Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 25 juni 2008 over kinderopvang.

De voorzitter:

Wij hebben afgesproken dat ik een "kerstachtig" regime zal hanteren, omdat wij een spoedoverleg houden. "Kerstachtig" is een nieuwe variant die wij vanavond met elkaar bedenken. Daarbij kunnen woordvoerders uiteraard een motie indienen. Anders dan onder het echte kerstregime, kunnen woordvoerders de staatssecretaris ook een vraag stellen als zij wel degelijk begrijpen wat de staatssecretaris bedoelt. Onder het echte kerstregime sta ik dat niet toe. Ik hoop dat de leden nog begrijpen wat ik bedoel. Ik ben dus vandaag erg ruimhartig; woordvoerders kunnen een interruptie plaatsen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter. Afgelopen woensdag hebben wij een naar mijn mening wat ontluisterend debat met de staatssecretaris gevoerd over de kinderopvang. Het debat heeft geen helderheid opgeleverd. De staatssecretaris heeft in dat debat een beeld van onbetrouwbaarheid neergezet. Haar beleid is onbetrouwbaar, omdat in het verkiezingsprogramma van de PvdA staat dat er gratis kinderopvang zal worden aangeboden. Haar beleid is onbetrouwbaar, omdat het kabinet de regeling rond de kinderopvang een jaar na de inwerkingtreding al weer terugdraait. Haar beleid is ook onbetrouwbaar, omdat uit de gegevens blijkt dat de kostenstijgingen van ondernemers niet zijn meegenomen. Velen vroegen mij gisteren waarom ik hieraan geen politieke consequenties verbond. Uiteraard heb ik daarover nagedacht. Van politieke consequenties kan sprake zijn als de regering de Kamer onjuist heeft geïnformeerd. Ook een antwoord op de vraag of zij dat heeft gedaan, heeft het debat van woensdag niet opgeleverd. Om dit toch helder te krijgen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Dezentjé Hamming-Bluemink

constaterende dat de regering bij de berekening van extra kosten voor ouders als gevolg van de bezuinigingen in de kinderopvang, geen rekening houdt met prijsstijgingen in de kinderopvang de komende jaren;

constaterende dat de verwachting dat kinderopvangondernemers hun prijzen niet zullen verhogen, niet is gebaseerd op toezeggingen van ondernemers zelf;

van mening dat zowel ouders als Kamer op deze wijze onvolledig worden voorgelicht;

verzoekt de regering, vóór het zomerreces van 2008 een overzicht naar de Kamer te sturen, waaruit blijkt wat de extra kosten voor ouders zullen zijn als prijzen in de kinderopvang jaarlijks 2,5% respectievelijk 4% zullen stijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dezentjé Hamming-Bluemink, Van Gent en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(31322).

Ik zie dat mevrouw Kraneveldt een vraag heeft. Zij kan die stellen als mevrouw Dezentjé al haar moties heeft ingediend.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter, ik kijk ook nog maar even naar...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Dezentjé, wij hanteren een kerstregime, dus u moet nu eerst uw moties voorlezen. Voor we het weten, staan wij een volledig debat te voeren.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

U hanteert een strak regime, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, en uw twee minuten zijn al om.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

U hebt gelijk. Mijn andere moties luiden als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de besluitvorming van het kabinet in het kader van het meerjarenperspectief kinderopvang overhaast en onvoldoende doordacht is, terwijl ouders, ondernemers en de maatschappij fors door de plannen getroffen worden;

constaterende dat het kabinet kennelijk niet de moeite heeft genomen, met de sector over een adequate oplossing in overleg te treden;

overwegende dat ook de commissie-Bakker heeft geadviseerd, de subsidie voor kinderopvang zo vorm te geven dat het voor vrouwen aantrekkelijker wordt om te gaan werken;

verzoekt de regering, alsnog in overleg te treden met de sector en sociale partners over een integraal voorstel met betrekking tot de toekomst van de kinderopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(31322).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet het stelsel van de gastouderopvang, zoals vastgelegd in huidige wetgeving, tracht te wijzigen;

overwegende dat nieuwe wetgeving diepgaande consequenties heeft voor de gastouderopvangsector;

verzoekt de regering, de stelselwijziging van gastouderopvang tot stand te laten komen in intensief overleg met direct betrokkenen uit de sector, zoals gastouders en gastouderbureaus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(31322).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet het stelsel van de gastouderopvang, zoals vastgelegd in huidige wetgeving, wenst te wijzigen;

overwegende dat de mogelijkheden voor flexibele opvang in het huidige stelsel een groot succes blijken te zijn;

verzoekt de regering, bij de totstandkoming van nieuwe wetgeving de huidige flexibiliteit van kinderopvang te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(31322).

De voorzitter:

U kunt één vraag stellen als u de moties niet begrijpt. Er komt geen echte derde termijn.

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA):

Mevrouw Dezentjé Hamming gebruikt wel heel grote woorden. Zij noemt de staatssecretaris en de cijfers van de staatssecretaris onbetrouwbaar, terwijl die cijfers toch gebaseerd zijn op het CPB en op de Belastingdienst. Als wij die niet meer kunnen vertrouwen, wordt het wel een beetje zot. Ik vind dat mevrouw Dezentjé Hamming dan ook hom of kuit moet noemen. Zij moet precies kunnen aantonen dat de cijfers van de staatssecretaris niet correct zijn. Als zij dat doet, dan moet zij ook het lef hebben om hierover een Kameruitspraak te vragen. Nu gebruikt zij namelijk heel grote woorden, maar durft zij niet door te pakken en te bewijzen dat zij gelijk heeft en de staatssecretaris niet. Dat is een ernstige zaak.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Ik vind het ook een ernstige zaak dat de staatssecretaris in ieder geval onvolledige voorlichting geeft. Op de site van het ministerie van OCW staat een rekenmodel. Ik bestrijd de cijfers daarvan helemaal niet. Mijn punt is dat ze onvolledig zijn. Je kunt er namelijk niet van uitgaan, zo hebben wij gisteren gehoord, dat de kinderopvangondernemers hun prijzen niet zullen verhogen. De staatssecretaris gaat hier wel van uit. Het is natuurlijk een illusie. Het gaat niet gebeuren. De salarissen stijgen, dus het is logisch dat alles duurder wordt, ook de kosten van de kinderopvang. Dat staat niet in het model. Je kunt zo'n rekenmodel niet op de website van OCW zetten. Ik vind dat onvolledig informeren. Ik vind dat vervelend. Dat is mijn punt. Vandaar ook mijn motie om de berekening van de staatssecretaris te laten komen, zodat zij het keurig kan weerleggen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Heeft mevrouw Dezentjé Hamming vandaag kennis genomen van de website waarvan zij gisteren haar informatie haalde, www.buitenhek.nl?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Ik heb daar mijn informatie niet vandaan. Ik heb die website ook niet geraadpleegd.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Als mevrouw Dezentjé Hamming dat wel had gedaan, had zij in ieder geval vandaag gezien dat er een correctie is gekomen op de berekeningen die zij gisteren zelf heeft gemaakt. In die correctie geven Buitenhek Management en Consult nu zelf aan, op basis van het debat dat gisteravond is gevoerd, maar zij hadden dat al eerder kunnen lezen, dat de bedragen die zijn eerder hebben rondgestrooid, niet kloppen.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij gaan het kort houden. Het is een derde termijn.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Kan mevrouw Dezentjé Hamming daar een reactie op geven? Het betekent namelijk dat haar berekeningen ook niet kloppen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Om die reden heb ik de motie ingediend. Zo krijgt de staatssecretaris de kans om het uit te duiden. Ik heb geen zin om weer in een cijferspelletje verzeild te raken. Ik heb de motie ingediend en ga er eigenlijk van uit dat de staatssecretaris die motie omarmt, zodat deze niet eens nodig blijkt te zijn. Als dat niet gebeurt, vraag ik er het oordeel van de Kamer over. Ik vraag de staatssecretaris simpelweg om de gegevens rechtstreeks aan de Kamer te geven.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Mag ik één laatste vraag stellen?

De voorzitter:

Heel kort!

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Welke consequentie trekt mevrouw Dezentjé Hamming op het moment dat die motie niet wordt aangenomen? Trekt zij dan de conclusie dat de meerderheid van de Kamer de gegevens zoals die zijn aangeleverd door de staatssecretaris, betrouwbaar acht? Of twijfelt zij daar dan nog steeds aan?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

De heer Jan Jacob van Dijk luistert niet goed. Ik trek de cijfers niet in twijfel. Ik zeg dat deze onvolledig zijn, omdat een aantal gegevens niet is meegenomen. Je kunt niet het beeld voorspiegelen dat het allemaal geweldig meevalt, zoals ook de heer Jan Jacob van Dijk doet, terwijl je helemaal niet meeneemt dat in de komende jaren de prijzen zullen stijgen. Dan geef je de ouders echt een te florissant beeld. Dat neem ik de heer Jan Jacob van Dijk kwalijk.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik heb gisteren gerefereerd aan het Centraal Planbureau. In eerste instantie heb ik aangegeven dat 30.000 vrouwen van de arbeidsmarkt zouden verdwijnen. Er is toen even over gediscussieerd dat het 10.000 vrouwen zouden zijn. Ik bedacht mij dat inderdaad sprake was van een aantal van10.000, maar dacht dat er toch iets niet helemaal in orde was. Ik heb ernaar gekeken en het gaat om 10.000 fte's. Dat is ongeveer vergelijkbaar met 30.000 vrouwen die van de arbeidsmarkt verdwijnen. Dat lijkt mij best een grote groep. Ik ben ook naar de site van het ministerie van OCW over de kinderopvang gegaan en heb daar zelf gegevens ingevoerd. Tweeverdieners met twee kinderen, die bijvoorbeeld € 40.000 bruto per jaar verdienen, gaan van € 143 naar € 173 per maand. Bij een jaarinkomen van € 50.000 gaan zij van € 188 naar € 230. Ik heb zo heel veel van die berekeningen gemaakt en ik kan niet anders dan concluderen dat het bedrag waarmee ouders straks rekening moeten houden wel substantieel is.

Daarom wil ik geen jojobeleid. Werkende ouders hebben hun leven georganiseerd rond kinderopvang. Zij mochten en mogen erop vertrouwen dat zij niet opeens meer hoeven te betalen. Ik wil geen hapsnapbezuiniging voor de begroting van één jaar, geen gegoochel met cijfers. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatssecretaris een incompleetKoşer Kaya beeld schetst als het gaat om de extra kosten van kinderopvang voor ouders;

constaterende dat ouders gemiddeld 3 dagen opvang afnemen in plaats van 2 dagen;

constaterende dat vooral tweeverdieners die 1,5 tot 2 keer modaal verdienen er flink op achteruit zullen gaan;

van mening dat deze bezuiniging meer uren of dagen werken ontmoedigt en daarmee niet bijdraagt aan de emancipatie van de vrouw en de verhoging van arbeidsparticipatie;

verzoekt de regering, af te zien van de bezuiniging op kinderopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya, Van Gent en Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(31322).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben gisteren een zeer pittig overleg gevoerd over de toekomst en de betaalbaarheid van de kinderopvang. De plannen en de kinderopvang zijn dat ook waard, want het is uitermate belangrijk dat wij een forse doorstart maken, onbetaalde rekeningen uit het verleden betalen en zorgen dat vrouwen meer kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Daarvoor is goede, betaalbare kinderopvang cruciaal. De plannen van het kabinet, die nog niet helemaal helder zijn over de gastouderopvang, maar wel over de kinderopvang, vormen slecht nieuws voor de ouders. Dat vinden wij geen goede zaak.

De staatssecretaris heeft mij ook niet overtuigd van de financiële effecten. De fractie van GroenLinks zet veel vraagtekens bij de rekenmodellen die zij hanteert. Dat zijn wij niet alleen. Dat zijn ook de vakbonden. Dat is de voltallige oppositie. Dat zijn de ouders die mij ook vandaag weer hebben platgemaild met urentarieven die zij nu al moeten betalen, met problemen die zij nu al hebben, met de grote hoeveelheid geld die zij kwijt zijn. Ook vragen zij wie hun kan garanderen dat die 4% indexatie volgend jaar niet zal worden doorberekend. De staatssecretaris gaat het vriendelijk vragen aan de bedrijven, maar zij heeft geen enkele garantie. Zij heeft gezegd dat de uurprijzen wel onder de € 6 liggen, maar heel veel ouders betalen al meer dan € 6, dus die hebben daar helemaal niets aan. Het aantal van twee of drie dagen kan zij niet goed onderbouwen. Het is minder rooskleurig dan de staatssecretaris veronderstelt. Ik vraag daarom om een objectieve berekening, zodat wij deze misverstanden uit de weg kunnen helpen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat niet duidelijk is wat precies de koopkrachteffecten zijn van de voorgestelde maatregelen kinderopvang, zoals het verlagen van de tarieven voor gastouderopvang, het maximeren van het aantal uren waar ouders recht op hebben, het aanpassen van de tabel kinderopvangtoeslag, het bevriezen van de maximumuurprijs;

verzoekt de regering, het Centraal Planbureau te vragen om een notitie Koopkrachteffecten kinderopvang te maken waarin het de gevolgen van al deze maatregelen inzichtelijk maakt voor verschillende inkomensgroepen en de Kamer daarover te informeren voor 1 augustus 2008,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Dezentjé Hamming-Bluemink en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(31322).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Een laatste korte opmerking. De fractie van GroenLinks steunt de nieuwe oudertabel niet. Wij hebben overwogen om die te "stuiten" zoals dat heet, maar ik heb begrepen dat dit een ontwerpbesluit is en geen zware voorhang. Dat is niet te stuiten. Wij vinden dat jammer. Wij hebben er niet voor gekozen om dit nog per motie te proberen, omdat het een uitgemaakte zaak is.

Mevrouw Langkamp (SP):

Voorzitter. Ik kan het kort houden. De SP-fractie vindt het onacceptabel dat de gastouderopvang om zeep wordt geholpen en dat ouders met een inkomen tot twee keer modaal vanaf volgend jaar meer moeten betalen voor kinderopvang, terwijl werkgevers, in tegenstelling tot wat was afgesproken, nog steeds minder dan een derde deel van de kosten van kinderopvang voor hun rekening nemen. Dat vinden wij onevenwichtig. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wet kinderopvang als uitgangspunt heeft dat werkgevers in totaal een vaste bijdrage van een derde deel van de kosten kinderopvang voor hun rekening nemen;

constaterende dat de werkgevers op dit moment minder dan een derde deel van de totale kosten van kinderopvang voor hun rekening nemen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat werkgevers daadwerkelijk een derde deel van de totale kosten op zich nemen en deze extra inkomsten te gebruiken om de bezuiniging op de gastouderopvang en de hogere eigen bijdrage voor ouders met een inkomen tot twee keer modaal zo veel mogelijk te verminderen,Langkamp

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Langkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(31322).

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Mevrouw Langkamp, gisteren hebben wij hier ook al over gesproken. In de wet staat dat ernaar gestreefd moet worden dat een derde deel van de kosten van de kinderopvang die gebruikt wordt door werknemers voor de werkgevers is. In de voorstellen staat dat men naar 28% gaat voor de totale kosten. Dat betekent dat je ongeveer op een derde uitkomt. Als dat het geval is, bent u dan tevreden?

Mevrouw Langkamp (SP):

Naar aanleiding van uw opmerkingen gisteren tijdens het debat heb ik mij vandaag in die problematiek verdiept. Het klopt wat u zegt, maar u zegt tegelijkertijd "ongeveer". Het is dus nog steeds niet helemaal zeker. Ik heb ook geen concrete bewijzen kunnen vinden dat het inderdaad een derde deel is. Als u ze heeft, krijg ik ze graag. Los daarvan vind ik dat ouders, overheid en werkgevers gedrieën verantwoordelijk zijn voor de totale kosten van de kinderopvang. Als wij van ouders en overheid een hogere bijdrage verwachten, kunnen wij dat misschien ook van de werkgevers verwachten.

De voorzitter:

U zou één opmerking maken en dit punt heeft u gisteren ook al uitgediscussieerd. Ik dank u zeer. Ik was er niet bij, maar ik zie het helemaal voor mij.

Het woord is aan de staatssecretaris. Aan het eind van haar betoog kunt u eventueel nog een opmerking plaatsen.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Wij hebben gisteren inderdaad een lang en stevig debat gevoerd. Tegelijkertijd hecht ik eraan te zeggen dat de maatregelen die wij genoodzaakt zijn te nemen, moeten worden genomen om twee belangrijke redenen. Wij willen ook in de toekomst de groei van de kinderopvang blijven steunen. Die groei is er nu en die groei zal zich in de komende jaren doorzetten. Juist om die reden is het noodzakelijk om naast een heleboel extra geld dat de overheid hierin investeert, in deze periode 1,6 mld. extra incidenteel en 700 mln. structureel in te zetten. Wij moeten ook van een aantal andere betrokkenen een bijdrage vragen. Die bijdrage wordt gevraagd van de ouders en ook van de werkgevers. Ik zal daar aanstonds iets meer over zeggen. Uiteraard kijken wij voor het bepalen van de bijdrage ook naar het systeem. Helaas moeten wij een paar jaar na de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang vaststellen dat de wet ook een aantal effecten met zich brengt die misschien niet voorzien waren en die in elk geval ongewenst zijn. Er is discussie over de vraag of iedereen nu wel naar draagkracht bijdraagt en er is ook discussie over de door ons gepresenteerde cijfers.

Ik denk dat het goed is in de Kamer iets te zeggen over de wijze waarop wij tot nu toe altijd de maximumuurprijzen hebben vastgesteld. Bij de introductie van de Wet kinderopvang in 2005 is na onderzoek de uurprijs voor de dagopvang vastgesteld. Dat was een fatsoenlijke en goede uurprijs en daar is nog steeds sprake van. In 2006, 2007 en 2008 is er geheel geïndexeerd. Het gaat hier om een sector waarin niet voor niets gekozen voor marktwerking; ik zeg het maar even, ook tegen sommige van de partijen die nu in de oppositie zitten, maar toen de coalitie vormden. Er is gekozen voor marktwerking omdat slim ondernemen ook voor ouders leidt tot kostenbesparing. Dat was een verstandige keuze. In 2006, 2007 en 2008 is de opvang sterk gegroeid. Wij hebben dat gezien in de cijfers. Dat leidt bijvoorbeeld ook tot een hogere bezettingsgraad en dat zal zeker ook leiden tot hogere winstmarges, ook veel hoger dat die welke gisteren door sommige sprekers zijn genoemd. Als wij dit gegeven voegen bij de wetenschap dat de gemiddelde uurnormprijs op dit moment niet € 6,10, maar € 5,76 bedraagt, dan leidt dit tot de conclusie dat het heel goed mogelijk is om via het eenmalig niet doorvoeren van de indexering, dus via een eenjarige bevriezing, het jaar door te komen zonder dat wij dit aan ouders hoeven door te berekenen.

De voorzitter:

Mag ik de staatssecretaris vragen zich toch vooral te richten op de moties. Wij hebben een kerstregime en dat geldt ook voor de staatssecretaris. Ik sta iets meer vragen toe, maar geen uitvoerige discussies.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter, als hier gezegd wordt dat de overheid onbetrouwbaar is, dan vind ik dat diezelfde overheid het recht heeft om zich te verdedigen.

De voorzitter:

Dat recht heeft u ook gekregen. Ik vraag u alleen om u nu te richten op de ingediende moties.

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, dat zal ik nu ook doen.

Het voorgaande betekent dus dat wij tot nu toe – dat is dan de laatste opmerking voordat ik alle moties langs ga – nooit in beeld hebben gebracht wat de doorrekeningen zijn van bijvoorbeeld extra kosten die ondernemers hebben. Als wij dat zouden doen, dan leggen wij eigenlijk een soort perverse prikkel in het systeem. Kennelijk wil men daar naartoe, want eigenlijk wil men dan...

De voorzitter:

Maar nu gaat u echt uitlokken. Dat wil ik gewoon niet hebben vanavond. U gaat nu de moties behandelen.

Staatssecretaris Dijksma:

Oké. Dat ga ik doen.

Mevrouw Dezentjé Hamming vraagt in de eerste door haar ingediende motie om in een overzicht aan te geven wat er zou gebeuren op het moment dat ondernemers kosten die zij mogelijk hebben maximaal doorberekenen. Dat wil ik niet doen. Daarmee zouden wij er namelijk op voorhand van uitgaan dat ondernemers dat ook moeten of kunnen doen. Op dit moment doen wij dat ook niet. Er zijn namelijk ook nu al ondernemers die ver boven de maximumuurnormprijs kunnen uitgaan als zij dat willen. Ook dat berekenen wij niet. Ik zou dus niet weten waarom wij dat nu wel zouden moeten gaan doen. Ik ontraad het aannemen van deze motie.

In de volgende motie van mevrouw Dezentjé Hamming wordt het verzoek gedaan om alsnog in overleg te treden met de sector en de sociale partners over een integraal voorstel over de toekomst van de kinderopvang. Men weet dat ik vanzelfsprekend voortdurend bestuurlijk overleg heb. Dat overleg zal er zeker zijn, maar als in de motie gesteld wordt dat deze plannen ondoordacht en overhaast zijn voorgesteld, kan ik niet anders dan ook de aanneming van deze motie ontraden. Daarnaast geldt dat men het in de sector onderling over een aantal zaken niet eens is. Want laten wij vaststellen dat bijvoorbeeld werkgevers en ondernemers in de kinderopvang een andere opvatting over een aantal zaken hebben dan vertegenwoordigers van ouders of andere groepen. Overleg is er dus. Zeker als het gaat om de gastouderopvang heb ik dat toegezegd. Daarvoor heb ik geen motie nodig, en deze gezien de tekst al helemaal niet.

In de derde motie van mevrouw Dezentjé Hamming wordt in verband met de stelselwijziging van de gastouderopvang gevraagd een intensief overleg aan te gaan met direct betrokkenen uit de sector, zoals gastouders en gastouderbureaus. Wat ik doe, en dat is mijn rol, is in overleg treden met vertegenwoordigers van de sector in het bestuurlijk overleg zoals wij dat kennen. Daarnaast heb ik ook regelmatig contact met sociale partners, maar dat is niet vanuit een bestuurlijk overleg gepland. Ik heb al gezegd dat wij dat overleg over de gastouderopvang zullen aangaan en breed in het veld zullen voeren. Wij hebben echter gezegd dat voor de gastouderbureaus in de toekomst geen rol meer is weggelegd. Daarom lijkt het niet logisch dat overleg vooral met de gastouderbureaus te voeren. Breed overleg met vertegenwoordigers zal wel gevoerd worden. Ook daarvoor vind ik deze motie echter overbodig, want dat gaan wij sowieso al doen.

Dan heeft mevrouw Dezentjé Hamming een motie ingediend waarin zij vraagt om de huidige flexibiliteit van de kinderopvang te waarborgen. De vraag is welke flexibiliteit mevrouw Dezentjé Hamming daarbij voor ogen heeft. Wij hebben namelijk de keuzevrijheid voor ouders als uitgangspunt gekozen. Mijn stelling is dat die keuzevrijheid er in de brief die ik de Kamer heb doen toekomen gewoon is. Mensen kunnen kiezen voor een vorm van formele opvang. Daarnaast zullen zij, ook in de toekomst, kunnen kiezen voor gastouderopvang. De gastouderopvang wordt dus niet om zeep geholpen zoals mevrouw Langkamp stelt. Verder is er voor de meer familiaire verbanden een vorm van oppasvergoeding in de wetgeving. Die flexibiliteit is er dus. Ook over de toekomstige thuiscrèches zal met het veld overlegd worden, met name ten aanzien van de vraag onder welke omstandigheden men zo'n zaak echt goed op gang kan krijgen. Ook daar zal flexibiliteit aanwezig zijn. Deze motie heeft echter een veel te algemene strekking, die ik eerlijk gezegd niet zie zitten. Eigenlijk begrijp ik niet goed wat de indienster hier precies aan flexibiliteit voor ogen heeft.

Mevrouw Koşer Kaya vraagt de regering af te zien van de bezuiniging op de kinderopvang. Ik kan daar een heel lang verhaal van maken, maar ik heb uitgelegd waarom ik gezien de omstandigheden niet anders kan en verdedig dat wij de maatregelen nemen zoals wij die nemen. Het zou heel gek zijn als ik na het verhaal van gister en vandaag haar motie opeens zou omarmen. Zij zal begrijpen dat ik het aannemen van deze motie moet ontraden.

In de motie van mevrouw Van Gent werd gevraagd het CPB een notitie over koopkrachteffect kinderopvang te laten maken. Dat lijkt mij eerlijk gezegd overbodig. Wij hebben aangegeven dat wij met onze eigen calculator ook voor individuele huishoudens de koopkrachteffecten laten zien. Dat is veel meer dan het CPB ooit zal kunnen. Het CPB heeft het pakket wel degelijk berekend op het effect voor arbeidsparticipatie. Daarnaast heeft het gezegd dat het uiteindelijk niet zoveel uitmaakt voor de koopkracht van de hele groep ouders. Het hangt er vooral van af welke keuzen je maakt in de oudertabel. Wij hebben ervoor gekozen om vooral de sterkste schouders de zwaarste lasten te laten dragen. Overigens hebben wij afgesproken om bij de besluitvorming in augustus nog nadere voorstellen te doen op het punt van compensatie van koopkracht, als daar geld voor blijkt te zijn. Op dat punt krijgt mevrouw Van Gent nog antwoord.

Ten slotte ga ik in op de motie van mevrouw Langkamp, waarin gezegd wordt dat de werkgevers een derde moeten betalen. Gisteren hebben wij de Kamer laten zien dat de bijdrage van de werkgevers zonder maatregelen in 2011 op 23% zou uitkomen. Met dit pakket aan maatregelen komt de bijdrage van de werkgevers uit op 28%. Ik denk dat ik ook helder heb gemaakt dat wij vorig jaar, toen wij vaststelden dat er een tekort was, eigenlijk maar één partner aan tafel hebben gevraagd om een extra bijdrage te leveren; dat waren de werkgevers. Ik ben het daarom niet eens met de suggestie dat zij geen bijdrage leveren. Ook om die reden moet ik aanneming van de motie op stuk nr. 33 ontraden.

Ik denk dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Mevrouw Dezentjé, ik geef u gelegenheid tot het stellen van één laatste vraag.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Ik blijf van mening dat de maatregelen erg overhaast en onvoldoende doordacht zijn genomen, omdat ik denk dat niet alle alternatieven goed zijn bekeken. Nu stuitte ik vanmiddag op een e-mail waaruit bleek dat de sociale dienst in Voorhout, een "bijstandsoma" van 56 jaar – dus een vrouw met arbeidsplicht – had gedwongen om zich in te schrijven als oppasoma, zodat zij bij het bureau waar zij als oppasoma stond ingeschreven, een toeslag kon krijgen en als gastouder zou kunnen gaan werken. Ik vroeg mij af of dit overheidsbeleid is.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is mij niet bekend. Als u mij dit voorbeeld na afloop van de vergadering geeft, laat ik het uiteraard nakijken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Wat vindt de staatssecretaris van het feit dat de commissie-Bakker het met het oog op de arbeidsparticipatie eigenlijk niet zo'n goed idee van het kabinet vindt dat er op kinderopvang wordt bezuinigd? Ik heb zojuist aangegeven dat er misschien wel 30.000 vrouwen van de arbeidsmarkt verdwijnen, wat betekent dat er ook 30.000 mensen minder zijn die premies afdragen.

Staatssecretaris Dijksma:

Het CPB heeft een berekening gemaakt van het effect van deze maatregelen op de arbeidsparticipatie. Het Planbureau heeft vastgesteld dat deze maatregelen een effect van min 0,1% hebben. Dit betekent, meen ik, dat de kosten voor kinderopvang voor elke baan die je in stand wilt houden, € 80.000 zijn. De conclusie van het CPB, die ook is opgenomen in de Voorjaarsnota, is dat het effect op de arbeidsparticipatie eigenlijk marginaal is. Sterker nog: het CPB stelt vast dat als je op een andere manier de benodigde middelen wilt vinden, bijvoorbeeld alleen in de schatkist, het effect op de arbeidsparticipatie misschien nog veel groter zou zijn. De redenering dat deze maatregelen slecht zouden zijn voor de doelstelling van het kabinet, klopt dus niet. Voor ons is dat belangrijk, want wij vinden dat de arbeidsparticipatie niet mag lijden onder deze maatregelen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dit VAO heeft nu een halfuur geduurd, de normale tijd. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden en ook voor de compactheid ervan, en de leden voor hun begrip voor de opzet van dit debat. Volgende week dinsdag zal er over de moties worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven