Aan de orde is het debat over de artikel 100-brief Tsjaad.

De voorzitter:

Dit debat is een plenaire afronding in derde termijn. Als er moties zijn, worden die in deze termijn ingediend. Ik zal een beperkt aantal vragen toestaan. Er zijn spreektijden van drie minuten per fractie afgesproken. Ik neem aan dat eenieder zich daarop heeft voorbereid.

Mevrouw Van Gennip (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie hecht aan een zorgvuldige artikel 100-procedure en heeft de verschillende argumenten, informatie en analyses zorgvuldig gewogen. Dank voor het debat van afgelopen dinsdag en voor de brief vandaag.

Er speelt een grote humanitaire crisis in de regio in en rond Tsjaad. De honderdduizenden vluchtelingen en ontheemden in Tsjaad verdienen een beter toekomstperspectief. De CDA-fractie is ervan overtuigd geraakt dat er parallel aan de missie met militaire bescherming een momentum kan ontstaan, met de kans op een duurzaam politiek proces en dat de regering en de internationale gemeenschap zich hiervoor sterk willen inzetten. De CDA-fractie behoudt zorgen over de werkelijke of gepercipieerde neutraliteit van de missie door de grootschalige Franse deelname, door de Franse historie en de Franse aanwezigheid in het hele land, met name ook Epervier. Daarom is het van belang dat zoveel mogelijk Europese landen meedoen en dat de Europese regeringen keer op keer de discussie met de Fransen zullen blijven aangaan, ook proactief, over de neutraliteit. Dank voor deze toezegging.

De complexiteit van de missie tússen de strijdende partijen kan niet worden onderschat. Attack the attackers levert het mandaat op om actief op te treden, maar geeft ook het risico een conflict in geprovoceerd te worden. De CDA-fractie is zich bewust van dit risico, en zal er bij de regering op blijven aandringen dit risico steeds bewust te wegen. Het leveren van een verkenningseenheid kan volgens de CDA-fractie juist eraan bijdragen de intelligence onafhankelijker en beter te maken. De regering heeft ons verzekerd dat de militairen het gestelde doel kunnen uitvoeren, dat het mandaat op basis van hoofdstuk 7 van het VN-handvest en met zo nodig alle noodzakelijke militaire middelen robuust is, dat de uitrusting adequaat is, dat de luchtsteun "sans condition" verleend zal worden en afdoende is en het luchttransport voldoende en dat er adequate afspraken gemaakt zullen worden met de regering van Tsjaad, voordat er gevangenen worden overgedragen. De regering heeft tevens duidelijk aangegeven dat een inspanning in Tsjaad niet ten koste zal gaan van de inspanningen in Uruzgan. Een eerste grootschalige Europese militaire inzet verdient een brede Europese deelname. Alleen zó kan Europa een rol in de wereld blijven spelen.

In de overtuiging dat de EU-missie een werkelijk verschil kan maken in Tsjaad voor vluchtelingen en ontheemden en een brugfunctie kan vervullen naar een parallel politiek proces, in de overtuiging dat de Nederlandse bijdrage hieraan zinvol is, met de afweging van de verschillende risico's, met name de neutraliteit, en in de verzekering dat de operatie in Uruzgan hier niet onder zal lijden, stemt de gehele CDA-fractie in met het kabinetsbesluit om 60 mariniers gedurende tien maanden in te zetten in de EUFOR-missie in Tsjaad. Wij wensen onze militairen wijsheid en kracht toe bij hun complexe en belangrijke opdracht, en een behouden thuiskomst.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. De VVD heeft respect voor het besluit van het kabinet om deelname aan de EU-troepenmacht in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek te onderzoeken. Wij zijn blij met de wijze waarop de regering met de Kamer over dit besluit om troepen te sturen, heeft gedebatteerd. De VVD-fractie kan evenwel niet met het besluit tot uitzending instemmen. De VVD wil naast de Uruzganmissie geen grondtroepen uitzenden. Zij heeft dat reeds bij de verlenging van de missie in Uruzgan in december 2007 aangegeven. Uruzgan heeft voor ons de absolute prioriteit. De mariniers moeten in reserve worden gehouden voor eventualiteiten in Uruzgan. Tevens moet worden bezien of specialisten binnen het niet uitgezonden deel van de krijgsmacht kunnen worden ingezet om de uitzenddruk op onze troepen in Uruzgan te verlichten. Het feit dat de regering ook nog uitzending van militairen naar Darfur onderzoekt, maakt de VVD extra terughoudend. De VVD is van mening dat noch de regering, noch de commandant der strijdkrachten, noch de Kamer de aandacht over veel militaire operaties moeten versnipperen. Politieke en militaire concentratie op Uruzgan is noodzakelijk. De politiek en militaire span of control wordt anders te groot.

Voorts maakt de inzet van 60 mariniers op een kleine 4000 EU-soldaten militair gezien niet het verschil. Nederland is onderaannemer van een onderaannemer in een land zonder politieke stabiliteit waar nog geen begin is van een echte politieke oplossing en waarbij EUFOR niet als neutraal zal worden gezien, los van de vraag of ze dat is. De VVD gelooft dat dat zo is, maar ze zal niet zo worden gezien.

Tsjaad is de black box van Afrika. Opvolging van EUFOR door de Verenigde Naties is geenszins verzekerd. De bijdrage van de mariniers is daarom een politiek gebaar. Er is echter geen sprake van een politiek arrangement waarbij bijvoorbeeld EUFOR-landen extra troepen voor Uruzgan aanbieden. Gezien de humanitaire noodsituatie, die de VVD ten volle onderkent in Tsjaad en de omliggende gebieden, is de VVD vanzelfsprekend bereid, noodhulp te bieden aan de vluchtelingen en de ontheemden in Tsjaad en de regio.

Na het vertrek van de Nederlandse troepen uit Uruzgan, eind 2010, komt de mogelijke uitzending van grondtroepen weer aan de orde. Politiek is het maken van keuzes en de VVD kiest voor Uruzgan. Indien de uitzending van onze mariniers naar Tsjaad, ondanks de tegenstem van de VVD, doorgaat, wenst de VVD hen en hun thuisfront sterkte bij hun missie en een behouden terugkomst.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Mijn fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de steun van de PvdA voor de missie in Uruzgan samenhangt met de inzet van Nederlandse militairen in Afrika. Dat neemt niet weg dat deze inzet op eigen merites moet worden beoordeeld. Dat is precies wat mijn fractie heeft gedaan. D66 deelt ook de wens van de PvdA om in het buitenlands beleid meer aandacht aan Afrika te besteden. De minister heeft een aantal toezeggingen gedaan die voor D66 zwaar wegen. De rol van Epervier, de neutraliteit van EUFOR, de behandeling van gevangen, de luchtsteun en het mandaat van de militairen. Verder heeft de Nederlandse bijdrage een duidelijke afbakening: tien maanden. Wat ook zeer van belang is, is dat de Nederlandse bijdrage in medisch personeel niet ten koste van de missie in Uruzgan gaat. Dit was een zwaarwegende zorg van de militaire vakbonden en van D66. Deze toezegging zien wij helaas niet terug in de brief van vanmiddag. Het is tijdens de tweede termijn echter wel duidelijk toegezegd.

Aan het vragen om meetbaar resultaat van de Nederlandse bijdrage van 60 militairen zal mijn fractie niet meedoen. Het is een illusie om te denken dat kan worden gepreciseerd wat met een Nederlandse bijdrage van 60 mariniers, ingebed tussen 3700 andere militairen, wordt bereikt. Het gaat erom wat de EUFOR-missie als geheel bereikt. EUFOR heeft een moeilijke, maar heldere taakstelling: het beschermen van de burgerbevolking in een regio met een van de grootste vluchtelingenproblematieken ter wereld. Nederland ervaart in Afghanistan wat het is als bondgenoten niet bereid lijken om ook in moeilijke situaties met militairen over de brug te komen. Wij kunnen twee dingen doen. Ofwel zeggen: wij dit niet, dan jullie dat niet. Of wij doen wat wij kunnen en wij staan daar met zijn allen voor. Voor dat laatste kiest mijn partij.

Het is natuurlijk niet onbelangrijk dat door deze Nederlandse bijdrage aan EUFOR Frankrijk bereid lijkt om in Afghanistan meer te gaan doen. Mijn complimenten aan de minister die dat heeft uitonderhandeld. De missie is een aanzet naar een eenduidig en gezamenlijk Europees buitenlands beleid. Daarnaar streven wij.

D66 legt vandaag wel enkele zorgen neer. Het plaatsen van Europese troepen in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek kan niet op zichzelf worden gezien. Het staat in de context van andere internationale interventies elders op de wereld. Het staat ook in de context van een geschiedenis waarop Europa als oud-kolonist niet altijd trots kan zijn. Deze beide zaken vragen om een nadere analyse. Hoe wordt de dreiging van het terrorisme ingeschat? Al Qaida zat nooit in Irak tot het Westen ernaar toe ging. Kunnen wij nu Al Qaidacellen in Tsjaad verwachten? De Franse en Nederlandse generaals relativeren dit. De veiligheidsanalisten wijzen er echter op dat dit een reële ontwikkeling kan zijn.

De D66-fractie zal deze missie, met dit mandaat, steunen. Wij hebben opnieuw een moeilijke afweging moeten maken. Het uitzenden van Nederlandse militairen is immers nooit vanzelfsprekend. Wij hebben echter voldoende vertrouwen in de aard van de EUFOR-missie en in het gemeenschappelijk karakter waarbinnen die wordt uitgevoerd. Nederlandse militairen gaan erheen om het verschil te maken. Wij wensen hen daarbij veel succes.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie heeft in de eerdere termijnen naar voren gebracht dat een Nederlandse missie naar Tsjaad voor ons bepaald niet vanzelfsprekend is. Heel zwaar weegt voor ons de zware belasting waarmee Defensie nu al kampt. Dat maakt ons huiverig om er een extra schep bovenop te doen. Ik had ook vragen over de efficiency van een dergelijke korte en zeer kleinschalige missie in een zo gecompliceerd land. Ik had ook vragen over dat wij geen bijzondere relatie met Tsjaad kennen. Ik heb ook zorgen geuit over de neutraliteit van deze missie als gevolg van de stevige Franse inbreng.

De ministers hebben in hun heldere beantwoording van onze vragen, zowel mondeling als schriftelijk, een belangrijk deel van onze scepsis en zorg weggenomen. Dat laat onverlet dat mijn fractie bepaald niet staat te trappelen om deze Nederlandse missie te realiseren. Ik noem bijvoorbeeld de kwestie van de hoge uitzenddruk. Die blijft hoog. Daar staat tegenover dat de humanitaire nood in en rond Tsjaad hoog is. Het is letterlijk van levensbelang dat er een einde wordt gemaakt aan de verschrikkingen die dit gebied teistert. Als Nederland iets van die nood kan lenigen, is het een grote verantwoordelijkheid om dat niet te doen. Daar komt bij dat deze missie in allerlei opzichten bescheiden en beperkt van karakter is. De duur is bescheiden met tien maanden. Dat is ook een harde grens, zo is ons verzekerd. Het gaat om een overbruggingsbijdrage. De doelstellingen zijn beperkt. Het gaat om een missie met een humanitair karakter, namelijk bescherming van vluchtelingen en ontheemden. De omvang van de Nederlandse bijdrage is beperkt met 60 militairen, die als het ware ingebed zijn in een Iers bataljon dat zorgt voor allerlei noodzakelijke voorzieningen en ondersteuning. De veiligheidsrisico's voor de militairen zijn relatief beperkt.

Dat alles afwegende, gevoegd bij de uitdrukkelijke verzekering van de minister van Defensie dat Defensie deze missie aan kan en het geen negatieve consequenties heeft voor de andere Nederlandse missies waaronder Uruzgan, komt mijn fractie tot de slotsom dat instemming met deze missie verantwoord is. Indien de missie doorgaat, wensen wij de militairen alle goeds toe en Gods bescherming bij het uitvoeren van hun verantwoordelijke taak.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. In dit afrondende debat spreekt de Kamer uit of zij het regeringsbesluit kan steunen om zestig Nederlandse militairen te laten deelnemen aan de EUFOR-missie in Tsjaad. Daarmee is Nederland bereid om medeverantwoordelijkheid te dragen voor de bescherming van burgers, ontheemden en vluchtelingen uit Tsjaad en Darfur. De humanitaire crisis in Darfur en omgeving schreeuwt al jaren om internationaal ingrijpen. De PvdA-fractie heeft hier bij herhaling voor ingrijpen gepleit. Na lang duwen en trekken is dat gemandateerd door een resolutie van de VN Veiligheidsraad. Gelukkig wil de EU daaraan invulling geven. Belangrijk is dat de EU erin is geslaagd om snelheid te maken zodat de burgers van Tsjaad en de vluchtelingen uit Darfur niet langer behoeven te wachten op bescherming tegen moord, verkrachting, verminking en plundering. Dat was de VN zelf helaas niet in dit tempo gelukt.

Mijn fractie is er trots op dat Nederland aan deze belangrijke missie een bijdrage wil leveren. Het is evident dat internationaal ingrijpen noodzakelijk is. Gelukkig blijkt de Nederlandse krijgsmacht in staat om een bijdrage te leveren. Wij beoordelen een militaire missie altijd niet slechts op het belang en de humanitaire noodzaak, maar ook op haalbaarheid en verantwoordheid. Dat geldt ook voor deze missie. Na het debat met de regering is mijn fractie ervan overtuigd dat de missie haalbaar is. De EUFOR-militairen zijn voldoende geëquipeerd en beschikken over een ruim mandaat om hun taak naar behoren te kunnen uitvoeren. Wij zijn er tevens van overtuigd dat de EUFOR-missie geen agressie van de rebellen zal aantrekken. De neutraliteit van de EUFOR-missie is gewaarborgd, doordat EUFOR zich niet zal mengen in de interne conflicten in Tsjaad. Het simpele feit dat de Fransen meedoen aan deze missie doet daaraan niets af, aangezien wij kunnen vertrouwen op een actieve opstelling en een actieve inzet van onze regering om dat zo te houden.

Het is duidelijk dat deze missie slechts tijdelijk bescherming kan bieden en geen oplossing biedt voor het geweld in de regio. De situatie in Tsjaad is onvoorspelbaar. De regering en de rebellengroepen zijn alles behalve betrouwbaar. Maar dat is geen reden om niet in te grijpen. Integendeel, onschuldige mensen worden daarvan het slachtoffer. De VN hebben zich 2005 verantwoordelijk gemaakt voor de bescherming van onschuldigen die om welke redenen dan ook de bescherming van hun eigen overheid moeten missen. Hopelijk worden die mensen een jaar afdoende beschermd, en als het kan langer. Belangrijker nog is dat er ook perspectief gaat ontstaan voor een werkelijke uitweg uit het conflict in deze regio. De regering heeft in het debat aangegeven dat zij zich daarvoor langs de meest geëigende weg van gezamenlijke diplomatie in EU-verband wil inzetten. Ook dat is voor mijn fractie van belang, maar zelfs zonder het perspectief van een politieke oplossing is bescherming van de onschuldige bevolking van dit gebied tegen moord en verkrachting noodzakelijk.

De minister van Defensie heeft ons gegarandeerd dat met het oog op de verwachte tegenstand de bewapening en de bepantsering afdoende zijn. Dat is een belangrijke garantie. Hij geeft ook de garantie dat de luchtsteun adequaat is geregeld.

Daarmee komt mijn fractie tot de conclusie dat deze missie niet alleen van groot belang is, maar ook haalbaar en verantwoord is. Daarmee is wat mijn fractie betreft aan de randvoorwaarden voldaan en resteert slechts de vraag of er voldoende politieke wil is om deze verantwoordelijkheid te dragen. Die wil is er zonder twijfel bij de PvdA. Mijn fractie is trots dat Nederland hiermee een relevante bijdrage levert aan het welslagen van deze operatie. Wij geven deze missie vol overtuiging onze steun en wij wensen onze militairen (en hun thuisfront) een vruchtbare missie en een behouden thuiskomst.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de regering voor haar brief. Die brief geeft de antwoorden op de vragen die in het overleg zijn gesteld; antwoorden waarnaar in dat overleg hard werd gezocht, zeker ook door de fractie van GroenLinks. Dit verzeker ik in het bijzonder minister Verhagen.

Mijn fractie vindt het belangrijk dat deze missie kan plaatsvinden. Te lang heeft de internationale gemeenschap min of meer machteloos toegezien hoe conflicten in de regio Sudan, Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek uit de hand lopen. Een niet aflatende aanwas van vluchtelingen en ontheemden is daarvan het schrijnende resultaat. Nu daar met de eerste grootschalige Europese militaire missie, gewapend met het forste mandaat dat de internationale gemeenschap kent, om humanitaire redenen tussen te gaan staan, kan een belangrijke opmaat zijn voor een internationale betrokkenheid (eindelijk) die hoop op uitzicht biedt. Die kans moet worden gegrepen. Dat dicteert het humanitaire primaat. Europa kan en moet willen laten zien dat het dat serieus neemt en Europa moet tonen hoe je dat doet. Het kan een belangrijk precedent worden. Het verheugt de fractie van GroenLinks dan ook, dat zij met deze missie kan instemmen. De brief die wij vanmiddag ontvingen, heeft daar zeker toe bijgedragen.

Mijn fractie vindt het, evenals de regering, van het grootste belang dat er, parallel aan het humanitaire ingrijpen, nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan het politieke proces. Zonder nationale verzoening geen vrede en zonder vrede voortgaande humanitaire nood. Raadsconclusies, trojka's en pendelbezoeken op hoog niveau zijn een goede en noodzakelijke start, maar dit is nog maar het begin van het hand- en veldwerk dat een echte politieke dialoog van nationale verzoening op gang moet brengen. Het feit dat de Europese Unie te velde slechts licht vertegenwoordigd is, betekent een handicap. Misschien kan te zijner tijd een medewerker of vertegenwoordiger van de heer Solana op het kantoor van de Commissie in Tsjaad zijn intrek nemen.

Frankrijk heeft een van de twee EU-ambassades in Tsjaad. Frankrijk is ook de volgende voorzitter van de EU. Wanneer er – terecht – voor wordt gekozen dat de EU het politieke proces stimuleert, komt mogelijkerwijs op het politieke niveau de vraag van de neutraliteit aan de orde. Dit is een vraag die zo pertinent boven deze missie hangt, omdat Frankrijk bekend staat als de vriend van de regering-Déby. Ik neem aan dat de Nederlandse regering in dit politieke proces als een havik over de neutraliteit zal waken tijdens het Franse voorzitterschap, bijvoorbeeld door nadrukkelijk een rol voor de Verenigde Naties als neutrale bemiddelaar aan te moedigen. De Europese Unie moet haar neutraliteit bewijzen.

De gedachtewisseling met de minister over de gevangenen werd gevoerd op een toon die misverstanden kan creëren. Dat kan niet op zo'n belangrijk punt en het hoeft ook niet. Ik ben blij met de toezegging dat hierover goede afspraken zullen worden gemaakt. De regering wil Afghanistan als voorbeeld nemen, want daaruit zijn lessen te leren, waaronder deze dat overdracht van gevangenen aan de lokale autoriteiten problematisch wordt als er een gerede kans bestaat dat zij geen menswaardige behandeling of eerlijk proces kunnen garanderen. Monitoring wordt ook moeilijk als er slechts weinig diplomatieke presentie in het land is. Bij de monitoring van deze missie door de Kamer zal mijn fractie aan dit punt extra aandacht besteden, evenals aan de toegezegde monitoring op geweld tegen de vrouwen. Dat zijn de vluchtelingen die de militairen vooral moeten gaan beschermen. Ik wens hen en de diplomaten veel succes.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. In de eerste en tweede termijn hebben wij uitvoerig met elkaar gesproken over de deelname van Nederland met 60 mariniers aan de EUFOR-missie in Tsjaad. Ik dank het kabinet voor de aanvullende toelichting in de laatste brief, die wij zojuist ontvingen.

Het is geen simpele humanitaire missie, maar een missie in een complexe politieke en regionale context. Het gaat weliswaar om de uitzending van een beperkt aantal Nederlandse militairen voor een beperkte periode van tien maanden, maar toch vereist deze missie een gedegen afweging door het parlement, en dus ook door mijn fractie. Nederland stuurt echtgenoten, zonen en dochters uit naar een gebied waar een burgeroorlog woedt. De rebellen zeggen het niet op EUFOR gemunt te hebben, tenzij EUFOR de kant van de zittende president Déby kiest en daarmee partij wordt in het conflict. De onpartijdigheid is cruciaal voor het welslagen van de missie. De Kamer heeft daarvoor uitgebreid aandacht gevraagd. De ministers hebben de Kamer verzekerd er alles aan te zullen doen om de onpartijdigheid na te streven. Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn toezegging dat hij erop zal toezien dat Frankrijk deze onpartijdigheid niet op het spel zet, ook niet door tijdens de EUFOR-missie wapens te blijven leveren aan de regering van Tsjaad.

Ik dank het kabinet ook voor de toezegging dat deze missie geen open einde kent, maar een maximale termijn van tien maanden, waarna de missie weer moet worden overgenomen door de VN. Verder is de fractie van de ChristenUnie tevreden met de toezegging dat er zo snel mogelijk een regeling wordt getroffen met de Tsjaadse regering en de Ieren voor de overdracht van gevangenen. Dank ook voor de garantie dat Frankrijk zonder condities luchtsteun zal leveren wanneer dit noodzakelijk is. Dat was voor mijn fractie een zeer belangrijk punt in het debat, mede in het licht van Srebrenica.

Mijn fractie wil ik nog twee aandachtspunten naar voren brengen. Het eerste aandachtspunt betreft de fysieke herkenbaarheid van de EUFOR-militairen. Het lijkt ons niet ondenkbaar dat EUFOR in zijn mandaatgebied tussen de strijdende partijen terechtkomt, te weten de rebellen en het Tsjaadse leger. Het lijkt mijn fractie zeer verstandig dat EUFOR als zodanig zichtbaar is en vanaf grotere afstand herkenbaar voor de strijdende partijen. Mijn tweede aandachtspunt: de fractie van de ChristenUnie pleit voor de vrijlating van de legale oppositieleden. Gelukkig is een aantal oppositieleden al vrijgelaten, hebben wij net begrepen, maar ons bereiken berichten dat een aantal nog vastzit. Hun vrijlating moet de inzet zijn van Nederland tegenover de Europese Unie en tegenover de regering Déby, ook in het licht van de noodzakelijke politieke dialoog.

Alles afwegende laat de fractie van de ChristenUnie het doel van de missie, namelijk het beschermen van bijna een half miljoen vluchtelingen en ontheemden, zwaarder wegen dan de complexe situatie waarin de missie moet worden uitgevoerd. De genoemde toezegging geeft mijn fractie genoeg vertrouwen dat deze missie een verantwoorde en uitvoerbare missie is. Daarom zal mijn fractie de Nederlandse bijdrage aan de EUFOR-missie steunen. Wij wensen de uitgezonden militairen Gods zegen toe en een behouden thuiskomst.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Wij hebben afgelopen dinsdagavond een uitgebreid en langdurig algemeen overleg gehad met het kabinet over de Nederlandse deelname aan de missie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Na de eveneens uitgebreide beantwoording van de al eerder gestelde schriftelijke vragen van de kant van de Kamer en de nadere brief van het kabinet van vandaag is het nu tijd om de balans op te maken.

De SP-fractie stemt niet in met het besluit van het kabinet tot deelname aan de missie. Daarvoor hebben wij een aantal redenen. De doorslaggevende reden is dat je in een voetbalwedstrijd ook niet tegelijkertijd de scheidsrechter en speler in een van de teams kunt zijn. Door de dominante rol van de Fransen in deze missie en door hun militaire steun aan de regering van Tsjaad tegen de rebellen kan EUFOR geen neutrale partij zijn in het conflict, met alle daarmee samenhangende consequenties voor de effectiviteit en de risico's van deze missie voor de Nederlandse militairen. De zo gewenste en noodzakelijke neutraliteit is naar de mening van de SP-fractie een fata morgana in de Tsjaadse woestijn. Was er sprake geweest van een VN-missie zonder dominante rol van de Fransen, dan had dit heel goed anders geweest kunnen zijn. Dat is echter niet zo. De SP-fractie steunt deze missie niet, maar zij steunt wel de militairen die nu vertrekken. Wij hopen ook dat zij een behouden thuiskomst zullen hebben.

Tot slot dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering van zins is, een bijdrage te leveren aan de EUFOR-missie naar Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek;

overwegende dat er twijfels bestaan over de neutraliteit, de effectiviteit en de risico's van de missie;

verzoekt de regering, van een bijdrage aan deze missie af te zien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Irrgang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(29521).

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Weer neemt de SP geen verantwoordelijkheid als het gaat om een internationale missie als deze. Weer! Dat had de heer Irrgang, getuige het artikel in NRC Handelsblad van woensdag, tijdens het algemeen overleg al lang en breed besloten. Wat mij fascineert, is dat de heer Irrgang tegen de vluchtelingen uit Darfur en tegen de mensen uit Tsjaad zegt: wij kunnen u wel beschermen met deze EUFOR-missie, daar zijn wij toe in staat, maar dat doen wij niet, want het was beter geweest als er een VN-missie was opgetuigd. En dat terwijl wij allen weten dat dit nog minstens tot het eind van dit jaar had geduurd. Tegen die mensen, die elke dag lijden onder de dreiging van moord, verkrachting, plundering en verminking, zegt de heer Irrgang: wacht u maar tot de VN het geregeld heeft.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Verantwoordelijkheid nemen is niet alleen kijken naar wat het doel van de missie is. Het is ook kijken naar de vraag of het doel van de missie bereikt kan worden onder de omstandigheden waaronder de missie plaatsvindt. De heer Van Dam had het zelf ook over de haalbaarheid. Aan die haalbaarheid is juist de neutraliteit gekoppeld. De neutraliteit is er voor een belangrijk deel bepalend voor de vraag of deze missie succesvol kan zijn. Daarom zei ik dat het van belang is dat er een VN-missie komt, zonder die dominante rol van de Fransen. Onder de huidige omstandigheden kan deze missie niet succesvol zijn. Dat is de reden dat wij niet instemmen met de missie.

De heer Van Dam (PvdA):

Het is toch volstrekt helder geworden in het debat dat de EUFOR-missie zoals die uitgevoerd gaat worden, een neutrale rol zal spelen, zich niet zal mengen in de interne conflicten, zich terughoudend op zal stellen, niet het conflict met de rebellen zal opzoeken. Dat is volstrekt helder geworden. Waar het hier om gaat, is de vraag of u de politieke wil hebt om eens een keer verantwoordelijkheid te dragen voor dit soort missies.

De heer Irrgang (SP):

De SP-fractie heeft verantwoordelijkheid genomen voor een groot aantal missies. Het gaat niet om politieke wil, maar om de beoordeling of deze missie kans op succes heeft. Die verantwoordelijkheid moeten wij hier nemen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb een meer procedurele vraag, namelijk wat eigenlijk de zin is van de indiening van uw motie en de eventuele stemming daarover. U geeft in de motie aan wat u vindt, maar dat doen alle fracties hier vandaag. Waarom dient u dan toch nog een motie in?

De heer Van Baalen (VVD):

Dit is een debat dat wij vooral niet moeten zien in het licht van de relatie tussen de regering en de oppositie. De Kamer moet haar verantwoordelijkheid nemen. Iedere fractie deelt mee of zij instemt of niet. Waarom zouden wij dit debat politieker maken met een motie waarover misschien hoofdelijke stemming wordt gevraagd zodat duidelijk wordt wie wat vindt? U hebt uw mening gegeven, net als ik. Waarom laten wij het daar niet gewoon bij?

De heer Irrgang (SP):

Het is van belang om vast te stellen welke fracties instemmen met de motie en welke niet, maar ook om welke reden zij dat doen. Daarom heeft mijn fractie een motie ingediend. Iedere fractie heeft daar zijn redenen voor. Ik ben overigens niet van plan om een hoofdelijke stemming aan te vragen, maar misschien wilt u dat wel. Dat is uiteraard uw goed recht.

De heer Van der Staaij (SGP):

Als het u erom te doen is om van iedere fractie helder te horen waar zij staat met een argumentatie daarbij, had u dat kunnen horen in deze derde termijn. U maakt het juist ingewikkelder met deze motie. De VVD-fractie steunt bijvoorbeeld deze missie eigenlijk niet, maar heeft daar andere argumenten voor dan u in uw motie noemt. U maakt het met deze motie toch alleen maar ingewikkelder en onnodig politiek? Waarom respecteert u niet dat alle fracties hier hun eigen opvattingen kenbaar hebben gemaakt met een duidelijke argumentatie? Gebruikt u de tekst van de motie gewoon als verklaring van uw eigen standpunt.

De heer Irrgang (SP):

Ik denk dat elke fractie haar eigen afweging moet maken. Ik respecteer iedere fractie die haar eigen afwegingen maakt. Juist daarom kan het zijn dat meer partijen tegen de motie stemmen om verschillende redenen.

Mevrouw Van Gennip (CDA):

Ik vind de ingediende motie heel cynisch, dat wil ik even kwijt. Wij hebben een debat gevoerd over een grote humanitaire crisis. U hebt daar zelf ook aan gerefereerd. Wij hebben gedebatteerd over vluchtelingen en ontheemden. Vervolgens maakt elke fractie de afweging of zij vindt dat wat de krijgsmacht aankan een rol speelt en of Nederland daar effectief kan zijn. U rept in uw motie met geen woord over wat er gebeurt in die regio. U hebt het alleen maar over de twijfels die u aan de missie hebt en u rept met geen woord over de grote humanitaire crisis. Dat neem ik u kwalijk.

De heer Irrgang (SP):

Wij hebben een overleg gehad dat geloof ik meer dan vier uur duurde. U hebt daarin ook heel veel woorden gesproken over de grote risico's voor de neutraliteit en de grote gevaren die deze met zich meebrengen voor de effectiviteit. Dit is een concluderend debat en kennelijk hebben wij een andere inschatting gemaakt dan de CDA-fractie.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De PVV-fractie is van oordeel dat het op de weg ligt van de Verenigde Naties om, in samenwerking met de Afrikaanse Unie, humanitaire steun en bescherming te verlenen aan de vluchtelingen in Tsjaad. Wij vinden dat de Europese Unie zich verre moet houden van het projecteren van militaire macht op andere continenten, zelfs als daarbij humanitaire doeleinden vooropstaan. Als daar in EU-verband toch toe wordt besloten, laten dan de landen die daar groots aan willen deelnemen het gewoon zelf opknappen. Wij willen bovendien dat de beperkte Nederlandse militaire macht niet wordt versnipperd over vele doelen en inzetgebieden. Wij hebben onze handen al vol aan Uruzgan en daar kunnen wij niet veel andere zaken over de hele wereld versnipperd bij hebben.

Verder maken wij ons veel zorgen over de beeldvorming ter plaatse, in Tsjaad, over de inzet van Nederlandse militairen onder een door Frankrijk gedomineerde troepeninzet. Frankrijk geniet ter plaatse bepaald niet de reputatie van neutraliteit. Er is geen garantie dat de rebellen en ongeregelde strijdgroepen in Tsjaad het onderscheid tussen de bilateraal aanwezige Franse troepen en de EUFOR-aanwezigheid van Frankrijk te allen tijde zullen respecteren. Dit kan de Nederlandse militairen onnodig in gevaar brengen.

Verder vindt mijn fractie dat een redelijk uitzicht volstrekt ontbreekt op een parallel politiek proces met een redelijke kans van slagen. Daarom vinden wij de inzet van een zeer kleine Nederlandse militaire macht niet erg zinvol. Ons is niet duidelijk waarom deze verkenningstaak niet door Ieren, Fransen of Polen kan worden opgeknapt. Verder constateer ik dat de opvolging van de Nederlandse troepen volstrekt ongewis is. Het is altijd relatief gemakkelijk om in een militaire operatie te stappen. De vraag hoe wij er met goed fatsoen weer uitkomen, blijkt echter vaak een stuk lastiger te beantwoorden. Ondanks alle beweringen van de regeringen die het tegendeel moeten bewijzen, kan nooit worden uitgesloten dat wij er over een jaar níét met goed fatsoen weer kunnen uitstappen. Mijn fractie kan zich dan ook met de door de regering voorgenomen inzet van Nederlandse militairen in Tsjaad niet verenigen. Als de missie desondanks doorgaat, dan wenst mijn fractie de Nederlandse militairen uiteraard veel succes bij hun werk aldaar. Wij wensen ze vooral een behouden terugkeer.

Ten slotte dien ik nog een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bescherming van vluchtelingen op het Afrikaanse continent dient plaats te vinden in samenwerking tussen de VN en de Afrikaanse Unie en niet door de Europese Unie;

overwegende dat de beperkte Nederlandse militaire macht niet dient te worden versnipperd over vele inzetgebieden ter wereld;

van oordeel dat de door de regering voorgenomen uitzending van 60 Nederlandse militairen in EUFOR-verband naar Tsjaad derhalve onwenselijk is;

verzoekt de regering om op dit voornemen terug te komen en geen Nederlandse militairen naar Tsjaad uit te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(29521).

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Zegt de heer De Roon dat hij voornamelijk tegen deze missie is omdat Afrika buiten de landsgrenzen ligt? Als dat zo is, dan is de fractie van de PVV dus eigenlijk tegen iedere humanitaire missie buiten de landsgrenzen. Heb ik dat goed begrepen?

De heer De Roon (PVV):

Dat heeft mevrouw Peters volstrekt niet goed begrepen. Ik heb niet gesproken over de Nederlandse landsgrenzen. Ik heb alleen gezegd dat mijn fractie vindt dat de Europese Unie niet de instantie is om Nederlandse troepen in te zetten in het buitenland. Er zijn andere verbanden, met name militaire zoals de NAVO, waarin wij meer zien.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Tijdens het overleg dat aan dit debat voorafging, wees de fractie van de PVV erop dat zij niet kon inzien welk nationaal belang met deze inzet is gediend. Nu verwijst de heer De Roon weer naar het Europese belang. Ik heb de fractie van de PVV nog niet eerder zo enthousiast over Europa horen spreken. Betekent dit, dat de heer De Roon zich niet kan voorstellen dat er ooit een Europese humanitaire missie wordt uitgezonden?

De heer De Roon (PVV):

Mevrouw Peters heeft niet goed geluisterd. Ik heb mij ook vandaag niet enthousiast uitgelaten over militaire inzet via de Europese Unie.

Mevrouw Van Gennip (CDA):

Ik wil mevrouw Peters bijvallen, want wij hebben beide hetzelfde gehoord. In zijn inleiding zei de heer De Roon dat hij eigenlijk geen rol voor Europa of voor Nederland in de wereld ziet. Hij vroeg zich af wat wij in Tsjaad moesten. In feite zei hij – ik zeg het in mijn eigen woorden – dat Nederland maar beter als een torretje onder de eigen stoeptegel kan kruipen, want daar is het veilig en warm. Laat de buitenwereld maar stikken.

De heer De Roon (PVV):

Dit is een volstrekte verdraaiing van mijn woorden. Dit heb ik helemaal niet beweerd. Ik heb echter wel gezegd dat wij bij de inzet van Nederlandse troepen in het buitenland niet via de EU moeten opereren.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Tweede Kamer voor hun inbreng in deze derde termijn. Wij hebben gisteren en vandaag terecht dit debat gevoerd. De uitzending van Nederlandse militairen verdient het, op een zorgvuldige wijze plaats te vinden. Ik ben blij met de instemming van zo veel fracties, die de opvatting verwoorden dat de missie vanuit humanitair oogpunt noodzakelijk is en dat zij de missie vanuit humanitair oogpunt verantwoord vinden. De fracties die zich voorstander van de deelname van Nederlandse militairen aan de Europese missie hebben verklaard, zijn ervan overtuigd dat met deze militaire bijdrage een bijdrage wordt geleverd aan de bescherming van de vluchtelingen. Wij achten ons in onze besluitvorming gesteund door een meerderheid van de Tweede Kamer.

Die meerderheid heeft tegelijkertijd aangegeven dat ten eerste het uitzenden van Nederlandse militairen geen vanzelfsprekendheid is en dat ten tweede, terwijl zo'n missie wordt uitgevoerd, van de Nederlandse regering alertheid wordt gevraagd, om een aantal zaken zeker te stellen. De Kamer heeft in grote meerderheid gewezen op de noodzaak van onpartijdigheid van deze missie. Simpel gezegd is de boodschap dat wij ons met de missie uitsluitend moeten richten op dat waarvoor zij is beoogd, het beschermen van de vluchtelingen. Wij moeten ervoor zorgen dat wij geen partij worden in het conflict.

Wij zijn ons ervan bewust dat de onpartijdigheid van EUFOR van essentieel belang is voor het welslagen van de missie. Dat moet ook als zodanig, zo zeg ik mevrouw Peters na, door de bevolking worden ervaren. EUFOR zal daarom een duidelijk onderscheid met de Franse bilaterale aanwezigheid in beide landen handhaven. Ik heb hiervoor bilateraal en in RAZEB herhaaldelijk aandacht gevraagd. Frankrijk heeft te kennen gegeven zich ten zeerste bewust te zijn van de noodzaak het onpartijdige karakter van de missie te waarborgen. Uiteindelijk zullen de acties van EUFOR zelf bepalend zijn voor de perceptie van onpartijdigheid. Wij zullen ons niet alleen bewust zijn van de noodzaak om die onpartijdigheid te handhaven, maar wij zullen er ook aandacht voor vragen en adequate maatregelen nemen als die onpartijdigheid in het geding zou zijn.

De nodige fracties hebben aandacht gevraagd, gelet op de langere termijn, voor de noodzaak dat de Europese Unie zich niet beperkt tot de bescherming van vluchtelingen, maar dat zij zich ook inzet voor het starten van een politiek proces om een oplossing voor de problemen in Tsjaad te vinden. Ik herhaal wat de regering in de brief en in het eerdere debat heeft aangegeven. Naar onze mening is dit vanzelfsprekend en noodzakelijk.

Het is ook noodzakelijk om bij het punt van bijvoorbeeld de overdracht van gevangenen onze inzet, onze voorwaarden en onze mensenrechten, de universele mensenrechten, te betrekken. Zoals ik dat in de brief heb gedaan, zeg ik toe dat wij de Kamer spoedig over de naar onze mening te maken afspraken met Ierland, de overige EUFOR-partners en uiteraard de regering van Tsjaad informeren.

Ik heb er kennis van genomen dat de SP zich tegen de missie keert, omdat zij meent dat dit door de deelname van Franse troepen nooit een neutrale, onpartijdige missie kan zijn. Ik neem hier ten stelligste afstand van. Niet alleen heb ik uitdrukkelijk aangegeven hoe de opstelling is, maar ook wat de Nederlandse regering doet om zeker te stellen dat de onpartijdigheid van de missie voorop blijft staan. Ik moet zeggen dat ik het ook buitengewoon vreemd vind dat de fractie van de SP zich op het standpunt stelt dat alleen een VN-missie onpartijdig zou kunnen zijn, terwijl nota bene de Verenigde Naties zelf in een resolutie van de Veiligheidsraad aan de Europese Unie gevraagd hebben, deze missie vorm te geven.

Dan de kwalificatie van het conflict tussen de regering van Déby en de rebellen. Ik heb gisteren zeer helder aangegeven dat ook de Franse regering en de Franse troepen die daar in het kader van de missie Epervier zijn, zich volstrekt gehouden hebben aan de resolutie van de Veiligheidsraad. Met andere woorden, een beschuldiging vooraf dat Franse troepen niet de onpartijdigheid kunnen betrachten die noodzakelijk is voor het welslagen van de EUFOR-missie, werp ik verre van mij.

De heer Irrgang (SP):

Het blijft een feit dat de Fransen een eigen militaire macht in Tsjaad hebben, dat zij de regering-Déby ondersteunen, dat de commandant van de troepen Frans is en dat de militaire luchtsteun met Mirages Frans is. U kunt dus wel willen dat de rol van de Fransen neutraal is, maar het is de vraag hoe reëel dat is, ook gelet op de uitlatingen van de rebellen, die de missie zelf al de oorlog hebben verklaard en ook andere vijandige uitingen hebben gedaan. Misschien is de wens de vader van de gedachte, maar onze inschatting is dat Franse neutraliteit niet reëel is.

Minister Verhagen:

Ik heb altijd verondersteld dat een debat hoor en wederhoor inhoudt en dat deelnemers aan een debat bereid zijn om te luisteren naar argumenten van hun gesprekspartners. Het is geen kwestie van de wens die de vader van de gedachte zou zijn. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties doet een beroep op de Europese Unie om deze missie vorm te geven en hij stelt net als de Veiligheidsraad vast dat de Franse troepen zich hierbij volledig in lijn opstellen met wat door de Veiligheidsraad en de Verenigde Naties is gevraagd. Dit betekent dat de fractie van de SP in haar opstelling in ieder geval niet door de Verenigde Naties wordt gesteund, terwijl zij tegelijkertijd een beroep op de Verenigde Naties doet om de vluchtelingen te beschermen. Dat is haar goed recht, maar de fractie van de SP moet mij dan niet verwijten dat de onpartijdigheid van deze missie in het geding zou zijn.

De heer Irrgang (SP):

De Verenigde Naties hebben niet automatisch gelijk, evenmin als de secretaris-generaal van de VN.

Minister Verhagen:

De SP natuurlijk wel...

De heer Irrgang (SP):

Wij maken zelf een politieke afweging, net zoals andere fracties. Voor onze fractie is instemming van de VN een voorwaarde, maar die is niet voldoende. Er was bij de oorlog in Irak geen sprake van legitimiteit, omdat de Verenigde Naties daar niet achter stonden. Het is een voorwaarde, maar het is niet voldoende. De instemming van de VN betekent dus niet automatisch dat de SP hier steun aan verleent.

Minister Verhagen:

Dat was mij al duidelijk.

Ik betreur het dat de fractie van de VVD ondanks haar respect voor het besluit van de regering en ondanks haar respect voor de wijze waarop de regering aan dit debat heeft deelgenomen, niet kan instemmen met deelname aan de EUFOR-missie. Als ik de heer Van Baalen goed begrepen heb, weegt voor zijn fractie het zwaarst dat zij naast de zeer zware missie van de Nederlandse krijgsmacht in Uruzgan verder geen grondtroepen meer wil uitzenden en de inspanningen van de krijgsmacht niet wil versnipperen. Ik betreur dat, maar ik heb met dat gegeven te maken. Ik wijs erop dat de minister van Defensie, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en ik zelf eergisteren in het debat heel duidelijk hebben aangegeven dat deze inspanning niet ten koste gaat van onze inspanningen in Afghanistan. Nu heb ik echter te maken met de afweging van de VVD, met het feit dat zij tegelijk met onze operatie in Afghanistan geen grondtroepen wil uitzenden. Wij betreuren dat.

Ik heb letterlijk genoteerd wat de opvatting van de PVV is. Zij zei: laat anderen het daar maar opknappen. Dat is niet de opvatting van de Nederlandse regering. Niet alleen op dit terrein, maar ook op andere terreinen verschilt zij met de fractie van de PVV van mening. Echter, welk argument ik ook inbreng, het zal de fractie van de PVV niet overtuigen en zij zal derhalve haar instemming niet geven. Daarom laat ik mijn argumenten achterwege.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Dit is een versimpeling van het standpunt van de PVV. Ik kan dit daarom niet laten passeren. Ik zal nog een keer duidelijk zeggen wat ik heb bedoeld te betogen. Het gaat hier om een kleine Nederlandse inzet, waarvan het gewicht, de inbreng zeer gering is, terwijl aan deze uitzending veel bezwaren en risico's kleven. Dan zeggen wij: laten wij dat maar niet doen. Als andere, grotere partijen vinden dat zij wel troepen moeten uitzenden, laten zij het dan maar zonder ons doen.

Minister Verhagen:

Dit is een iets andere inbreng dan u in eerste termijn had. Toen zei u letterlijk: laat anderen het maar opknappen. Desalniettemin blijf ik van mening dat onze bijdrage niet alleen nodig, niet alleen nuttig en niet alleen zinvol is, maar ook noodzakelijk.

Voorzitter. Het zal u niet verbazen dat beide ingediende moties door de regering ten stelligste worden ontraden. Verder wijs ik erop dat de artikel 100-procedure formeel met zich brengt dat de voorzitter aan de Kamer vraagt of zij kan instemmen met de uitzending van Nederlandse militairen voor buitenlandse operaties. Formeel geeft vervolgens iedere fractie aan of zij al dan niet met het besluit kan instemmen. Ondanks het feit dat duidelijk is dat de meerderheid van de Tweede Kamer met het besluit instemt, zou ik er moeite mee hebben als wij lang moesten wachten op het finale oordeel over de moties, die eigenlijk vragen om af te zien van deelname aan deze missie, en zij pas volgende week of de week daarna in stemming kwamen.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik maak er bezwaar tegen dat de minister van Buitenlandse Zaken onze procedures aan de orde stelt. Volgens mij worden om zes uur de stemmingen gehouden. Er is volgens mij dan ook geen sprake van dat volgende week de moties in stemming komen.

De voorzitter:

De Kamer gaat over haar eigen agenda. Laten wij het daar op houden.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik ben hiermee aan het eind van mijn beantwoording in derde termijn.

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. Ik wil de Kamer bedanken voor de grondige voorbereiding van dit plenaire debat met een eerste en een tweede termijn in een algemeen overleg. Met deze afronding, zoals collega Verhagen zei, heeft de Kamer opnieuw blijk gegeven van grote betrokkenheid bij de uitzending van militairen. Ik stel dat zeer op prijs. De regering heeft op haar beurt haar best gedaan om die inlichtingen te verstrekken die nodig waren om het eerder genomen besluit toe te lichten. De kern van dat besluit is dat de Nederlandse krijgsmacht een component levert voor de operatie EUFOR. Dat geldt in het bijzonder voor de Koninklijke Marine. Het gaat om zestig mariniers als verkennerseenheid die dienen als de ogen en de oren van het Ierse bataljon. De VN heeft om humanitaire redenen om die operatie gevraagd. De EU was belast met de uitvoering en heeft ook de lidstaat Nederland gevraagd om een concrete bijdrage te leveren. Ik durf alle fracties die in het verleden de ontwikkeling van het EVDB hebben gesteund om een positieve grondhouding ten aanzien van deze uitwerking te vragen. Nederland wordt als het ware gevraagd om boter bij de vis te leveren en doet dat ook. De heer Pechtold heeft hetzelfde gezegd, al deed hij dat in andere bewoordingen. Daarvoor dank ik hem.

De Nederlandse bijdrage is, zoals de heer Van Staaij heeft gezegd, bescheiden te noemen in vergelijking met de twee rotaties van 800 mariniers van acht jaar geleden in het grensgebied tussen Ethiopië en Eritrea in het kader van de UNMEE-missie. Zoals gezegd, betreft het nu zestig mariniers. De Nederlandse bijdrage is weliswaar bescheiden, maar die is onmisbaar in deze operatie. Ik ben het dan ook niet eens met de heer Van Baalen dat het uit militair oogpunt geen verschil maakt. Deze verkenners vormen een noodzakelijke component. Uiteraard kunnen ook andere landen dit doen. Er zou echter niets gebeuren als dat argument in alle parlementen doorslaggevend was. Dat zou het kabinet niet voor zijn rekening willen nemen. Het is een understatement dat het niet het eerste en enige verzoek is geweest dat de afgelopen paar jaar aan Nederland is gedaan. De heer Van Baalen weet dat wij al tijdens de debatten over de verlenging van de missie in Uruzgan een notificatie aan de Kamer hadden voorgelegd waaruit bleek dat wij nadachten over honorering van het verzoek van de EU voor Tsjaad. Ik heb er toen op gewezen dat die mogelijkheid bestond en dat wij aan dat verzoek zouden kunnen voldoen. Uiteraard mag de VVD-fractie haar eigen keuze maken, maar zij kan niet volhouden dat de operatie in Uruzgan door deze bijdrage wordt bedreigd. Wij hebben een zorgvuldige afweging gemaakt en militair advies aan de CDS gevraagd. Op grond daarvan hebben wij geconcludeerd dat wij deze missie aan kunnen. De Nederlandse krijgsmacht is daarop voorbereid en dat geldt in het bijzonder voor het Korps Mariniers. Laatstgenoemde is voor dergelijke missies getraind en beschikbaar.

Ik verheel niet dat het mij pijn doet dat met name de VVD-fractie deze missie niet steunt. Zij staat immers in een solide traditie als het gaat om steunverlening aan weloverwogen besluiten van kabinetten ten aanzien van het uitzenden van militairen. Ik noteer overigens met dankbaarheid dat de heer Van Baalen heeft gezegd dat hij respect heeft voor het besluit van het kabinet en dat hij en anderen de goede wensen aan de militairen heeft overgebracht. Ik zie dat de heer Van Baalen nog meer complimenten wil.

De heer Van Baalen (VVD):

Dit is niet het moment om stekeligheden uit te delen. De VVD-fractie twijfelt er niet aan dat het technisch en militair mogelijk is. Zij vertrouwt het kabinet op zijn woord. Dat is immers de vertrouwensband die wij hebben. De VVD-fractie heeft zich echter wel afgevraagd of het uit politiek oogpunt wenselijk is om deel te nemen. Er is gesproken over de aandacht die eraan moet worden besteed en over eventualiteiten. De VVD-fractie twijfelt dus niet aan de woorden van deze minister en evenmin aan het militair advies. Zij kijkt echter anders naar de politieke wenselijkheid. Het lijkt mij belangrijk om dat te noteren.

Minister Van Middelkoop:

Ik noteer die opmerkingen, evenals de toonzetting en de geringe toonhoogte van de heer Van Baalen. Ook noteer ik dat hij er geen behoefte aan heeft om een en ander meer oppositioneel te maken dan nodig is. Daarmee staat hij in zekere zin nog altijd enigszins in de door mij gememoreerde solide traditie.

De heer Pechtold heeft gelijk als hij zegt dat deze operatie op zijn merites moet worden beoordeeld. Hij heeft gevraagd of het risico van een bedreiging door Al Qaida bestaat. Dit is geen onnozel kabinet. De Kamer hoort mij dan ook niet zeggen dat een dergelijke bedreiging volledig uitsluit. Uiteraard heeft het kabinet daarover gesproken, ook binnen de EU. Op dit moment zijn er geen concrete aanwijzingen voor een dergelijke bedreiging. De aard van het conflict is overigens vooral tribaal van karakter. Het heeft te maken met landbezit en banditisme. Uiteraard blijven wij alert.

De heer Voordewind is teruggekomen op een punt waaraan hij ook in het algemeen overleg aandacht heeft gegeven, te weten de noodzaak van duidelijke herkenbaarheid van deze missie tegenover de Franse missie in het kader van de operatie-Epervier. Ik begrijp zijn zorg. De heer Voordewind kent uit een ander arbeidsverleden Afrika en zijn grilligheden en ik neem zijn bedenkingen dan ook zeer serieus. Ik herhaal nog eens dat beide operaties fysiek zeer ver van elkaar gescheiden worden uitgevoerd; in het algemeen overleg heb ik gesproken over 700 km. De kans dat zij elkaar tegenkomen en dat zich problemen voordoen, is dan ook uiterst gering. Om dat nog eens extra te voorkomen, zal de EUFOR-missie met aparte herkenningstekens op zowel de uniformen als op het materieel – de voertuigen – het veld in gaan. Ik voeg daar nog aan toe dat de uniformen van de Fransen in de operatie-Epervier een andere kleur hebben dan die van de Fransen in het kader van de EUFOR-missie, want een deel van de zorg van de heer Voordewind had nu juist te maken met de Franse militaire eenheden. In de laatste brief die wij de Kamer hebben gestuurd, heeft hij bovendien kunnen lezen dat er een informatiecampagne wordt gehouden om de bevolking op dit punt te informeren. Ik hoop dat ik hiermee de zorgen van de heer Voordewind heb kunnen wegnemen.

De regering heeft goede nota genomen van de blijken van meeleven van de woordvoerders van alle fracties met de uitzending van militairen; de wensen en de beden vanuit de Kamer voor hun behouden thuiskomst. Ik verzeker de Kamer dat deze gebaren van de volksvertegenwoordiging door militairen altijd zeer op prijs worden gesteld. Mijn hartelijke dank daarvoor. Ik zal dit doorgeven.

Ik maak in het verlengde van wat collega Verhagen heeft gezegd over de moties nog een opmerking die mijn eigen beleidsterrein regardeert. Ik heb de Kamer op 19 maart een korte brief gestuurd in aanvulling op de eerdere artikel 100-brief. Hierin heb ik melding gemaakt van de beschikbaarheid van een C-130 Herculesvrachttoestel dat vrachtvluchten zou moeten uitvoeren voor EUFOR voor een korte periode. Die werkzaamheden zouden beginnen op dinsdag 25 maart na afloop van het debat hier in de Kamer. Toen mij op dinsdag bleek dat het debat twee dagen later een afronding zou krijgen, heb ik met veel pijn in het hart opdracht gegeven om het toestel aan de grond te houden. Zo heb ik in zekere zin afbreuk gedaan aan de opwerking van de gehele operatie. Ik vraag de Kamer, niet van mij te verlangen om daar nog eens een aantal dagen aan toe te voegen. Ik vind dat eerlijk gezegd moeilijk verteerbaar in het geheel van de operatie en Nederland zou zich daarmee ook blameren. Het is misschien een procedureel punt. Ik heb nog wel de vrijmoedigheid om aan beide indieners van de moties te vragen om hun motie te heroverwegen, maar ik ga niet over het reglement van de Kamer en over datgene wat de Kamerleden willen. Ik hecht eraan om in het verlengde van de woorden van collega Verhagen nog eens op te merken, dat tot de artikel 100-procedure een derde termijn behoort die als functie heeft om de parlementaire wilsvorming zichtbaar te maken.

De voorzitter:

Ik denk dat er sprake is van een misverstand. Zoals ik al tegen de minister van Buitenlandse Zaken en tegen de heer Irrgang heb gezegd, gaat de Kamer over haar eigen reglement. In de procedure is voorzien dat er om 18.00 uur wordt gestemd, dus deze discussie lijkt mij niet zinvol.

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. Dan kan een zeer opgeluchte minister van Defensie hiermee zijn betoog afronden.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik kan relatief kort zijn. Als minister voor Ontwikkelingssamenwerking ben ik vandaag een blij man. De meerderheid van de Kamer stemt in met een belangrijke, goed bewapende Europese missie, die het heel grote verschil kan maken tussen leven en dood voor honderdduizenden vluchtelingen in Afrika. De Nederlandse bijdrage is bescheiden, maar in onze ogen essentieel voor deze vrouwen en kinderen. Deze uitzending maakt een Afrikaanse missie mogelijk die daadwerkelijk verschil maakt, met een brugfunctie, zoals mevrouw Van Gennip terecht stelde in haar bijdrage.

Ik heb die vluchtelingen aan de oostkant van Tsjaad vorig jaar bezocht. Daar zitten ongeveer 320.000 mensen opgehoopt, zonder dat er zekerheid is of aan het einde van de dag een hulpverlener komt. Er is geen bescherming en geen mogelijkheid om zeker te weten dat je aan het eind van de dag voedsel krijgt.

Het is dus van groot belang dat deze missie er komt. Dit is een humanitaire missie, die is gericht op bescherming van de Verenigde Naties, van de hulpverleners en de ngo's. Het is niet alleen een humanitair, maar ook een politiek imperatief. Inderdaad is die brugfunctie nodig. Er is direct verband tussen de vluchtelingenproblematiek in Darfur en in Tsjaad. De meeste mensen komen uit Darfur. Daarom is het zo belangrijk dat er nu voor het eerst een missie komt en dat de Europese Unie zich langzamerhand laat zien als een Unie die niet alleen van de goede bedoelingen leeft, maar de daad bij het woord voegt en een humanitaire missie opzet in een steeds belangrijker deel van Afrika.

Zonder te overdrijven of bombastisch te doen ben ik er echt van overtuigd dat deze missie met 3700 mensen daadwerkelijk direct levens redt. Het is een begin, maar de aanwezigheid van de internationale gemeenschap in dat gedeelte van de wereld is essentieel en heeft ook een een brugfunctie, omdat de VN zich moet ontplooien in Sudan en in Tsjaad.

Ik zeg erbij dat complexiteit niet mag leiden tot passiviteit. Afrika is wel complex, maar niet complexer dan enig ander deel van de wereld. De Nederlandse regering en ik als minister voor Ontwikkelingssamenwerking zullen zich scherp inzetten voor goede ontwikkelingssamenwerking, vredesdialogen en het hand- en veldwerk in de modder, zoals mevrouw Peters dat terecht noemt, om te zorgen dat er nu een begin wordt gemaakt met daadwerkelijke en duurzame bescherming in de toekomst van meer dan een half miljoen vluchtelingen. De grote en moedige inzet van vele militairen en ontwikkelingswerkers is daarbij essentieel. Het is goed dat zij kunnen rekenen op steun van een duidelijke meerderheid in de Tweede Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de drie ministers. Om zes uur zullen wij stemmen.

De vergadering wordt van 17.23 uur tot 18.00 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

Naar boven