Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2007 (30800 XV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Spaarfonds AOW voor het jaar 2007 (30800 E).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Vandaag hebben wij een heel drukke vergaderdag, zodat ik heel streng moet zijn met het aantal interrupties en de lengte ervan.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. De premier heeft brieven geschreven aan de kiezer, en vorige week gepubliceerd, waarin hij zo wat bespiegelingen de revue laat passeren. Nu wil het geval dat mijn fractie de afgelopen jaren veel brieven heeft ontvangen van de kiezer. Vele daarvan waren direct of indirect gericht aan het adres van minister De Geus. Het zijn brieven van herkeurde WAO'ers die geen werk vonden, van oudere werknemers die 500 sollicitatiebrieven schreven, maar geen uitnodiging kregen, van vrouwen die stopten met werken, omdat de kinderopvang te duur was, en van mensen die in armoede terechtkwamen en afhankelijk werden van de voedselbank. Laten wij nu de balans opmaken, aan het einde van deze kabinetsperiode. Hoe succesvol is dit kabinetsbeleid geweest?

Ik begin bij de ouderen. De minister had daarvoor een mooie doelstelling: de dalende trend van de arbeidsparticipatie van ouderen zou in 2007 zijn gekeerd in een stijgende trend. Dat was natuurlijk een inkoppertje, want er was helemaal geen dalende trend. In de zomer van 2002 was 2,7% van de 55-plussers werkloos. Nu, vier jaar later, is dat 5,6%, meer dan twee keer zo hoog. Bovendien blijkt uit cijfers van het SCP dat de groep 55- tot 64-jarigen nu de groep is met het grootste armoederisico. Dat is niet ouderen langer aan het werk helpen, maar mensen aan hun lot overlaten.

Het aantal volledig arbeidsongeschikten moet omlaag. Per jaar mochten er niet meer dan 25.000 mensen bij komen, een mooi streven, vooral als je dat kunt bereiken met veiliger werkomstandigheden, betere begeleiding van zieke werknemers en goede zorg in het algemeen. Maar dat gebeurde niet. Wat de minister deed, was de definities aanpassen, zodat vrijwel niemand meer volledig arbeidsongeschikt werd. Sinds de invoering van de aangepaste definities in oktober 2004 is het aantal nieuwe arbeidsongeschikten pijlsnel gedaald. Hiep hiep hoera! Maar wat is er gebeurd met de herkeurde WAO'ers? Van de 65.000 mensen die bij de herkeuringen hun uitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren, heeft minder dan 20% werk gevonden. De rest is teruggevallen op de bijstand, of zelfs dat niet, omdat zij vanwege de partnertoets daar geen recht op hebben. Dat is niet arbeidsgehandicapten aan het werk helpen, maar dat is ze goedkoper aan de kant laten staan.

De afgelopen jaren waren beslist niet makkelijk. Dat geldt zeker voor degenen onder ons die van een uitkering rond moeten komen. In de verkiezingsstrijd van 2002 zei de minister: "De koppeling tussen lonen en uitkeringen ligt voor mij heel principieel. Ik vind voor mijzelf dat ik geen verantwoordelijkheid kan dragen in een kabinet, als daar aan de koppeling zou worden gerommeld, dus dat doe ik niet." Toch liet hij de koppeling los, en bevroor de uitkeringen. Waarom? Wat zegt deze belofte over het CDA? Als beloftes van de vorige verkiezingscampagne niet worden waargemaakt, wil ik weten hoe dat in de toekomst gaat. Uiteindelijk moesten velen hun toevlucht zoeken tot voedselbanken. Tussen 2002 en 2006 kwamen er 100.000 huishoudens bij die in armoede leven, een stijging van 20%. Een op de acht kinderen leeft in Nederland in armoede, en 10% van de gezinnen heeft grote financiële problemen.

Enkele brieven die wij hebben ontvangen van de Nederlandse kiezer hebben wij in een boekje opgenomen: Brieven van de kiezer, gericht aan Aart-Jan de Geus. De auteurs van die brieven staan voor honderden anderen die geleden hebben onder de gevolgen van dit kabinetsbeleid. Het is mij een eer het eerste exemplaar via de voorzitter aan de minister aan te bieden. Alle Kamerleden zullen eveneens een exemplaar van dit boekje ontvangen.

De voorzitter:

Het document "Van de kiezer aan Aart-Jan de Geus" zal ter inzage worden gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt)

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Er komt een aantal ingrijpende ontwikkelingen op ons af. Allereerst wil ik het hebben over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De economie trekt aan. Er ontstaan tekorten op de arbeidsmarkt, maar er ontstaat ook een steeds grotere mismatch op de arbeidsmarkt. Er dreigen zeer ernstige tekorten in de zorg, het onderwijs, de techniek, de horeca en de bouw. Alleen al om de tekorten in de zorg op te vangen, zouden alle leerlingen die nu van school komen in de zorg moeten gaan werken. In 2010 zullen wij een tekort hebben van 75.000 hoger opgeleiden. Als de werkgelegenheid met 1% stijgt, ontstaan alleen al in het mkb 65.000 vacatures. Tegelijkertijd slagen wij er niet in jongeren te interesseren voor de beroepen waar vraag naar is. Zij kiezen liever voor ICT en sport of zij willen met hun hoofd werken in plaats van met hun handen. Er blijft op deze manier een hardnekkige groep werkloze jongeren over. Als wij niet uitkijken, hebben wij straks vele jongeren in de uitkering en halen werkgevers mensen uit Polen en straks uit Roemenië en Bulgarije. De instroom uit Polen is al met 30% toegenomen. Ik vraag de minister en de staatssecretaris wat hun verwachtingen zijn ten aanzien van Roemenië en Bulgarije.

Om nu iets te doen, doe ik een aantal voorstellen onder de noemer "handen aan de ploeg". Centraal staat dat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afgestemd moeten worden. Tot voor kort stond Nederland op de vierde plaats op de ranglijst van best opgeleide beroepsbevolkingen. Nu is Nederland gezakt naar de negende plaats. Er moet dus meer geïnvesteerd worden in scholing en werk. Daarbij gaat het om goede beroepsvoorlichting voor jongeren, als snuffelstages en concrete werkkansen via opleidingen, het maken van afspraken tussen onderwijsinstellingen en werkgevers over de overgang van leren naar werk. Daarin ligt een mooie uitdaging voor de projectdirectie Leren & Werken. Daarin past ook de stageproblematiek. Nog steeds worden niet alle middelen die zijn gereserveerd na de werktop in 2005 besteed. Dat moet nu gebeuren. Het is onacceptabel als dat nog langer op zich laat wachten. Ten aanzien van stages pleit de PvdA-fractie ervoor dat bedrijven op elke vijftig werknemers een structurele stageplek creëren, waarbij de overheid – het zal niemand verbazen dat ik dat zeg – het goede voorbeeld moet geven.

De certificering van leerwerkbedrijven is ons nog steeds een doorn in het oog. Het gaat veel te omslachtig en veel te bureaucratisch. Het moet voor een bedrijf gemakkelijker worden om zich aan te melden als leerwerkbedrijf. Alle ondernemers die hun bedrijf openstellen om leerlingen op te leiden, moeten in aanmerking komen voor fiscale vergoedingen. Echter, voor stages moeten er wel jongeren zijn. In de metaalsector is nu al te zien dat die jongeren niet te vinden zijn. In dat kader moeten ook de prestaties van het CWI omhoog. Het komt te vaak voor dat het CWI geen kandidaten kan leveren voor leerbanen en stages.

Ik doe daarnaast concreet het voorstel, een bonus toe te kennen voor degenen die een diploma halen en een jaar werken in een sector waar grote tekorten zijn. Zo kan men een deel van de studiefinanciering versneld afbetalen. De KWB's of de Raad voor Werk en Inkomen zouden sectoren kunnen aanwijzen waar dit voor gaat gelden. Met werkgevers zouden prestatieafspraken gemaakt kunnen worden om mensen met een uitkering naar werk te helpen. Jongeren krijgen met enige drang een aanbod, omdat zij een uitkering hebben, voor een stage of leerwerkbaan in een sector waar vraag is naar arbeid, waar mogelijk met perspectief op een reguliere baan. Werkgevers die hieraan meewerken, worden naar prestatie beloond. Dus dat is boter bij de vis. Ik vraag de minister en de staatssecretaris om een offensief te beginnen om mensen aan het werk te krijgen, met name in de sectoren waar zo veel vraag naar is en dit alles onder de noemer "handen aan de ploeg".

De heer Van der Sande (VVD):

Mevrouw Bussemaker spant het paard achter de wagen. De bonus is toch het feit dat iemand werk heeft en dat hij verder kan groeien? Zij zegt hiermee dat hij net zo goed de opleiding hamster aaien kan volgen. Hij krijgt daar geen werk in, maar hij hoeft niet bang te zijn. Pas op het moment dat hij iets gaat doen waarin hij werk krijgt, krijgt hij een extra bonus. Maar hij wordt niet gestraft als hij die cursus hamster aaien gaat volgen. Dat zou zij moeten doen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik vind dat iedereen de opleiding mag kiezen die hij wil. Er is nog altijd een vrije onderwijskeuze. De heer Van der Sande heeft het volgens mij over een andere groep. Hij heeft het over mensen met een uitkering. Daarvan heb ik gezegd dat enige drang toegepast mag worden. Ik dacht dat de VVD de partij van de vrijheid was en het zou mij zeer verbazen als wij hier een debat gaan voeren over de vrije onderwijskeuze. Ik wil, en dat moet de VVD volgens mij aanspreken, dat vooral in het mkb de grote problemen en tekorten worden opgelost. Dan hoeven wij straks geen mensen uit Polen en Roemenië te halen, terwijl hier jongeren zonder werk aan de kant zitten. Dat lijkt mij een belang dat wij met zijn allen delen.

Voorzitter. De re-integratie loopt niet goed. Mensen blijven te lang in de uitkering en lopen dood in bulktrajecten, terwijl er enorme tekorten zijn. De IRO, afgedwongen door de Kamer, is een groot succes. Dat is het goede nieuws. Mijn fractie is blij dat zij mede aan de wieg heeft gestaan van dit emancipatie-instrument. De IRO moet voor iedereen die dat wil toegankelijk zijn. Ondertussen zijn er groepen die nog steeds niet profiteren van de economische opleving. Ik noem in het bijzonder de groep oudere werknemers. De heer Nijpels van de regiegroep Grijs heeft het voorstel gedaan om de belasting voor werkende mensen van 65 jaar en ouder fors te verlagen tot de eerste schijf. Wij staan sympathiek tegenover voorstellen om werken op vrijwillige basis na je 65ste mogelijk te maken. Onze eerste zorg ligt echter bij de oudere werknemers die ontslagen zijn en ondanks een grote inzet geen kansen krijgen. Het aantal ouderen dat langer dan één jaar in de WW zit, is met 16% gestegen. Dat is alarmerend. Ik bepleit in concreto een bonus voor werkgevers die ouderen in dienst nemen, analoog aan de no-riskpolis die wij voor jongeren kennen.

Het is onvergeeflijk dat de wachtlijsten in de sociale werkvoorziening opgelopen zijn tot meer dan 15.000. Tegen die achtergrond vind ik pleiten voor meedoen en participatie wat goedkoop. Hier ligt echt een urgent probleem. Ik vind dat de wachtlijsten in de sociale werkvoorziening voor juli 2007 weggewerkt moeten zijn. Daarom hebben wij een amendement ingediend dat aansluit bij een amendement dat door de CDA-fractie is ingediend. Kunnen de bewindslieden toezeggen dat zij alles in het werk zullen stellen om de wachtlijsten te beëindigen? Daarbij kunnen voorstellen van diverse partners worden betrokken. Ik denk daarbij aan Borea. Wij moeten er nu voor zorgen dat de wachtlijsten niet toenemen maar afnemen.

Wajong'ers en kinderen met een REC- of een praktijkschoolachtergrond zijn buitengewoon kwetsbaar. Zij hebben vaak moeite met het vinden van stages en werk. Ik krijg graag de toezegging dat de bewindslieden meer werk zullen maken van stages voor deze groep kwetsbare jongeren. Daarnaast worden goede scholingsinstellingen met opheffing bedreigd. Kan de regering verzekeren dat instellingen, zoals de Stichting Sterk in Werk, een beroep kunnen blijven doen op Wajong-scholingssubsidies en dat bestaande expertise niet teniet wordt gedaan? Anders zou de kans op arbeid en stages voor deze kwetsbare groep verminderd worden.

Over de positie van herkeurde WAO'ers heb ik het al gehad. Daar hebben wij bij de algemene politieke beschouwingen aandacht voor gevraagd. Toen hebben wij een motie ingediend met het verzoek om werkhervatting te stimuleren en in verband daarmee de TRI te verlengen. De CDA-fractie was toen tegen, maar gelukkig is zij nu om, gezien het amendement dat mevrouw Verburg op dit vlak heeft ingediend. Het CNV heeft recentelijk een publicatie doen verschijnen over de positie van herkeurde WAO'ers. Het beeld dat daaruit opdoemt, is diep triest. Men loopt vast in voorschriften, regels en starheid. De aanbevelingen van het CNV zijn interessant. Ik vraag de bewindslieden om een reactie daarop, in het bijzonder op het voorstel om herbeoordeelden te scholen voordat zij moeten solliciteren. Dat geldt vooral voor mensen die al zeer langdurig een uitkering hebben. Een andere aanbeveling is om meer voorlichting te geven aan werkgevers en werknemers over re-integratiemogelijkheden. Ook is er een voorstel om herbeoordeelden die na een tijd zoeken geen werk hebben gevonden een gesubsidieerde baan aan te bieden. Dat is de manier voor hen om werkervaring op te doen. Nu het kabinet heeft toegezegd dat de uitkering van mensen in de IVA wordt verhoogd van 70 naar 75% verzoek ik ten slotte nogmaals dringend om dat ook voor WAO'ers te doen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik begrijp dat mevrouw Bussemaker weer bezig is om aan haar no-riskpolis en -maatschappij te bouwen – overal een no-risk, overal een garantie, overal van dit en overal van dat – terwijl zij tegelijkertijd voor maatwerk pleit in de re-integratie. Zij vindt een IRO prima. Dat betekent dat wordt gekeken waar de mensen staan, hoe hun kansen zijn op een baan en hoe werkzoekenden en banen bij elkaar kunnen worden gebracht. Nu zegt zij dat wij alle herbeoordeelde mensen eerst weer een tijd moeten gaan scholen voor ze gaan solliciteren. Hoe zit dat nu eigenlijk?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dan kan binnen de IRO. Ik vind het interessant dat het CNV stelt dat voor mensen die al heel lang in een WAO-uitkering zitten het re-integratietraject vaak te kort is. Dat weten wij allemaal en dat is ook het verhaal dat ik steeds van arbeidsdeskundigen hoor. Je zou die mensen echt perspectief moeten willen geven. Is mevrouw Verburg het niet met mij eens dat dit kabinetsbeleid totaal mislukt is op het punt van de herkeuringen? Het was de bedoeling om mensen aan werk te helpen, maar een zeer beperkt percentage ervan heeft uiteindelijk werk gevonden! Is zij het niet met mij eens dat wij er alles aan zouden moeten doen om dat te verbeteren?

Mevrouw Verburg (CDA):

Maar wij doen niet anders dan er alles aan te doen om mensen weer aan de slag te helpen. Maar u houdt mensen niet alleen in de uitkering, geeft ze zelfs niet de kans maar verplicht ze wel om als ze in de re-integratie komen eerst weer een paar jaar naar school te gaan, en vervolgens wacht hun een subsidiebaan! U duwt mensen in een hoekje en wil ze daar houden en wil ze een leven lang afhankelijk laten blijven van allerlei etiketten; een WAO-etiket, een subsidie-etiket, ik weet niet wat voor etiket! Zeg nu eens dat u er voorstander van bent dat mensen hun arbeidskansen en hun talenten benutten! Dan zullen wij elkaar beter vinden, maar ik hoor van u alleen maar chagrijn en geen enkele verbetering die er wel is als je naar buiten kijkt en op straat met mensen spreekt!

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik had nu zo gehoopt dat mevrouw Verburg in al deze jaren nog iets van haar sociale achtergrond van het CNV had overgehouden en eens goed had willen luisteren naar die verhalen van het CNV. Zij zeggen: wij willen mensen aan het werk helpen, net als de PvdA dat wil en net, naar ik hoop ook mevrouw Verburg wil! Maar zij moet toch constateren dat 80% van de mensen geen werk heeft gevonden met als resultaat dat zij in de bijstand zijn gekomen? Ik vind dat wij er dan ook alles aan moeten doen om hun kansen op werk te vergroten. Dat kan via een IRO voor sommigen, dat kan met scholing voor anderen en als dat niet lukt, moet ervoor worden gezorgd dat mensen in ieder geval werken en dat ze niet thuis achter de geraniums blijven zitten, want dat is blijkbaar wat mevrouw Verburg wil.

Voorzitter. Ik zie graag dat de minister reageert op de stimulansen voor sociale ondernemingen. Dat zijn commerciële bedrijven die kwetsbare groepen in dienst nemen en daardoor extra kosten hebben. Zij worden nu van het kastje naar de muur gestuurd en hebben weinig toekomst. Mevrouw De Vries van de VVD en ik hebben een motie ingediend waarin wordt gevraagd om te bezien hoe die sociale ondernemingen kunnen worden ondersteund in hun opbouwfase en om de gedachte van social return daarbij te betrekken. Ik constateer dat deze motie maar half is uitgevoerd en ik vraag concreet om de mogelijkheden voor een waarborgfonds te onderzoeken en te bezien hoe bij aanbestedingen het sociaal rendement van ondernemingen kan worden meegewogen bij de vormgeving.

Dan de id-banen. Ik moet daar kort over zijn, maar er ligt een nijpend probleem bij de schoolconciërges die via het sectorfonds Onderwijs een structurele reguliere baan zouden krijgen aangeboden, maar wat niet gelukt is omdat er een probleem is over de btw. Die mensen lopen dus vast in Haagse regelgeving, tussen verschillende ministeries en regels en ik verzoek de minister om dat nu te regelen. Ik heb daarom een amendement ingediend, zodat de schoolconciërges kunnen blijven en de mensen een kans op arbeid houden.

Ten slotte in dit rijtje de diversiteit op de arbeidsmarkt. Mijn fractie heeft daartoe verleden week een concreet voorstel gepresenteerd waarin onder andere de optie is opgenomen om bedrijven te vragen in jaarverslagen op te nemen wat zij doen aan diversiteitsbeleid. Want, maatschappelijk verantwoord ondernemen begint bij jezelf. Ik heb daar graag een reactie op en constateer dat bij de presentie van dit voorstel de voorzitter van de SER, Alexander Rinnooy Kan, heeft gepleit voor een proef met anoniem solliciteren. Als het kabinet het niet doet, zouden de initiatieven dus nog wel eens uit onverwachte hoek kunnen komen! Wij komen overigens binnenkort zelf nog met een initiatiefnota op dit punt.

Ik kom nu bij het onderwerp levensloop en gezinsbeleid. Het spijt mij dat ik het moet zeggen, maar het kabinet-Balkenende is een machokabinet. Nederland scoort nog altijd slecht op het terrein van gelijke beloning en posities van vrouwen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Is mevrouw Bussemaker het met mij eens dat de plannen voor anoniem solliciteren nergens anders toe leiden dan dat wij nog eens in ons vooroordeel worden bevestigd? Deze plannen zijn het gevolg van het onvermogen van het kabinet en de werkgevers. Zij nemen hun verantwoordelijkheid niet, maar verzinnen dit soort "witte mensen plannetjes" om de allochtoon zijn naam te laten schrappen of de oudere zijn leeftijd.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Het plan voor anoniem solliciteren is niet in onze brochure opgenomen. Daarin is een aantal zeer concrete en naar mijn mening beter werkbare voorstellen opgenomen. Ik vind het wel interessant dat nota bene de voorzitter van de Sociaal Economische Raad dit probleem zo nijpend vindt. Hij heeft veel internationale ervaring en zegt dat ervaring in andere landen leert dat dit systeem werkt. Daarom zeg ik tegen het kabinet: als u zelf geen maatregelen neemt, zouden die wel eens uit een andere hoek kunnen komen. Misschien is het wel nodig om met dit soort middelen te werken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

In het Financieele Dagblad werd vorige week geconstateerd dat het systeem van anoniem solliciteren helemaal niet zo goed werkt in het buitenland. Los daarvan, zal mevrouw Bussemaker mij aan haar zijde vinden als zij het kabinet en de werkgevers vraagt om hun verantwoordelijkheid te nemen en hier echt werk van te maken, maar dan niet door zo'n plannetje te lanceren.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Mevrouw Koşer Kaya en ik hebben samen met de ChristenUnie enkele maanden geleden hiervoor voorstellen gedaan. Ik ben blij dat ik haar aan mijn zijde vind en dat wij op welke wijze dan ook, de strijd tegen discriminatie en voor diversiteit aangaan.

Ik herhaal dat het kabinet-Balkenende een machokabinet is. De beloningsverschillen zijn nog steeds groot, vrouwen werken in Nederland veel in deeltijd en zij komen nog steeds niet op topposities. In Nederland werkt nog steeds 60% van de vrouwen in deeltijd. Ik zou graag weten hoe het regeringsbeleid uitwerkt voor deeltijders. Ik denk daarbij aan de WIA en het zorgstelsel. Willen de bewindslieden verkennen of de maatregelen van de afgelopen jaren een positief of negatief effect hebben op deeltijders? Daarbij denk ik ook aan de demonstratie van thuiszorgmedewerkers van gisteren, want zij vallen hier ook onder.

Dit kabinet heeft het af laten weten met de kinderopvang. Er is geen beleid of slecht beleid ontwikkeld. Gelukkig heeft de minister toegegeven dat de kinderopvang een dieptepunt in zijn politieke carrière is. Hij kan dit nog een beetje goed maken door nu met een oplossing te komen voor het probleem dat als gevolg van het faillissement van Kids Concern is ontstaan. Hierdoor worden 1000 ouders gedupeerd. Ik vraag nu om een concrete oplossing voor dit probleem.

Ik vind dat de levensloopregeling verbeterd moet worden. Ik ben zeer benieuwd waar het CDA mee komt, want een aantal voorstellen die wij bij de wet hebben ingediend, is toen niet doorgegaan door het ontberen van de steun van het CDA en de VVD. Ik begrijp dat het CDA nu ook verbeteringen wil op het terrein van scholings- en zorgverlof. Wij zullen die vanzelfsprekend steunen.

Ik vraag het kabinet ook eens te kijken naar het voorstel van de heer Bovenberg om de stortingen in de levensloop als een uitkeringsloon vrij te stellen van de premieheffing werknemersverzekeringen.

Wil de minister ingaan op het ouderschapsverlof? Ik begrijp dat hij vorige week heeft gezegd dat er meer moet worden geïnvesteerd in betere verlofregelingen, omdat de huidige verlofregelingen in de eerste levensjaren van het kind nog te kort zijn in Nederland. Het is jammer dat hij dit een paar weken voor het einde van deze regeringsperiode zegt, maar ik vraag hem toch om daar nu op verder te gaan en te bekijken hoe wij dit kunnen verbeteren.

Ik wil graag weten hoeveel verzekeringsmaatschappijen intussen kredietfaciliteiten aanbieden. Dit is met name van belang voor jonge gezinnen met kinderen of met een kinderwens.

Ik vind het onbegrijpelijk dat mantelzorgers nog steeds geen recht op kinderopvang hebben. Het is echt onzin dat het nu al kan, want ik kan tal van voorbeelden geven waar dit niet opgaat. Wij willen toch dat mensen arbeid en zorg combineren en gebruik kunnen maken van kinderopvang. Waarom wil de minister dit niet? Wil hij nu een zorgzame samenleving of is hij hier ook al ver verwijderd van de oorsprong van zijn partij?

Voorzitter. Het zal niemand verbazen dat ik vind dat er een levensloopregeling voor zelfstandigen moet komen. De minister wil dat al twee jaar lang niet doen, maar inmiddels wil ook de CDA-fractie dat die regeling er komt. De minister heeft nu dus de kans om het te regelen.

Er moet echt een fonds komen voor zwangerschapsverlof voor zelfstandigen. Ik was vorige week dan ook zeer teleurgesteld door de brief van de staatssecretaris. Mijn fractie zal een initiatiefwetsvoorstel indienen om het te regelen.

De hele Kamer heeft lang gestreden voor de komst van vrouwenvakscholen. Uiteindelijk zijn die ondergebracht bij re-integratiebedrijven als Calder Groep. Ik heb begrepen dat er niets over is van de 9 mln. die naar dit bedrijf is gegaan en dat de vrouwen zijn ontslagen, waarmee feitelijk afscheid is genomen van het concept. In Suriname richten vrouwenvakscholen echter nieuwe scholen op. Als wij zo doorgaan, moeten wij straks van Suriname leren hoe het beter moet. Dat is onaanvaardbaar. Ik heb op dit punt dan ook een amendement ingediend.

De PvdA-fractie geeft de voorkeur aan een gerichte koopkrachtverbetering voor bijzondere groepen boven een algemene verhoging van 1%. Vooral de groep 65-plussers komt er bij het kabinet bekaaid af, hetgeen nog eens is bevestigd door onderzoek van het Nibud. Een van de conclusies van dat onderzoek is namelijk dat ouderen met alleen AOW erop achteruit zijn gegaan. Met het oog hierop stelt mijn fractie voor om een langdurigheidstoeslag in te voeren voor alleenstaande ouderen met alleen AOW. Daardoor zouden zo'n 250.000 mensen er per jaar ongeveer € 150 bij krijgen; zij hoeven dan niet langer hun hand op te houden bij de sociale dienst.

In Den Haag loopt een experiment voor mensen met onvolledige AOW. Zij krijgen van de SVB hun volledige AOW uitbetaald, hetgeen mogelijk is doordat de gemeente aan de SVB uitbetaalt. Het is een kostenneutrale regeling die ervoor zorgt dat mensen met een onvolledige AOW niet langer door de bureaucratische molen hoeven en ook hun hand niet meer hoeven op te houden bij de gemeente. Ik zou graag zien dat vanaf 1 januari 2008 alle gemeenten op deze manier gaan werken.

De WW-premies zijn nog steeds hoger dan nodig is om ze kostendekkend te laten zijn. Waarom verlagen wij de WW-premies niet met 5% in plaats van met 1,35%, zoals de FNV recentelijk heeft voorgesteld? Als de minister werkgevers en werknemers zo blij maakt, laat hij toch nog een mooie erfenis voor de polder achter.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik kijk vandaag namens mijn fractie zowel terug als vooruit. Ik begin met terugkijken.

Bij de start van het kabinet-Balkenende I bevond ons land zich op de rand van een recessie. Uiteindelijk is het een economische depressie geworden. De signalen stonden allemaal verkeerd en de samenleving deed, net als wij hier in Den Haag, alsof de zon altijd zou blijven schijnen, ook al stond er een economische terugslag voor de deur, compleet met een sterke groei van de werkloosheid. Toch heeft het kabinet-Balkenende toen durven zeggen dat de samenleving toe was aan een aantal hervormingen en vernieuwingen. Die waren nodig om ervoor te zorgen dat het Nederlandse sociale beleid, de zekerheidsstelsels en de zorgstelsels op de langere termijn duurzaam, solidair en betaalbaar zouden blijven.

Dit departement, deze minister en staatssecretaris, hebben aan die hervorming, vernieuwing en verduurzaming een enorme bijdrage geleverd. Zij hebben de Wet werk en bijstand vernieuwd, waardoor mensen de kans krijgen om aan de slag te gaan. Zij hebben gemeenten gestimuleerd om daaraan een bijdrage te leveren. Ik denk verder aan de veranderingen in de WW en de WAO, waardoor de nadruk kwam te liggen op arbeidsgeschiktheid in plaats van op arbeidsongeschiktheid. Mensen krijgen daardoor nieuwe kansen en worden niet langer, voorzien van een etiket, in een of ander traject gezet.

Ik moet in dit verband ook de Arbeidsomstandighedenwet, de Arbeidstijdenwet en het participatieoffensief noemen. Er zijn in een moeilijke tijd allerlei maatregelen getroffen, zoals de Wet op de kinderopvang, die ervoor zorgen dat de stelsels bij de tijd zijn gebracht. Deze stelsels zijn gericht op mensen, zodat maatwerk mogelijk is, zowel in uitkeringen als in bejegening en participatie. Hulde daarvoor! Vandaag staan wij er daarom ook een stuk beter voor dan bij de start van het kabinet-Balkenende I. Ik illustreer dit aan de hand van een simpel cijfer. Toen werd verwacht dat er in 2007 nog 395.000 WW-uitkeringsgerechtigden zouden zijn; op dit moment is de prognose nog niet de helft van dat aantal, namelijk 185.000. Dit betekent dus 50% winst, omdat 50% van de mensen geen beroep hoeft te doen op de WW. Hetzelfde is aan de hand bij de Wet werk en bijstand, waar de prognose bij de start van deze kabinetsperiode was, dat er dit jaar 411.000 WWB'ers zouden zijn. De prognose voor dit jaar is nu dat er 100.000 WWB'ers minder zijn, namelijk 311.000.

De heer De Wit (SP):

Heb ik goed begrepen dat u het over vernieling had, of sprak u over vernieuwing?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik sprak over vernieuwing.

De heer De Wit (SP):

Wat vindt mevrouw Verburg ervan, vanuit haar sociale en CDA-achtergrond, dat minister Zalm dit kabinetsbeleid recent heeft getypeerd als een snoeihard VVD-beleid?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb het de heer Zalm niet horen zeggen, en ik weet ook niet of hij het zo gezegd heeft. Mensen die langdurig in een uitkeringssituatie zitten, hebben daardoor maatschappelijk ook minder perspectief, en worden geconfronteerd met armoede en eenzaamheid. Als je dit durft om te draaien en durft in te zetten op participatie, ontplooiing, en weer meedoen in de maatschappij, dan is dat geen snoeihard VVD-beleid, maar een beleid dat gericht is op een toekomst waarin iedereen weer mee kan doen. Dat is wat dit kabinet heeft gedaan.

De heer De Wit (SP):

Kan mevrouw Verburg het ook waarmaken dat iedereen nu weer mee kan doen? U heeft dan wel de cijfers over de werkloosheid genoemd, maar op dit moment is de situatie rond de WAO, waar mevrouw Bussemaker in dit debat al over heeft gesproken, en de bijstand niet rooskleurig. Waar zitten die verbeteringen dan eigenlijk? Waar zit die enorme vooruitgang, bijvoorbeeld voor mensen met een laag inkomen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Nu snoert u het al weer in, omdat u voelt dat u met uw vraag de verkeerde kant op gaat. Drie à vier jaar geleden was de verwachting dat er 395.000 WW-gerechtigden zouden zijn. Voor 2007 is het perspectief dat het er 185.000 zullen zijn; dat is minder dan de helft. Alle andere mensen zijn aan het werk en doen weer mee. De prognose was 411.000 uitkeringsgerechtigden in de bijstand. Nu blijkt dat het er 311.000 zijn. Dit betekent dat er 100.000 minder mensen zijn met een uitkering en daarmee 100.000 mensen meer die perspectief hebben. Als uw vraag is of wij er dan zijn, zeg ik: neen. Dan kom ik toe aan wat er nu verder zou moeten gebeuren.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Het is maar hoe je rekent. De discussie daarover hebben wij ook bij de algemene politieke beschouwingen gevoerd. Ik constateer dat het aantal mensen met een WW-uitkering alleen maar is toegenomen. U laat zich juichend uit over het aantal mensen dat niet meer in de WW zit. Wat vindt u ervan dat het percentage WW'ers dat langer dan een jaar in de WW zit is toegenomen met 7%? Voor de groep oudere werknemers ligt dit percentage zelfs op 16, mede dankzij het beleid van uw kabinet.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat laatste bestrijd ik zeer. Het feit dat mensen langer in de WW zitten heeft te maken met het feit dat wij door een economisch dal zijn gegaan. Een van de kenmerken van een economisch dal is dat er minder werk wordt aangeboden en dat meer mensen dus werkloos worden en helaas zijn aangewezen op een WW-uitkering. Loopt u nu eens door Den Haag of Amsterdam of een andere stad; je komt geen winkel voorbij of er worden mensen gevraagd. U hebt zojuist zelf een heel betoog gehouden over de urgentie van werken in de zorg. De vraag is er, het herstel is er en nu is het zaak om mensen die nog een uitkering hebben, op een goede en effectieve manier naar een baan te leiden. Dan is iedereen blij: werkgevers, werknemers en naar ik hoop ook de PvdA-fractie.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Wij zijn altijd blij met economisch herstel, maar ik constateer dat het feit dat mensen het afgelopen jaar langer in een uitkering zijn gebleven niet alleen wordt veroorzaakt door de economische situatie, maar ook door het gebrek aan investeringen in kansen op de arbeidsmarkt en aan concrete re-integratie bij dit kabinet.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik vind het jammer dat mevrouw Bussemaker maar door die negatieve bril blijft kijken. Ik heb het de afgelopen jaren met haar betreurd dat er steeds re-integratiebudget overbleef, zowel bij de gemeenten als bij het UWV. Wij hadden graag gezien dat het allemaal benut was en dat alle mensen via een re-integratietraject weer aan het werk zouden zijn gegaan. Dat was helaas niet het geval en dat is dan ook de reden om nu te kijken naar een re-integratieoffensief. Het gaat wel beter, maar wat de CDA-fractie betreft nog niet goed genoeg.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil mevrouw Verburg een vraag stellen over de solidariteit. Zij noemt het beleid van het kabinet in de afgelopen jaren duurzaam, solidair en betaalbaar. Daarvoor heeft zij grote hulde. Solidariteit betekent toch dat je, als je keuzes moet maken in een tijd dat het slecht gaat, niet die mensen de rekening laat betalen die echt aan de onderkant zitten, met de allerlaagste uitkeringen, de allerlaagste inkomens? In Nederland groeien 400.000 kinderen op in armoede. Het is nu wel gebeurd dat die mensen de rekening moeten betalen, maar je zou in die situatie het geld daar moeten weghalen waar het zit. Waarom heeft het CDA dat niet gedaan? Ik begrijp niet dat mevrouw Verburg daar hulde voor heeft. Dat is toch schandelijk?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik erken dat het CDA nooit zo ver wil gaan als GroenLinks, dat ervoor pleit dat alles 10% hoger moet en dat ook nu weer met allerlei radicale voorstellen komt. Wij sturen op maatwerk en investeren daar ook gericht in. Maatwerk bij het ondersteunen van gezinnen met kinderen door gezinscoaches, maar ook maatwerk via een schuldhulpverleningstraject voor mensen die in de problemen komen vanwege schulden of verslaving. Dat is veel effectiever dan het grotere gooi- en smijtwerk. Wat mij betreft, mag GroenLinks dat doen, maar volgens het CDA zet het geen zoden aan de dijk.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat "gooi- en smijtwerk" slaat helemaal nergens op. Wat wij willen, is echte solidariteit organiseren en dat betekent dat de mensen die zich dat kunnen permitteren, inleveren voor diegenen die zich eigenlijk niets meer kunnen permitteren in Nederland. Ik wil u een ding indringend vragen. Waarom heeft het CDA in de afgelopen jaren ervoor gekozen om de mensen met de allerlaagste inkomens, de mensen die het in Nederland het allermoeilijkst hebben, de dikste rekening te laten betalen? Waarom hebt u dat gedaan? Dat is toch geen solidariteit, mevrouw Verburg?

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Dat is feitelijk onjuist, maar ik realiseer mij en ik accepteer inmiddels dat GroenLinks en ook de PvdA en de SP hun eigen cijfers produceren en hun eigen conclusies trekken. Kijk naar nationale onderzoeken en kijk ook naar internationale rapporten. Wij hebben een moeilijke periode gehad, er was veel kritiek, dit kabinet heeft het aangedurfd om in die moeilijke tijd die hervormingen toch te doen en wij krijgen nu door organisaties als de OESO, de IMF en de EU een pluim op onze hoed. Ik weet niet of het mevrouw Van Gent opvalt, maar er zijn landen om ons heen die bij ons kijken hoe wij dat aanpakken. Ik zeg er echter bij: het is wat de CDA-fractie betreft nog niet goed genoeg en daarom zou ik graag doorgaan met mijn inleiding om concrete voorstellen te doen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, u hebt straks uw eigen termijn nog.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik krijg gewoon geen antwoord, voorzitter. Dit is blijkbaar te pijnlijk voor het CDA. Dat snap ik ook wel.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij hebben gezien dat het de afgelopen jaren beter is gegaan en gelukkig maar, want er hebben te veel mensen lang geen kans gekregen door de economische terugval, door die recessie of zelfs de economische depressie. Nu gaat het beter en nu is wat ons betreft ook met het oog op de toekomst een participatie en ontplooiingsagenda nodig. Wat wij willen, is kansen bieden en maatwerk leveren en daarom stellen wij een re-integratieoffensief voor. Ik noem u de voorstellen daarin. Wij beginnen bij de sociale werkvoorziening. Daar is gisteren nog een rapport over verschenen, maar ook de SV-bedrijven geven aan dat zij het erg moeilijk hebben. De wachtlijsten lopen op. Ondanks de aangenomen motie-Verburg zien wij dat 40% van de WSW-geïndiceerden langer dan een jaar moet wachten. Sommigen wachten twee tot drie jaar en sommigen zelfs meer dan drie jaar, tot maximaal vijf jaar. Dat is een sociaal-maatschappelijk probleem. Wat doet de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat WSW-geïndiceerden maximaal twaalf maanden moeten wachten op plaatsing? Daarbij vinden wij als CDA dat er meer geïnvesteerd moet worden. Dat is dan een bijdrage aan het terugdringen van de wachtlijstproblematiek. Wij hebben voorgesteld om 25 mln. toe te voegen aan het basisbudget voor de socialewerkvoorziening.

De heer Van der Sande (VVD):

Voorzitter. Mevrouw Verburg zei in een tussenzinnetje dat er gisteren een rapport is uitgekomen. Dat is juist. Wat vindt mevrouw Verburg daarvan, zeker in relatie tot de dekking die zij voor de 25 mln. extra heeft geboden? Volgens mij staan die haaks op elkaar.

Mevrouw Verburg (CDA):

RWI-rapporten brengen wij niet uit, maar ik heb niet zo gek veel nieuws in het RWI-rapport gevonden. Daarin staat iets over indicatie en dat detachering en begeleid werken moeten worden gestimuleerd. Daar is mijn fractie het mee eens. Wat is nieuw? Nieuw zou zijn als de Raad voor werk en inkomen met werkgevers- en werknemersorganisaties afsprak dat detacheringen worden omgezet in normale banen, zodat mensen die bij voorbeeld al acht jaar gedetacheerd werk in hun bedrijf doen, de kans krijgen om hun motivatie en inzet ook in een gewone baan te beleven. Dat had ik vernieuwend gevonden in een dergelijk rapport. Nu juich ik dat ook nog toe.

De heer Van der Sande (VVD):

Fantastisch, daar ben ik het helemaal mee eens, maar laten wij wel zijn: de middelen die daarvoor beschikbaar waren, sluist u weg en zet u anders in. Dat lijkt mij niet de juiste gang van zaken in het licht van het enthousiasme waarmee u dit wilt bereiken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat doe ik niet, want uit de begroting valt op te maken dat de bedoeling was om de socialewerkvoorziening al per 1 januari 2007 te moderniseren. Aangezien het kabinet gevallen is en er vervroegde verkiezingen zijn, is afgezien van vernieuwing in 2007. Daardoor kan in de ogen van mijn fractie het basisbudget worden verruimd en een bijdrage worden geleverd aan het wegwerken van de wachtlijsten.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik ben blij dat mevrouw Verburg de wachtlijsten in ieder geval ook wil wegwerken. Is zij het met mij eens dat de wachtlijsten mede als gevolg van de afschaffing van de SPAK zijn ontstaan? Zo ja, is zij het dan ook met mij eens dat de SPAK volledig moet worden gecompenseerd om de wachtlijsten binnen korte tijd weg te kunnen werken?

Mevrouw Verburg (CDA):

Vorig jaar hebben wij het hier ook over gehad. De SPAK is een probleem. Dat hoort mijn fractie telkens. Zij ziet wel dat het kabinet voor 2006 op uitdrukkelijk verzoek van de Kamer 35 mln. extra aan de SPAK heeft besteed en in de antwoorden op de begrotingsvragen heeft gesteld, dit structureel te doen. Daarmee is volgens mijn fractie de SPAK-problematiek niet meer de urgentste.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Daarmee laat de CDA-fractie de socialewerkvoorziening dus gewoon met een gat van 45 mln. zitten, afgezien van wat er aan oplopende kosten bijkomt. Daarmee zijn de praatjes van mevrouw Verburg over het terugdringen van de wachtlijsten mooi, maar waarschijnlijk zonder resultaat.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik doe een beroep op mevrouw Bussemaker om dit concrete voorstel toch te steunen. Ik reken erop. Mijn fractie zal laten zien dat het werkt.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dan doe ik het verzoek aan mevrouw Verburg om mijn voorstel te steunen, want dan kunnen wij de handen ineenslaan en echt iets aan de wachtlijsten doen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb van u nog geen voorstel gehoord of gezien en, zoals altijd, beoordeelt mijn fractie alle voorstellen op hun merites en hun haalbaarheid.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Het is een amendement.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is terecht dat mevrouw Verburg een punt van de wachtlijsten maakt. Het zou mooi zijn als wij probeerden, elkaar te vinden om daar wat aan te doen, want elkaar vliegen afvangen, schiet volgens mij niet echt op. Gemeenten zelf doen hier ook heel actief iets aan. Zij proberen soms heel creatief te zijn, want dit is een nijpend probleem. Sommige gemeenten willen een deel van hun W-budget tijdelijk gebruiken om heel concreet iets aan het wegwerken van de wachtlijsten te doen. Is mevrouw Verburg het met mijn fractie eens dat daar wij die daar dan ook tijdelijk de ruimte voor moeten bieden?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik ben blij dat de heer Slob dit aansnijdt. Mijn fractie is op dit vlak voor twee punten. In de eerste plaats vindt zij dat mensen met een WSW-indicatie, die nog niet aan de slag kunnen, in een re-integratietraject in de socialewerkvoorziening moeten worden opgenomen. Als gebruik wordt gemaakt van de infrastructuur van het WSW-bedrijf, kunnen mensen ook voorbereid worden op het echt aan de slag gaan. Verder vindt mijn fractie dat de infrastructuur van de sociale werkvoorziening zo waardevol dat zij tegen gemeenten zegt dat zij die vooral moeten benutten voor een re-integratietraject, ook voor mensen die langdurig aan de zijlijn staan, bij voorbeeld in het kader van sociale activering, voor zover dat kan. Wij willen echter de WSW en de Wet werk en bijstand wel zorgvuldig van elkaar gescheiden houden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Als men dan tijdelijk toch een deel van het W-budget daarvoor zou willen gebruiken, om iets te doen aan de nijpende wachtlijsten, vindt u dan ook dat wij daarin enige soepelheid moeten betrachten?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik stel vast dat dat mogelijk is. Gemeenten kunnen besluiten om een deel van het W-deel te gebruiken om mensen die wachten op plaatsing in het kader van de WSW tijdelijk een re-integratietraject aan te bieden. Ik wil er echter voor waken om die twee budgetten te gaan vermengen en daarmee het risico te lopen dat het een overloopt in het ander. Dat vind ik een groot risico. Benutten voor de re-integratie en de voorfase vinden wij echter prima.

Ik kom bij mijn tweede punt. Mevrouw Bussemaker heeft gesproken over jongeren en kansen voor jongeren. Wij vinden dat voor jongeren in een opleiding moet gelden dat talenten en carrièrekansen veel dichter bij elkaar moeten worden gebracht. Hans de Boer heeft met zijn Taskforce Jeugdwerkloosheid al geconstateerd dat op sommige scholen nog te veel pretpakketten worden aangeboden, die niet leiden tot grote kansen op de arbeidsmarkt. Wij willen dat de minister toezegt dat zijn Directie Werken en Leren ervoor gaat zorgen dat beroepsopleidingsinstituten veel meer gaan bekijken wat er gebeurt op de arbeidsmarkt, hoe zich de vraag ontwikkelt en waar in de toekomst carrièremogelijkheden liggen. Wij willen dat beroepskeuzeadviseurs en decanen onder voorlichting van de Raad voor Werk en Inkomen en het Researchinstituut voor Onderwijs en Arbeidsmarkt in Maastricht een mooie combinatie volgen, zodat er heel gericht kan worden geadviseerd aan jongeren wat hun talenten zijn en waar hun carrièrekansen liggen. Wanneer wij die twee bij elkaar brengen, kan daaruit komen welke opleiding zij zouden moeten gaan volgen.

De heer Van der Sande (VVD):

Dat klinkt heel mooi. In mijn beleving zouden decanen dit al moeten doen. Het lijkt mij heel onverstandig als zij dat niet doen. Dat betekent dat zij hun werk niet goed doen. Wat gebeurt er echter wanneer een jongere zo'n advies niet opvolgt en toch een hamsteraaicursus wil gaan volgen bij het roc?

Mevrouw Verburg (CDA):

Die jongere maakt het zichzelf heel moeilijk. Hij heeft wellicht al problemen thuis. Wanneer men beroepskeuzeadviseurs, decanen en de arbeidsmarktverkenningen dichter bij elkaar brengt en ook onderwijsinstellingen daarop aanspreekt, verwachten wij dat er veel minder mismatch zal zijn en dat veel meer jongeren gewoon gericht een opleiding kunnen volgen om daarna te starten met een mooie carrière die hun perspectief biedt.

De heer Van der Sande (VVD):

Wat gebeurt er wanneer een jongere het advies aan zijn laars lapt?

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij hebben vertrouwen in mensen, zoals de VVD dat normaal gesproken ook heeft. Opleidingsinstituten vinden het mooi wanneer hun leerlingen na afronding van de opleiding ook maatschappelijk hun weg vinden en een loopbaan kunnen bereiken. Daar zit nu een mismatch. Los die op. Ik zeg nog helemaal niet dat er dan allerlei sancties moeten komen. Ik kom jongeren tegen op opleidingen die hartstikke gemotiveerd zijn en die graag aan de slag willen, en die het als een steuntje in de rug ervaren als zij ook in die richting geadviseerd worden.

Wij zouden graag willen dat de individuele re-integratieovereenkomst (IRO) voor iedereen kan gaan gelden. Wij willen dan ook af van het in groepsverband, per kavel aanbesteden door het UWV. Wij willen graag vanaf 1 januari 2007 voor iedereen een individuele re-integratieovereenkomst. Dat zouden wij ook willen bij gemeenten, al realiseren wij ons dat wij de Wet werk en bijstand op afstand hebben gezet. Ik vraag de staatssecretaris om bij gemeenten aan te dringen op individuele re-integratieovereenkomsten, waar ook scholing en opscholing deel van uitmaken. Wij zien nu heel goede trajecten in het kader van work first. Dat vinden wij uitstekend, maar laten wij ook kijken naar de arbeidsmarkt en ons erop richten hoe wij ook uitkeringsgerechtigden en een grote vraagontwikkeling in bijvoorbeeld de zorg of het onderwijs bij elkaar kunnen brengen. Het budget kan daarbij geen probleem zijn, want vorige jaar bleef er met de meeneemregeling 500 mln. over in het werkdeel van de gemeenten.Verburg

Ik kom op het punt van de herbeoordeelde WAO'ers. Mevrouw Bussemaker noemde hierover zojuist de meest sombere cijfers. Wij hebben het hierover al eerder gehad. Bij die gelegenheid heeft de minister toegegeven dat dit een moeilijk traject is, maar dat er ook gekeken moet worden naar de mensen die nog in een re-integratietraject zitten. Sommige mensen doen daar twee jaar over en zijn op dit moment nog bezig om nieuwe kansen te realiseren. Dit traject wil de CDA-fractie optimaliseren. Eerder hebben wij het in de Kamer gehad over een tijdelijk regeling inkomensvoorziening. Ik herinner mij nog dat wij hierbij in Kamerverband goed hebben opgetrokken. Het betreft een tijdelijke regeling die kan voorkomen dat mensen die een scholing volgen, halverwege dit traject geen WW-uitkering meer hebben en naar de bijstand moeten, met alle gevolgen van dien. Om de kansen voor deze mensen te optimaliseren, willen wij deze tijdelijke regeling veel effectiever inzetten. Laten wij hiervan gebruik maken, niet alleen voor scholing, maar ook voor een re-integratietraject, zodat mensen hun kansen optimaal kunnen benutten zonder bijvoorbeeld twee weken voordat het re-integratietraject is afgerond, nog naar de bijstand te moeten.

De heer De Wit (SP):

Herinnert mevrouw Verburg zich de datum 13 december 2005 nog?

Mevrouw Verburg (CDA):

Nee.

De heer De Wit (SP):

Dat was de datum waarop ik een motie indiende om de TRI-regeling, waarover u het nu hebt, te gebruiken voor mensen die zijn herbeoordeeld en een lagere uitkering krijgen. Ik stelde toen voor, deze regeling te gebruiken om te voorkomen dat deze mensen direct in de WW of de bijstand terechtkomen als het even niet lukt met de re-integratie. Ik stelde voor om de periode met zes maanden te verlengen. Daar heeft mevrouw Verburg toen tegen gestemd.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ja, dat heb ik gedaan omdat uw voorstel toen niet helemaal recht deed aan wat wij beogen. Als mensen een WW-uitkering hebben en zij kunnen dat recht doen herleven of intensiveren, vinden wij dat prima. Het gaat er ons echter nu om, dat mensen niet halverwege of net voor het einde van een re-integratietraject nog een beroep moeten doen op de Wet werk en bijstand. WW-rechten benutten en daarbij intensief begeleid worden en scholing volgen, daarmee is niets mis. Die regeling is zeer waardig, zeker omdat dit een inkomensafhankelijke regeling is.

De heer De Wit (SP):

Eigenlijk vertelt u niets nieuws, want deze zaak is al eerder besproken. Mijn voorstel was toen om de periode te verlengen. Het grote probleem voor mensen ligt bij het vinden van werk na de herbeoordeling. Door deze periode te verlengen, zijn mensen in staat rustig te solliciteren, zonder ernstige inkomensachteruitgang maar mét de overbrugging. Op die manier kunnen zij bezien of het inderdaad lukt om die baan te vinden, waarvan alle geleerden beweren dat zij die zouden moeten kunnen vinden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mijn fractie vindt het een goede zaak als mensen dit kunnen doen op basis van een WW-uitkering, omdat dit een inkomensgerelateerde uitkering is. Wij stellen nu voor om dit niet alleen voor scholingstrajecten mogelijk te maken, maar ook voor de reguliere re-integratietrajecten. Wij willen dus de TRI-regeling toepassen om te voorkomen dat mensen, als hun uitkering of WW is afgelopen, in de bijstand terechtkomen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Volgens mij kan dit voor een belangrijk deel al. Mevrouw Verburg had er, als zij op dit punt écht iets wil, beter aan gedaan de heer De Wit en de motie van de fractie van de PvdA bij de algemene politieke beschouwingen te steunen.

Mevrouw Verburg weet verder net als ik dat uit de meest recente cijfers blijkt dat nog geen 20% van de mensen na herbeoordeling werk heeft gevonden. Wanneer vindt zij dat de herbeoordeling in termen van participatie geslaagd is? Welk percentage vindt zij daarvoor nodig?

Mevrouw Verburg (CDA):

Mijn fractie spreekt liever over mensen dan over cijfers.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Bij hoeveel mensen vindt zij de herbeoordeling geslaagd?

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij willen een zorgvuldig traject waarbij tijdens de herbeoordeling een fatsoenlijke bejegening plaatsvindt. Na de herbeoordeling moet er een aaneengesloten traject zijn met een re-integratievisie en een re-integratiecoach et cetera. Mensen mogen niet eerst lang moeten wachten, daarna plotseling weer opgeschrikt raken et cetera. De zorgvuldigheid van dit proces is cruciaal. Mét mevrouw Bussemaker vind ik dat de re-integratietrajecten en de begeleiding zodanig maatwerk moeten zijn, dat mensen daadwerkelijk weer aan de slag kunnen. Ik neem namelijk aan dat mevrouw Bussemaker dit ook wil. Waar liggen de kansen? Wat is er nodig om iemand daar naar toe te laten gaan? Mevrouw Bussemaker spreekt over resultaten, maar nog heel veel mensen zitten in zo'n re-integratietraject. Zij zijn nog bezig met het verzilveren van hun kansen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Mevrouw Verburg heeft wel heel veel woorden nodig om aan te geven dat zij die mensen eigenlijk in de steek laat. Dat stelt mij zeer teleur.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik ga hier niet meer op in. Mevrouw Bussemaker benadrukt wederom de negatieve kant van de zaak, terwijl wij bezien hoe wij kansen voor mensen kunnen creëren en hoe die optimaal kunnen worden verzilverd. Ik kan mevrouw Bussemaker wat dit betreft blijkbaar niet tevreden stellen, maar als je er zo negatief in staat, wil ik dat ook niet.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik wil graag een positief antwoord. Als mevrouw Verburg dat geeft, constateer ik dat zij echt iets wil doen.

Mevrouw Verburg (CDA):

De staatssecretaris en de minister moeten ervoor zorgen dat re-integratiebedrijven eigen initiatief van werkzoekenden niet frustreren. Wij horen uit de praktijk dat, als mensen in een re-integratie­traject zitten en zelf een baan zoeken, zij daar iets extra's voor moeten doen en dat re-integratiebedrijven of het UWV dat frustreren. Graag een verbod daarop.

Allochtone werkzoekenden die in een individueel re-integratietraject zitten, vragen ook bijzondere aandacht. Allochtoon ondernemerschap moet worden gestimuleerd. Wij zien ook graag dat allochtone bedrijven als stagebedrijf in aanmerking kunnen komen. Het CWI doet er goed aan ouderen te re-integreren. Er zijn 300 consulenten vrijgemaakt. Er is via de nieuwe ESF-subsidie blijkbaar iets extra's mogelijk. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hoog het budget is en wat dit betekent per oudere werkzoekende? Wil de staatssecretaris toezeggen dat oudere werknemers die zonder werk komen te zitten vanaf de eerste dag een beroep kunnen doen op actieve bemiddeling door het CWI? Wij verzoeken de minister nog eens in te gaan op de groei van het aantal Wajong'ers. Wat denkt de regering te doen aan het bevorderen van participatie en ontplooiing van Wajong'ers? Ten slotte willen wij graag dat de trajecten in de keten korter worden. Wil de staatssecretaris garanderen dat mensen nog maaréén keer hun gegevens hoeven uit te leveren en bij gemeenten en CWI niet meer van het ene naar het andere loket worden gestuurd? Dit re-integratieoffensief wil ik graag aan de collega's doen toekomen.

De voorzitter:

Het document "Kansen bieden en maatwerk leveren" zal ter inzage worden gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt)

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Wij vinden voorts dat een aantal voorwaarden moet worden gesteld als het gaat om participatie, re-integratie, meedoen en ontplooiing. De eerste voorwaarde is dat mensen arbeid en andere taken in het leven op een goede manier moeten kunnen combineren. Een van de mogelijkheden daartoe is de levensloopregeling. Die is begin dit jaar van kracht geworden. De regeling vindt langzamerhand haar "weggetje", al kan zij zich nog niet verheugen in een grote populariteit. Met het oog daarop hebben wij onze ervaringen in de praktijk gebundeld en naar oplossingen gezocht. Mensen vinden de regeling soms erg ingewikkeld. De regeling moet bekender en eenvoudiger worden en het moet aantrekkelijker worden om eraan deel te nemen. Ik heb daarvoor een dozijn voorstellen. Kortheidshalve zou ik het desbetreffende stuk ook aan de Handelingen willen toevoegen. Ik verzoek de minister op de voorstellen te reageren.

De voorzitter:

Het document "Een Dozijn voor de Levensloop" zal ter inzage worden gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt)

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ken de voorstellen niet concreet, maar ik heb er iets over gelezen in de krant. Is het niet trekken aan een dood paard? Als je naar de cijfers kijkt, moet het besef doordringen dat het niet goed gaat met de regeling. De schatting was dat dit jaar 1,9 miljoen mensen zouden meedoen. Het zijn er tot nu toe 350.000. Wij zitten dus een heel eind van die schatting af. Ik heb gelezen dat voor volgend jaar zelfs een deelname van 3 miljoen mensen is ingeboekt. Hoe groot is de kans daarop volgens mevrouw Verburg, kijkend naar de lapmiddelen die zij aandraagt? Of is het misschien beter een veel fundamentelere keus te maken en ons te realiseren dat dit niet is wat wij hebben bedoeld? het misschien beter de spaarloonregeling aan te scherpen en daarop in te zetten?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik geef de heer Slob toe dat de regeling zich nog niet kan verheugen in grote belangstelling en enthousiasme. Ik wijs er wel op dat de regeling is ingevoerd in een periode waarin heel veel nieuws is ingevoerd, een nieuwe arbeidsongeschiktheidswetgeving, een nieuwe basiszorgverzekering enzovoort, en dat mensen het daarom even wilden afwachten. Nu is het tijd om ervoor te zorgen dat de levensloopregeling meer aandacht en belangstelling krijgt. Als wij dan vanuit de praktijk horen dat de regeling belemmerend is, omdat men naar de werkgever moet, hier toestemming moet krijgen en daar een handtekening moet halen enzovoorts, vragen wij ons af of het ook eenvoudiger kan. De kern van de levensloopregeling blijft echter overeind: naar eigen keuze combinaties maken van arbeid en zorg, arbeid en scholing, arbeid en flexibel pensioen of deeltijd of arbeid en een eigen bedrijf starten. En dat is zo waardevol dat het CDA vindt dat de deze regeling toekomst moet hebben. Wij willen die toekomst graag mede creëren.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ontzeg niemand het recht hoopvol de toekomst in te kijken en toch bepaalde verwachtingen te hebben. De vraag is natuurlijk wel hoe reëel die verwachtingen zijn. Wij zijn nu zowel met de spaarloonregeling als de levensloopregeling bezig. U hebt zelf ook wel eens gesuggereerd dat wij misschien op een van beide moeten inzetten. Zouden wij niet die discussie moeten voeren voordat wij weer een aantal jaren doormodderen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Werknemers kunnen nu kiezen tussen de spaarloonregeling en de levensloopregeling. Wij zien dat mensen weten wat de spaarloonregeling is en dat ze liever even houden wat zij hebben. Op dit moment doen 350.000 mensen wel ervaring op met de levensloopregeling. Wij willen dat aantal vergroten. Ik weet niet of wij de 3 miljoen halen. Eerlijk gezegd en in alle nuchterheid, ik denk niet dat wij dat volgend jaar halen. Wij willen wel ervoor zorgen dat de levensloopregeling aantrekkelijker, eenvoudiger en daardoor ook populairder wordt.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Heeft mevrouw Verburg bij haar voorstellen, die ik met belangstelling tegemoet zie, ook een financiële dekking aangegeven?

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij constateren dat dit jaar het budget voor de levensloopregeling niet helemaal – laat ik het eufemistisch zeggen – wordt benut. Wij zien dat er ook voor volgend jaar ruimte is. Ik nodig graag het kabinet uit om te reageren op onze voorstellen en om te kijken op welke wijze het zou kunnen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik vraag dit aan mevrouw Verburg omdat wij vandaag nog zaken kunnen doen. Ik heb nog amendementen liggen die ik bij de behandeling van het wetsvoorstel had opgesteld. Die kunnen wij hierbij of vanavond bij het Belastingplan betrekken. Dan kunt u daadwerkelijk volgend jaar iets verbeteren aan de levensloopregeling.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik zie het met belangstelling tegemoet.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw Verburg stelt de Kamer wel voor een groot probleem. Zij overlegt een rapport en vraagt een reactie aan de minister, maar wij weten helemaal niet wat erin staat. Ik heb alleen mevrouw Verburg vanmorgen op de radio gehoord. Ik vind het een moeilijke manier van doen.

Laat ik één ding vragen. Het grote probleem bij de levensloopregeling is nu dat alleen de elite het kan betalen. Wat doet zij om het voor de mensen met een laag inkomen ook mogelijk te maken? Staan er voor hen ook voorstellen in?

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat is een mythe die wij graag doorprikken. Het is een regeling voor iedereen. Iedereen kan inleggen en iedereen kan afspraken met zijn of haar werkgever maken. Er kunnen overwerkuren, bonussen of gratificaties worden ingelegd. Ook de werkgever heeft de mogelijkheid om iets extra's te doen in centen in plaats van in procenten. Het is dus een mythe om te zeggen dat het niet kan voor lager opgeleiden. Ik wijs er bovendien op dat het ook voor mensen die nog niet zo lang aan het sparen zijn, aantrekkelijk kan zijn om gebruik te maken van de ouderschapsverlofkorting. Daarin investeren wij dan met elkaar.

De heer De Wit (SP):

Waarom denkt mevrouw Verburg dat er zo weinig mensen deelnemen? Is dat omdat zij het niet weten of is het inderdaad een kwestie van centen, van het niet kunnen betalen en niet kunnen reserveren daarvoor?

Mevrouw Verburg (CDA):

Nee, het is geen kwestie van centen. Begin van dit jaar zijn veel nieuwe dingen ingevoerd. Mensen hebben dat even afgewacht. Wij horen uit de praktijk wel dat mensen sommige zaken als complex ervaren. Als de regeling zo veelzijdig is maar blijkbaar te complex georganiseerd, doen wij gerichte praktische voorstellen om haar eenvoudiger te maken en de aantrekkelijkheid te verhogen. Wij doen ook voorstellen om de regeling fiscaal aantrekkelijker te maken. Wij proberen zo de regeling wel populariteit te bezorgen en voor de vele komende jaren wel aantrekkelijk te maken.

Een ander punt om arbeid en zorg te combineren, is de kinderbijslag. Wij willen dat de komende periode de kinderbijslag verder wordt verhoogd, evenals de kindertoeslag, waarmee wij ouders willen tegemoetgekomen, een deel inkomensafhankelijk, en een deel inkomensonafhankelijk. Het CDA is inmiddels gelukkig niet meer de enige partij die het gezin en kinderen belangrijk vindt, zodat wij daarvoor wellicht een meerderheid kunnen vinden.

De heer Van der Sande (VVD):

Wilt u dat per 1 januari 2007 in laten gaan?

Mevrouw Verburg (CDA):

Nee, per die datum is er een verhoging van de kinderbijslag met 125 mln. Maar wij hebben het over de komende periode. Stap voor stap zou de kinderbijslag moeten worden verhoogd, met name voor het eerste kind, en in 2008 komt de kindertoeslag, die wij dan gelijk meenemen.

De heer Van der Sande (VVD):

Staat dat niet in uw verkiezingsprogramma? Maar hebben wij daar geen verkiezingen voor, gevolgd door onderhandelingen? Is het niet raar om dat nu alvast te regelen, omdat u daarvoor na de verkiezingen misschien geen meerderheid hebt?

Mevrouw Verburg (CDA):

Zo staan wij niet in de campagne, en zo sta ik niet in de Kamer. Wij willen in de aanloop naar 22 november de kiezer duidelijkheid bieden. Dit is een kans voor andere fracties om die helderheid te bieden. Dit voorjaar heeft mijn college, Margreeth Smilde, samen met de heer Van der Vlies en de ChristenUnie een motie ingediend voor een structurele verhoging van de kinderbijslag in de komende jaren. Daar heeft de PvdA-fractie toen tegen gestemd. Nu zien wij in de toelichting op de Kieswijzer dat de PvdA vindt dat de kinderbijslag omhoog moet. Wij willen bekijken of wij het nu wel met elkaar eens kunnen worden, in het belang van gezinnen met kinderen.

De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):

Uiteraard gaan de belangen van gezinnen met kinderen iedereen ter harte. U begon met een kenschets van het hervormingsbeleid van de afgelopen jaren, maar u stelt nu een aanzienlijke uitbreiding van een overheidsregeling voor, die veel kosten met zich zal brengen. Vanaf welk kind zou dit moeten gelden? Zijn er grenzen aan verbonden? Wat zou het moeten kosten?

Mevrouw Verburg (CDA):

Het antwoord op de eerste vraag is "nee": wij willen de participatie vergroten via maatwerk in re-integratie. Maar daar zijn wel voorwaarden voor nodig, zodat wij nu naar het hoofdstuk arbeidsvoorwaardenscheppend beleid gaan, waarin wij het belangrijk vinden dat mensen arbeid en zorg kunnen combineren, evenals de opvoeding van kinderen. Het is moeilijk aan te geven om welke bedragen het precies gaat: als ik probeer een meerderheid in deze Kamer te krijgen, is dat nog onderwerp van overleg. Maar het gaat wel om enkele honderden miljoenen in de komende jaren.

De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):

Is het niet beter om te werken met algemene maatregelen? Geef mensen, dus ook de gezinnen, meer geld door de belastingen te verlagen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Het CDA is het daar niet mee eens. De samenleving mag zichtbaar maken dat het verzorgen en opvoeden van kinderen belangrijk is, en dus wordt gefinancierd. Dit is vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw een goed gebruik. De kinderbijslag is een maatschappelijk gebaar naar ouders met kinderen. Vanaf 2008 komt daar de inkomensafhankelijke kindertoeslag bij. Wij willen dat graag zo houden, omdat wij ons realiseren dat sommige mensen geen belasting betalen. Voor die mensen heeft belastingverlaging geen zin.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw Verburg noemt een maatregel voor 2008. Dat is een zaak van het nieuwe kabinet, maar je kunt nu al een piketpaal slaan natuurlijk. In de voorstellen van mevrouw Verburg mis ik een element dat er zeker niet aan mag ontbreken, namelijk het opheffen van de algemene heffingskorting. Het verdwijnen van de algemene heffingskorting is toch gekoppeld aan het verhogen van de kinderbijslag en de kindertoeslagen? Dat heb ik toch goed beluisterd bij de algemene financiële en politieke beschouwingen? Toen heb ik in een interruptiedebatje met de collega's van mevrouw Verburg gezegd dat dit niet rondloopt, dat daarmee niet dezelfde mensen worden bereikt. Daar moet mevrouw Verburg wel op ingaan. Zij pleit voor een gezinsvriendelijk beleid, maar die hoeksteen is zij aan het lospeuteren.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij hebben al eerder gezegd dat wij blij zijn dat er ook bij andere fracties warme belangstelling is voor het gezinsbeleid. Dat zeg ik niet tegen de heer Van der Vlies, want wij kennen zijn partij als een gezinsvriendelijke partij. Het CDA kiest voor modern gezinsbeleid. Te zien is dat zowel mannen als vrouwen in toenemende mate zorg en betaalde arbeid combineren. Tegen die achtergrond vinden wij het gerechtvaardigd om de arbeidsparticipatie te stimuleren en tegelijkertijd te investeren in zaken als levensloop en kinderbijslag. Het CDA wil de algemene heffingskorting de komende twintig jaar afbouwen vanaf de 1990-generatie. Daarbij gaat het om mensen die vanaf 1990 18 jaar of ouder zijn geworden. Dat betekent dat wij meeademen en meebewegen met de wensen in de samenleving. Daarmee geven wij het moderne gezinsbeleid handen en voeten. Men mag zelf kiezen hoe men arbeid en zorg combineert, waarbij de arbeidsparticipatie van vrouwen wordt ondersteund.

De heer Van der Vlies (SGP):

U beseft dat dit een inperking betekent van de keuzevrijheid van mensen die het gezin op een andere, meer traditionele manier willen blijven runnen. Dat was indertijd toch een geweldig belangrijk punt voor het CDA? Dat heb ik toch goed onthouden? Ik loop hier al een poosje rond, dus dat kan ik mij goed herinneren.

Mevrouw Verburg (CDA):

Gezinsbeleid is en blijft een belangrijk punt voor het CDA. Het is goed om dat hier te markeren. Maar de tijd staat niet stil. Wij vinden dat wij moeten inspelen op de wensen van moderne gezinnen, waarbij arbeid en zorg door zowel mannen als vrouwen – zowel vaders als moeders – wordt gecombineerd. Wij willen investeren in de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt en vinden dat algemene heffingskortingen stap voor stap, uitgesmeerd over twintig jaar en vanaf een zekere leeftijd moeten worden afgebouwd om de kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt en de kans op zelfredzaamheid van vrouwen te vergroten.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik ben het volledig met de heer Van der Sande eens dat dit soort voorstellen voor 2008 en verder bij de formatie thuishoren. Wij gaan de discussie op dat punt graag aan mochten wij daarvoor uitgenodigd worden. Ik ben echter wel benieuwd, nu mevrouw Verburg over het verkiezingsprogramma van het CDA begint, hoe zich dat financieel verhoudt tot de heffingskorting waar de heer Van der Vlies het over had. Eerst haalt het CDA meer dan € 2000 bij gezinnen weg met de heffingskorting en vervolgens geeft het een cadeautje van € 150. Dat is wel een beetje goedkoop.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dit is evident voor de manier van redeneren van mevrouw Bussemaker en haar fractie. Ik zeg net dat wij de heffingskorting in twintig jaar gaan afbouwen. Dat betekent € 100 per jaar. Dat doen wij vanaf de 1990-generatie. De berekening van mevrouw Bussemaker dat het gaat om € 2000 klopt niet met het voornemen van het CDA.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik wil het nu niet over de algemene heffingskorting hebben. Het is bekend dat wij wat dat betreft fundamenteel van mening verschillen met het CDA. Wel wil ik opmerken dat het grote financiële gevolgen heeft, ook al kun je het uitzetten in de tijd. Ik heb nog een vraag over het voorstel van mevrouw Verburg voor de begroting van volgend jaar. Wij vinden het een sympathiek voorstel. Wij pleiten zelf ook voor een verhoging van de kinderbijslag, vooral voor jonge kinderen. Wat is nu de route waarlangs u dit wilt realiseren, onder meer in het kader van de begroting? Wat is nu concreet uw vraag aan het kabinet? Dat is mij even ontgaan. Het zou plezierig zijn als wij deze week al met elkaar zaken kunnen doen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Regeren is vooruitzien. Dat geldt ook voor dit jaar waarin wij bezig zijn met de begroting voor volgend jaar. Wij denken vooruit. Volgend jaar stijgt de kinderbijslag. In 2008 komt de kindertoeslag. Wij willen dat beide structureel stap voor stap worden verhoogd. Ik zal daar in de tweede termijn ook een concrete motie over indienen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Op dit moment hebt u dus geen concrete vraag aan de regering. U leest puur een stukje voor uit het verkiezingsprogramma. Dat is op zich interessant. Daar staat natuurlijk nog wel meer in, maar ik begrijp dat wij er op dit moment even niets mee doen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dit is een voornemen van het CDA. Die wens is uitvoerig verwoord in ons verkiezingsprogramma. Ik heb net ook toegelicht dat wij dat willen om die keuze en die combinatie voor ouders, mannen en vrouwen, beter mogelijk te maken. Ik heb net al aangegeven dat de PvdA-fractie dat dit voorjaar niet wilde maar nu, gelet op de toelichting bij de Kieswijzer, blijkbaar wel. Ik stel dus voor om als Kamer te proberen dat dezer dagen vast te leggen. Dan is dat richtinggevend voor welk nieuw kabinet dan ook na 22 november.

Voorzitter: Weisglas

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wij hebben het nu over vergezichten en de jaren die na ons komen. Dat is een beetje over het graf heen regeren. Ik vind deze verkiezingsretoriek prachtig. Er wordt 127 mln. uitgetrokken om de kinderbijslag volgend jaar te verbeteren. Gezinnen met kinderen worden daar € 5 per maand beter van. Dat geldt voor alle gezinnen, dus ook voor de rijke gezinnen die dat geld helemaal niet nodig hebben. U hebt het steeds over solidariteit. Zou het niet goed zijn als wij het komende jaar al boter bij de vis doen? Ik heb daartoe een amendement ingediend. Het doel daarvan is dat de armste kinderen in Nederland er volgend jaar een substantieel bedrag bij krijgen om hun achterstand in te lopen. Het gaat om € 300 per jaar in plaats van om € 5 per maand. Dan neemt u uw eigen woorden echt serieus. Alleen kijken naar de jaren die voor ons liggen, is wel erg goedkoop.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij hechten veel waarde aan steun voor gezinnen met kinderen. Dat doen wij voor een deel inkomensonafhankelijk, de kinderbijslag, en voor een deel inkomensafhankelijk. Dat is nu nog de kinderkorting, maar dat wordt per 1 januari 2008 de kindertoeslag. Daar zijn wij erg blij mee. Die kindertoeslag willen wij ook verhogen. Wij vinden die combinatie van inkomensafhankelijk en inkomensonafhankelijk belangrijk. Het is een maatschappelijke bijdrage aan de kosten voor het krijgen en opvoeden van kinderen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat was de vraag niet. Met die maatschappelijke bijdrage aan de kosten voor het opvoeden van kinderen ben ik het op zichzelf eens. Ik vind wel dat je daarin een keuze moet maken. Waarom zou je de rijke gezinnen ook € 5 per maand geven? Die gezinnen zitten daar helemaal niet op te wachten. U weet net zo goed als ik dat een bepaalde groep mensen het op dit moment heel moeilijk heeft. Waarom zet u het geld dat nu beschikbaar is niet veel gerichter in? Op die vraag krijg ik graag nu een antwoord en niet pas in 2008.

Mevrouw Verburg (CDA):

Het is heel simpel. De kinderbijslag en de kinderkorting hebben wij nu al. De kinderkorting is inkomensafhankelijk. Straks krijgen wij de kindertoeslag en die is ook inkomensafhankelijk. Dat is een verbetering. Wij kiezen voor een steun die deels inkomensonafhankelijk en deels inkomensafhankelijk is. Ik vind het prima dat u een andere keuze maakt. Wij kiezen daar niet voor.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik was blij dat u eindelijk die aanrechtsubsidie wilde afschaffen, maar vervolgens komt u met allerlei plannen om dat weer ongedaan te maken. De emancipatie van de vrouw blijft dus een probleem. Ik heb net uw pamflet Kansen bieden en maatwerk gekregen. Ik heb er een blik op geworpen, maar ik heb niet één nieuw onderdeel gezien. Dat hebben wij allemaal al eerder voorgesteld.

De voorzitter:

U hebt uw eigen termijn. Alleen een vraag!

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Wat is dit nu precies? Dit lijkt mij een beetje goedkope verkiezingsstunt!

Mevrouw Verburg (CDA):

U mag uw oordelen en beoordelingen hebben, ik heb nog nooit een voorstel langs zien komen waarin wordt opgeroepen om ervoor te zorgen dat schooldecanen, opleidingsorganen en verkenners van de arbeidsmarkt veel gerichter met elkaar samenwerken en ervoor zorgen dat talenten en ontplooiings- en carrièrekansen met elkaar gebundeld worden. Ik heb nog nooit het pleidooi gehoord voor iedereen een IRO. Hier is alleen gezegd dat een IRO mogelijk moet zijn en dat mensen zelf moeten kiezen, wij willen vanaf 1 januari voor iedereen een IRO, zodat wij af komen van de bulk en het veilen van groepen uitkeringsgerechtigden. Zo staat het plan nog vol met andere maatwerkoplossingen en wij denken – zo wordt het ook in de praktijk beleefd – dat dit een belangrijke bijdrage kan zijn aan gerichte re-integratie en ontplooiings- en participatiekansen van de mensen die wij op het oog hebben.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Met de IRO is D66 al heel lang bezig geweest en natuurlijk willen ook wij dat iedereen daar gebruik van kan maken. Ik heb echter nog andere punten. Allochtone werkzoekenden moeten speciale aandacht krijgen. Ik geloof dat ik de afgelopen twee jaar hier voortdurend om heb gevraagd. Re-integratiebedrijven mogen niet het eigen initiatief van werkzoekenden bij re-integratie frustreren. Ook dit heb al veel eerder aan de orde gesteld. Re-integratie van ouderen idem. Zo gaat dat maar door, ik heb niets nieuws gelezen...

De voorzitter:

En ik hoor in uw vraag ook niets nieuws. De heer Van der Sande!

De heer Van der Sande (VVD):

Het gemak waarmee je de kop van de Telegraaf kan halen! Daarvoor wil ik het CDA toch wel een compliment geven. Wij gaan het even over de kinderbijslag hebben, want dat is natuurlijk niets nieuws zoals wij nu ook constateren. Daarom daag ik mevrouw Verburg ook uit om echt iets te doen en niet hier niet alleen vrijages met wie dan ook te plegen. Als zij echt iets wil met de kinderbijslag, laat zij dat dan ook doen per 1 januari 2007. Kom daar met voorstellen voor en ga niet eerst even kijken of de PvdA hier wel aan wil meedoen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik tel mijn zegeningen, want ik had er niet op gerekend dat ook de VVD dit voorstel sympathiek zou vinden. Ik zie met een gerust hart de verdere behandeling tegemoet nu ik merk dat ook de VVD er sympathiek tegenover staat!

De heer Van der Sande (VVD):

Ik moet mevrouw Verburg weer een compliment geven, want in de eerste plaats beantwoordt zij de vraag niet en in de tweede plaats trekt zij een conclusie uit iets wat niet naar voren is gekomen en heeft zij toch het gevoel dat zij daarmee weg kan komen. Laten wij wel zijn, kinderbijslag is van de vorige eeuw, in deze eeuw gaat het om het op een juiste wijze regelen van de kinderopvang. Zij weet hoe de VVD daarover denkt. Ik vind dat wij elkaar hier wel serieus moeten nemen. Als u zegt dat u dit nu uit het verkiezingsprogramma wil regelen omdat u uit de stemwijzer opmaakt dat de PvdA dat ook wil, dan zeg ik: mevrouw Verburg, kom op, dan ook per 1 januari 2007 als dit zo belangrijk voor u is!

Mevrouw Verburg (CDA):

Dit kabinet investeert het volgend jaar veel in kinderen: 125 mln. extra in de kinderopvang, 125 mln. extra voor de kinderbijslag. Dat is een stap voorwaarts, maar dan zijn wij er nog niet. Wij willen graag richtinggevend zijn, ook voor een volgend kabinet, en wij willen daarover graag een uitspraak doen als wij daar een meerderheid voor kunnen vinden in deze Kamer. Niks meer en niks minder, maar wel een belangrijke en richtingbepalende uitspraak, want dat zou betekenen meer geld voor kinderbijslag en meer geld voor de kindertoeslag!

De voorzitter:

Neen, mevrouw Verburg gaat door, u bent in deze ronde al geweest. Het voorzitterschap is een groot continu geheel!

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik heb nog een punt dat te maken heeft met een goede combinatie van arbeid en zorg. Ik wil niet verhelen dat er in onze fractie gisteren grote vreugde was toen de FNV een rapport presenteerde en aangaf dat de kinderopvang niet gratis zou moeten maar dat er een inkomensafhankelijke bijdrage zou moeten worden gevraagd. Bovendien vond de FNV dat ouders zelf het soort kinderopvang zouden moeten kunnen kiezen. Dus niet allemaal in centra, niet allemaal op een manier. Gelet op de goede verhoudingen tussen de PvdA en de FNV rekenen wij erop dat ook de PvdA zal inzien dat de basisvoorziening en de gratis kinderopvang die ons met elkaar zo'n 6 mld. per jaar zal gaan kosten niet de juiste weg is en dat je veel meer maatwerk nodig hebt. Ik roep hier dan ook graag de PvdA op om, zoals wel vaker, heel goed te luisteren naar de FNV, sterker nog, om het goede voorbeeld van de FNV te volgen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Mag ik mevrouw Verburg oproepen om ook naar het CNV te luisteren, bij voorbeeld als het spreekt over herkeurde WAO'ers? Zij komt nu met een bedrag van 6 mld. Ik moet helaas constateren dat mevrouw Verburg net als de premier moeite heeft met het lezen van kleine lettertjes, anders zou zij wel weten dat het bedrag van 6 mld. uit de lucht is gegrepen en niet klopt. Wij willen, net als de FNV, overgaan naar een basisvoorziening. Als mevrouw Verburg zo graag dat nieuwe gezinsbeleid wil, daag ik haar uit om zich daarbij aan te sluiten.

Mevrouw Verburg (CDA):

Geen haar op ons hoofd die daar aan denkt. Wij vinden dat er keuzevrijheid moet zijn voor de ouders en tripartiete financiering. Uit onderzoeken blijkt dat ouders gratis kinderopvang niet nodig vinden. Zij zijn van mening dat die het breed heeft, best iets meer kan betalen aan de kinderopvang. De vraag is nu welke kinderopvang wij willen, hoe wij dit organiseren en wie wij daarvoor benaderen. Wij wachten op de CPB-doorrekening die morgen komt. Dan weten wij precies wat de PvdA voor de kinderopvang uittrekt en of dit voldoende is.

Ik noem nog een aantal andere punten die de participatie kunnen bevorderen. Dit is onder meer het zwangerschapsverlof voor vrouwelijke ondernemers en meewerkende partners. Mevrouw Halsema is zo vriendelijk geweest om de motie aan te houden die zij wilde indienen tijdens de algemeen politieke beschouwingen. Wij zouden hier bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op terugkomen. Wij trekken hier samen in op. Wij horen graag welke oplossing de minister voorstaat nu de rechtsgang van de vrouwelijke ondernemer is geweest en het hof een uitspraak heeft gedaan. Wij willen dat dit vanaf 1 januari 2007 is geregeld. Daarom dring ik erop aan dat de minister met een concreet voorstel komt. Het heeft nu lang genoeg geduurd.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Heeft mevrouw Verburg de brief van de minister van afgelopen vrijdag gelezen waarin hij schrijft dat hij niets zal doen? Ik heb een amendement ingediend, omdat ik vind dat dit nu geregeld moet worden. Ik ben blij dat mevrouw Verburg die mening deelt.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mevrouw Bussemaker heeft gelijk, maar dit was bij de algemeen politieke beschouwingen al duidelijk. Ik verwacht dat mevrouw Van Gent en ik elkaar weten te vinden – net zo goed als de heer Verhagen en mevrouw Halsema elkaar wisten te vinden tijdens de algemeen politieke beschouwingen – om dit effectief – al dan niet in een motie – vast te leggen. Er komt een regeling voor het zwangerschapsverlof van vrouwelijke ondernemers en meewerkende partners.

Wij zijn nog steeds verklaard tegenstander van agressieve leenreclames. Wat heeft de regering hieraan gedaan? Afhankelijk van het antwoord overwegen wij om een motie in te dienen.

Mijn collega Mosterd heeft zich samen met andere collega's in de Kamer al een aantal jaren ingezet voor het pensioen van vrouwen die voor 1981 zijn gescheiden. Vorig jaar is hierover een motie ingediend. De minister heeft toegezegd om de motie uit te voeren, maar tot nu toe is er nog niets gebleken van een concrete uitwerking. Daarom is er een amendement Mosterd/Verbeet ingediend. Deze Kamerleden hebben zich de afgelopen jaren sterk gemaakt voor dit dossier.

De heer De Wit (SP):

Ik vind dit een prima idee. Als het amendement wordt uitgevoerd, krijgen betrokkenen een eenmalige uitkering. Ik ben benieuwd naar de fiscale gevolgen van die uitkering.

Mevrouw Verburg (CDA):

Het amendement ziet erop dat er de uitkering over twee jaar wordt uitgesmeerd. Ik ga ervan uit dat dit fiscaal een netto uitkering is. Anders zullen wij de minister op dit punt nog bevragen. Ik weet het niet zeker, daarom is het goed dat u hiernaar informeert.

De heer Van der Sande (VVD):

De dekking voor dit amendement op stuk nr. 12, 32,5 mln., wordt gevonden in het budget voor het re-integratiebeleid. Staat dat niet op gespannen voet met het streven van uw fractie om meer mensen aan werk te helpen door re-integratietrajecten? U constateert namelijk niet alleen dat er sprake is geweest van onderbenutting, maar dat daarvan ook in de komende jaren sprake zal zijn. Moeten wij er niet juist voor zorgen dat het hele budget wordt ingezet voor re-integratie? Volgens mij is het een ondeugdelijke dekking, die laat zien dat in ieder geval het CDA niet alles op alles zet om mensen aan het werk te krijgen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Er mag geen misverstand over bestaan dat het CDA mensen aan het werk wil helpen. Van het W-deel bleef de laatste jaren veel geld over, opgeteld was dat in 2005 niet minder dan 0,5 mld. Omdat het de verwachting is dat er in 2007 niet 411.000 mensen in de WWB zullen zitten maar 311.000, is het gerechtvaardigd om iets van dat budget te gebruiken voor mensen die al zo lang aan de verkeerde kant van de streep staan.

De heer Van der Sande (VVD):

Het is een sympathiek idee, maar de dekking wordt gevonden in de verkeerde post. Juist ook de CDA-fractie zou ervoor zorg moeten dragen dat gemeenten al het beschikbare geld gebruiken voor de mensen die nog steeds in de kaartenbakken zitten. Het is een goede zaak dat het er niet 411.00 maar 311.000 zijn, maar dat zijn er natuurlijk nog steeds veel te veel.

Mevrouw Verburg (CDA):

311.000 mensen zijn inderdaad heel veel mensen. Maar aan het einde van deze kabinetsperiode tel ik ook mijn zegeningen: het zijn er minder dan voorspeld bij de invoering van de WWB en minder dan na een economische recessie met hoge werkloosheid mag worden verwacht.

De VVD-fractie was met mijn fractie een voorvechter van het idee om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WWB bij de gemeenten neer te leggen. Het valt mij dan ook van u tegen dat u mij oproept om gemeenten te dwingen het hele budget te besteden. Ik ben bereid om een dringend appel te doen op gemeenten om mensen met dat geld aan de slag te helpen, maar dwingen is natuurlijk helemaal het verkeerde woord. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten en wij kunnen ze hoogstens op die verantwoordelijkheid aanspreken.

De heer Van der Sande (VVD):

Het woord dwingen heb ik niet gebruikt. Ik constateer alleen maar dat dit geld benut moet worden voor het doel waarvoor het is bedoeld en dat uw fractie 32,5 mln. uit dit budget haalt. Niet meer en niet minder!

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik ben het met u eens dat gemeenten het budget moeten benutten. Omdat het gemeenten de afgelopen twee jaar niet is gelukt om het budget op te maken en het overschot inmiddels 500 mln. bedraagt, durf ik de stelling wel aan dat het ze de komende twee jaar ook niet zal lukken.

Voorzitter. De pilot van de SVB om de onvolledige AOW op verzoek van een gemeente aan te vullen, verdient het om over alle gemeenten uitgerold te worden. De SVB heeft ons een brief gestuurd, waarin staat dat veel gemeenten hiervoor belangstelling hebben. Ik vind dat de SVB deze mogelijkheid aan alle gemeenten moet aanbieden. De SVB moet dus op deze manier gaan werken, behalve wanneer een gemeente expliciet aangeeft dat ze zo niet wil gaan werken. Voorwaarde is dan wel dat de SVB zo'n gemeente attendeert op het aantal onvolledige AOW-uitkeringen. Het is namelijk wel zaak dat iedereen met onvolledige AOW wordt bereikt.

Als de privacywetgeving in de weg staat dat mensen een aanvullende bijstandsuitkering krijgen of dat een gemeenten ouderen bereiken met gerichte armoedepreventie dan wel eenzaamheidspreventie, moet deze wetgeving opzij worden geduwd. Ouderen moeten immers krijgen waar ze recht op hebben en dat betekent dat het niet-gebruik moet worden teruggedrongen.

Waarom wil de minister van SZW nogmaals een pilot-onderzoek doen naar het participatiebudget voor mensen met een arbeidshandicap? Wij hebben een amendement ingediend om de vrijwillige inzet en participatie van kansarme vrouwen in achterstandsposities te bevorderen. Het gaat vaak om vrouwen die in wijken van steden in een isolement verkeren. Daar zijn laagdrempelige voorzieningen en wij willen graag dat tot 2010 niet 50.000 maar 100.000 vrouwen bereikt worden. De CDA-fractie heeft op dit punt ook een amendement ingediend.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dit klinkt mij sympathiek in de oren. Maakt mevrouw Verburg zich net als ik zorgen over de integratie van de vrouwenvakscholen? Die bereikten namelijk ook die groep vrouwen. Wij zij daarin samen opgetrokken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik was een beetje verbaasd over het voorstel van mevrouw Bussemaker. Een aantal jaren geleden is hierover, onder anderen met u en mevrouw Noorman, veel gesproken. De vrouwenvakscholen zijn volgens mij geleidelijk opgenomen in andere onderwijsopleidingen; mevrouw Bussemaker wil dat nu echter weer terugdraaien. Dit lijkt mij geen goed idee, verbeteringen zijn prima, maar ik weet niet of het verstandig is om iets te herintroduceren wat met veel moeite is geïntegreerd.

Dan kom ik nu op het punt van de handhaving. Er zijn vragen gesteld over het vrije verkeer van werknemers. Wij zitten middenin dit traject. Hierover wordt veel overleg gevoerd met de sectoren, de sociale partners en de staatssecretaris. De CDA-fractie vindt het belangrijk dat de handhaving van de wetgeving in Nederland, zoals de arbowetgeving, de Wet minimumloon, en de handhaving van de wetgeving met betrekking tot zaken als grijswerken en zwartwerken, stevig is. Een goede handhaving zorgt er namelijk voor dat er zowel draagvlak is onder het vrije verkeer van werknemers als onder de sociale zekerheid en het solidaire voorzieningenstelsel. Wij hebben een voorstel gedaan voor de versterking van de handhaving, waarvan wij denken dat het een bijdrage zou kunnen leveren aan de handhaving en aan het draagvlak onder de sociale zekerheid en het vrije verkeer van werknemers. Wat vindt de staatssecretaris van dit voorstel? Als hij ervan overtuigd is dat er voldoende budget en ruimte is voor een handhaving die vertrouwen biedt, zijn wij bereid om het amendement in te trekken. Wij willen op dat punt dan wel duidelijke toezeggingen hebben.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De bewindslieden verwachten een balans, zo hoorde ik de minister vanmorgen op de radio zeggen. Welnu, die kan hij krijgen; daar gaan we. In een land waar de winsten stijgen en het geld in de directiekamers over de plinten klotst, nemen de armoede en de onzekerheid toe. Werk boven inkomen, dat was het motto van de minister. Het is geworden: geen werk en geen inkomen. Dat is de uitkomst bij het opmaken van de rekening.

De minister heeft benadrukt het sociale gezicht van de coalitie te willen zijn. Ontkoppeling van lonen en uitkeringen zou hij niet meemaken. In dat geval zou hij de eer aan zichzelf houden en aftreden. De koppeling is gedurende twee jaar ongedaan gemaakt. De minister is blijven zitten. Is dat onwaarheid spreken, is het overmacht of is het gewoon een kwestie van slappe knieën en niet durven doorzetten?

Onder dit kabinet is de armoede toegenomen. Het aantal mensen met schuldsanering is verdubbeld. Voedselbanken breiden uit en het aantal ouderen dat op bijstand is aangewezen neemt toe. Onder dit kabinet is de werkloosheid gestegen. Bij het aftreden van dit kabinet is de werkloosheid hoger dan bij het aantreden. Er zijn meer langdurig werklozen, vooral ouderen. Onder dit kabinet zijn meer mensen aangewezen op tijdelijke contracten. Zij zijn wegwerpmedewerkers geworden. De wachtlijsten in de sociale werkvoorziening zijn langer dan ooit. Re-integratiebureaus bieden geen werk, alleen onzinnige cursussen. Werkdagen van 12 uur, werkweken van 60 uur, het is allemaal mogelijk sinds de wijziging van de Arbeidstijdenwet.

Arboregels bieden minder bescherming. Vervroegd uittreden is alleen nog mogelijk voor de elite. De WW is verslechterd, de WAO afgeschaft en vervangen door een regeling die geen fatsoenlijke verzekering tegen arbeidsongeschiktheid biedt. De werknemer staat er op de minlijn. Onder dit kabinet is de sociale zekerheid gesloopt. De onzekerheid is gegroeid, het kabinet bleek geen kabinet van bezieling, maar een kabinet van vernieling. Er is heel wat kapotgemaakt, wat ons allen lief is. Het sociale gezicht van de minister in 2002 bleek een masker dat hij snel daarna heeft afgerukt.

De herbeoordeling in de WAO tegen onbillijke eisen in het schattingsbesluit is het meest onbeschaafde wat dit kabinet heeft aangericht. Wij kennen nu de gevolgen van de herbeoordelingsoperatie. Een kwart van de herbeoordeelden is de uitkering kwijt. 15% heeft een aanmerkelijk lagere uitkering. Slechts 5% van degenen die herbeoordeeld zijn en die geen werk hadden op het moment van de herbeoordeling, heeft nu een vast contract. 59% van alle herbeoordeelden moet rondkomen van minder dan € 900 in de maand. Toen begin 2005 de eerste resultaten van de herbeoordelingen bekend werden, zei de minister deze slachting een droom te vinden. Hij sprak over droomcijfers. Vindt de minister dat nog steeds? Moet hij niet eindelijk erkennen dat die herbeoordeling voor tienduizenden mensen een nachtmerrie is geworden?

De herbeoordeling heeft niet alleen pijnlijke gevolgen voor de mensen in de WAO. Er zijn nog veel meer dingen aan de hand. Het UWV staat nummer 2 op de lijst van de Nationale ombudsman als het gaat om klachten tegen de overheid. Het UWV zet artsen in die niet geregistreerd zijn als verzekeringsarts. Het UWV is door de Centrale Raad van Beroep gemaand tot aanpassing van het keuringssysteem. Het UWV weigert opening van zaken te geven over het keuringssysteem. De Stichting tot Bescherming van Arbeidsongeschikten wordt tegengewerkt door het UWV. Het UWV procedeert tegen de klippen op. Veel herbeoordeelden hebben niet de middelen om tot de laatste rechterlijke instantie door te gaan. Zij die wel alles uit de kast halen, hebben vaak succes. Dat roept de vraag op hoe het nu zit met de rechten van de herbeoordeelden die geen geld hebben om een advocaat te betalen en een onafhankelijke verzekeringsarts in te schakelen.

Dan de artsen bij het UWV. In augustus 2006 werd een rapport van de Nederlandse Vereniging van Verzekeringsgeneeskundigen op hun website gepubliceerd. Het rapport is dan een jaar oud. Volgens het rapport zegt 47% van de verzekeringsartsen dat zij vanwege de regelgeving keuringen verrichten tot schade van de betrokkenen. 34% meent dat de grenzen van professionaliteit, ethiek en rechtvaardigheid worden overschreden. Als bijna de helft van de UWV-artsen zegt dat de herbeoordeling tot schade van de betrokkenen is, dan is er toch iets goed mis? Het rapport is bewust achtergehouden. Ik citeer: het rapport is toen niet actief in de publiciteit gebracht, omdat naar het oordeel van de Nederlandse Vereniging van Verzekeringsgeneeskundigen de heftigheid van de publieke discussie in die periode over de herbeoordelingen in de weg zou staan aan een genuanceerd gebruik van de resultaten. Einde citaat. En nog een citaat: de resultaten van het onderzoek zijn wel in die tijd onderdeel geweest van de bespreking tussen het UWV en Sociale Zaken, dus het ministerie, en zij zijn gebruikt om een meer gedragen invulling van de sociaal-medische functie van het UWV vorm te geven. Einde citaat.

Het is een mondvol, in ieder geval de afzwakking van de reden waarom het niet gepubliceerd is. In die periode heeft de Kamer met de minister gesproken over onrust onder de verzekeringsartsen. Dat ging over een ander rapport, zij het soortgelijk als wat hier aan de orde is. De minister kende het rapport waaruit ik net citeerde en wat onlangs in de publiciteit is gekomen. Waarom heeft hij dat toen niet aan de Kamer gestuurd? Waarom heeft de minister deze wezenlijke informatie aan de Kamer onthouden? Na de commotie over het ontslag van een UWV-directeur zou het UWV extern onderzoek laten doen naar de beschuldigingen over de huisvestingsproblema­tiek. Het UWV werd ook geconfronteerd met een strafrechtelijk onderzoek door het Openbaar Ministerie. Wat is er van die twee onderzoeken terechtgekomen? De Kamer heeft inmiddels meer dan een jaar voorbij zien gaan, maar er nog niets over gehoord. Wil de minister haar hierover informeren?

Het UWV haalt de termijn waarop de herbeoordelin­gen moeten worden afgerond niet. De minister noemt in zijn brief daarvoor geen oorzaak. Hij noemt ook geen nieuwe datum waarop de herbeoordelingen wel zijn afgerond. Wat is hier aan de hand?

Het UWV is verworden tot een grote bureaucratische moloch waar de menselijke maat volledig zoek is. Artsen worden gedwongen om zich als robotten te gedragen en het laatste wat kennelijk telt, zijn de mensen die er werken of ervan afhankelijk worden. Dat moet en kan anders. Laten wij beginnen met het afschaffen van de callcenters. De arbeidsbemiddeling, hulp bij het vinden van werk, indicatie voor scholing en uitvoering daarvan moeten volgens de SP-fractie terug naar de gemeenten, dicht bij de mensen, de menselijke maat dus.

De huidige praktijk van de herbeoordelingen tast het vertrouwen in het UWV aan. Het keuringssysteem is onderwerp van strijd. Ik verzoek de minister om een onafhankelijke commissie in te stellen die een oordeel gaat vellen over de herbeoordelingspraktijk.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Hoor ik goed dat de SP-fractie wil dat de uitvoering van werk en inkomen bij de gemeenten wordt ondergebracht? Dat heb ik vorig jaar voorgesteld. Ik dacht dat de heer De Wit daar toen helemaal niet zo'n voorstander van was.

De heer De Wit (SP):

Nee, hoor, daar is mijn fractie al heel lang voorstander van. Dat staat zelfs in het verkiezingsprogramma van de SP, zoals ik u al zei. De kritiek op het UWV vanwege het mislukken van de arbeidsbemiddeling en re-integratie door CWI-UWV zal u niet onbekend in de oren klinken. Volgens ons zijn de gemeenten aangewezen om dit te doen.

Als de minister niet bereid is om een commissie in te stellen, verzoek ik de Kamer om de instelling van een parlementair onderzoek.

Waarom is er geen concreet plan om de 430.000 kinderen uit de armoede te halen? Waarom wordt de kinderbijslag niet inkomensafhankelijk gemaakt? Waarom krijgen niet alle werkzoekende 40-plussers een re-integratieadviseur? Waarom zijn er geen mogelijkheden om werkloze 40-plussers om te scholen, zodat de benodigde kwalificaties kunnen worden gehaald? Waarom kan het afspiegelingsprincipe bij ontslag geen rol spelen bij het vervullen van aanvragen van grotere vacatures? Juist op het moment dat de herbeoordeling van WAO'ers kritisch moet worden bestudeerd, wordt de subsidie aan een organisatie als de Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten beëindigd. Mijn fractie is van mening dat die behouden dient te blijven. Ik heb daarvoor dan ook een amendement ingediend.

In het land heerst een groot gevoel van rechtsongelijkheid nu de mensen die in de WIA zitten en volledig arbeidsongeschikt zijn, hun uitkering zien stijgen van 70 naar 75%. Waarom gebeurt dat niet voor de mensen die in de WAO zitten en volledig arbeidsongeschikt zijn? Zij verkeren in precies dezelfde omstandigheden. In het CDA-verkiezingsprogramma staat die verhoging ook. Wat dat betreft, kunnen wij zaken doen, mits de minister daar ook toe bereid is.

Het Verenigd Koninkrijk gaat de arbeidsmigratie vanuit Roemenië en Bulgarije aan banden leggen. Wat doet het kabinet per 1 januari 2007 met de instroom van mensen uit deze landen? Komen er voorstellen om de tewerkstellingsvergunningen voor mensen uit deze landen aan te passen?

De heer Van der Sande (VVD):

Voorzitter. De vrijages tussen de Partij van de Arbeid en het CDA zijn begonnen. Dat blijkt wel deze morgen. Wij moeten alleen wel constateren dat zij nog een beetje heimelijk zijn, want af en toe wordt er nog wat lelijk gedaan. Over de kinderbijslag, de levensloop, het AOW-gat, de aanvulling van de pensioenen, het IRO-traject, TRI en zwangerschap van vrouwelijke ondernemers zijn de Partij van de Arbeid en het CDA het echter gewoon eens. Eigenlijk hebben wij dus nog maar een vraag: wordt het minister Verburg en staatssecretaris Bussemaker of minister Bussemaker en staatssecretaris Verburg? Het spijt mij voor deze minister. Dat is in ieder geval wat tot nu toe uit het debat naar voren is gekomen.

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Van der Sande spreekt dit uit op een manier alsof hij dat een heel plezierige ontwikkeling vindt.

De heer Van der Sande (VVD):

Ik meen dat het land daar niet echt blij mee zal worden. Het gaat er ook alleen maar om wat de PvdA en het CDA hier naar voren brengen. Het gaat er niet om wat de kiezer uiteindelijk zal bepalen. De vrijage was zo helder dat ik die toch nog even voor iedereen een keer wilde blootleggen.

Laten wij ons bepalen tot datgene waarvoor wij hier vandaag werkelijk bij elkaar zijn, de begroting voor het jaar 2007 en een terugblik op wat wij tot nu toe hebben gedaan. Wij kunnen constateren dat er uitstekende prestaties zijn behaald op het vlak van werk en inkomen. Of het nu gaat om de Wet werk en bijstand, om aanpassingen in de WW, de nieuwe WIA, de Pensioenwet, de sterk vereenvoudigde Arbowet, de Arbeidstijdenwet of de toekomstige participatiebanenwet, het zijn allemaal duidelijke verbeteringen op het vlak van werk en inkomen. De VVD geeft dan ook een dikke pluim aan de bewindslieden voor een uitstekend liberaal beleid. Dat is natuurlijk van onze staatssecretarissen te verwachten. Niet alleen staatssecretaris Van Hoof heeft aan dit dossier gewerkt, maar ook toenmalig staatssecretaris Rutte. Het is ook goed om te zien hoe de minister hiermee omgaat. Wij hadden de minister graag nogmaals willen nomineren als liberaal van het jaar, maar die titel heeft hij al een keer verworven. Ik zou graag zien dat hij die voor een tweede keer kreeg, maar dat wordt onmogelijk, aangezien hij de vorige prijs niet in ontvangst heeft willen nemen. Dat gaat dus helaas niet door!

Laten wij nog eens even zien waartoe het beleid heeft geleid. De Nederlandse economie, wat hier ook wordt gezegd, staat er structureel veel beter voor dan vier jaar geleden en veel beter dan wij toen hadden verwacht. In 2007 zijn er positieve koopkrachtplaatjes, het producentenvertrouwen staat op recordhoogte, het consumentenvertrouwen is hoog en de koopbereidheid is zeer hoog. Verder zijn consumenten optimistisch over de toekomst en bedraagt de economische groei maar liefst 3% in 2007. Voor de eerste keer dalen alle uitkeringen over de gehele linie. Er zijn 20.000 mensen minder in de bijstand en 150.000 mensen minder met een uitkering voor arbeidsongeschiktheid. De werkloosheid daalt ook nog eens met meer dan 50.000. Het is goed om deze cijfers nog eens te onderstrepen. Dat is de harde werkelijkheid, hoe men die ook ziet.

Na dit positieve verhaal moet ik zeker tegenover de minister aangeven dat een van de zaken waarvan onvoldoende werk is gemaakt gedurende dit kabinetsbeleid de arbeidsmobiliteit is en, in combinatie daarmee, de hervorming van het ontslagrecht. Bijna drie jaar geleden is er een groeibrief verschenen waarin dit een belangrijk punt was. Voordien bracht de commissie-Rood advies uit en bracht onze Kamercommissie een werkbezoek aan Denemarken. Verder is er een advies van de STAR gekomen en zou ook de SER met een advies komen bij het advies over de WW, maar dat advies is uitgebleven, ook bij het middellange termijnadvies van de SER. Nu is het nog steeds onduidelijk of er ooit een advies van de SER zal komen. Dat is een gemiste kans van de minister voor open doel, weliswaar een van de weinige kansen die gemist zijn. Als je een kans voor open doel mist op een cruciaal moment, is dat killing.

Daarom komen wij maar zelf met een vijfpuntenplan om te zorgen dat de lead blijft waar die hoort, namelijk niet bij de sociale partners maar hier in deze Kamer, zeker wanneer men er polderend niet uit kan komen. Ik overhandig dit plan aan de voorzitter zodat het kan worden opgenomen in de Handelingen en kan worden uitgedeeld.

De voorzitter:

Het document "VVD kiest voor arbeidsmobiliteit, 5 puntenplan" zal ter inzage worden gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt)

De heer Van der Sande (VVD):

Ons eerste punt is de opstelling van het beste team, ofwel zorgdragen dat de werkgever kan bepalen met wie hij wil gaan voetballen. Ik hoef maar te wijzen op Marco van Basten en de discussies in het land over de opstelling van het team. Uiteindelijk gaat het erom dat men de beste mensen bij elkaar zet die samen het beste team vormen.

Het tweede punt betreft minder administratieve rompslomp, ofwel het nu eindelijk eens afschaffen van de preventieve ontslagtoets door het CWI. Dat betekent ook heldere afspraken maken, dus niet alleen naar de kantonrechter gaan als men van elkaar af wil komen – dat levert alleen maar druk op de rechterlijke macht – maar het in de wet opnemen van een ontslagvergoeding. Zekerheid bieden is natuurlijk wel van belang; het kan niet van één kant komen. Een hogere WW-uitkering in de eerste maanden is essentieel, net als de overgang van werk naar werk, met intensieve begeleiding voor diegenen die net werkloos zijn geworden. Het doel is immers om de insider-outsiderproblematiek op te lossen en de arbeidsmobiliteit te vergroten. De insider-outsiderproblematiek houdt in dat mensen die eenmaal een vast contract hebben blijven zitten waar zij zitten en zich niet verroeren omdat zij niet weten wat er daarna gebeurt, terwijl de outsider langs de kant staat te wachten totdat hij alsjeblieft ook een keer mag deelnemen. In de Flexwet blijkt dit niet goed te werken, want te weinig mensen krijgen een vast contract na drie maal een jaarcontract. Dit is niet in het belang van de werkgever en ook niet in het belang van de werknemer. Zij hebben er beiden belang bij dat er een goede regeling komt die ervoor zorgt dat de arbeidsmobiliteit omhoog gaat en dat Nederland op dit vlak een volwassen economie krijgt.

Ik kom op de aanpak van de armoede. De schuldenproblematiek die daarmee zeer nauw samenhangt, is een groot probleem in Nederland. Wij zijn vergeten dat wij eerst moeten sparen voordat wij zaken aanschaffen. Lenen is het credo, en dit brengt mensen in de problemen. Er wordt te weinig van schuldhulpverlening gebruikgemaakt en de bestaande regelingen worden onvoldoende benut. Ik geef enkele cijfers om dit te onderbouwen. Van de klanten van de voedselbanken heeft 83% schulden. Slechts 36% van deze mensen maakt gebruik van hulp bij het aflossen van deze schulden. Van deze klanten maakt 27% gebruik van de bijzondere bijstand, 25% van het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen en van hen heeft 95% geen baan. Er blijkt hier iets aan de hand te zijn dat onthutsend is. De middelen die er zijn, worden namelijk onvoldoende gebruikt. Gemeenten kunnen de doelgroep niet bereiken die zij zouden moeten bereiken en voedselbanken kunnen dit ook onvoldoende. Iedereen probeert het en doet zijn best, maar het lukt niet. Er staat alweer een nieuwe campagne op stapel, waarvoor de staatssecretaris de gunning nog moet plegen. Wij moeten er voor waken dat het daarmee niet gaat als met de campagne tegen overgewicht. Die sloeg niet aan bij de personen waar het om ging. De heer Weekers heeft daarover tijdens het wetgevingsoverleg gesproken.

De VVD-fractie vindt het noodzakelijk dat er op het terrein van de schuldensanering een maatschappelijke discussie wordt opgestart. Er moet voor worden gezorgd dat het belang ervan ingezien wordt en dat successen gedeeld en getoond worden. Particulier initiatief moet worden ingezet om deze problematiek op te lossen. Dat kan alleen met aansprekende personen, die als een boegbeeld willen gaan fungeren om deze problematiek bij de horens te pakken en bij een breed publiek bekend te maken. Een goed voorbeeld moet je af en toe in het buitenland zoeken. Ik noem het "debt diet" waar Oprah Winfrey in haar shows veel aandacht aan besteedt. Het gaat dus over een "schuldendieet". Meer dan 1 miljoen Amerikanen hebben een contract gesloten om mee te werken aan de vermindering van hun schulden, uit eigen initiatief en met hulp van veel deskundigen. De VVD-fractie is er een groot voorstander van om ervoor te zorgen dat de overheid het gaat stimuleren, niet gaat sturen, dat iets dergelijks in Nederland wordt opgezet. De fractie wil hiervoor ook geld vrijmaken; daarvoor is een amendement rondgedeeld. Er moet een schuldendieetkoning of -koningin benoemd worden, die ervoor moet zorgen dat er een goed programma komt waaraan mensen met schulden vrijwillig kunnen deelnemen. Het gaat dan niet alleen om een programma dat leuk is om te zien, maar ook om een programma waarin mensen aan de hand worden genomen om hun schuldenprobleem stap voor stap op te lossen. Een team van experts, mogelijkheden voor telefonische informatie en een website met aanwijzingen en hulpmiddelen moeten daarbij beschikbaar zijn. De VVD-fractie roept het kabinet op om hiermee iets te gaan doen.

De heer De Wit (SP):

Denkt de heer Van der Sande daarbij aan een televisieprogramma?

De heer Van der Sande (VVD):

Dat maakt mij niet veel uit. Het gaat er mij niet om een televisieprogramma te maken, maar om geld vrij te maken om een gebundeld programma neer te zetten, dat geleid wordt door iemand die daarvoor wil gaan staan; een boegbeeld waaraan mensen zich kunnen optrekken.

De heer De Wit (SP):

Stel dat dit programma op Nederland 1 wordt uitgezonden. Als deze mensen overschakelen naar Nederland 2, zien zij daar de reclames voor lenen van het bekende bureau met de woekerrentes. Zouden wij die reclames in het kader van de integrale aanpak dan ook niet moeten verbieden?

De heer Van der Sande (VVD):

Daarover hebben wij het al eerder gehad en wij kunnen daarover nu weer hetzelfde wisselen; dat vind ik niet erg. Drank is in de Verenigde Staten ook een tijdje verboden. Dat leidde er niet toe dat mensen minder gingen drinken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nee, zij gingen méér drinken.

De heer Van der Sande (VVD):

Juist, zij dronken meer; dank u wel mevrouw Van Gent, u helpt mij heel goed. Het verbieden van reclames voor lenen zorgt er dus niet voor dat mensen minder gaan lenen. Je moet ervoor zorgen dat de behoefte weggehaald wordt om te lenen. Dat is iets heel anders dan het verbieden van reclame en het daarna ondergronds laten voortwoekeren Er zijn maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat deze reclames voor zover mogelijk objectief zijn en de informatie verschaffen die wij nodig vinden. Je moet het probleem aan de voorkant aanpakken en niet aan de achterkant.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De heer Van der Sande stelt dat je de oorzaak waarom iemand gaat lenen en in de schulden komt, moet wegnemen. Dus je zou de inkomens aan de onderkant iets kunnen verbeteren.

De heer Van der Sande (VVD):

Als mevrouw Bussemaker dat wil, dan moet zij dat proberen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb gevraagd wat de heer Van der Sande daaraan wil doen.

De heer Van der Sande (VVD):

Er zijn allerlei maatregelen genomen die nog niet voldoende worden benut. Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat van degenen die bij de voedselbank komen 27% gebruik maakt van de bijzondere bijstand. Slechts 25% maakt gebruik van de mogelijkheid van het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen. Van deze mensen heeft echter 95% niet eens een baan! Het lijkt wel alsof ik alleen met mevrouw Verburg in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag ben geweest, maar ik heb op de ruiten ook bordjes zien hangen waarop verkopers worden gevraagd. Laten wij de problematiek dus aanpakken waar dat nodig is. Het heeft geen zin mensen rustig in de hoek te laten zitten en ze meer centjes te geven, want het komt op die manier echt niet goed.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De heer Van der Sande wil dus ook het niet-gebruik tegengaan. Dan vindt hij mij aan zijn zijde. Het lijkt mij wel nuttig daarin te investeren. Dat is beter dan allerlei televisieprogramma's te betalen vanuit de begroting Sociale Zaken.

De heer Van der Sande (VVD):

Het woord "programma" kan uitermate verwarrend zijn. Het kan om een tv-programma gaan, maar ook om een programma dat helemaal is ingekapseld. Het gaat mij er niet om een tv-programma te sponsoren. Er moet sprake zijn van een integrale aanpak. Ik denk aan een programma waar mensen aan kunnen deelnemen op basis van een contract dat zij hebben getekend. Daar moet dan in staan dat zij hun schulden willen verminderen en dat zij daar hulp voor nodig hebben. Ze krijgen vervolgens hulp van een team van experts. Dat team gaat die mensen helpen door ze aan de hand mee te nemen. Ze moeten eerst in zicht brengen waar ze hun geld aan uitgeven, hoe ze dat uitgeven en of dat niet op een andere manier kan. Ook moet duidelijk worden welke schulden ze hebben en hoe ze hun inkomen kunnen verhogen. Een boegbeeld kan daarbij helpen via ondersteuning. Wij hebben daar een goed voorbeeld van. Ik ben benieuwd hoe de regering hierop reageert.

Wij hebben ook nog een aantal verzoeken. Het eerste heeft betrekking op de markt voor persoonlijke dienstverlening. Ondanks veel druk vanuit de Kamer, zeker ook vanuit de VVD, worden er te weinig acties in gang gezet voor het ontwikkelen van de markt voor persoonlijke dienstverlening. De verruiming van twee naar drie dagen als je iemand wit bij je wilt laten werken, is leuk, maar blijft onvoldoende. De Kamer heeft het RWI om advies op dit punt gevraagd, maar helaas laat dit nog even op zich wachten. Pas de nieuwe Kamer kan zich over dat advies buigen. Wellicht kunnen wij op korte termijn toch nog iets bereiken. Diensten op het vlak van de persoonlijke dienstverlening zijn in België btw-vrij. Ziet het kabinet mogelijkheden om diensten in en om het huis, zoals schoonmaken, het uitlaten van de hond, verzorging, strijken en het oppassen op de kinderen, verricht door een ondernemer voor een particulier, btw-vrij te laten plaatsvinden?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik ben het met de heer Van der Sande eens dat er te weinig gebeurt op het vlak van de persoonlijke dienstverlening. Is hij het met mij eens dat het voorstel van het kabinet om de regeling voor diensten aan huis van twee naar drie dagen uit te breiden het zwart- en grijswerken eerder zal doen toenemen dan afnemen?

De heer Van der Sande (VVD):

Dat heeft met de moraal te maken. Het is blijkbaar normaal dat je, als je geld verdient, dat niet opgeeft aan de belastingdienst. Dat probleem voorkom je niet door het instellen van een regel. Dat lukt alleen maar door achter elke schoonmaakster die wit wordt betaald door degene bij wie zij schoonmaakt, iemand van de belastingdienst neer te zetten die checkt of de inkomsten worden opgegeven. Je kunt ook de werkgever opzadelen met een heleboel rompslomp.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

In de praktijk blijkt dat dit kabinetsvoorstel het grijs en zwart werken alleen maar doet toenemen. Daar kun je toch niet mee akkoord gaan?

De heer Van der Sande (VVD):

Ik geef net aan dat dit niet in dit voorstel staat, dat het gaat om personen die zelf bepalen of zij de inkomsten uit hun werkzaamheden willen aangeven. Daar kan ik niet in treden. Als je het wilt, zou je de capaciteit van de Belastingdienst kunnen uitbreiden om dit veel meer te controleren, maar dit vind ik op dit moment niet het belangrijkste.

De levensloopregeling is niet echt een succes gebleken. De VVD was ook niet himmelhoch jauchzend bij de invoering van deze regeling. Wij moeten wel constateren dat een deel van de werkende bevolking hiervan wordt uitgesloten, een in onze ogen ongewenste ongelijkheid. Zou het mogelijk zijn om zodra blijkt dat wij toch doorgaan met deze regeling, haar ook open te stellen voor ondernemers zoals dga'ers, zzp'ers en freelancers?

Ik heb zojuist geleerd dat je eigenlijk gewoon vandaag al moet regelen wat in je verkiezingsprogramma staat, dus ik overweeg serieus om een motie in te dienen om de bijstand voor personen jonger dan 27 jaar af te schaffen, want dit staat ook in het verkiezingsprogramma van de PvdA, dus ik voel dat hier een meerderheid voor te vinden is. Wat vindt de regering hiervan?

Ten slotte nog een punt dat zeker niet het belangrijkste is. Verleden jaar hebben wij erover gesproken dat de naam van het ministerie eigenlijk uit de ouwe doos komt en dat het eigenlijk het ministerie van Werk en Inkomen zou moeten heten. Ik verzoek de bewindslieden, dit op te nemen in het overdrachtsdossier, opdat wij dit kunnen regelen bij de kabinetsonderhandelingen, waarbij wij afspraken moeten maken voor de toekomst, zo zeg ik nog tot mevrouw Verburg.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Met een spreektijd van tien minuten voor de behandeling van deze begroting is het nog wel een uitdaging om de balans op te maken van de invloed van vier jaar VVD, CDA en een beetje D66 op Sociale Zaken. Het mag wat mij betreft voortaan ook wel het ministerie van Werk en Inkomen heten, maar dan moet werk natuurlijk wel lonen en moet iedereen wel een goed inkomen kunnen krijgen, ook degenen die nu aan de kant staan.

Mijn conclusie is dat de balans van de afgelopen vier jaar geen fraai beeld oplevert. De verzorgingsstaat kraakt in zijn voegen, de uitkeringen zijn te laag en het perspectief op werk is zeer slecht, zeker voor degenen die zich op een grote afstand van de arbeidsmarkt bevinden. Er wordt keihard gesnoeid, er worden allerlei maatregelen afgekondigd en uitgevoerd met snoeiharde consequenties voor degenen die ermee geconfronteerd worden. Dit is niet de verzorgingsstaat waarvan GroenLinks een voorstander is, want wij willen mensen gewoon veel meer perspectief, scholing en garantie op werk geven, ook degenen die er nu moeilijk tussen kunnen komen, zoals ouderen, gehandicapten, vrouwen en mensen die al langdurig in de bijstand zitten.

Ook bij armoede en koopkracht is het beeld niet fraai, in de afgelopen vier jaar zijn de verschillen tussen arm en rijk toegenomen. Het aantal mensen dat in armoede leeft, is gestegen en tegelijkertijd is het aantal miljonairs in Nederland met tienduizenden toegenomen. 430.000 kinderen groeien op in armoede en de voedselbanken floreren. De koopkrachtplaatjes zijn duidelijk: met name rijke gepensioneerden en bovenmodale kostwinners hebben geprofiteerd van vier jaar Balkenende, alleenstaanden en mensen met een laag inkomen zijn de dupe. En dan zijn er nog de maatregelen waarover de koopkrachtplaatjes in alle talen zwijgen, om het zo maar eens te zeggen: hogere huren, minder huurtoeslag, minder bijzondere bijstand, no-claim in de zorgverzekering en sanering van de WAO en de WW, zonder werkgarantie. Dit laatste hakt er natuurlijk flink in. Hier kan deze minister van Sociale Zaken toch onmogelijk trots op zijn. Wat vindt hij hier nu zelf van? Ik mag toch aannemen dat zijn vermogen tot zelfkritiek niet helemaal verdwenen is.

Ook de coalitie is enorm tevreden. Mevrouw Verburg is trots en vindt het allemaal geweldig wat er gebeurt. De heer Van der Sande vindt dat ook. Dat verbaast mij niet, want de VVD heeft tenslotte ook Zalm in de geledingen. Het CDA heeft die snoeiharde bezuinigingen de afgelopen jaren wel allemaal laten gebeuren. Nu wordt dan een hele trits van plannen aangeboden. Het klinkt allemaal mooi: tienpuntenplan, twaalfpuntenplan, dertien voorstellen. Het gebeurt wel met een bijna lege portemonnee. Dit is weer het zoveelste voorbeeld van het gratis medeleven dat het CDA toont. De timing is natuurlijk perfect. Ik begrijp ook wel dat het nog even vlak voor de verkiezingen moet gebeuren. Het sociale masker wordt tot en met 22 november opgezet. Daarna ziet men wel weer hoe men het gaat invullen. Wij weten natuurlijk hoe dat gaat. Ik vind het heel treurig. Ik hoop van harte dat de kiezers er doorheen zullen prikken. En mijnheer Mosterd, u zit hier nu namens het CDA, ik beloof u dat ik al mijn energie erin zal steken om die wat verdoezelende boodschap te ontmaskeren en om in de verkiezingsstrijd helder aan te geven dat de werkelijkheid helaas voor de groepen die het zo moeilijk hebben, heel slecht is en dat uw partij er geen bal aan heeft gedaan de afgelopen jaren. Sterker nog, u zat erbij en keek ernaar. U hebt geaccepteerd dat vooral aan de onderkant de hoogste rekening betaald moest worden voor de economische recessie en dat het geld niet is weggehaald waar het zit.

De fractie van GroenLinks kiest voor een heel andere realiteit. De fractie van GroenLinks kiest keihard voor solidariteit. Na jaren waarin de verschillen tussen arm en rijk zijn gegroeid, is het de hoogste tijd om te repareren. En niet pas in 2008, 2009, 2010 en verder. Wij willen repareren in 2007, dus nu. Wij willen dat in de eerste plaats door meer werk en werk dat loont. Mensen die niet meer kunnen werken, verdienen in mijn ogen een extraatje. Wij moeten dat nu gaan regelen. Daarom hebben wij drie amendementen gemaakt die generieke lastenverlichting schrappen en gericht het geld inzetten op de armoedebestrijding. Dat is werkelijk concreet organiseren van solidariteit.

Mijn eerste amendement betreft de AOW. Nu wordt voorgesteld om alle AOW'ers € 4 per maand erbij te geven. Dat geldt dus ook voor beroemde AOW'ers in Nederland, zoals minister Bot, oud-minister Brinkhorst, de heer Bolkestein en koningin Beatrix. Ik misgun het die mensen niet, maar van hen weten wij ook dat zij die € 4 helemaal niet nodig hebben. Zij zitten er helemaal niet op te wachten. Voor hen is het misschien een glaasje wijn, terwijl het voor degenen die het echt nodig hebben, betekent dat zij wat boodschappen kunnen doen. Ik stel dan ook voor om dat extraatje AOW, waarvoor 129 mln. wordt uitgetrokken, gerichter in te zetten voor de armste AOW'ers, dus mensen zonder of met een klein aanvullend pensioen. Als mijn amendement het haalt, zouden deze mensen € 96 tegemoet kunnen zien in plaats van de schamele € 4 per maand voor allemaal.

Mijn tweede amendement gaat over de kinderbijslag, waarvoor 127 mln. wordt uitgetrokken door het kabinet. Dat betekent dat alle gezinnen er € 5 per maand bij krijgen. Dat is te gek voor woorden. Een gezin met een heel goed inkomen gaat toch wel op de wintersport, terwijl het voor ouders met een laag inkomen warm eten op tafel kan betekenen. Zij hebben elke keer weer die zorg. Ik stel voor om die 127 mln. gerichter in te zetten voor de armste kinderen in Nederland, die groep van ruim 400.000 kinderen. Wij hebben daarover al een paar keer gesproken. In ons voorstel krijgen die € 290 per jaar erbij in plaats van die schamele € 5 per maand.Van Gent

Mijn andere amendement betreft de energiepremie, waarover wij het vaker hebben gehad. Daarvoor wordt 375 mln. uitgetrokken, wat inhoudt dat alle huishoudens in Nederland zo'n € 52 tegemoet kunnen zien. Dat zijn u, voorzitter, en ik, dat zijn de mensen in vak K, dat zijn mijn collega's en veel mensen buiten deze Kamer, die eigenlijk heel goed verdienen: zij krijgen allemaal die € 52. Maar daar zitten zij eigenlijk helemaal niet op te wachten, terwijl juist de arme gezinnen extra geld broodnodig hebben om de winter door te komen. Ik stel daarom voor om in plaats van die ene euro per week voor alle huishoudens, een extraatje in het leven te roepen van € 400 per arm huishouden, dat zij als boter bij de vis meteen krijgen. Dat is geen gratis medeleven, dat zijn concrete maatregelen. In totaal gaat het hierbij om zo'n 631 mln., wat geen kattenpis is. Dat bedrag willen wij zo snel mogelijk inzetten voor diegenen, die het het allermoeilijkst hebben in Nederland. Ik reken op warme steun van mijn collega's, want wij kunnen niet alleen zeggen dat wij het in een volgende periode beter gaan aanpakken, dat kan vandaag beginnen.

Wij krijgen een soort bombardement van voorstellen over ons heen: de onvolledige AOW, de levensloop, de WAO, de WSW, de kinderbijslag en de IRO's. Prachtig allemaal, maar het zijn wel voorstellen die de afgelopen jaren al door de oppositie zijn gedaan, waar de coalitie hautain niet aan heeft meegedaan. Maar goed, beter laat dan nooit, wij zullen die voorstellen serieus bekijken. Wel valt het mij wat tegen dat de meeste ervan toch een lege dop zijn, waarvan wij op korte termijn niet echt beter worden.

Morgen komen de CPB-cijfers naar buiten, wat altijd heel spannend is. Ik kan alvast een heel klein tipje van de sluier oplichten: hoogstwaarschijnlijk zal blijken dat GroenLinks wederom de echte partij van de arbeid is, waarop wij uitermate trots zijn.

GroenLinks is ervoor dat, als mensen in de WAO worden goedgekeurd, hun uitkering pas wordt afgepakt als zij weer ander werk hebben gevonden, een standpunt dat wij altijd hebben gehanteerd. Ik was een klein beetje verheugd toen ik hoorde dat ook het CDA iets aan deze vreselijke praktijken wilde doen. Mensen worden wel goedgekeurd, hun uitkering wordt afgepakt, maar zij hebben geen werk gevonden. De nu gepresenteerde plannen vallen mij vies tegen, want zij voegen niets toe aan de huidige asociale praktijk.

Ook wij maken ons zorgen over de enorme wachtlijsten in de WSW. Wij verwachten daarom dat er morgen concrete plannen op tafel komen. Met mevrouw Verburg zal ik met nadere initiatieven komen voor zwangerschapsverlof voor vrouwelijke ondernemers, want het kabinet laat het erbij zitten.

Minister De Geus zei al vrij snel na zijn aantreden dat de emancipatie is voltooid. Deze houding is desastreus gebleken. GroenLinks heeft de balans van vier jaar De Geus op emancipatiezaken opgemaakt. Ik heb een schoolrapport gemaakt, want het is herfstvakantie, dan komen ze los. Het is een treurig rapport met feiten over vier jaar emancipatiebeleid: economische zelfstandigheid, arbeidsparticipatie, vrouwen aan de top, ongelijke beloning enzovoorts. Helaas moet ik vaststellen dat het eindoordeel van de emancipatieacademie volstrekt onvoldoende is. Er is nog een opmerking van de juf, maar de conclusie is niet dat de minister blijft zitten – dat zou hij wel willen – maar dat hij van school wordt gestuurd na de herfstvakantie, want hij heeft er niets van gebakken. Wij hebben inmiddels al een vacature laten opstellen: gezocht minister van emancipatie. Ik roep mijn vrouwelijke collega's op – maar mannen zijn daarbij ook van harte welkom – om het machobeleid van dit kabinet een halt toe te roepen. Daarom zeg ik: vrouwen in de Kamer, pikken wij het nog langer dat dit zo gaat? Ik stel voor om met elkaar een coalitie te sluiten van links tot rechts, van macho tot "macha". Ik hoop dat het met het komende kabinet beter wordt, want het is treurig gesteld met ons emancipatiebeleid. Ik zal hierover morgen een motie indienen. Wij moeten maar eens de touwtjes in handen nemen en stappen zetten om te komen tot een beter emancipatiebeleid. Ik overhandig dit document aan u, voorzitter, en aan de minister.

De voorzitter:

De documenten "Gezocht: Minister van Emancipatie" en "De Emancipatie Academie, Rapport voor schooljaren 2003-2006" zullen ter inzage worden gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt)

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Vorig jaar presenteerde ik bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken namens de fractie van D66 het pamflet "De zekerheid van werk". Ik ben blij dat rechts en links daar inmiddels stukken van hebben overgenomen. Daarin stelde ik onder meer voor om het ontslagrecht te moderniseren. Ik heb toen ook aangegeven waarom dit noodzakelijk is, maar ik zal het hier nog kort herhalen.

De eerste reden om de arbeidsmarkt soepeler te maken is het belang om meer mensen aan het werk te krijgen. Dit is een gevolg van twee niet te stoppen ontwikkelingen: toenemende internationale concurrentie en vergrijzing. Hoe slagvaardiger onze ondernemers daarbij opereren, hoe groter de kansen die de globalisering hun biedt.

Ten tweede vertoont ons huidige arbeidsstelsel weinig sociale trekken. Vaak leidt onze ingewikkelde wetgeving tot slepende en psychisch zware conflicten tussen werkgevers en werknemers. De flexibele arbeidsmarkt is socialer omdat mensen sneller weten waar zij aan toe zijn. Bovendien sluit ons huidige stelsel bepaalde groepen mensen uit, omdat het ontslaan van mensen met een vast contract erg kostbaar is in vergelijking met mensen met een tijdelijk contract. Het tijdelijk personeel loopt daarmee veel meer de kans om ontslagen te worden. Dankzij deze ongelijkheid is een tweedeling op de arbeidsmarkt ontstaan tussen insiders, de mensen die genieten van de voordelen van een vast contract, en outsiders, de mensen die deze voordelen niet hebben.

De laatste reden om te kiezen voor een flexibele arbeidsmarkt is de verantwoordelijkheid die wij als generatie moeten nemen om onze kinderen niet met schulden op te zadelen. Wij staan er vaak niet bij stil, maar onze welvaart is gebaseerd op het rentmeesterschap van onze ouders en grootouders. Zij investeerden in ons onderwijssysteem, onze infrastructuur, onze gezondheidszorg en in onze sociale zekerheid. Ook onze kinderen hebben dit recht en dat verplicht ons om maatregelen te nemen waardoor de welvaart evenredig tussen de verschillende generaties wordt verdeeld. Het flexibiliseren van de arbeidsmarkt is een manier om deze verantwoordelijkheid te nemen.

Inmiddels zijn wij bijna een jaar verder. De SER heeft vorige week vrijdag een eerste deel van het middellangetermijnadvies vastgesteld. Zoals iedereen kon zien aankomen, konden werkgevers en werknemers het niet eens worden over de kwestie van het ontslagrecht. Het tweede deel van het middellangetermijnadvies zal straks in december meer duidelijkheid moeten geven. Ik vind dat ronduit teleurstellend. De werknemersorganisaties zouden juist vanwege de hiervoor genoemde redenen een voortrekkende rol kunnen spelen. Zij steken echter liever het hoofd in het zand. Al naar gelang de verkiezingsuitslag zullen zij een positie innemen. Dat de toekomst van het ontslagrecht afhangt van de coalitie die na de verkiezingen zal worden gevormd, is natuurlijk niet meer dan logisch, maar al die vertragingstactieken, zonder kleur te bekennen, dragen ertoe bij dat outsiders het moeilijk blijven houden op de arbeidsmarkt. Dat zijn de vrouwen, de ouderen, de jongeren en de allochtonen. Daarmee kom ik bij de verantwoordelijkheid van de overheid en de werkgever. Net zoals ik de vakbond en links en rechts durf aan te pakken, durf ik dat ook bij de overheid en de werkgever. Zij moeten eens kleur bekennen en concrete doelen formuleren. Zij moeten het lef hebben om te zeggen dat zij hierop mogen worden afgerekend. Dan hebben wij niet het zoveelste project nodig. Nederland is al één groot projectland. Dat kost ons bakken met geld.

Flexibilisering is niet alleen nodig in het ontslagrecht. Dankzij toenmalig D66-minister Wijers kunnen wij tegenwoordig 's avonds boodschappen doen en op veel plaatsen in ons land op zondag winkelen. Flexibiliteit wordt steeds meer de norm. Werknemers hebben het druk en kunnen het zich niet permitteren om de hele dag, vaak tevergeefs, te wachten op de loodgieter, de monteur of de bezorger van de meubels. Om nog maar te zwijgen over de gesloten deur van de huisarts en andere voorzieningen in de gezondheidszorg en bij de overheid. Ik heb het idee dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dit nu ook onderkent. Daar ben ik blij om. Althans, ik heb met instemming zijn uitlatingen in Het Financieele Dagblad van vorige week donderdag gelezen.

Ik roep de minister op om vervolgstappen te zetten, want enkel de opmerking dat de regels zijn aangepast is niet voldoende. Ik verwacht van de minister een actieve rol. Wil hij bezien hoe wij de door onze D66-minister Wijers ingeslagen weg verder vorm kunnen geven? Wij kunnen natuurlijk niet op de stoel van de individuele ondernemer en vaak ook niet op de stoel van de dienstverlenende instantie zitten, maar de regering kan wel degelijk een rol spelen bij de overheid en in de zorg. Graag hoor ik van de minister welke stappen hij gaat zetten. Ik merk nu reeds op dat ik een motie zal indienen als ik het antwoord onvoldoende vind.

Een ander punt waar wij al langer aandacht voor vragen, is het werkgelegenheidsbeleid. Er gaat al jarenlang te veel geld naar re-integratiebureaus. De collega's hebben al verschillende voorbeelden gegeven van situaties waarin het mis gaat. Ook gaat er te veel geld naar ondoelmatige uitvoerders, zoals UWV en CWI. Per saldo creëren wij met de inzet van vele honderden miljoenen aan belastinggeld bedroevend weinig extra werkgelegenheid. Wie doen wij hiermee een plezier? UWV en CWI brengen mensen niet aan de slag en daar verdienen de re-integratiebureaus leuk aan. De mensen bij die instanties doen hun werk ongetwijfeld naar eer en geweten. Ik betwijfel echter of zij het leuk vinden om van de ene werknemer naar de andere te hoppen, zonder dat zij echt werk van werk kunnen maken.

De overheid kan haar geld maar één keer uitgeven en dan zie ik dat toch het liefst op een effectieve manier gebeuren. Bepalend voor de effectiviteit is of het beleid meer mensen aan het werk helpt. De vele goede hervormingen van de afgelopen jaren hebben ertoe bijgedragen dat de economie weer is opgekrabbeld, maar de uitvoeringsinstellingen in de sociale zekerheid zijn te veel buiten schot gebleven. Wat mijn fractie betreft kan de uitvoering van re-integratie en inkomen door één activeringsloket bij de gemeente worden gedaan. Dan weten mensen waar zij aan toe zijn en dan wordt het geen circus. Zij krijgen één op één begeleiding. Bovendien kunnen wij dan controleren waar het geld blijft. Dan hoeven wij ook niet van de ene subsidie naar de andere subsidie te gaan om mensen aan het werk te krijgen.

Dat wil niet zeggen dat wij bezuinigen op het werkgelegenheidsbeleid, integendeel. In ons verkiezingsprogramma trekken wij er flink wat geld voor uit, maar dan wel op een manier die wat oplevert, namelijk lastenverlichting. In de komende kabinetsperiode kunnen wij er beter voor zorgen dat wij de belastingtarieven verlagen: met 2% in de eerste en de tweede schijf en met 1% in de derde schijf. Maar daar blijft het niet bij. Een verhoging van de arbeidskorting zorgt ervoor dat werknemers, zeker werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, betaalbaar worden voor werkgevers. Deze maatregelen zorgen ervoor dat werk gaat lonen en dat de armoedeval wordt aangepakt. Op die manier zorgen wij er ook voor dat mensen echt perspectief op een baan hebben en maken wij ze niet afhankelijk van uitkeringen, subsidies en bureaucratische instellingen. Met D66, dat heeft mijn partij in het verleden vaak genoeg bewezen, heeft de economie toekomst.

In april 2005 heb ik mij sterk gemaakt voor mensen die te ziek zijn om voor een of meer kleine kinderen te zorgen. Destijds verzocht ik de regering om deze mensen een sociaal-medische indicatie te geven zodat zij in aanmerking konden komen voor een bijdrage in de kosten voor kinderopvang via de gemeenten. De desbetreffende motie is aangenomen. Ouders die op basis van een sociaal-medische indicatie recht hebben op een financiële bijdrage van het Rijk ontvangen die nu via de gemeenten. De gemeenten ontvangen hiervoor een niet geoormerkte bijdrage via het Gemeentefonds. Nu blijkt dat het in de praktijk nog veel problemen oplevert, terwijl het toch vaak gaat om gezinnen waarvan een partner fulltime werkt en de andere thuis is maar absoluut niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. D66 wil deze bijdrage niet langer via de gemeenten laten lopen, maar net als de werkgeversbijdrage – waar ik de afgelopen tijd al zo vaak voor gepleit heb en gelukkig is die er eindelijk – via de Belastingdienst laten uitkeren. Graag ook hierop een reactie van de minister. Indien nodig zal ik ook hierover in tweede termijn een motie indienen.

Ten slotte emancipatie waarover al veel is gesproken. Ik sluit mij daarbij aan, maar het zijn wel de vrouwen die na echtscheiding in de bijstand terecht komen, het zijn de vrouwen die onvoldoende pensioen opbouwen, het zijn alleenstaande vrouwen die het meest gebruik maken van voedselbanken en ondertussen vinden wij wel dat € 853 bruto per maand economische zelfstandigheid betekent. Ik heb daar inmiddels een sik van. Ik vind dat het nu tijd wordt om de mouwen op te stropen, die vrouwen echt aan het werk te helpen en om ervoor te zorgen dat zij daar ook een echte keuze in hebben en geen keuze krijgen opgelegd door de werkgever, de overheid of de maatschappij!

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is natuurlijk ernstig dat mevrouw Koşer Kaya er een sik van heeft gekregen, maar het is wel terecht. Haar partij heeft echter ook in dit kabinet gezeten. Die bedragen voor economische zelfstandigheid en voor de uitkeringen zijn alleen maar lager geworden, ook voor die arme bijstandsmoeders. Waarom heeft zij toen die sik niet gekregen en er wat aan gedaan?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

U was altijd aanwezig bij de discussies die wij hierover hebben gevoerd en weet dus dat ik dit voortdurend aan de orde heb gesteld. Sterker nog, ik heb ervoor gezorgd dat er bijvoorbeeld voor allochtone vrouwen eindelijk een regiegroep komt die inzet op onderwijs, stages en banen. Ook die desbetreffende motie is aangenomen en uitgevoerd. De volgende termijn zal ik controleren of die resultaten zijn geboekt waarom ik heb gevraagd!

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het gaat mij niet om de volgende termijn, maar om de afgelopen jaren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

En het afgelopen jaar heb ik dit voor elkaar gekregen!

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De afgelopen jaren zijn juist deze groepen er door het kabinetsbeleid slechter van geworden. Dan had u toch al veel eerder moeten zeggen: dat pik ik niet langer, of de uitkeringen voor deze mensen gaan omhoog of het bedrag voor die economische zelfstandigheid wordt hoger en anders gaan wij weg, houden wij ermee op!

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Mevrouw Van Gent zoekt de oplossing altijd in het verhogen van de uitkeringen. Ik zoek de oplossing in het sterk maken van de vrouwen zelf zodat zij zelf voldoende inkomen kunnen genereren. Door onderwijs, stages en banen! Daar heb ik mij ook voor ingezet en zij weet dat dankzij mijn inzet die werkgeversverplichting er inmiddels is, dat dankzij mijn inzet die regiegroep allochtone vrouwen er is. U weet dat ik slechts twee jaar in deze Kamer ben. Kunt u nagaan wat in vier jaar tijd door mij bewerkstelligd wordt!

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Maar...

De voorzitter:

Neen, wij houden ermee op, de grens van bescheidenheid is wel bereikt! Ik geef het woord aan de heer Varela.

De heer Varela (LPF):

Voorzitter. Aan het einde van een kabinetsperiode en bij gebrek aan interessante ambities voor het nieuwe begrotingsjaar vind ik het wel prettig om even stil te staan en terug te kijken naar vier jaar ministerschap van de heer De Geus en zijn VVD-collega's de staatssecretarissen Rutte en Van Hoof.

De sociale zekerheid is teruggebracht tot de lean machine dit het hoort te zijn. Iedereen is er inmiddels van doordrongen dat werk de norm hoort te zijn en het hebben van een uitkering een uitzonderingssituatie is die vooral niet te lang moet duren. In alle onderdelen van de sociale zekerheid is er meer beweging gekomen. Mensen komen er moeilijker in en gaan er weer eerder uit. De doorstroming is dus toegenomen.

Dit komt vooral tot uitdrukking in de Wet werk en bijstand. Deze nieuwe wet is de kroon op het werk van dit kabinet. Niet alleen de gebruikers van de WWB begrijpen dat werken de norm is, ook de intermediairs weten dit. Wij zagen hier onlangs een voorbeeld van toen een deelnemer aan het programma De gouden kooi van de gemeente Almere te horen kreeg dat zij niet langer recht heeft op een uitkering in het kader van de WWB omdat zij niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Een dergelijke houding van een gemeentelijke sociale dienst zou vijf jaar geleden nog ondenkbaar zijn geweest. Door de budgettering van het gebruikersdeel van de nieuwe bijstandswet zijn de gemeentelijke sociale diensten meer dan ooit doordrongen van het feit dat een bijstandsuitkering geen beloning voor thuiszitten is.

Ik heb echter de indruk dat er de laatste tijd nog maar weinig progressie zit in de doorstroming naar werk. Het beroep op de Wet werk en bijstand lijkt te stabiliseren doordat mensen minder gemotiveerd zijn en tegelijkertijd is het aanbod aan de onderkant van de arbeidsmarkt toegenomen nu groepen zeer werkwillige Polen zich aanbieden voor werk waarvoor de gemiddelde Nederlandse bijstandstrekker zijn of haar neus ophaalt. Ik krijg hier graag een reactie op van de bewindslieden. Herkennen zij dit beeld dat veel gemeenten onvoldoende gemeenten gebruikmaken van de mogelijkheden om bijstandsgerechtigden gericht aan het werk te zetten op straffe van verlies van de uitkering?

Wij zijn blij met de vernieuwing van de arbeidsongeschiktheidswetgeving. Het was weliswaar niet onze eerste keus, dat was de invoering van een systeem van risque professionnel, maar wij hebben toch de indruk dat het hele model van de Wet poortwachter tot aan de WIA nu een logisch geheel is. Het belangrijkste kenmerk van dit model is dat het mensen die dat nog kunnen, stimuleert om actief te blijven. Ook hier is werken de norm en thuiszitten de uitzondering. De mensen die belast zijn met de uitvoering van deze wetgeving zijn doordrongen van het feit dat zij alles op alles moeten zetten om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Wij zijn dan ook van mening dat de overheid alles in het werk moet stellen om de re-integratieregelingen zo optimaal mogelijk te laten werken. Vooral de mensen die al langer in de oude WAO zaten en die na de herkeuringsoperatie weer aan het werk moeten, iets dat wij van harte ondersteunen, moeten ruimhartig worden geholpen om weer aan het werk te gaan.

In het verleden hebben wij in dit kader wel eens gepleit voor onderzoek naar de mogelijkheid om gedeeltelijk arbeidsongeschikten een gelijke kans op de arbeidsmarkt te geven door het toekennen van een soort loonsubsidie aan een werkgever die hen in dienst neemt. Hoe denkt de minister over de kansen van gedeeltelijk arbeidsongeschikten op de arbeidsmarkt? Deelt hij de gedachte dat een loonkostensubsidie een goed middel is om de concurrentiekansen van deze arbeidsongeschikten gelijk te trekken aan die van mensen die gezond zijn van lijf en leden?

Bij al deze mooie resultaten wil ik toch nog een aantal kanttekeningen plaatsen. In de eerste plaats bij de levensloopregeling. Wij vragen ons nog steeds sterk af of de lagere inkomens wel de middelen hebben om hier geld voor te reserveren.

Wil de minister tijdens het reces nadenken over een nieuwe ontslagregeling. Hij hoeft wat ons betreft hiermee niet te wachten op de adviezen van de SER, want die zullen waarschijnlijk een verdeeld beeld laten zien. Het flexibiliseren van de arbeidsmarkt was een uitgangspunt van dit kabinet, maar dit belangrijke onderdeel daarvan is helaas blijven liggen. Het is duidelijk dat het aannemen van personeel, vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt, de kwetsbare groepen van slecht opgeleide allochtonen en jongeren, wordt gehinderd door het feit dat ondernemers bang zijn dat zij niet meer van deze mensen af kunnen komen als zij niet bevallen of de economie tegen zit. Het ontslagrecht moet dus worden gemoderniseerd. Flexibel ontslagrecht is ook in het belang van werknemers, omdat men dan sneller een nieuwe baan kan vinden.

Het beeld is wisselend, maar beide bewindslieden krijgen wel een voldoende van mijn fractie. Zij krijgen een voldoende, omdat hun inspanningen over het algemeen de sfeer in de sociale zekerheid hebben verbeterd. Niet langer leeft het gevoel dat uitkeringstrekkers zielige mensen zijn die doodgeknuffeld moeten worden, maar dat het mensen zijn die gestimuleerd moeten worden om, ondanks alle tegenslag, het beste uit zichzelf te halen. Dat gevoel is ook doorgedrongen tot het uitvoerende deel van het systeem en dat is pure winst.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De Kamer heeft in de afgelopen jaren vaak met de regering gediscussieerd over de koopkracht. Sommigen van ons hebben de herinnering daaraan vast nog scherp op het netvlies staan, want soms waren het behoorlijk heftige discussies. Ik weet niet of minister De Geus last heeft van nachtmerries, maar als dat zo is, kan ik mij voorstellen dat die koopkrachtdiscussies daarin voorkomen.

Het kabinet heeft de Kamer en de samenleving beloofd dat de koopkracht in 2007 zou verbeteren, na een periode dat iedereen de broekriem flink heeft moeten aanhalen. Ik was dan ook benieuwd naar de begroting en, ja wel, daar stond het eindelijk: in 2007 gaat iedereen er ongeveer 1% op vooruit. Dat is goed nieuws, maar is het ook genoeg voor een alleenstaande ouder om de extra huurkosten op te vangen? Is het genoeg voor een AOW'er zonder pensioen om er de extra energiekosten van te kunnen betalen?

Uit bestudering van de cijfers en dan vooral de koopkrachttabellen bleek ons dat het cadeau toch wel iets goedkoper is dan gedacht, zeker als je het afzet tegen de periode 2003-2007. Alleenstaande ouders die het minimumloon verdienen, zijn er tussen 2003-2007, ondanks de koopkrachtverbetering, op achteruit gegaan. Dat geldt ook voor alleenstaanden die op het sociaal minimum leven. Met het oog hierop hoor ik graag van het kabinet waarom het niet gericht heeft ingezet op koopkrachtverbetering van mensen die al op het sociaal minimum leven.

Wat is de uitkomst van het overleg met de CG-raad over mogelijkheden om de koopkracht van chronisch zieken, gehandicapten en Wajong'ers te verbeteren? Tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft mijn fractie een motie ingediend om de inkomenspositie van jonggehandicapten te verbeteren. Helaas is deze motie verworpen. De CG-raad heeft voorstellen gedaan voor de verbetering van de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten. Er zijn dus ideeën genoeg, maar wat gaat het kabinet concreet doen voor deze groepen?

In het afgelopen jaar is het aantal bijstandsgerechtigden gedaald. Daar mogen wij blij om zijn. Gemeenten hebben hieraan een flinke bijdrage geleverd door actief aan de slag te gaan met de WWB. Mijn fractie had destijds de nodige aarzelingen bij de WWB, maar ik moet nu toegeven dat gemeenten het met overtuiging hebben opgepakt. Aangezien het aantal bijstandsgerechtigden daalt, is het begrijpelijk dat het macrobudget voor het I-deel daalt. Het is echter niet te begrijpen waarom kleine gemeenten onevenredig worden gekort.

Het is schrijnend om te zien hoe het in de praktijk uitwerkt. Ter illustratie verwijs ik naar Groningen. Alle Groningse gemeenten, behoudens de hoofdstad, krijgen namelijk te maken met een gemiddelde korting op het I-deel van 16%, terwijl het macrobudget met 4,2% daalt. Kennelijk heeft de staatssecretaris als enige aanwijzingen dat de arbeidsmarkt in Groningen volgend jaar "booming" wordt. Mijn fractie vindt dit verwonderlijk. Daarnaast hebben gemeenten geen vooraankondiging ontvangen van deze forse korting en is de beslissing vrij laat bekend gemaakt. Je kunt je afvragen of dit nog wel behoorlijk bestuur mag worden genoemd.

Waarom heeft de staatssecretaris voor deze verdeling gekozen? Onderkent hij met de fractie van de ChristenUnie de risico's die deze korting met zich brengt voor gemeenten in Groningen en elders in het land. Tijdens een spreekbeurt gisteren bleek ons bijvoorbeeld dat deze problematiek ook in Elburg speelt. Ook hier liggen de banen niet voor het oprapen. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris niet van plan is om deze gemeenten te compenseren. Wij dachten daar als eerste aan, maar wellicht is het ook mogelijk om de korting voor kleinere gemeenten over meerdere jaren te spreiden.

Mevrouw Verburg en anderen hebben terecht aandacht gevraagd voor de wachtlijsten in de WSW. Dit is een vraagstuk waar wij samen verantwoordelijkheid voor moeten voelen, aangezien het probleem eerder groter dan kleiner wordt. Het is ongelooflijk dat mensen zo lang moeten wachten op een plaatsje. Het gaat ook vaak om jonge mensen die uit het praktijkonderwijs komen en dan datgene wat in hen geïnvesteerd is weer kwijtraken, omdat ze thuis komen te zitten. Dit geldt echter niet alleen voor hen. De fractie van de ChristenUnie vindt het van groot belang dat er iets aan dit probleem gebeurt. Zoals ik in de interruptie tijdens het betoog van mevrouw Verburg al aangaf, moet er extra geld komen. Daarnaast is het ook belangrijk dat gemeenten ruimte krijgen om een gedeelte van hun W-budget in te zetten, om een sluitende aanpak en een snellere instroom te realiseren. Inmiddels heb ik begrepen dat er vorige week door de leden Van Hijum en Verburg een amendement is ingediend, dat dit zelfs wettelijk mogelijk moet maken. Dit lijkt mij een uitstekend amendement, en de fractie van de ChristenUnie zal het van harte ondersteunen. Laten wij alles uit de kast halen om de wachtlijsten die er zijn zo snel mogelijk weg te werken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Deze woorden over de WSW zijn uit het hart van de fractie van GroenLinks gegrepen. Uit een bericht dat gisteren in het Dagblad van het Noorden stond, heb ik begrepen dat de WSW zo veel problemen oplevert, omdat de nieuwe cao nog niet wordt gecompenseerd, wat weer extra geld kost en weer een extra financieel probleem oplevert. Vindt u ook dat de staatssecretaris daarover opheldering moet geven?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik begrijp dat u via mij deze vraag wilt stellen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het heeft te maken met het totale plaatje van de financiering van de WSW. Dit hakt er weer behoorlijk in, en ik neem aan dat u het met mij eens bent, dat hier een oplossing voor moet komen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb duidelijk gezegd dat wij op alle fronten moeten inzetten, en dat er geen mogelijkheid onbenut gelaten mag worden. Laten wij dit probleem dan met elkaar oplossen. Het kan niet zo zijn dat zo veel mensen zo lang moeten wachten op een plek. Wij weten allemaal dat dit een ontzettend kwetsbare groep is, die zo snel mogelijk geholpen moet worden. Ik vind het echt onbegrijpelijk en diep droevig dat alle inzet van de afgelopen jaren tot dit soort resultaten heeft geleid.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik dank de heer Slob voor de ondersteuning die hij voor het amendement van de CDA-fractie heeft uitgesproken. Ik heb hem blijkbaar niet helemaal goed verstaan toen hij mij deze vraag stelde; mijn verontschuldigingen daarvoor.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is plezierig om dat te horen. Er is al een paar weken iets aan de hand met het geluid, dus misschien heeft het daaraan gelegen. Wij hebben elkaar in elk geval weer gevonden.

De PvdA-fractie heeft vanochtend een interessant boekje met brieven van burgers overhandigd aan de minister van SZW. Ook wij ontvangen veel brieven, vooral van deze groep burgers. Vaak kunnen deze mensen niet eens een computer aanschaffen of een internetaansluiting betalen. Daarom maken zij nog gebruik van de oude manier van communiceren, namelijk per brief. Het zijn vaak heel schrijnende brieven. Kort geleden ontvingen wij een brief van een 24-jarige vrouw die een zware vorm van reuma had. Zij schreef dat zij dolgraag wilde werken, maar dat zij zoveel pijn heeft dat het echt niet gaat. Zij werd tot haar schrik voor 80 tot 100% goedgekeurd. Wij spreken hier niet over individuele "gevallen", maar ik ben toch benieuwd wat de minister met dit soort geluiden uit de samenleving doet. Denkt hij ook wel eens na over de zin en de onzin van het huidige schattingsbesluit? De gegevens van UWV wijzen uit dat na acht maanden ongeveer 20% van de mensen die hun WAO-uitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren en die nog geen baan hadden, alsnog een baan hebben gevonden. Dit betekent dat 80% nog geen baan heeft gevonden. Denkt de minister dat dit nog gaat lukken? Als dat niet zo is, moeten wij met elkaar een stapje terug doen.

Over de levensloopregeling zeg ik: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. De cijfers wijzen uit dat het niet goed gaat. Er is niet veel fantasie voor nodig om te zeggen dat dit waarschijnlijk nooit meer wat zal worden. Naar schatting zouden er in 2006 1,9 miljoen mensen meedoen, maar dat blijken er maar 350.000 te zijn. In 2009 zouden dat er 3 miljoen moeten zijn. Er zijn prachtige tienpuntenplannen, maar wat wij ook aandragen, het blijft aanmodderen. Volgens mij moeten wij gewoon een keuze maken. Voor mijn fractie betekent dat: stoppen met de levensloopregeling en zwaarder inzetten op de spaarloonregeling. Wij hebben een voorstel ingediend om spaardagen te kunnen realiseren, aanvullend op de spaarloonregeling. Op basis van vrijwilligheid kan men maximaal tien vakantiedagen inleveren of extra werken met als beloning een belastingkorting van 50% analoog aan de spaarloonregeling. Dat lijkt ons een prima voorstel. Het kabinet subsidieert verlof, maar wij stimuleren werk. Dit zou het kabinet en ook collega's moeten aanspreken.

Voorzitter. Ik kom op de kinderopvang. Het wordt steeds populairder om geld in de kinderopvang te steken. Of dat daadwerkelijk tot een verhoogde arbeidsparticipatie van vrouwen leidt, wat de beoogde doelstelling is, is nog de vraag. Bij de mensen met de laagste inkomens is potentieel de grootste stijging van de arbeidsparticipatie te bereiken. Dat geeft de regering ook zelf aan. Wat doet dan het kabinet? Kijk naar de voorstellen: het gaat de hoogste inkomens extra geld geven voor de kinderopvang. Dat is niet wat je noemt een gerichte maatregel. Waarom kiest het kabinet voor een maatregel die niet het gewenste effect zal sorteren? Wij zijn van mening – en dat zeggen wij al sinds jaar en dag – dat ouders keuzevrijheid moeten hebben. Zij moeten zelf kunnen kiezen hoe zij hun kind opvangen en waar zij het laten opvangen. Dat vinden wij rechtvaardig en daarom pleiten wij als sinds jaar en dag voor het kindgebonden budget. Wij blijven dat hier ook herhalen. Het is moeizaam allemaal, maar wij merken wel dat sommige partijen hun houding wat aan het veranderen zijn. Ik denk aan D66, die het nu in haar verkiezingsprogramma heeft opgenomen. Als D66 voor is, dan zal Mark Rutte wel snel gaan volgen en dan komen wij weer een stukje verder. Wij blijven volhouden: het kindgebonden budget doet het meeste recht aan de keuzevrijheid van ouders.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Is het de bedoeling dat het kindgebonden budget – ik zal het maar persoonsgebonden budget noemen – aan de ouders wordt gegeven die werken en niet de ouders die thuis hun eigen kinderen opvoeden?

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is de bedoeling dat het aan de ouders wordt gegeven die zelf mogen kiezen hoe zij hun werk en de opvang van hun kinderen gaan combineren. Het kan zijn dat zij de opvang voor een gedeelte zelf doen. Gedeeltelijk werken, gedeeltelijk thuis misschien. Het kan zijn dat zij daar anderen voor inschakelen, maar niet de georganiseerde kinderopvang. Zij kunnen ook voor de georganiseerde kinderopvang kiezen, waar nu al overheidsgeld in gaat zitten. Kortom, geef hen gewoon die vrijheid. Niet zo betuttelend vanuit de overheid gaan zeggen wat zij wel of niet moeten doen.

Mijn laatste opmerking betreft Grijs Werkt. Wij hebben bij de algemene politieke beschouwingen een motie ingediend, ik dacht samen met het CDA, om ervoor te zorgen dat die taskforce langer blijft bestaan en tot prioritaire doelstelling krijgt, de werkloosheid onder 45-plussers terug te dringen. Wij zullen uiteraard de uitwerking van deze motie met gepaste belangstelling kritisch blijven volgen. Daarnaast zijn er echter ook structurele maatregelen nodig om het urgente probleem van de ouderenwerkloosheid aan te pakken. Wanneer verliest het kabinet eens zijn aversie tegen loonkostensubsidie? Wij zijn van mening dat een afdrachtskorting voor het in dienst nemen van 45-plussers belemmeringen kan wegnemen die er nu gewoon aantoonbaar zijn. Wordt het niet eens tijd dat wij dat met elkaar erkennen en dat wij de SPOK weer gaan introduceren?

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Het jaar 2007, waar wij over spreken, wordt naar verwachting een jaar van economische groei. Na een aantal magere jaren die hier en daar best pijn deden, hoopt de SGP-fractie dat alle burgers kunnen delen in de daaraan hopelijk verbonden toenemende ruimte en welvaart. Ik doel dan op de gehandicapten, chronisch zieken, ouderen en uitkeringsgerechtigden die het in de achterliggende jaren best moeilijk hadden. Daar hebben wij bij herhaling aandacht voor gevraagd en dat zullen wij absoluut ook blijven doen. Voor de werkzoekenden wil mijn fractie voorkomen dat zij van de arbeidsmarkt worden verdrongen door bijvoorbeeld Poolse werknemers. Ook andere lidstaten van de EU, zoals Groot-Brittannië, maken terugtrekkende bewegingen. Wat mijn fractie betreft, worden de grenzen niet per 2007 volledig opengesteld voor arbeiders van buiten, om het zo te zeggen.

Mijn fractie heeft het gezin hoog in het vaandel. Om die reden staat mijn fractie zeer kritisch tegenover de formele kinderopvang en de inrichting daarvan, de financiering daarvan. Waar in de begroting van 2004 nog 238 mln. stond, is dat bedrag voor de begroting van 2007 opgelopen tot 1,5 mld., meer dan zes keer zoveel. Grootouders die in het verleden altijd gratis en naar ik aanneem met veel liefde oppasten, worden nu aangemoedigd om via een gastouderbureau € 1000 tot € 5000 per jaar te verdienen. Op de site de-kindercompany.nl staat dat openlijk. Ik citeer: "Bij veel gezinnen past oma (of een ander familielid) op de kinderen als de ouders werken. Oma ontvangt hier vaak geen vergoeding voor. Af en toe een bloemetje is vaak al voldoende. Maar waarom zou u oma niet gewoon betalen voor al haar goede zorgen? Want dankzij de Wet Kinderopvang is het mogelijk oma te belonen terwijl u dit niets hoeft te kosten!" Mijn fractie vraagt zich af waar wij in ons land nu eigenlijk mee bezig zijn. Het is toch onbegrijpelijk dat de overheid eraan bijdraagt dat op deze wijze veel geld wordt weggezet, om maar niet te spreken van "weggegooid"? Vindt de minister dit nu een doelmatige wijze van besteding van overheidsgeld? Is hij niet voornemens, aan dit soort bestemmingen paal en perk te stellen? Dit sterkt mijn fractie alleen maar meer in de overtuiging dat de overheidsbijdrage aan kinderopvang moet worden stopgezet en moet worden omgezet in het door onze fractie al jarenlang bepleite kindgebonden budget.

De SGP-fractie vindt de stijging van de kinderbijslag positief, al moet die volgens haar nog veel hoger worden. Zij heeft een vergelijkend onderzoek gedaan naar de kinderbijslag in de EU-lidstaten. Daaruit blijkt dat Nederland heel laag scoort. Ik verwelkom daarom het plan van het CDA en de voorstellen die mevrouw Verburg zojuist heeft gedaan, mits dat plan niet aan de afschaffing van de heffingskorting gekoppeld is, zoals het CDA tot onze verbouwereerdheid ook voorstelt. Mijn fractie bevreemdt het dat Nederland vrijwel als enige land kinderbijslagbedragen naar landen buiten de Europese Unie exporteert. Er gaan veel uitkeringen naar Turkije en Marokko, terwijl soms niet eens zeker is of de kinderen echt bestaan. Gezien de veel lagere koopkracht in die landen, is de kinderbijslag onevenredig hoog ten opzichte van de uitkering voor kinderen die in Nederland wonen. Bovendien is de controle op de rechtmatigheid erg moeilijk. Daarom stelt mijn fractie voor om de export van kinderbijslagbedragen in te tomen. In het verkiezingsprogramma van het CDA wordt daar ook voor gepleit.

Het tegengaan van de vergrijzing houdt de gemoederen bezig. De SGP-fractie wil die niet oplossen door het afpakken van de heffingskorting of verplichte staatscrèches, maar ziet meer in het opnieuw gaan werken aan respectievelijk het bevorderen van de 40-urige werkweek en de flexibilisering van de pensioenleeftijd. Is de regering bereid om bij het najaarsoverleg in te zetten op deze thema's, waaronder de 40-urige werkweek, die er dan geleidelijk aan kan komen?

Het AOW-spaarfonds is een aantal jaar geleden, in 1998, ingesteld om de AOW op termijn, vanaf 2020, betaalbaar te houden. Echter, het spaarfonds zet, anders dan de naam doet vermoeden, geen geld opzij voor toekomstige vergrijzingskosten. De stortingen in dit fonds worden namelijk meteen teruggeleend aan de overheid. Feitelijk wordt er dus niets gereserveerd, maar tijdelijk anders bestemd. Vanaf 2020 mag het ministerie van SZW uit dat fonds putten om de AOW-premie te dempen, maar zal de staatsschuld navenant stijgen. Dat is toch gek. Ik noem dat een boekhoudkundige truc. Hoe zit dat precies? Moeten wij daar niet anders mee leren omgaan?

De levensloopregeling en het herkeuringsdossier baren ook mijn fractie zorgen. Er zijn voorstellen over gedaan en puntenplannen voor ingediend. Wij wachten de ontwikkelingen en de discussie graag af, maar ook mijn fractie bereiken schrijnende signalen van herkeurden die toch niet aan een passende baan weten te komen. Daar moeten wij niet in berusten.

In de achterliggende kabinetsperiode is er best het een en ander gebeurd waarvoor ik complimenten maak. Bepaalde dingen zijn niet overeenkomstig de wens van mijn fractie gebeurd. Zo heb ik een pittige discussie met de minister en de staatssecretaris gehad over bij voorbeeld de plaats van de zondag als rustdag versus de zes werkdagen van de week. Ook heb ik met de minister een appeltje geschild over de legaal geworden arbeid in de prostitutie. Die zit mij nog steeds dwars.

Voorzitter. U hebt zojuist een opmerking gemaakt over het feit dat er grenzen zijn aan bescheidenheid. Ik wil mij daar natuurlijk naar gedragen en ik spreek de wens uit dat ik binnen die grenzen blijf, maar ik permitteer mij toch één opmerking. Ik waardeer het dat mevrouw Van Gent vanochtend een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan mijn politieke marktwaarde. Als ik haar functie-eisen in de advertentie bezie, is er maar één conclusie gerechtvaardigd: daar pas ik perfect in. Ik dank haar daarvoor!

De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):

Voorzitter. Het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de afgelopen jaren een spilfunctie vervuld bij het grote project van de hervorming van onze verzorgingsstaat. Tijdens de algemene beschouwingen heb ik waardering uitgesproken voor de minister-president omdat hij zich ondanks de felle kritiek op al die hervormingen niet van de wijs heeft laten brengen. De zeeën gingen soms hoog, maar wat moest gebeuren is grotendeels tot stand gebracht. Daarom past hier ook een woord van waardering voor de hier aanwezige bewindslieden.

Het grootse departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kent vele beleidsterreinen, die ik niet allemaal zal bespreken. Ik beperk mij tot een aantal opmerkingen over het thema arbeidsmarkt en migratie. Mijn fractie, die zich heeft bekend tot de politieke partij EénNL, is voorstander van een zeer selectief arbeidsmigratiebeleid. Bevordering van een hoge binnenlandse arbeidsparticipatie staat voor ons voorop. Perspectief op een baan is voor allen in de samenleving van fundamenteel belang. Voor werkzoekende migrantenjongeren is het uit een oogpunt van integratie essentieel. Daarom gaat het ons ook. Wij willen voorkomen dat een allochtone onderklasse straks onze buurten onveilig maakt. Wie geen perspectief biedt, zal storm oogsten.

Dat betekent dat de arbeidsmarkttoets, c.q. de vacaturemeldplicht moet worden gehandhaafd. Wij zien dat in 2005 alleen al in de land- en tuinbouw circa 25.000 tewerkstellingsvergunningen zijn verstrekt, met name aan Polen. Dit is echt de omgekeerde wereld. Eerst moeten de kaartenbakken van de CWI's worden leeggemaakt, dan pas valt aan het hierheen halen van buitenlanders te denken. Nu hoor ik de staatssecretaris denken: maar die tomaat moet wel worden geplukt. Zo is het ook, maar dat betekent dat bij weigering van werk de uitkering moet worden stopgezet, zo eenvoudig is het. Als je daarmee eenmaal stevig bezig gaat, weet men snel genoeg dat het menens is. Wij moeten nu eindelijk eens door de zure appel heen willen bijten. "Wie zijn zoon liefheeft, kastijdt hem", zo staat in de Schrift. Ik kijk nu even naar de minister, de heer Van der Vlies, de heer Slob en misschien naar de voorzitter.

Wat ik vraag, is dus niet het betrachten van een onbetamelijke hardheid, maar doen wat nodig is, in het belang van werkzoekende Nederlanders en de samenleving als geheel. Er geldt dan voor ons het principe "eigen werklozen eerst". Wat mij betreft mag dat ook zijn "eigen Marokkanen eerst". Graag krijg ik daarop een reactie van de regering.

Als wij dit alles niet doen, kunnen wij de verzorgingsstaat onmogelijk overeind houden. Voor sommige liberale vrienden in dit huis is dat misschien geen probleem; de gewenste Verelendung van het sociale stelsel zet toch wel in. Mijn fractie vindt die zienswijze niet alleen onwenselijk, maar vooral ook onrealistisch. Hoogte en duur van uitkeringen zijn voor ons niet sacrosanct, maar aan het terugbrengen ervan zijn wel grenzen. Het is irreëel om te menen dat men via een fors hogere arbeidsmigratie een veel bescheidener sociale zekerheid kan afdwingen. Die twee processen zullen allesbehalve synchroon lopen. Doordat de sociale zekerheid voor het merendeel in stand blijft, zullen de zogenaamd moeilijke gevallen in een uitkering blijven zitten, omdat zij worden verdrongen door werklustige buitenlanders, met alle maatschappelijke kosten en gederfde levensvreugde van dien. Graag krijg ik hierop een reactie van de regering.

Voor zover arbeidsmigratie aan de orde is, heeft te gelden dat toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt niet gelijkstaat aan toegang tot onze sociale voorzieningen. Indien internationale verplichtingen daaraan in de weg staan, moeten zij worden aangepast. Wij leven in een wereld die mondialiseert. De tijden veranderen. Mijn fractie is bepaald niet onder de indruk van de waslijst van oude verdragen die zich mogelijk verzetten tegen het onthouden van toegang tot ons sociale stelsel. De politieke en juridische discussie zal daarover gevoerd moeten worden. Deze discussie zal ook moeten gaan over het malle stelsel dat wij in Nederland begin jaren vijftig hebben ingevoerd, waardoor verdragsrecht zonder meer geldt als hoger recht dan de eigen wet. Het principe van onze fractie is dat internationale verplichtingen dienstbaar behoren te zijn aan het oplossen van binnenlandse problemen. Wij hopen dat de regering dit standpunt deelt. Ik vraag hierop een reactie.

Afgelopen zondag konden wij in The Observer lezen dat de Britse regering van plan is om Roemenen en Bulgaren na de toetreding tot de Europese Unie slechts beperkt toe te laten tot de Britse arbeidsmarkt. Door schade en schande is men in het Verenigd Koninkrijk wijs geworden. Ook Nederland is wijzer geworden, want de CPB-cijfers uit 2003 zijn verre overtroffen. Ik noem nog een ander voorbeeld. Ik las in de Volkskrant dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie tijdens een spreekbeurt gisteren heeft gezegd dat zij de toetreding van de tien nieuwe lidstaten in 2004 achteraf betreurt. Voor de bühne worden nu gevoelens geëtaleerd waar de burger niets voor koopt. Minister Verdonk was er zelf bij toen hierover werd besloten in het kabinet. Zij heeft toen niet met haar portefeuille gezwaaid.

De voorzitter:

Ik laat u uitspreken, maar u spreekt tijdens de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met andere bewindslieden. U hebt het nu over een persoonlijke uitlating van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):

Ik begrijp de voorzitter, maar het gaat hierbij wel om een uitspraak van een zittend minister. Laat ik er slechts van zeggen dat ik het goedkoop en eigenlijk ongepast vind om afstand te nemen van deze beslissing van het kabinet, genomen terwijl zij er zelf bij was.

Het lijkt mij de hoogste tijd voor de regering om openheid van zaken te geven. De snelle besluitvaardigheid van de regering-Blair staat namelijk in schril contrast met het getalm van onze regering. Per 1 januari 2007 treden Roemenië en Bulgarije toe tot de Europese Unie, maar een prognose van de te verwachten toestroom naar Nederland is er nog steeds niet. De regering laat het ook volkomen onduidelijk of, en zo ja, wanneer de Bulgaren en Roemenen onze kant op mogen komen. Mijn fractie vindt dit absoluut onacceptabel. Het gaat erom hoe ons land er in de toekomst komt uit te zien. Het gaat om integratie door arbeidsparticipatie. Dit zijn onderwerpen die ook in de verkiezingsstrijd aan de bevolking moeten worden voorgelegd. Daarom wil ik dat de regering toezegt dat zij binnen twee weken een prognose van, en een standpunt over de migratieregels voor Bulgaren en Roemenen aan de Kamer stuurt.

Dit te meer omdat de regering ernaar streeft de grenzen na 1 januari open te gooien voor Polen en inwoners van zeven andere Oost-Europese landen. Dit besluit kan worden uitgesteld tot 2011 en volgens onze fractie moet dit ook gebeuren. In Duitsland gebeurt dit eveneens. Bovendien is de regering voornemens de mogelijkheid te creëren om seizoenswerkers uit alle landen van de wereld naar Nederland te halen. Dit nog in aanvulling op een eerder ingevoerde kennismigrantenregeling die zó fraudegevoelig is dat een deel van deze kenniswerkers nu aan de slag is in de kassen van het Westland en op andere plaatsen die niets hebben uit te staan met de kenniseconomie. Ik overweeg in mijn tweede termijn over deze problematiek een motie in te dienen.

Ik kom tot een afsluiting. Het kabinet-Balkenende heeft het imago dat het een stikt immigratiebeleid voert, maar dit is welbeschouwd onzin. Er is sprake van lichtzinnigheid bij de toelating van arbeidsmigranten. Nederland is daarvoor eerder erg op de koffie gekomen. Dat mogen wij niet nog eens laten gebeuren.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. De minister en de staatssecretaris zullen morgenmiddag antwoorden.

De vergadering wordt van 13.30 uur tot 14.10 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven