Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 februari 2008 over de Landbouw- en Visserijraad.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. De uitspraak van de Raad van State over de vergunningverlening voor de mosselvisserij in de Waddenzee is hard aangekomen in Zeeland, bij de mosselvissers en bij de 3500 mensen die werkzaam zijn in deze sector, maar ook bij de Nederlanders die van mosselen houden. Eerder is door toenmalig minister Veerman gezegd dat de mosselvisserij op de Waddenzee de komende jaren mogelijk moet blijven. Wij vinden dat regering en parlement nu gezamenlijk hun verantwoordelijkheid moeten nemen en alles in het werk moeten stellen om de mosselvisserij in de Waddenzee ook in de toekomst mogelijk te houden. Daarom dien ik samen met mijn collega Jacobi de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State onzekerheid is ontstaan over de mogelijkheden van mosselvisserij in de Waddenzee;

constaterende dat er in het kader van het beleidsbesluit "Ruimte voor een Zilte Oogst" door regering en parlement toezeggingen zijn gedaan over de toekomst van de mosselsector en de mosselvisserij in de Waddenzee in het bijzonder;

verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de mosselzaadvisserij uitgevoerd kan blijven worden conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in het beleidsbesluit "Ruimte voor een Zilte Oogst" en de PKB Waddenzee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 265(21501-32).

De heer Polderman (SP):

Ik heb een vraag aan de heer Koppejan en aan de andere ondertekenaar van deze motie, mevrouw Jacobi. In de motie worden twee kaders genoemd waaraan de mosselvisserij moet voldoen: het beleidsbesluit "Ruimte voor een zilte oogst" en de PKB. Wil de heer Koppejan aan deze kaders niet ook de Natuurbeschermingswet toevoegen? Dat lijkt mij toch het probleem. Dan hebben wij alles compleet. Als de heer Koppejan zegt dat dit de drie dingen zijn waaraan het besluit in de toekomst moet voldoen, dan kan dat helpen.

Deze vraag wil ik ook graag beantwoord zien door mevrouw Jacobi.

De heer Koppejan (CDA):

Wanneer de Tweede Kamerleden in moties moeten vastleggen dat zij vinden dat wij ons moeten houden aan de wet, waar gaan wij dan naartoe? Ik vind het zo vanzelfsprekend dat wij ons aan de wet houden dat ik het volstrekt overbodig om dat op te nemen in moties.

De voorzitter:

Mijnheer Polderman, ik zie dat u weer wilt interrumperen, maar dit is de behandeling van een VAO. Wij gaan de discussie niet heropenen. Ik heb u de ruimte gegeven om een vraag te stellen. De heer Koppejan heeft geantwoord. Dan is nu het woord aan mevrouw Jacobi.

De heer Polderman (SP):

Ik verzoek u mij toe te staan hier nog een vraag aan toe te voegen. U zegt dat nu een VAO wordt behandeld, maar dit is heel specifiek, want dit debat volgt niet op een algemeen overleg over dit onderwerp. Misschien wil u coulant zijn en mij de gelegenheid geven een aanvullende vraag te stellen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u eerst luistert naar het antwoord.

De heer Polderman (SP):

Maar het antwoord is mij niet duidelijk.

De voorzitter:

Dat kan zijn. Ik geef eerst het woord aan mevrouw Jacobi.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Uiteraard speelt de Natuurbeschermingswet de hoofdrol, maar in deze twee nota's gaat het specifiek om de uitgangspunten voor de mosselvisserij. Juist daarom hebben wij deze twee nota's centraal gesteld.

De voorzitter:

Mijnheer Polderman, u kunt aangeven wat u niet helder is.

De heer Polderman (SP):

Het antwoord van de heer Koppejan is mij niet helder. Hij zegt dat het niet nodig is dat je de wet in de motie noemt. Het is ook niet nodig dat je de PKB noemt. Die is ook vastgesteld. Het is ook niet nodig dat je het besluit "Ruimte voor een zilte oogst" noemt. Deze zaken zijn alle drie in deze Kamer vastgesteld als maatgevend. Ik zie het verschil daar niet tussen. Als je alle drie deze elementen opneemt, scheppen wij helderheid. Dat is mijn verzoek.

De heer Koppejan (CDA):

Ik blijf het overbodig vinden. Dan zou ik er ook de Europese richtlijn aan toe kunnen voegen, die rechtstreekse werking heeft. Ik blijf bij mijn standpunt dat wij een compacte, heldere motie hebben, waarin wij met z'n allen steun uitspreken voor de mosselsector.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Zoals ik net zei, is het een specifiek VAO, omdat het is over een AO dat wij nog niet hebben gehad. De uitspraak van de Raad van State kwam na het AO over de mosselvisserij. In die zin is het wel bijzonder. Ik ben het eens met collega Koppejan dat deze zaak heeft geleid tot dermate veel commotie, vooral in Zeeland, dat het toch nuttig is om hierover te spreken. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vergunning voor de mosselvisserij in de Waddenzee is ingetrokken, omdat de effecten op de natuur niet voldoende onderzocht zijn;

overwegende dat duurzame alternatieven als mosselvangstinstallaties, hangcultures en kweek aan wal nog onvoldoende in beeld zijn als alternatief;

overwegende dat een integraal afwegingskader, waarbij de effecten van economische sectoren als de visserij afgezet kunnen worden tegen de natuurdoelstellingen en draagkracht van het gebied, ontbreekt;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk duidelijkheid te geven over de verduurzaming van de mosselvisserij, een einddoel te formuleren en een tijdpad om dat te bereiken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 266(21501-32).

De heer Graus (PVV):

Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van mijn collega Koppejan. Wij hebben met de hele PVV-fractie onlangs een bezoek gebracht aan Yerseke, de mosselstad. Wij willen een aparte motie indienen, waarvan de strekking ongeveer hetzelfde is, maar met onze eigen emotie erin. Ik hoop dat wij hierbij allemaal aan een van de trotsen van Nederland denken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de mosselsector van oudsher een belangrijke zowel culturele, maatschappelijke als economische bijdrage levert aan ons land;

constaterende dat het voortbestaan van de mosselsector wordt bedreigd doordat de Raad van State heeft besloten dat een in 2006 door het ministerie van LNV verleende vergunning voor het opvissen van mosselzaad in de Waddenzee onterecht was verstrekt;

concluderende dat, indien de mosselvissers komend voorjaar geen zaad kunnen opvissen in de Waddenzee, er geen zaad kan worden uitgestrooid in de Oosterschelde om daar tot rijping te komen, met desastreuze gevolgen voor de mosselsector;

verzoekt de regering, zich te verbinden aan een inspanningsverplichting om uiterlijk medio april 2008 voorzieningen te treffen die deze desastreuze gevolgen voor de mosselvissers ongedaan maken, waardoor de mosselsector voor Nederland behouden blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 267(21501-32).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik denk dat wij vanavond net als de afgelopen week de conclusie mogen trekken dat wij allemaal zijn geschrokken van de uitspraak van de Raad van State. Twee jaar geleden zei de toenmalige minister nog dat de mosselsector de garantie krijgt om tot 2020 te kunnen vissen en een verduurzamingsslag te maken. Hij zag dat helemaal zitten, maar nu moeten wij constateren dat alles op de helling staat.

Voor de VVD-fractie betekent dit: het kan niet waar zijn. Het kan ook niet waar zijn dat er een of twee jaar niet op zaad mag worden gevist, want dan verdwijnt de mosselsector uit Nederland. Dit onderwerp heeft zeer nauwe relaties met het vorige debat over Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. Wij constateren dat Frankrijk zegt: bestaand gebruik is bestaand gebruik. Duitsland gaat zelfs nog een stukje verder en zegt gewoon dat mosselvangst geheel vrij is in diezelfde Waddenzee. Ik weet dat wij hierover op heel korte termijn een debat voeren met deze minister. Mijn fractie wil proberen om in de Natuurbeschermingswet openingen te creëren. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State middels zijn uitspraak betreffende het niet meer mogen rapen van mosselzaad in de Waddenzee de gehele mosselsector te gronde zal richten;

overwegende dat Nederland het Europese kokkelvisserijarrest rechtstreeks in de NB-wet heeft geïmplementeerd, dit in tegenstelling tot alle andere EU-lidstaten, doch wel impliceert dat Nederland mede daardoor een strenger toetsingsregime heeft;Snijder-Hazelhoff

overwegende dat het nooit wetenschappelijk is vast te stellen dat activiteiten absoluut geen significante gevolgen zullen hebben;

van mening dat het aan betrokkenen niet uit te leggen is dat een meer dan honderd jaar oude traditie als de mosselvisserij wordt aangemerkt als nieuw plan of project;

van mening dat de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn er niet op gericht is dat mosselvisserijen geheel zullen moeten verdwijnen;

verzoekt de regering, op zo kort mogelijke termijn de Natuurbeschermingswet zodanig aan te passen dat deze niet meer wordt gebaseerd op het kokkelvisserijarrest, maar in lijn is met de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn zoals deze in andere EU-lidstaten heeft plaatsgevonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 268(21501-32).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik weet dat wetswijzigingen een langer traject nodig hebben. Ik dien derhalve de volgende motie in om te kijken of er ook in de tussentijd mogelijkheden zijn. De VVD wil meedenken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in tegenstelling tot Nederland in andere EU-landen zoals Frankrijk, Duitsland, Spanje en Ierland, het rapen van mosselzaad gewoon doorgang kan vinden;

constaterende dat daar waar het gaat om Duitsland, het om dezelfde Waddenzee gaat waar de Nederlandse mosselsector haar mosselzaad opvist;

constaterende dat bijvoorbeeld Ierland binnen de door hem aangewezen natuurgebieden een groot aantal productiegebieden heeft uitgezonderd (geëxclaveerd);

van mening dat het niet mag gebeuren dat wij hier de mosselsector om zeep helpen, terwijl andere landen zonder enkel probleem de productieruimte kunnen opvullen;

van mening dat met behulp van een vast te stellen beheerplan, zoals dat voor alle Natura 2000-gebieden dient te worden gemaakt, er mogelijkheden zijn om mosselzaadvangst als zijnde bestaand gebruik te laten blijven plaatsvinden;

verzoekt de regering, op zeer korte termijn maar uiterlijk begin april, óf met behulp van een vast te stellen beheerplan óf met behulp van het exclaveren van een aantal productieruimtes in de Waddenzee, het mogelijk te maken dat er op mosselzaad kan worden gevist, zodat voorkomen wordt dat de Nederlandse mosselsector ter ziele gaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 269(21501-32).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Ik zeg dit, omdat de heer Polderman natuurlijk gelijk heeft dat het hier een bijzondere situatie betreft, omdat wij aan dit debat geen algemeen overleg vooraf hebben kunnen laten gaan. Wij staan hier namelijk, omdat vorige week de Raad van State de vergunning uit 2006 voor de voorjaarsvisserij op mosselen heeft vernietigd. De Raad van State oordeelde dat er nog essentiële lacunes zijn in de kennis van de gevolgen die de mosselvisserij heeft voor de sublitorale mosselbanken en het habitattype 1110. Die uitspraak heeft mij onaangenaam verrast en getroffen, en niet alleen mij maar ook de sector en, als ik het goed heb beluisterd, ook menig Kamerlid.

Het lijkt mij goed ook stil te staan bij het belang van een sector die al eeuwenoud is en bij het belang van een gemeenschap. De heer Graus heeft erop gewezen dat een aantal mensen in die gemeenschap al jarenlang werkzaam is in deze sector. Ik ben mij er ten volle van bewust dat deze uitspraak onrust heeft veroorzaakt in Zeeland en dat iedereen zo snel mogelijk wil weten waaraan wij allen toe zijn. Ik onderzoek dus op dit moment wat de precieze gevolgen zullen zijn en wat er moet worden gedaan om het voortbestaan van de mosselsector niet in gevaar te brengen. Dat betekent dat ook de mogelijkheden en kansen van de sector in kaart moeten worden gebracht. Zonder het precies te kunnen duiden, moet ik wel zeggen dat wij er rekening mee zullen moeten houden dat de uitspraak de komende jaren gevolgen zal hebben. Over de mogelijke oplossingen zal ik met diverse betrokken partijen spreken. Ambtenaren van het ministerie van LNV zijn daarmee al bezig. Zij spreken zowel de mensen uit de sector, als natuurorganisaties en andere betrokkenen, bijvoorbeeld de provincie Zeeland. Ook zij hebben wellicht ideeën en kunnen wellicht goede suggesties doen over de oplossingsrichtingen en -mogelijkheden die er misschien te vinden zijn. Ik wil graag elke mogelijkheid aangrijpen en meewegen. Dat is de reden waarom ik uw Kamer afgelopen dinsdag de brief heb gestuurd, die ik heb gestuurd. Ik voel de urgentie, maar ik heb er even tijd voor nodig. Ik ga met zorgvuldige voortvarendheid aan de slag en hoop zo spoedig mogelijk een oplossingsrichting te vinden.

Ik kom nu toe aan de bespreking van de moties die zijn ingediend en begin met de motie die de heer Koppejan mede namens mevrouw Jacobi heeft ingediend op stuk nr. 265. Daarin wordt de regering verzocht alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de mosselzaadvisserij uitgevoerd kan blijven worden conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in het beleidsbesluit "Ruimte voor een zilte oogst" en de PKB Waddenzee. Laat ik maar kort en helder zijn: deze motie is een ondersteuning van mijn beleid.

De heer Polderman heeft een motie ingediend op stuk nr. 266 waarin de regering wordt verzocht, zo spoedig mogelijk duidelijkheid te geven over de verduurzaming van de mosselvisserij, een einddoel te formuleren en een tijdpad om dat te bereiken. Er ligt een beleidsplan dat als doel heeft verduurzaming van de sector, maar deze uitspraak verplicht ons om hard te (blijven) werken aan verdere verduurzaming. Dat betekent dat er nog een schepje extra energie bovenop moet en, kon het zijn, meer creativiteit en gezamenlijkheid in het zoeken van oplossingen, met als einddoel een duurzame mosselvisserij. Daar hoort het heldere einddoel bij evenals een zeker tijdpad. Alles overziende, beschouw ik deze motie als ondersteuning van het beleid.

De heer Graus heeft een motie ingediend waarin hij verzoekt om een inspanningsverplichting voor 2008 teneinde de sector te behouden. Ik begrijp de emotie van de heer Graus net zo goed als die van u allemaal. Ik heb die emoties zelf ook gevoeld. Ik heb de Kamer al eerder een brief gestuurd en zal dat volgende week weer doen. Ik zoek naar oplossingen en stuur de Kamer daarover ten spoedigste een brief. Wat de heer Graus mij vraagt, gaat mij iets te ver, want hij verzoekt de regering, zich te verbinden aan een inspanningsverplichting om uiterlijk medio april 2008 voorzieningen te treffen teneinde deze desastreuze gevolgen voor de mosselvissers ongedaan te maken, waardoor de mosselsector voor Nederland behouden blijft. Ik begrijp het verzoek, maar alles overziende – ik onderstreep ook de noodzaak om te komen tot oplossingen die houdbaar en duurzaam zijn – zou ik de heer Graus willen verzoeken om deze motie aan te houden.

Dan kom ik op de motie waarin mevrouw Snijder-Hazelhoff de regering verzoekt om op zo kort mogelijke termijn de Natuurbeschermingswet zodanig aan te passen dat deze niet meer wordt gebaseerd op het Kokkelvisserijarrest, maar in lijn is met de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn, zoals ook in andere Europese lidstaten het geval is. De Natuurbeschermingswet is gebaseerd op de Habitatrichtlijn én het Kokkelvisserijarrest. Aanpassing van de wet helpt ons in dezen dus niet. Dat betekent dat ik de aanneming van deze motie ontraad.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Even voor mijn helderheid: waarom heeft Nederland het Kokkelvisserijarrest volledig geïmplementeerd, terwijl andere EU-landen dat niet hebben gedaan? Wij hadden ook alleen de richtlijn kunnen implementeren. U zegt: wij hebben beide geïmplementeerd. Maar waarom hebben wij dat gedaan?

Minister Verburg:

Dat lijkt mij een logische combinatie. Als je te maken hebt met een arrest, dan zul je daar ook rekening mee moeten houden. Dan vereist de zorgvuldigheid dat je dat soort zaken doet. Bovendien hoor ik u nu zeggen dat andere landen iets niet zouden hebben gedaan, maar ik heb die informatie nu niet paraat. Weest u ervan overtuigd dat wij alles onderzoeken en uitzoeken om te bezien hoe wij tot oplossingen kunnen komen. Toch moet ik zeggen dat ik uw motie op dit moment niet zie als mogelijke oplossing en dat is dus de reden dat ik de aanneming van die motie ontraad.

Dan kom ik op de tweede motie die u hebt ingediend, waarin u de regering verzoekt om het op zeer korte termijn, maar uiterlijk begin april, of met behulp van een vast te stellen beheerplan, of met behulp van het exclaveren van een aantal productieruimtes in de Waddenzee, mogelijk te maken dat er op mosselzaad kan worden gevist, teneinde te voorkomen dat de Nederlandse mosselsector ter ziele gaat. Ik moet daarop antwoorden dat ik ook dat punt zeer wel begrijp, maar het is voor mij – en dat zeg ik tegen alle indieners van deze motie – dat het op dit moment onduidelijk is of die mogelijkheden er zijn. Ik moet u wel zeggen dat voor zover wij de uitspraak kunnen duiden en interpreteren, daar niet al te veel ruimte voor lijkt te bestaan. Ik zeg u echter toe dat ik in de komende brief zal ingaan op de eventuele mogelijkheden. Ik verzoek u dus ook om uw motie tot die tijd aan te houden.

Daarmee ben ik aan het einde gekomen van de beoordeling van de ingediende moties.

De voorzitter:

De heer Graus wil nog een verhelderende vraag stellen.

De heer Graus (PVV):

Eigenlijk valt de brief waar de minister het over heeft, onder de inspanningsverplichting waartoe zij opgeroepen wordt. Ik vraag eigenlijk niet meer. De brief van de minister is in zekere zin ook een inspanningsverplichting. Daar staat natuurlijk meer achter, dus in die zin hoef ik de motie wellicht niet aan te houden.

Minister Verburg:

Als u zegt: in mijn motie heb ik bedoeld de minister te verzoeken om zich tot het uiterste in te spannen om houdbare oplossingen te vinden, dan zeg ik u toe dat ik dat zeker zal doen. Daartoe ben ik zeer gemotiveerd. Ik zal alles uit de kast halen, tezamen met een aantal maatschappelijke spelers, de sector zelf en andere partijen die daar een belangrijke rol in kunnen spelen. Dus als u het zo zegt, dan zie ik de motie als ondersteuning van staand beleid.

De heer Graus (PVV):

Ik zal mij daar nog even over beraden, ik ben er nog niet helemaal uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande week dinsdag te stemmen over de moties die zijn ingediend in dit VAO Landbouw- en Visserijraad en in het VAO hiervoor over Natura 2000.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 19.40 uur tot 20.40 uur geschorst.

Naar boven