Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2009 (31700 XIV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2009 (31700 F).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De wereld is wakker geschud door de voedselcrisis, klimaatcrisis, biodiversiteitscrisis, watercrisis en kredietcrisis. Dat wil zeggen: de wereld had wakker geschud kunnen zijn. Het is echter bekend dat niets zo moeilijk is als iemand wakker schudden die doet alsof hij slaapt. Het kabinet maakt met name op het dossier van LNV sterk de indruk niet van zins te zijn wakker geschud te worden. De minister verkeert nog duidelijk in de ontkenningsfase als het gaat om de zeer negatieve impact van de veehouderij op tal van crises die de wereld raken.

Al deze crises zijn veroorzaakt door de hebzucht van de westerse mens. In een drang naar meer hebben wij verzaakt, de zorg voor onze natuurlijke leefomgeving, de medemens en de dieren op ons te nemen. De mens is de enige soort die doelbewust zijn eigen leefomgeving vernietigt. Wij putten de natuurlijke rijkdom liever op een korte termijn uit, dan dat wij op dit onvervangbare kapitaal sparen voor anderen en voor de toekomstige generaties. Wij maken kleingeld van het meest waardevolle dat wij hebben. De grote gevolgen van de crisis worden steeds zichtbaarder. De Verenigde Naties waarschuwen dat volgend jaar meer dan een miljard mensen elke avond met honger naar bed gaan. En dat terwijl in het Westen meer dan een miljard mensen lijden aan ernstig overgewicht.

De millenniumdoelen zijn verder weg dan ooit. De vernietiging van biodiversiteit en het uitsterven van dieren en planten gaat in een razend tempo door. Ruim 25% van alle zoogdiersoorten wordt met uitsterven bedreigt. Nederland heeft de twijfelachtige eer, in Europa het centrum te zijn van de handel in bedreigde diersoorten. Door de voortdurende kap van het tropisch regenwoud zal het aantal bedreigde diersoorten alleen nog maar verder stijgen. Het Wereld Natuur Fonds becijferde onlangs dat wij twee aardbollen nodig hebben als elke wereldburger zou consumeren wat wij, Nederlanders, consumeren. Wij nemen daarmee, letterlijk, een hypotheek op de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.

Terwijl de wereld in brand staat, lijkt de grootste zorg van dit kabinet de kredietcrisis te zijn. De oplossing die dit kabinet aandraagt voor de kredietcrisis bestaat vooral uit een oproep om meer te consumeren. Bewindslieden verdringen zich voor de camera om zich te profileren als redder van ons spaargeld. Voor het opruimen van de scherven van de graaicultuur en de financiële sector is plotseling ruim 20 mld. beschikbaar. Het blijft echter oorverdovend stil onder de bewindslieden als wij praten over de aanpak van die andere crises in de wereld. Maatregelen voor een beter klimaat, een schoner milieu, een robuuste natuur moeten namelijk strijden voor elke euro belastinggeld. De eerstverantwoordelijke minister gaat onderwijl als een marskramer de wereld rond om anderen te verleiden – om met haar woorden te spreken – om minstens net zo veel te consumeren als wij.

De Partij voor de Dieren is nog een kleine partij. Wij komen natuurlijk nog maar net kijken. Wij kunnen onze vinger opsteken of onze vinger op de zere plek leggen. Maar het is zoals collega Waalkens al eens opmerkte: de Partij voor de Dieren bepaalt inmiddels de agenda als het gaat om dierenwelzijn, maar het zijn de coalitiepartijen die de uitkomst van het debat bepalen. Daar heeft hij gelijk in. Dat legt een zware verantwoordelijkheid bij die coalitiepartijen en bij de andere partijen die hun kiezers beloven op te komen voor de rechten en het welzijn van dieren. Ik kom daar nog op terug. Telkens wanneer de vinger op deze zere plek wordt gelegd in het beleid van deze minister, is haar voornaamste reactie: negeren, frustreren, vertragen en blokkeren. En het gaat niet alleen om de zere plekken in het beleid van deze minister. Zij frustreert ook het duurzaamheidsbeleid van het hele kabinet. Wanneer collega-ministers van VROM en voor Ontwikkelingssamenwerking pleiten voor een vermindering van de vleesconsumptie, zorgt de landbouwminister ervoor dat voor elke kilo vlees die in Nederland minder geconsumeerd wordt, minstens drie kilo meer vlees geconsumeerd wordt in China.

De heer Graus (PVV):

Het is fijn om te horen dat de PvdD de agenda bepaalt. Het gaat altijd over bio-industrie, maar dat hebben de consumenten in de hand, wij niet. Nu de PvdD toch de agenda bepaalt: waarom steunt de PvdD de PVV niet in het gevecht tegen rituele afslachting van dieren? Waarom zegt zij dat het wel mag als het verdoofd gebeurt? Waarom steunt zij ons niet in het levenslange houdverbod? Waarom steunt zij ons niet met minimale straffen voor dierenbeulen? Waarom steunt de PvdD ons niet als zij zo graag de agenda wil bepalen? In deze diervriendelijke dingen laat zij ons vallen als een baksteen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben blij dat de heer Graus mij de mogelijkheid geeft om aan te geven wat onze agenda is voor de onderwerpen die hij heeft aangestipt. Wij hebben een initiatiefwetsvoorstel ontworpen waarmee wij een einde willen maken aan het onverdoofd ritueel slachten van dieren. Wij vinden namelijk dat het dierenleed daarbij ontoelaatbaar groot is. Wij vinden de vrijheid van godsdienst in ons land een groot goed, maar dit houdt op waar dierenleed begint. Rituelen, zoals het uitspreken van een gebed voordat het dier wordt geslacht, doen op zich geen afbreuk aan het welzijn van dieren. De heer Graus wil ook die rituelen verbieden. Voor ons staat daarin de vrijheid van godsdienst voorop. Wij vinden wel dat mensen dat soort vlees, halal of koosjer, niet ongevraagd op hun bord moeten krijgen. Wij zijn dus voor een strenge en controleerbare certificering en etikettering van het ritueel geslachte vlees.

De heer Graus (PVV):

Daar gaat het niet om. Ik heb zelf ook rituelen. Ik maak iedere avond een kruisje op het hoofd van mijn hond en ik maak zelf ook een kruisje. Dat zijn mijn rituelen. Ik heb niets tegen rituelen. Het gaat erom dat van ritueel slachten miljoenen dieren per jaar de dupe zijn. Onze dieren worden afgeslacht en liggen te stikken in hun eigen bloed. Mevrouw Thieme weet toch ook hoe dat verdoven gaat? Dat gaat ook niet zonder slag of stoot. Waarom is zij niet gewoon tegen rituele afslachting van dieren?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij zijn tegen onverdoofd ritueel slachten; dat is heel duidelijk. Wij vinden dat elke inbreuk op het dierenwelzijn in het slachtingsproces onmiddellijk ongedaan gemaakt moet worden. Dat begint met het verdoven van dieren als je die zou willen slachten. Daarnaast vinden wij het belangrijk dat mensen zich steeds meer moeten realiseren of het wel de moeite waard is om zoveel dieren te slachten voor de lekkere trek van vijf minuten. Daar hoor ik de heer Graus weinig over, terwijl hij zelf ook vegetariër is. Ik hoor hem zelden zeggen dat het raar is dat wij jaarlijks 500 miljoen dieren over de kling jagen, alleen omdat wij elke dag zo graag een stukje vlees willen hebben tegen zo laag mogelijke kosten. Dat is de bio-industrie die ik graag met de heer Graus zou willen bestrijden.

De heer Graus (PVV):

Ik ben inderdaad vegetariër, maar ik kan niet voor anderen beslissen. Ik ben ook pas sinds vijf of zes jaar vegetariër. Tot die tijd heb ik gewoon vlees gegeten. Ik kan niet voor anderen beslissen of zij vlees mogen eten. Bij het ritueel slachten gaat het om de manier van slachten. Het gaat niet om het ritueel, maar om de manier. In onze slachterijen gaat dat anders en minder dieronvriendelijk dan bij rituele slachting. Ik heb ook nog geen antwoord gehad op mijn vragen over de minimumstraffen en het levenslang houdverbod. Waarom steunt de PvdD ons niet om een dierenmishandelaar een levenslang verbod op het houden van dieren te geven of om hem gewoon twaalf maanden de bak in te laten draaien?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik denk dat wij geen meningsverschil hebben over het verbieden van het onverdoofd ritueel slachten. Wij zijn principieel tegen minimumstraffen. Het dient geen doel en zorgt er absoluut niet voor dat delicten verminderd worden. Dat blijkt uit onderzoek en vergelijkend onderzoek in andere landen. Wij vinden dat niet passen in ons rechtsstatelijk systeem. Die juridische discussie wil ik graag met de heer Graus voeren, maar het lijkt mij te ver gaan om dat tijdens de behandeling van de landbouwbegroting te doen. De heer Graus vindt in mij een medestander voor het levenslang houdverbod. Wij willen dat er zo snel mogelijk een levenslang houdverbod komt voor mensen die keer op keer dieren mishandelen.

De heer Graus (PVV):

Ik heb nog steeds geen antwoord gehad. De PVV is tegen ritueel slachten. Mevrouw Thieme zegt dat wij geen meningsverschil hebben, maar wij hebben juist een duidelijk meningsverschil. De PvdD is voor rituele afslachting, weliswaar bedwelmd, maar de PVV is tegen rituele afslachting. Wij zijn hier dus de partij voor de dieren.

De voorzitter:

Nu is het helder. Mevrouw Thieme heeft het woord en ik stel voor dat zij haar betoog vervolgt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik was gebleven bij mijn punt dat de minister het kabinet frustreert als het gaat om het duurzaamheidsbeleid. Elke voorzichtige stap die het kabinet zet in de richting van mededogen en duurzaamheid, wordt door deze minister afgestraft met drie stappen de verkeerde kant uit ter kennelijke compensatie. Ik zal dit nader toelichten.

Wie geen zin heeft om de wensen van de Kamer te respecteren, kan zich maar beter niet aanmelden voor een ministerspost. Minister Verburg lijkt echter volledig andere opvattingen te hebben over de verhouding tussen Kamer en kabinet. De minister negeert keer op keer de wens van de Kamer om duurzaamheid en dierenwelzijn een prominentere plek te geven in het beleid. Zij legt moties stelselmatig naast zich neer. Ik heb hier eens een overzicht van gemaakt, overigens niet uitputtend, want daarvoor zou mijn spreektijd ontoereikend zijn, hoewel ik daar niet op bezuinigd heb.

Toen de Kamer zich bijvoorbeeld uitsprak tegen de drukjacht, gaf de minister toestemming voor het afschieten van ruim 5000 wilde zwijnen, terwijl uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat afschieten alleen maar zorgt voor meer zwijnen en een onnatuurlijke populatiedynamiek. En toen zij tegen de wens van de Kamer in de drukjacht toestond, werd zij tot twee keer toe door de rechter teruggefloten.

Toen de Kamer een eind wenste te maken aan de kooihuisvesting voor kippen, kwam de minister met een kooi met een behangetje. Zij noemt dat "koloniehuisvesting", maar eigenlijk bedoelt zij dat zij kippen weer jarenlang heeft veroordeeld tot strafkolonies.

Toen de Kamer besloot om geen import van soja meer toe te willen staan die gepaard gaat met natuurvernietiging en slavernij, toonde de minister zich Oost-Indisch doof. Wanhopige boeren worden van hun land verdreven. Miljoenen hectares regenwoud zijn inmiddels gekapt door multinationals die veevoer verbouwen voor onze westerse veestapel. De minister vindt echter dat het bedrijfsleven dat maar samen met maatschappelijke organisaties moet oplossen, terwijl toch iedereen weet dat, zeker met de aanhoudende kredietcrisis, de markt geen ethiek kent. Er ligt voldoende gecertificeerde soja op de plank om aan de Nederlandse vraag te voldoen en er is een aangenomen motie die daarom vraagt. Zo moeilijk hoeft dat toch niet te zijn?

De minister maakt er niet alleen een gewoonte van om aangenomen moties naast zich neer te leggen, zij stelt ook regelmatig dat zij ze niet kan uitvoeren, zonder dat zij zich de moeite getroost om zich daar ook maar enigszins voor in te spannen. Denken in onmogelijkheden heet dat.

Zo komt er tegen de wens van de Kamer in geen verplicht cameratoezicht op veemarkten en wordt het couperen van paardenstaarten niet aangepakt. En de minister vond het, ondanks uitdrukkelijk verzoek van de Kamer, niet nodig om de juridische mogelijkheden te onderzoeken om een einde te maken aan de import van foie gras, waarvoor ganzen het gruwelijke dwangvoederen ondergaan.

De motie om een pas op de plaats te maken met de toelating van genetisch gemanipuleerde gewassen werd niet eens echt in overweging genomen. De minister vaart ook daarin nietsontziend haar eigen koers, ondanks dat de Kamer haar gewaarschuwd heeft voor de klippen die aan de horizon opdoemen. Genetisch gemanipuleerde gewassen zijn niet veilig en horen hier niet thuis. De langetermijnrisico's zijn niet in kaart gebracht en bovendien worden boeren afhankelijk gemaakt van enkele multinationals, zoals Monsanto en Syngenta. De grote vraag is natuurlijk waarom de minister de vleesindustrie wil paaien met het toelaten van deze veevoergewassen. Waarom dient zij wel hun kortetermijnbelangen en niet de belangen van de biologische landbouw, die enorme risico's loopt op besmetting? En waarom presenteert zij zich als slachtoffer van Europa? Zij is toch uiteindelijk een van de grootste aanstichters van het duurzame gmo-beleid van de Europese Unie?

Mijn rijtje met niet uitgevoerde moties is niet limitatief. Een minister mag van mij best een beetje eigenwijs zijn, maar de Kamer dient te worden gerespecteerd. Deze minister doet anders: zij zet gewoon haar oogkleppen wat strakker, doet haar oordoppen in en gaat het parlement en de sector voor op een doodlopende weg. De minister staat in dat opzicht volkomen buiten de werkelijkheid. Ik ben ervan overtuigd dat de dossiers landbouw, natuur en voedselkwaliteit niet onder één ministerie moeten vallen. Te vaak blijkt dat de gevestigde landbouwbelangen prevaleren boven het beschermen van natuurwaarden en een betere voedselkwaliteit. Zo'n ministerie heeft dan ook geen bestaansrecht.

Het is niet alleen de minister die Kamermeerderheden negeert. Zij krijgt ook steeds de kans vanuit de coalitie, die de moties nota bene gesteund heeft, om moties naast zich neer te leggen. Ik doel op de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie. De minister kan met hun steun ook de uitvoering van moties frustreren. Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is voor deze coalitiepartijen kennelijk geen breekpunt. De PvdA en de ChristenUnie lijken het ministerie van LNV te zien als een portefeuille van spek en bonen. Niet iets dus om een coalitie over te laten struikelen. De coalitie wordt overschaduwd door het CDA, die dit ministerie beschouwt als het ministerie van melk en honing, met de nadruk op melk.

Kiezersbedrog weegt kennelijk minder zwaar dan onvoorwaardelijke steun aan het kabinetsbeleid, ook al is dat strijdig met de verkiezingsprogramma's van deze twee coalitiepartijen. Hoe gaat de ChristenUnie aan haar achterban uitleggen dat zij nu ineens instemt met de huisvesting van kippen in kooien? In haar verkiezingsprogramma staat immers dat de overheid huisvesting van pluimvee naar scharrel- en vooral uitloopsystemen dient te stimuleren. Hoe kan de PvdA aan haar kiezers verantwoorden dat, tegen haar verkiezingsbelofte in, dieren in natuurgebieden vogelvrij zijn verklaard en afgeschoten mogen worden voor de lol van plezierjagers? Dat dient geen enkel redelijk doel. Hoe kunnen deze fracties instemmen met het groeiende aantal diertransporten naar de uithoeken van Europa, terwijl zowel PvdA als de ChristenUnie naar hun kiezers de wens hebben geuit die te willen verkorten of alleen als uitzondering te willen toestaan?

Wij hebben hier overduidelijk te maken met georganiseerd kiezersbedrog. Maar niet alleen dat. Ook de CDA-minister heeft verschillende gezichten. Zo huilde zij onlangs krokodillentranen omdat zij niet kan verhinderen dat duizenden levende varkens op transport naar Russische slachthuizen zullen worden gezet om daar direct te worden gedood. Zij vertelde er niet bij dat zij als Kamerlid heeft ingestemd met het amendement van CDA'er Ormel dat strengere nationale eisen aan transportrichtlijnen verbiedt. Ik ben blij dat zij dat achteraf niet gewild blijkt te hebben. Ik kom de minister dan ook graag tegemoet. Ik ben voornemens om een motie in te dienen om deze fout recht te zetten. Ik reken in ieder geval op de steun van de PvdA en de ChristenUnie, gezien hun vorige stemgedrag.

De landbouwportefeuille is voor veel fracties een portefeuille van spek en bonen. Geen van de coalitiepartijen heeft het lef het CDA tegen te spreken als puntje bij paaltje komt. Nog niet, tenminste. Abraham Lincoln wist het al: "You can fool all the people some of the time, and some of the people all the time, but you cannot fool all the people all the time." Een kwestie van tijd dus.

Kijk naar het verbod op de nertsfokkerij. ChristenUnie en CDA zien dat niet binnen tien jaar gerealiseerd. De goudgerande saneringsregeling van 536 mln. is hun te kostbaar. Intussen wordt door diezelfde partijen zonder blikken of blozen de paddosector om zeep geholpen. Een overgangsregeling werd daarbij niet eens besproken. Deze coalitie meet met twee maten. Voor mij is het onbegrijpelijk dat de politiek met dergelijke hypocrisie weg denkt te kunnen blijven komen. Wij leven immers in een land waarin de burgers de bontfokkerij in overgrote meerderheid afwijzen en waarin burgers tolerant willen zijn ten opzichte van een vrije keuze op het gebied van softdrugs.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik vraag mevrouw Thieme om het verschil duidelijk te maken tussen de legitieme business in de nertsensector en de niet-legitieme business in de paddosector.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De paddosector heeft jarenlang kunnen werken in het vertrouwen dat de overheid die niet ineens als crimineel of als illegaal kan betitelen. Dat is zelfs tot aan de Hoge Raad uitgevochten. De paddosector doet geen vlieg kwaad, maar is rücksichtslos buiten werking gesteld. Dat is een politieke keuze. Ik heb daar respect voor als het om de ChristenUnie gaat. Vreemd is dat er voor die sector geen schadevergoedingsregeling komt. Bij de nertsenfokkerijen, waar al jarenlang tegen geprotesteerd wordt en waar al jarenlang maatschappelijk draagvlak bestaat voor afschaffing, wordt moeilijk gedaan over de veel te hoge schadevergoeding. Daar wil men blijkbaar niet aan beginnen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik vind het een merkwaardige vergelijking. Dat is niet erg. Dat ben ik wel gewend van mevrouw Thieme. Dat zij de agrarische sector zonder enige vorm van proces als crimineel betitelt stuit mij echter tegen de borst.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik dien slechts een aanklacht in tegen het dierenleed dat wij met zijn allen veroorzaken.

De minister legt moties naast zich neer en gaat ogenschijnlijk onverstoorbaar haar gang met het negeren van de wensen van de Kamer. De coalitiefracties van PvdA en ChristenUnie gedragen zich als tandeloze tijgers, die verzaken om de minister ter verantwoording te roepen. Ondertussen voert de minister ook binnen haar eigen departement een tegenstrijdig beleid. Zo worden natuurwaarden zonder pardon geofferd aan de landbouwbelangen en worden beschermde wilde dieren, zoals wilde zwijnen, reeën en herten, keer op keer vogelvrij verklaard. Ondertussen worden wel miljoenen euro's belastinggeld weggegooid aan pseudomaatregelen voor de bescherming van leefgebieden. De minister stelt jaarlijks miljoenen euro's beschikbaar voor het instellen van foerageergebieden om ganzen weg te houden van landbouwgronden. Op zich is dat een goede zaak, maar plezierjacht op hazen, konijnen, fazanten, eenden en duiven is in deze gebieden gewoon toegestaan. Dus juist in gebieden waar ganzen worden geacht te grazen, te rusten, te leven, hebben ze grote kans om door het geknal van jachtgeweren opgejaagd te worden. Geen wonder dat ze zich buiten die gebieden begeven! Hoe kan deze tegenstrijdigheid in het eigen beleid worden uitgelegd aan de belastingbetaler?

Een ander voorbeeld van zwalkend beleid is dat rondom natuur- en milieueducatie voor kinderen. De minister neemt de moeite om kinderboerderijen een educatieve functie toe te dichten omdat zij het belangrijk vindt te laten zien hoe op respectvolle wijze met dieren moet worden omgegaan. Ik juich dat toe, want hoe eerder je daarmee begint, hoe beter, maar wat ik niet begrijp is dat bijvoorbeeld konijnen maar ook andere dieren op menig kinderboerderij worden gehuisvest in hokken die voor hen totaal niet geschikt zijn. Wat leer je de kinderen dan? Waarom stelt de minister geen voorwaarden aan de verzorging van dieren en hun huisvesting op deze kinderboerderijen? Het is op zijn minst merkwaardig te noemen dat zij miljoenen euro's subsidie geeft aan het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren, bedoeld om mensen ervan bewust te maken hoe dieren moeten worden gehouden, maar vervolgens verzaakt om deze informatie zelf te vertalen naar de praktijk op kinderboerderijen. Bovendien is de minister wel druk doende met het voorlichten van mensen over het houden van dieren, maar bekommert zij zich niet over de afgedankte dieren. Daardoor zijn honderden opvangcentra in ons land overgeleverd aan de goedheid van particulieren die zich opwerpen om dit probleem wel aan te pakken. Dat is het afschuiven van verantwoordelijkheden. Mensen en dieren worden in de kou gezet als geïnvesteerd moet worden in de renovatie, als er een ziekte uitbreekt of als gemeentebeleid belemmert om de zorgplicht die wij voor dieren hebben goed uit te oefenen. Wij hebben het er al over gehad: het dierentehuis in Aarle-Rixtel dat volgende week al gesloten kan worden. Ik roep de minister op om actief mee te zoeken naar een oplossing voor de zieke en oude dieren die rondom de kerst op straat dreigen te worden gezet of zelfs het nieuwe jaar niet zullen halen bij gebrek aan landelijk beleid.

Voorzitter. De inconsistentie in het beleid van de minister is ook zichtbaar in haar lobby in Brussel. Zo heeft zij op eigen houtje tegen het advies van het Planbureau voor de Leefomgeving, de Algemene Rekenkamer en het Centrum voor Landbouw en Milieu, stug door gelobbyd voor de maximale uitbreiding van het melkquotum. Nu mag Nederland dus meer melk produceren met alle negatieve effecten voor de broeikasgasuitstoot, ammoniakuitstoot en dierenwelzijn van dien. Maar vervolgens wordt er per 1 januari ook een ruimhartige opslagsubsidie verstrekt omdat er te veel boter is geproduceerd! Deze minister heeft dus letterlijk boter op haar hoofd!

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Mevrouw Thieme heeft de minister eerder in haar betoog verweten dat zij onvoldoende zou luisteren naar de Kamer, waarmee ik het overigens niet eens ben. Vervolgens zegt zij net dat de minister iets doet wat haar niet welgevallig is, maar het is wel wat de overgrote meerderheid van de Kamer wilde, namelijk pleiten voor verruiming van het melkquotum. Wat moet ik nu met deze dubbele moraal die mevrouw Thieme hier uitstraalt?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat de minister moties die passen in haar eigen dieronvriendelijke beleid wel wil uitvoeren, verbaast mij helemaal niets, maar als er moties worden ingediend die tegen haar eigen beleid ingaan, die dus diervriendelijker en milieuvriendelijker zijn, schuift zij gewoon terzijde. Daarnaast heb ik in mijn verhaal aangetoond dat de minister ook nog eens tegenstrijdig beleid voert, dus verhogen van het melkquotum en als er te veel boter wordt geproduceerd per 1 januari extra subsidie geven om het te kunnen opslaan. Dat is toch onverantwoord beleid dat niet is uit te leggen aan de belastingbetaler?

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Mevrouw Thieme antwoordt niet op mijn vraag. Ik ben het niet eens met haar stelling dat de minister niet doet wat de Kamer vraagt, dus daarover verschillen wij van mening. Ik zeg u dat de minister als het gaat om verruiming van de melkquotering precies heeft gedaan wat de Kamer heeft gevraagd. Sterker nog, de Kamer had zelfs nog iets extra's gevraagd, wat in Brussel niet is gelukt. Dan moet u hier geen krokodillentranen gaan huilen. Dat is dubbel.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik weet ook wel dat de minister heel goed luistert naar de fractie van het CDA. Een feit blijft dat met name de oppositiepartijen er heel veel klachten over hebben geuit dat diervriendelijke moties die ingaan tegen de eigen lijn van de minister niet worden uitgevoerd. De heer Graus, mevrouw Van Gent en mevrouw Van Velzen kunnen dat beamen. Mijn aanklacht is dat de minister moties die worden ondersteund door coalitiepartijen, PvdA en ChristenUnie, gewoon maar naast zich neerlegt omdat het geen breekpunt is voor dit kabinet.

De heer Atsma (CDA):

Ik stel vast dat u niet ingaat op mijn opmerking. Wat ik heb gezegd over verruiming van de melkquotering betrof niet alleen de coalitie, maar ook de oppositiepartijen VVD en SGP. Dat had u kunnen weten als u de debatten had gevolgd.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ja, dat zijn de traditionele partijen die sowieso...

De heer Atsma (CDA):

Het gaat om de parlementaire meerderheid. Als u een meerderheid van meer dan 100 Kamerleden geen meerderheid noemt, heb ik het democratisch gehalte van de Partij voor de Dieren niet erg hoog zitten. U shopt buitengewoon selectief.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik geloof niet dat dat is wat ik doe. Ik zeg dat alle moties dienen te worden uitgevoerd. Ik wijs wel op tegenstrijdig beleid. Ik zeg dat de minister moties die haar niet welgevallig zijn gewoon naast zich neerlegt. Dat is mijn aanklacht.

Een grote hoeveel genetisch gemanipuleerde producten is nu al in de supermarkt te vinden, alleen weten consumenten dat nog niet. De minister laat in elk interview weten dat zij burgers vooral wil aanspreken in hun rol als consument en dat consumenten goede en eerlijke informatie moeten ontvangen hoe producten tot stand zijn gekomen. Maar dan moet de minister zelf ook eerlijk zijn. Als het gaat om gentechproducten baseert zij haar standpunt opeens op een dubieus rapport dat concludeert dat het geen probleem hoeft te zijn dat gentechproducten niet te herkennen zijn en dat mensen deze producten niet opzettelijk vermijden. Een schande om burgers gentech letterlijk door de strot te duwen op deze manier, zonder dat zij zich daarvan bewust zijn, onder het mom dat de burgers dat wel graag zouden willen.

Is de minister soms bang dat zij, als burgers eindelijk meer zicht krijgen in de misstanden, de risico's en de effecten van hun koopgedrag, haar plannen om gentechgewassen in te voeren, megastallen te bouwen en fout vlees te promoten niet langer ongemoeid zal kunnen uitvoeren? Hoe gaat de minister eigenlijk om met het informeren van de consument in de aanstaande nota Voedsel en consument? Kunnen wij weer dezelfde communicatieve hoogstandjes verwachten als de nietszeggende slogan "een kip kan niet kiezen, jij wel"? Of wordt het nu een echt eerlijke informatiecampagne? "De snavel van deze kip is gekapt, haar broertje is vergast en zij woont in een kooi waar een A4'tje niet in past".

Ik heb al gesproken over de crises die deze wereld teisteren. De voedselcrisis, de klimaatcrisis, de biodiversiteitscrisis en de watercrisis vragen om een aanpak die departementen overstijgt. In de kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling zie ik deze ambitie terug in een mooie visie, maar als het gaat om de concrete uitvoeringsplannen zie ik een heel andere tendens. De uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt als een hete aardappel van minister naar minister doorgeschoven. Niemand lijkt zijn vingers te willen branden aan de dringende noodzaak tot een breuk met ons huidige hebzuchtbevorderingsbeleid. Klimaat, milieu, natuur en dierenwelzijn zijn de sluitposten van de begroting van 2009.

"Respect voor het leven van mens, dier en natuur is het leidende beginsel van dit kabinet", zo staat geschreven in het beleidsprogramma, maar hoe lang kan de regering deze windowdressing blijven goedpraten, terwijl de natuur in erbarmelijke omstandigheden verkeert? Terwijl natuurdoelstellingen keer op keer niet worden gehaald en 500 miljoen dieren sterven na een kort en ellendig leven? Waaruit blijkt respect voor het leven? Gelukkig zie ik dat de wereld buiten de Haagse school wat voortvarender aan de slag gaat met de uitdagingen waar wij nu voor staan. Steeds meer wetenschappers en praktijkdeskundigen geven aan dat wij ons huidige consumptiepatroon zullen moeten aanpassen om de crisis het hoofd te bieden.

Vorig jaar hield ik in dit huis al een pleidooi over het zware beslag dat de westerse consumptie van dierlijke eiwitten legt op onze natuurlijke hulpbronnen en voedselvoorraad, en daarbij ook een groot veroorzaker is van de uitstoot van broeikasgassen. Maar liefst 80% van het landbouwareaal wordt ingezet voor de veehouderij en 40% van onze wereldgraanoogst wordt eerst aan dieren gevoerd voordat een klein deel van deze nuttige eiwitten op het bord belandt in de vorm van vlees, zuivel of eieren. Voor soja is dat zelfs 70% van de wereldoogst.

De wereldproblemen liggen dus vooral op ons bord. Mijn pleidooi dat minder kaas en vlees eten loont, wordt inmiddels bevestigd door een groeiend aantal onderzoekers en wetenschappelijke instituten.

De heer Waalkens (PvdA):

Op zich ben ik het eens met mevrouw Thieme dat het consumeren van vlees een enorm beslag legt op de beschikbare arealen. Is zij het met mij eens dat wij weliswaar een indringende campagne zouden moeten voeren om de consequenties van het consumeren van vlees nadrukkelijk onder de aandacht van de consument te brengen, maar dat dit niet kan leiden tot dwingende voorschriften van de kant van de overheid met betrekking tot wat er op je bord komt?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Absoluut. De heer Waalkens heeft het bij het juiste eind. Wij willen niet dwingen. Wij willen dat mensen eerlijke informatie krijgen, opdat zij bijvoorbeeld zien dat alle klimaatdoelstellingen van dit kabinet voor particuliere huishoudens in één klap gerealiseerd zijn als je één dag geen vlees eet. Dat zijn geweldige opstekers voor consumenten die sowieso al het gevoel hebben dat zij eigenlijk weinig meer kunnen doen dan hun auto een dagje laten staan of een spaarlamp indraaien. Dit zijn geweldige kansen en die laten wij op dit moment liggen. Wij kunnen het echter niet aan de consument alleen overlaten, temeer daar wij te maken hebben met een veehouderij die 70% exporteert. Als consument kunnen wij weinig invloed uitoefenen op de wijze waarop ons voedsel wordt geproduceerd. Het vergt mijns inziens ook een actief overheidsbeleid om een omslag naar meer plantaardige eiwitten te bewerkstelligen.

De heer Waalkens (PvdA):

Het gaat hierbij om correcte informatie. De informatie mag indringend zijn, maar moet kloppen met de feiten. De waarheid duurt het langst. Een indringende boodschap mag nooit uitmonden in een dwingende eis. Evenmin mag zij gebaseerd zijn op onjuistheden. Ik moet vaststellen dat de indringende boodschap van mevrouw Thieme op een aantal onderdelen feitelijk niet klopt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij baseren ons op gegevens van de Wereldvoedselorganisatie, het Worldwatch Institute, het IPCC, het Milieu- en Natuurplanbureau en het Centrum voor Landbouw en Milieu. Al deze instituten geven aan dat wij minder vlees moeten gaan produceren en dat vlees het milieuonvriendelijkste onderdeel van ons voedselpakket is. De heer Van Geel, voormalig staatssecretaris van Milieu, heeft dat een aantal jaren geleden ook al gezegd. Over de cijfers is wel eens getouwtrek. Om hoeveel megaton CO2 of methaangas gaat het nu precies? Daar zit een soort bandbreedte in. Het zijn echter niet onze berekeningen die wij op de achterkant van een sigarendoosje hebben bedacht. Het zijn berekeningen van onder andere de Universiteit van Amsterdam.

Minder vlees eten en minder kaas eten loont. Ook Nobelprijswinnaar Pachauri van het IPCC heeft dat al aangegeven. Milieuminister Cramer heeft op ons verzoek een onderzoek laten uitvoeren naar de milieueffecten van eiwitconsumptie. Onlangs is dit onderzoek verschenen. Ook deze onderzoekers concluderen dat het vervangen van zuivel, vlees en vleeswaren door plantaardige alternatieven, zoals lupine of andere peulvruchten, grote winst oplevert, niet alleen voor de uitstoot van broeikasgassen maar ook voor het landgebruik en het watergebruik. Inmiddels zijn enkele bewindslieden al enigszins wakker geschud en zetten zij voorzichtige stappen om onze consumptie te verduurzamen.

In de kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling verwierf het verduurzamen van de eiwitproductie zelfs een prominente plek. In de begroting van VROM voor 2009 wordt erkend dat het eten van minder dierlijke eiwitten een belangrijke bijdrage kan leveren aan de vermindering van broeikasgasemissies. De grote spelbreker in het verduurzamen van de eiwitconsumptie en -productie blijft de minister van Landbouw die hardnekkig de feiten blijft ontkennen en verdraaien, zelfs dat kaas milieuonvriendelijker is dan kip. Dat mag zo zijn. Echter, niet wij roepen op tot het eten van kaas, maar de minister. Zelfs het stimuleren van een vleesvrije dag in de week gaat er bij de minister niet in. Ik citeer: "Ik stimuleer graag de consumptie van gezond voedsel, maar ik ben niet de minister van betutteling; eerder van verleiding." Waar het publiek jaren geleden al werd opgeroepen tot milieuvriendelijker gedrag met campagnes als "de auto kan best een dagje zonder u" zou een campagne voor een vleesvrije dag per week opeens betutteling zijn? Binnenkort is er geen gloeilamp meer te koop, omdat dit beter is voor het milieu. Maar als wij consumenten willen vragen een beetje minder te consumeren van het meest vervuilende onderdeel van ons voedselpakket, geeft de minister niet thuis. Het is nog maar de vraag of wij zonder betutteling ooit de vele crises die de wereld teisteren, kunnen oplossen.

Wat voor verleiding bedoelt de minister eigenlijk? Kip, het meest veelzijdige stukje vlees? Welk doel heeft zij hiermee? Laat deze minister nou toevallig of niet degene zijn die als trekker van de verduurzamingsslag is aangewezen. Als een marketingmanager voor de vleesindustrie reist zij de wereld af om producten uit de bio-industrie aan de man te brengen. Zo vloog de minister onlangs naar China, om daar Nederlandse varkensresten die wij zelf niet lusten, aan de man te brengen. Dat varkensvlees uit de bio-industrie medeverantwoordelijk is voor de kap van het tropisch regenwoud, armoede in de ontwikkelingslanden, mestoverschotten en de grootschalige vervuiling van bodem, water en lucht, deert de minister blijkbaar niet.

De reis ging niet alleen naar China. In Zuid-Afrika lobbyden hoge ambtenaren van het ministerie samen met de grootste kalverslachter van Nederland voor de afzet van blank kalfsvlees, afkomstig van kalfjes met bloedarmoede. Dierenleed en klimaatschade zijn zo exportproduct van de Nederlandse bio-industrie. Het is duidelijk dat de economische belangen van de grote vlees- en zuivelproducenten voor deze minister leidend zijn. Zij neemt de vraag uit de samenleving om een duurzame toekomst niet serieus. Door de op milieugebied aantoonbaar minst adequate bewindspersoon aanvoerster te maken van het meest uitdagende dossier, namelijk het redden van de aarde, laat het kabinet zien dat het verduurzaming niet serieus wil nemen.

De minister negeert de wens van de Kamer, doordat zij moties niet uitvoert. Zij voert een inconsistent beleid op haar eigen departement en is spelbreker in het verduurzamingsbeleid van de regering. Maar er zijn meer redenen om de minister nalatigheid te verwijten. Zo hebben wij bijvoorbeeld nog niet gesproken over de wijze waarop zij omgaat met de controlerende functie van de Kamer. Rapporten worden achtergehouden of te laat verstuurd. Het belastende VWA-rapport bleef maar liefst een jaar in de lade liggen. Het rapport van het onderzoek naar de effecten van de melkquotumverruiming werd toevallig pas een week na het laatste debat erover naar de Kamer gestuurd, terwijl het rapport al weken eerder gereed was. Ook worden vragen uit de Kamer steevast niet of nauwelijks beantwoord. Zo zijn de antwoorden bij de feitelijke vragenronde verworden tot een ontduikingsmanoeuvre, waardoor de minister eigen inconsistenties en gebrek aan ambitie niet hoeft prijs te geven. Wij krijgen telefoontjes van LNV-ambtenaren die in hun functioneringsgesprek de opdracht krijgen zo veel mogelijk nietszeggende antwoorden op Kamervragen te formuleren. Dit is sabotage. De minister weet wat de herkomst van dit woord is: klompen in de machine van het democratisch proces. Ik beschouw deze gang van zaken niet alleen als onvoldoende respect voor het werk en de controlerende taak van de Kamer, maar ook als een miskenning van de verantwoordelijkheid van het ministerie voor het waarborgen van dierenwelzijn en het bevorderen van duurzame landbouw. Dit ministerie heeft wat ons betreft geen bestaansrecht in deze tijd. Zij bestrijdt duurzaamheid, in plaats van deze te bevorderen.

De heer Waalkens (PvdA):

Als je iemand iets verwijt, moet je ook even naar jezelf kijken. Mevrouw Thieme zegt dat het kabinet klonten in de democratiemachine gooit. Maar heeft het stellen van zo ontzaglijk veel vragen enige meerwaarde? Kunnen wij dit niet op een andere, effectievere manier doen? Mevrouw Thieme moet haar eigen aandeel in het laten vastlopen van de democratische machine toch ook betrachten? Ik vind het echt te gek voor woorden dat als ergens een schaap op zijn rug ligt, de Partij voor de Dieren daarover vragen stelt, omdat de minister van Justitie daarvoor verantwoordelijk zou zijn.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als de politieke partijen de afgelopen twintig jaar eens wat meer aandacht zouden hebben geschonken aan dierenwelzijn en wat meer kritische vragen zouden hebben gesteld over onverdoofd castreren van varkens, over de verzuring van de grond in Nederland, over de nertsenfokkerij die maar blijft doorgaan. Al die zaken zijn de afgelopen twintig jaar blijven liggen. Er zijn nauwelijks Kamervragen over gesteld. Het is van groot belang dat een inhaalslag wordt gemaakt bij alle zaken die nooit aan de oppervlakte zijn gekomen en dierendossiers die nooit serieus zijn genomen. Ik neem het ook de heer Waalkens kwalijk dat hij er niet veel meer tijd aan heeft gespendeerd om het inconsistente beleid naar voren te halen. Dat bereiken wij namelijk met de Kamervragen. Wij zien dat de minister geen antwoord heeft op het slechte welzijn van konijnen, vissen, kalkoenen en kippen. Zij komt daar in haar beantwoording van de Kamervragen niet mee weg. Ook geeft zij zeer onduidelijke antwoorden. Als de minister goede antwoorden zou geven, konden wij tenminste een debat voeren. Als kleine politieke partij heb je het democratische recht om zoveel Kamervragen te stellen ook nodig. Je kunt namelijk niet altijd een debat entameren, omdat daar de steun van andere Kamerleden voor nodig is. Dierenwelzijn is toch te vaak een bijzaak voor de heer Waalkens.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb geen zin om te gaan jij-bakken, maar voordat u in de Kamer zat, was ik al dierenbeschermer. Ik vind dat een eretitel. Los daarvan: als u enige zelfreflectie op uw functioneren hebt, dan weet u dat het ook gaat om Kamermeerderheden. U isoleert uzelf door het stellen van vragen. Het is uw goed recht. Ik zeg daar niets van. Ik heb er geen opvatting over of u dit wel of niet moet doen. Maar als je iemand anders iets verwijt, moet je ook naar jezelf kijken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zoals ik tijdens uw bijdrage heb gezegd, vind ik het ontluisterend dat de ex-dierenbeschermer-van-het-jaar voor varkensflats en kippenfabrieken is. Ik denk dat wij nog veel werk te verschaffen hebben en dat wij met onze twee zetels nu nog een vinger kunnen opsteken, maar dat wij bij de volgende verkiezingen een vuist moeten maken.

De heer Graus (PVV):

Ik vind het erg dat de huidige dierenbeschermer van het jaar tegen minimumstraffen voor dierenbeulen is en voor rituele slachting.

Mevrouw Thieme (PvdD):

In het regeerakkoord is voor het eerst het woord "dierenwelzijn" opgenomen als doelstelling. Dat gaf onze partij en alle mensen die zich al jarenlang inzetten tegen dierenleed hoop. Hoop dat er eindelijk iets zou veranderen voor de 500 miljoen dieren in de bio-industrie, de miljoenen dieren die jaarlijks worden doodgeschoten door hobbyjagers, de honderd duizenden dieren die voor dierproeven worden gebruikt, de tienduizenden gezelschapsdieren die worden verwaarloosd en de talloze dieren die met uitsterven worden bedreigd. Maar het bleek tot nu toe ijdele hoop, een slager die op zijn ruit schildert: uw dieren zijn bij ons in goede handen.

De vorig jaar gepresenteerde Nota Dierenwelzijn liet zien dat de minister wel de moed had om de schrijnende situatie van deze dieren te erkennen, maar daaraan geen consequenties wil verbinden voor haar beleid. De magere toezeggingen bleven hangen in wollige doelstellingen en eindeloos geloof in het zelfregulerend vermogen van de sector. Zo is tot op de dag van vandaag niet duidelijk wat de doelstelling van 5% integraal duurzame en diervriendelijke stallen daadwerkelijk inhoudt en ook niet op welke wijze dit is te meten. Ook is niet duidelijk hoeveel geld van de 41 mln. die de minister zegt uit te geven aan dierenwelzijn, daadwerkelijk ten goede komt aan dieren. Een subsidie op een handjevol stro in een betonnen varkenshok zie ik niet als een daadwerkelijke welzijnsverbetering. Ik wil meer inzicht en heb daarover een amendement ingediend.

De onwillige houding is ook terug te vinden in de wijze waarop de minister invulling geeft aan de dierenwelzijnsverbetering in de bio-industrie. Zo heeft zij begin dit jaar een schets gegeven van waar het naar toe moet met de veehouderij in 2023. Ondertussen komt er van die mooie toekomstpraatjes weinig tot niets terecht. Het dierenwelzijn in de bio-industrie kan helemaal niet worden verbeterd door het nemen van muizenstapjes. Het systeem is verkeerd en dat moet eerst op zijn kop voordat wij in Nederland kunnen spreken van een respectvolle omgang met dieren in de veehouderij. Wij zullen eerst moeten afbreken en dan moeten opbouwen. De minister beziet dat afbreken en opbouwen echter vooral vanuit het oogpunt van de megalomane plannen van de varkensflat- en de kippentorenondernemers. De LTO gaf vorige week al aan geen extra dierenwelzijnseisen te wensen voor megabedrijven. Met welke schaamlap wil de minister deze schijn nog langer ophouden? Ondertussen trekt zij wel haar handen af van het vestigingsbeleid van deze dierfabrieken en stuurt zij burgers en gemeenten die willen protesteren het bos in. Ik vraag mij werkelijk af hoe zij deze ontwikkeling kan rijmen met haar visie op rentmeesterschap en een duurzame veehouderij.

Ook als het gaat om de pijnlijke ingrepen die dieren moeten ondergaan, zoals castreren, staartknippen, tanden vijlen, snavelkappen, onthoornen en vriesbranden, zal eindelijk eens pijnlijk duidelijk moeten worden dat de minister hier zeer ongevoelig tegenover staat. Verboden worden keer op keer uitgesteld of op de zeer lange baan geschoven. De minister laat haar oren liever hangen naar de eeuwigdurende klaagzang waar de sector om bekend staat. Zo is het verbod op castraties van varkens alweer uitgesteld, terwijl de PvdA nota bene de afschaffing daarvan in haar verkiezingsprogramma heeft opgenomen. Het snavelkappen van kippen mag nog volop doorgaan, allemaal om een sector te pleasen die elk kans aangrijpt om dierenwelzijnsverbeteringen nog verder voor zich uit te schuiven. Het enige verbod dat er volgend jaar komt, is dat op het knippen van varkenstanden, maar het vijlen van varkenstanden mag natuurlijk gewoon doorgaan als het aan de minister ligt.

Zelfs de Algemene Rekenkamer werd dit uitstelgedrag te gortig. In zijn rapport over de duurzaamheid van intensieve veehouderij laat hij geen spaan heel van het dierenwelzijnsbeleid van deze minister. Zo hekelt de Rekenkamer het ontbreken van concrete prestaties en afrekenbare doelen en concludeert hij dat de introductie van wet- en regelgeving voor een beter dierenwelzijn keer op keer is uitgesteld en dat zelfs controles om te zien of veehouders de geldende regels naleven onvoldoende worden uitgevoerd. De minister trekt zich hier niets van aan. Wij wachten nog steeds op de uitvoering van onze motie, waarin wordt gevraagd om prestatie- en effectindicatoren in het dierenwelzijnsbeleid. Het is tekenend dat de pluimveesector vorige week bij het bekend worden van de overgangstermijn voor de invoering van het verbod op de verrijkte kooi als een repeterende grammofoonplaat zijn beklag deed over de korte duur ervan. Ik spreek hier over een overgangstermijn van ruim 13 jaar. Nog 13 jaar worden kippen gehouden op een manier die onze samenleving afwijst. De sector pleit voor een overgangstermijn van 23 jaar. Dit moet toch voor eens en altijd een duidelijk signaal zijn dat van zelfregulering nog niets goeds te verwachten valt.

Deze minister heeft te weinig oog voor maatschappelijke ontwikkelingen. Zo wordt al jarenlang gezocht naar alternatieven voor het jaarlijks vergassen van 30 miljoen kuikens die net uit het ei zijn gekropen.

Terwijl publieke consultatie uitwees dat er een grote voorkeur bestaat voor het herintroduceren van rassen die zowel geschikt zijn voor het leggen van eieren als voor het eten van hun vlees, bleek de minister haar keuze al gemaakt te hebben. Zij koos voor verder onderzoek naar genetische manipulatie van eieren, waarbij de genen van vuurvliegjes worden ingebracht bij mannelijke embryo's. Deze methode is vooral toepasbaar bij de huidige intensieve kippenhouderij, maar heeft geen waarde als wij terug willen naar een meer natuurlijker en diervriendelijk houderijsysteem voor kippen.

Bovendien is dit in strijd met het verkiezingsprogramma van het CDA. De minister voelt zich hieraan niet gebonden, zoals blijkt. Het toont haar ware aard. Zij kiest ook wat de innovatieonderzoeksgelden betreft, vooral de kant van de grote intensieve bedrijven.

Niet alleen de weg naar een natuurlijker en diervriendelijker dierhouderijsysteem ondermijnt deze minister stelselmatig, maar ook de potentie die de akkerbouw heeft om plantaardige eiwitten als erwten, bonen en lupine te telen, negeert en ondermijnt zij zelfs.

Zo stelt zij in een brief dat het te duur is om in Europa plantaardige eiwitten te produceren als alternatief voor soja. Alsof de huidige prijs voor soja een vaststaand feit is waaraan niet te tornen valt en alsof dat het enige is wat er toe doet. De gigantische maatschappelijke kosten van de productie van soja zijn niet in de prijs verdisconteerd, zoals de kap van het tropisch regenwoud, de vervuiling van bodem, water en lucht en de armoede van de plaatselijke bevolking, die is weggejaagd van de eigen grond. Geen wonder dus dat soja zo goedkoop is, nog meer omdat er geen importheffingen op worden betaald.

70% van de dierlijke producten wordt geëxporteerd. 65% van de landbouwgrond in Nederland wordt door de veehouderij gebruikt. Dat is misbruik van kostbare ruimte. Een groot deel van die gronden kan worden gebruikt om ruimschoots te voorzien in de eigen plantaardige eiwitbehoefte. Uit de brief van de minister over alternatieven voor soja maak ik op dat zij hier geen boodschap aan heeft. In het licht van het duurzaamheidsbeleid van dit kabinet vind ik dat onbegrijpelijk.

Ook wat de naleving van de huidige schamele dierenwelzijnsregels betreft, houdt de minister er een vreemde redenering op na. 100% naleving is een illusie, zo stelt zij, want het valt allemaal niet te controleren. Daarom is zij al blij met een percentage van 72. Ik vraag mij af of de minister van Volksgezondheid ook al tevreden is als blijkt dat in meer dan een kwart van de kroegen gewoon door wordt gerookt.

De minister zegt in de aanloop van haar Voedingsnota de consument niet te willen voorschrijven wat hij of zij moet eten. Dat is mooi, want dat wil de PvdD ook niet. Voor ons is de reden dat ieder persoon recht heeft op zelfbeschikking. Voor de minister heeft het vooral een praktische reden. Door de burger uitsluitend aan te spreken als consument, ontslaat zij zichzelf van de verantwoordelijkheid om strenge regels te stellen aan wat er in de schappen ligt. Dat is onverantwoord voor een land dat 70% van zijn dierlijke eiwitten exporteert. De minister houdt zichzelf en de Kamer dus voor het lapje als zij meent dat het aanspreken van de burger als consument de leefomstandigheden van dieren zou kunnen verbeteren.

Ik vind dit een gemiste kans. Burgers geven vaak genoeg aan dat zij als consument niet voor de keuze van goed of kwaad willen staan. Het is juist de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat hetgeen op de markt wordt aangeboden, de kwaliteit heeft die burgers wensen. Het Planbureau voor de Leefomgeving stelde vorig jaar dat 70% van de Nederlanders wil dat de overheid regels stelt aan producten. Het gaat dan niet alleen om voedselveiligheid, maar zeker ook om de wijze waarop het voedsel is geproduceerd en de manier waarop met dieren wordt omgegaan.

Ik spreek de hoop uit dat de minister tijdens de kerstdagen, als zij de laatste hand legt aan de nota, stil zal staan bij al het leed dat in de kerstdis is terug te vinden. Ik hoop dat zij zal inzien dat zij de kans heeft daarin verandering te brengen. Er is een gezegde dat als volgt gaat; wie het hoofd afwendt wanneer onrecht wordt gedaan, maakt zich daarmee schuldig aan dat onrecht. Laat dat de kerstgedachte zijn voor de minister. Laten wij wel wezen: zij maakt het de sector op dit moment mogelijk om dieren te kunnen blijven uitbuiten op een wijze die ten hemel schreiend is en niet te rechtvaardigen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Natuur is geen breekpunt voor de coalitie en dus kan de minister doen wat zij wil. Maar of de minister nu wil of niet, wij hebben ons met zijn allen te houden aan een paar richtlijnen voor de bescherming van de natuur die wij nog hebben. Zo is de Waddenzee een natuurgebied. Het is een uniek ecosysteem met vele dieren- en plantensoorten die vrijwel nergens anders voorkomen. Het is dus geen particulier viswater. Wie jarenlang doet alsof dat wel zo is, verkwanselt niet alleen de unieke natuurwaarde waarop veel mensen zuinig willen zijn, maar schildert ook valse toekomstperspectieven voor de vissers. Deze minister zoekt de grenzen op. Zij balanceert op het randje en stapt er zelfs overheen, overmoedig vanuit de gedachte dat de coalitie haar toch niet zal laten vallen. De Raad van State floot haar terug voor het wanbeleid rond de mosselvisserij in de Waddenzee omdat de minister zich niet aan de regels had gehouden. Voor een vergunning wordt verleend, dient eerst aangetoond te worden dat een activiteit geen schade toebrengt.

Ik geef een ander voorbeeld: de uitbreiding van veehouderijbedrijven in de buurt van natuurgebieden. Al vanaf het begin was duidelijk dat het voorgestelde toetsingskader haaks stond op Europeesrechtelijke verplichtingen. De minister wilde echter liever even kijken of het elastiek van de natuurbeschermingsregels nog wat verder kon worden opgerekt. Ook het CDA is gewaarschuwd. De PvdA, ChristenUnie, VVD, PVV en SGP zijn allemaal gewaarschuwd. Zij dachten echter allemaal dat zij de bestaande natuurregels konden negeren en wederom valse toekomstperspectieven konden schetsen voor agrarische ondernemers. De vlees- en bontindustrie klapte in haar handen bij het vooruitzicht ongebreideld te kunnen uitbreiden, maar kreeg het deksel op de neus. Met een kluitje in het verzuurde riet, heet dat.

Het interim-toetsingskader ammoniak werd zo de vlag op de modderschuit van tientallen jaren falend natuurbeleid. Toen de Raad van State ook dit onzinnige instrument onderuit haalde, waren er niet alleen krokodillentranen. De zakdoekjes lagen al klaar. Natuurlijk werd ook dit keer weer snel de schuld gelegd bij milieuorganisaties die het lef hadden gehad het wanbeleid van onze overheid voor te leggen aan de rechter. Voor alle duidelijkheid het volgende. Ik hoorde de heer Atsma net al vraagtekens plaatsen bij het democratische gehalte van de PvdD, maar zo werkt het niet in een democratische rechtsstaat. Zeker partijen die beweren dat democratisch genomen besluiten moeten worden gerespecteerd, mogen de hand heel diep in eigen boezem steken. Het enige wat de milieuorganisaties namelijk hebben gedaan, is dat zij aan de rechter hebben gevraagd of het ene besluit zich wel verdraagt met het andere. Kortom, of de overheid zich wel aan haar eigen regels houdt. Met een storm aan kritiek op de milieubeweging hoopten verschillende partijen, de VVD en het CDA voorop, hun eigen wanprestaties te kunnen laten ondersneeuwen. Die sneeuw blijft echter op een steeds warmer wordende aarde niet meer liggen. Dan wordt gewoon weer duidelijk wat deze partijen aan het oog van de samenleving proberen te onttrekken. De milieuclubs hadden gelijk. Dat is de belangrijkste constatering die de volksvertegenwoordiging zich zou moeten aantrekken.

Kritiek van de rechter siert een minister niet, maar er is meer. De Algemene Rekenkamer bevestigde dat het getouwtrek om de Waddenzee niet op zichzelf staat. Integendeel, er is sprake van een vast en steeds terugkerend patroon. Economische belangen op korte termijn hebben voortdurend de overhand. Daardoor komen niet alleen de duurzaamheidsdoelstellingen, maar ook het economisch belang op lange termijn in gevaar. Dat is natuurlijk geen verrassende conclusie, maar de minister doet alsof zij de lawinevuurpijl die is afgeschoten van het zinkende schip niet ziet. Zij is een meester in het negeren van zulke toch wel overduidelijke signalen. Of zit het misschien anders? Het is niet zo dat de minister de problemen niet zou kennen. Ik citeer: "Door de wereldwijde klimaatverandering, toename van consumptie, vervuiling, introductie van vreemde soorten, overexploitatie van natuurgebieden en natuurlijke hulpbronnen wordt de biodiversiteit ernstig bedreigd. Aantasting van biodiversiteit en uitputting van natuurlijke hulpbronnen bedreigt uiteindelijk het voortbestaan van alle mensen." Was getekend: de minister van LNV. Zij voegde er nog aan toe: Daar moet verandering in komen! Zij schreef dit allemaal in het beleidsprogramma biodiversiteit van het huidige kabinet. Dat is echt een prachtige brochure geworden. Dat is welgemeend, zeg ik voor degenen die nu sarcasme vermoeden. Het is een prachtig kleurrijk boekwerk, met mooie foto's. Maar dan komt de vraag: maakt de minister de daarin gewekte verwachtingen waar of blijkt het vooral een sprookjesboek te zijn? Dit keer kwam de kritiek van haar eigen ambtenaren, van de IUCN, waarin maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en het ministerie van LNV verenigd zijn. Zij zeiden een inspirerende en proactieve overheid te missen die de regie voert bij de aanpak van dit massieve duurzaamheidsprobleem. Zij vonden dat het steviger moest; tenslotte betreft het een pijler van het kabinetsbeleid.

Wie denkt dat de minister hierop in actie zal komen, komt bedrogen uit. Een motie van de Kamer was daarvoor nodig. Dan nog stribbelt zij tegen, wil zij een jaar uittrekken om met aanvullende maatregelen te komen. Die tijd hebben wij niet, voorzitter. Dat is nu juist het punt. Als het op zijn janboerenfluitjes kon, dan hadden wij hier vandaag niet hoeven staan. Adequaat reageren op de natuurcrisis, haar eigen ambities invullen, het lukt deze minister maar niet.

Wij zien een minister die zich in allerlei bochten wringt om haar verantwoordelijkheden te ontlopen. Zij kent de regels, zij kent haar eigen pastelkleurige vergezichten, maar zij past allerlei trucjes toe om te verhullen dat zij geen balans weet te vinden tussen twee keihard botsende beleidsterreinen op haar eigen ministerie. Nu is de trukendoos van CDA-politici doorgaans goed gevuld, dus erg veel verbazing wekt het niet dat zij terugvalt op trucjes. Ik herinner ook nog maar even aan de klucht rond de slinkse poging van de CDA-fractie om de zorgen over de voedselcrisis te misbruiken voor het pleidooi om te stoppen met de ecologische hoofdstructuur – daar is al even iets over gezegd in het debat – en het land lekker aan de boeren terug te geven. Zelfs de oprukkende malariamug werd aangevoerd als argument, alsof het niet juist het CDA is geweest die de aarde zo heeft laten opwarmen dat die mug misschien straks in Nederland kan gedijen. De minister speelde het spelletje fijn mee en probeerde ons allemaal om de tuin te leiden. Zij probeerde tegelijkertijd de boeren tegemoet te komen en de Kamer met wollige taal te doen geloven dat zij zou vasthouden aan de ecologische hoofdstructuur. Het was overduidelijk de bedoeling om de ecologische hoofdstructuur te frustreren en er was een motie van de Kamer voor nodig om daar een stokje voor te steken. Dat is treurig.

Voorzitter, ik ga afronden. De crisis rond dieren, natuur, voedsel en milieu heeft het ministerie van LNV in een definitieve identiteitscrisis doen belanden. Die tekent zich voor onze ogen af. De minister moet belangrijke antwoorden geven op twee belangrijke beleidsterreinen die voortdurend met elkaar in conflict zijn als twee vechtende kinderen die elkaar niet kunnen luchten of zien: veehouderij versus natuur. Zoals vaker het geval is met crises, zijn het de zwaksten, de minst weerbaren, die het eerst en het hardst worden geraakt. Ik hoef dan ook niet te vertellen welk dossier aan de lopende band het onderspit delft.

De minister zal het ontkennen, als ik haar hierop wijs. Maar ook dat is een kenmerkt van een identiteitscrisis: hard roepen dat er niets aan de hand is. Ik verwacht dan ook niet dat de minister haar crisis zelf zal kunnen oplossen. Daarom doe ik een dringend beroep op de zachtgroene coalitiefracties om haar te helpen. Aan de PvdA en de ChristenUnie de uitdaging om te laten zien wat hun meerwaarde is in een kabinet-Balkenende ten opzichte van de eerdere kleur van de ministersploeg. Breken wij met de crisisjaren voor dieren, natuur en milieu, of blijven wij op de glijdende schaal die in 2002 stevig is ingezeept door CDA en VVD? Ik heb er een hard hoofd in, voorzitter, zolang deze partijen blijven doen alsof wij nog jaren de tijd hebben en met kleine stapjes de aarde van de ondergang kunnen redden.

Nogmaals: die tijd hebben wij niet. De verantwoordelijkheid voor het behoud van onze aarde ligt bij ons, hier en nu. Laat zien wat rentmeesterschap werkelijk inhoudt. Laat je niet koeioneren door het CDA. Er liggen twee zeer magere jaren op het gebied van dierenwelzijn achter ons. Nog hooguit twee jaar te gaan voor de kiezers zich opnieuw kunnen uitspreken over wat deze minister heeft gedaan voor dieren, natuur en milieu of wat zij hen heeft aangedaan.

De heer Atsma (CDA):

Collega Ouwehand gaat in het zwart gekleed. Ik weet niet of dat toeval is of dat dit synchroon loopt aan haar boodschap, waar ik heel benieuwd naar ben.

De publieke tribune zit bomvol met mensen uit alle hoeken van het land, onder andere 55 vrouwen uit Berkelland, Eibergen, Neede en Borculo. Welke boodschap heeft mevrouw Ouwehand voor deze mensen op de tribune, mensen uit de stad en van het platteland? Zij zegt namelijk maar een ding: meer natuur, minder boeren. Haar boodschap is eigenlijk: minder leefbaarheid op het platteland.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb een belangrijke boodschap aan de CDA-achterban, want die vermoed ik zomaar op de publieke tribune. Wij weten allemaal dat de CDA-achterban weinig kritisch is en dat congressen geruisloos met applausmachines passeren. Ik zou zeggen: laat je eens wat minder snel in de luren leggen door het CDA. Het CDA is namelijk verantwoordelijk geweest voor het beleid dat én de boeren aan de rand van de afgrond heeft gebracht én ervoor heeft gezorgd dat 70% van onze natuurgebieden nog altijd veel te zwaar wordt belast. Mijn vraag aan de heer Atsma is: wat houden wij dan nog over?

De voorzitter:

Mijnheer Atsma, nog één maal.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw Thieme en mevrouw Ouwehand gaan in het zwart gekleed, althans de laatste. De boodschap die zij samen hebben voor de toekomst van Nederland en het Nederlandse platteland is "nul": minder boeren en minder leefbaarheid op het platteland. Het gaat niet over de vraag of er CDA'ers op het platteland wonen. Er wonen heel veel Nederlanders op het platteland. Mevrouw Ouwehand heeft alleen maar één lange riedel gehouden over hoe slecht het is gesteld.

De voorzitter:

Nu uw vraag.

De heer Atsma (CDA):

Ik herhaal nog een keer mijn eerste zin van gisteravond: de leefbaarheid van Nederland wordt voor een groot deel bepaald door de vitaliteit van het platteland. Mevrouw Ouwehand helpt die naar de knoppen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Volgens mij is mijn jurk grijs en is het pak van de heer Atsma dat ook, dus de opmerkingen over onze outfits zijn redelijk zinloos.

Ik herhaal wat ik gezegd heb: het CDA is verantwoordelijk geweest voor het boerenbeleid van de afgelopen 50 jaar. Per week moeten 50 boeren stoppen met hun bedrijf. Alleen de grote jongens blijven over. De heer Atsma weet heel goed dat wij inzetten op een toekomst voor het kleinschalige gezinsbedrijf en op een leefbaar platteland, waar dus geen plek is voor industriële jongens met varkensflats en kippentorens.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Er werd ook aan mij gevraagd wat mijn boodschap zou zijn...

De voorzitter:

Ik neem aan dat mevrouw Ouwehand, van dezelfde partij, een zelfde...

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan had de heer Atsma gewoon "Partij voor de Dieren" moeten zeggen en niet "mevrouw Thieme en mevrouw Ouwehand". Ik denk dat het wat dat betreft ook aan mij is.

Ik heb gisteren een geweldig plan ingediend om ervoor te zorgen dat het platteland gerevitaliseerd wordt. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat je moet kunnen bouwen op het eigen erf, binnen de bestaande bouwvolumes. Dat zal ontzettend veel economische activiteiten gaan opleveren. Naar dat plan moet vooral met veel interesse gekeken worden.

De heer Polderman (SP):

Mevrouw Ouwehand houdt een uitvoerig betoog over de natuur, waar ik mij voor een groot deel in kan vinden. Dat zal haar niet verbazen, want wij zitten wat dit betreft vaak op een lijn. Op één punt wil ik echter graag wat verduidelijking hebben. Ik heb namelijk het idee dat mevrouw Ouwehand wat statisch uitgaat van de natuur zoals wij haar nu aantreffen en dat is natuurlijk maar een bepaald moment in de geschiedenis. Ik zal het concreet maken. Over de Waddenzee zegt mevrouw Ouwehand dat het ons enige ongerepte natuurgebied was. Ik heb dat zelf ook lang gedacht, moet ik toegeven. Als je echter kijkt naar de invloed van met name de Afsluitdijk en naar de stromingen die er geweest zijn, zie je dat er toch een balans in zit en dat van ongerepte natuur geen sprake is.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Polderman (SP):

Is mevrouw Ouwehand het met mij eens dat natuurbeheer vooral het beheer is van wat wij samen hebben gemaakt? Ik heb met de heer Cramer een keer de discussie gehad over de vraag of het nou de schepping is, maar naar mijn idee is het de schepping van ons mensen. Die moeten wij zo fatsoenlijk mogelijk beheren. Is mevrouw Ouwehand dat met mij eens?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik begrijp de vraag van de heer Polderman wel, want ik merk dat de SP worstelt met de belangen van de vissers aan de ene kant en van de natuur aan de andere kant. Voor de Waddenzee is het duidelijk; al in 2005 werden vragen gesteld of met de vergunningverlening voor het opvissen van mosselzaad daar niet een oneigenlijk toekomstperspectief werd geschetst voor de vissers. Wij zijn dus zorgvuldiger in het toepassen van het voorzorgsbeginsel ten aanzien van kwetsbare natuurgebieden. De heer Polderman weet ook dat onderzoeken nu niet goed kunnen worden uitgevoerd, omdat wij niet meer kunnen vaststellen welke gebieden niet zijn aangetast en welke wel. Wij zeggen: einde verhaal. Die conclusie had eerder getrokken kunnen worden. Er hadden eerder maatregelen getroffen kunnen worden, zodat de ondernemers in kwestie zekerheid hadden gehad en de overheid passende maatregelen had kunnen nemen.

De voorzitter:

De heer Polderman nog één keer.

De heer Polderman (SP):

Ik vind het jammer dat mevrouw Ouwehand zegt dat het een worsteling tussen die belangen is. Ik wil het wat positiever zien. Het is een serieuze weging van de verschillende belangen, zoals die over heel Nederland geldt. Dit land, deze delta, is door de mens geschapen. Je kunt zeggen dat wij niets doen en de natuur nemen zoals zij is, maar hoe ver wil mevrouw Ouwehand dan teruggaan? Is dat 2000 jaar, tot de periode voordat hier mensen waren? Het is een lastige discussie. Het is dus geen worsteling, maar een afweging van allerlei zaken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Een van de belangrijkste conclusies die wij hebben moeten trekken, is dat een goede beoordeling van de aantasting van de natuurkwaliteit in het Waddengebied niet mogelijk is, omdat wij onvoldoende onaangetaste gebieden als referentiepunt kunnen inzetten. Dat vind ik zo'n belangrijk signaal dat wij nu duidelijkheid moeten verschaffen. Dat hebt u in mijn betoog ook gehoord. Met valse toekomstperspectieven schiet niemand iets op.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb lang geaarzeld of ik wel een opmerking zou maken. Maar als ik luister naar zowel collega Ouwehand als collega Thieme ...

De voorzitter:

Om niet weer misverstanden te krijgen, stel ik voor: de vertegenwoordigers van de Partij voor de Dieren.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik spreek beide vertegenwoordigers aan die gesproken hebben. Dat zou ik ook hebben gedaan als ik de collega's Van Velzen en Polderman gisteravond had willen interrumperen, omdat zij beiden het woord hebben gevoerd. Het gaat niet om hen individueel, maar om de vertegenwoordigers van de Partij voor de Dieren.

Er worden zo veel opmerkingen gemaakt over de ondernemers. Uw fractievoorzitter sloot af met een overigens mooie spreuk. Er schoot mij een andere spreuk te binnen: je woont beter op een hoek van het dak dan samen in een huis met een twistzieke vrouw.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is een mooie.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat is inderdaad een heel mooie. Het komt uit de Bijbel; lees de Spreuken er nog maar eens op na.

Dat brengt mij tot de kern van het gezegde waarmee uw fractievoorzitter afsloot: wie zijn hoofd afwendt, is mede schuldig. U wendt uw hoofd af van iedereen die ook een bijdrage geleverd heeft, bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van het cultuurlandschap en het in stand houden daarvan. U miskent dus een aantal legitieme zaken die door de ondernemers zijn opgepakt. Daar wendt ú uw hoofd van af. Hoe gaat u daar dan mee om?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, dat zien wij terdege. Maar u kent onze inbreng in de debatten. Wij denken dat de crises waarmee wij onszelf nu geconfronteerd zien een fundamentele koerswijziging vragen. De stapjes die de minister denkt te zetten op het gebied van dierenwelzijn komen weliswaar ten goede aan de dieren, maar het zijn stapjes in de orde van grootte van een centimetertje meer ruimte in het hok of bij wijze van spreken een tennisbal erin. Daarmee lossen wij de problemen niet op. U hebt mij niet horen zeggen dat ondernemers niet hebben geïnvesteerd en dat zij zich niet aan de regels van de overheid zouden hebben gehouden. Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat het voor het belang van de aarde en ook voor de rechtszekerheid van ondernemers, waar andere partijen zich altijd heel druk om maken, veel beter is als wij er duidelijk in zijn wat nu nodig is. Dat betekent af van deze weg en een andere koers inslaan met ruimte voor productie die niet zo'n zware belasting legt op onze wereld en op de dieren en die alle monden in de wereld zou kunnen voeden.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik kan niet anders dan de conclusie trekken dat de Partij voor de Dieren geen koerswijziging wil. Nee, u rijdt knoerthard recht tegen een boom aan op hoop van zegen dat de airbag zijn werk wel doet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Datzelfde zou ik over u kunnen zeggen, maar ik moet afronden. Ik wil tegen de mensen op de publieke tribune nog iets zeggen. Het is een welgemeend advies: kijk nog eens kritisch naar de inbreng van uw eigen partij in deze Kamer.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Wij maken heel wat mee in dit huis. Maar een cultuurschok zoals zich nu gaat voltrekken heeft behoorlijke proporties, want tussen de inbreng van de collega's van de Partij voor de Dieren en die van mij is er een gigantisch verschil in toonzetting.

Ook mijn uitgangspunt zit in een Bijbels genormeerd rentmeesterschap. Ik daag de minister uit daar zo dicht mogelijk bij te blijven. Dat is lastig genoeg, want er doen zich heel veel spanningsvelden voor, spanningen en tegenstellingen tussen wat ik maar even samenvat met economie en ecologie. Ik denk aan het debat over de Nota Dierenwelzijn en de problemen waarmee de mosselvisserij plotseling werd geconfronteerd. Mijn fractie vindt het belangrijk dat er bruggen worden geslagen tussen economie en ecologie. Goede voorbeelden zijn de kruisbestuiving tussen biologische en gangbare landbouw, het gesloten convenant tussen de mosselsector en natuurorganisaties, de Verklaring van Noordwijk over het verdoofd castreren van biggen en de toegelaten pilots met kunstmestvervangers. Zo is er vast meer te noemen.

Wij moeten hierbij oog hebben voor de positie van agrarische ondernemers. Bijvoorbeeld de varkenshouderij verkeert in zwaar weer. Zo'n sector mag je niet overvragen. Er is ongeduld rond vernieuwingen, maar het tempo van realisatie moet zich verdragen met fatsoenlijke investeringsritmes en het rendement in een sector. Als dat er niet is en je drukt toch door, maak je de boel kapot. En dan is het erger in plaats van beter geworden. Ik ben er absoluut van overtuigd dat een vitale agrarische sector de kwaliteit van ons aller leefomgeving bepaalt. Als de sector in de versukkeling raakt, krijgen wij een neerwaartse spiraal waar niemand mee is gediend. Wij moeten een uitgangspositie creëren voor investeringen in duurzaamheid. Ik roep de minister op om daar naar vermogen op aan te sluiten.

De SGP-fractie vraagt hierbij aandacht voor een gezamenlijke oproep van LTO en enkele natuurorganisaties naar aanleiding van de kabinetsreactie op het rapport van Trojan. Ze hebben gezamenlijk laten weten dat juridische verankering van afspraken die in het kader van de beheerplannen worden gemaakt van groot belang is, terwijl de minister dit punt tot nu toe laat liggen. Mijn fractie sluit zich bij de gezamenlijk oproep aan, waarbij ik in gedachten neem mijn motie van 6 februari 2007. Zou de minister voor het debat in januari over de ammoniakproblematiek per brief willen reageren op de mogelijkheden voor juridische verankering?

Covergisting van mest is een andere brug tussen economie en ecologie. De agrarische sector heeft samen met het Rijk het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren ondertekend. Dat is positief. Een van de afspraken in dit convenant is dat de overheid via de SDE-regeling de covergisting van mest zal steunen en bij de vergoeding rekening houdt met de kosteneffectiviteit. Het afgelopen jaar zijn de hoge verwachtingen de grond in geboord. Het gehanteerde tarief was namelijk ontoereikend: € 0,12 in plaats van € 0,18. De komende maand zal de minister van EZ de SDE-tarieven voor het komende jaar vaststellen. Is de minister bereid bij haar collega van EZ te pleiten voor een substantieel hoger tarief voor covergisting, in lijn met het convenant? Zo niet, dan overweeg ik in tweede termijn een motie in te dienen. Ik heb de collega's een concept toegestuurd.

Kennis en innovatie nemen een groot deel van de begroting in beslag. Terecht, want beide zijn van groot belang voor een duurzame toekomst voor de landbouw- en visserijsectoren. Het zijn de pijlers onder de eerdergenoemde brug tussen economie en ecologie. Het afgelopen jaar hebben wij gevraagd om meer samenhang in het kennis- en innovatiebeleid. De onlangs gepresenteerde kenniskamers kunnen deze samenhang leveren, mits het praktijkgericht onderzoek, de inbreng van het bedrijfsleven, de diverse innovatieagenda's en de diverse regelingen via deze kenniskamers op elkaar aangesloten worden. De SGP-fractie is daarom benieuwd naar de uitwerking. Wat is de planning in dezen?

Bij implementatie van innovaties in de praktijk is opschaling altijd een lastige stap. Milieuvergunningen zetten de bouw van stallen volgens een duurzamer stalconcept vaak de voet dwars. Ook de financieringsbereidheid van banken is een belemmering. De opschaling van innovatieve systemen is duur, maar wordt op termijn wel terugverdiend. Bij individuele ondernemers komen banken moeilijk over de brug, omdat de stap te groot is. Hier is een overheid nodig die een steuntje in de rug biedt. Zou hier meer prioriteit aan gegeven kunnen worden? De minister heeft aangegeven dat zij bereid is om gronden die in bezit van Fortis waren en nu feitelijk staatseigendom zijn, in te zetten voor realisatie van de ehs. Mijn fractie vindt dit een onwenselijke gang van zaken. Immers, op die gronden zitten nu agrarische ondernemers die dat pachten. Het lijkt erop dat de minister een slaatje wil slaan uit de onverwachte nationalisatie van Fortis over de rug van onaangenaam verraste pachters die nu in grote onzekerheid verkeren. Mijn fractie vraagt de minister die onzekerheid weg te nemen door dit voorstel in te trekken.

De minister wil in 2009 de administratievelastendruk met een magere 5% verminderen, waarbij zij aangeeft dat het laaghangend fruit al is geplukt. Dat is zo, en het wordt nu dus moeilijker, er zullen dus fundamentele keuzes gemaakt moeten worden. Daarover vind ik weinig terug. Agrarische ondernemers hebben te maken met tal van vergunnings- en onderzoeksverplichtingen. De invoering van de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de integratie van de natuurwetgeving bieden wellicht aangrijpingspunten om knelpunten op te sporen en de druk van vergunnings- en onderzoeksverplichtingen te verlichten. Is de minister bereid om in overleg met de sector hiertoe enkele pilots op te zetten?

Mijn fractie krijgt het signaal dat subsidieregelingen soms op verkeerde momenten opengesteld worden. De Regeling subsidie beroepsopleiding en voorlichting wordt in september en begin oktober opengesteld. Veel cursussen beginnen echter al in oktober, terwijl je jezelf pas mag opgeven ná toewijzing van de subsidie. Een beetje laat. Zou de regeling bijvoorbeeld al in juli opengesteld kunnen worden? Een ander voorbeeld is de regeling voor jonge boeren. Overnames gaan meestal in per 1 januari. De subsidieregeling wordt echter pas opengesteld in september en toewijzing vindt plaats in november of december. Dat betekent dat jonge boeren onnodig lang moeten wachten voordat ze aan de slag kunnen met bijvoorbeeld een bouwvergunning. Zou de regeling niet een halfjaar eerder opengesteld kunnen worden?

Mijn fractie blijft ontevreden over de rigide opstelling bij de uitbetaling van toeslagrechten. Ondernemers die bij het aanvinken van percelen onbedoeld enkele percelen vergeten, hebben volgens de minister geen kennelijke fout gemaakt, hoewel ze na het ontvangen van de beschikking wel bezwaar aantekenen. Ik weet dat er een aantal zaken bij de rechter ligt, toch vraag ik de minister nogmaals meer daadkracht te betonen. Het gaat immers om toeslagrechten en niet om cadeautjes. Is de minister bereid er al het mogelijke aan te doen om genoemde fouten voortaan te voorkomen en als kennelijke fouten te bestempelen, bijvoorbeeld via een "foutverklaring" , of via een voorlopige beschikking ruimte te bieden voor correctie, eventueel middels het opschuiven van deadlines? Herhaling van deze vervelende gang van zaken moet koste wat kost worden voorkomen.

Het voorzieningenniveau in de kleine kernen vertoont nog altijd een daling. Dat treft met name de minder mobiele inwoners. Heeft de minister voldoende instrumenten om het voorzieningenniveau in kleine kernen te bewaken? Hoe wordt voorkomen dat de kleine kernen in een neerwaartse spiraal belanden? Ik doel hierbij op de verantwoordelijkheden die ook de ministers voor Wonen, van Verkeer en van Onderwijs hebben. Wij komen hierover in commissieverband te spreken, mede naar aanleiding van het onlangs door mij in ontvangst genomen rapport van de LVKK, die hierop de vinger legt en daarop een beleidsreactie wil hebben.

Mijn fractie kreeg het signaal dat exporteurs van met name vee en vlees, zuivel en pootgoedaardappelen meer dan gemiddeld te kampen hebben met terughoudende kredietverstrekking. Herkent de minister dit signaal? Welke gevolgen kan dit hebben voor de afzet en prijsvorming van agrarische producten? Wat is daaraan eventueel nog te doen? Dat Europa een flinke vinger in de Nederlandse pap heeft, is bekend. Nationaal maatwerk wordt daardoor vaak wel lastiger. In dit licht maak ik mij zorgen over het gisteren verschenen persbericht waarin de Commissie aangeeft dat zij naar aanleiding van de sterk gestegen voedselprijzen ook de openingstijden van onze winkels onder de loep gaat nemen. De openingstijden van winkels zouden niet belemmerend mogen werken op de economie. Dat is ongepaste en ongewenste bemoeizucht. Ik vraag de minister zich daartegen te keren, al of niet met haar collega van EZ. Die kant moeten wij niet op.

Wat betreft de voorgenomen ontpoldering van de Westerschelde vraag ik de minister wanneer zij komt met haar reactie op het rapport van de commissie-Nijpels en het rapport van ZLTO en Levende Delta. Overigens zijn wij van mening dat vruchtbare landbouwgrond niet ontpolderd behoeft te worden, want compensatie kan ook anders gevonden worden.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij zullen dinsdagmiddag het debat voortzetten, te starten met het antwoord van de minister. Op dezelfde dinsdag maken wij het debat ook af.

De vergadering wordt van 15.35 uur tot 15.40 uur geschorst.

Naar boven