Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 18, pagina 1294-1302 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 18, pagina 1294-1302 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt (Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders) (31519).
(Zie vergadering van 29 oktober 2008.)
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De heer Spekman (PvdA):
Voorzitter. Het gaat hier om een keuze die de Kamer moet maken. Onze keuze is helder. Wij vinden het voorstel van het kabinet een goed voorstel om alleenstaande ouders niet meer alleen te verplichten de kortste weg naar werk te bewandelen. Wij zeggen tegen alleenstaande ouders: wij snappen dat jullie het lastig hebben om het allemaal rond te krijgen, maar wij vinden wel dat jullie verplicht moeten zijn om onderwijs te volgen, want dat is in jullie belang, nu en in de toekomst, ook de toekomst van jullie kinderen. Uiteindelijk gaat het erom dat 68% van de alleenstaande ouders geen opleiding heeft. Deze wet maakt het mogelijk om dat onderwijs wel te bieden en om te zorgen dat deze vrouwen wel een startkwalificatie krijgen, dus gewoon een diploma van een school, waarmee zij later iets kunnen. Daarom zijn wij voor de wet.
Ik ben blij met de opmerkingen van de staatssecretaris over het amendement dat ik heb ingediend en met zijn antwoorden op de vragen die ik heb gesteld over het meten van de doelstelling voor wat de staatssecretaris wil bereiken voor deze vrouwen. De enige opmerking die ik daar nog aan toevoeg, betreft de startkwalificatie. De staatssecretaris zei dat het resultaat zou moeten zijn dat uiteindelijk even veel van deze vrouwen weer aan het werk komen als van andere groepen in de bijstand. Ik zou het ook goed vinden als wij zouden bijhouden wat het verloop is in het daadwerkelijk halen van de startkwalificatie, dus het diploma. Ik zou daarover ook tussentijds een rapportage willen ontvangen. Dan is het bestand ook beter bekend dan nu en kunnen wij eventueel bijsturen, dat vind ik cruciaal.
Ik hoop dat de collega's het amendement steunen waardoor ook de mogelijkheid wordt gecreëerd om nog een hogere opleiding te volgen en dus ook mbo-3- en mbo-4-niveau te behalen.
De heer Van der Ham (D66):
Voorzitter. Uit mijn eerste termijn bleek al dat de fractie van D66 niet overtuigd is van de noodzaak van dit wetsvoorstel. Sterker nog, wat wij hadden bedacht bij de Wet werk en bijstand wordt er zelfs een beetje mee onderuit gehaald. Dat vinden wij, zeker zo kort na de inwerkingtreding van die wet, niet verstandig. De verplichting om te solliciteren vervalt. Daar staat weliswaar scholing tegenover, maar daarvan heeft de staatssecretaris niet duidelijk kunnen maken aan welke voorwaarden die moet voldoen. Echte sancties hebben gemeenten niet. Dat is volgens mij heel onverstandig. In het maatwerk dat gemeenten nu kunnen leveren, worden zij nu op een aantal punten beperkt. Dat is ook onverstandig. Gemeenten zeggen zelf dat zij helemaal geen behoefte hebben aan deze wet. Het kabinet – en zeker het CDA – zegt altijd zo te luisteren naar lokale bestuurders. Dan moet je dus deze wet niet aannemen.
Ik vind het daarom zeer teleurstellend dat hier waarschijnlijk straks een meerderheid voor is, waarschijnlijk vooral langs de lijnen van de coalitie, terwijl daarbuiten heel weinig steun zal zijn. Ja, van de SP en de SGP, maar dan hebben wij het wel gehad. Dat zijn een beetje de usual suspects. De SP was sowieso niet voor de Wet werk en bijstand, dus het is niet zo vreemd dat de SP het steunt dat die wet nu weer voor een deel wordt uitgekleed.
Ik heb in eerste termijn al een amendement ingediend om in ieder geval de leeftijd van het kind, geldend voor de ontheffing, te verlagen van vijf naar vier jaar. De staatssecretaris zegt daarover dat als je dat doet, je eigenlijk een leerplicht vanaf vier jaar introduceert. Ik vind het onzinnig zo te redeneren. Ouders kunnen van de mogelijkheid gebruik maken om kinderen vanaf vier jaar naar school te laten gaan. Het is dus helemaal geen verplichting. Daar zitten al belastingcenten in. Wij hebben die voorzieningen getroffen, dus laten wij ook mensen prikkelen om daar gebruik van te maken. De redenering van de staatssecretaris gaat niet op, omdat er geen verplichting is. Overigens stelt de Raad van State ook dat die redenering niet opgaat; de raad kon dat punt in het wetsvoorstel niet onderschrijven.
Zojuist hebben de heer Nicolaï en ik een amendement ingediend om de gehele wet te schrappen, behalve op één onderdeel dat ik wel goed vind aan de wet. Ik vind het goed dat geprobeerd wordt, de ontheffingstijd van twaalf jaar naar zes jaar te beperken. Daarover heeft de staatssecretaris terecht gezegd dat het op zichzelf een verbetering is in dit wetsvoorstel. Dat element willen wij graag handhaven. Het amendement wordt binnen enkele minuten uitgedeeld.
Ten slotte heb ik nog een motie. Als de Kamer immers deze wet aanneemt – dat is waarschijnlijk het geval – ziet het ernaar uit dat er heel weinig zicht bestaat op de kwaliteit van de opleidingen die gegeven worden. Daarom dien ik deze motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering van plan is, alleenstaande ouders van hun sollicitatieplicht te ontheffen en hen enkele jaren een opleiding te laten volgen;
overwegende dat dit ook geldt voor alleenstaande ouders die al (ver) boven een startkwalificatie zitten;
overwegende dat het van belang is dat deze scholing relevant is voor de individuele bijstandsgerechtigde, zowel in inhoud als in duurte, en dat daar thans onvoldoende zicht op is;
verzoekt de regering, de relevantie van de gevolgde opleidingen te monitoren, en de Kamer hierover een jaar na in werking treden van de wet te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13(31519).
Mevrouw Spies (CDA):
Mijnheer Van der Ham maakt het bijna onmogelijk om zijn motie te steunen, als je af en toe ook nog iets aan administratieve lastenverlichting wilt doen. En dan moet de Kamer ook nog binnen een jaar worden gerapporteerd. Er is binnen vier jaar een overzicht toegezegd van de voortgang van dit wetsvoorstel. Dat overzicht is inclusief de dingen waar de heer Van der Ham om vraagt. Is dat echt niet genoeg?
De heer Van der Ham (D66):
Ik probeer in het debat te redden wat er te redden valt. Ik vind dat wij in ieder geval na een jaar gerapporteerd mogen worden. Ik zeg in de motie niet dat een en ander helemaal uitgebeend moet worden tot op detailniveau. De staatssecretaris kan zelf kiezen voor de vorm. Het gaat erom dat wij monitoren om te zien of er problemen zijn voor gemeenten in het passend maken van opleidingstrajecten voor de mensen waar wij het hier over hebben. Ik denk dat daar na een jaar al heel veel over valt te zeggen. Als mocht blijken dat er problemen zijn, dan vind ik dat wij de plicht hebben, niet alleen voor onszelf, maar juist ook voor de uitkeringsgerechtigde, om te komen tot aanpassingen. Ik hoop dat wij elkaar op dit punt kunnen vinden, al heb ik weerzin tegen dit wetsvoorstel en al heb ik amendementen ingediend om dat zoveel mogelijk uit te benen. Het is van belang dat het op een goede manier gemonitord wordt, maar natuurlijk niet met al te veel administratieve rompslomp. Alles wat je opschrijft, kost heel wat manuren. In het belang van de goede werking van dit wetsvoorstel dat helaas straks waarschijnlijk aangenomen wordt, moeten wij een en ander goed in de gaten houden. Ik hoop op steun van de Kamer. Sterker nog, ik verwacht dat zij de motie steunt!
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Als je terugkijkt op het debat dat wij hierover hebben gevoerd en de punten die de heer Van der Ham zojuist naar voren haalde, wordt het heel duidelijk welke kanten je op kunt. Mijn fractie vindt dat ook deze groep ouders, alleenstaande ouders met kinderen en een bijstandsuitkering, de keuzemogelijkheid moeten krijgen om zelf voor hun kinderen te zorgen. Wij wilden graag dat ook de staatssecretaris hiervoor zou kiezen en dat hij de termijn dus niet zou maximeren op zes jaar. Daar heb ik ook een amendement voor ingediend. De staatssecretaris wil deze keuze niet maken. Hij wil hiermee in feite de kool en de geit sparen. Dit geeft ook wel de discussie weer zoals wij deze hebben wij gevoerd.
Als je als gemeente het aanbod doet, waarom dan eerst alleen een aanbod voor een opleiding die leidt tot een startkwalificatie? Ouders die ontheffing hebben gekregen van de sollicitatieplicht en die al beschikken over een startkwalificatie, zouden ook een scholingsaanbod moeten krijgen. Immers, het is belangrijk om je in deze jaren te blijven ontwikkelen. Ook deze keuze wil de staatssecretaris helaas niet maken. De SP-fractie vindt het desondanks positief dat deze groep wel de mogelijkheid krijgt om ieder geval gedurende maximaal zes jaar voor haar kinderen te zorgen, als deze jonger zijn dan vijf jaar.
Eén vraag is onbeantwoord gebleven. Gemeenten moeten deze wet zelf gaan uitvoeren. Het is hierbij wel van belang dat alleenstaande ouders geïnformeerd worden over deze keuzemogelijkheid. Ik heb de staatssecretaris gevraagd om gemeenten een brief te laten sturen aan deze groep ouders, opdat zij geïnformeerd worden zodra de wet van kracht is. Ik ontvang hierop graag nog een reactie.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Wij hebben gisteren een indringend debat gevoerd over dit onderwerp. Wat moet er gebeuren met ouders die in de bijstand zitten? De fractie van GroenLinks hikt erg aan tegen dit wetsvoorstel. Wij vinden het van groot belang dat deze groep van alleenstaande ouders in de bijstand uit de armoede komt. Naar mijn idee komt uit de memorie van toelichting af en toe een spruitjeslucht naar boven ten aanzien van de vraag hoe ouders met hun kinderen moeten omgaan. Ik wil gezegd hebben dat een werkende ouder geen slechte ouder is. In Nederland combineren veel ouders arbeid en zorg met elkaar, of zij nu alleenstaand zijn of niet.
Wij moeten evenmin de indruk wekken dat het hierbij gaat om een groep mensen die bij voorbaat zwak, ziek en misselijk is. Mocht dit wel het geval zijn, dan wij moeten wij hen sterk, gezond en kiplekker maken. Wij moeten er alles aan doen om dat mogelijk te maken. Vrijstelling van de sollicitatieplicht past hier wat ons betreft niet in. Er is nu al maatwerk mogelijk bij gemeenten. Er wordt goed gekeken naar de vraag hoe scholing aangeboden kan worden. Dit kan natuurlijk altijd beter. In uitzonderlijke gevallen is ontheffing van de sollicitatieplicht mogelijk. Er zijn echter ook talloze voorbeelden waarin dit extra duwtje van de sollicitatieplicht wel degelijk bijdraagt om mensen weer actief te krijgen op het gebied van scholing en terugkeer naar de arbeidsmarkt. Hierbij wordt tevens de armoedeproblematiek opgelost.
Ik noem hierbij nogmaals het voorbeeld van Mamma Mia in Den Haag. Dit is een heel leuk project waarover ook een reportage is geweest. Aanvankelijk hadden de betrokken moeders helemaal geen zin om aan het project deel te nemen. Toen zij echter eenmaal over de drempel waren, enigszins gedwongen door de sollicitatieplicht, waren zij heel tevreden over het feit dat er eindelijk eens in verschillende opzichten serieus werk van hen werd gemaakt. Zij kregen de kans om hun toekomst op een andere manier in te richten.
Het lijkt er toch een beetje op dat deze vrouwen van het aanrecht naar de keukentafel van de gemeente worden gestuurd. Aan deze keukentafel moeten zij vervolgens gaan onderhandelen over de vraag of zij in aanmerking komen voor scholing dan wel voor WorkFirst of iets dergelijks. Als het keukentafelgesprek dan toch op een dergelijke manier plaatsvindt, vind ik het uitermate belangrijk dat deze vrouwen – het gaat bijna altijd om vrouwen – recht hebben op scholing, ook op scholing die boven het niveau van een startkwalificatie ligt. Vandaar dat ik samen met mevrouw Karabulut een amendement heb ingediend. De staatssecretaris zei ook dat hij de alleenstaande ouders in de bijstand vleugels wilde geven. Ik ben er echter bang voor dat zij heel snel in het net van de gemeente vliegen, zodat zij al vleugellam zijn voordat zij kunnen uitvliegen. De rechten van alleenstaande ouders zijn naar mijn idee toch onvoldoende geregeld. Het recht op scholing is voor ons uitermate belangrijk. Ik denk dat de staatssecretaris net zo goed als ik weet dat scholing een emancipatiemotor pur sang is. Daar zou je recht op moeten hebben.
Ik wil over twee onderwerpen moties indienen. Het eerste onderwerp is de bijverdienregeling. Ik ben niet overtuigd door het antwoord van de staatssecretaris. Ik dien daarom een motie in om de maximale termijn van zes maanden bijverdienen op te rekken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat alleenstaande ouders met een Wwb-uitkering en een ontheffing voor de sollicitatieplicht tot maximaal zes maanden een bedrag van € 183 per maand mogen bijverdienen;Van Gent
overwegende dat voor alleenstaande ouders met een Wwb-uitkering naast scholing en re-integratie ook de mogelijkheid moet bestaan om langer dan zes maanden gebruik te maken van de bijverdienregeling;
verzoekt de regering, de maximering van de bijverdienregeling voor alleenstaande ouders met een ontheffing van de sollicitatieplicht te laten gelden voor de duur van de ontheffing,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14(31519).
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ook een ander heikel punt speelde gisteren: wanneer krijg je nou een aanbod van de gemeente? Daarover is al wat over en weer gediscussieerd. De staatssecretaris heeft toen aangegeven dat alleenstaande ouders die nu een beroep doen op de bijstand – zij vormen het "nieuwe bestand" – binnen zes maanden een aanbod krijgen. Ik heb de staatssecretaris toen gevraagd hoe het zit met de mensen die nu in de kaartenbak zitten. Hij antwoordde dat deze mensen binnen twaalf maanden een aanbod zullen krijgen. Ik vind dat niet acceptabel. Als deze mensen al zo lang in de kaartenbak zitten, is bij de gemeenten te weinig gedaan om deze groep te activeren. Ik ben van mening dat geen onderscheid gemaakt moet worden. Ook het oude bestand moet binnen zes maanden een aanbod krijgen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nu een onderscheid gemaakt wordt tussen het "oude" en het "nieuwe" bestand van alleenstaande ouders in de bijstand bij de termijn van een aanbod;
van mening dat alle alleenstaande ouders binnen zes maanden een aanbod van werk, scholing of een combinatie daarvan moeten krijgen;
verzoekt de regering, geen onderscheid te maken tussen het "oude" en het "nieuwe" bestand en te bevorderen, in overleg met de gemeenten, dat alle alleenstaande ouders in de bijstand binnen zes maanden een aanbod krijgen, passend in de wet, van werk, scholing of een combinatie daarvan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Spekman, Spies en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15(31519).
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
De heer Van der Ham zei dat hij probeert te redden wat er te redden valt. Ik moet eerlijk zeggen dat dit ook geldt voor de fractie van GroenLinks. Van ons had dit wetsvoorstel niet gehoeven. Wij hadden binnen de Wet werk en bijstand kunnen zoeken naar mogelijkheden om de afspraken te realiseren die wij hebben gemaakt voor alleenstaande ouders in de bijstand. Ik heb het amendement-Van der Ham/Nicolaï dat zo meteen rondgaat inmiddels medeondertekend. Het is natuurlijk interessant dat wij in plaats van twaalf jaar nu maximaal zes jaar ontheffing krijgen. Ik vind dit echter nog te ruim, net als de andere indieners van het amendement. Zoals het er nu voorstaat, zal de fractie van GroenLinks dit wetsvoorstel niet steunen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor de beantwoording van de vragen. De fractie van de ChristenUnie is zeer verheugd over dit wetsvoorstel. Een lang gekoesterde wens gaat eindelijk in vervulling. Wij moeten natuurlijk wel de stemming afwachten, maar ik verwacht dat het er doorheen komt.
Ik ben in elk geval heel tevreden over het feit dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat alleenstaande ouders met een kleine baan op de dagen dat zij niet werken, in aanmerking kunnen komen voor de scholingsplicht. De staatssecretaris heeft mij ook gerustgesteld in de zin dat alleenstaande ouders niet verplicht kunnen worden om te gaan werken met een bijstandsuitkering.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Mevrouw Ortega is diep gelukkig met dit wetsvoorstel. Daar was ik eerlijk gezegd al bang voor. Daarom kan ik er niet voor stemmen. De staatssecretaris heeft gisteren gezegd dat er niet versoepeld wordt, maar dat de teugels juist strakker worden aangetrokken op een aantal punten. Ik hoor daarover graag de mening van mevrouw Ortega. Vindt zij het flauwekul wat de staatssecretaris zegt of geeft zij er een geheel eigen interpretatie aan?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik vind het geen flauwekul. De staatssecretaris heeft aangegeven dat verschillende gemeenten er op verschillende manieren mee omgaan. Door dit wetsvoorstel wordt een en ander goed gekanaliseerd. In dit zin houden wij de teugels strak. Er komt vrede, rust en stabiliteit in de gezinnen. Aan de ene kant zorg en aan de andere kant stimuleren wij de alleenstaande ouders, opdat zij klaar zijn voor de arbeidsmarkt op het moment dat zij denken dat het gedaan is met de zorg voor de kinderen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik zou nog een stap verder willen gaan met mevrouw Ortega-Martijn, want wij gaan waarschijnlijk samen de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid doen. Vindt mevrouw Ortega-Martijn dat geen goed moment om iets te gaan doen aan de inkomenspositie van de groep die nu voor maximaal zes jaar wordt vrijgesteld van de sollicitatieplicht? Deze ouders in de bijstand behoren tot de armste groep van Nederland. Is dat deal of no deal met de ChristenUnie?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik doe op dit moment geen uitspraken over een deal. Ik wil er wel over kwijt dat ik in vorige debatten vragen heb gesteld over de mogelijkheden voor het uitbreiden van een bijverdienstenregeling voor deze groep.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Daar heb ik een motie voor.
De voorzitter:
Daarover kan mevrouw Ortega haar mening bepalen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. De staatssecretaris heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag over de betrokkenheid van deze ouders bij de invulling van de scholing. In de brief staat wel dat zij bezwaar kunnen maken. Gaat de staatssecretaris dat ook opnemen in de verzamelbrief?
De fractie van de ChristenUnie heeft ook zorgen geuit over de informatievoorziening. De staatssecretaris zegt weer dat wij de gemeenten moeten vertrouwen. Ik wil de gemeenten graag vertrouwen, maar ik vraag de staatssecretaris toch op welke manier hij de Kamer inzicht gaat geven dat de informatievoorziening goed verloopt.
Mevrouw Spies (CDA):
Voorzitter. Gisteren heb ik namens de CDA-fractie op hoofdlijnen onze steun uitgesproken voor dit wetsvoorstel, omdat het alleenstaande ouders een extra kans geeft om te investeren in zichzelf en om duurzaam te werken aan verbetering van hun arbeidsmarktpositie. Tegen de heer Van der Ham zeg ik dat het ernaar uitziet dat het wetsvoorstel met tweederde meerderheid in de Kamer aanvaard zal worden. Dat is toch iets breder dan alleen de coalitie.
De heer Van der Ham (D66):
Het zou voor de CDA-fractie een teken aan de wand moeten zijn dat de SP hierover zo ongelooflijk enthousiast is, terwijl die partij zo tegen de Wet werk en bijstand was, waarvoor wij samen zo hard hebben geknokt. De CDA-fractie zou het enthousiasme van de SP toch niet als een compliment moeten zien.
De voorzitter:
U hebt uw punt gemaakt.
Mevrouw Spies (CDA):
De heer Van der Ham heeft geen vraag aan mij gesteld, dus ik zal mijn tweede termijn afronden.
Gisteren had mijn fractie een aantal vragen over de balans die gezocht zou moeten worden in de periode van zes jaar waarvoor de ontheffing zou kunnen gelden, om ervoor te zorgen dat het onderste uit de kan wordt gehaald door de gemeente, maar ook door de alleenstaande ouder. De staatssecretaris heeft heel duidelijk gezegd dat hij wil dat voor die hele periode van zes jaar een plan wordt gemaakt met daarin de activiteiten van de alleenstaande ouder die gericht zijn op het uitdrukkelijk verbeteren van zijn of haar arbeidsmarktpositie. Deze mix van activiteiten moet in balans zijn met de zorgtaken die de ouder voor zijn of haar rekening moet nemen. Dat hebben wij helder met elkaar afgesproken. Het is klip en klaar geworden dat de plichten gelden voor de gehele periode van zes jaar. Dat zal dus ook uitdrukkelijk aan gemeenten en alleenstaande ouders gecommuniceerd moeten worden en ook in de praktijk gebracht moeten worden. De staatssecretaris heeft toegezegd dat dit via de verzamelbrief en diverse overleggen gebeurt, maar dat is voor mijn fractie wel heel cruciaal.
Over vier jaar ontvangen wij de voortgangsrapportage met een overzicht van de werking van dit wetsvoorstel, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht. Mijn fractie wacht die met veel vertrouwen af.
De heer Brinkman (PVV):
Voorzitter. Op mijn voorstel voor twintig uur arbeidsverplichting antwoordde de staatssecretaris dat ook onder het huidige wetsvoorstel de alleenstaande ouder gewoon kan gaan werken. Hij gaat met deze opmerking natuurlijk bewust voorbij aan de stelregel: als iemand een uitkering accepteert en kan werken, dan moet hij ook werken. Het is mij nog steeds niet helemaal duidelijk waarom de staatssecretaris hieraan voorbijgaat. Vindt hij dat een kind van vijf jaar het beste opgevoed kan worden als zijn moeder niet werkt of prevaleert bij hem het belang dat hij stelt in een betere opleiding?
De scholingsplicht is een vorm van neocommunisme, waarvan bij mij de rillingen over de rug lopen. Je bent 35 jaar oud, je hebt altijd achter de kassa gestaan bij de supermarkt en je bent gelukkig. Je hebt geen diploma. Je krijgt een kind en gaat scheiden. Deze vrouw moet volgens dit nieuwe wetsvoorstel op haar vijfendertigste opnieuw naar school. Wat een bemoeizucht van deze centralistisch geleide en denkende overheid! Anno 2008 maakt deze staatssecretaris wel even uit wat goed is voor die arme alleenstaande moeder. Zij moet namelijk een opleiding volgen. Dit is een pure vorm van vrouwendiscriminatie! Alleenstaande moeders zijn heel goed zelf in staat om te bedenken wat goed voor hen is. Zorg ervoor dat deze mensen verplicht in het arbeidsproces blijven acteren en ondersteun hen wanneer zij zelf bepalen dat zij zich willen laten scholen.
De twintig uur arbeidsverplichting is een zeer goed en verdedigbaar compromis. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het volledig loslaten van de arbeidsverplichting voor alleenstaande ouders van kinderen tot vijf jaar die een uitkering hebben, indruist tegen het gangbare principe dat iedereen die kan werken ook moet werken;
van mening dat deze ontheffing van de arbeidsverplichting niet bevorderlijk is voor de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt en voor het tegengaan van armoede in bijstandsgezinnen;
overwegende dat echter wel ruimte moet bestaan voor alleenstaande ouders om werk en zorg te combineren;
verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de arbeidsverplichting voor alleenstaande ouders van kinderen tot vijf jaar wordt gehandhaafd tot aan een grens van minimaal twintig arbeidsuren per week,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Brinkman en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16(31519).
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. De staatssecretaris heeft gisteren in de Kamer van mij begrepen dat mijn fractie, alles overwegende, steun voor dit wetsvoorstel uitspreekt. Ik sprak gisteren over enkele haken en ogen. Hij is daarop ingegaan. Ik zou wel een stapje verder willen gaan, maar gelet op de politieke context waarin dit wetsvoorstel aan de Kamer wordt voorgelegd, zullen wij het steunen.
Elke fractie heeft vanzelfsprekend recht op een eigen standpunt en verwoording daarvan, maar toch stak het mij gisteren wel een beetje dat sommigen je haast willen doen geloven dat een alleenstaande ouder die er overtuigd en bewust voor kiest om zelf beschikbaar te zijn voor het zeer jonge kind, een deerniswekkende figuur zou zijn. Dat is natuurlijk niet het geval, integendeel. Wij zouden het juist zeer moeten waarderen als ouders, in welke omstandigheden zij zich ook bevinden, hun leven zo inrichten, dat de kinderen niet tekortkomen en voluit de begeleiding en opvoeding krijgen die zij nodig hebben en verdienen. Als er nog twee ouders zijn, kan dat mooi in onderlinge samenspraak. Dat is een belangrijk punt in de samenleving. Je kunt zeggen dat de jeugdzorg een veel meer omvattende taak heeft. Je kunt ouders via allerlei aanzetten herinneren aan hun opvoedingstaak, die onvervreemdbaar is. Je kunt ouders in de arbeidsparticipatie willen hebben. Ik zie daar natuurlijk ook wel kanten aan. De SGP-fractie heeft dat ook nooit ontkend. Maar wij moeten de keuze echt aan de ouders laten. Dat is de principiële opvatting die mijn fractie hierover heeft. Gisteren heb ik die opvatting weer uitgedragen en zijn er kanttekeningen bij geplaatst die in een bepaalde richting tendeerden. Eigenlijk zou je moeten vinden dat arbeidsparticipatie onmisbaar is, meer dan de persoonlijke aanwezigheid in het opvoedingskader van het jonge kind. Die stelling betreur ik.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
De heer Van der Vlies en ik hebben gisteren een debat gevoerd over de inkomenspositie van deze groep. De heer Van der Vlies kennende, dacht ik: hij gaat er nog een nachtje over slapen en hij komt erop terug. Ik heb niet gezegd dat deze groep bij voorbaat zielig of ziek, zwak en misselijk is. Kan ik met de SGP en de ChristenUnie een deal sluiten om bij de begroting van SZW echt iets te doen aan de inkomenspositie van deze groep? Het is een van de armste groepen in Nederland. Het is niet altijd prettig om op die manier en in die omstandigheden je kinderen te moeten opvoeden.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mevrouw Van Gent heeft een punt. Ik was en ben nog niet zover om daar voluit steun aan te betuigen, maar ik wil er graag over meedenken.
De heer Van der Ham (D66):
Het kan een principiële keuze zijn om tot een bepaalde leeftijd bij de kinderen te blijven. Zeker als je een partner hebt, kun je ervoor kiezen om het zo te regelen. Als je echter kostwinner bent en de zorg voor kinderen hebt, is er een dilemma. Natuurlijk, je kunt ervoor kiezen om de eerste vijf jaar bij je kinderen te blijven, maar die keuze werpt een schaduw op de rest van het leven van zo'n vrouw en van zo'n gezin. Zij zal minder makkelijk aan werk komen. Dat is het grote dilemma. Natuurlijk is het fantastisch als je alle tijd van de wereld hebt om een kind op te voeden, maar als dat zulke grote gevolgen heeft voor de rest van je leven, voor je eigen leven en voor dat van het kind, moeten wij toch proberen om dat te voorkomen?
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik ervaar dit als een herhaling van het interruptiedebat van gisteren. Natuurlijk is het verwerven van een inkomen en scholing, voorafgaand maar ook gedurende de arbeidsprestatie, belangrijk. Wat echter zeker zo belangrijk is, is dat als er kinderen mogen zijn, zij op een zo goed mogelijke manier worden opgevoed. Moet dat altijd door daar 7 maal 24 uur zelf bij te zijn? Dat hoort u mij niet beweren. Ik wil de keuze ervoor in ieder geval aan de ouders laten. Dat moeten wij in de samenleving mogelijk laten zijn.
De heer Nicolaï (VVD):
Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik begin met een woord van waardering: ik vind het knap dat deze staatssecretaris zo'n slecht wetsvoorstel, waarin hij niet kán geloven, met veel verve heeft verdedigd. Ik had zeven redenen waarom het niet moest; ondanks die verdediging met verve is er geen één weggenomen. Hoe je het ook wendt of keert – dat erkent de staatssecretaris wel degelijk – en wat je er ook bijhaalt aan goede bedoelingen, dit wetsvoorstel leidt tot minder druk op bijstandsmoeders om aan de slag te gaan. De staatssecretaris erkent dat ook. Verder leidt het tot minder ruimte voor gemeentes om individuele afwegingen te maken. Ook dat erkent de staatssecretaris.
Wat was de kern van het succes van de wet-Rutte, de Wet werk en bijstand? Precies, die twee dingen: meer druk om mensen die kunnen werken aan de slag te laten gaan, en meer ruimte voor gemeentes om zelf die afweging te maken. Het is wel degelijk een pijl in het hart van de wet-Rutte, de Wet werk en bijstand, en ook al zou het een kleine beweging zijn, het is precies de verkeerde. Het gaat niet over niets. Waarom zegt Tof Thissen, namens alle sociale diensten sprekend, dat dit zo ernstig is? Omdat er een beweging gaande is. Sinds een jaar of vijf zijn wij vrij breed bezig de goede kant op te gaan, en die beweging wordt met dit wetsvoorstel precies de verkeerde kant op teruggeduwd. Ik vind dat echt ernstig, het valt mij echt tegen van deze staatssecretaris.
Nadat het regeerakkoord was vastgesteld, heeft de staatssecretaris zichzelf misschien hiervan overtuigd, maar waarom dan al die anderen niet? Waarom heeft hij de sociale diensten, de gemeenten, de PvdA-wethouders van grote steden en de VNG niet overtuigd? Waarom heeft niemand de inzichten van de staatssecretaris overgenomen? Bij de SP is het wel gelukt. Van harte, staatssecretaris. SGP is ook voor. Ook van harte. De VVD is en blijft tegen. Dit wetsvoorstel is het kwadraat van conservatief-christelijk en socialistisch denken, namelijk zwakkeren van de wal in de sloot helpen en moeders thuis houden.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Voorzitter. Het overkomt mij niet zo vaak dat ik in één week tijd twee superlatieven aan mijn adres krijg. In de Haagse versie van De Telegraaf was te zien dat ik te gast was in het politieke café van de VVD in mijn woonplaats. Ik moest daar achter de tap staan, en werd door de VVD van harte uitgenodigd het aanmeldingsformulier voor die partij in te vullen, want zo liberaal waren mijn opvattingen. En dan sta ik in deze Kamer en mag er getuige van zijn dat de PVV mij zo ongeveer de facto voor communist uitmaakt. Dat overkomt een bewindspersoon niet zo vaak binnen één week, het kan verkeren. Wellicht geldt hier de Franse uitdrukking, door mij hier volstrekt onschuldig gebruikt: les extrèmes se touchent.
De heer Spekman vindt het van belang dat wij proberen naar evenredigheid de betreffende ouders, veelal vrouwen, te bedienen vanuit de sociale diensten. Ik ben blij met zijn steun voor die redenering. Hij heeft gevraagd of wij kunnen bijhouden welke getallen er gerealiseerd worden, ook tussentijds. Ik heb gisteren aangegeven – mevrouw Spies heeft dat net in een interruptiedebatje gememoreerd – dat ik graag de wet wil monitoren, dat ik daar inzicht in wil verschaffen. Wij hebben afspraken lopen met de VNG in het kader van het bestuursakkoord over het monitoren van een aantal gegevens die van belang zijn voor de bijstand in Nederland. In het kader daarvan kan ik de Kamer ook over deze wet informeren.
De fractie van D66 heeft van de week bij monde van de heer Pechtold laten blijken dat een alleenstaande goed zit bij D66. De heer Van der Ham laat vandaag zien dat een alleenstaande ouder met kind niet goed zit bij D66. Met alle begrip voor zijn motivering, ik heb hem nauwelijks op warme woorden kunnen betrappen over de noodzaak, die door een aantal anderen wel is onderstreept, van een behoorlijke balans tussen werken en zorgen. Ik heb hem niet horen zeggen dat die zorg erg belangrijk is. Misschien vindt de fractie van D66 dat ook, maar ik heb het de heer Van der Ham niet horen beargumenteren de afgelopen twee dagen.
De heer Van der Ham (D66):
Wij hebben het gisteren en vandaag over de Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders. Ik kan eindeloos praten over kinderopvang, over zaken die wij bij de algemeen politieke beschouwingen hebben ingebracht over de voordelen die het kabinet gezinnen wel gunt, maar alleenstaanden niet. Daarover hebben wij het eindeloos in deze Kamer gehad. Hier behandelen wij deze wet die ik ongunstig vind voor alleenstaande ouders. Daar heb ik het vooral over gehad. Al die andere debatten die wij hebben gevoerd, heeft de staatssecretaris ook meegemaakt. De minister-president was aan het woord, maar de staatssecretaris zat ook goed te luisteren. Dus hij weet precies wat onze positie is. Waar het kabinet het laat liggen, neemt D66 het wel op voor de alleenstaanden.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Ik vind het spijtig dat ik de heer Van der Ham gisteren en vandaag niet heb kunnen overtuigen. Het zij zo. Alleen zijn bewering dat er geen sancties verbonden kunnen zijn aan het feit dat een ouder straks zal weigeren om in te gaan op een re-integratieaanbod is ten enenmale onjuist. Ik heb gisteren geprobeerd te beargumenteren dat ook in het kader van deze wet de re-integratieverplichting overeind blijft. Zij is weliswaar uitgesteld, maar zij blijft overeind. Het is dus ook niet mogelijk dat een definitief aanbod van de gemeenten, bijvoorbeeld in de vorm van scholing, niet wordt geaccepteerd. Dat gebeurt overigens wel in overleg. De winst van deze wet is namelijk dat het vetorecht niet meer bij de gemeenten ligt. Dan kan een korting op de uitkering worden toegepast en in het slechtste geval zelfs intrekking van de uitkering voor een periode van drie maanden. Dat blijft gewoon van kracht voor de komende periode na inwerkingtreding van deze wet. De bewering van de heer Van der Ham dat maatwerk niet meer geleverd wordt, is onjuist. Ik heb juist beargumenteerd dat op deze manier meer maatwerk geboden wordt. Tot nu toe kon alleen van de kant van de gemeente een aanbod worden gedaan en volgde er een sanctie wanneer men dat niet accepteerde. Nu krijgen de ouders zelf de mogelijkheid om te praten over wat zij belangrijk vinden, waarbij zij uiteindelijk de definitieve keuze maken. Als zij, gehoord het aanbod van de gemeente, kiezen voor scholing in combinatie met vrijstelling, ligt de eindbeslissing bij de ouders. Dat is een paradigmashift die wij op deze manier introduceren, waardoor de keuzemogelijkheden veel groter zijn dan nu in de Wwb.
Het amendement van de heer Van der Ham op stuk nr. 12 is contrair aan de wet. Ik heb grote bedenkingen bij dit amendement. Het spreekt voor zich dat het in de grond strijdig is met de opvattingen van het kabinet. Derhalve ontraad ik aanvaarding van dit amendement ten zeerste.
Er is veel gesproken over de kwaliteit van de opleidingen. Dat ging in de trant van een cursusje zus of een cursusje zo. Zo wens ik daar niet over te spreken. Het doet onrecht aan de professionaliteit van de mensen die bij de uitvoering betrokken zijn. Het gaat om vormen van scholing die wel degelijk bedoeld zijn om uitzicht te bieden op een betaalde baan. Dat mogen wij niet afdoen door erover te spreken als een cursusje zus of een cursusje zo. Nogmaals, het is een belediging voor alle mensen die aan het front voor ons dit werk uitvoeren in Nederland.
Voorzitter. Toen het ging om het monitoren van de relevantie van de opleidingen na een jaar interrumpeerde mevrouw Spies mijns inziens terecht. Wij hebben gezegd dat wij de werking van de wet zullen monitoren en dus zullen wij het een en ander in beeld brengen. Dit ligt in het verlengde van het antwoord op de vraag van de heer Spekman over de monitoring.
Mevrouw Karabulut sprak vandaag eveneens over de maximumperiode van zes jaar. Ik heb niet zo veel toe te voegen aan hetgeen ik daar gisteren al over heb gezegd. Dit wetsvoorstel opent de mogelijkheid voor opleidingen tot startkwalificatie als vertrekpunt, maar sluit geen hogere opleidingsvormen als wo en hbo uit. Ik snap eerlijk gezegd niet waarom de SP dit niet omhelst als zijnde materieel zo ongeveer hetzelfde als waar zij voor pleit. Ik heb nadrukkelijk gezegd dat als het dienstig is voor het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt in latere jaren dat er een hbo- of wo-opleiding wordt gevolgd, wij dat graag aanbieden. Als iemand echter al een geweldige opleiding heeft bijvoorbeeld in de ICT en nog graag bijvoorbeeld een opleiding geschiedenis wil doen aan een wo-instituut, dan ligt het niet voor de hand om dat dienstig te beschouwen voor het vergroten van de arbeidsmarktkansen van betrokkene. Maar er kan gesproken worden over hogere vormen van opleidingen. Ik zou dan ook zeggen: SP materieel gezien heb je eigenlijk wat je wil, omarm dat dan ook!
Mevrouw Karabulut (SP):
Het gaat helemaal niet om het type opleiding. In de wet staat in feite dat mensen zonder startkwalificatie een opleidingsaanbod krijgen van de gemeente, maar als men al een startkwalificatie heeft, kan men van de gemeente een aanbod krijgen om bijvoorbeeld wasknijpers in elkaar te zetten. Ik vind dat dit niet moet, ik vind dat ook mensen met een startkwalificatie in eerste instantie een opleidingsaanbod moeten krijgen van de gemeente.
De voorzitter:
Ik heb u dat gisteren ook letterlijk horen zeggen!
Staatssecretaris Aboutaleb:
Voorzitter. Ik zal dan ook mijn argumenten moeten herhalen, maar zal dat maar niet doen. Ik neem hier maar weer kennis van.
Mevrouw Karabulut en mevrouw Ortega hadden nog een vraag over de voorlichting. Voor mij is het vrij simpel: gemeenten voeren de wet uit en worden geacht daarover communicatie met burgers op te zetten. Ik ga alle burgers dus niet zelf een brief sturen en ik ga ook niet verordonneren dat de gemeenten hun burgers een brief sturen over hun wijze van communiceren. Dat zou wel erg ingrijpen in de autonomie van de gemeenten. Zij beslissen zelf welke instrumenten zij inzetten om burgers te informeren over de uitvoering van wet- en regelgeving. Ik heb gisteren al toegezegd en wil dat graag herhalen dat ik de gemeenten zal aansporen om zulks te doen en wel met een verzamelbrief, een instrument dat wij daarvoor hebben. Het ligt niet voor de hand dat wij hier gemeenten gaan vertellen hoe zij hun communicatie met hun burgers over milieu- of bouwregels of over deze wet moeten organiseren. Dat behoort tot de autonomie van gemeenten.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb dat ook helemaal niet zo gezegd. Ik heb alleen gevraagd op welke manier de staatssecretaris de Kamer gaat informeren of de informatievoorziening de komende tijd goed verloopt.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Wat mij betreft hoort dat in de monitoring thuis. Ik heb haar woorden anders opgevat, maar nu dat een misverstand blijkt te zijn, neem ik mijn woorden richting mevrouw Ortega terug.
Mevrouw Van Gent had vragen over de bijverdienregeling en maximale periode van zes maanden. Haar motie op dit punt snap ik eerlijk gezegd niet zo goed. Aan de ene kant pleit zij voor een maximale vrijlating maar aan de andere kant wil zij in dezelfde motie toch weer iets van werken. Dat lijkt mij wat strijdig. In een algemeen overleg hebben wij al eerder gediscussieerd over de bijverdienregeling. Ik heb toen toegezegd dat ik de Kamer daarover een brief zou sturen en ik heb die brief gestuurd op 27 november 2007. Daarin heb ik uitgebreid beargumenteerd waarom uw voorstel toen voor ons niet kon. Ik had in dat overleg ook beloofd om de gemeenten over de vrijlatingsregeling zou informeren en dat heb ik gedaan via een verzamelbrief gedateerd maart 2008. Wij kunnen deze discussie overdoen bij gelegenheid van de behandeling van dit wetsvoorstel, maar dit lijkt mij weinig zinvol.
Naar aanleiding van het verzoek van de fractie van GroenLinks over het gelijkstellen van mensen die nu in de bijstand komen en mensen die reeds in de bijstand zitten, heb ik gisteren al gezegd dat het bedienen van de nieuwe groep binnen zes maanden mogelijk is en dat voor het zittend bestand een overgangstermijn van een jaar nodig is. Ik heb dit niet zelf verzonnen. Dit is aangegeven door het uitvoeringspanel van de gemeenten. Die hebben dat ene jaar nodig. Als ik het verzoek echter zo mag begrijpen dat ik word aangespoord om zo snel mogelijk met de gemeenten in overleg te treden en ervoor te zorgen dat ze alle zeilen bijzetten en het maximale doen om zo veel mogelijk mensen binnen zes maanden een aanbod te doen, dan heb ik geen bezwaar tegen deze motie. Dus in deze betekenis. Dit onderwerp kan dan worden geagendeerd voor het overleg met de gemeenten over enige tijd.
De voorzitter:
Mevrouw Van Gent, snapt u het niet?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Ik moest even overleggen met de vele indieners van mijn motie. U zult dat begrijpen.
De motie moet inderdaad zo worden geïnterpreteerd als de staatssecretaris nu zegt. Het lijkt mij goed dat wij de motie in stemming brengen. Hij kan dan de boodschap meenemen dat de Kamer zijn interpretatie breed ondersteunt.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Voorzitter. Ik laat dit aan de Kamer over. Ik meld dat ik geen bezwaar heb tegen de motie maar dan wel in de interpretatie die ik ervan heb gegeven.
Mevrouw Ortega heeft gevraagd of ik nog wil ingaan op de vraag wat er gebeurt als er aan de gesprekstafel een conflictsituatie ontstaat tussen de ouder en de gemeenteambtenaar. Als er een conflictsituatie is ontstaan, is het uiteindelijk aan de gemeente om een beslissing te nemen. Die kan zijn dat er toch een richting wordt opgegeven, bijvoorbeeld voor die opleiding. In dit opzicht verandert er niets aan de huidige praktijk, dat wil zeggen dat het altijd mogelijk is om tegen een beslissing van de gemeente bezwaar aan te tekenen en om in beroep te gaan. Aan die optie verandert niets. Er kan dus geëscaleerd worden, zoals dat heet, op het moment dat de gemeente een beslissing neemt die de burger niet welgevallig is.
Ik meen dat ik voldoende heb gezegd over de communicatie.
Ik dank mevrouw Spies voor haar steun voor het wetsvoorstel. Ik wijs er nogmaals op dat wij het met elkaar eens zijn dat het niet zo kan zijn dat er een activiteit wordt verricht gedurende vijf of zes maanden, een cursus of een opleiding, en dat daarmee de gehele zesjaarlijkse periode is gedekt. Daarvoor moeten wel degelijk plannen worden gemaakt. Ik weet niet of je vanaf dag één een plan moet maken voor de gehele periode van zes jaar, maar gedurende die zes jaar kan een reeks activiteiten worden ondernomen, variërend van een opleiding, cursus, vrijwilligerswerk tot het bijhouden van competenties. Die periode moet op die manier zinvol worden gebruikt. Als mevrouw Spies dan zegt dat haar fractie dit cruciaal acht voor het welslagen van het beleid, dan voeg ik hieraan toe dat dit ook voor mij cruciaal is voor het welslagen van deze aanpak.
De heer Brinkman heeft het voorbeeld gegeven van een vrouw van 35 jaar die trouwt, kinderen krijgt en vervolgens gaat scheiden. Hij zei dat zij helemaal niets moet doen. Zij moet helemaal niets doen, ik herhaal het nog een keer. Ik kan mij daarbij niets voorstellen. Ik kan mij niet voorstellen dat dit wetsvoorstel tot gevolg zou hebben dat zij wordt gedwongen om helemaal niets te doen. Dat is altijd een keuze van de vrouw zelf. Als zij gelukkig is in die baan, achter de kassa, met of zonder kinderen, getrouwd of alleenstaand, staat haar niets in de weg om die optie waar te maken. Klaar! Wij verbieden niets. Wij creëren alleen mogelijkheden om werk en zorg in balans te brengen voor zover de burger er zelf om vraagt. Wij verplichten tot niets. Alle bestaande opties om te werken – met kinderen, getrouwd of ongetrouwd, met of zonder kinderopvang – zijn toegestaan. U roept daarmee een beeld op van de voorstellen van het kabinet dat kant noch wal raakt. Ik vind het spijtig dat u die perceptie heeft. Er is dus geen sprake van stalinistische of communistische opvattingen over arbeidsdeelname.
De heer Nicolaï heeft er ook allerlei percepties van hoe ik hier zelf in zou zitten. Ik zit in dit verhaal niet anders dan als bewindspersoon, want dat is de rol die ik hier vandaag moet vervullen. Dit kabinet heeft de lijn dat het buitengewoon belangrijk is dat er een goede balans bestaat tussen werken en zorgen, juist voor jonge kinderen. Het kabinet komt ook binnenkort met een nota over verlofregelingen, waar de hele Kamer na een belangrijke discussie heeft gevraagd. Dat is niet voor niets, omdat wij het evenwicht tussen werken en zorgen heel belangrijk vinden. Ik benadruk dat dit niet het enige is wat het kabinet doet. Het kabinet bevordert werken in deeltijd. Daarvoor komen instrumenten. Wij hebben de Taskforce Deeltijd Plus in het leven geroepen. Wij willen graag dat het gemiddelde aantal gewerkte uren omhoog gaat. In het mandje van de mogelijkheden creëren wij ook deze mogelijkheid. Dat is niet het enige. Ik zou het jammer vinden als men nu al de conclusie trekt dat dit kabinet helemaal niets meer wil met de arbeidsdeelname van vrouwen. Dat is ten enen male onjuist, ook gelet op de feitelijk door het kabinet genomen maatregelen.
De heer Van der Ham (D66):
Laten wij even in de toekomst kijken. U zei daarnet dat u helemaal voor dit wetsvoorstel bent en dat dat ook de taak is die u hier heeft als staatssecretaris van Sociale Zaken. Sluit u uit dat u straks in uw rol als burgemeester van Rotterdam een andere opvatting zult uitdragen in de richting van het kabinet?
Staatssecretaris Aboutaleb:
Die rol heb ik niet. Ik sta hier als staatssecretaris in dit kabinet, en ik heb dus ook geen andere opvattingen in te nemen dan die. Maar indien en voor zover dat tot de mogelijkheden behoort, zal ik mij vierkant achter dit verhaal stellen.
Ik kom bij een reactie op de moties, allereerst de motie van de heer Van der Ham waarin het kabinet wordt verzocht, de relevantie van de gevolgde opleidingen te monitoren. Daarvan heb ik net gezegd dat dit wat mij betreft past in de toegezegde, algemene monitoring. Om die reden ontraad ik de aanneming van deze motie.
Over het amendement van de leden Van der Ham, Nicolaï en Van Gent heb ik in mijn argumentatie al voldoende gezegd. Ik ontraad de aanneming ervan.
In de motie van mevrouw Van Gent en mevrouw Karabulut waarin de regering wordt verzocht om de maximering van de bijverdienregeling voor alleenstaande ouders met ontheffing van de sollicitatieplicht te laten gelden voor de duur van de ontheffing heb ik een tegenstrijdigheid aangetroffen. De maximering van de bijverdienregeling voor alleenstaande ouders is alleen maar mogelijk als men werkt. Dat lijkt mij lastig te rijmen met een ontheffing van de sollicitatieplicht. Semantisch klopt dit niet. Voor zover hier andere bedoelingen achter zitten, kan ik die er niet uit halen. Voor zover het doel van deze motie niet anders is dan wij eerder al in het algemeen overleg hebben besproken, heb ik zojuist mijn opvattingen daarover kenbaar gemaakt. Derhalve ontraad ik de aanneming van deze motie.
In de motie van de leden Van Gent, Spekman, Spies en Ortega-Martijn wordt de regering verzocht, geen onderscheid te maken tussen oude en nieuwe gevallen in de bijstand. Daarvan heb ik net gezegd dat ik graag op mij neem om met de gemeenten te communiceren dat zij hun best moeten doen om zo veel mogelijk mensen binnen zes maanden te kunnen helpen.
In de motie van de leden Brinkman en Fritsma wordt de regering verzocht, er zorg voor te dragen dat de arbeidsverplichting voor alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar wordt gehandhaafd tot een grens van minimaal 20 arbeidsuren per week. Daarvan heb ik al gezegd dat dit echt in de grond strijdig is met de opvattingen van het kabinet en derhalve moet ik ook de aanneming van deze motie ontraden.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
De stemming over het wetsvoorstel en over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats.
De vergadering wordt van 15.00 uur tot 16.00 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-1294-1302.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.