Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 81, pagina 4345-4355 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 81, pagina 4345-4355 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Rijksbrede aanpassing van regels omtrent de reductie en vereenvoudiging van vergunningen teneinde de regeldruk te verminderen (Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen) (30959).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Aptroot (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Het is duidelijk dat de VVD-fractie de voorliggende wetsvoorstellen zal steunen. Het laten vervallen en vereenvoudigen van regelgeving is immers heel hard nodig. Dat neemt niet weg dat mijn fractie het een mager pakket vindt en een druppel op de gloeiende plaat. Dat is niet per se een verwijt aan de staatssecretaris, want dat brengt de erfenis met zich.
Wij zijn teleurgesteld dat er niet een forser pakket voorligt. De regering wilde aanvankelijk de Zondagswet aanpassen, maar zij ziet daarvan af omdat de Raad van State over de voorgestelde aanpassing een negatief oordeel heeft gegeven. De wet en de handhaving daarvan zouden door die aanpassing naar zijn oordeel ingewikkelder worden. De Zondagswet heeft tot doel om de verstoring van de openbare rust op zondag tegen te gaan. Het is de taak van de burgemeester om die wet te handhaven. Ik heb enkele burgemeesters gevraagd of zij bekend zijn met de inhoud van de Zondagswet. Op die vraag hebben zij geantwoord dat zij niet eens op de hoogte waren van het bestaan van die wet. Ik moet hierbij wel opmerken dat de door mij ondervraagde burgemeesters van vrijzinnige afkomst zijn en dat zij werken in gemeenten waar iedereen de nodige ruimte wordt geboden.
De VVD-fractie is van mening dat de Zondagswet betuttelend is. Die biedt gemeentebesturen en burgemeesters met wat extreme opvattingen de mogelijkheid om allerlei zaken niet toe te staan waaraan burgers soms juist behoefte hebben. Ik noem bijvoorbeeld een sportevenement en een kermis. Juist op zondag hebben mensen zin en tijd om dergelijke evenementen te bezoeken en naar kermissen te gaan. Ik vraag de regering dan ook of zij bereid is om de Zondagswet in te trekken. Zo niet, dan zal ik daarover in tweede termijn een motie indienen.
Hetzelfde geldt voor de Winkeltijdenwet. Ik kom wél af en toe op zondag in de stad en verbaas mij er dan steeds weer over dat het zo druk is. In Den Haag moet je als het ware over de hoofden lopen. De winkeliers draaien op zaterdag en zondag 70% van hun omzet. De weekenddiensten dragen ertoe bij dat tienduizenden mensen aan het werk zijn en consumenten en gezinnen vinden het leuk om dan naar de stad te gaan. Zij hebben de tijd voor gezelligheid, om producten te bekijken, een hapje te eten en wat te drinken. Wij zijn van mening dat minder regelgeving wat dat betreft gewenst is en dat het goed is om ondernemers, medewerkers en consumenten zelf te laten beslissen wat zij door de week en in het weekend willen doen. Namens mijn fractie stel ik de staatssecretaris dan ook voor om met grote spoed de Winkeltijdenwet in te trekken. Is hij daartoe bereid?
De motie-Van Aartsen droeg de regering op om het aantal vergunningen met 50% te verminderen. In de rapportage van het vorige kabinet staat dat het aantal vergunningen met 42% wordt verminderd en dat het aantal vergunningstelsels met 22% zal worden teruggebracht. Ik zeg niet dat dit alles de schuld is van de huidige regering, want er is sprake van een erfenis. Van de 1118 vergunningstelsels blijven er nog 870 in stand. Dat kan toch niet waar zijn? Dat is een wirwar, een onoverzichtelijk oerwoud van vergunningen. Wij vragen de regering dan ook of zij bereid is om een tweede pakket vermindering vergunningen te maken met als doel het aantal vergunningen te halveren en ervoor te zorgen dat er maximaal 550 vergunningstelsels overblijven. Dat zou een enorme verlichting betekenen voor burgers en bedrijven. Daarbij komt dat er veel minder ambtenaren nodig zijn. Als de staatssecretaris niet die toezegging doet, dien ik op dit punt in tweede termijn een motie in.
Het ministerie van EZ heeft naast dat van Financiën een voortrekkersrol op het terrein van lage administratieve lasten en overige lasten. Toch is het ministerie van EZ nog steeds één van de slechtst presterende ministeries op dat terrein. Voordat de staatssecretaris zich afvraagt wat hem nu overkomt, merk ik op dat het een erfenis is van het vorige kabinet. Er is een reductie van 25% overeengekomen voor deze kabinetsperiode. Wij willen dat door het ministerie van EZ ook de achterstand van de vorige periode enigszins wordt ingelopen en verzoeken de staatssecretaris een indicatie te geven van wat het ministerie zelf verwacht te presteren.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie is voorstander van het regelmatig doorlichten van vergunningen. Er kan immers sprake zijn van andere situaties en de vraag is dus of die vergunningen nog van deze tijd zijn. Wij moeten ons de vraag stellen of het niet verstandig is om in bepaalde situaties vergunningen aan te passen of iets anders te doen. Tegelijkertijd wil ik er de nadruk op leggen dat het praten over doorlichten van vergunningen niet automatisch betekent dat de vergunningen moeten worden afgeschaft. Wel moeten wij ons afvragen welk doel wij wilden bereiken met de instelling van een bepaalde vergunning. Is het bijvoorbeeld nog steeds gerechtvaardigd om de vergunning te laten voortbestaan? Kan het gemakkelijker of op een andere manier geregeld worden? Ik denk aan een keurmerk dat door de branche ontwikkeld wordt. Zo zijn er talloze mogelijkheden die de revue passeren op het moment dat is overgegaan tot het instellen van vergunningen. Om die reden kijken wij er positief tegenaan dat iedere vijf tot tien jaar bekeken wordt hoe het met het vergunningenbeleid gesteld is. Mocht blijken dat de conclusie getrokken kan worden dat een vergunning niet meer hoeft voort te bestaan, dan moeten wij die vergunning gewoon afschaffen. Als echter blijkt dat wij nog steeds vinden dat die vergunning moet blijven bestaan, dan moeten wij dat met elkaar concluderen. Het is goed en verstandig om regelmatig met elkaar het vergunningenpakket tegen het licht te houden.
Wat de CDA-fractie betreft is het gerechtvaardigd om een vergunning verplicht te stellen om daarmee bepaalde garanties te scheppen voor burgers, als het gaat over veiligheid, voor gemeenten en in het algemeen belang. Dat zijn elementen op grond waarvan gezegd kan worden dat het verstandig is dat er vergunningen zijn. Ik denk aan vergunningen op het gebied van ruimtelijke ordening. Wij willen niet dat er maar kriskras van alles gebouwd wordt in Nederland. Wij vinden het verstandig dat er kwalitatief goede woningen zijn en dat er in enige mate aan ruimtelijke ordening wordt gedaan. Wij vinden ook dat op het terrein van veiligheid vergunningen noodzakelijk zijn opdat mensen weten dat zij in een veilig huis wonen. Dit zijn voorbeelden van gerechtvaardigde vergunningen.
Het is de vraag of altijd het instrument van een vergunning nodig is om bepaalde doelstellingen te bereiken. Er kunnen ook andere instrumenten zijn. Een vergunning is één van de instrumenten waarmee wij die doelstellingen kunnen bereiken. De instelling van een vergunning kan niet dienen om een inspectieorgaan te financieren. Dat is een verkeerde manier van omgaan met vergunningen.
De CDA-fractie heeft kennisgenomen van de antwoorden die de staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag heeft gegeven. Daaruit werd helder dat de doelstelling in de motie-Van Aartsen, namelijk 50% reductie van de bestaande vergunningen voor 31 december 2006, niet is gehaald. Op welke manier denkt de staatssecretaris deze doelstelling alsnog te bereiken? Welke vergunningen kunnen wat hem betreft op korte termijn afgeschaft worden? Ik kom net van een bijeenkomst van de Kamers van Koophandel vandaan. Daar heb ik onder andere gevraagd tegen welke vergunningen men aanloopt. Daarop werd geantwoord: tegen allerlei vergunningen op plaatselijk niveau op het terrein van reclames. Per gemeente verschillen bijvoorbeeld de regels voor reclameborden. Ik weet dat bijvoorbeeld in de gemeente Buren op dit moment de reclamevergunning wordt gebruikt ter financiering van de gemeentebegroting. Dat is niet de bedoeling. Het moet een doel dienen en dat doel moet klip en klaar zijn.
Wij hebben nogal wat vragen over de medeoverheden. De staatssecretaris schrijft daar het een en ander over in zijn brief. Er is maar een beperkt aantal gemeenten dat op dit moment bezig is met het doorlichten van de bestaande vergunningen. Wij zouden graag zien dat die gemeenten meer gestimuleerd worden om daarmee aan het werk te gaan. Wat is de ambitie van de staatssecretaris op dat terrein? Dat geldt niet alleen voor de gemeenten waar de VNG met haar modelverordeningen een buitengewoon belangrijke rol speelt. Wij zouden graag zien dat de VNG voor het einde van dit jaar al haar modelverordeningen op het terrein van vergunningen heeft doorgelicht. Is het nog wel noodzakelijk om die te handhaven?
Wij hebben het nu over de gemeenten, maar hoe zit het met de provincies? En hoe zit het met de door de heer Aptroot zo verfoeide productschappen en bedrijfschappen? Misschien zijn er nog wel andere instanties die ook vergunningen in het leven roepen. Hoe zit het daar precies mee? Daarin geeft de brief van de staatssecretaris onvoldoende inzicht. Wat is de ambitie van de staatssecretaris op dit terrein? De modelverordeningen zouden voor het einde van het jaar echt allemaal doorgelicht moeten zijn. Wij willen daar graag een rapportage over ontvangen. De doelstelling mag van ons zijn dat voor het einde van december 2008 90% van alle gemeenten hun pakket hebben doorgelicht, althans daarmee een start hebben gemaakt. Voor het einde van 2010 moeten zij dan daadwerkelijk de resultaten kunnen laten zien van hetgeen zij doen. Wij moeten er rekening mee houden dat kleinere gemeenten daar behoorlijk wat tijd voor moeten vrijmaken om dat goed te beoordelen. Om die reden zeggen wij niet dat het eind 2008 klaar moet zijn, maar wij vinden wel dat bij hen een duidelijke ambitie moet worden neergelegd.
De heer Aptroot (VVD):
Als ik de heer Van Dijk zo hoor, denk ik dat wij beiden willen dat de druk voor ondernemers en voor anderen afneemt. Ik begrijp zijn voorstel om gemeenten te verzoeken deze binnen een bepaalde tijd door te lichten. Ik heb daar niet zo'n vertrouwen in. Zou het niet veel beter zijn om gewoon van een taakstelling uit te gaan en van die 1118 verschillende soorten vergunningen naar een veel kleiner aantal terug te gaan? Dat betekent dat wij echt moeten kiezen. Dan maar een beetje de vrijblijvendheid en een stuk van de gemeentelijke autonomie eraf. Wij maken het dan met elkaar onmogelijk dat er een heleboel vergunningen blijven, zoals bepaalde reclamevergunningen, terrasvergunningen en dergelijke. Waarom zouden wij niet een keer de boel aanpakken, dan wordt de Nederlandse samenleving echt veel leefbaarder, veel eenvoudiger, veel beter handhaafbaar.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Politiek is bij mij altijd nog consistent zijn in je redeneringen en consistent zijn in het beleid dat je voert. Je moet niet opportunistisch zijn. Opportunistisch is het als ik nu een einde maak aan een stukje van de vrijblijvendheid of de vrijheid van gemeenten. Dat wil ik niet. Ik wil dat zorgvuldig overleg plaatsvindt. De staatssecretaris knikt dat hij het eens is met mijn benadering. Wij doen dat via de VNG, die zijn eigen leden op dat terrein goed moet gaan besturen. Wij zijn niet degenen die hier eventjes gaan bepalen wat er allemaal binnen de gemeenten moet plaatsvinden. Daar hebben wij gewoonweg zorgvuldige regels en procedures voor.
De heer Aptroot (VVD):
De heer Van Dijk accepteert daarmee dus het risico dat er eind 2010 niets is gebeurd.
Hij zegt dat wij dat soort dingen hier niet moeten bepalen, maar waarom bemoeit de rijksoverheid zich dan nog met de winkeltijden of de zondagsrust? Dan moet je ook consequent zijn en ook dat aan de lokale overheid overlaten.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Volgens mij is de heer Aptroot degene die niet consequent is. Wij hebben gemeenten bevoegdheden gegeven. Reclamebelasting, precariorechten: de heer Aptroot weet het nog beter dan ik. Als wij de desbetreffende bevoegdheden bij de gemeenten hebben gelegd, kan ik niet hier even bepalen dat het mij niet aanstaat en dat de gemeenten deze zaken dus maar moeten schrappen. Op het terrein van de Winkeltijdenwet hebben wij buitengewoon zorgvuldig aangegeven wat wij hier regelen en wat wij op een andere plek regelen. Verder vind ik dat de Raad van State terecht heeft geconstateerd dat zoveel bezwaren kleefden aan het voorstel over de Zondagswet dat indertijd ter tafel lag, dat wij blij zijn dat het kabinet heeft besloten deze kabinetsperiode geen voorstellen te doen die betrekking hebben op de Zondagswet.
De drogredenering die de heer Aptroot daarover net hield, laat ik voor zijn rekening. Ik stel voor dat hij eens met echte ondernemers spreekt. Dan leert hij dat heel veel ondernemers er puur om economische redenen absoluut niet op zitten te wachten om een extra dag in de week open te zijn, want de omzet wordt daarmee niet vergroot.
Dan kom ik op een ander onderdeel van de wet: de beveiligingssector. Voorgesteld wordt om de vergunning voor de beveiligingssector af te schaffen. Daarbij wordt als argumentatie gebruikt dat in de beveiligingssector een keurmerk is ontwikkeld en dat de branchevereniging de zorg daarvoor in belangrijke mate op zich neemt. Wij kunnen ons best voorstellen dat een dergelijke benadering wordt gekozen. Ik heb in het begin van mijn betoog aangegeven dat wanneer er een keurmerk wordt ontwikkeld, wij daar positief tegenover staan. Dan kan, wat ons betreft, best een vergunning verdwijnen.
Maar dat staat en valt wel met de vraag, hoeveel ondernemers zijn aangesloten bij de brancheorganisatie. Ik heb nog zorgvuldig gekeken in de brief, maar ik heb niet kunnen zien hoeveel ondernemers er aangesloten zijn bij de brancheorganisatie. Ik zou dat toch wel graag willen weten. Als 5% is aangesloten bij de brancheorganisatie, zijn we snel klaar. Dan vind ik namelijk niet dat die vergunning afgeschaft moet worden. Maar als het 95% is, dan is het een heel ander verhaal. Voordat ik definitief met dat onderdeel van de wet kan instemmen, wil ik weten wat de organisatiegraad bij de brancheorganisatie is. Als de staatssecretaris ons op dat onderdeel kan overtuigen, krijgt hij onze steun voor de hele wet. In het andere geval voel ik mij helaas genoodzaakt alsnog een amendement op dat punt in te dienen. Ik wacht de antwoorden dus af.
De voorzitter:
Ik deel mee dat mevrouw Gesthuizen zich om privéredenen heeft moeten afmelden voor het debat.
Het woord is aan de heer Van der Vlies.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mevrouw de voorzitter. De SGP-fractie ondersteunt de gedachte in het voorliggende wetsvoorstel dat vergunningstelsels niet onnodig in stand gehouden hoeven te worden. Wij zullen dit wetsvoorstel daarom over het geheel genomen steunen.
Bij de schriftelijke voorbereiding heeft mijn fractie wel enkele kritische kanttekeningen geplaatst. De enige verbindende schakel tussen alle nu besproken voorstellen is dat het over vergunningen gaat. Onze kritiek spitste zich vooral toe op de intrekking van de LNV-wetten. Dat zijn dus de wetten op het beleidsterrein van landbouw, natuurbeheer en voedselveiligheid. Anders dan in de memorie van toelichting staat, is de Wijzigingswet vereenvoudiging productierechten geen uitgewerkte wet. Zo staat bijvoorbeeld in artikel 58e dat per 1 januari 2008 de scheiding tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden wordt opgeheven. Deze bepaling moet dus nog ingaan. Ik ben spoorslags te rade gegaan bij het departement van LNV. Ik kreeg daar een wetgevingsjurist te spreken die mij gelukkig op dit punt gerust kon stellen. Zijn reactie was dat het een wijzigingswet betreft die artikelen in de Meststoffenwet wijzigt. Zo'n wijzigingswet kan dus vervallen als de wijzigingen zijn doorgevoerd in de Meststoffenwet. Inhoudelijk verandert er dan dus niets. Dat stelde ons enigszins gerust.
Wij hebben echter nog meer dingen gevonden. Wij hebben het databestand www.wetten.nl maar eens bekeken. Daarop staan zo'n 600 wijzigingswetten die wijzigingen aanbrengen in andere wetten. Wij kwamen bijvoorbeeld een wijzigingswet van de Algemene bijstandswet tegen. Dit terwijl de ABW allang niet meer bestaat! En, om op het terrein van EZ te blijven, ik zag ook de Wijzigingswet Winkelsluitingswet 1976 staan, terwijl de Winkelsluitingswet in 1996 is ingetrokken en vervangen door de Winkeltijdenwet. Over uitgewerkte en dus ingeslapen wetten gesproken! Verder kwamen wij ook nog vier veegwetten tegen, waaronder de reeds lang uitgewerkte Veegwet euro. En 24 aanpassingswetten, waaronder de Fiscale aanpassingswet euro. Waarom deze exercitie? Om de staatssecretaris, voor zover nog nodig, ervan te overtuigen dat wat in dit wetsvoorstel aan de Kamer wordt voorgelegd, een stap is in de goede richting, die door ons wordt gesteund, maar slechts een stap en dat er nog heel veel werk te wachten ligt. Andere collega's spraken er ook over. Mijn fractie hoopt dat in het kader van het schrappen van overbodige regels nog eens flink de stofkam wordt gehaald door het totale wettenbestand. Dan kunnen wij alle overbodige wetten inderdaad in één keer intrekken. Graag krijg ik op dit punt een heldere toezegging.
Mijn fractie vindt het positief dat de regering het advies van de Raad van State heeft overgenomen om geen wijziging aan te brengen in de Zondagswet. Vanmiddag heeft de VVD-fractie wederom gevraagd om de Zondagswet te schrappen. Mijn fractie ondersteunt voluit de opvatting van het kabinet in dezen. Ik spreek er mijn waardering voor uit dat het kabinet die opvatting overeind houdt. Het kabinet onderschrijft de oorspronkelijke doelstelling van de wet, te weten de bescherming van de zondagsrust ter viering van de eredienst alsmede ter verzekering van de rust op de nationale christelijke feestdagen. De zondag is een algemeen in de maatschappij aanvaarde rustdag, en dat moet vooral zo blijven.
Oud-minister-president Kok heeft hier eens gezegd: Laten wij een beschermende ring leggen rondom die haven van rust. Daarmee is hij de enige socialist die ik heel frequent op mijn partijbijeenkomsten citeer. Ik heb dat grapje al vaker gemaakt en herhaal het maar eens tegenover nieuwe woordvoerders. Zo zien zij hoe breed wij ons oor te luisteren leggen, maar wij doen dat toch maar niet bij de heer Aptroot. Hij kwam vanmiddag met wat burgemeesters aan van wie hij had gehoord dat zij de wet helemaal niet kennen. Hij weet best hoe kwetsbaar hij zich hiermee opstelt, want ik heb natuurlijk ook mijn burgemeesters. Ik neem de heer Aptroot graag een keer naar hen mee, dan hoort hij heel andere verhalen. Ik wil hiermee maar zeggen dat de Zondagswet – en dat geldt ook voor de Winkeltijdenwet – in de ene gemeente wat anders uitpakt dan in de andere en dat er daarom een algemeen en landelijk geïnitieerd beleid tegenaan moet worden gezet om die beschermende ring aan te leggen.
De heer Aptroot (VVD):
Ik neem graag de uitnodiging van de heer Van der Vlies aan om gezamenlijk een aantal burgemeesters te bezoeken. Het kan wat mij betreft op elke dag van de week, ook op zondag. Wij worden het wel ergens over eens.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik ben voor zes dagen in de week beschikbaar. Ik vind het zelfs onbegrijpelijk dat de VVD de zondag als een normale dag of, zoals nu maar weer blijkt, als een werkdag wil beschouwen. Denkt de VVD werkelijk dat de samenleving er beter van wordt als er geen enkel collectief rustmoment is in deze samenleving?
Mevrouw de Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij de vraagstelling van mijn collega Van Dijk over de vergunning inzake de beveiliging.
De heer Graus (PVV):
Voorzitter. Waarschijnlijk is ons partijprogramma goed gelezen op het ministerie van Economische Zaken, want er zitten de laatste tijd heel veel stukken bij de stukken van het ministerie die ons zeer aanspreken, zoals dit wetsvoorstel.
De leden van de PVV-fractie steunen als geen ander in z'n algemeenheid het streven om de regeldruk voor ondernemers en burgers te verminderen waar dat kan. Tegelijkertijd moet worden bedacht dat sommige regels nu eenmaal nodig zijn om het publieke belang en de veiligheid te waarborgen. Wat dat betreft, zat er veel waars in de woorden van mijn collega Van Dijk van het CDA. De PVV-fractie steunt dan ook het wetsvoorstel op de hoofdlijnen, hoewel het aantal voorstellen erin haars inziens uiterst beperkt is. Tevens vraagt de fractie zich af waarom de doelstelling van een reductie van 50% per 31 december 2006, genoemd in de door de Kamer aangenomen motie-Van Aartsen, niet is gehaald. Wij zijn natuurlijk als fractie van de Partij voor de Vrijheid voor economische samenwerking binnen Europa, maar wij zijn geen voorstander van politieke bemoeienis vanuit Brussel. Indien wij enkel economisch in de EU hadden samengewerkt in plaats van ook politiek, zouden wij nu ongeveer de helft van de bestaande vergunningstelsels niet hebben gehad. Die waren ons dan bespaard gebleven, want iedere keer weer blijkt dat ongeveer de helft van alle vergunningstelsels uit Brussel vandaan komt. Bovendien wil onze fractie weten hoeveel procent reductie van vergunningen zal worden bereikt in de loop van 2007-2008. Zijn die 40% van de vergunningen en die 21% van de vergunningenstelsels inmiddels afgeschaft, zoals in de doorlichting stond? Zo nee, wat is dan de planning? Waarom willen de gemeenten niet meer dan 8% en 12,5% vereenvoudigen? En het belangrijkste: wat gaat de staatssecretaris eraan doen om druk en controle uit te oefenen op gemeenten die in gebreke blijven?
Mevrouw Smeets (PvdA):
Voorzitter. Het verkleinen van het vergunningenstelsel maakt voor de PvdA-fractie onvoorwaardelijk deel uit van het grote project rondom de vermindering van de regeldruk. Onze fractie heeft een uitgebreide schriftelijke inbreng gehad in het verslag van de vaste Kamercommissie van EZ. Wij danken de staatssecretaris voor zijn antwoorden en willen dit plenaire debat gebruiken om een aantal zaken nader aan de orde te stellen.
Een van mijn zorgen is de aanpak van gemeenten en provincies: hoe die in beweging te krijgen om het vergunningenstelsel te reduceren? Afgaande op de reacties in de Kamer lijkt dit mij een breed gedeelde zorg. Slechts 88 van de 458 gemeenten hadden in 2006 hun vergunningenstelsels doorgelicht. Deze 88 wilden slechts 8% van hun vergunningenstelsels schrappen. Eind 2008 zullen tussen de 100 en 220 gemeenten hun vergunningenstelsels hebben doorgelicht. Waarom staat de staatssecretaris zo'n grote bandbreedte toe? Het is sowieso erg weinig, het lijkt alsof er bij de gemeenten geen sense of urgency aanwezig is. In 2007 zijn 200 gemeenten zelfs nog niet begonnen met een doorlichting.
Maar sinds vorige week is er een bestuursakkoord, waarin afspraken staan. Kan de staatssecretaris zeggen of dit hem optimistischer of pessimistischer heeft gestemd? In het bestuursakkoord is afgesproken dat elk kwartaal een voortgangsrapportage komt over de vermindering van de regeldruk. Hoe gaat de staatssecretaris de Kamer over die voortgang informeren? Ook de PvdA hoopt dat provincies en gemeenten actie ondernemen. Aan het adres van de heer Aptroot zeg ik dat ik hecht aan de autonomie van de gemeenten, maar ik neem waar dat het de Kamer menens is en dat zij wil dat er iets gebeurt.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Omdat zij heel actief is met ondernemersorganisaties, weet mevrouw Smeets heel goed dat ondernemers enorm klagen over de gemeentelijke autonomie. Zo zijn de venstertijden voor aanvoer verschillend, evenals de milieueisen: iemand die in Brabant drie snackbars heeft en in een vierde Brabantse gemeente een snackbar wil openen, maar wordt ermee geconfronteerd dat daar alles wordt afgekeurd wat in die andere gemeenten wel mag. Is autonomie nu zo belangrijk, of is het belangrijk dat Nederland een land is waar mensen goed kunnen wonen, werken en leven? Als we dat laatste willen, zullen we de autonomie moeten inperken om ervoor te zorgen dat alles beter draait. Vindt mevrouw Smeets dat ook niet? Zij hoort die verhalen van ondernemers immers ook al vier jaar.
Mevrouw Smeets (PvdA):
Ik vind het belangrijk dat de gemeenten hun autonomie behouden en ik ben niet van de partij die alles centraal in Den Haag wil regelen. Ik doe daarmee niets af aan mijn zorgen over gemeenten en provincies met betrekking tot de vergunningenlast.
Op het punt van de Telecommunicatiewet stel ik graag de volgende vraag namens mijn fractie. De vergunningen van frequentiegebruikers vervallen, waarmee het grote deel van die administratievelastenreductie wordt behaald. Daarvoor in de plaats komt natuurlijk een bekwaamheidstoets met examenplicht. De staatssecretaris maakt melding van de kosten van het examen, maar hij gaat voorbij aan de kosten van studiemateriaal en cursussen. Op deze manier is het onduidelijk of er sprake is van netto lastenverlichting of een verplaatsing van lasten. Ik hoor daarop graag een reactie van de staatssecretaris.
Een aantal fracties heeft vragen gesteld over de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Ik verneem graag van deze staatssecretaris waarom het voorstel van de Raad van State om slechts afwijkingen van de standaardinstructie aan goedkeuring te onderwerpen niet is overgenomen. Welk bedrag blijft er over van die 14.000 euro?
Mijn laatste vraag aan de staatssecretaris is of er een plan B is als mocht blijken dat de hele operatievereenvoudiging voor vergunningen niet goed van de grond komt. Of is deze exercitie slechts een vorm van windowdressing en worden vergunningen bij elkaar geraapt of de namen van vergunningen veranderd?
Ik heb al kort een blik geworpen op het beleidsprogramma. Daarin staat een belevingsmonitor voor de ondernemer naar regeldruk. Daar zitten ook de vergunningen in. De Kamer kan in de komende tijd dus heel goed monitoren of de coalitie echt tegemoetkomt aan de wensen van de ondernemers.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
Staatssecretaris Heemskerk:
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Ook ik was bij het jaarcongres van de Kamers van Koophandel. Ik kon daar meedelen dat wij 67.000 vergunningen gaan schrappen. Er zat een stralende zaal voor mij, niet alleen omdat het beleidsprogramma ook daar goed ontvangen is, maar omdat men het schrappen van 67.000 vergunningen prachtig vindt.
Wij spreken hier vandaag over de Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen. Hiermee implementeren wij – ere wie ere toekomt – voorstellen van het vorige kabinet uit de brief van mei, waarin staat aangegeven welke vergunningen en vergunningenstelsels er worden geschrapt. Met deze wet wordt dus een aantal vergunningen en wetten ingetrokken. Dat gebeurt niet vaak in de Tweede Kamer. Meestal komt er een wet of een vergunning bij. Mijn eerste wet die wij hebben ingetrokken, was de Vestigingswet. Wij verstaan kennelijk met elkaar de kunst van het loslaten. Laten wij dat dan ook zo veel mogelijk doen. De verzamelwet is daar een goed voorbeeld van en past bij het uitgangspunt van dit kabinet: high trust. Gehoord de bijdragen van vandaag, heb ik ook in de high-trustbenadering alle vertrouwen.
De heer Aptroot (VVD):
Ik herinner mij dat wij de Wet SAMEN hebben ingetrokken. Kan de staatssecretaris mij nog vertellen hoe hij toen heeft gestemd? Ik dacht dat de PvdA-fractie toen tegen stemde.
Staatssecretaris Heemskerk:
Als er een Wet samen werken, samen leven was, dan zou ik er vast voor gestemd hebben om vol te houden. Laten wij niet al te veel oude koeien uit de sloot halen.
In de brief van mei vorig jaar over de vereenvoudiging van vergunningen is aangegeven dat voor eenvoudige en niet-controversiële voornemens die nog niet in een ander wetgevingsproject waren opgenomen, een verzamelwet wordt opgesteld. Deze verzamelwet bevat wijzigingen van zes departementen. Hierdoor hoeven jaarlijks 67.450 vergunningen minder te worden aangevraagd en verminderen de administratieve lasten met 2,6 mln. Burgers en bedrijven hoeven een bedrag van bijna 4 mln. minder aan leges te betalen. Vandaar de volle tribunes. Het uitvoeren van deze voorstellen past goed in het kabinetsbeleid om voldoende ruimte te bieden om te ondernemen. Het kabinet pakt onnodige regeldruk aan en voor de zomer sturen de staatssecretaris van Financiën en ik uw Kamer een brief waarin wij de aanpak van de regeldruk op bedrijven nog eens verder preciseren.
In eerste termijn is een groot aantal vragen gesteld. Ik stel mij voor dat ik ze allemaal in mijn eerste termijn beantwoord. Als ik iets mis, verzoek ik de woordvoerders mij daarop te attenderen. Dan kunnen wij het debat wellicht zelfs in een termijn afronden.
De heer Van Dijk heeft gevraagd of ik het ermee eens ben dat wij iedere vijf of tien jaar moeten stilstaan bij de noodzaak van een vergunning. Er zijn vergunningenstelsels met een kortere termijn en met een langere termijn, maar het zou zeker goed zijn om eens in de zoveel tijd de vraag te bezien of de vergunning in kwestie nog noodzakelijk is of dat zij aangepast moet worden aan de tijd.
De heer Graus vroeg hoe het staat met de vermindering van het aantal vergunningen. Hij wil van mij een overzicht van de voortgang per vergunningenstelsel. In 2006 is circa 10% van de totale reductie in het aantal vergunningen bereikt. Voor 2007 staat ongeveer 71% gepland, voor 2008 12% en voor 2009 de verdere 7%. De bulk van de vermindering van het aantal vergunningen zal dus uiterlijk in dit jaar gerealiseerd worden.
Voor het afschaffen van 21% van de stelsels is het plaatje iets anders. Voor 2006 is reeds 19% gerealiseerd. In 2007 wordt circa 43% gerealiseerd, in 2008 10% en in 2009 of later 28%. Dat een aantal stelsels pas in 2009 wordt afgeschaft, is onder andere het gevolg van trajecten waarvan de uitvoering mede aan de hand van een evaluatie wordt bepaald en van de wijziging van de Lokaalspoor- en de Tramwegwet. 34 stelsels worden drie stelsels. Het nieuwe wetgevingstraject daarvoor begint in 2008. Dit is een realistische inschatting van het tempo waarin de vermindering plaatsvindt. Aan de geplande verminderingen voor 2007 en volgende jaren wordt door mijn ambtenaren nog zeer hard gewerkt. Wij hebben een ambitieus tijdschema. Hoewel dit tijdschema niet onrealistisch is, is het natuurlijk altijd mogelijk dat een wetgevingstraject enige vertraging oploopt.
De leden Van Dijk en Aptroot hebben gevraagd naar de stand van zaken ten aanzien van de motie-Van Aartsen. In reactie op de motie-Van Aartsen heeft het kabinet verklaard dat de kwantitatieve reductie van het aantal vergunningen volgt uit de doorlichting van de vergunningen. Hierover is in de meibrief Vereenvoudiging vergunningen van vorig jaar gerapporteerd. Bij de behandeling hiervan in 2006 heeft het kabinet verklaard tevreden te zijn met het resultaat van de snelle doorlichting. Toen is eveneens aangekondigd dat vooral energie zal worden gestoken in de realisatie van de in de meibrief voorgestelde maatregelen. In het kader van het nieuwe programma Regeldruk bedrijven wordt verder gewerkt aan de vermindering van de vergunninglast. Aan het antwoord op de vraag van de heer Aptroot op hoe korte termijn wij het tweede pakket kunnen afschaffen, zal ik later toe komen. Dit was ook een vraag van de heer Van Dijk.
In de meibrief Vereenvoudiging vergunningen van vorig jaar staat vermeld dat 42% van de vergunningen en 22% van de vergunningstelsels kunnen vervallen. Enkele voorbeelden van vergunningen die door het in werking treden van deze verzamelwet kunnen vervallen, zijn vergunningen voor marifoon en radiozendamateurs, de goedkeuring door de minister van Justitie van de personeelsinstructie bij de beveiligingsorganisaties en de recherchebureaus en de vergunningen voor collectief personenvervoer.
Als in 2008 de algemene maatregel van bestuur binnen de Wet milieubeheer in werking treedt, hoeven 27.000 bedrijven geen milieuvergunning meer te hebben en hoeven zij slechts te voldoen aan algemene regels. Ik neem de opmerkingen van de Kamer ter harte. Mijn voorgangers zijn bezig geweest met vergunningen, regeldruk en merkbaar minder regels. Ik beloof u ook dat mijn opvolgers er nog mee bezig zullen zijn. Dit kabinet heeft in ieder geval drie kanonnen ingehuurd om mij op een aantal specifieke terreinen te helpen.
De heer Wallage zal aan de slag gaan op het terrein van de medeoverheden. Die zijn nu eenmaal autonoom en het prachtige huis van Thorbecke moeten wij in stand houden. Een andere liberaal, mevrouw Dekker, kan goede rapporten schrijven. Zij zal rapporteren hoe wij een fundamentele verkenning kunnen doen op het terrein van de bouw. Enerzijds zal zij zich buigen over de vraag of het systeem niet te veel op wantrouwen is gestoeld en wij niet meer vertrouwen kunnen geven. Anderzijds zal zij een aantal praktische aanbevelingen doen. Het derde kanon is de heer Noordzij, die zich zal buigen over het terrein van het transport. Mevrouw Smeets stelt dat voor haar fractie het verminderen van de vergunningenlast onvoorwaardelijk deel uitmaakt van het grote project Vermindering regeldruk. Ook voor het kabinet is dit het geval. Dit zal onderdeel uitmaken van de brief die wij voor de zomer aan de Kamer zullen zenden.
Mij is gevraagd wat mijn ambitie is op het terrein van de medeoverheden en welke middelen ik wil inzetten. Onder andere de heer van Dijk heeft gevraagd wat de heer Wallage allemaal gaat doen. In het Bestuursakkoord met de VNG hebben wij vastgelegd dat de lasten met 25% zullen worden verminderd, inclusief de lasten van vergunningen. De inzet van het Rijk is gericht op de aanpak van merkbare knelpunten. Het Bestuursakkoord bevat een aantal concrete afspraken. De VNG licht voor eind 2007 modelverordeningen door. Voor 1 oktober 2007 selecteren Rijk en VNG circa twintig pioniergemeenten voor een integraal pakket Vermindering regeldruk voor burgers en bedrijven. De opgebouwde kennis zullen wij actief uitdragen naar andere gemeenten. Wij maken afspraken over de inspanningen van gemeenten en van de VNG. De heer Wallage heeft daarvoor de term roadblocks gebruikt. Wat zijn de echte blokkades? Wij moeten voorkomen dat de een naar het Rijk wijst en de ander naar de gemeenten. Het Rijk spant zich in om blokkades weg te nemen in de regelgeving van het Rijk die de gemeenten belemmert om regeldruk voor burgers en bedrijven te verminderen.
Het beeld dat wethouders hieraan niets zouden willen doen en dat gemeenten op dit terrein traag zijn, klopt volgens mij niet. Ik heb een aantal sessies met wethouders meegemaakt. Ik kan zeggen dat je daarvan energie krijgt. Het is erg leuk als de wethouders een beetje tegen elkaar gaan opbieden, als de een tegen de ander zegt dat hij de terrasverordening op een bepaalde manier heeft geregeld en daarna de ander over de boomkapvergunningen begint. Op die manier ontstaat een sfeer waarin mensen merken dat zij iets van elkaar kunnen opsteken. Op die manier komen wij ook van het abstracte begrip "merkbaar minder regeldruk" tot een energieke discussie over de vraag hoe de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren valt.
In het bestuursakkoord is afgesproken dat er elk kwartaal een voortgangsrapportage komt over de vermindering van regeldruk. De VNG rapporteert het Rijk dus elk kwartaal over het uitvoeringsprogramma. Het Rijk financiert dat programma voor een deel. Ik zal op mijn beurt de Kamer hierover twee keer per jaar rapporteren.
De heer Van Dijk heeft vragen gesteld over de modelvergunningen. In het uitvoeringsprogramma VNG, dat mede door het Rijk wordt gefinancierd, staat dat de VNG de herziening van de modelverordening per 31 december 2007 afrondt. Bij de nieuwe modelverordeningen zal de VNG uitgaan van de minimumvariant, met de mogelijkheid deze modulair uit te bouwen indien een individuele gemeente dit wenst. De gemeente zal dit dan wel aan de gemeenteraad moeten verantwoorden. Er is dus een basis van wat wij goed vinden. Verder is het aan de lokale democratie om ervoor te kiezen iets extra's te doen. Dat moet dan wel worden uitgelegd en daarvoor is een meerderheid in de gemeenteraad nodig. De VNG zal de herziene modelverordeningen actief onder de aandacht brengen van gemeenten door bijeenkomsten te organiseren en publicaties te verspreiden.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Ik ben blij met deze toezegging, maar ik vraag u wat uw ambitie is rond het gedrag van gemeenten. Het loopt nu met de VNG, maar hoeveel gemeenten zouden wat u betreft het geheel moeten hebben overgenomen voordat u tevreden bent? Wat is uw ambitie op dit terrein?
Staatssecretaris Heemskerk:
Ik had daarover een mooi tekstje. Die tekst krijg ik zo. Aan de hand daarvan zal ik u precies antwoorden aan het einde van mijn eerste termijn. Ik ben op dit punt zeer ambitieus.
De heer Aptroot vroeg of mijn ministerie de lastendrukreductie in de vorige periode heeft gerealiseerd. De uitkomst van de aanpak van het vorige kabinet is dat de bijdrage van Economische Zaken niet is gerealiseerd. Dat kunnen wij nu niet selectief even inhalen. Wij komen met een nieuwe aanpak. Daarover wordt de Kamer vóór de zomer geïnformeerd. Daarbij wordt de focus gelegd op merkbare maatregelen en de aanpak van knelpunten waarvan bedrijvenécht last hebben. De heer Aptroot weet als geen ander dat een groot gedeelte van de administratievelastendruk op het ministerie van Economische Zaken wordt gevormd door de Prijzenwet. Ook door mensen uit het bedrijfsleven is geconstateerd dat daarbij nauwelijks reductie te behalen valt. Bij de overige wetten levert Economische Zaken zijn aandeel, ook in deze verzamelwet. Volgens mij komen er van de 67.450 vergunningen die worden geschrapt, 66.000 van mijn ministerie.
Ik kom op de Zondagswet. Er is gevraagd waarom de Zondagswet niet kan vervallen, want dat was immers oorspronkelijk de bedoeling. Met de nota naar aanleiding van het verslag heb ik gezegd dat de Zondagswet er is voor de bescherming van de zondagsrust, ter viering van de eredienst alsmede ter verzekering van de rust op de nationale christelijke feestdagen. Bij de wijziging van de Zondagswet in 1985 gaf het kabinet aan dat de Zondagswet niet alleen de viering van godsdienstige plechtigheden op die dag beschermt, maar tevens de zondagsrust als zodanig. Ik bevind mij in het bijzondere gezelschap van toenmalig premier Kok als ik zeg: de zondag is een algemeen in de maatschappij aanvaarde rustdag geworden. Ook dit kabinet is onverminderd dezelfde opvatting toegedaan. De belangen die de Zondagswet beoogt te beschermen, zijn immers nog steeds zeer actueel. Het gevolg van het intrekken van deze wet zou zijn dat de zondagsrust en de rust op nationale christelijke feestdagen niet wettelijk is verzekerd. Intrekking van deze wet is dus niet aan de orde. Anders dan de leden van de fractie van de VVD heb ik niet de indruk dat deze wet bij ondernemers, inwoners en gemeenten onbekend is. Er zijn geen aanwijzingen dat de Zondagswet op grote schaal niet wordt nageleefd. De Winkeltijdenwet staat buiten het kader van deze verzamelwet. U ontvangt hierover voor het reces nog een brief.
De heer Aptroot (VVD):
Vindt u het dan heel redelijk om bijvoorbeeld op zondag het houden van een kermis, een festival of iets dergelijks te verbieden?
Staatssecretaris Heemskerk:
Nogmaals, de zondag is een algemeen in de maatschappij aanvaarde rustdag geworden. Het is echter niet zo dat de Zondagswet alles in dit land op zondag verbiedt. Het gaat erom dat wij een moment van rust en bezinning kennen, dat wij niet zeven keer 24 uur aan het werk zijn. Deze balans tussen werk en privé is mij dierbaar. Iedereen mag de zondag invullen zoals hij dat wil. Ik wil deze gewoonte in stand houden en daarbij is de Zondagswet van belang.
Er is gesproken over de Telecommunicatiewet. Mevrouw Smeets vroeg of sprake is van een nettolastenverlichting. De lasten worden niet verplaatst; de lastenverlichting is echt. Op grond van het bestaande stelsel moeten de betrokkenen voldoen aan de bekwaamheidseisen die ook nu al worden getoetst met het examen. Dat is de voorwaarde voor het verkrijgen van een vergunning. De genoemde kosten worden al gemaakt. De eisen blijven met het vergunningvrije stelsel van kracht op grond van internationale verplichtingen.
Mevrouw Smeets vroeg ook waarom het voorstel van de Raad van State om slechts afwijkingen van de standaardinstructie aan goedkeuring te onderwerpen niet is overgenomen. Welk bedrag zou overblijven van de kosten van € 14.000 die het goedkeuringsvereiste met zich meebrengt? Het voorstel om de standaardinstructie verplicht te stellen en om alleen daarvan afwijkende instructies ter goedkeuring voor te leggen, is niet overgenomen omdat dat haaks staat op de opvatting dat de bemoeienis van de overheid met de inhoud van de personeelsinstructie niet meer nodig is. Met de keuze om de standaardinstructie te hanteren kunnen de lasten voor het bedrijfsleven worden teruggebracht tot € 3500 per jaar.
De heer Van der Vlies stelde een vraag over de wetten van LNV: over de wijzigingswet en de Meststoffenwet. Wijzigingswetten kunnen bepalingen in bestaande wetten vormgeven en daarom is er een groot aantal wijzigingswetten ingediend. Ik ben blij dat het speurwerk van de heer Van der Vlies heeft geleid tot de constatering die voor mij een bevestiging was, namelijk dat de LNV-wetten die worden ingetrokken geen schadelijke effecten hebben voor bijvoorbeeld de Meststoffenwet. Ik vind dat hij een buitengewoon interessant punt heeft als hij erop wijst dat er nogal wat wijzigingwetten in de diverse bestanden zitten. Mij is de suggestie om die bestanden op te schonen zeer welkom. Ik zal hierover spreken met de minister van Justitie, die op dit punt het voortouw dient te nemen. Ik kom op het keurmerk particuliere beveiligingsorganisatie en op dat van de recherchebureaus. Gevraagd is hoeveel beveiligingsbedrijven het keurmerk al bezitten en wie toeziet op de naleving. Tevens is gevraagd of er veel bedrijven zijn die niet zijn aangesloten bij de branchevereniging. Het antwoord is dat de Vereniging van Particuliere Beveiligingsorganisaties dit keurmerk begin 2006 heeft geïntroduceerd. Het keurmerk is per 2008 verplicht voor de leden van de vereniging en het is ook opengesteld voor niet-leden. Inmiddels zijn er 15 certificaten uitgereikt. Onafhankelijke certificeringsinstellingen die erkend zijn door de Raad voor Accreditatie, zien toe op de naleving. Bedrijven die in het bezit zijn van het keurmerk, moeten elk jaar aantonen dat zij nog steeds aan de vereisten voldoen. Ongeveer 4% van de beveiligingsbedrijven is aangesloten. Dat lijkt een klein aantal, maar blijkens de informatie van de branchevereniging is 90% van alle beveiligingsmedewerkers in ons land bij die bedrijven in dienst. Ik benadruk dat het voorliggende wetsvoorstel alleen betrekking heeft op de goedkeuring van de personeelsinstructie. De wettelijke vergunningsplicht voor bedrijven en de medewerkers daarvan staat niet ter discussie. Goedkeuring van de personeelsinstructie is in de praktijk niet meer dan een administratieve handeling.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Ik moet de cijfers even op mij laten inwerken. De staatssecretaris heeft gezegd dat slechts 4% van de bedrijven is aangesloten bij deze brancheorganisatie. De aangesloten bedrijven omvatten weliswaar 90% van de personeelsleden in deze branche, maar 96% van de bedrijven is niet bij deze brancheorganisatie aangesloten. Dat percentage is naar mijn idee nogal hoog.
Het verontrust mij dat er slechts 15 certificaten zijn uitgereikt. Er zijn nog zes maanden om tot verbetering te komen, maar ik ontkom er niet aan om te denken dat het wat te vroeg is om met het voorliggende wetsvoorstel in te stemmen. De staatssecretaris zal met meer argumenten moeten komen om mij ervan te overtuigen dat ik beter wel met het voorstel akkoord kan gaan. Met de opmerking dat goedkeuring van de personeelsinstructie niet meer is dan een administratieve handeling, heeft de staatssecretaris mij ook nog niet echt overtuigd.
Staatssecretaris Heemskerk:
In dit wetsvoorstel betreft het de goedkeuring van de personeelsinstructie. De wettelijke vergunningsplicht voor bedrijven en de medewerkers daarvan staat niet ter discussie. Goedkeuring van de personeelsinstructie is in de praktijk niet meer dan een administratieve handeling. Het leeuwendeel van de bedrijven maakt gebruik van de justitiële standaardinstructie en dus niet van een eigen instructie. Daaruit blijkt dat het gewicht van die goedkeuring marginaal is. In de standaardinstructie wordt gewezen op een aantal wettelijke verboden en verplichtingen. Ik noem het verbod om wapens en handboeien te gebruiken, het verbod om personen te fouilleren, de plicht tot geheimhouding, de uniformplicht en de plicht tot het bij zich hebben van een legitimatiebewijs.
De instructie behelst daarnaast een beknopte aanduiding van bevoegdheden: fouilleren, aanhouding bij ontdekking op heterdaad en inbeslagneming van goederen na aanhouding. Daarbij wordt ook aangegeven hoe met de politie moet worden samengewerkt. De standaardinstructie beslaat één pagina en die is elektronisch beschikbaar. Bedrijven die een vergunning aanvragen voor de instandhouding van een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau, kunnen volstaan met het plaatsen van een handtekening op het document. Dat is dus die administratieve handeling. Die standaardovereenkomst is er en die wordt behoorlijk veel gebruikt. Men hoeft een en ander feitelijk alleen te erkennen. Daarmee is het in feite een administratieve handeling geworden. Wij kunnen die verplichting dus schrappen. Het leeuwendeel van de bedrijven maakt, zoals ik al meerdere malen heb gezegd, immers gebruik van de justitiële standaardinstructie en stelt dus niet zelf een A4'tje op.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Wat gebeurt er als een bedrijf deze personeelsinstructie niet volgt? Als een persoon zich niet houdt aan de elementen die in die instructie staan, overtreedt hij de regels en vervolgens komt hij voor de rechter. Wat gebeurt er dan? De vergunning is naar mijn idee de garantie voor de werkgever dat de medewerker zich houdt aan datgene wat op papier staat. Ik weet ook wel dat er verschillende personen zijn die bijna ongezien hun handtekening plaatsen. Het gaat er echter om dat de werkgever iets in handen heeft waarop hij zich kan beroepen. Hij kan aantonen dat de medewerker op de hoogte kon zijn. Dat element gaat deels verloren door het schrappen van deze verplichting.
Staatssecretaris Heemskerk:
Dat is precies het kenmerk van high trust. Wanneer de personeelsinstructie in feite een papieren procedure is geworden en er is daarnaast een vergunningsplicht voor de bedrijven en de medewerkers van die bedrijven die niet ter discussie staat, dan zou ik zeggen: laten wij het daarbij laten. Maar dat is inderdaad de kunst van het loslaten.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Ja, zo lust ik er nog wel een paar. Ik houd mijn twijfels. Ik ga hierover overleg voeren binnen mijn fractie, want ik ben er niet heilig van overtuigd dat wij dit onderdeel volledig zullen steunen. Ik wil het goed op mij in laten werken.
Staatssecretaris Heemskerk:
Dat is altijd verstandig, maar in de praktijk blijkt het heel goed gevolgd te worden.
Mij is ook gevraagd wanneer ik tevreden ben. Laat ik beginnen met mijn beperkingen. Het Rijk kan gemeenten niet dwingen hieraan mee te doen. Immers, er is een autonomie van gemeenten ook op het terrein van vergunningen. Ik zal mij er echter voor inzetten dat alle gemeenten in 2011 hun vergunningen doorgelicht hebben en de resultaten geïmplementeerd hebben met de genoemde middelen. Die middelen zijn een procesmatige en een financiële ondersteuning en ook een voucherregeling, waarmee geld beschikbaar wordt gesteld om vergunningenstelsels door te lichten. Ik heb de beschikking over de Taskforce van Wallage. Wij ondersteunen het uitvoeringsprogramma van de VNG. Met mijn even zo ambitieuze collega's van Binnenlandse Zaken en Financiën ga ik daar volledig voor.
Tot slot meld ik dat een aantal gemeenten zich al inzet. Ik kwam met energie van de bijeenkomsten met de wethouders van Economische Zaken terug, waar iedereen trots was en zat op te scheppen over verbetering van de dienstverlening van de overheid en een betere manier van omgaan met het vergunningensysteem. Overigens moet wel bij het omzetten van vergunningen in algemene regels goed worden nagegaan wat het betekent voor de handhavingskant. Sinds begin 2006 is het gevoel van urgentie bij de gemeenten gegroeid, zowel in de breedte als wat de intensiteit betreft. In veel collegeakkoorden – misschien komt het door de veranderde samenstellingen van de colleges met de winnaar van de gemeenteraadsverkiezingen – zijn veel ambities opgenomen voor de aanpak van regeldruk. Het aantal gemeenten dat vergunningen doorlicht, is 250. Het aantal gemeenten dat in 2007 klaar is met doorlichten, is 60 à 140. Het aantal gemeenten dat in 2008 gereed is, is 40 à 80. Nogmaals, ik ben pas tevreden als ik dat van 950 gemeenten kan zeggen, want zo veel gemeenten zijn er in Nederland.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Ik zou dat getal op zijn minst halveren.
De voorzitter:
Waarschijnlijk zijn het 450 gemeenten.
Staatssecretaris Heemskerk:
Sorry, zijn het er 450. Dan mag iedere gemeente het twee keer doen.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Ik kan mij voorstellen dat u nog steeds het succes van maart 2006 koestert en dat u dat graag in 950 gemeenten terugziet. Ik wil teruggaan naar een ander element. Niet alleen de gemeenten, maar ook andere medeoverheden spelen een rol. Daar heb ik u nog helemaal niet over gehoord. Hoe kijkt u aan tegen vergunningen van provincies of tegen vergunningen die door andere overheden in het leven worden geroepen?
Staatssecretaris Heemskerk:
De opdrachten op het terrein van de bouw bij de medeoverheden beperken zich niet exclusief tot het Rijk of tot de gemeenten. Ook die opdrachten nemen wij mee als wij sessies hebben met bedrijven en met ondernemers. Bij de vraag waar zij tegen aanlopen of wat zij lastig vinden, kunnen ook problemen van publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties dan wel van provincies naar voren komen. Dat koppelen wij terug naar die instanties.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Wat is uw ambitie op dit terrein?
Staatssecretaris Heemskerk:
Ik zal dat nog een goed uitschrijven in de brief die wij voor het zomerreces naar de Kamer sturen over merkbaar minder regeldruk. Dat is de ultieme ambitie. Nogmaals, mijn voorgangers waren daarmee bezig, ik ben ermee bezig en mijn opvolgers zullen ermee aan de slag moeten blijven, want er komen altijd nieuwe regels en inzichten of er kunnen regels af. Er zijn altijd ondernemers die vinden dat er te veel regels zijn. Er zijn altijd mensen die vinden dat de belastingen te hoog zijn. Wij gaan daar vol ambitie mee aan de slag, zowel op het terrein van de gemeenten als op het terrein van andere organisaties. In de brief die de Kamer voor het zomerreces krijgt, zal ik dat nog eens precies uitschrijven.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Wij kijken met veel belangstelling uit naar deze mooie brief.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Aan het enthousiasme en de inzet van deze staatssecretaris twijfel ik niet. Ik heb wel grote twijfels over deze aanpak. Ik vind het toch wat te soft, zeker tegenover andere overheden. Daarover is in deze Kamer een verschil van mening. Wij vinden dat wij dit harder moeten aanpakken. Ik heb daarvoor drie moties. Een gaat over de intrekking van de Zondagswet, een over de intrekking van de Winkeltijdenwet en een gaat over de vermindering van het aantal vergunningstelsels.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Zondagswet bij inwoners van gemeenten en zelfs bij gemeentebestuurders en burgemeesters nauwelijks bekend is;
constaterende dat de Zondagswet het gemeentebestuur en de burgemeester de mogelijkheid biedt inwoners op zondag te beperken in hun keuze van tijdsbesteding, zoals sportevenementen en kermissen;
voorts constaterende dat de regering aanpassing van de Zondagswet heeft overwogen maar daarvan afziet;
overwegende dat gemeentebesturen en burgemeesters daarmee de mogelijkheden houden hun privéopvattingen op te leggen aan alle inwoners;
overwegende dat dit de vrijheid van individuen aantast;
voorts overwegende dat burgers hierdoor afhankelijk zijn van de privéopvattingen en willekeur van gemeentebesturen en burgemeesters;
spreekt als haar mening uit dat de Zondagswet met spoed dient te worden ingetrokken;
verzoekt de regering, vóór 1 oktober 2007 een wetsvoorstel intrekking Zondagswet bij de Kamer in te dienen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Aptroot. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8(30959).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zeer veel Nederlanders op zondag de winkelcentra bezoeken om boodschappen te doen of als vorm van recreatie;
constaterende dat veel winkeliers in de grote stadscentra 70% van de omzet op zaterdag en zondag behalen;
voorts constaterende dat de Winkeltijdenwet de rijksoverheid en de gemeentebesturen de mogelijkheid biedt de eigen keuze van winkeliers, winkelmedewerkers en consumenten sterk te beperken door het opleggen van de eigen privéopvatting;
overwegende dat winkeliers, winkelmedewerkers en consumenten in staat zijn zelf te beslissen hoe zij hun zondag willen besteden;
voorts overwegende dat beperking van de mogelijkheden om zondag winkels te openen zal leiden tot enorme economische schade voor ondernemers, grote inkomensschade voor winkelmedewerkers en beperking van de mogelijkheden van veel consumenten voor boodschappen en recreatie;
spreekt als haar mening uit dat de Winkeltijdenwet met spoed moet worden ingetrokken,
verzoekt de regering, vóór 1 oktober 2007 een wetsvoorstel tot intrekking van de Winkeltijdenwet bij de Kamer in te dienen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Aptroot. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9(30959).
De Kamer,Aptroot
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer in de motie-Van Aartsen de regering heeft gevraagd voorstellen te doen om het aantal vergunningen met 50% te verminderen;
overwegende dat de voorstellen voor vereenvoudiging van de vergunningen slechts een vermindering van het aantal vergunningstelsels betekent met 248, ofwel 22%, waardoor 870 van de 1118 vergunningstelsels worden gehandhaafd;
voorts constaterende dat veel vergunningen kunnen worden afgeschaft of vervangen door eenvoudige voorschriften;
overwegende dat vermindering van het aantal vergunningstelsels controle en handhaving vereenvoudigt en een forse besparing van het aantal ambtenaren mogelijk maakt;
spreekt als haar mening uit dat een vermindering met 50% van het aantal vergunningstelsels nodig is;
verzoekt de regering, vóór 1 december 2007 voorstellen te doen waardoor het aantal vergunningstelsels met ten minste 50% afneemt tot maximaal 550 vergunningstelsels,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Aptroot. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10(30959).
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Voorzitter. Wij hebben net geluisterd naar een debat waarin we heel veel toezeggingen en positieve antwoorden hebben gekregen op de vragen die wij gesteld hebben. Ik dank de staatssecretaris dan ook voor zijn antwoorden.
Er is één punt waar, wat mij betreft, toch nog iets blijft hangen. Om die reden wil ik twee verzoeken op tafel leggen. Ik zou graag de stemming over dit onderwerp met één week willen uitstellen. Ik wil dus dat het niet aankomende dinsdag, maar de dinsdag daarop pas op de stemmingslijst wordt gezet. Dat biedt de staatssecretaris ook de mogelijkheid om nog even met een brief te komen waarin hij buitengewoon klip en klaar aangeeft wat precies geregeld wordt, in hoeverre waarborgen nog wel goed geregeld zijn en wat wij bereiken met wat nu op tafel ligt. Waar zit hem nu echt het verschil in? Dat is dus mijn tweede verzoek. Als daaraan wordt voldaan, kunnen wij er op een goede manier naar kijken. Ik zeg het maar gewoon eerlijk. Ik ben er op dit moment nog niet uit welke kant ik nu precies op moet. Zo'n brief zou mij daarbij kunnen helpen. Als de voorzitter mij dan ook nog een week extra wil geven om daar goed overleg over te kunnen voeren, dan is dat een eerste stap op weg naar een verder groot geluk op dat terrein.
Mevrouw Smeets (PvdA):
Kan de staatssecretaris daar dan het volgende bij betrekken: het advies van de Raad van State om de afwijking van de standaardinstructie wel ter goedkeuring voor te leggen aan het ministerie van Justitie? Hij heeft daar in eerste termijn wel op geantwoord, maar dat was exact dezelfde formulering als die in de nota naar aanleiding van het verslag. Het antwoord is nog steeds niet overtuigend. Kan hij dat nog nader specificeren?
De heer Aptroot (VVD):
De VVD-fractie heeft geen behoefte aan een nadere brief. Zij steunt alle voorstellen van de regering. Maar als een collega behoefte aan extra informatie heeft, dan vinden wij vanzelfsprekend dat dit moet gebeuren.
De heer Graus (PVV):
Voorzitter. Ik steun het verzoek van de heer Van Dijk.
De heer Jan Jacob Van Dijk (CDA):
Met zo'n warme belangstelling en steun voor hetgeen ik doe, ga ik goed het weekend in.
Staatssecretaris Heemskerk:
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn. Ik zeg de heer Van Dijk graag toe dat ik de door hem gevraagde informatie met betrekking tot de personeelsinstructie zorgvuldig in een brief zal aangeven. Hij geeft aan dat hij iets loslaat als hij voor het wetsvoorstel zal stemmen. Hij wil wel even zeker weten dat het dan niet meteen in scherven uiteenvalt als het op de grond valt. Ik zal daar een goede brief over sturen. Ik kan leven met een week uitstel van de stemmingen. Ik weet dat de Kamer daar uiteindelijk zelf over gaat, maar het stuit niet op bezwaren van onze kant.
Er zijn drie moties door de heer Aptroot ingediend. Ik ontraad de Kamer de aanvaarding van de motie op stuk nr. 8 waarin de regering wordt verzocht, voor 1 oktober 2007 een wetsvoorstel inzake intrekking van de Zondagswet bij de Kamer in te dienen. Ik heb helder uiteengezet waarom de Zondagswet wel nuttig is. Zij hoeft ook geen belemmering te zijn. Sterker nog, met de Zondagswet wordt iets heel belangrijks in onze maatschappij aangegeven, namelijk dat wij de zondag als een rustdag beschouwen. Iedereen doet dat op zijn eigen manier. De een gebruikt de zondag voor religieuze doeleinden en de ander gaat naar Artis. Dat is allemaal heel bijzonder. Ik stel voor dat wij niet de hele discussie over de Zondagswet over gaan doen.
Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 9 inzake de Winkeltijdenwet. Ik ontraad ook de aanvaarding van deze motie. Ik heb toegezegd dat er nog voor het zomerreces een brief zal komen waarin de minister van Economische Zaken zal aangeven op welke wijze zij omgaat met hetgeen in het coalitieakkoord staat over de Winkeltijdenwet.
Ik vind het eerlijk gezegd jammer dat ik moet zeggen, dat ik ook met de derde motie grote moeite heb. In reactie op de motie-Van Aartsen van destijds heeft het kabinet al aangegeven dat de kwantitatieve reductie van het aantal vergunningen volgt uit de doorlichting van de vergunningen. Wij werken in dit land niet zo dat wij in een klap van bovenaf vanuit Den Haag, vanuit het Rijk kunnen zeggen: de helft van alle vergunningen moet worden geschrapt; het maakt niet uit of dat vergunningen van gemeenten, provincies of pbo's zijn. Ik ben zeer ambitieus waar het gaat om het doorlichten van vergunningen die verouderd zijn en ik zal de Kamer daarover informeren, maar ik heb moeite met de manier waarop het in de motie is omschreven. Mag ik de heer Aptroot verzoeken de motie aan te houden totdat mijn brief met ons vergunningenvoorstel er is? Dat zal voor de zomer zijn. Wij kunnen daarna discussiëren over de vraag of het ambitieus genoeg is. Ik ben ambitieus, maar ik ben ook realistisch!
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft twee toezeggingen gedaan over het op een later moment schriftelijk informeren van de Kamer.
In de eerste plaats zal de Kamer nog voor het zomerreces een brief ontvangen over de Winkeltijdenwet en de zondagsrust.
In de tweede plaats zal de Kamer nog volgende week een brief ontvangen over de beveiligingsbranche.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor om, ijs en weder dienende, niet volgende week, maar de week daarop te stemmen over het wetsvoorstel en de daarbij ingediende moties.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 18.02 uur tot 19.15 uur geschorst.
Voorzitter: Ten Hoopen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20062007-4345-4355.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.