Kamer. Ik moet even bekijken of er een amendement is dat ondertekend is door een meerderheid en dat dekking aanbiedt, maar dan heb ik het nummer nodig.

De voorzitter:

U heb het over amendement ...

Staatssecretaris De Jager:

Het amendement op stuk nr. 29 bij wetsvoorstel 32128.

De heer Tang (PvdA):

Er is ook een motie ingediend door de coalitiepartijen. Daarin wordt gevraagd om dit amendement te dekken uit een ander amendement, namelijk met de heffing op gevaarlijke stoffen.

Staatssecretaris De Jager:

Is die motie door alle drie de coalitiepartijen ondertekend?

De heer Tang (PvdA):

Ja.

Staatssecretaris De Jager:

Dan laat ik het oordeel over het amendement over aan de Kamer, want de doelstelling van het amendement, de korting voor aardgasauto's in de bpm, vind ik sympathiek.

Dan de moties.

De voorzitter:

Wij hebben het amendement op stuk nr. 20 bij wetsvoorstel 32130 nog staan.

Staatssecretaris De Jager:

Oké, dat amendement van de heer Remkes betreft de keuzemogelijkheid van ongehuwd samenwonen. Het amendement heeft een budgettaire derving van 8,5 mln. per jaar. Er wordt geen harmonisatie bereikt tussen de ib en de AWIR, want de AWIR kent geen keuzeregime. Er wordt ook geen verlichting van administratieve lasten gerealiseerd. Gegevens van belastingplichtigen die gebruikmaken van de keuzeregeling kunnen niet worden voor ingevuld. Het amendement is als zodanig niet binnen het amendement gedekt. Om al die redenen ontraad ik dit amendement.

Dan de moties, allereerst de motie op stuk nr. 31 bij wetsvoorstel 32128 van de leden Tang, Omtzigt en Cramer. Die motie verzoekt om een schuif van directe belastingen naar de energiebelastingen. Ik ondersteun die motie. Wij zullen in het onderzoek speciaal kijken naar de uitvoeringsproblemen, want als je halverwege het jaar iets doet, krijg je problemen via een terugsluis in de directe belastingen. Ik zal er dus specifiek op ingaan of je dit halverwege het jaar moet doen. Ik ondersteun het doel van de motie, maar op het punt van de uitvoeringsaspecten zijn er wel problemen als je dit halverwege het jaar doet. Daaraan zal ik specifieke aandacht besteden in mijn reactie, maar het doel van de motie ondersteun ik. Ik laat het oordeel over de motie dan ook over aan de Kamer, met de aantekening ten aanzien van de uitvoering halverwege het jaar.

Dan de motie van het lid Bashir bij wetsvoorstel 32128. Volgens mij is dat nummer 2, want dat staat rechtsboven.

De voorzitter:

Voorlopig houden we het nog op nummer 2.

Staatssecretaris De Jager:

Oké. Ik heb alleen een "2" staan en "32128". De vermogensrendementsheffing gaat uit van een fictief rendement. Het verzoek aan de regering is om vanaf 2011 bij de vermogensrendementsheffing uit te gaan van het gemiddelde rendement van de afgelopen 10 jaar. Ik ben er al uitgebreid op ingegaan dat je niet naar een gemiddelde van 10 jaar moet kijken maar naar een veel langere periode. Naar het oordeel van het kabinet is 4% dan een redelijk rendement. De heer Bashir wil dat iets verhogen en anderen willen het verlagen. Dat geeft het evenwicht ook al aan. Ik ontraad de motie dus.

Dan de motie met nummer 3 over de kleinebanenregeling. Het verzoek aan de regering is om geen vervolgstappen te ondernemen in de richting van een vrijwillige werknemersverzekering voor jongeren. Ik heb al aangegeven dat dit geheel los staat van dit voorstel. Het laatste punt is echt iets voor de minister van SZW. Ik heb al aangegeven dat ook met het aannemen van dit voorstel, nog afgezien van het feit dat dit in het nieuwe voorstel helemaal een tijdelijke regeling is geworden, de nu geldende verplichte werknemersverzekeringen blijven gelden. Ik heb wel aangekondigd dat ik een evaluatie zal doen met betrekking tot dit deel van het voorstel, maar ik acht de motie dus overbodig, omdat zij iets vraagt wat eigenlijk niet aan de orde is.

De heer Bashir (SP):

Aanvankelijk stond in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wel een bepaling hierover. Vandaar dat ik een uitdrukkelijke uitspraak van de Kamer vraag over de richting die wij op willen.

Staatssecretaris De Jager:

Het staat de heer Bashir uiteraard vrij om dat te vragen, maar gelet op de toezegging die ik al bij de algemene financiële beschouwingen klip-en-klaar heb gegeven en die ik in het wetgevingsoverleg heb herhaald, acht ik dit niet nodig. Dit neemt ook al een voorschotje op het aangekondigde onderzoek. Op zich heb ik niets tegen een onderzoek. Ik doe ook een onderzoek naar de voorstellen van de heer Tang om te zien wat effectief is. Ik vind het wat ver gaan om het kabinet een onderzoek te ontzeggen. Gelet op de interventie van de heer Bashir ontraad ik de motie zelfs. Dat gaat nog een stapje verder.

De heer Bashir vraagt ook naar een splitsing van het tarief voor de eerste schijf. Ook die motie ontraad ik. Ik heb al aangegeven dat huishoudens met een laag energieverbruik – daarbij gaat het met name om elektriciteit – al weinig of geen energiebelasting betalen door de belastingvermindering in de energiebelasting. Die bedraagt € 318,62 per jaar. Daardoor krijgen met name huishoudens met een hoger verbruik te maken met een flinke energiebelasting. Dat geldt niet voor huishoudens met een wat lager verbruik. Dit zit dus al in het huidige systeem. Ik ontraad dus deze motie. Dit was motie nummer 4.

De voorzitter:

Ja, die motie had het tijdelijke nummer 4. Het definitieve stuk nr. is 36.

Staatssecretaris De Jager:

Dan motie nummer 5 van de heer Van Dijck over de koopkracht van burgers en het deblokkeren. Die motie ontraad ik. Ik heb gisteren schriftelijk al uitgebreid uitgelegd waarom ik dit niet opportuun acht en waarom er ook nadelen aan zitten om dit op dit moment te doen.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 38.

Staatssecretaris De Jager:

Ik kom nu bij de motie die bij mij nummer 6 heeft en die over de overdrachtsbelasting gaat. Er is geen sprake van dekking. De heer Van Dijck verwijst naar de tegenbegroting van de PVV. De overdrachtsbelasting en het hele woondossier lopen al mee in de voorstudie voor het belastingstelsel. Daarin wordt daarnaar gekeken, maar daarbij wordt naar het totale complex van belastingen inzake wonen gekeken. Ik ontraad dus deze motie.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 37.

Staatssecretaris De Jager:

De motie die bij mij nummer 7 heeft, is van de heer Van Dijck en verzoekt de regering om de tweede schijf van de loon- en inkomstenbelasting met 3% te verlagen. Dat is een ongedekte motie. Om die reden ontraad ik deze motie. Op zich vind ik het prima als de participatie wordt bevorderd, maar deze motie is niet gedekt.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 39.

Staatssecretaris De Jager:

De motie die bij mij nummer 8 heeft, is van de heren Tang en Remkes, mevrouw Koşer Kaya en mevrouw Sap en verzoekt om een onderzoek naar een leefvormneutraal beleid. Ik heb naar aanleiding van een eerder AO al toegezegd dat ik over dit onderwerp een brief zal sturen. Ik acht deze motie dus overbodig.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 40.

Staatssecretaris De Jager:

Motie nummer 9 van de heren Omtzigt, Tang en Cramer gaat over het huwelijk en een trouwtaks. Ik ben helemaal niet tegen een onderzoek. Ik heb al een toezegging gedaan over een onderzoek naar leefvormneutraal beleid. Dat kan dus bij elkaar in een onderzoek naar verschillende leefvormen. Ik wil de Kamer in de loop van volgend jaar best een brief sturen over alle voors en tegens van verschillende soorten leefvormen. Ik heb echter al eerder aangegeven dat je dit niet allemaal met een schaartje kunt knippen. Er zijn voordelen en er zijn nadelen van sommige situaties. Ik kan niet toezeggen dat ik met voorstellen zal komen om al deze knelpunten weg te nemen, aangezien wij de knelpunten nog niet eens hebben geïnventariseerd. Ik ben het er ook niet mee eens dat er een trouwtaks is of een scheidingsbonus. Om die redenen ontraad ik de motie, maar ik wil wel toezeggen om onderzoek te doen naar verschillende regelingen, de samenloop daarvan, in hoeverre er mogelijke knelpunten zijn en of ik daar een mogelijke tegemoetkoming in kan doen. Als die tegemoetkoming niet mogelijk is, zal ik de Kamer een brief sturen waarin ik zal aangeven waarom dat zo is.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 41.

Staatssecretaris De Jager:

Motie nummer 10 verzoekt om de SBBI's te ondersteunen, geen onnodige dingen van hen te vragen en overleg te voeren met de instellingen. Ik ben bereid om die motie te omarmen. Voor een deel is dit de competentie van de minister van Justitie en verwijs ik dit naar hem, maar alles wat op mijn vlak ligt, omarm ik.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 42.

Staatssecretaris De Jager:

De motie die bij nummer 11 heeft, is van de heren Omtzigt en Tang en gaat over het aangifteverzuim en de boete. Ik heb al aangegeven dat ik bereid ben om de Kamer te informeren over mijn voornemens en om tegemoet te komen aan de gevoelens van deze Kamer. Ik ben er nog niet zeker van of de uitkomst exact zo digitaal is als hier staat, namelijk "om de standaardboete niet hoger vast te stellen dan € 227". Het is namelijk ook mogelijk om de standaardboete wel hoger vast te stellen, maar daarna omlaag te gaan, te matigen of op nul te zetten indien bij het bezwaar blijkt dat daar goede redenen voor zijn voor de inspecteur. Ik wil mijzelf dus nog even de tijd gunnen om mij hierop te beraden en om met een boetebeleid te komen dat voldoet aan de uitgangspunten voor zover ik die heb kunnen horen van de heren Omtzigt en Tang.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 43.

Staatssecretaris De Jager:

Ik hoop dat die toezegging voldoende is om de motie in te trekken. Dat hoopte ik eigenlijk ook al bij de vorige motie, maar de heer Omtzigt blijft steeds zitten. Zeker bij "omarmen" en al dat soort dingen hoop ik dat zo'n toezegging voldoende is.

De voorzitter:

Volgens mij leidt dit tot een trouwtaks.

Staatssecretaris De Jager:

Ik lees de motie zoals ik zojuist heb aangegeven. Dan kan ik het oordeel overlaten aan de Kamer, maar ik lees de motie dus wel zoals ik zojuist heb aangegeven.

Motie nummer 12 gaat over de fietsregeling in de nieuwe werkkostenregeling en verzoekt om in de nieuwe werkkostenregeling via een renteloze lening de fiets en ook de elektrische fiets of de elektrische scooter te bevorderen. Dat vind ik heel positief. De dekking komt uit de afvalstoffen. Je zou dit een soort dubbele vergroening kunnen noemen. Ik ben bereid om dit mee te nemen in lagere regelgeving. Als het amendement over afvalstoffen wordt aangenomen, zal ik dit conform de wens van de Kamer regelen.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 45.

Staatssecretaris De Jager:

De motie met nummer 13 is van de heren Tang, Cramer en Omtzigt en verzoekt de regering om de EIA tot na 2010 voort te zetten voor zover er dekking overblijft uit het afval en als blijkt dat de EIA een succes is. Indien aan die voorwaarden is voldaan, ben ik bereid om dit te doen en omarm ik de motie.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 44.

Staatssecretaris De Jager:

Ik kom bij de motie met nummer 14. Waar is de tijd dat je vier moties had?

De voorzitter:

Bedoelt u per persoon?

Staatssecretaris De Jager:

Nee, in totaal!

De motie met nummer 14 van mevrouw Sap gaat over het overaanbod van afvalverbrandingscapaciteit. Die motie dient gericht te worden tot het ministerie van Economische Zaken, het ministerie van VROM of beide ministeries. Daarom moet ik de motie nu hier ontraden, want ik ga mijn collega's niet in problemen brengen doordat zij hier later op terug moeten komen. Ik kan deze motie veiligheidshalve dus maar alvast ontraden. Als zij hier anders over denken, kan dat alleen maar voordelig uitpakken, maar ik verzoek mevrouw Sap om de motie in die gremia in te dienen.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 46.

Staatssecretaris De Jager:

Dan de motie met nummer 15 van mevrouw Sap over verdere vergroening van het fiscale stelsel. Ik wil het volgende doen; dat lijkt mij beter dan weer een vergroeningsbrief sturen. Ik kan het hele thema van vergroening heel expliciet meegeven aan de voorstudie door de commissie inzake belastingherziening. Dat lijkt mij, gelet op de situatie van volgend jaar en op de mogelijkheden, zinvoller dan weer een vergroeningsbrief sturen. Er is nog een andere motie over de energiebelasting. Dat is een specifieker verhaal en ligt daarom anders. Dat wacht ik gewoon helemaal af, maar het punt van de vergroeningsbrieven kunnen we beter meegeven aan die commissie.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Die commissie buigt zich al over vergroening. Dat staat al in de taakopdracht. Dit heeft dus geen meerwaarde. Ik zou wel graag willen dat de staatssecretaris, zoals de afgelopen jaren gebruikelijk was, voor het zomerreces een brief met voorstellen voor het komende belastingplan aan de Kamer voorlegt. Dan kan er voor het zomerreces alvast over gedebatteerd worden. De uitwerking zien we dan terug in het belastingplan. Zeker omdat de vergroening niet zo snel gaat, lijkt het mij absoluut geen overbodige luxe dat de staatssecretaris ook volgend jaar die procedure doorloopt, zodat we volgend jaar bij de behandeling van het belastingplan ook weer echt iets in handen hebben.

Staatssecretaris De Jager:

Het een sluit het ander niet uit. Er is nog een andere motie over vergroening. Er zijn ook plannen van het kabinet die tegen die tijd waarschijnlijk hun weg zullen vinden in het belastingplan. Net zoals bij heel veel andere onderwerpen hebben we echter niet altijd een aparte brief. Als er genoeg reden is, doen we dat wel, maar die reden zie ik nu even niet. Dit komt bovendien ongeveer op het moment waarop die voorstudiecommissie gaat rapporteren over haar bevindingen. Dan lijkt het mij gewoon zinvoller om dit daaraan mee te geven en om naar aanleiding daarvan een debat met de Kamer aan te gaan.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zijn aan het einde van dit debat gekomen. We krijgen in ieder geval nog een schriftelijke reactie van de staatssecretaris op één amendement. Als er voor de stemming van morgen nog amendementen worden ingediend, hopen we ook daarop nog bijtijds een reactie van de staatssecretaris te krijgen. Zoals nu voorzien is, zijn de stemmingen ergens morgenmiddag.

Sluiting 01.41 uur

Naar boven