Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg met de minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering over eergerelateerd geweld (30388, nr. 9).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over eergerelateerd geweld is veel gesproken over zaken als preventie en slachtofferhulp, maar door veel partijen is met geen woord gerept over de noodzaak om daders van eergerelateerd geweld hard aan te pakken. Het is ook belangrijk om deze door immigranten uit landen als Turkije, Afghanistan en Irak naar Nederland geïmporteerde cultuuruiting tegen te gaan.

Het is bekend dat de PVV van mening is dat criminele niet-westerse allochtonen, die een verblijfsvergunning of een dubbele nationaliteit bezitten, al dan niet na denaturalisatie uit Nederland verwijderd moeten worden. Hieronder vallen daders van delicten die zijn aan te merken als eergerelateerd geweld. Voor zover deze lijn de komende tijd niet wordt gerealiseerd, ziet de PVV-fractie andere mogelijkheden om de problemen aan te pakken. Daarom dien ik de volgende motie in, die bij de uitvoering zowel daders bestraft, potentiële daders afschrikt, slachtoffers beschermt, immigratie beperkt en integratieproblemen tegengaat. Dat zijn maar liefst vijf doelen die in één keer kunnen worden bereikt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niet-westerse allochtonen bijzonder vaak partners en familieleden uit het buitenland laten overkomen;

constaterende dat niet-westerse allochtonen zich bovengemiddeld vaak schuldig maken aan misdrijven, waaronder eergerelateerd geweld;

overwegende dat deze misdrijven ernstige afbreuk doen aan de veiligheid in onze samenleving en, voor wat betreft eergerelateerd geweld, ook aan de kernwaarden van onze samenleving zoals de gelijkheid van man en vrouw;

overwegende dat het noodzakelijk is om de daders van deze delicten, onder wie daders van eergerelateerd geweld, hard aan te pakken, potentiële daders af te schrikken en potentiële slachtoffers tegen misdrijven te beschermen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat niet-westerse allochtonen die wegens het plegen van een misdrijf zijn veroordeeld, nimmer meer in staat worden gesteld om in het kader van de gezinsvorming of gezinshereniging een partner of familielid vanuit het buitenland te laten overkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(30388).

Het woord is aan mevrouw Bouchibti, die haar maidenspeech zal houden.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Voorzitter. Eergerelateerd geweld blijft actueel en erg complex. Toch heeft het project van Politie Haaglanden laten zien dat er een aanpak is die werkt. Tijdens de pilot van Politie Haaglanden waren in het jaar 2005 meerdere dodelijke slachtoffers. In het jaar 2006 was dat aantal nul. De aanpak van Politie Haaglanden mag dan wel arbeidsintensief zijn, maar hij heeft zijn bestaansrecht ruimschoots bewezen. De kennis over een effectieve aanpak is er. Het is daarom ook niet nodig om nu weer allerlei onderzoeken te starten. Daarmee loopt een landelijke aanpak van eergerelateerd geweld nodeloos vertraging op. Het wordt hoog tijd dat de bewezen aanpak van de Unit Multi-etnisch Politiewerk van het korps Haaglanden een landelijk vervolg krijgt en dat deze unit als landelijk expertisepunt wordt aangewezen. Volgens mij is de minister dat ook van plan. Ik hoor dat graag van de minister.

Ook is van belang dat de ministers alle andere politiekorpsen op hun verantwoordelijkheid wijzen. Er moet in ieder korps ten minste één persoon komen die verantwoordelijk is voor de aanpak van eergerelateerd geweld. Volgens mij is de minister dit ook van plan. Ik hoop dat de brief naar alle politiekorpsen dan ook snel wordt verstuurd.

Ik kom te spreken over de opvang van de slachtoffers. Bijna iedereen is het erover eens dat de opvang van vrouwen en mannen op dit moment niet voldoende is. Er is onvoldoende capaciteit voor volwassen vrouwen, maar ook voor minderjarige slachtoffers. Ik ben natuurlijk blij met de toezegging van de minister voor een safe house voor meisjes, maar dit is niet voldoende. De vrouwenopvang heeft aangegeven bij regelmaat een hulpvraag te krijgen van minderjarige meisjes. Nu is de opvang afhankelijk van de provincie. Maar de provincie is vrij in prioritering en VWS kan haar niets opleggen.

Een ander probleem is dat de provincies niet betalen voor cliënten die uit een andere regio komen en dat de vrouwenopvang opdraait voor de kosten.

Voorzitter. Ik ga bijna afronden, want het lampje brandt. Een meisje dat met de dood wordt bedreigd, kan niet wachten, want elke seconde telt. Regie vanuit de overheid is nodig en er moet een bovenprovinciaal aanjaagbudget komen voor de opvang van deze meisjes die worden bedreigd. De Federatie Opvang doet in een verslag een voorstel voor de opvang van jonge meiden. De minister moet hier werk van maken. Ik vraag de minister te onderzoeken hoe de jeugdzorg de expertise van de vrouwenopvang gebruikt en hoe de samenwerking tussen de jeugdzorg en de vrouwenopvang verloopt om de meisjes de best mogelijke opvang te kunnen bieden. Ik verzoek de minister de Kamer hierover bij brief te informeren.

Het is Wereldvrouwendag, maar tot slot wijs ik erop dat ook de opvang en bescherming van jongens en mannen die te maken hebben met eergerelateerd geweld een groot probleem blijven. Ook voor deze groep moeten er meer opvangplaatsen worden gecreëerd. De zelforganisaties van de groepen waarbinnen eergerelateerd geweld veel voorkomt, moeten beter in staat worden gesteld, een bijdrage te leveren om geweld en dreiging te voorkomen. Vooral de mannen moeten worden voorgelicht en veel meer deelgenoot worden gemaakt. Het gaat niet alleen om de eer. Het is een cultureel probleem. Het is van belang dat iedereen bij dit probleem wordt betrokken. In het regeerakkoord staat dat de aanpak van huiselijk geweld en van eergerelateerde misdrijven krachtig wordt voortgezet en dat de opvang van slachtoffers en hun kinderen wordt verbeterd. Laten wij alstublieft de daad bij het woord voegen.

De voorzitter:

Wij hebben in uw maidenspeech allemaal kennisgenomen van uw overtuiging en van de wijze waarop u die hier naar voren hebt gebracht. U bleek zelfs al kennis te hebben van het functioneren van het lampje! Van harte gefeliciteerd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Traditiegetrouw denk ik dat ik mevrouw Bouchibti moet feliciteren. Ik wil haar namens de GroenLinksfractie heel veel succes wensen. Maar één advies: ga alsjeblieft niet in een werkgroep voor de Marokkaanse Raad voor de Mensenrechten zitten; je ziet wat ervan komt!

Je zou het niet gedacht hebben, maar er zijn vandaag ook belangrijke dingen gebeurd: het is Internationale Vrouwendag. In het kader daarvan wil ik twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Adviescommissie Vreemdelingenzaken constateert dat huwelijksdwang regelmatig in Nederland voorkomt;

overwegende dat huwelijksdwang ingrijpende gevolgen voor de betrokken slachtoffers heeft, een onaanvaardbare inbreuk vormt op het in Nederland gehuldigde beginsel van vrije partnerkeuze en dat huwelijksdwang substantiële belemmeringen voor de integratie in de Nederlandse samenleving kan inhouden;

verzoekt de regering om te voorzien in strafwetgeving waardoor vormen van huwelijksdwang strafbaar gesteld worden;

verzoekt de regering voorts om onderzoek te laten doen naar de achtergronden en omvang van huwelijksdwang in Nederland en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dibi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(30388).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de preventie, opsporing en Dibibestrijding van eergerelateerd geweld pas recent de prioriteit heeft gekregen die het verdient;

overwegende dat het protocol van de Multi-Etnische Politie Unit van het korps Haaglanden succesvol is gebleken en daarom terecht landelijk toegepast zal worden;

overwegende dat naar verwachting als uitvloeisel van het coalitieakkoord 130 mln. op de politie zal worden bezuinigd;

overwegende dat deze bezuinigingen niet tot gevolg mogen hebben dat de pas opgebouwde expertise bij de Multi-Etnische Politie Unit wordt weggesaneerd;

verzoekt de regering, de landelijke implementatie van het protocol MEP voort te zetten en te garanderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dibi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(30388).

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Ook ik wil mevrouw Bouchibti graag feliciteren met haar maidenspeech. Ik hoop dat zij net zo van dit ambt zal gaan houden als ik de afgelopen jaren ben gaan doen. We zullen elkaar vast nog vaak tegenkomen. Ook wil ik de "nieuwe" ministers feliciteren, met aanhalingstekens, want minister Hirsch Ballin is al vaker hier als "nieuwe" minister binnengekomen; voor minister Vogelaar geldt dat echter wel. Ik hoop op een goede samenwerking. Het regeerakkoord biedt daar een goede basis voor.

Het vorige kabinet heeft goed werk gemaakt van het in de steigers zetten van het project rond eergerelateerd geweld. Het wordt nu echter tijd om de steigers weg te halen en het huis op zichzelf te laten staan. Daar heb ik nog wel een vraag over. Tijdens het algemeen overleg over eergerelateerd geweld heeft minister Verdonk toegezegd dat de twee pilots voor noodopvang van door eergerelateerd geweld bedreigde jonge vrouwen per 1 april van start zou gaan. Ik ontvang geluiden dat dit misschien niet het geval zal zijn. Wij gaan er nog steeds van uit dat de toezeggingen van de minister in dat algemeen overleg ook inderdaad per 1 april zullen worden gerealiseerd. Dat betekent dat er voldoende opvang is voor een groep van twaalf vrouwen, vierentwintig uur per dag begeleid door hulpverleners. Graag een toezegging van de minister.

Om een en ander wat extra nadruk te geven, dien ik daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot belang is dat er voor slachtoffers van eergerelateerd geweld op korte termijn pilots voor noodopvang worden gestart;

overwegende dat vanwege veiligheidsrisico's begeleide 24-uursopvang noodzakelijk is met daarbij voldoende opvangcapaciteit;

constaterende dat de regering heeft toegezegd dat twee van deze pilots per 1 april van start zullen gaan;

spreekt uit dat de regering ervoor zorgt dat deze twee pilots daadwerkelijk op 1 april van start zullen gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sterk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(30388).

Minister Vogelaar:

Voorzitter. Ook ik hoop op een goede samenwerking met deze Kamer. Voordat ik reageer op twee van de ingediende moties – collega Hirsch Ballin zal eveneens op twee moties reageren – heb ik er behoefte aan, namens het kabinet toch even iets te zeggen over de problematiek van eergerelateerd geweld en over hoe wij daar als nieuw kabinet tegenaan kijken.

Het is belangrijk om te constateren dat er door het vorige kabinet een voortvarende start is gemaakt met het aanpakken van de problematiek van eergerelateerd geweld. Dat verdient waardering. Het is ook belangrijk om hier aan te geven dat wij als kabinet van plan zijn om daar ook in de komende jaren stevig aandacht aan te besteden en die problematiek voortvarend op te pakken.

Hoe kijken wij aan tegen eergerelateerd geweld? Daar is geen twijfel over mogelijk. Het is, wat ons betreft, volstrekt verwerpelijk. Als je er over nadenkt, dan kun je constateren dat het probleem in de kern toch te maken heeft met de ondergeschikte positie die de vrouw heeft ten opzichte van de man, of breder de familie. Van daaruit komt dit soort handelingen tot stand. Natuurlijk heeft eergerelateerd geweld in sommige groepen in de samenleving ook duidelijk een culturele dimensie, maar ik hecht aan de constatering dat het in mijn ogen een variant is van breder geweld tegen vrouwen in de samenleving. En dat is een problematiek die in alle lagen van de bevolking voorkomt.

Als wij zeggen dat eergerelateerd geweld een krachtige bestrijding nodig heeft en verdient, dan betekent dat ook dat wij heel duidelijk moeten optreden tegen de plegers van dat eergerelateerde geweld. Zij moeten een duidelijk signaal van ons krijgen dat wij hun gedrag ten zeerste afkeuren. Naast de strafrechtelijke stappen gaat het er ook om, dat aan de slag wordt gegaan met de verhoging van de weerbaarheid van vrouwen en slachtoffers van eergerelateerd geweld. Voorts is het ontzettend belangrijk om aan de preventieve kant te blijven werken en om het gesprek aan te gaan met de gemeenschappen waarin het in hoge mate voorkomt. Wij moeten proberen, een mentaliteitsverandering te bewerkstelligen, zodat dit probleem zich in de loop van de tijd steeds minder zal voordoen.

Wij moeten er heel reëel in zijn: dit is niet op korte termijn te realiseren. Wij weten allemaal dat culturele patronen die ingeslepen zijn, niet één, twee, drie te veranderen zijn. Het zal een kwestie van langere adem zijn om dat soort patronen in de hoofden en de handen – dat is misschien wel heel plastisch uitgedrukt – van mensen te veranderen. Tot dusverre de positie van het nieuwe kabinet ten opzichte van eergerelateerd geweld.

Op twee moties wil ik specifiek reageren. Het betreft de motie-Dibi over de ervaringen die in de multi-etnische politie-unit zijn opgedaan die al enige tijd functioneert in het Korps Haaglanden. Er kan naar onze mening geen twijfel over bestaan dat de praktijk die daar ontwikkeld is en die positief beoordeeld wordt – ik dacht dat dit ook al eerder met uw Kamer is gedeeld – in de komende periode uitgerold gaat worden over alle 26 politiekorpsen. Er moet met name voor gezorgd worden dat er in ieder politiekorps een contactpersoon komt die verantwoordelijk is voor eergerelateerd geweld. Die persoon moet dan ook de verantwoordelijkheid krijgen om de expertise die is opgedaan in Haaglanden over te dragen binnen het politiekorps.

Het tweede belangrijke onderdeel van die aanpak is het informatiesysteem, waarmee men meer zicht wil krijgen op de omvang van de problematiek van eergerelateerd geweld. Het systeem moet ook helpen onderkennen waar het speelt. Er is een informatiesysteem ontwikkeld waarmee aan de hand van een aantal indicatoren uit zaken die bij de politie aanhangig zijn gemaakt, gedistilleerd kan worden of er mogelijk sprake is van eergerelateerd geweld. Op die manier zou men meer informatie verkrijgen die gedeeld kan worden en waarop ingespeeld kan worden.

Wat ons betreft, gaan wij door met de afspraken die daaromtrent gemaakt zijn, zodat dit geïmplementeerd wordt in alle politiekorpsen.

De voorzitter:

In het verkeer met de Kamer wordt altijd aangegeven of u de aanneming van de motie in kwestie ontraadt of onderschrijft.

Minister Vogelaar:

Dat laat ik aan de Kamer over, want volgens mij is het gevraagde ondersteuning van bestaand beleid. Wij zijn bezig met de implementatie en daar zullen wij ook mee doorgaan.

De heer Dibi (GroenLinks):

Begrijp ik het goed dat de minister onderschrijft dat de unit en de landelijke implementatie daarvan niet zullen lijden onder de bezuinigingen?

Minister Vogelaar:

De consequentie daarvan is inderdaad dat wij afwegingen moeten maken waar de bezuinigingen terechtkomen. Wanneer wij gezamenlijk constateren dat deze problematiek hoog op de agenda moet staan, kunnen wij niet zeggen dat wij stoppen met het ontwikkelen van expertise binnen de korpsen als consequentie van de bezuiniging. Die zal dus inderdaad ergens anders bij de politiekorpsen moeten worden gerealiseerd.

In de motie van mevrouw Sterk gaat het om de eerdere toezeggingen over het creëren van twee pilots voor 1 april waar het gaat om de noodopvang voor jonge slachtoffers van eergerelateerd geweld. Er is misschien enige verwarring over de activiteiten op dit terrein geweest, zoals ik ook heb begrepen uit ambtelijke informatie, maar voor zover ik weet is dit inmiddels adequaat opgepakt. Vanmiddag hebben de eerste besprekingen plaatsgevonden over de pilot in Tilburg zal starten, terwijl volgende week besprekingen worden gehouden met Leeuwarden om te zorgen dat wij alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat dit voor 1 april daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. Als ik het goed heb begrepen, zit er ook nog een derde pilot in de pijplijn.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik heb de minister hierover nog meer vragen gesteld. Ik vroeg of de toezegging dat dit per 1 april van start gaat, echt hard is. Verder vroeg ik of dit ook betekent dat er 24 uur per dag hulpverleners aanwezig zijn. Ten slotte vroeg ik of het inderdaad gaat om opvangmogelijkheden voor, laten wij zeggen 12 jonge vrouwen. Het begrip "jonge vrouwen" definieer ik in dit verband als: vrouwen tot 23 jaar. Deelt de minister deze definitie?

Minister Vogelaar:

De datum van 1 april wil ik nog even checken. Voor zover ik nu weet, gaat het voor die datum lukken, maar ik wil nog even nagaan of dit ook werkelijk zo is. Hetzelfde geldt voor de vraag over de 24-uursopvang. Ik vind dat de opvang voor vrouwen met deze problematiek een 24-uursopvang moet zijn, maar ik ga ook dit nog even checken. Het laatste geldt ook voor de exacte definitie van de leeftijdsgroep. Het is absoluut duidelijk dat het gaat om jonge vrouwen, maar omdat u zo nadrukkelijk vraagt naar de definiëring van de leeftijdsgroep, wil ik ook dit even verifiëren. Ik zeg u toe, u zo snel mogelijk schriftelijke te laten weten of de vermoedens die ik nu over deze drie punten uitspreek, ook inderdaad kloppen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Kunt u ons dit doen toekomen vóór de stemmingen over deze moties van aanstaande dinsdag?

Minister Vogelaar:

Dat lijkt mij geen enkel probleem.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik dank de minister voor haar antwoord. Begrijp ik het goed dat zij de motie overneemt? Als dat zo is, hoef ik hem niet in stemming te brengen.

Minister Vogelaar:

Zeker na mijn toezegging lijkt mij de motie overbodig. Of u hem wilt handhaven, laat ik aan u over.

De heer Dibi (GroenLinks):

Goed. Ik trek de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Dibi (30388, nr. 12) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik wens allereerst mevrouw Bouchibti geluk met haar maidenspeech en haar mooie bijdrage aan dit debat. Mijn collega en ik hebben met sympathie geluisterd naar wat zij naar voren heeft gebracht over dit belangrijke onderwerp. Zoals al bleek uit het antwoord van mijn collega, kunnen wij ons goed vinden in haar benadering van het onderwerp. Natuurlijk is er een aantal zaken dat uitwerking behoeft in het beleid en de budgetten die hiervoor beschikbaar zijn. Op bijzonderheden daarover zullen wij bij komende gelegenheden uiteraard ingaan.

Buiten de vergadering om werd mij zojuist door een van de leden van de Kamer gevraagd op welke wijze het kabinet is vertegenwoordigd. Wellicht is het goed om te benadrukken dat het onderwerp dat wordt behandeld deels beleidsterrein van mijn collega minister Vogelaar, deels van de staatssecretaris van Justitie en deels van mij is. Wellicht is het voor de heer Kamp prettig om te weten dat hij bij onderwerpen van het ministerie van Justitie die deels op het terrein van de staatssecretaris liggen en deels op dat van mij, soms de staatssecretaris zal aantreffen die dan mede namens mij antwoordt en soms mij zal aantreffen. Ik zal dan uiteraard weer mede namens de staatssecretaris antwoorden. Zoals u weet is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris onverminderd de verantwoordelijkheid van de minister voor het algemene beleid. Dit maakt het ons mogelijk tot een soepele wederzijdse taakafbakening te komen. Ook kan de staatssecretaris zo op haar beurt worden belast met andere aangelegenheden die haar worden toevertrouwd. Dit in antwoord op de vraag van de heer Kamp over de vertegenwoordiging. Ik spreek dus zowel over het vreemdelingenrechtelijke als het strafrechtelijke aspect namens het kabinet.

Over de bestrijding van het akelige, steeds weerkerende euvel van het eergerelateerde geweld is er een motie van de heer Fritsma. Het is goed om onder ogen te zien dat, zoals hij zelf ook constateerde, een intrekking van het staatsburgerschap niet mogelijk is. Wel is het mogelijk dat ernstige misdrijven een beletsel zijn voor het verlenen van een verblijfstitel en vervolgens in de procedure voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. De benadering in de motie van de heer Fritsma staat op een aantal punten in de weg aan een positief advies over de motie.

Als mensen die reeds zijn veroordeeld vragen om een toepassing van de regels over gezinsvorming of gezinshereniging kunnen wij geen specifieke huwelijksbeletselen introduceren, maar het is wel denkbaar dat hun situatie in het toelatingsbeleid een rol speelt. De omschrijving die de heer Fritsma heeft gekozen kunnen wij in ieder geval geen plaats geven in onze wetgeving. Daarin worden geen doelgroepen benoemd waarvoor een bijzonder vreemdelingenbeleid geldt. Hij heeft het over niet-westerse allochtonen enzovoorts. In het vreemdelingenbeleid gaat het alleen om situaties die aanleiding geven tot toelating of weigering van de toelating. Ik heb aangegeven in welke mate wij wel iets kunnen doen aan hetgeen hij aan de orde stelt en in welke mate niet. Wij moeten het aannemen van de motie ontraden.

De heer Dibi stelde het vreemdelingenrecht, de huwelijksdwang en de mogelijkheid om daar via het strafrecht tegen op te treden aan de orde. Naar Nederlands recht lijdt het geen twijfel dat uit vrije wil met een huwelijk moet worden ingestemd. Al geruime tijd geleden zijn voorzieningen tegen schijnhuwelijken en dergelijke aangebracht. Ik begrijp het punt dat de heer Dibi naar voren brengt. Ik zeg graag toe dat wij bekijken welke mogelijkheden er zijn om strafrechtelijk of anderszins tegen huwelijksdwang op te treden. Het WODC heeft inmiddels een onderzoek uitgevoerd, dat de heer Dibi wellicht al kent. Het heeft een internationale verkenning naar huwelijksdwang gedaan. Wij zullen hierop ingaan in de eerstvolgende voortgangsrapportage. Ik zal dan ook ingaan op de vraag of wij ter preventie aanvullende maatregelen moeten nemen of aanvullende wetgeving moeten maken. Wij begrijpen de strekking van de motie goed. Ik zeg graag toe dat wij onderzoeken op welke wijze er effectiever kan worden opgetreden tegen huwelijksdwang.

De heer Dibi (GroenLinks):

In een aantal landen, waaronder België en Zwitserland, zijn er al initiatieven om tot wetswijziging te komen. Men denkt aan een aparte strafbepaling om huwelijksdwang strafbaar te stellen. Er zijn dus al heel veel mogelijkheden om een concreet resultaat te boeken. Is de minister dat nu ook van plan?

Minister Hirsch Ballin:

Wij zijn graag bereid om de manier waarop dit in andere landen wettelijk geregeld is, bij het onderzoek te betrekken en daarop in de eerstvolgende voortgangsrapportage in te gaan.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dan trek ik de motie op dit punt in, voorzitter.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Dibi (30388, nr. 11) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Verder geven wij uiteraard graag alle mogelijke steun aan het multi-etnische politiewerk. Het kabinetsbeleid steunt het uitrollen van de eenheid multi-etnisch politiewerk van het korps Haaglanden en de Raad van Hoofdcommissarissen heeft hiermee op 10 oktober jongstleden ingestemd. De landelijke uitrol betreft met name het aanwijzen van een coördinerende politiebeambte per politiekorps, het voorzien in opleiding in de materie en de aanpak voor deze coördinatoren, het gebruik van een zoekmachine om in de politie-informatiesystemen zaken van eergerelateerd geweld te identificeren, opdat ze niet schuilgaan in de diversiteit van de politiekorpsen of in de benoeming van het misdrijf waarvan iemand verdacht of veroordeeld is, en het verder ontwikkelen van de eenheid multi-etnisch politiewerk tot een landelijk expertisecentrum voor advisering aan de politiekorpsen. Ik meen dat hiermee wordt voorzien in de doelstellingen waarover wij zojuist spraken. Dit ondersteunen wij dus graag en wij hopen dat dit ertoe zal leiden dat dit echt een plaats zal krijgen in de werkzaamheden van de politie.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Klopt het dat u zegt dat deze eenheid bij dezen dan ook wordt aangewezen als landelijk expertisecentrum?

Minister Hirsch Ballin:

Het is inderdaad de gedachte om uit de al bestaande eenheid een landelijk expertisecentrum te ontwikkelen. Dit vereist uiteraard verdere samenspraak met de politiekorpsen, maar in oktober verleden jaar heeft de Raad van Hoofdcommissarissen op dit punt in ieder geval unaniem een positief standpunt ingenomen.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Ik had nog een vraag gesteld over de samenwerking tussen de jeugdzorg en de vrouwenopvang. Het gaat met name om de minderjarige meisjes. Het gaat vaak mis, zoals de vrouwenopvang ook al vaak heeft aangegeven. Kan de regering ons hierover in een brief informeren?

Minister Vogelaar:

Het klopt dat wij vergeten zijn om op dit aspect van uw betoog te reageren. Wij stellen voor om hieraan niet in een aparte brief, maar bij de eerstvolgende rapportage specifiek aandacht te besteden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven