Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 58, pagina 3736-3744 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 58, pagina 3736-3744 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte (30229).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Luchtenveld (VVD):
Voorzitter. Sinds kort kent de Grondwet de volgende bepaling. De wet regelt een tijdelijke vervanging van een lid van de Staten-Generaal wegens zwangerschap en bevalling, alsmede wegens ziekte. Na deze herziening van de Grondwet – mijn fractie heeft overigens in beide lezingen tegen gestemd – ligt er een opdracht aan de wetgever. Daar kunnen wij als VVD-fractie niet omheen. Wij moeten nu dus kijken hoe de wet moet worden vormgegeven, gegeven de opdracht die de grondwetgever heeft gegeven aan de gewone wetgever om een wettelijke regeling te treffen. Onze principiële bezwaren tegen het optuigen van de Grondwet met een bepaling inzake de vervanging bij zwangerschap of ziekte zijn hier dus niet meer aan de orde. Het gaat er nu om, verantwoorde wetgeving te maken.
Wat zou nu de hoofdlijn moeten zijn van die verantwoorde wetgeving? De Grondwet zegt niets over hoe lang verlof zou moeten worden verleend en ook niets over de precieze voorwaarden waaronder dat zou moeten gebeuren. Dat zijn zaken die vandaag voluit aan de orde zijn en daar wil ik een aantal opmerkingen over maken namens de VVD-fractie. In de eerste plaats vinden wij de termijn van 16 weken, die dan eventueel nog twee keer kan worden herhaald in dezelfde parlementaire periode, aan de lange kant. Dat hebben wij ook in de schriftelijke verslaglegging al gemeld. Drie keer 16 weken is bijna een jaar. Als wij uitgaan van een normale periode van vier jaar van een volksvertegenwoordigend orgaan, dan zou men dus een kwart van die tijd afwezig kunnen zijn. Dat vinden wij geen goede zaak voor de vervulling van een volksvertegenwoordigende functie. Wij denken toch dat die periode zou moeten worden beperkt tot twee keer 16 weken, dan wel dat wij naar die 16 weken zouden moeten kijken.
Dan kan iemand zich laten vervangen vanwege zwangerschap of ziekte. Wij vinden dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen zwangerschap en ziekte. Wij denken namelijk dat daar toch een verschil tussen zit. Bij ziekte menen wij dat er meer aansluiting moet worden gezocht bij de Wet arbeid en zorg. Dat zou met name consequenties hebben voor de hoogte van de vergoeding die de persoon die zich laat vervangen, ontvangt tijdens ziekte. De Wet arbeid en zorg regelt dat er na twee wachtdagen nog maar sprake is van een wettelijke vergoeding van 70% van het laatst genoten loon. Wij denken dat politici het goede voorbeeld moeten geven. Het zou dan ook zo moeten zijn dat de schadeloosstelling bij ziekte wordt teruggebracht tot 70% gedurende de weken dat men zich laat vervangen. Ik overweeg daarover een amendement in te dienen. Dat wordt nu nog voorbereid. Ik verneem graag het oordeel van de minister over de vraag of het niet logischer is, met de wettelijke regeling aan te sluiten bij de 70% uit de Wet arbeid en zorg.
Een tweede punt waarin wij kritischer willen zijn dan het wetsvoorstel nu voorstelt, is in de constatering dat er inderdaad sprake is van ziekte. Wat ons betreft, is een simpel briefje van de huisarts onvoldoende om dat door te geleiden naar de voorzitter van de Kamer, die dan geen discretionaire bevoegdheid heeft en de vervanging in principe moet toestaan. Wij achten het toch niet onredelijk om daar strenger in te zijn en op zijn minst een medische keuring door een onafhankelijk keuringsarts te eisen. Dat zou bijvoorbeeld een arts van de Arbo-dienst kunnen zijn. Een reïntegratietraject is natuurlijk niet aan de orde, omdat de vervanging meteen 16 weken is. Dat wordt wettelijk geregeld, dus er is meteen sprake van vervanging gedurende die langere periode. Juist daarom zou je bij de constatering of iemand daadwerkelijk ziek is wel wat strenger mogen zijn. Misbruik moet toch echt worden voorkomen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Twijfelt de heer Luchtenveld aan het oordeel van de arts die het briefje uitschrijft en aangeeft dat die persoon ziek is voor een bepaalde periode? Dat lijkt toch een beetje de ondertoon van zijn vraag te zijn.
De heer Luchtenveld (VVD):
Nou ja, wij hebben ook bij ziekmeldingen en dergelijke voor verscherpte controles gekozen bij de Wet arbeid en zorg. Dat is ook aan de orde als men sneller een reïntegratietraject in moet. Als een huisarts waarmee er een vertrouwensrelatie bestaat zegt: het lijkt mij goed als u er inderdaad eens 16 weken tussenuit gaat, dan moet dat boven elke twijfel verheven zijn. Ook in gemeenteraden en provinciale staten, dus overal waar iemand van die regeling gebruik kan maken, moet het echt om een aantoonbaar langdurige ziekte gaan en niet om iets wat twee of drie weken kan duren, waarna iemand weer gewoon kan functioneren. Daarvoor is wat ons betreft deze regeling absoluut niet bedoeld. Wij waren al geen voorstander van de regeling, maar als die er moet komen, willen wij daar behoorlijk stringente voorwaarden aan verbinden. Dit geldt ook voor de keuring.
Het volgende punt hangt hiermee samen. Aan het eind van de zittingsperiode moet het niet een rol gaan spelen dat men teleurgesteld is over de plaatsing op de kandidatenlijst, waardoor men gebruik maakt van de vervangingsregeling. Men loopt dan bijna tot het eind van de periode door en de laatste 16 weken is men ziek. Die drempel moet echt opgeworpen worden en op dat punt moet gecontroleerd worden.
De heer Slob (ChristenUnie):
Het gaat om het oordeel van een arts. Ik heb de artsen in Nederland heel erg hoog. Die zullen ook echt niet zo maar een briefje schrijven voor iemand die er even 16 weken tussenuit gaat. Dat gaat om een heel lange periode. De artsen weten heel goed welke verantwoordelijkheid zij dragen, als zij een dergelijke verklaring afgeven. Daar mogen wij toch wel enig vertrouwen in hebben in dit land.
De heer Luchtenveld (VVD):
Ook wij hebben artsen hoog. U weet echter ook dat heel veel verzekeringsmaatschappijen bij keuringen, bijvoorbeeld voor een rijbewijs, juist niet een oordeel vragen van de eigen huisarts. Dat is de staande praktijk in Nederland. Ik heb in dit verband niet voor niets de arbodienst genoemd. De overheid heeft bepaald dat bij een keuring voor een rijbewijs niet de eigen huisarts daarvoor een verklaring mag geven. Het is vaak van belang dat een onafhankelijke arts, die de betrokken patiënt niet kent, goed nagaat wat er aan de hand is.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Ik hoorde de heer Luchtenveld zeggen: even er tussenuit en over een week of twee terugkomen. Volgens mij kan dat niet bij deze regeling. Je gaat er namelijk uit met een verklaring van een arts, dus geen briefje van een huisarts, voor een periode van minimaal 16 weken. Ik denk dat je je in dit vak wel twee keer bedenkt voordat je überhaupt een verzoek doet voor vervanging.
De heer Luchtenveld (VVD):
Dat denken wij ook. Daarom hadden wij niet zo'n behoefte aan deze regeling. Ik zei al dat, als iemand na er in principe twee of drie weken tussenuit te zijn geweest, kan terugkeren, een dergelijk verzoek niet gedaan hoeft te worden en zeker niet gehonoreerd moet worden met een medische verklaring. Ik zie dat mevrouw De Pater aangeeft dat dit niet kan, maar ik herhaal dat iemand, als die er twee of drie weken tussenuit kan, gewoon lid kan blijven. Hij of zij is dan gewoon twee of drie weken afwezig. Dat bedoel ik aan te geven. Dat kan nu al en dat kan altijd. Die situatie moet dus niet onder deze regeling gaan vallen. Het moet namelijk zo zijn dat, als iemand een ziektebeeld heeft dat niet lijkt op een griepje van twee dagen, maar na drie weken weer kan functioneren bij een normaal ziekteverloop, zo'n verklaring er niet behoort te komen. Een dergelijke verklaring behoort er alleen te komen, als iemand naar verwachting ten minste 16 weken ziek zal zijn en niet in staat om de functie van volksvertegenwoordiger te vervullen.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Ik probeer het nog een keer. U zegt dat zo'n verklaring er niet behoort te komen. Die kán er ook niet komen, als het om een griepje gaat. Het gaat om een verklaring van een arts over een ziekteperiode van 16 weken, waarin men niet kan functioneren. Dat betreft behoorlijke ziektes. Ik herhaal dat het geen plicht is om een verzoek te doen om je te laten vervangen als je een griepje hebt, maar een recht. De individu mag zelf afwegen of hij of zij dat verzoek überhaupt doet.
De heer Luchtenveld (VVD):
Ook al doet hij dat verzoek na een eigen afweging, dan moet een onafhankelijk arts dat vaststellen. Die afweging kan er ook in resulteren dat hij of zij wil blijven functioneren dan wel zich anderszins wil laten vervangen door middel van afspraken binnen de fractie.
De heer Boelhouwer (PvdA):
Ik ben een beetje verbaasd over de bijdrage van de heer Luchtenveld. Hij heeft namelijk ook de mogelijkheid gehad om amendementen in te dienen over de punten die hij nu naar voren brengt. Tot nu toe heeft hij daar niet voor gekozen. Dat geeft mij de indruk dat de heer Luchtenveld namens zijn fractie eigenlijk zegt: ik voel eigenlijk helemaal geen klap voor wat hier nu aan de orde is. Zeg dat dan heel eerlijk!
De heer Luchtenveld (VVD):
Ik heb gezegd dat wij erkennen dat de Grondwet aan de wetgever de opdracht geeft om een regeling op te stellen. Daar zijn wij dus voor in. Wij zeggen niet: wij waren tegen en wij blijven tegen. Dat is inconstitutioneel; dat kan niet. Immers, de Grondwet geeft een opdracht aan de wetgever. Het staat de wetgever echter wel vrij om een strenge regeling te maken. Daar zijn wij een voorstander van. Naar aanleiding van de discussie in de fractie zijn gisteren een aantal punten in die zin aangescherpt. Die breng ik hier vandaag naar voren. Ik wacht eerst het oordeel van de minister daarover af. Als de minister er niet op ingaat, zal ik daarover amendementen aan de Kamer aanbieden.
Mevrouw De Pater-van der Meer heeft een amendement ingediend over de termijn waarop een verzoek kan worden ingediend. Op het einde van de zittingsperiode is dit in mijn ogen extra kritisch. Dat geldt overigens ook voor het begin van de zittingsperiode. In de schriftelijke behandeling hebben wij gevraagd of het wel mogelijk moet zijn dat iemand die bij wijze van spreken al ziek is, maar toch even naar de beëdiging komt om zich vervolgens meteen weer ziek te melden en het verzoek in te dienen. Aan het einde van de periode kan iemand, zoals gezegd, minder gemotiveerd zijn omdat die niet terugkeert. Is het dan wel logisch om een wettelijke regeling te treffen waardoor een verzoek tot kortere vervanging kan worden ingediend, zeker als de zestien weken niet meer kunnen worden vol gemaakt? Dit levert ook nog problemen voor de vervanging op. Als iemand niet meer op een volgende kandidatenlijst staat, is het toch logischer dat die gewoon bedankt of de termijn uitzit en zich anderszins door fractiegenoten laat vervangen? Juist aan het einde is dit wel het overwegen waard.
Als iemand vanwege zwangerschap of ziekte van de vervangingsregeling gebruik maakt, wordt aan een vervanger gevraagd om de functie over te nemen. De bezoldiging van die vervanger is geregeld, maar hoe zit het met zijn of haar arbeidsrechtelijke positie? De vervanger kan een arbeidsovereenkomst met zijn werkgever hebben. Voor die laatste kan het buitengewoon ongelukkig uitkomen als iemand er zestien weken tussenuit gaat of misschien zelfs met een verlenging wel 32 of 48 weken. Wat is de arbeidsrechtelijke positie van de vervanger? Hij heeft maar tien dagen bedenktijd en in die tien dagen moet hij dus weten of hij al dan niet gebruik zal maken van het aanbod om volksvertegenwoordiger te worden. Artikel 643 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bevat een regeling over de deelname aan vergaderingen van provinciale staten, gemeenteraden en de Eerste Kamer. Daar heb je in principe verlof voor met een toetsing door de kantonrechter als het bedrijfsbelang zich daartegen verzet. Het gaat in dergelijke gevallen om deeltijdfuncties. Dan hebben wij het nog niet over het recht om die te aanvaarden zonder schadeloosstelling voor de werkgever. De vraag is natuurlijk hoe dit zit in verband met het Tweede-Kamerlidmaatschap of het raadslidmaatschap van bijvoorbeeld grote steden dat ook behoorlijk veel tijd in beslag neemt. Kan de werkgever de werknemer aan zijn contract houden en hem weigeren naar de volksvertegenwoordiging te gaan op grond van zijn arbeidsovereenkomst? Moet de werknemer dan bedanken? Moet er vervolgens op de kandidatenlijst worden gekeken wie er onder hem eventueel beschikbaar kan komen of kan de betrokkene zeggen dat de vervulling van het passief kiesrecht van hoger belang is en dat de werkgever geen enkele aanspraak heeft? Zo ja, hoe zit het dan met de werkgever als die daadwerkelijk schade lijdt doordat hij een winkel heeft met bijvoorbeeld maar een werknemer en die werknemer toevallig geroepen is tot het tijdelijk vervangen van iemand anders? Kan er dan sprake zijn van schade die veel groter is dan alleen het niet meer hoeven betalen van de werknemer, doordat er bijvoorbeeld krapte op de arbeidsmarkt is en die werknemer niet zo gauw kan worden vervangen? Het kan ook gaan om iemand met een specifieke deskundigheid in een heel team. Ik hoor graag wat de regering hiervan vindt, want het is niet onbelangrijk om te weten hoe de arbeidsrechtelijke verplichtingen moeten worden afgewogen tegen het uitoefenen van het passief kiesrecht, al gaat het in beginsel om een tijdelijke vervanging. Ik wacht het antwoord van de regering graag af. Ook krijg ik graag een beschouwing over het wetsartikel dat ik net noemde en dat een beperkte reikwijdte heeft, maar eerder is opgesteld, omdat er al discussies tussen werkgevers en werknemers werden gevoerd over wat al dan niet kon.
De heer Van der Staaij (SGP):
Is dit nu een informatieve vraag van de heer Luchtenveld? Het is toch duidelijk dat er geen recht is dat tegenover een werkgever kan worden ingeroepen in de huidige regeling?
De heer Luchtenveld (VVD):
Dat is wel zo. In artikel 643 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek staat iets over het recht om vergaderingen van provinciale staten, gemeenteraden en de Eerste Kamer bij te wonen. Je kunt dus zeggen dat je gedurende zestien weken een aantal vergaderingen gaat bijwonen en dat je daar op grond van dit artikel recht op hebt, tenzij de kantonrechter anders bepaalt. Mijn vraag is juist of dit inderdaad zo breed kan worden uitgelegd. Verder is mijn vraag hoe het zit met de Tweede Kamer. In de regeling is een uitzondering gemaakt voor het bijwonen van vergaderingen van die Kamer, omdat zij te veel vergadert om nog redelijkerwijs aan andere arbeidsverplichtingen te kunnen voldoen. Het gaat er gewoon om of er gezocht moet worden naar een vervanger zonder arbeidscontract, dus iemand die zelfstandig kan beslissen om het lidmaatschap te aanvaarden. Anders ben je afhankelijk van de bereidwilligheid van de werkgever, van de vraag of zo'n tijdelijke vervanging binnen de organisatie opgevangen kan worden. Maar dan kom je vaak een stuk lager op de kandidatenlijst terecht dan de eerste vervanger op de lijst, zo is onze inschatting.
Er is al een amendement ingediend over de Nederlandse leden van het Europees Parlement. Wij hebben altijd gezegd dat dit parlement zelf de rechtspositie van al zijn leden eenduidig zou moeten regelen. Er dient zich nu een keuze aan; wij kunnen nu voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement een regeling treffen zoals die voor het Nederlandse parlement, maar wij kunnen ook stellen dat het niet goed verdedigbaar dat er voor een zwangere Française in het Europees Parlement een andere regeling zou bestaan dan voor een Nederlandse zwangere. Graag het oordeel van de regering hierover.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Voorzitter. Medio 2004 is in dit huis de grondwetswijziging in verband met de tijdelijke vervanging van gekozen volksvertegenwoordigers in tweede lezing akkoord bevonden. Voor onze fractie was dit een vreugdevol moment en wij spraken toen de verwachting uit dat de primeur van tijdelijke vervanging nog in deze kabinetsperiode mogelijk zou zijn. Inmiddels is het voorjaar van 2006 aangebroken en wij hebben moeten constateren dat zwangerschappen sneller kwamen dan de regeling waarmee vervanging mogelijk zou moeten worden gemaakt. Het ziet er nu niet naar uit dat de primeur alsnog in deze kabinetsperiode valt, maar wij kunnen dit ook geenszins uitsluiten.
De heer Boelhouwer (PvdA):
Moet ik uit uw opmerking, gelet op de duur van een zwangerschap en de reguliere termijn van een kabinetsperiode, nu afleiden dat u verwacht dat het kabinet de rit in ieder geval niet uit zal zitten?
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Nee, het is op dit moment nog niet te voorzien dat de primeur in deze kabinetsperiode zal vallen, maar het is zeker nog mogelijk. En wat mij betreft mag de primeur in uw fractie vallen, maar in 2004 zou het in mijn fractie gebeurd zijn.
De heer Luchtenveld (VVD):
Is het niet te verwachten dat de primeur eerder in een van onze gemeenteraden zal vallen?
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Ik sprak nog niet over de gemeenteraden, maar over deze Kamer. Daar ging het immers ook in 2004 om.
Ik leg er de nadruk op dat deze regeling slechts de mogelijkheid van vervanging biedt. Een individueel lid kán een verzoek indienen om zich te laten vervangen; met andere woorden, het is een recht. Waarom leg ik hier zo veel nadruk op? Een individueel lid van een gemeenteraad, een statenfractie of een Kamerfractie moet geheel zelfstandig kunnen afwegen of hij of zij zich wil laten vervangen. Bij zwangerschap zou je het een voorrecht kunnen noemen dat je na de bevalling gedurende een normale periode zonder druk aan de nieuwe gezinssituatie kunt wennen. Maar als de betrokkene van mening is dat een kortere periode dan 16 weken voldoende is, dan hoeft zij zich niet te laten te vervangen en kan zij op elk door haar zelf gewenst moment weer aan de slag gaan. Bij ernstige ziekte kunnen nog weer heel andere overwegingen een rol spelen, maar dit is voor onze fractie des temeer reden om er de nadruk op te leggen dat het om een recht gaat en dat partij of fractie nooit morele druk op een fractielid mag uitoefenen om van dit recht gebruik te maken. Het mag dan ook niet voorkomen dat bij kandidaatstellingsprocedures kandidaten vooraf zouden moeten aangeven of zij eventueel van dit recht gebruik zullen maken. Er is in artikel X 10 van de Kieswet dan ook terecht sprake van dat de voorzitter aan een lid op diens verzoek tijdelijk ontslag verleent.
Bij de schriftelijke ronde heb ik namens de CDA-fractie op een aantal punten gewezen die, wat ons betrof, nog enige verbetering behoefden. Na lezing van de nota naar aanleiding van het verslag moet ik constateren dat de minister wat laconiek omgaat met mogelijke onduidelijkheden in de vervangingsregels of mogelijke losse eindjes voor betrokkenen. Wij verwachten echter dat de minister eventuele losse eindjes netjes wil afhechten.
Het verst gaat de minister onzes inziens bij zijn beantwoording van de door de CDA-fractie gestelde vraag betreffende de positie van de tijdelijke vervanger, wanneer in dezelfde fractie een reguliere vacature ontstaat. Wanneer de tijdelijke vervanger in aanmerking wil komen voor die reguliere vacature, moet hij of zij zelf maar snel ontslag nemen uit de tijdelijke vervanging om op die manier te waarborgen dat zijn of haar positie voor de reguliere vacature niet ongewild verloren gaat. De Kieswet is duidelijk maar soms ook wat ingewikkeld. De CDA-fractie wil de duidelijkheid graag handhaven, maar wij hoeven het voor gekozenen en kandidaten niet ingewikkelder te maken dan het is. Wij stellen dan ook voor om de tijdelijke vervanger die op grond van zijn of haar positie op de kandidatenlijst als eerste in aanmerking zou komen voor benoeming in een reguliere vacature, als eerste op deze mogelijkheid te wijzen. Ik heb daartoe een amendement ingediend.
De heer Van der Staaij (SGP):
Met betrekking tot dit amendement heb ik de volgende vraag. Is het in de visie van de CDA-fractie een soort absoluut voorrangsrecht van de tijdelijke vervanger om in aanmerking te komen voor een vacature?
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Nee, het is geen absoluut voorrangsrecht. Het hangt samen met de positie die hij of zij op de kieslijst inneemt. Wij hadden het er zo-even in het debat al over dat wellicht de eerste opvolger op de kieslijst er niet voor kiest als tijdelijk vervanger te functioneren. Dan komt een ander daarvoor in aanmerking, als deze op dezelfde kieslijst staat. Als het wel de eerste op de kieslijst betreft, dan vind ik dat hij tijdens de periode van het zijn van tijdelijke vervanger als eerste benaderd moet worden op het moment dat er een reguliere vacature valt.
De heer Van der Staaij (SGP):
Akkoord; dat begrijp ik. Het is dan goed dat deze verheldering wordt geboden, want de toelichting op het ingediende amendement suggereert een veel verdere reikwijdte, in die zin dat ongeacht de plaats op de kandidatenlijst de tijdelijke vervanger per definitie die plaats zou moeten innemen, als er een vacature valt.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Nee; ik meen in mijn toelichting hier in ieder geval die helderheid te hebben verschaffen. Mocht daartoe een aanpassing van de toelichting bij het amendement noodzakelijk zijn, dan vind ik het de moeite waard om dit te doen. Het hangt inderdaad af van de positie die betrokkene op de kieslijst inneemt of deze wel of niet als eerste in aanmerking zou moeten komen.
De heer Slob (ChristenUnie):
In de schriftelijke inbreng heeft u hier ook naar gevraagd en volgens mij was het antwoord toen al redelijk helder: dan stop je als tijdelijke vervanger en kun je alsnog instromen als volwaardig lid. Dat laatste klinkt wat raar, want ook de vervanger is volwaardig Kamerlid, zij het even in een andere positie.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Ik ga ervan uit dat dit voor 99% ook zo het geval zal zijn, maar wij hebben het niet alleen over deze Kamer. Wij hebben het over alle gemeenteraden en alle provinciale staten. Daar willen in de loop van een zittingsperiode fracties nog wel eens – ik zeg het maar zoals het is – uit elkaar vallen. Op dat moment ontstaat er een situatie waarin wellicht de onderlinge informatieverschaffing niet goed is. Het gaat mij om het moment van ontslag nemen door degene die de reguliere vacature veroorzaakt. Dat ontslag is bepalend voor wie de eerste benoemingsbrief krijgt en dat is niet degene die tijdelijk vervanger is, omdat deze op dat moment nog benoemd is; daar zit voor mij de crux. In de meeste gevallen zal het zich niet voordoen, maar het risico dat het zich toch een keer voordoet, vanwege ontstane miscommunicatie in de loop van de tijd, wil ik voorkomen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik begrijp er nu helemaal niets meer van, maar dat zal ongetwijfeld aan mij liggen. Doordat u er nu splitsingen in fracties bij haalt, ontstaat er wat mij betreft nog meer mist. Volgens mij is het heel helder. Op het moment dat er een vacature ontstaat in de fractie waar je al als eerstvolgende op de lijst als vervanger optreedt, neem je gewoon ontslag uit je vervangende functie. Je kunt dan instromen in de vacature; tevens moet er een andere vervanger komen. Daar hebben wij toch geen extra wetsbepaling voor nodig? Ik laat mij graag door u overtuigen, maar op dit moment wordt het er alleen maar mistiger op.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Ik wil het nog één keer proberen. Het moment waarop een reguliere vacature ontstaat en iemand ontslag neemt, is bepalend voor wie als eerste op de kieslijst benaderd wordt voor de benoeming. Dat is dan echter niet degene die tijdelijk vervanger is, want die is op dat moment benoemd. Dat is wat ik wil uitsluiten.
Een volgend punt is dat wij bij de schriftelijke behandeling hadden gevraagd of vervanging tijdens de demissionaire periode nog wel nodig is. De minister reageert daarop met een veronderstelling, namelijk dat wij zouden doelen op de situatie van tussentijdse ontbinding van het vertegenwoordigend orgaan. Nee, daar doelden wij niet op. Het kan zowel in de Kamers als in de staten en de gemeenteraden voorkomen dat de verkiezingen voor een nieuwe periode al ruim in zicht zijn, bijvoorbeeld over een maand, waarbij een van de leden verzoekt om vervanging voor zestien weken, zijnde de vastgestelde termijn. Volgens het voorliggende voorstel kan de voorzitter het verzoek niet afwijzen wanneer de benodigde verklaring van arts of verloskundige wordt overgelegd. Het komt ons voor dat er weinig aantrekkelijks aan is voor de tijdelijke vervanger om vanwege het simpele feit dat er zeer aanstaande verkiezingen zijn, de periode van zestien weken in de praktijk verkort te zien tot pakweg acht weken. Dát was de achterliggende gedachte bij deze vraag. Het komt ons voor dat er iets nadrukkelijker moet worden overwogen of een verzoek tot vervanging zo aan het eind van een zittingsperiode nog opportuun is. Ook daarover heb ik een amendement ingediend.
In het schriftelijk verslag over de wijziging van de Grondwet heb ik namens de CDA-fractie gevraagd of ook voor de leden van het Europees Parlement een regeling tot stand kan komen. In antwoord daarop werd gemeld dat in het Europees Parlement de voorzitter bij zwangerschap en ziekte afwezigheid kan toestaan. Daarbij is vervanging echter niet aan de orde. Wij menen dat de Nederlandse regelgeving ook van toepassing moet zijn op leden van het Europees Parlement. Wij hebben daartoe samen met GroenLinks een amendement ingediend. Het is aan europarlementariërs zelf om de nodige stappen te zetten om de Nederlandse regels effectief te laten zijn. Wij wensen hen daarbij van harte succes.
Aangezien het hier een wetsvoorstel betreft dat mede betrekking heeft op geldelijke voorzieningen in de zin van artikel 63 van de Grondwet, wordt de wet pas van kracht als ten minste tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen daarvoor is. De CDA-fractie hoopt van harte dat deze meerderheid er zal blijken te zijn, zodat wat ons betreft de laatste hindernissen voor een tijdelijke vervanging zijn overwonnen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij vandaag met elkaar bespreken, kent een redelijk turbulente voorgeschiedenis. Ik ben er eens ingedoken, maar ik geloof dat wij er met onderbrekingen al zo'n dertien jaar over praten. Het grootste deel daarvan is opgesoupeerd aan het spreken over de wijziging van de Grondwet, wat in eerste instantie niet is gelukt, en uiteindelijk in de herkansing een paar jaar geleden wel. Mijn fractie heeft er altijd wat dubbel ingezeten, waarbij ik mij beperk tot de laatste discussie over de Grondwetsherziening, die wel door deze Kamer is gekomen. Bij eerste lezing in 2002 hebben wij tegen de wijziging van de Grondwet gestemd, omdat wij wel het grote belang inzagen van het regelen van een onderbreking vanwege zwangerschap. De uitbreiding met ziekte, die er in eerste instantie niet bij was gevoegd, vonden wij dermate open en ruim dat wij ook vreesden voor een al te gemakkelijk gebruik ervan.
Bij tweede lezing, in 2004, hebben wij uiteindelijk wel voorgestemd. Wij stonden toen wel voor een heel lastige afweging; mevrouw Bussemaker sprak terecht van een gewetensvraag. Wij wisten dat als wij tegen zouden stemmen, de mogelijkheid voor onderbreking wegens zwangerschap teniet zou worden gedaan, zodat wij weer jaren weg zouden zijn. Op dat moment lag er een proeve van een regeling voor, die al enigszins inzage gaf in hoe de regeling voor ziektevervanging zou worden geregeld, die ons uiteindelijk over de streep heeft getrokken. Wij hadden de overtuiging dat, als het wetsvoorstel er zou komen te liggen, er ook een duidelijke afbakening zou gaan plaatsvinden als iemand zou worden vervangen wegens ziekte. In die verwachting zijn wij absoluut niet beschaamd. Sterker nog, er is als ik kijk naar het huidige wetsvoorstel en de afbakeningen daarin, met name als het om ziekte gaat, in grote lijnen tegemoetgekomen aan de bezwaren die wij toen al als een soort schot voor de boeg noemden. Zo is de mogelijkheid van de voorzitter van een vertegenwoordigend orgaan om wegens zwaarwegende motieven van de medische verklaring af te wijken geschrapt, en hetzelfde geldt voor de beroepsmogelijkheid. Dat vinden wij terecht, want het gaat tenslotte om een verzoek tot vervanging. De beslissing op een verzoek voor vervanging kan alleen op basis van en in overeenstemming met een medisch advies in de vorm van een verklaring van een arts of verloskundige worden afgegeven. Uit de verklaring van de arts moet aannemelijk worden dat de uitoefening van het lidmaatschap niet binnen acht weken kan worden hervat. Daarmee wordt een medisch objectieve maatstaf beoogd. Dat vinden wij uitermate zorgvuldig en dat is eenduidig en transparant. Met zo'n uitwerking kunnen wij heel goed leven.
Er is daarnaast, daar hebben wij wel een vraag over, een cumulatie van de vervangingsperiode mogelijk gemaakt tot maximaal drie maal een periode van zestien weken. Deze verlenging van de vervangingsperiode lijkt in eerste instantie een verbetering ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van uitsluitend zestien weken. Daar hebben wij destijds steeds over gesproken. Die termijn was gerelateerd aan de gebruikelijke termijn van zwangerschapsverlof, maar die was arbitrair voor vervanging in geval van ziekte. Daar hebben wij destijds ook op gewezen. Nu is er dus gekozen voor een periode van drie maal zestien weken. Wij zouden daar graag een nadere onderbouwing van hebben, want dat is wel een erg lange periode. Het had ons niet vreemd overgekomen als was gekozen voor een periode van twee maal zestien weken. De mogelijkheid van cumulatie van de vervangingsperiode tot een dergelijke termijn, dus drie maal zestien weken, zou wat de fractie van de ChristenUnie betreft niet een vertragend effect mogen hebben op de totstandkoming van een besluit van een volksvertegenwoordiger om zijn functie neer te leggen. Als de periode heel lang wordt gemaakt, zou iemand die keuze wat verder voor zich uit kunnen schuiven. Ik vraag dus een onderbouwing van die drie maal zestien weken. Dat is namelijk een punt waar wij nog even over na willen denken als het gaat om ons uiteindelijk oordeel over het totaal van de voorstellen, waarvan ik net heb aangegeven dat wij die zeer eenduidig en transparant vinden.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Ik hoor u spreken over die lange periode van drie maal zestien weken, maar de regeling zegt dat je die zestien weken steeds opnieuw moet aanvragen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Het is inderdaad een cumulatie.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Je vraagt een vervanging dus niet voor drie keer zestien weken aan, maar steeds voor zestien weken.
De heer Slob (ChristenUnie):
Het zou voor de persoon in kwestie echter wel een mogelijkheid kunnen zijn om het besluit of hij vanwege zijn lichamelijke gezondheid nog wel langer aan kan blijven als volksvertegenwoordiger, verder voor zich uit te schuiven. Dat is niet de bedoeling van het creëren van deze ruimte. Dat is namelijk bedoeld om iemand de rust en de ruimte te geven om weer gezond te worden en terug te keren op de plek waar hij in eerste instantie ook voor gekozen was.
Wat betreft de nevenfuncties hebben wij gevraagd hoe dat zou gaan uitwerken. Daar was onduidelijkheid over in de proeve zoals die er destijds lag en die nog niet daadwerkelijk onderdeel was van de bespreking, maar wel al een beetje liet zien hoe de uitwerking zou zijn. Wij hebben de indruk dat dat punt nu ook volledig helder is afgebakend. Wij hebben daar dan ook geen problemen meer mee.
Er blijft dan nog één punt staan en dat betreft de reikwijdte van het wetsvoorstel. Uit de schriftelijke inbreng blijkt dat verschillende fracties hebben gezegd: wij kiezen nu wel voor deze twee mogelijkheden, vervanging bij zwangerschap en bij ziekte, maar zouden er niet meer mogelijkheden zijn? Dat is behoorlijk uitgebreid besproken bij de grondwetsherziening. Ouderschapsverlof had er bijvoorbeeld ook nog bij kunnen horen. Adoptie is ook nadrukkelijk genoemd en staat nu ook weer in het verslag. De keuze is echter gemaakt. Als wij dat nu weer aanhangig zouden maken, zou dat in principe weer een nieuwe grondwetsherziening vergen en dat overstijgt de competenties van dit wetsvoorstel, want dat is niet meer en niet minder dan een uitwerking van de herziening die heeft plaatsgevonden. Dat is wat ons betreft dan ook geen onderwerp meer. Punt is wel dat iedere keuze die je maakt op een bepaald moment arbitrair is, maar je moet het een keer afbakenen.
Mijn laatste punt betreft het Europees Parlement. Wij hebben daar in het verleden ook uitvoerig over gesproken. De voorganger van deze minister heeft de Kamer in 2004 beloofd dat hij dat punt in Europa op zal gaan pakken en zal gaan zorgen dat er een regeling zou komen. Er is hem toen ook gevraagd om daar bijvoorbeeld het voorzitterschap van Nederland van de Europese Commissie voor te gebruiken. Ik ben benieuwd wat dat heeft opgeleverd. Misschien kan de minister daar nog wat over zeggen. Uiteraard hoor ik ook graag zijn oordeel over het amendement dat er ligt. Als dat meegenomen kan worden, moeten wij dat niet laten liggen. Dat kan dan in één keer gebeuren.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Voorzitter. De fractie van GroenLinks is blij dat wij zover zijn. Eindelijk, zou ik zeggen. Ik herinner mij nog – dat was vast niet de eerste keer, maar het is mijn persoonlijk herinnering – dat op een gegeven moment Andrée van Es, destijds Kamerlid namens de PSP, zwanger was. Zij zat toen meen ik als enige voor de PSP in de Kamer en moest er toen voor een aantal maanden uit. De zoon die toen geboren is, is meen ik al volwassen. Zo lang zijn wij hier al mee bezig. Dit onderwerp is toen pregnant op de agenda gekomen en het zou fijn zijn als wij dit nu eindelijk eens een keer zouden kunnen regelen.
Naast zwangerschap is er natuurlijk de kwestie van langdurig zieke Kamerleden, gemeenteraadsleden en leden van provinciale staten. De laatsten zullen hier waarschijnlijk veel vaker mee te maken hebben dan wij. Ik heb het zelf in mijn fractie meegemaakt toen Arie van de Brand door een hartaanval was getroffen. Hij had toen natuurlijk tijd nodig voor zijn herstel, maar als je dan in een kleine fractie zit, is de druk groot om te vroeg te beginnen. Niet door de druk van de fractie, maar vanuit de persoon zelf. Het is echt cruciaal dat betrokkene dan de tijd en de rust krijgt voor een goed herstel. Een termijn van drie keer 16 weken lijkt mij redelijk, want als het om dergelijk ernstige ziekten gaat, kun je die tijd nodig hebben. Het is goed dat er dan een redelijke termijn is om te voorkomen dat er toch weer druk wordt gezet op personen, een druk die je nu juist wilt vermijden.
Het zal geen verbazing wekken dat mijn fractie hoopt dat deze uitvoeringswet snel kan worden ingevoerd. Wij steunen de wet in grote lijnen. Ik vraag alleen nog om wat aanvullingen en maak wat kanttekeningen bij de modus die is gekozen. Ik hoop dat wij de tweederde meerderheid vinden die nodig is om deze wet van kracht te laten worden. Het voorstel kan dan misschien nog voor de zomer door de Eerste Kamer worden behandeld.
Ik heb al gezegd dat mijn fractie de termijn van drie keer 16 weken steunt. Het interruptiedebatje van zojuist heeft wat verheldering gegeven over het amendement van mevrouw De Pater op stuk nr. 8 dat beoogt dat de tijdelijke vervanger als eerste in aanmerking komt als er een definitieve plaats vrijkomt. Zij vreest dat de eerstvolgende op de lijst niet altijd weet dat hij of zij de aangewezen persoon is, daardoor zijn ontslag niet zal indienen en dus niet aangemerkt zal worden. Dit klinkt mij redelijk in de oren, omdat het niet altijd even duidelijk zal zijn dat er iets dergelijks aan de hand is.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Ik heb al gezegd dat de toelichting bij het amendement moet worden aangepast.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Het is goed dat hierover geen misverstand bestaat. Het zou vervelend zijn, zeker in fracties waar misschien ruzie ontstaat, als mensen niet op de hoogte zijn van het feit dat... en dat zij daardoor hun positie niet kunnen gaan vervullen.
Ik ben wat sceptischer over het amendement onder stuk nr. 9 dat beoogt dat deze regeling niet geldt in een periode korter dan 16 weken voor de ontbinding van de Kamer, de gemeenteraad of provinciale staten. Wij weten immers uit ervaring dat juist rond de verkiezingen het werk flink toeneemt. Zeker voor kleinere fracties kan het dan van belang zijn om een compleet functionerende fractie te hebben. In veel gevallen is het ook niet zo dat de nieuwe leden onmiddellijk worden geïnstalleerd. Ik denk dat mijn fractie dit amendement niet zal steunen.
Voor mijn fractie is de belangrijkste kwestie die wij hier graag in ieder geval voor de helft zouden willen regelen, het verlof bij ziekte en zwangerschap voor Europarlementariërs. Dit debat is zijdelings aan de orde geweest bij de behandeling van de grondwetsherziening. Het hoefde toen niet ten finale gevoerd te worden, omdat er in de grondwet überhaupt niets geregeld wordt voor het Europees Parlement en de Europarlementariërs. Dit is echter wel het moment om hierover te spreken. Ik zeg hier eerlijk bij dat mijn fractie hier extra op is gewezen door onze collega-Europarlementariër Kathalijne Buitenweg die zwanger is. Ik vind het goed dat zij dit onderwerp zo nadrukkelijk heeft geagendeerd.
Het kabinet noemt twee motieven om tot een regeling voor tijdige vervanging over te gaan. Het eerste motief is de emancipatie van vrouwen. Het kabinet wil de toegang tot het passieve kiesrecht voor vrouwen verbeteren. Het tweede motief is het gezondheidsaspect. Het kabinet wil voorkomen dat vrouwen zich niet laten vervangen en doorwerken, wat ongezond is. Mijn fractie denkt dat deze argumenten extra gelden voor Europarlementariërs. De fracties zijn daar per definitie kleiner: er zitten maar 25 of 30 Nederlanders in het Europees Parlement. Iemands afwezigheid heeft dus veel invloed. De sociale druk zal dan ook groter zijn. Daarnaast is de fysieke belasting voor een Europarlementariër grosso modo zwaarder dan voor een Nederlandse volksvertegenwoordiger, gezien de enorme reisafstanden en het verblijf elders. De argumenten om tot een regeling te komen wegen dus minstens zo zwaar, zo niet zwaarder voor onze Europarlementariërs. Dit is een belangrijke reden om ook voor hen een regeling te treffen.
Tot nu toe was de reactie van het kabinet dat er voor Europarlementariërs al een regeling is. Zij mogen wegblijven. Zij kunnen zich afmelden. Die regeling is er alleen om een heel andere reden, namelijk omdat er zoveel gerommel was met de aanwezigheid in het Europees Parlement. Er werd gezegd dat Europarlementariërs er nooit waren en er gingen verhalen over declaraties. Toen is gezegd dat er voor zwangere vrouwen expliciet iets geregeld zou worden, opdat zij niet op de zwarte lijst zouden terechtkomen. Dat heeft echter niets te maken met vervanging en daar voeren wij nu een debat over. Mijn fractie weet heel goed dat er in Europa nog het een en ander moet veranderen teneinde vervanging mogelijk te maken. Op dit moment kan het niet, niet in Europa en evenmin in Nederland. Er is een initiatief in Europees verband om die verandering mogelijk te maken, maar dat is nog niet volbracht.
Wij moeten het op twee plekken veranderen: in Europa en in Nederland. Mijn fractie zou het gek vinden als wij tijdens dit debat over de uitvoeringswet alleen de Nederlandse kant rond maken. Wij zullen in alle gevallen de Kieswet en de Wet schadeloosstelling moeten aanpassen om dit mogelijk te maken. Dit is het moment om het in Nederland te regelen. In Zweden is het al gebeurd. In Zweden hebben vrouwelijke parlementsleden al recht op zwangerschapsverlof, ook de Zweedse Europarlementariërs. Daar is het althans in de nationale wetgeving geregeld. Ik heb gehoord dat er ook een zwangere Zweedse Europarlementariër is, maar zij kan nog niet met verlof gaan omdat het in Europa nog niet geregeld is. Ik denk dat wij het in Nederland op dezelfde manier in orde moeten maken. Ik verwacht ook dat het zal helpen bij het tot stand komen van een regeling op Europees niveau. Als een aantal landen het zelf al regelt, gaat er een signaal uit naar de EU om het daar ook in orde te maken.
Daarom heeft de fractie van GroenLinks een amendement ingediend dat mede is ondertekend door de CDA-fractie. Daarin wordt het niet alleen voor de Kieswet geregeld, maar ook voor de schadeloosstelling voor Europarlementariërs. Wij hebben technisch gezien aansluiting gezocht bij de regeling die geldt voor leden van de Tweede Kamer. Dat leek ons het meest voor de hand te liggen. Ik heb net nog een gewijzigd amendement laten rondgaan. Wij hebben namelijk nog één artikel toegevoegd. Dat artikel regelt dat bij Koninklijk Besluit een ander tijdstip kan worden vastgesteld waarop de betreffende artikelen in werking treden. Daarmee wordt wat wij regelen voor Europarlementariërs pas van kracht op het moment dat de Europese regelgeving is aangepast. Het artikel wordt dus pas van kracht op het moment dat het in Europa geregeld is.
De heer Boelhouwer (PvdA):
Voorzitter. Wij bespreken vandaag een wetsvoorstel dat de tijdelijke vervanging regelt van leden van de Eerste en Tweede Kamer, provinciale staten en gemeenteraden wegens zwangerschap, bevalling en ziekte. Het kabinet-Kok heeft dit wetsvoorstel door een grondwetherziening mogelijk gemaakt, maar dit onderwerp speelt al veel langer in het parlement.
De PvdA-fractie heeft voor de herziening van de Grondwet gestemd. Het voorliggende wetsvoorstel sluit naadloos aan bij de opvattingen van de PvdA-fractie over de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers. Het gaat uitdrukkelijk om een recht en niet om een plicht. Het is verder goed om op te merken dat het wetsvoorstel alleen volksvertegenwoordigers betreft en niet bestuurders. Als wij het goed hebben begrepen, is de minister met het IPO en de VNG in gesprek over de wenselijkheid en haalbaarheid van een vergelijkbare regeling voor bestuurders. Kan hij al iets meer zeggen over de resultaten van dit overleg?
Het wetsvoorstel regelt vooralsnog niets voor leden van het Europees Parlement. Mijn fractie vindt het dan ook verheugend dat er nu een amendement voorligt dat beoogt deze omissie ongedaan te maken. Ik hoor graag van de minister of deze aanpassing van de heer Duyvendak het inderdaad mogelijk maakt om het wetsvoorstel van toepassing te laten zijn op europarlementariërs op het moment dat het binnen Europa mogelijk is. Ik heb het amendement pas kort geleden onder ogen gekregen en ik kan niet precies inschatten wat de juridische consequenties ervan zijn. De minister weet zich gesteund door een staf van uiterst deskundige juristen die ons vast een oordeel kunnen geven.
De PvdA-fractie dringt al langere tijd aan op een dergelijke regeling, omdat die de emancipatie van vrouwen bevordert. Het wordt voor vrouwen aantrekkelijker om als volksvertegenwoordiger in de Kamer, provinciale staten of de gemeenteraad te functioneren. Verder merkte de heer Duyvendak terecht op dat het op soms beter is om een stapje terug te doen als dat volgens een arts nodig is voor het herstel van je gezondheid.
Mijn fractie steunt het voorstel om voor een verlof een maximum vast te stellen van drie keer zestien weken.
De gedachte achter het amendement op stuk nr. 8 van mevrouw De Pater-van der Meer mag inmiddels op de sympathie van mijn fractie rekenen. Wel merkt zij terecht op dat er nog naar de formulering van de tekst moet worden gekeken. Aanvankelijk stonden wij aarzelend tegenover haar amendement, maar haar toelichting heeft ons voor haar amendement gewonnen. Zij merkt in de toelichting namelijk op dat je niet voor vervanging in aanmerking komt als je er al in zit. Ik hoop dat de minister ons dat kan bevestigen of dat hierin al is voorzien in het wetsvoorstel.
Het amendement op stuk nr. 9 kan niet echt op de sympathie van mijn fractie rekenen. Wij hebben dan ook niet zoveel behoefte aan dit amendement, onder meer omdat de heer Duyvendak terecht opmerkte dat het niet voor de hand ligt om aan het eind van de periode een belemmering aan te brengen. Ik kan mij goed vinden in het argument dat de afwezigheid van een of meer fractieleden wegens ziekte of zwangerschap kort voor verkiezingen een zware wissel trekt op kleine fracties.
Ik had het al even over de Europarlementariërs. Ik hoor graag het oordeel van de minister over het amendement. Als het niet zou kunnen, wil ik de minister verzoeken om alles in het werk te stellen om met een voorstel te komen waardoor op een andere manier Europarlementariërs in staat gesteld worden om van deze regeling gebruik te gaan maken.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Het wetsvoorstel dat voorligt is een uitvloeisel van een relatief recente wijziging van de Grondwet. Hoe lang de voorgeschiedenis daarvan ook is geweest, de uitwerking van het grondwetsartikel is snel gegaan; de grondwetswijziging is begin februari in het Staatsblad terechtgekomen.
Artikel 57a van de Grondwet bepaalt nu dat de wet tijdelijke vervanging wegens zwangerschap, bevalling of ziekte dient te regelen. Laat het helder zijn dat de SGP-fractie geen voorstander van deze bepaling was en is, wegens het sterk persoonlijke karakter van het ambt van volksvertegenwoordiger. Dit hebben wij in onderscheidene termijnen van de behandeling van de voorgestelde grondwetswijziging naar voren gebracht. Tijdelijke afwezigheid is acceptabel en kan binnen de desbetreffende fractie worden opgevangen. Verder zagen wij ook problemen bij de afbakening; in welke gevallen wordt er wel, en in welke gevallen wordt er niet vervangen? Hoe zit het bijvoorbeeld bij ernstige ziekte van familieleden, bij adoptie en dergelijke zaken?
Vandaag is het echter niet de vraag óf er een regeling moet komen, maar hoe die regeling eruit ziet. Feit is dat de Grondwet op dit punt is gewijzigd en de wetgever geen ruimte meer biedt; er moet zo'n regeling komen. Ook voor de SGP-fractie is daardoor nu de vraag aan de orde of in dit wetsvoorstel op een goede manier uitvoering wordt gegeven aan de grondwettelijke opdracht. Ligt er een fatsoenlijke regeling voor? Zo zullen wij ook, gehoord de discussie, dit wetsvoorstel beoordelen.
De periode van 3 maal 16 weken vindt ook de SGP-fractie behoorlijk lang. Daarmee wordt een behoorlijk vergaande inbreuk gemaakt op het persoonlijke karakter van het ambt van volksvertegenwoordiger. Wij vinden de argumentatie voor de duur van die periode in de nota naar aanleiding van het verslag nogal dun en horen daarover graag een nadere argumentatie van de zijde van de regering.
In hoeverre zou in de visie van de regering bij tijdelijke vervanging wegens ziekte moeten worden meegewogen of er voor betrokkene daadwerkelijk uitzicht op herstel bestaat? Het moet echt om vervanging gaan en het moet redelijkerwijs voorzienbaar zijn dat men binnen de desbetreffende periode weer zal terugkomen. Ik pleit er niet voor om dit op enigerlei wijze in de wet te regelen, maar het is de bedoeling om tot een tijdelijke vervanging te komen. Dat speelt een rol in de persoonlijke afweging of men al dan niet van de regeling gebruik wil maken. Het moet niet mogelijk zijn dat men de beslissing om al dan niet als Kamerlid te blijven functioneren voor zich uit schuift en eerst alle tijdelijke vervangingsmogelijkheden gaat benutten. Dat zou geen voordehandliggende invulling van deze regeling zijn.
Een meer praktisch punt betreft de vraag hoe gehandeld moet worden als de voorzitter van een vertegenwoordigend lichaam gebruik wil maken van de onderhavige regeling. Hier wordt een praktische oplossing voor geboden: de voorzitter moet dan maar voorafgaand aan het indienen van een aanvraag aftreden als voorzitter. Is dat niet een wat slordige benadering? Zou niet de wet zelf daarin wat preciezer moeten zijn? Wat is erop tegen om te bepalen dat in een dergelijk geval een aanvraag van de voorzitter zelf door een waarnemend voorzitter wordt beoordeeld? In het Reglement van Orde van de Tweede Kamer staat wie er dan als waarnemend voorzitter kan fungeren. Verdient dit niet de voorkeur?
Wij voelen er niet voor om, als er een reguliere vacature ontstaat, een tijdelijke vervanger per definitie voorrang te geven, ook boven hoger geplaatsten op de kieslijst. Wij vinden wel dat een plaatselijke vervanger niet overgeslagen zou moeten worden als er een reguliere vacature ontstaat. Wij begrijpen dat dit praktisch wel goed opgelost en afgestemd kan worden, maar ook hier stelt zich weer de vraag wat zich ertegen zou verzetten om dat in de wet zelf precies te regelen.
Als laatste meer praktische punt wil ik het nog even hebben over de reikwijdte als het gaat om de Nederlandse leden van het Europees Parlement. Ik wacht graag het antwoord af van de regering op dat punt. Wij begrijpen dat men die lijn wil doortrekken, maar zien daar ook wel haken en ogen aan. Wij gaan immers niet helemaal over de rechtspositie van de leden van het EP. Wij horen graag de reactie van de regering daarop, voordat wij een definitief oordeel over die vraag zullen innemen. Sympathie hebben wij voor het amendement van collega De Pater-van der Meer om aan het einde van een zittingsperiode een beperking aan te brengen. De termijn van 16 weken zou ook daadwerkelijk volgemaakt moeten worden. Bij vervanging moet het gaan om een substantiële periode. Dat amendement spreekt ons dus aan.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 12.30 uur tot 13.30 uur geschorst.
Voorzitter: Weisglas
De voorzitter:
De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-3736-3744.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.