Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 maart 2006 over de uitwerking van de modernisering van het huurbeleid.

De voorzitter:

Ik begrijp dat de heer Van Bommel in plaats van mevrouw Gerkens het woord voert namens de SP-fractie.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! Inderdaad voer ik het woord namens mijn collega Arda Gerkens die ziek thuis is.

De SP-fractie wijst de uitwerking van het huurbeleid zoals verwoord in de laatste brief van de minister van VROM, af. Dat hebben wij vanaf het begin gedaan. Daarom heb ik een aantal moties van collega's medeondertekend. Zelf wil ik nu nog drie moties aan de Kamer voorleggen, om te beginnen over het lokaal maatwerk.

De minister zegt dat zij bij hoge uitzondering lokaal maatwerk wil toestaan. De SP-fractie wil dat duidelijker wordt vastgelegd in welke situatie lokaal maatwerk zonder meer mogelijk is. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - het volkshuisvestingsbeleid mede gericht is op het creëren en in stand houden van gemengde wijken,

  • - de WOZ-waarden van huurwoningen juist in wijken met het laagste aandeel huur gewoonlijk het hoogst zijn;

  • - het nieuwe huurbeleid er zonder flankerende maatregelen toe zal leiden dat juist in deze wijken het aandeel huurwoningen in het gereguleerde segment nog verder zal dalen;

verzoekt de regering om in het kader van het nieuwe huurbeleid wettelijk of bij regeling vast te leggen dat gemeenten de bevoegdheid krijgen om in het kader van lokaal maatwerk de liberalisatie van huurwoningen te blokkeren, indien in de betreffende wijk het aandeel huurwoningen in het gereguleerde segment lager is dan de helft van het stedelijke gemiddelde,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel, Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94(27926).

De heer Van Bommel (SP):

Mijn tweede motie heeft betrekking op de nieuwbouw in de sociale huursector. Die is nu al schaars en door het liberaliseringsbeleid zal veel sociale nieuwbouw direct of korte tijd na oplevering voor liberalisering in aanmerking komen. Dat vinden wij onbegrijpelijk, onacceptabel en dus ook onwenselijk. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - het volkshuisvestingsbeleid mede gericht is op het creëren en in stand houden van gemengde wijken;

  • - het aandeel betaalbare huurwoningen in nieuwbouwwijken relatief laag is;

  • - de WOZ-waarde van deze betaalbare woningen vrijwel altijd boven de liberalisatiegrens zal komen;

van mening dat het voorgestelde systeem van liberalisatie op basis van WOZ-waarde niet mag leiden tot het nóg verder dalen van het aandeel betaalbare huurwoningen in nieuwbouwwijken;

verzoekt de regering, in het kader van het nieuwe huurbeleid wettelijk of bij regeling vast te leggen dat woningen die vanaf 1 januari 2005 zijn of worden opgeleverd, de eerste tien jaar niet mogen worden geliberaliseerd zonder toestemming van de betreffende gemeente,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel, Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95(27926).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Mijn laatste motie heeft betrekking op een verruiming van de doelgroep van beleid tot de huishoudens die ook in aanmerking komen voor een koopsubsidie in het initiatiefwetsvoorstel-Duivesteijn/Hofstra. Het is helemaal in lijn met het kabinetsbeleid om huurders en kopers gelijkwaardiger te behandelen, zo heb ik begrepen. Dan kan deze motie natuurlijk op enthousiasme van de minister rekenen. Ook regelt de motie dat de definitie van het begrip "scheefwonen" wordt aangepast aan de verruiming van de doelgroep.

De Van BommelKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de woningvoorraad in de socialehuursector krimpt, door sloop en verkoop en een zeer beperkte toevoeging van nieuwbouw;

  • - deze daling gemotiveerd wordt door de stelling dat de doelgroep van beleid gemakkelijk te huisvesten is in de voorraad indien het aantal "scheefwoners" wordt teruggedrongen;

  • - er bij eigenwoningbezitters nooit gesproken wordt over "scheefwoners", terwijl het aantal eigenaren-bewoners met relatief lage woonlasten in de betaalbare koopwoningen naar verwachting aanzienlijk is;

van mening dat de definitie van de begrippen "doelgroep van beleid" en "scheefwonen" aan herziening toe is, gezien de zeer hoge woonlasten die voorkomen bij huishoudens met inkomens boven de grens van de "doelgroep van beleid";

verzoekt de regering, in lijn met het initiatiefwetsvoorstel BEW-Plus, de definitie "doelgroep van beleid" te wijzigen in "huishoudens met een verzamelinkomen lager dan € 37.700 (2005)" en de definitie van het begrip "scheefwonen" in lijn hiermee aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96(27926).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Het huurbeleid van het kabinet is een typisch staaltje van Haagse politiek, zo hebben wij eerder geconcludeerd. Er is een serieus probleem: er worden te weinig huizen gebouwd, de woningmarkt zit op slot en de woonlasten zijn hoog. Het kabinet gaat daarmee aan de slag en wat is het resultaat na drie jaar? Het politieke probleem van de coalitie is opgelost, maar huurders moeten meer betalen, de wachtlijsten voor een woning worden langer en wij zadelen onze kinderen op met steden en dorpen waar je aan je postcode kunt zien wat iemand verdient. Tegen die achtergrond dient de PvdA-fractie vier moties in.

De beste manier om de woningnood op te lossen is meer woningen bouwen. Corporaties moeten betaalbare woningen kunnen blijven bouwen. Daarom steunen wij de motie van de SP. Particuliere investeerders moeten vooral meer vrijesectorhuurwoningen kunnen blijven bouwen. Door de huurplannen komt een groot deel van deze plannen, zoals het door de minister bejubelde Stedenfonds Amsterdam, in gevaar. Tegen die achtergrond dien ik de volgende motie in.

De DeplaKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bouw van vrije sector huurwoningen door marktpartijen en institutionele beleggers een belangrijke bijdrage kan leveren aan het oplossen van de woningnood;

overwegende dat de investeringsbereidheid van marktpartijen fors afneemt omdat door de introductie van de WOZ-waarde er een aanzienlijk aantal geplande vrije sector huurwoningen een aanvangshuur krijgt die gemaximeerd is;

overwegende dat de investeringsbereidheid van marktpartijen afneemt als door introductie van de WOZ-waarde er onzekerheid bestaat of een nieuw te bouwen woning wel of niet in het geliberaliseerde segment valt;

verzoekt de regering, vast te leggen dat nieuwe vrije sector huurwoningen met een puntenaantal van 142 of meer (de huidige liberalisatiegrens) direct bij oplevering ingeschreven mogen worden in het register van geliberaliseerde huurwoningen en dat daarmee voor deze woningen de huurmaximering dus niet geldt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Depla. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97(27926).

De heer Van Bochove (CDA):

Hoe verhouden deze motie en het opkomen voor deze hoge huren zich tot het op veel punten misleidende spotje van uw fractievoorzitter dat ik vanochtend op de radio hoorde, namelijk dat u eigenlijk alleen maar opkomt voor de heel lage huren? Hoe moet ik dit zien in relatie tot de overeenkomsten die uw fractievoorzitter heeft gesloten met die wethouders om juist op te komen voor de lage huren en de leefbaarheid voor die mensen in de wijken?

De heer Depla (PvdA):

Het is goed dat u die vraag stelt, maar u stelt eigenlijk een vreemde vraag. Wij komen er inderdaad voor op dat de huren betaalbaar blijven, maar er is ook een belangrijk segment vrijesectorhuurwoningen. Daar is ook behoefte aan en die moeten ook gebouwd worden. Door het beleid dat u steunt worden die bouwplannen moeilijker te realiseren. Er bereiken mij signalen van de pensioenfondsen en bijvoorbeeld ook het door u bejubelde Stedenfonds Amsterdam dat men moet afhaken met investeringen. Dan worden die woningen niet gebouwd. De PvdA komt niet alleen op voor mensen met een smalle beurs, maar zorgt er ook voor dat er meer wordt gebouwd in alle klassen, dus ook in deze klasse.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik constateer dus dat u niet verder ingaat op de misleidende teksten uit dat spotje. Overigens vraag ik mij wel af of u dan niet geluisterd heeft naar hetgeen wij in het algemeen overleg hebben gewisseld over de ruimte die er juist voor de groepen over wie u deze motie indient, wel degelijk in het beleid zit.

De heer Depla (PvdA):

Nee, want het enige wat hierover tijdens het algemeen overleg aan de orde is geweest, is dat er helderheid bestaat over de woningen die nu reeds in aanbouw zijn. Het Stedenfonds gaat vooral over woningen die in de toekomst gebouwd worden. In Amsterdam zijn afspraken gemaakt tussen de gemeente, de corporaties en enkele particuliere beleggers en verhuurders. Het gaat erom dat ook in de toekomst voor die investeerders helder is dat er behoefte is aan vrijesectorwoningen. Met het beleid dat u steunt, wordt het corporaties een stuk moeilijker gemaakt om betaalbare woningen te bouwen en wordt het tegelijkertijd voor particuliere beleggers moeilijker gemaakt om vrijesectorwoningen te bouwen. Mijns inziens kun je het wel degelijk combineren, door er ook voor te zorgen dat er voor de mensen die het nodig hebben, een betaalbare huursector gehandhaafd wordt. Dat betekent dat er voor de mensen met lagere inkomens, middeninkomens en hogere inkomens iets te wonen moet zijn.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik ga ervan uit dat de minister in haar reactie op hetgeen u nu zegt, nog eens precies zal aangeven wat er voor de groepen waarop u in uw motie doelt, kan gebeuren. In het algemeen overleg heeft zij een en ander namelijk al nadrukkelijk zo gezegd.

De heer Depla (PvdA):

Nee, in het algemeen overleg heeft zij het alleen maar gehad over woningen die reeds in aanbouw zijn. Ik hoop dat er de komende tijd nog veel meer woningen gebouwd gaan worden. Juist die bouw komt in gevaar.

Hogere huren leiden niet tot meer woningen. Verhuurders zijn bereid de bezuinigingen op de VROM-begroting op te vangen onder de voorwaarde dat zij dit bij huurders terug kunnen halen. Vooral de hardwerkende huurders die net te veel verdienen om huurtoeslag te krijgen, zijn de klos. Daarom dien ik mede namens GroenLinks en de SP de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat iedereen trots is op het feit dat de huren in 2005 zeer gematigd gestegen zijn;

overwegende dat het kabinet het voornemen heeft om de huren in ieder geval tot 2009 fors meer dan de inflatie te laten stijgen;

overwegende dat het ongewenst is dat huurders met een lager en middeninkomen een steeds groter deel van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten;

overwegende dat de verhuurders over meer dan voldoende kapitaal beschikken voor een gezonde bedrijfsvoering en nieuwbouwinvesteringen;

van mening dat er alle aanleiding is voor een gematigde huurontwikkeling;

verzoekt de regering, bij de jaarlijkse huurprijsverhoging te kiezen voor een inflatievolgend huurbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Bommel en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98(27926).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Door het coalitiecompromis gaat de woningmarkt verder op slot in plaats van van het slot. Wie huurbescherming heeft, vreest dat een volgende huurwoning vanwege de liberalisering aanzienlijk duurder is. Hij zal dan tot het uiterste proberen te blijven zitten waar die zit. Het opknappen van buurten zal stuklopen op bewoners die tegen nieuwbouw zijn uit angst dat zij hun huis uitmoeten en hun huurbescherming kwijtraken. Daarom dien ik mede namens Groenlinks en de SP de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het nieuwe huurbeleid de zittende bewoners het recht op huurprijsbescherming behouden;

overwegende dat huurders in herstructureringsbuurten niet uit vrije wil verhuizen, maar door omstandigheden gedwongen hun (gereguleerde) huurwoning verwisselen voor een woning die tot de geliberaliseerde voorraad kan behoren;

constaterende dat zij daarmee hun recht op huurprijsbescherming verliezen;

overwegende dat de bereidheid van huurders om hieraan mee te werken nihil zal zijn;

van mening dat het nieuwe huurbeleid hiermee onbedoeld het tempo uit de herstructurering haalt en het draagvlak ervan ondermijnt;

verzoekt de regering, huurders die als gevolg van herstructurering moeten verhuizen de status van "zittende huurders" te geven, waardoor zij hun recht op huurprijsbescherming behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Gent en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99(27926).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. De PvdA is tegen liberalisering van 20% van de huurwoningen. Het leidt tot hogere woonlasten en meer segregatie. Daarom steunt de PvdA de moties van de SP om gemeenten de mogelijkheid te bieden om als de lokale omstandigheden het noodzakelijk maken, een groter aantal woningen niet te liberaliseren.

Het kabinet houdt vast aan het nieuwe puntenstelsel voor de niet-geliberaliseerde huurwoningen. Het wil dat stelsel invoeren per 1 januari 2007. De PvdA vindt dit een ondoordacht plan en wij dienen daarom de volgende motie in.

De DeplaKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is om het woningwaarderingsstelsel per 1 januari 2007 zo aan te passen dat de WOZ-waarde mede de maximale huur bepaalt;

overwegende dat deze aanpassing ertoe leidt dat in de betere buurten de huren extra zullen stijgen;

overwegende dat het kabinet ook voornemens is om per 1 januari 2008 het woningwaarderingsstelsel zo aan te passen dat de kwalitatieve voorzieningen, waaronder energiegebruik, een belangrijker gewicht krijgen bij het vaststellen van de maximale huurprijs van een woning;

overwegende dat deze aanpassing tot lagere maximale huren kan leiden;

verzoekt de regering, de aanpassing van het woningwaarderingsstelsel uit te stellen totdat ook energiegebruik onderdeel van het woningwaarderingsstelsel wordt;

verzoekt de regering, de introductie van de WOZ-waarde bij de vaststelling van de maximale huur zo vorm te geven dat de aanpassing van het woningwaarderingsstelsel niet leidt tot versterking van de segregatie en vermindering van de keuzevrijheid om in betere buurten, dorpen en randgemeenten te gaan wonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Bommel en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100(27926).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Het akkoord van de coalitie is dus een politieke oplossing. De PvdA wil echte oplossingen, oplossingen die leiden tot meer woningen, kortere wachtlijsten en ongedeelde steden en dorpen. Daarom nogmaals – ik zal volhouden tot het einde – een oproep aan de minister om onder het motto "beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald" – het is ondertussen eigenlijk "beter ten driekwart gekeerd, dan ten hele gedwaald" – de plannen aan te passen en dan niet alleen de huur-, maar ook de koopmarkt in ogenschouw te nemen. Als zij toch volhoudt, zit er niets anders op dan deze plannen inzet van de verkiezingen te maken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het is voor GroenLinks duidelijk: de plannen van minister Dekker, gesteund door het kabinet en de coalitie in de Kamer van CDA, VVD en D66, zijn een ramp voor hurend Nederland. Dat vindt niet alleen GroenLinks, dat vinden ook andere partijen en dat vinden ook allerlei huurdersorganisaties en maatschappelijke organisaties. De plannen zoals ze voorliggen, zorgen voor onbetaalbare huren en een verstopte woningmarkt. In plaats van de huren te verhogen, moet het kabinet geld stoppen in de bouw van betaalbare woningen. De liberalisering van de huren is niet meer dan een dekmantel voor een enorme bezuiniging op de VROM-begroting van zo'n 500 mln., een betaalbaarheidsheffing, maar ook een forse bezuiniging op de huurtoeslag voor de individuele huurders. Er zullen in de ogen van GroenLinks wijken voor de rijken gaan ontstaan. Het zal helder zijn dat de fractie van GroenLinks daar mordicus tegen is. Wij betreuren de voorstellen in hoge mate en daar helpt geen coalitiecompromis aan. GroenLinks maakt heel andere keuzes.

De fractie van GroenLinks zal de moties van de PvdA en de SP om de plannen "minder slecht" te maken, van harte steunen. Zelf wil ik ook twee moties indienen. In het algemeen overleg hebben wij uitgebreid gesproken over de bescherming van de zittende huurders. Ik heb toen aandacht gevraagd voor de huurders in herstructureringswijken. Daar is inmiddels een motie over ingediend. Ik ben van mening dat ook voor de huurders die wegens gezondheidsproblemen of ouderdom gedwongen zijn te verhuizen – dat zijn eigenlijk zittende huurders die niet kunnen blijven zitten waar ze zitten – garanties moeten worden gecreëerd. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huurders die na 1 januari 2007 verhuizen, niet meer in aanmerking komen voor een gereguleerde jaarlijkse huurverhoging van enkele procenten boven het niveau van de inflatie;

overwegende dat huurders die door gezondheidsproblemen of ouderdom gedwongen zijn te verhuizen naar een aangepaste woning, te maken kunnen krijgen met een geliberaliseerde en dus fors hogere huur;

verzoekt de regering, het huurbeleid zo vorm te geven dat huurders die door gezondheidsproblemen of ouderdom geïndiceerd worden voor een aangepaste woning, het recht op huurbescherming ook na 2010 behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Depla en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101(27926).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Eigenlijk is er in de ogen van de fractie van GroenLinks maar één oplossing om dit beleid te keren en dat is dat de plannen rondom de liberalisering van de huren de prullenbak ingaan; met een grote beweging zou ik bijna willen zeggen. Daarom wil ik een soort ultieme motie indienen om een eind te maken aan de ingeslagen weg van de huurliberalisering. Het is nog niet te laat om het tij, dat al voor drie kwart gekeerd is, helemaal te keren. Volgens ons zou dat voor iedereen het beste zijn. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Van GentKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de liberalisering van de huren niet meer is dan een dekmantel voor een enorme bezuiniging op de VROM-begroting van ongeveer 250 mln. per jaar, bovenop de reeds forse bezuinigingen op de huurtoeslag;

overwegende dat met de voorgenomen huurverhogingen deze bezuinigingen worden afgewenteld op drie miljoen hurende huishoudens, terwijl het overgrote deel van deze huurders een beneden-modaal inkomen heeft;

overwegende dat deze bezuinigingen zullen leiden tot fors hogere woonlasten voor huurders;

overwegende dat voor toekomstige huurders, onder meer jongeren en starters, de aanvangshuren onbetaalbaar worden;

overwegende dat het voorgestelde huurbeleid, mede door het laten meetellen van de WOZ-waarde in de huurprijzen, segregatie bevordert en "wijken voor de rijken" doet ontstaan;

overwegende dat door de voorstellen de doorstroming op de woningmarkt nog meer zal stagneren;

overwegende dat hogere huren niet leiden tot verhoging van de bouwproductie;

overwegende dat het voorgestelde huurbeleid enkel problemen creëert en geen problemen oplost;

verzoekt de regering, de voorstellen in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Depla en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102(27926).

De heer Hermans (LPF):

Voorzitter. Wij werken in de politiek veel met normen. Wij hebben het net even over Schiphol gehad, waar een norm is van 63,5 dB voor het buitengebied. Bij de luchtkwaliteit werken wij met een Nox-norm, waarvan wordt gezegd dat deze met 40% teruggebracht moet worden.

Waarom nu precies deze normen? Wij moeten constateren dat een kosten-batenanalyse veelal ontbreekt. Het is onze taak om te zoeken naar een optimum. In theorie ben je op zoek naar het punt waarbij de marginale maatschappelijke kosten gelijk zijn aan de marginale maatschappelijke opbrengsten. Dat is voorwaar geen eenvoudig karwei. Er wordt ook vaak gewerkt met drie alternatieven, waarbij je streeft naar een optimum.

Bij het huurbeleid hebben wij ook een norm: 75, 20 en 5. De vraag is of deze norm effectief is. Wij moeten in ieder geval constateren dat de norm politiek effectief is, want er gaat een meerderheid voor ontstaan. Ik begin niet voor niets over die normen. Wij denken dat de keuze voor deze normen de woningbouwproductie door private partijen zal frustreren. Wij denken dat deze in gevaar komt, vooral in het overgangsgebied, waar huurpenningen niet tegen investeringen zullen opwegen.

Ik weet hoe belangrijk deze norm is, maar ik ga drie moties indienen, waarvan de effecten zeer klein zullen zijn. In de periode tot 2010 zal dit beleid tot een verandering van maar 0,6% leiden, en dat is bijzonder klein, maar wij zijn ervan overtuigd dat dit wel de juiste prikkel zal geven en dat de maatschappelijke baten van het huurbeleid daardoor groter zullen zijn. Verder dien ik nog een motie in om te zorgen dat de minister snel kan ingrijpen, als het allemaal niet lukt en als er ongewenste effecten zijn van het huurbeleid op de woningbouwproductie.

De HermansKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de laatste wijzigingen in het huurbeleid een bescherming van de zittende huurder ook na 2010 inhouden;

overwegende dat doel van het huurbeleid is om inkomens tot € 33.000 te beschermen, doordat 75% van de huurwoningenvoorraad gereguleerd blijft van de totale voorraad van bijna drie miljoen huurwoningen;

overwegende dat er een overgangsgebied wordt ingesteld waarin circa 600.000 meer luxe woningen met een hogere WOZ-waarde terecht zullen komen;

van mening dat de zittende huurders in dat overgangsgebied voldoende bescherming wordt geboden;

constaterende dat er sinds 16 jaar een overheidsbeleid bestaat waarin de meer luxe woningen (boven een aantal WWS-punten) na mutatie van de huurder geliberaliseerd kunnen worden verhuurd en dat door deze geleidelijke liberalisatie er in 16 jaar slechts 150.000 huurwoningen geliberaliseerd zijn;

overwegende dat de Raad van Economische Adviseurs dringend adviseert om door te gaan met het beleid inzake huurliberalisatie en het liberalisatiebeleid van de minister beschouwt als een stap op de goede weg, maar nog lang niet ver genoeg vindt gaan;

overwegende dat een huurmaximering voor nieuwe huurders die een huurwoning gaan betrekken in het overgangsgebied en die daarvoor een bewuste keuze maken, geen huurmaximering nodig hebben;

spreekt uit dat vrijkomende huurwoningen in het overgangsgebied met ten minste 135 of meer punten bij een nieuwe verhuring zonder huurprijsmaximering mogen worden verhuurd en dus ingeschreven kunnen worden in het register van geliberaliseerde huurwoningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hermans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103(27926).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wijzigingen in het huurbeleid mogelijk ongewenste effecten zullen hebben voor de productie door commerciële partijen van nieuwbouwwoningen die in het overgangsgebied terechtkomen;

van mening dat een huurprijsmaximering voor nieuwe huurders die een nieuwbouwhuurwoning betrekken en die daarvoor dus een bewuste keuze maken, niet noodzakelijk is;

overwegende dat overleg tussen gemeentebesturen en woningcorporaties ertoe kan leiden dat er dwingende afspraken kunnen worden gemaakt voor vrijwillig reguleren van nieuwbouwhuurwoningen die in het overgangsgebied terechtkomen;

voorts overwegende dat het overleg tussen gemeentebesturen en marktpartijen ertoe kan leiden dat er op vrijwillige basis afspraken gemaakt kunnen worden over het eventueel vrijwillig reguleren van een deel van de nieuwbouwhuurwoningen die in het overgangsgebied terechtkomen;

van mening dat het ook mogelijk moet zijn om nieuwbouwwoningen die in het overgangsgebied vallen op basis van puntenwaarde in te schrijven in het register van geliberaliseerde huurwoningen;

spreekt uit dat nieuwbouwwoningen in het overgangsgebied met ten minste 135 punten of meer direct bij oplevering in overleg met gemeentebesturen kunnen worden ingeschreven in het register van geliberaliseerde huurwoningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hermans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104(27926).

De heer Hermans (LPF):

De derde motie is gelukkig korter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voorgestelde huurbeleid mogelijk negatieve effecten kan hebben voor de productie van nieuwbouwwoningen door commerciële marktpartijen voor het overgangsgebied, omdat de investeringen niet opwegen tegen de huurinkomsten;

van mening dat een dergelijke ontwikkeling zeer onwenselijk is;

verzoekt de regering om de productie van nieuwbouwwoningen voor het overgangsgebied te monitoren en ervoor zorg te dragen dat de regering over de instrumenten beschikt om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hermans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105(27926).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Het is gebleken dat voor sommige gemeenten de verschillende percentages van de huurmarkt niet zullen uitvallen zoals wij hebben afgesproken, doordat in populaire centra kleine woningen een relatief hoge WOZ-waarde hebben of doordat in randgemeenten alleen dure nieuwbouw wordt gebouwd. Daarom heeft D66 voorgesteld om te bekijken hoe gemeenten zelf de mogelijkheid kunnen krijgen om binnen hun gemeentegrenzen de juiste percentages huurmarkt te krijgen, zodat ook starters en studenten een eerlijke kans maken om te beginnen en te groeien op de woningmarkt. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Koşer KayaKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de landelijke huurmarkt per 2007 wordt verdeeld in een gereguleerd deel van 75%, een overgangsdeel van 20% en een geliberaliseerd deel van 5%;

constaterende dat de onder- en bovengrens van deze gebieden door de minister per regio worden bepaald;

van mening dat de omvang van deze respectievelijke delen niet alleen landelijk gemiddeld en per regio, maar zonodig ook voor afzonderlijke gemeenten in maatwerk moet worden vastgesteld;

verzoekt de regering, in overleg met gemeenten en woningcorporaties, de grenzen van de verschillende delen van de huurmarkt zo te stellen dat gemeenten in hun woningmarkt ook daadwerkelijk de beschikking hebben over een substantieel gereguleerd deel, een overgangsdeel en een geliberaliseerd deel van de huurmarkt, waardoor differentiatie in wijken mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Van Bochove. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106(27926).

De heer Depla (PvdA):

Dit is een zeer interessante motie, die logisch voortvloeit uit de eerdere inbreng in het debat. Als mevrouw Koşer Kaya werkelijk wil wat zij in haar motie vraagt, vindt zij dat wij niet alleen per regio WOZ-waarden moeten hanteren, maar dat dit ook per stadsdeel mogelijk moet zijn. In Amsterdam-West kan dan bijvoorbeeld een andere WOZ-grens worden gekozen dan in Amsterdam-Zuidoost.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Daar waar de percentages zoals wij die hebben afgesproken niet behaald kunnen worden, moeten gemeenten de instrumenten hebben om dit te kunnen doen.

De heer Depla (PvdA):

Als het in een gemeente of in een stadsdeel lager ligt dan 75%, moeten wat u betreft dus maatregelen genomen worden.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb dat duidelijk in mijn motie neergelegd.

De heer Depla (PvdA):

Ja, dus.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb dat duidelijk in mijn motie neergelegd. Dat kunt u lezen. Gemeenten moeten inderdaad ook in hun wijken die differentiatie kunnen bewerkstelligen.

Ik heb nog een motie, die betrekking heeft op de segregatie. Door de krapte van de woningmarkt is te weinig mobiliteit mogelijk, waardoor wijken reeds in groten getale gesegregeerd zijn en zullen blijven als wij daar nu niets aan doen. Dit is niet alleen een gevaar in nieuw te bouwen wijken, waarvan de minister heeft toegezegd dat zij dit daar zal voorkomen. Dit gevaar bestaat juist ook in de bestaande wijken waar nieuwbouw beperkt mogelijk is. Daar vallen woningen door beslissingen van decennia geleden allemaal in hetzelfde segment. Zij blijven dus ook bij de modernisering van het huurbeleid gesegregeerde wijken vormen. Om ervoor te zorgen dat in de toekomst in gemeenten en wijken een gedifferentieerd woningbeleid wordt gevoerd, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat menging in wijken, dus voldoende goedkopere woningen in dure wijken en ook duurdere woningen in goedkope wijken, van belang is;

overwegende dat dit zorgt voor een evenwichtige spreiding van verschillende bevolkingsgroepen in een gemeente;

verzoekt de regering, de positie van de gemeenten te versterken door te regelen dat gemeenten harde afspraken kunnen maken met woningcorporaties over het aanbod van de verschillende woningtypen in de verschillende wijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Van Bochove. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107(27926).

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. In november 2004 zei mijn collega Miriam Sterk bij de begrotingsbehandeling dat wij niet moeten liberaliseren in een overspannen woningmarkt. Ik stel vast dat wij in de periode van november 2004 tot nu voorstellen tot stand hebben gebracht waarbij het voorgenomen beleid nadrukkelijk is aangepast. Zekerheid voor zittende huurders is gerealiseerd. Er wordt bovendien niet geliberaliseerd voordat aan een aantal uitgangspunten is voldaan. Een belangrijk element is bouwen, bouwen en nog eens bouwen. Ik heb de minister in het algemeen overleg goed begrepen. Ook bij nieuwbouw in de verschillende categorieën, zoals geliberaliseerd overgangsgebied en gereguleerd gebied, moeten woningen worden gebouwd die op die wijze en in die categorieën kunnen worden verhuurd.

Ik heb nadrukkelijk mogen vaststellen dat als gevolg van de discussie in het algemeen overleg de positie van huurders met huursubsidie in het overgangsgebied is beschermd en dat ook blijft in de periode na 2010. Ik kan dus vaststellen dat op een groot aantal terreinen aan huurders zekerheid is geboden, ook op de lange termijn. Bovendien, als ik de huurstijgingen in de afgelopen jaren bekijk, constateer ik dat de voorziene huurstijgingen voor de komende periode daar niet exorbitant van afwijken. De geweldige huurstijging als gevolg van de liberalisatie in de nabije toekomst kan naar het rijk der fabelen worden verwezen.

Voor het huurbeleid per 1 juni aanstaande heb ik aan de minister nog een vraag voor te leggen. Dat betreft het bericht dat mij vandaag bereikte dat alleenstaande 65-plussers met een laag inkomen hun huurtoeslag verliezen als gevolg van aanpassingen in de vermogenstoets. Ik verzoek de minister nadrukkelijk, ervoor te zorgen dat alleenstaande 65-plussers met een laag inkomen het recht op huursubsidie behouden.

De heer Depla (PvdA):

Vindt de heer Van Bochove 4% boven inflatie een gematigde huurprijsontwikkeling? De heer Van Bochove is terecht trots op het behoud van huurprijsbescherming voor zittende huurders. Wat vindt hij van onze motie om bij herstructurering, als mensen gedwongen worden om hun huis te verlaten vanwege sloop, hetzelfde recht te geven?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik stel vast dat door de door de CDA-fractie nadrukkelijk gestimuleerde aanpassing, de definitie van inflatie in de afspraken tussen huurders en verhuurders is teruggebracht van de gemiddelde inflatie over vijf jaar tot die van het actuele jaar. Er is al voor gezorgd dat de huurstijgingen in de afgelopen periode zeer gematigd waren. De huurverhoging van inflatie met een toeslag is niet nieuw. Dat is al in lengte van jaren beleid. De inflatie die door het beleid van het kabinet is teruggebracht naar de actuele situatie inclusief toeslag, wijkt dus niet af. Ook de hoogte daarvan wijkt niet af van wat gebruikelijk was onder de kabinetten waarin de PvdA het voortouw had.

Wie bezig is met herstructureren, moet met huurders concrete afspraken maken over wat de huurders kunnen verwachten in de periode dat zij tijdelijk moeten verhuizen, over eventuele terugkeer naar de woning en over de dan geldende huur. Ik ga ervan uit dat in die gesprekken en onderhandelingen zowel de huurders als verhuurders ervoor zorgen dat sprake blijft van huren met een aantal zekerheden waar dat nu reeds het geval is. In de stukken staat dat men ook woningen in het overgangsgebied terug kan brengen in het gereguleerd gebied en dat men die tegen gereguleerde prijzen kan verhuren. Dat is een keuze van de verhuurder. Men heeft zelfs recht op huursubsidie. In het beleid zitten dus voldoende waarborgen om het probleem van de heer Depla op te lossen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

U doet een ultieme poging om het sociale gezicht van het CDA op te krikken. Waarom accepteert u het dat er meer dan 500 mln. op hurend Nederland wordt bezuinigd? De huurstijging was wellicht niet zo hoog, maar de mensen met de huurtoeslag moeten wel € 18 per maand inleveren. Waarom doet u daar niets aan?

Als ouderen of mensen met een handicap geïndiceerd zijn, moeten zij als zittende huurder de garantie krijgen dat zij die bescherming houden. Zij kunnen er niets aan doen dat zij hun woning moeten verlaten. Wat doet u daarmee? Door mijn motie te steunen, kunt u uw sociale gezicht echt laten zien.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik maak ernstig bezwaar tegen uw opmerking over het sociale gezicht. Wij willen mensen die behoefte aan betaalbare woningen hebben in het nieuwe beleid beschermen. Zij zijn beschermd en zij blijven ook beschermd. Als je in het overgangsgebied woont, krijg je gereguleerde huurverhogingen en dan kun je de huurtoeslag behouden. Wij komen dus op voor die groepen huurders. Ik verwerp dus de aantijgingen van mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

U accepteert die enorme bezuiniging van meer dan 500 mln. op hurend Nederland. Deze mensen houden weliswaar de huurtoeslag, maar die is wel € 18 per maand minder. Dat is voor sommige mensen een hard gelag. Daarover krijgt u ook mailtjes en telefoontjes. Dat weet u toch ook?

De heer Van Bochove (CDA):

Wij hebben in de afgelopen periode uitvoerig gediscussieerd over de bezuiniging van 210 mln. die wij in het hoofdlijnenakkoord waren overeengekomen. Wij hebben daar ook een aantal dingen tegenover gesteld. Ik verwijs u naar de discussie over de normhuren, waarin wij samen optrokken. U hebt mijn moties ook gesteund. Wij hebben de normhuur voor de huurder op de meest voordelige wijze aangepast. Ik verwijs ook naar wat de Woonbond als vertegenwoordiger van de verhuurders was overeengekomen met de huurders: de vijfjarige inflatietermijn. Dat hebben wij ook netjes aangepast in het voordeel van de huurder. U zegt nu dat er voor de huurder niets is gebeurd op een paar kleine dingen na. Ik vind dat u zich nog eens moet verdiepen in de inflatiecijfers over de afgelopen jaren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Heb nou eens het lef om in te gaan op de bezuiniging op de huurtoeslag!

De heer Van Bochove (CDA):

Dat betekent dat er in 2005-2006 de laagste huurstijging sinds 1959 is geweest. In uw ogen stelt dat niets voor, maar in mijn ogen is dat van enorme betekenis.

In de brief van de minister staat nadrukkelijk hoe er met de mensen over wie u het hebt kan worden omgegaan, opdat zij hun bescherming kunnen behouden. U weet net zo goed als ik dat in de woonruimteverordening van de gemeenten is opgenomen hoe je die mensen de zekerheid kunt bieden dat zij in gereguleerde woningen – 75% van de voorraad blijft gereguleerd – gehuisvest kunnen worden. Zij behouden hun huursubsidie en zullen op een normale manier worden behandeld bij de huurstijgingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Dekker:

Voorzitter. Ik zal de moties behandelen in de volgorde waarin ze zijn ingediend. Omdat ik niet beschik over het formele nummer van alle moties, zal ik voortdurend melden wat de essentie van de motie is.

De eerste motie is die van de heer Van Bommel over het aan de gemeenten geven van de bevoegdheid "om in het kader van lokaal maatwerk de liberalisatie van huurwoningen te blokkeren, indien in de betreffende wijk het aandeel huurwoningen in het gereguleerde segment lager is dan de helft van het stedelijke gemiddelde". Ik ontraad aanvaarding van deze motie. Eigenlijk is hierop al een reactie gegeven in de brief die ik heb gezonden. De voorstellen zijn juist evenwichtig en bedoeld om per gemeente te kunnen kijken naar de mogelijkheden om de doelgroep te huisvesten. Het overgangsgebied wordt niet eerder vrijgegeven dan nadat er voldoende is gebouwd. Het is dus met waarborgen omkleed.

De tweede motie van de heer Van Bommel behelst vast te leggen dat nieuwbouwwoningen ten minste de eerste tien jaar worden aangemerkt als sociale woningbouw. Ook de aanvaarding van die motie ontraad ik. In mijn brief heb ik al gemeld dat het niet aangaat om de zaak voor tien jaar vast te zetten en niet te mogen liberaliseren. Ook daar geldt, dat wij pas liberaliseren als er voldoende is gebouwd en er dus evenwicht is ontstaan.

In zijn motie over het scheefwonen vraagt de heer Van Bommel enerzijds om de doelgroepdefinitie zodanig aan te passen dat de grens wordt gelegd bij een verzamelinkomen van € 37.700 in plaats van € 33.000 en anderzijds om de definitie van het begrip scheefwonen in lijn hiermee aan te passen. Ook het aanvaarden van deze motie ontraad ik. Er is zorgvuldig gekeken naar de grens. Gekozen is voor de ziekenfondsgrens. Daarmee is in feite ruimte geboden. Ik heb dat ook formeel vastgelegd in de brief aan de corporaties. Die doelgroep is bewust gekozen en deze keuze geeft al meer ruimte dan er voorheen bestond.

In de eerste motie die de heer Depla heeft ingebracht, verzoekt hij de regering "vast te leggen dat de nieuwe vrije sector huurwoningen met een puntental van 142 of meer (de huidige liberalisatiegrens) direct bij oplevering ingeschreven mogen worden in het register van geliberaliseerde huurwoningen". Wij hebben uitvoerig gesproken over het inbrengen van de WOZ-waarde in het puntenstelsel en de systematiek die per 1 januari aanstaande ingaat. Tot die datum zijn alle bestaande plannen geldig die in overeenkomsten met gemeenten zijn vastgelegd. Ik heb dat ook in het debat gezegd. De gemeenten en de ontwikkelaars of corporaties hebben een formele overeenkomst gesloten. De taxatie van de huurprijs is uitgevoerd op basis van de grondexploitatie en de huuropbrengsten. Overeenkomsten zijn overeenkomsten. Wij hebben duidelijk in het debat aangegeven dat wij die typeren, zoals de heer Hofstra dat zo mooi heeft gedaan, als zich bevindend in de pijplijn.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik ga niet meer in discussie, maar...

De voorzitter:

Duizend korte vragen zijn duizend korte vragen, dus...

De heer Depla (PvdA):

Honderd korte vragen zijn er al heel wat minder.

De voorzitter:

Nee, ik geef u geen toestemming om te interrumperen. Ik zeg maar waar het op staat. Ik heb te maken met een woedende minister van Binnenlandse Zaken wiens debat tot drie keer toe is uitgesteld. Op een gegeven moment moeten wij ophouden, anders zijn wij ook niet meer serieus aan het werk. De minister gaat verder met haar reactie op de moties, zonder interrupties.

Minister Dekker:

Voorzitter. En ik heb nog wel zo vriendelijk geïncasseerd dat mijn aanwezigheid vier keer is uitgesteld.

In de motie op stuk nr. 98 van de heer Depla c.s. vragen de indieners de regering bij de jaarlijkse huurprijsverhoging te kiezen voor een inflatievolgend huurbeleid. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Ik heb er bewust voor gekozen om een jaar de inflatie te volgen en vervolgens daar een korte reeks aan toegevoegd, zowel in het gereguleerde deel als in het overgangsgebied.

In de motie op stuk nr. 99 van de heer Depla c.s. verzoeken de indieners de regering om huurders die als gevolg van herstructurering moeten verhuizen, de status van "zittende huurders" te geven. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Ik heb in mijn voorstellen voldoende bescherming ingebouwd. Corporaties hebben daarbij een speciale taak. Ik heb daarvan in het debat een aantal voorbeelden gegeven. Het is hun taak dit op een goede manier op te vangen.

Ook de aanneming van de motie op stuk nr. 100 van de heer Depla c.s. over het uitstel van de wijziging van het puntenstelsel moet ik ontraden. Het voorstel is duidelijk opgebouwd. Wij brengen de WOZ-waarde voor 20% in in het puntenstelsel en daarmee werken wij dit op een goede manier uit. Je moet natuurlijk ook durven te beginnen.

In de motie op stuk nr. 101 van mevrouw Van Gent c.s. wordt de regering verzocht het huurbeleid zo vorm te geven dat huurders die door gezondheidsproblemen of ouderdom geïndiceerd worden voor een aangepaste woning, ook na 2010 het recht op huurbescherming behouden. Ik heb dit al beantwoord tijdens het algemeen overleg. Ik ontraad de aanneming van de motie, want de voorstellen bieden echt voldoende bescherming. Hierbij is een belangrijke taak weggelegd voor de sociale verhuurders.

Ik acht het antwoord bekend op de motie op stuk nr. 102 van mevrouw Van Gent c.s. waarin de regering wordt verzocht de voorstellen in te trekken. Ik zal dit ten zeerste ontraden. De voorstellen behouden bescherming en beweging en die zijn zeer nodig.

In de motie op stuk nr. 103 van de heer Hermans wordt uitgesproken dat vrijkomende huurwoningen in het overgangsgebied met tenminste 135 of meer punten bij een nieuwe verhuring zonder huurprijsmaximering mogen worden verhuurd. Ik ontraad de aanneming van die motie, want wij hebben per 1 januari 2007 de WOZ-waarde ingevoerd. Het puntenaantal en de huurprijs spelen dan geen rol meer voor de liberalisatie.

In de motie op stuk nr. 104 van de heer Hermans wordt uitgesproken dat nieuwbouwwoningen in het overgangsgebied met tenminste 135 punten of meer direct bij oplevering in overleg met gemeentebesturen kunnen worden ingeschreven in het register. Voor de nieuwbouwwoningen wil ik rekening houden met de afspraken die voor 1 januari 2007 zijn gemaakt. Ik wijs ook hier op de WOZ-waarde en het woningwaarderingsstelsel. Ik verwijs naar mijn reactie op de motie op stuk nr. 103.

In de motie op stuk nr. 105 van de heer Hermans wordt gevraagd om monitoring en om instrumenten om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Ik zie deze motie als een ondersteuning van mijn beleid. Ik zal zeker zorgen voor monitoring. Ik ga ervan uit dat de nieuwbouw op peil blijft en ik zal jaarlijks de effecten van het beleid in totaliteit bezien. Indien nodig zal ik maatregelen nemen om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.

In de motie op stuk nr. 106 van mevrouw Koşer Kaya c.s. wordt de regering verzocht de positie van de gemeenten te versterken door te regelen dat zij harde afspraken kunnen maken met corporaties over het aanbod van de verschillende woningtypen. In een brief aan de corporaties heb ik geschreven dat de gemeenten duidelijk een woonvisie moeten vastleggen. Die beperkt zich niet uitsluitend tot de noodzakelijke nieuwbouw, maar moet zich juist uitstrekken over de differentiatie van de wijken, de aanpak van de bestaande voorraad en de toewijzingen van woningen. De corporaties doen vervolgens een bod voor de invulling daarvan. De gemeentelijke visie kan dan worden gerealiseerd. Ook in het kader van de 56 wijken zijn er afspraken gemaakt. Als ik daarnaast nog mag wijzen op het feit dat ik in de brief van 17 maart heb opgemerkt dat via de Huisvestingswet een voorziening kan worden getroffen om de woonruimteverdeling nog beter over de regio te verdelen, zal de Kamer begrijpen dat ik deze motie zie als een ondersteuning van mijn beleid.

De tweede motie van mevrouw Koşer Kaya betreft het verzoek om in overleg met gemeenten en corporaties de grenzen van de verschillende delen van de huurmarkt aan te passen. Nogmaals, de WOZ-grenzen zijn zo gekozen dat in elke regio voldoende ruimte is voor huisvesting van de aandachtsgroep. Gemeenten zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op deze WOZ-grenzen. Op dit moment komen de verzoeken van de gemeenten binnen. Ik zal deze beoordelen aan de hand van de criteria in de brief van 17 maart staan. Ik zie deze motie als een aanmoediging om dit op een goede, zorgvuldige manier te operationaliseren en daarom als ondersteuning van mijn beleid.

De heer Van Bochove vroeg mijn bijzondere aandacht voor de aanpassingen in de vermogenspositie, met als gevolg veranderingen in en wellicht ook verlies van de huurtoeslag, met name voor vijfenzestigplussers. Voorzover ik zo-even heb kunnen nagaan, is er geen verandering in de vermogenstoets. Ik zal de informatie formeel nog opvragen en die de Kamer zo snel mogelijk toezenden.

De heer Van Bochove (CDA):

Mijn vraag was om iets te doen om deze mensen te beschermen.

Minister Dekker:

Mijn uitgangspunt is natuurlijk ook dat deze mensen beschermd blijven.

De heer Depla (PvdA):

Wij zijn het op vele punten fundamenteel oneens over het beleid, maar het meest verbaast mij het beleid ten aanzien van de woningen in de vrije sector. Zelfs die mensen weet de minister tegen zich in het harnas te jagen! Zij respecteert elke afspraak die voor 1 januari is gemaakt, maar ik hoop dat wij in de toekomst ook nog vrijesectorwoningen blijven bouwen. Daar zijn die afspraken niet voor gemaakt en daar is dus niets voor geregeld. De minister maakt het onmogelijk om in de toekomst vrijesectorwoningen te bouwen. Het beleid leidt tot minder woningen in plaats van meer. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Minister Dekker:

Ik begrijp dat dit uw statement is. Ik heb duidelijk gezegd dat ik de formele overeenkomsten respecteer en dat werkt door in de komende jaren. Dit beleid is er natuurlijk op gericht dat juist wél wordt geïnvesteerd.

De heer Depla (PvdA):

Alle nieuwe afspraken gelden dus?

Minister Dekker:

Nee, ik heb het heel duidelijk geformuleerd: per 1 januari 2007 gaat het nieuwe huurbeleid in en ik respecteer alle lopende overeenkomsten die voor die tijd zijn gemaakt tussen gemeenten en corporaties en gemeenten en ontwikkelaars, want ik ga ervan uit dat deze heel goed hebben nagedacht over de betekenis ervan voor de aanvulling van de woningmarkt in de gemeenten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties volgende week te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven