Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 februari 2008 over Natura 2000.

De heer Graus (PVV):

Mijnheer de voorzitter. Ik wil drie moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jurisprudentie heeft uitgewezen dat selectie en begrenzing van Natura 2000-gebieden alleen kan gebeuren op basis van ecologische criteria en dat in afstemming met de provincies de noodzaak van het kritisch begrenzen zorgvuldig is bezien;

constaterende dat op basis van bovenstaande criteria ten opzichte van de aanmelding van de Habitatrichtlijngebieden bij de Europese Commissie in 2003, 3364 ha nieuwe natuur is toegevoegd aan de begrenzing van in totaal 78 Natura 2000-gebieden;

overwegende dat bij de aanwijzing van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur als principieel uitgangspunt is gekozen voor vrijwillige medewerking van betrokken grondeigenaren;

van mening dat voor bedrijven die willen ontwikkelen nabij een Natura 2000-gebied met nieuwe natuur de belemmeringen beperkt moeten zijn;

overwegende dat de minister heeft toegezegd, 1230 ha nog te verwerven hectaren kritisch in overweging te nemen en de Kamer over de uitslag daarvan te informeren;

verzoekt de regering om de 3364 ha als maximumaantal hectaren nieuwe natuur te beschouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Jager. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 184(31200 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de wet is opgenomen dat beheerplannen met alle partners moeten worden opgesteld;Graus

verzoekt de regering, de boeren, landeigenaren, VNO/NCW en MKB evenveel inspraak te geven als de terreinbeheerders Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 185(31200 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, eerst beheerplannen op te stellen en dan pas gebieden aan te wijzen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 186(31200 XIV).

De heer Jager (CDA):

Mijnheer de voorzitter. In eerste instantie wilde ik ook een motie indienen over de mosselvisserij, maar dat doe ik niet omdat er nog een VAO komt dat specifiek over de mosselvisserij gaat. Wij zeggen de minister dank voor de verduidelijkingen tijdens het algemeen overleg. Ik wil een drietal moties indienen naar aanleiding van het overleg dat wij met de minister hebben gevoerd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de invoering van Natura 2000 een complex proces is;

overwegende dat het belangrijk is dat er zorgvuldig met de belangen van alle partijen in het gebied wordt omgegaan;

overwegende dat de beheerplannen aan de volgende zorgvuldigheidscriteria moeten voldoen:

  • - alle relevante informatie over de Natura 2000-gebieden alsmede over de ecologische, economische, culturele en regionale aspecten van de te overwegen maatregelen in verband met de externe werking is geïnventariseerd en beschikbaar voor besluitvorming is;

  • - te nemen maatregelen worden integraal afgewogen gelet op de hiervoor genoemde aspecten;

  • - maatregelen sluiten zo veel als mogelijk aan bij bestaand (gebiedsgericht) beleid zoals reconstructie, landinrichting en het toetsingskader ammoniak en Natura 2000;

  • - voor de toetsing van nieuwe plannen en projecten worden criteria opgenomen in de beheerplannen zodat administratieve lasten, veroorzaakt door bijvoorbeeld een onderzoeksverplichting, zo veel als mogelijk worden teruggedrongen;

verzoekt de regering, bovenstaande criteria op te nemen in een protocol waarlangs alle beheerplannen worden opgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jager. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 187(31200 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige milieukwaliteit wat betreft de achtergronddepositie van ammoniak op Natura 2000-gebieden vrijwel overal in ons land de kritische depositiewaarden van de te beschermen habitats overschrijdt;

overwegende dat maatregelen moeten worden genomen om de algemene milieukwaliteit met betrekking tot ammoniak te verbeteren waarvoor geldt dat deze de in EU-verband afgesproken NEC-doelen (maximaal 128 kton emissie in 2010) moeten worden gehaald;

overwegende dat de meetbare bijdrage aan de depositie op Natura 2000-gebieden door veehouderijbedrijven in de omgeving van Natura 2000-gebieden relatief gering is;

verzoekt de regering om bij het opstellen ten aanzien van de ammoniakdepositie de kritische depositiewaarden te beschouwen als streefwaarden;

verzoekt de regering om individuele ondernemers niet af te rekenen op de overschrijding van de kritische depositiewaarde door de achtergronddepositie doch te handelen conform de, onder meer met de provincies, gemaakte afspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jager. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 188(31200 XIV).

De heer Jager (CDA):

Ik wil de minister vragen of zij aandacht wil besteden aan het meewegen van de uitgangspunten van de Kaderrichtlijn water bij het opstellen van de beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden, opdat dit in één kader kan worden afgewogen.

Ik wil nog een motie indienen die gaat over de extra gevolgen door de opneming van nieuwe natuur.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de aanwijzing van de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur als principieel uitgangspunt is gekozen voor vrijwillige medewerking van betrokken grondeigenaren;

overwegende dat bestuurlijke afspraken zijn gemaakt dat nieuwe natuur niet belemmerend zou zijn, bijvoorbeeld door de aanwijzing als voor verzuring gevoelig gebied, voor de ontwikkeling van hierbinnen en aan de rand gelegen bedrijven in de recreatie en landbouw;

overwegende dat genoemd principieel uitgangspunt en de bestuurlijke afspraken een belangrijk fundament vormen voor het vertrouwen dat burgers en bedrijven stellen in de betrouwbaarheid van de overheid bij gebiedsgerichte processen;

overwegende dat circa 4000 ha nieuwe natuur is opgenomen in de Natura 2000-begrenzing, waardoor bestaand gebruik en plannen en projecten op de gevolgen (waaronder voor verzuring) voor de daaronder begrepen gebieden moeten worden getoetst;

constaterende dat hierdoor de betrouwbaarheid van de overheid ter discussie is en draagvlak voor de uitwerking van Natura 2000 ernstig dreigt te worden aangetast;

verzoekt de regering, in principe uit te sluiten dat door de opneming van nieuwe natuur in de begrenzing van Natura 2000 de ontwikkelingsruimte van bedrijven extra beperkingen ondervindt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jager en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 189(31200 XIV).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Na het boeiende debat dat wij hebben gevoerd over Natura 2000 wil ik twee moties indienen die zijn bedoeld als ondersteuning voor de ondernemers. Ook voor de insprekers moeten zij een steun in de rug betekenen bij de ontwikkelingen die wij beogen.

Mijn eerste motie gaat over de mogelijke schade die ondernemers kunnen lijden en die misschien gecompenseerd kan worden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat agrariërs, andere ondernemers en derden gecompenseerd moeten worden voor het voldoen aan wettelijke eisen die gesteld worden aan de Natura 2000-gebieden;

constaterende dat de Plattelandsverordening in elk geval voor agrariërs op landbouwgrond de mogelijkheid kent voor cofinanciering bij de implementatie van Natura 2000;

constaterende dat Nederland hieraan vooralsnog geen invulling heeft gegeven in het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2);

constaterende dat Nederland niet alle steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling in de EU benut;

roept de regering op om samen met de provincies te bezien de mogelijkheid tot het stimuleren van subsidieverlening (bijvoorbeeld via artikel 57 maatregel 323) bij het uitvoeren van beschermings- en beheerplannen voor Natura 2000-gebieden en verzoekt de regering, te bezien of er binnen de EU nog andere cofinancieringsmogelijkheden beschikbaar zijn;

verzoekt de regering, bij de midterm review van het POP2 in 2009 te bezien of de mogelijkheid van cofinancieren van Natura 2000-maatregelen voor agrariërs op landbouwgrond in het kader van het Plattelandsprogramma 2007-2013 kan worden geactiveerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer en Jager. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190(31200 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat maatschappelijke betrokkenheid van groot belang is voor het slagen van ambitieuze natuurprojecten zoals Natura 2000;

overwegende dat particulieren en maatschappelijke organisaties betrokken willen zijn bij het opstellen van beheerplannen van Natura 2000-gebieden, maar dat het opstellen van beheerplannen een complex proces is;

van mening dat particulieren en maatschappelijke organisaties over relevante informatie moeten kunnen beschikken en ondersteund moeten kunnen worden voor het leveren van een effectieve bijdrage aan het opstellen van de beheerplannen;Cramer

overwegende dat voor bevoegde gezagen al een Steunpunt Natura 2000 bestaat dat beschikt over veel waardevolle proces- en procedurekennis, maar niet openstaat voor particulieren en maatschappelijke organisaties;

overwegende dat de gebiedsgerichte uitwerking van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn water in veel gebieden gelijkloopt en dat ondersteuning daarom gebundeld kan worden;

verzoekt de regering, het bestaande Steunpunt Natura 2000 open te stellen voor en actieve ondersteuning te laten verlenen aan particulieren en relevante organisaties en deze ondersteuning zo veel als mogelijk te bundelen met de ondersteuning bij de Kaderrichtlijn water en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191(31200 XIV).

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Wij krijgen een vracht van moties over ons heen, alsof de discussie nog niet is gevoerd. Wij hebben een uitvoerige en langdurige discussie gehad, die zich toespitste op de vraag of je eerst de beheerplannen moet vaststellen of eerst de gebieden moet aanwijzen. Wij pleiten voor het laatste. Als compromis is eruitgekomen dat de minister een overeenkomst sluit met de provincies en dat daarin een resultaatverplichting wordt opgenomen voor hoe het uiteindelijk wordt. Ik verzoek de minister bij de beantwoording van de moties ook te berichten over hoe het met die overeenkomst staat. Daar ben ik wel nieuwsgierig naar, omdat ik dan ook kan beoordelen of de motie van het CDA enigszins nuttig is.

Wij hebben gemeend te moeten insteken op de doelen van Natura 2000. Daarover hebben wij de volgende motie voorbereid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Natura 2000 essentieel is voor het behoud van Europese topnatuur en biodiversiteit in Nederland;

constaterende dat de Nederlandse natuur nog steeds onder druk staat door versnippering en milieuproblemen en dat tweederde van de vanwege de richtlijnen te beschermen soorten en habitats in hun bestaan worden bedreigd;

constaterende dat tussen de voorontwerpen van de aanwijzingen, ook wel gebiedendocumenten genoemd, en de ontwerpbesluiten doelen zijn veranderd van de meer ambitieuze verbeterdoelstelling naar een minder ambitieuze behouddoelstelling;

constaterende dat uit de ontwerpbesluiten niet blijkt waarom deze ambities zijn bijgesteld en op welke wijze de eerdergenoemde soorten en habitats die in hun bestaan worden bedreigd, alsnog in een zogenoemde "gunstige staat van instandhouding" zullen komen op gebieds- en op landelijk niveau;

verzoekt de regering om in de definitieve aanwijzingsbesluiten van de eerste tranche en de nog te nemen ontwerpaanwijzingsbesluiten van de tweede tranche bij wijziging van doelen van de status herstel naar behoud, een expliciete ecologische motivering toe te voegen die aangeeft waarom deze keuze verantwoord is en hoe en in welke mate in de verschillende Natura 2000-gebieden zal worden gezorgd voor een gunstige staat van instandhouding voor de betreffende soort of habitat op nationaal niveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192(31200 XIV).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik begin met een motie over de regeling voor de schade, omdat deze voor ondernemers, maar ook voor een aantal overheden niet duidelijk is.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat betrokkenen bij Natura 2000-gebieden kans lopen om schade te ondervinden als gevolg van de aanwijzingsbesluiten of de beheerplannen;

constaterende dat het IPO vreest dat provincies uiteindelijk worden aangesproken voor eventuele schade als gevolg van Natura 2000 en twijfelt aan de garantie dat het Rijk schade vergoedt;

constaterende dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag welke overheid gedupeerden kunnen aanspreken voor eventuele schade;

van mening dat alle onduidelijkheden omtrent de mogelijkheden voor schadevergoeding in het kader van Natura 2000 afbreuk doen aan het draagvlak voor een effectieve uitvoering van Natura 2000 bij zowel burgers, bedrijven als overheden;

verzoekt de regering om de mogelijkheden voor een schadefonds te onderzoeken, teneinde het vertrouwen te herstellen bij alle betrokkenen dat zij niet onevenredig worden benadeeld als gevolg van Natura 2000 en de Kamer hierover binnen twee maanden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193(31200 XIV).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Vervolgens hebben wij een hele discussie gehad over instandhoudingsdoelstellingen. De VVD-fractie heeft een aantal diersoorten aangewezen die niet of niet duurzaam in een aantal gebieden voorkomen. Wij vinden eigenlijk dat deze niet belemmerend mogen werken en eventueel bij het opstellen van een vervolgtraject uit de instandhoudingsdoelen moeten verdwijnen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voor bepaalde Natura 2000-gebieden instandhoudingsdoelen formuleert voor soorten en habitats die niet of niet duurzaam in dat gebied voorkomen;

van mening dat dit geen onnodige beperkingen mag opleggen aan betrokkenen in een gebied;

van mening dat de regering geen andere instandhoudingsdoelen in de aanwijzingsbesluiten op dient te nemen dan waartoe de Vogel- en Habitatrichtlijn Nederland verplicht;

verzoekt de regering, geen maatregelen die extra beperkingen opleveren op te nemen in beheerplannen van Natura 2000-gebieden ten aanzien van soorten die niet of niet duurzaam in het gebied voorkomen, maar waarvoor wel instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd;

verzoekt de regering voorts, instandhoudingsdoelen aan te passen wanneer uit ecologisch-wetenschappelijk onderzoek blijkt dat in een Natura 2000-gebied geen gunstige omstandigheden zijn voor de vestiging van nieuwe duurzame populaties van soorten die niet of niet duurzaam voorkomen en waarvoor het gebied wel is aangewezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194(31200 XIV).

De heer Jager (CDA):

Voorzitter. Ik heb nog een verhelderende vraag aan mevrouw Snijder. Misschien kan de minister er straks ook nog even op reageren. Mevrouw Snijder spreekt over gevallen waarin wetenschappelijk is aangetoond dat het niet haalbaar is. Maar als het nu wel haalbaar is? Wij kijken naar de lijst van aanmeldingen en de daarbij behorende handleiding. Daarin staat dat naast de wetenschappelijke toets ook gekeken kan worden naar een kosten-batenanalyse. Wil mevrouw Snijder dat daarmee dan ook aangeven?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik weet niet precies waar u op doelt. De witsnuitlibel komt in een aantal gebieden absoluut niet voor, maar die gebieden zijn er wel voor aangewezen. Als nu echt duidelijk blijkt dat die witsnuitlibel in een bepaald gebied niet voorkomt, dan mag je dat gebied beschermen voor de dier- en plantensoorten waarvoor je het gebied hebt aangewezen, maar dan neem je geen extra maatregelen om het ook nog voor de witsnuitlibel geschikt te maken. Juist dat extra wat je dan nodig hebt, wensen wij niet te doen. Maar als die er komt, is het mooi meegenomen!

Voorzitter. Ik wil nog een laatste motie indienen. Daarbij gaat het om de nieuwe natuur. Ook dat speelt voor de VVD. Wij zijn daar nog wat scherper in dan de andere fracties. Wij hebben duidelijk afgesproken dat de Vogel- en Habitatrichtlijn niet geïmplementeerd dient te worden op landbouwgronden. Dat vraagt Europa niet van ons.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ten opzichte van de aanmelding van de Habitatrichtlijngebieden bij de Europese Commissie in 2003, 3364 ha nieuwe nog te ontwikkelen natuur is toegevoegd aan de begrenzing van de Natura 2000-gebieden;

overwegende dat de regering op basis van de selectiecriteria uit de Habitatrichtlijn waaraan de aanwijzing van speciale beschermingszones moet voldoen, niet op grote schaal nieuwe natuur kan en mag aanwijzen;

constaterende dat de te realiseren nieuwe natuur binnen de begrenzing van Natura 2000-gebieden nu in landbouwkundig gebruik is en deze gebieden veelal niet voldoen aan de selectiecriteria uit de Habitatrichtlijn;

van mening dat de oneigenlijke aanwijzing van nieuwe natuur binnen de begrenzing van Natura 2000-gebieden niet mag leiden tot belemmeringen van bedrijfs- en burgerbelangen binnen en aan de randen van deze gebieden;

verzoekt de regering, geen nieuwe natuur, te ontwikkelen op gronden die thans in landbouwkundig gebruik zijn, op te nemen in de begrenzing van Natura 2000-gebieden, mits ecologisch-wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat meebegrenzen van deze nieuwe natuur elementen die aan de selectiecriteria uit de Habitatrichtlijn voldoen, in voldoende mate versterkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195(31200 XIV).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Bij het algemeen overleg heeft de minister een voorstel gedaan voor het opstellen van de beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden. Zij heeft voorgesteld om die gebieden waarvoor het Rijk zelf beheersverantwoordelijkheid heeft, te gaan begrenzen, de doelen vast te stellen en daarna het beheerplan op te stellen. Met de provincies die dat willen, wil zij een bestuursovereenkomst sluiten. Ik heb begrepen dat alle provincies daartoe bereid zijn. Uiteindelijk zal er dan per september 2009 een beheersplan voor alle gebieden zijn.

Het aangaan van die bestuursovereenkomst is een prima plan, maar de minister zal erop moeten letten dat de landelijke doelen goed in stand blijven. Bij de technische briefing is ons gebleken dat verlaging in het ene gebied verhoging in een ander gebied betekent. Ook dat zal men goed in het oog moeten houden. Om te bereiken dat deze zaken goed op elkaar afgestemd worden, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Habitatrichtlijngebieden uiterlijk 1 januari 2010 moeten zijn aangewezen;

overwegende dat nog langduriger onzekerheid over de doelen en begrenzingen ongewenst is;

verzoekt de regering, met elk van de provincies een bestuursovereenkomst te tekenen waarin zij zich committeren aan:

  • - een resultaatverplichting ten aanzien van het opleveren van een beheerplan voor alle gebieden in de desbetreffende provincie vóór 1 september 2009;

  • - het als uitgangspunt nemen van de doelen en begrenzingen, zoals die zijn opgenomen in de conceptaanwijzing van die gebieden;

  • - alleen afwijkingen in begrenzingen voor te stellen indien hieraan wetenschappelijk bewijs ten grondslag ligt dat doelen elders even goed of beter zullen worden gerealiseerd én hiervoor bewezen draagvlak bestaat;

  • - de doelen als uitgangspunt te nemen van de beheerplannen;

  • - in het geval afwijkingen worden voorgesteld, deze open te stellen voor zienswijzen, en als deze worden afgewezen, de oude begrenzingen te accepteren;

verzoekt de regering tevens, de bestuursovereenkomst aan de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196(31200 XIV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben interessante debatten gevoerd over Natura 2000.

Mijn eerste motie is bedoeld om de minister te steunen, want dat heeft zij nodig. Een deel van het debat ging over het eerst vaststellen van doelen en dan van beheersplannen. De GroenLinksfractie vindt dat volstrekt logisch: eerst wat en dan hoe. De minister maakt van elke nederlaag toch weer een soort van overwinning, want er zullen bestuursakkoorden met resultaatverplichtingen worden gesloten met de provincies. De GroenLinksfractie zit niet op deze bureaucratische maatregel te wachten, want de minister heeft gewoon groot gelijk als zij zegt dat je eerst doelen moet bepalen en dan heersplannen moet opstellen. Dat vergroot de rechtszekerheid en zorgt voor heldere uitgangspunten van de beheersplannen. Zij zal zelf vasthouden aan die volgtijdelijkheid bij projecten waarbij het Rijk het voortouw heeft. Daarin heeft zij volkomen gelijk.

Mede door de fractie van de Partij van de Arbeid moet de minister enigszins op haar schreden terugkeren. Ik zou zeggen: minister, doe dat niet, houd voet bij stuk. Vandaar dat ik de volgende motie indien die een ondersteuning van het beleid betekent.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij Natura 2000 het belang van de natuur vooropstaat en economische belangen maar een beperkte rol mogen spelen;

overwegende dat het van groot belang is dat eerst vaststaat "wat" bereikt moet worden en pas daarna "hoe" dit bereikt gaat worden, om te voorkomen dat de partijen die bij een gebied betrokken zijn in een "vechtplatform" terechtkomen;

overwegende dat een extra complicerende factor is dat de verschillende gebieden "communicerende vaten" zijn, zodat verlaging van de doelen op één plek alleen kan bij verhoging van de doelen op een andere plek;

verzoekt de regering, vast te houden aan de logische volgorde van "eerst doelen vastleggen, dan beheerplannen opstellen",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197(31200 XIV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb nog een tweede motie. Er is een groot probleem bij bescherming van natuurgebieden. De Algemene Rekenkamer heeft daarover een interessant rapport gemaakt. In het algemeen overleg zei de minister in mijn ogen weer te veel dat de verantwoordelijkheid bij de gemeente ligt. Dat is natuurlijk wel waar als het gaat om het op orde houden van de bestemmingsplannen, maar wij zijn van oordeel dat ook het Rijk zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Vandaar de volgende motie, geen ondersteunende motie, maar een motie ter aanmoediging.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer in juni 2007 concludeerde dat de bescherming van natuurgebieden tegen ingrepen tekortschiet en bouwprojecten "hooguit enige vertraging ondervinden", terwijl het zelden of nooit komt tot afstel;

overwegende dat de Algemene Rekenkamer signaleert dat onderzoek naar alternatieven te beperkt plaatsvindt, dat het "openbaar belang" niet goed wordt onderbouwd en dat vaak geen compensatie plaatsvindt;

overwegende dat de Rekenkamer wijst op de noodzaak van verbeterd toezicht, zoals een goed registratiesysteem van ruimtelijke ingrepen, betere handhavingsinstrumenten voor gemeenten en meer inzet van de VROM-Inspectie;

verzoekt de regering, binnen drie maanden het toezicht op de uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid te verscherpen volgens de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198(31200 XIV).

Op verzoek van de minister schors ik de vergadering vijf minuten. Ik maak de minister erop attent dat het 15 moties zijn.

Minister Verburg:

Dan wijs ik er graag op dat die vijf minuten ingaan op het moment dat ik de laatste moties binnen heb. Het zijn geen eenvoudige moties en ik moet even de tijd hebben om op dit belangrijke onderdeel mijn oordeel te kunnen vormen.

De voorzitter:

Wij onderhandelen niet, maar ik ga ervan uit dat u er spoed achter zet.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Wij hebben over Natura 2000 en de ontwikkeling daarvan twee weken geleden een boeiend debat gehad, een goede gedachtewisseling. Die gedachtewisseling wordt nu voortgezet met een aantal voorgenomen uitspraken van de Kamer.

Als u mij toestaat, wil ik één punt eerst naar voren halen, namelijk de vraag van de heer Jager of het beleid er inderdaad op gericht is dat de ontwikkeling van de beheerplannen in het kader van Natura 2000 en van de Kaderrichtlijn water gelijk optrekken. Waar dat mogelijk is, zullen wij dat zeker doen, omdat het de zaak kan vereenvoudigen. Op het moment dat je twee beheerplannen na elkaar moet schrijven, heb je ook twee keer het hele circuit daaromheen. Wij doen dat dus waar het mogelijk is. Ik wil er echter wel op wijzen dat dit een handicap kan zijn op het moment dat provincies kiezen voor de optie om eerst op basis van de voorlopige aanwijzingen beheerplannen te ontwikkelen, maar ik sluit niet uit dat zij daar om hen moverende redenen heel nadrukkelijk voor kiezen en dat zij daarin praktische oplossingen, maatwerkoplossingen, zien te vinden.

Ik begin met de motie op stuk nr. 184 van de leden Graus en Jager. In die motie wordt de regering verzocht om de 3364 ha als maximum aantal hectaren nieuwe natuur te beschouwen op basis van een aantal overwegingen en constateringen. De motie heeft het over 3364 ha van het totale oppervlak nieuwe natuur. Dat zijn gebieden die zijn toegevoegd aan de lijst van gebieden die in 2003 bij de Europese Commissie zijn aangemeld. Ik heb niet de bedoeling om in aanvulling hierop nog meer gebieden als nieuwe natuur aan te wijzen. De selectie en begrenzing van gebieden is namelijk voltooid. Alle Natura 2000-gebieden staan inmiddels op de communautaire lijst.

1230 ha is dat deel van de nieuwe natuur dat nu nog niet als natuur is aangekocht. Deze gronden hebben nu nog een agrarische bestemming. Ik heb al eerder toegezegd dat ik nog eens kritisch zal beoordelen of deze gebieden niet buiten de aanwijzing van Natura 2000 kunnen worden gehouden. Dat doe ik met een positieve grondhouding, dat heb ik de Kamer al toegezegd. Daarmee kwalificeer ik deze motie als ondersteuning van beleid.

In de motie-Graus op stuk nr. 185 wordt de regering verzocht boeren, landeigenaren, VNO-NCW en MKB Nederland evenveel inspraak te geven als de terreinbeheerders Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Alle relevante belanghebbenden moeten worden betrokken bij het opstellen van het beheerplan. Ik kan het niet nalaten dat opnieuw te benadrukken. Vertegenwoordigers van boeren en recreatieondernemers zitten dus naast terreinbeherende organisaties aan de beheerplantafel. Ik doe nogmaals een beroep op iedereen om aan die tafel te gaan zitten met een positieve grondhouding. Natura 2000 is een belangwekkend traject, zowel voor onze generatie als voor de toekomstige. Betrokkenheid van alle organisaties daarbij is dus van groot belang. Men moet de verantwoordelijkheid met elkaar kunnen delen en met elkaar passende oplossingen vinden voor de belangen van het gebied zelf, de inwonenden en de omwonenden en die voor de sociale en economische activiteiten. Er moet voor worden gezorgd dat die belangen in een beheerplan op een zorgvuldige wijze worden vastgelegd. Ik beschouw deze motie als overbodig.

In zijn motie op stuk nr. 186 verzoekt de heer Graus de regering eerst beheerplannen te laten opstellen en vervolgens pas de gebieden aan te wijzen. Ik heb in het algemeen overleg al gezegd dat ik er zelf voorstander van ben om eerst de gebieden definitief aan te wijzen en vervolgens op basis van heldere doelen alle organisaties uit te nodigen om rond de tafel te gaan zitten om met elkaar afspraken te maken over de wijze waarop de doelen kunnen worden gerealiseerd en in welke fasering dat moet gebeuren. Ik zei al dat ik op dit punt zelf een bekeerling ben. Als wordt gekozen voor het opstellen van een beheerplan op basis van voorlopige aanwijzing, bestaat namelijk het risico dat partijen op een gegeven moment over bewegende doelen spreken. De vraag is dan voor hen welke doelen moeten worden gerealiseerd en of die al duidelijk genoeg zijn of dat daar nog een verschil in interpretatie of verwachtingen over bestaat waar het gaat om de definitieve aanwijzing.

Ik heb al gezegd dat ik een grote stap wil zetten in de richting van de provincies door hen te ruimte te geven om op basis van een bestuursovereenkomst en een prestatieafspraak te kiezen voor de omgekeerde volgorde, namelijk eerst het beheerplan ontwikkelen en vervolgens te komen tot definitieve aanwijzing. Ik ben bezig om die afspraken te maken. Die keuze wordt per provincie gemaakt en worden er afspraken gemaakt die helder worden vastgelegd. Ik ontraad het aanvaarden van deze motie.

De heer Jager verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 187 een aantal criteria op te nemen in een protocol waarlangs de beheerplannen worden opgesteld. De zorgvuldigheidscriteria zoals genoemd in de motie van de heer Jager beschouw ik als belangrijk en ook als ondersteuning van mijn beleid. Hij vraagt om deze criteria op te nemen in een protocol. Ik wijs erop dat de regie over het opstellen van beheerplannen in handen van bevoegde instanties is. Voor een aantal gebieden is de regie in handen van het Rijk en ben ik de eerstverantwoordelijke. Voor een aantal andere gebieden is de regie in handen van de provincies. Ik vind de onderdelen van het protocol, de zorgvuldigheid van het proces en het vastleggen van een aantal zaken echter zo belangrijk dat ik bereid ben om dit protocol aan de provincies voor te leggen met de preadvisering om daar gebruik van te maken. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van mijn beleid.

De tweede motie die de heer Jager heeft ingediend, heeft tweemaal een dictum. Dit is de motie op stuk nr. 188. In het eerste dictum wordt de regering verzocht om bij het opstellen van de ammoniakdepositie de kritische depositiewaarden te beschouwen als streefwaarden. In het tweede wordt de regering verzocht om individuele ondernemers niet af te rekenen op de overschrijding van de kritische depositiewaarde door de achtergronddepositie, doch te handelen conform de, onder meer met de provincies, gemaakte, afspraken. Om op deze motie te kunnen ingaan heb ik een wat ruimere beantwoordingslijn nodig.

Bij het opstellen van de beheerplannen zal het realiseren van de natuurwaarden het uitgangspunt zijn, maar daarnaast ook het toestaan van de groei van economische, waaronder agrarische, activiteit waar dat mogelijk is zonder negatieve effecten op de natuur. In veel gevallen is de kritische depositiewaarde echter zo laag en de ammoniakdeken zo dik, dat de achtergronddepositie voorlopig boven de kritische waarde blijft. Met die situatie hebben wij op dit moment te maken. Er wordt generiek beleid gevoerd om de achtergronddepositie te verlagen. Bronnen in de sectoren industrie en verkeer en vervoer zullen daaraan ook hun bijdrage moeten leveren. Op korte termijn kan zeker sprake blijven van negatieve gevolgen voor Natura 2000. Tegelijkertijd wordt het perspectief op het wegnemen van deze negatieve effecten geboden op een manier die ruimte laat voor economische ontwikkeling. Dat is in lijn met het uitgangspunt dat de doelen moeten worden gehaald, maar dat dit niet per se onmiddellijk het geval hoeft te zijn en er dus een traject voor kan worden afgesproken. Zoals ik eerder heb verklaard, ligt de ruimte dus onder meer in het temporiseren. Dat is ook hier het geval. Een ruimere toepassing van de kritische depositiewaarde brengt het risico van een aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebied met zich mee. Volgens de richtlijn is dat niet toegestaan. Dat betekent dat ik het aannemen van deze motie moet ontraden.

De heer Jager (CDA):

Onder andere tijdens het rondetafelgesprek hebben wij geluiden uit het veld gehoord dat – ik druk mij nu even erg zwart/wit uit – de havens van Rotterdam en Antwerpen zouden moeten sluiten als je alleen daarop zou afgaan. Ik begrijp dat de minister het vrij breed trekt. Juist tegen deze achtergrond hebben wij de motie ingediend. Wij kunnen dan de afweging meewegen die de minister zojuist in haar toelichting heeft gegeven. Moet ik het zo uitleggen?

Minister Verburg:

Ja, zo mag u het uitleggen. Dat houdt in dat ik niet de garantie kan geven die in een van de dictums van de motie wordt gevraagd. De zorgvuldigheid vereist dat wij wel zullen bezien op welke wijze wij er via de beheerplannen uit kunnen komen. Dat legt een grote verantwoordelijkheid op de schouders van alle betrokkenen. Deze hobbel kan niet lichtvaardig worden genomen.

De volgende motie is die op stuk nr. 189, ingediend door de heren Jager en Graus. Deze motie verzoekt de regering om in principe uit te sluiten dat door de opneming van nieuwe natuur in de begrenzing van Natura 2000 de ontwikkelingsruimte voor bedrijven extra beperkingen ondervindt. Ik kan niet helemaal uitsluiten dat enige beperkingen zullen optreden. Eventuele beperkingen zullen niet verder mogen gaan dan wat nodig is om de natuurwaarden te beschermen. Wanneer bedrijven nooit belemmeringen mogen ondervinden ten gevolge van het opnemen van nieuwe natuur in Natura 2000, zouden wij in een situatie kunnen komen te verkeren waarin wij niet kunnen voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. In de beheerplannen en tijdens de rondetafelgesprekken zal gezocht moeten worden naar maatwerkoplossingen om de optimale ruimte te vinden en op een verantwoorde manier vast te leggen. Dit betekent dat ik het aannemen van deze motie moet ontraden.

De voorzitter:

Het is geen motie van u, mevrouw Jacobi.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Neen, maar ik heb er wel een vraag over.

De voorzitter:

Alleen de indiener mag nog een verhelderende vraag stellen.

De heer Jager (CDA):

De minister ontraadde zojuist de motie. Wij hebben hierin bewust opgenomen om dit in principe niet uit te sluiten, met de nadruk op "in principe". Daarin zit uiteraard enige ruimte. Hierover zou je kunnen muggenziften, maar toch wil ik de minister ernaar vragen.

Minister Verburg:

Op die manier lopen wij het risico op haarkloverij over het begrip "in principe", hetzij politiek, hetzij bestuurlijk. Ik wil duidelijkheid geven. Op deze manier kan ik dit echt niet toezeggen. Ik vind dat iedereen zich optimaal moet inzetten om maatwerkoplossingen te zoeken. Alles overwegende moet ik het aannemen van deze motie ontraden.

De heer Cramer heeft mede namens de heer Jager een motie ingediend waarin de regering wordt opgeroepen om samen met de provincies de mogelijkheden te bezien tot het stimuleren van subsidieverlening bij het uitvoeren van beschermings- en beheerplannen voor Natura 2000-gebieden. Hij noemt hierbij artikel 57 als voorbeeld. In de motie wordt de regering verder verzocht om te bezien of er binnen de Europese Unie nog andere cofinancieringsmogelijkheden beschikbaar zijn. Ten slotte wordt de regering verzocht om bij de midterm review van het POP2 in 2009 te bezien of de mogelijkheid van cofinanciering van Natura 2000-maatregelen voor agrariërs op landbouwgrond in het kader van het Plattelandsprogramma 2007-2013 kan worden geactiveerd.

In de motie worden dus twee zaken verzocht. In de eerste plaats wordt de regering verzocht om provincies te stimuleren om mogelijkheden voor subsidies te benutten en om te bezien welke mogelijkheden er zijn voor extra cofinanciering van de EU. Uiteraard ben ik hiertoe graag bereid, want alle ruimte die wij hiervoor op een legale manier kunnen vinden, zouden wij op deze manier kunnen benutten. In de tweede plaats wordt verzocht om te bezien of cofinanciering kan worden ingezet ten behoeve van maatregelen voor agrariërs op landbouwgrond in het kader van Natura 2000. Ook aan dit verzoek wil ik voldoen. De midterm review van 2009 is hiervoor inderdaad het geëigende moment. Voor de volledigheid merk ik wel op dat een positieve uitkomst niet tot gevolg heeft dat het in het POP beschikbare cofinancieringsbudget wordt verhoogd. Het zal dus moeten gaan om een vorm van herschikking binnen de beschikbare ruimte. Dit betekent dat ik deze motie opvat als ondersteuning van mijn beleid.

In de motie van de heer Cramer en mevrouw Snijder op stuk nr. 191 wordt verzocht om het bestaande Steunpunt Natura 2000 open te stellen, en actieve ondersteuning te laten verlenen aan particulieren en relevante organisaties. Deze ondersteuning zou zo veel als mogelijk gebundeld moeten worden met de ondersteuning bij de Kaderrichtlijn Water. Ik heb in het overleg en ook al eerder aangegeven dat het Steunpunt Natura 2000 alleen toegankelijk is voor bevoegde gezagen. Ik ben bereid te bezien of het mogelijk is om hieraan organisaties toe te voegen. Ik wijs erop dat dit om aparte beschouwing vraagt met staatssecretaris Huizinga, omdat zij de eerstverantwoordelijke is voor de Kaderrichtlijn Water. Ik zeg dus toe om te onderzoeken of het mogelijk is maatschappelijke organisaties toe te voegen. Hierbij wijs ik er echter op dat het bij het steunpunt geen kwestie is van: "u vraagt en wij draaien". Het gaat om een actief steunpunt waarbij halen én brengen belangrijk zijn. Men moet met elkaar aan de slag om in de 162 gebieden tot een optimaal resultaat te komen.

Dit betekent dat de producten moeten worden gedeeld. Ik kan dus dit onderzoek doen met betrekking tot maatschappelijke organisaties, waarbij er sprake moet zijn van commitment van deze organisaties om het steunpunt optimaal te laten draaien. Het steunpunt zal dus wat mij betreft geen vraagbaak voor particulieren worden. Zij hebben andersoortige vragen dan bevoegde gezagen. Het steunpunt is geen helpdesk of telefoondienst. Wellicht willen de indieners van de motie toch dat particulieren met hun vragen bij het steunpunt terecht kunnen. Ik wil bezien of ik particulieren een faciliteit kan bieden zodat zij hun vragen beantwoord kunnen krijgen. Dat zou via het LNV-loket geregeld kunnen worden. En verder wijs ik erop dat particulieren voor specifieke gebiedsgebonden informatie over het voorkomen van soorten en voor het nemen van het voortouw bij het maken van een beheerplan natuurlijk ook terecht kunnen bij de Gegevensautoriteit Natuur. Als ik de motie zo mag uitleggen, laat ik het oordeel erover aan de Kamer over.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

U zegt dat het geen kwestie is van "u vraagt en wij draaien". Wij willen echt niet dat er een soort praatclubjes gaan ontstaan en dit mag natuurlijk ook niet ten koste gaan van natuuractiviteiten. Denkt u hier ook zo over?

Minister Verburg:

Ik heb alleen al bezwaar tegen de term "praatclubjes", want er wordt bij het steunpunt Natura 2000 enorm hard gewerkt aan de informatie, de producten en de procesondersteuning. Ik vind dat het steunpunt klein, effectief en goed toegerust moet zijn. Daarom heb ik ook gesproken van "halen en brengen", om het motto voor het steunpunt niet te laten verworden tot "u vraagt en wij draaien". Uit de non-verbale reacties van de indieners van de motie maak ik op dat zij kunnen instemmen met mijn uitleg en dat zij het met u en mij eens zijn dat het een alerte, effectieve club met slagkracht moet zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

En het moet niet ten koste van natuuractiviteiten gaan.

Minister Verburg:

Daar is ook helemaal geen sprake van, het gaat om het tot stand brengen van verantwoorde beheerplannen waarmee iedereen in de Natura 2000-gebieden uit de voeten kan, zowel de natuur als de mensen die er wonen of er activiteiten willen ondernemen, sociaal, economisch of een mooie combinatie daarvan. Dat is de bedoeling en als ik een toezegging doe, doe ik dat alleen als de effectiviteit groter kan worden. Er is geen enkele belemmering voor welke activiteit dan ook.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De minister mag de motie inderdaad zo uitleggen, voorzitter. Ik ben buitengewoon blij met haar toezegging en ik ga ervan uit dat zij de mogelijkheden duidelijk zal aangeven op de hiervoor beschikbare websites, opdat eenieder dit kan weten.

Minister Verburg:

Dan de motie van de heer Polderman. Ik kies voor zodanige natuurdoelen dat ik een gunstige staat van instandhouding op nationaal niveau zal realiseren voor alle soorten en habitats waarvoor Nederland verplichtingen heeft. Verlaging van doelen in een bepaald gebied mag en zal dit niet in gevaar brengen. Deze motie is dus overbodig.

Vervolgens de motie van mevrouw Snijder. Artikel 31 van de Natuurbeschermingswet biedt een ruime basis voor nadeelcompensatie. Daarmee kan voldoende tegemoet worden gekomen aan schadeclaims wegens het aanwijzen van een gebied als Natura 2000-gebied of als gevolg van andere besluiten. Het uitgangspunt is dat schade zo veel mogelijk wordt voorkomen en de beheerplannen spelen hierbij een belangrijke rol. Ik vind daarom dat er niet de noodzaak is van het instellen van een schadefonds. Ik herinner nadrukkelijk aan de wijze waarop wij opereren en aan het feit dat artikel 31 van de Natuurbeschermingswet overeenkomt met het gestelde in de Wet op de ruimtelijke ordening. Daarmee wordt absoluut voldoende dekking geboden. Ik ontraad aanneming van deze motie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Er wordt wel gesproken over schadecompensatie, maar er is een discrepantie tussen de opvatting van de provincies en die van de minister. De provincies zijn van mening dat de minister de aanwijzing doet en zij de uitvoering. De vraag is dan: wie moet bij schade betalen? De provincies zeggen dat zij de schade absoluut niet vergoeden. Dat zouden zij met verwijzing naar de WRO wel moeten, maar zij zeggen dat niet te zullen doen. De burger of de ondernemer die schade ondervindt, trekt dan aan het kortste eind. Echter, de minister zou ervoor garant kunnen staan dat dat niet gebeurt. Natuurlijk staat bij de uitvoering van de beheerplannen voorop dat zo weinig mogelijk schade moet ontstaan, maar nogmaals, de minister zou de garantie kunnen geven dat de schade hoe dan ook wordt vergoed.

Minister Verburg:

Nee, voorzitter, hier trap ik niet in. Nu wordt geprobeerd met een vluggertje iets te regelen. Ik begrijp wel beter wat mevrouw Snijder met haar motie wil. Zij heeft gesproken met vertegenwoordigers van de provincies. Ik pleeg thans overleg met ze. Ik wijs er dan op dat iedereen alles moet doen wat in zijn vermogen ligt om de schade zoveel mogelijk te beperken. Maximale beperking van de schade moet dus de inzet zijn. Het idee van mevrouw Snijder vind ik echter niet goed. De aanpak waarvoor wij kiezen is conform het gestelde in de Wet op de ruimtelijke ordening. Om die reden ontraad ik de instelling van een schadefonds.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff verzoekt verder met haar motie op stuk nr. 194 de regering "geen maatregelen die extra beperkingen opleveren op te nemen in beheerplannen van Natura 2000-gebieden ten aanzien van soorten die niet of niet-duurzaam in het gebied voorkomen, maar waarvoor wel instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd" en zij "verzoekt de regering voorts instandhoudingsdoelen aan te passen wanneer uit ecologisch wetenschappelijk onderzoek blijkt dat in Natura 2000-gebieden geen gunstige omstandigheden zijn voor de vestiging van nieuwe duurzame populaties van soorten die niet of niet-duurzaam voorkomen en waarvoor het gebied wel is aangewezen".

Voorzitter. Met mijn reactie op deze motie heb ik iets meer woorden nodig dan zo-even. Daarvoor vraag ik begrip. Het feit dat een bepaalde soort of Habitat niet duurzaam in een gebied voorkomt, wil niet automatisch zeggen dat Nederland zwaardere eisen stelt dan waartoe de Europese richtlijn het verplicht. Nederland is verplicht om ten behoeve van het doel van Natura 2000 mee te werken aan het tot stand brengen van een Europees ecologisch netwerk. Daartoe moet het voor sommige heel kwetsbare soorten instandhoudingsdoelen formuleren die dan gelden voor gebieden waar die soorten nu niet voorkomen, maar waar wel gunstige omstandigheden zijn voor de vestiging van nieuwe populaties. Het voorbeeld van de witsnuitlibel is al vaker gegeven. Degenen die bij het beheer van een gebied betrokken zijn, worden niet afgerekend op het niet of niet duurzaam voorkomen van bepaalde soorten als gevolg van autonome, natuurlijke ontwikkelingen. Activiteiten of maatregelen in een gebied mogen niet gericht zijn op het met opzet verslechteren van gunstige omstandigheden voor de vestiging van soorten. Als uit ecologisch onderzoek blijkt dat in een bepaald Natura 2000-gebied er geen gunstige omstandigheden zijn voor de vestiging van duurzame populaties, kunnen de instandhoudingsdoelen worden aangepast. Daarbij staat voorop dat de landelijke doelen wel worden gerealiseerd. Als gevolg van autonome, natuurlijke ontwikkelingen kunnen de omstandigheden dusdanig veranderen dat een soort zelfs uit Nederland verdwijnt. In dat geval kan op gebiedsniveau niet aan eerder gestelde doelen worden vastgehouden, maar moet in Brussel de landelijke doelstelling worden bijgesteld. Voorwaarde is wel dat er een wetenschappelijk-ecologische onderbouwing voor de aanmelding in Brussel is. Nederland heeft naast de eigen instandhoudingsdoelen een soort gastvrijheidstaak, een gastvrijheidsprincipe, maar als wij op basis van een wetenschappelijk-ecologische onderbouwing, dus op een legitieme manier, niet aan de eisen kunnen voldoen, melden wij dat in Brussel. Dat betekent dat deze motie een ondersteuning van mijn beleid is.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat klinkt aardig, maar ik ben heel verbaasd. De minister gaat namelijk aan één punt voorbij. In de Habitatrichtlijn staat in de bijlagen I en II "aanwezig maar verwaarloosbaar". Dat type van habitat of die soort moet dan niet bij de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied worden betrokken. Dat is toch een andere aanvliegroute dan die waarvoor de minister nu kiest. Ik ben blij dat zij mijn motie als ondersteuning van beleid beschouwt, maar onze inzet is duidelijk anders. Dat signaal willen wij echt afgeven.

De voorzitter:

Dat heeft mevrouw Snijder in haar motie verwoord en de minister heeft daarop gereageerd.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik vind dat de minister niet kan zeggen dat het ondersteuning van beleid is.

De voorzitter:

De minister gaat over haar antwoorden. Het gaat er nu om dat de vraag wordt verduidelijkt.

Minister Verburg:

Ik stel vast dat mevrouw Snijder in het algemeen overleg ook aandacht aan dit onderwerp heeft besteed. Ik heb haar gezegd dat er tussentijds een nadere uitwisseling zou kunnen plaatsvinden en voor zover ik dat weet, is dat gebeurd. Het was de bedoeling om de teksten goed uit te wisselen, want mevrouw Snijder heeft gezegd dat zij aanwijzingen had. Ik heb zojuist een duidelijke opsomming gegeven van zaken waaraan wij ons moeten houden. Het betreft de soorten in een gebied. Wij hebben echter ook te maken met de Europese afspraak over het begrip "gastvrijheid". Tevens heb ik aangegeven op welke wijze wij in Brussel voor een gebied een bepaald gastvrijheidsgebod kunnen afmelden indien dat nodig is. Het is niet anders. Ik ben er gelukkig mee. Mevrouw Snijder denkt er waarschijnlijk ietwat anders over, maar ik beschouw dit als ondersteuning van beleid. Mevrouw Snijder en ik hebben wat dat betreft immers absoluut dezelfde bedoeling.

Ik ben toe aan de motie van mevrouw Snijder waarin zij de regering verzoekt om geen nieuwe natuur te ontwikkelen op gronden die thans in landbouwkundig gebruik zijn en die op te nemen in de begrenzing van Natura 2000-gebieden. Dit, mits ecologisch wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het meebegrenzen van deze nieuwe natuurelementen die aan de selectiecriteria in de Habitatrichtlijn voldoen, in voldoende mate versterkend werkt. In mijn brief van 13 februari heb ik de Kamer gemeld dat ik nog eens goed zal nadenken over die nieuwe natuur. Tevens zal ik kritisch kijken naar de begrenzing van alle nieuwe natuur. Dat geldt dus ook voor gronden die als nieuwe natuur zijn aangemeld maar die nu nog in landbouwkundig gebruik zijn. Ik zal die taken uitvoeren met een positieve grondhouding. Ik zie dat dat op instemming van mevrouw Snijder kan rekenen. Het ecologisch belang van alle aan te wijzen gronden moet duidelijk zijn. Ik beschouw deze motie dan ook als overbodig.

Ik ben toe aan de motie-Jacobi waarin de regering op een vijftal punten een verzoek wordt gedaan. Naar mijn idee vergt dat heel veel. Ik kan uit de voeten met het eerste verzoek van mevrouw Jacobi dat een vijftal punten omvat. Dat zal ik ook betrekken bij mijn overleg met provincies. Het tweede verzoek is om de bestuursovereenkomsten aan de Kamer te zenden. Dat zal ik doen nadat ik de betreffende overeenkomsten heb ondertekend. Dat zal dus per provincie gebeuren. Voor de geschiedschrijving hecht ik eraan om te zeggen dat in de overweging van deze motie staat dat uiterlijk op 1 januari van het jaar 2010 de Habitatrichtlijngebieden moeten zijn aangewezen. Dat moet eind december 2010 zijn. Ik vind het belangrijk dat te melden om te voorkomen dat daarover later misverstanden ontstaan.

In de motie-Van Gent wordt verzocht de regering te houden aan de logische volgorde dat eerst doelen worden vastgelegd en dat dan beheerplannen worden opgesteld. Ik ben daarop in het overleg uitvoerig ingegaan en heb toegezegd dat ik de provincies tegemoet wil komen door hen de keuze te laten maken op basis van een bestuurlijke overeenkomst en een resultaatverplichting ten aanzien van de ontwikkeling van het beheerplan. Derhalve ontraad ik de Kamer om deze motie aan te nemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Zo bont heb ik het hier nog nooit meegemaakt. Toch ben ik er al enige tijd. De minister ontraadt de Kamer om de motie aan te nemen, terwijl die een ondersteuning is van haar beleid. Ik wil graag dat dat wordt vastgelegd voor het nageslacht. Dat is immers te gek voor woorden.

De voorzitter:

Daarvan wordt kennis genomen.

Minister Verburg:

Ik moet dit tegenspreken. Wij hebben daarover niet voor niets van gedachten gewisseld. Toen de Kamer aangaf behoefte te hebben aan het op de agenda zetten van het verslag van het algemeen overleg heb ik de vraag gesteld of ik door kon gaan met de provincies. De Kamer heeft daar bevestigend op geantwoord. Dat betekent dat ik daar niet veel tijd overheen laat gaan, want de tijd schrijdt voort. Op dat punt ben ik op basis van de toezegging die ik aan de Kamer heb gedaan aan de slag gegaan met de provincies.

Mevrouw Van Gent heeft nog een motie ingediend, waarin zij de regering verzoekt binnen drie maanden het toezicht op de uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid te verscherpen volgens de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. De Rekenkamer adviseert de mogelijkheden van de Wet op de ruimtelijke ordening, de aanwijzingsbevoegdheden voor de natuur, sterker in te zetten. Tot nu toe is de inzet dat provincies en gemeenten vertrouwen hebben en krijgen en dat zij dat vertrouwen ook waar moeten maken. Wij houden wel de vinger aan de pols. Zo nodig zullen wij instrumenten uit de WRO inzetten. Daarom ontraad ik aanvaarding van de moties.

Voorzitter. Hiermee heb ik alle ingediende moties behandeld.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een vraag over de motie van de heer Jager over het protocol voor het opstellen van beheerplannen. De minister ziet deze motie als ondersteuning van haar beleid. Het tweede aandachtstreepje betreft de integrale afweging. In verband met mijn stemgedrag over deze motie wil ik van de minister weten hoe dit zich verhoudt tot de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Volgens mij is dat een ecologische afweging en geen integrale afweging.

Minister Verburg:

Het is volstrekt helder dat de wetgeving en de Natura 2000-richtlijn kaderstellend zijn. De ecologische belangen moeten echter op een zorgvuldige wijze verbonden worden met sociale en economische activiteiten. Ik ben in de veronderstelling dat de heer Jager dat op geen enkele wijze ter discussie stelt. Die kaders zijn volstrekt helder.

De heer Jager (CDA):

Dat is inderdaad de bedoeling. Er moet een integrale afweging plaatsvinden op het moment dat de beheerplannen worden opgesteld.

De minister heeft de motie-Graus/Jager, nr. 184 ondersteuning van haar beleid genoemd. Hetzelfde geldt voor de motie-Jager nr. 187. Als ik daaruit mag afleiden dat de minister die moties overneemt, zijn de heer Graus en ik bereid om de moties in te trekken.

Minister Verburg:

De eerste motie is inderdaad ondersteuning van mijn beleid. Bij de tweede motie heb ik aangegeven dat ik dit een goed idee vind voor zover ik als eerste verantwoordelijk ben voor de ontwikkeling van de beheerplannen. Voor zover provincies als eerste verantwoordelijk zijn, zal ik dit onder hun welwillende aandacht brengen.

De heer Jager (CDA):

Hieruit maak ik op dat de minister de moties in feite overneemt. Daarom trek ik beide moties mede namens de heer Graus in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Graus/Jager (31200-XIV, nr. 184) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Aangezien de motie-Jager (31200-XIV, nr. 187) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven