Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheidszorg) (30186).

(Zie vergadering van 22 februari 2006.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Er is een brief ontvangen met schriftelijke antwoorden op gestelde vragen en een reactie op de ingediende amendementen. In de brief geeft de minister te kennen dat hij de amendementen-Schippers op de stukken nrs. 19 en 37 over wil nemen. Aangezien hier klaarblijkelijk geen bezwaar tegen bestaat, zijn het amendement-Schippers (stuk nr. 19) en het amendement-Schippers (stuk nr. 37) overgenomen. Zij maken geen afzonderlijk onderwerp van de beraadslaging meer uit en zijn vanaf nu onderdeel van het wetsvoorstel zoals dat er nu ligt.

Er is veel tijd verstreken tussen de eerste en de tweede termijn. De ervaring leert mij dat dit leden soms verleidt tot een lange, doorwrochte inbreng in de tweede termijn. Ik verzoek de leden het toch kort en krachtig te houden, zoals een spontane tweede termijn hoort te zijn. Ik zie aan de gelaatsuitdrukking van de heer Omtzigt dat deze opmerking helemaal niet nodig is.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in de eerste termijn en voor de antwoorden en de reactie op de amendementen die hij ons later per brief heeft doen toekomen. Ik zal beginnen met het hoofdpunt. Het hoofdpunt werd natuurlijk gevormd door het amendement op stuk nr. 33 dat wij hebben ingediend en waardoor de marktmeestertaak feitelijk wordt overgeheveld van de NZa naar de NMa.

Voorzitter. Mag ik een ordevoorstel doen?

De voorzitter:

Ga uw gang.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik krijg een derde nota van wijziging, waarvan ik vermoed dat ik er iets van vind. Zou ik deze nota vijf minuten mogen lezen?

De voorzitter:

Begrijp ik goed dat die nota net is binnengekomen?

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, die wordt nu onder mijn neus geschoven.

De voorzitter:

Dan vind ik uw voorstel redelijk.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister niet alleen voor zijn schriftelijke antwoorden, maar ook voor de derde nota van wijziging. Ik kom hier zo op terug.

Voor ons blijft het belangrijkste punt de scheiding tussen de NMa en de NZa. Tussen de eerste en tweede termijn hebben wij kennis kunnen nemen van de veroordeling of in ieder geval de forse terechtwijzing van de AFM voor het tegelijkertijd opsporen en opleggen van een boete. Op die samenloop van bevoegdheden ben ik in eerste termijn uitgebreid ingegaan. Ik voel mij gesterkt door het feit dat er nu een tweede argument is om de NMa de aanmerkelijke marktmacht te laten vaststellen. Bij het vaststellen van de aanmerkelijke marktmacht is namelijk nog steeds sprake van een overlap met het misbruik van een economische machtspositie en economische mededinging. Als je een economische machtspositie hebt, moet je de markt kunnen afbakenen. Dat moet op exact dezelfde manier gebeuren als dat in het mededingingsrecht gebeurt. Immers, als er een verschil zou zijn, zouden vooraf en achteraf verschillende dingen strafbaar zijn. Dat lijkt ons buitengewoon onwenselijk.

De minister heeft in zijn beantwoording aangegeven dat de NMa in dezen een track record heeft en goed is in het toepassen van de Europese regelgeving op het punt van de markt. Ik stel vast dat er in de literatuur nog geen eenduidig definitiekader is en dat dit er wel moet komen. Volgens mij kan de NMa de marktmacht het beste vaststellen, maar moet de NZa wel de volledige bevoegdheid houden over het opleggen van de boetes of de maatregelen die zij nodig acht, als er aanmerkelijke marktmacht is geconstateerd. Ik heb hiertoe een gewijzigd amendement ingediend. Het spijt mij dat dit nog niet is rondgedeeld, maar ik hoor graag wat de minister hiervan vindt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wij zullen het gewijzigde amendement nog te zien krijgen, maar misschien kan de heer Omtzigt het nu vast wat nader duiden. Tot op dit moment begrijp ik zijn wijziging namelijk niet.

De heer Omtzigt (CDA):

De wijziging houdt in dat de NZa aan de NMa kan vragen om te bekijken of er sprake is van een aanmerkelijke marktmacht. De NMa bakent de markt af. Er zijn dus niet twee afdelingen die dat doen in dit land, maar één. Vervolgens kan de NZa een boete opleggen aan of een maatregel nemen tegen een instelling, een zorgverzekeraar of een combinatie van een van beide, wanneer een aanmerkelijke marktmacht wordt vermoed.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp hieruit dat u de analyse van een markt waar wellicht sprake is van aanmerkelijke marktmacht, neerlegt bij de NMa, maar het recht van initiatief dan wel het opleggen van een boete bij de NZa laat.

De heer Omtzigt (CDA):

Inderdaad.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is het niet verstandiger om alles bij de NZa te laten? Wat is dan nog de meerwaarde van het amendement dat u in gewijzigde vorm voorlegt?

De heer Omtzigt (CDA):

Op een aantal markten heeft de NZa het initiatief om een aanmerkelijke marktmacht vast te stellen, terwijl de NMa misbruik van een economische machtspositie vaststelt. Beide dienen op hetzelfde kader gedefinieerd te worden. Misbruik van je economische machtspositie houdt in dat je je al misdragen hebt; aanmerkelijke marktmacht houdt in dat je dat zou kunnen doen. Als voor die twee begrippen een verschillende afbakening plaatsvindt van bijvoorbeeld het gebied waarin men werkt – de NZa kan de provincie aanmerken als relevant gebied, terwijl de NMa het hele land zo aanmerkt – dan ontstaat er een behoorlijke discrepantie. Dan kunnen de NMa en de NZa zelfstandig gaan ingrijpen, maar zij kunnen ook tegelijkertijd op dezelfde markt opereren. Dat lijkt ons onwenselijk. Daarom vinden wij dat het begrippenkader bij de NMa moet blijven, maar dat de uitvoering bij de NZa kan plaatsvinden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Begrijp ik het goed dat de heer Omtzigt de macht die de NZa thans toekomt op grond van het voorliggende wetsvoorstel, in stand laat en dat de NMa ingevolge zijn gewijzigde amendement niet veel meer is dan een soort studiedienst? Ik hoor hier graag een antwoord op. Verder wil ik graag weten in hoeverre zijn gewijzigde amendement tegemoet komt aan het punt dat hij als eerste maakte, namelijk de recente uitspraak van de rechter op grond waarvan de AFM is veroordeeld?

De heer Omtzigt (CDA):

De AFM is veroordeeld voor het feit dat zij het onderzoek en de veroordeling in dezelfde hand had. Het onderzoek kan dus op dat moment niet meer door de NZa gedaan worden maar door de NMa. Het amendement is inderdaad anders. Het zorgt voor minder bureaucratie. aangezien er niet twee afdelingen voor marktafbakening behoeven te zijn. In het verleden heeft het behoorlijk wat moeite gekost om de markt goed af te bakenen. Dus laat het nu op één plaats goed geschieden en laat er dan volstrekte helderheid over zijn. Er is een samenloop met de amendementen van de heer Heemskerk in de zin dat als die aangenomen worden de NMa en de NZa op dezelfde markten een bereik hebben. Zonder de amendering zijn er nu zelfs markten waarbij de NMa wel mag ingrijpen vanwege misbruik van economische machtspositie, bijvoorbeeld in het geval van prijsregulering. Het wetsvoorstel voorziet dan niet in het opleggen van een aanmerkelijke marktmacht. Niets belet de NMa om via het mededingingsrecht misbruik van economische machtspositie aan te pakken. Als je dat stroomlijnt en je er tegelijkertijd voor zorgt dat het in een helder kader wordt geplaatst, dan ga ik ervan uit dat de NMa heldere regels vastlegt op basis waarvan zij markten afbakent. De minister heeft een aantal voorbeelden gegeven maar die bevinden zich vooral in de AWBZ-sector, waar de afbakening van markten vaak iets gemakkelijker is dan bij ziekenhuizen, aangezien de relevante geografische ligging van de markt daar vrij moeilijk is af te bakenen.

De heer Heemskerk (PvdA):

De kern van uw betoog is dat u zegt dat de NMa meer verstand heeft van marktafbakening en dat u tegenstrijdigheden wilt voorkomen. Weet u dat de NMa nog nooit is getest, ook niet bij de rechter, op die marktafbakening? Er is dus nog geen enkele jurisprudentie over. Of exacte marktafbakening was niet nodig of men had een veronderstelling die echter niet bij de rechter is getoetst. Uw stelling dat de NMa er zo veel verstand van heeft, gaat volgens mij dus niet op.

De heer Omtzigt (CDA):

Volgens antwoorden van de minister heeft de NMa er meer verstand van en meer ervaring mee dan de NZa. Ik vind het interessant dat u aanhaalt dat het feit dat een beslissing van een bepaalde toezichthouder nog nooit voor de rechter is geweest, als een bewijs geldt dat het niet getest is. Het is voor mij juist een bewijs dat degenen aan wie de maatregel is opgelegd, de maatregel redelijk en billijk gevonden hebben. Anders hadden ze namelijk vast en zeker een heel dure advocaat ingehuurd om de maatregelen of boetes die hun zijn opgelegd, aan te vechten.

De heer Heemskerk (PvdA):

Uw stelling dat er duidelijke en beproefde definities zijn waarover jurisprudentie bestaat, klopt niet. Dan kunt u er net zo goed voor pleiten om het bij de NZa te leggen. Op deze manier creëert u extra overlap. In het amendement op stuk nr. 37 dat inmiddels is overgenomen door de minister wordt heel duidelijk aangegeven wat de NMa doet en wat de NZa doet.

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, je creëert geen extra overlap. Ten aanzien van de NMa laat je de regels helder vaststellen en dus niet voor de NMa én de NZa, wat u voorstelt. U wilt namelijk dat twee kantoren die markt afbakenen en dat ze daarna met elkaar gaan praten. U heeft gelijk dat nog niet alles helder in jurisprudentie is vastgelegd. De jurisprudentie zal zich moeten ontwikkelen. Daarom hoop ik ook dat er een soort van beleidskader komt waardoor mensen van tevoren kunnen zien of ze redelijkerwijs een maatregel kunnen verwachten of niet. Als dat beleidskader er is dan hebben wij de misbruik van aanmerkelijke marktmacht en de misbruik van economische machtspositie in één keer goed geregeld.

Voorzitter. Vervolgens kom ik te spreken over de persoonsgegevens. Op dit punt heb ik anderhalf uur geleden een amendement ingediend. Er is sprake van enige overlap met de derde nota van wijziging die wij zojuist hebben ontvangen. Het grote verschil lijkt te zijn dat wij een iets hogere boete willen als de verzekeraar de persoonsgegevens die hij voor de basisverzekering heeft, voor een aanvullende verzekering gebruikt. Wij zijn van mening dat dit te allen tijde moet worden voorkomen. Die Chinese muren zijn er. Dat er geen sanctiebepaling op stond, was een omissie in de wet. Ik ben blij dat de minister dat heeft ingezien, dat hij de door de verzekeraars afgesproken code heeft overgenomen en dat hij daarop een sanctie heeft gezet. Graag verneem ik van de minister wat zijn mening is over de iets hogere boete die wij bepleiten.

De minister heeft in eerste termijn klip en klaar gezegd dat hij zal ingrijpen als er op het punt van toezicht sprake is van overlap. Wij hopen dat hij die toezegging niet vaak gestand hoeft te doen. Dat zal echter wel het geval zijn als het amendement waarover ik eerder heb gesproken, niet wordt aangenomen. Dat zal namelijk tot gevolg hebben dat dezelfde partij op verschillende manieren kan worden aangevallen door de NMa en de NZa.

Ook over de administratieve lasten is de minister duidelijk geweest. Voor 1 april aanstaande zal hij een overzicht verstrekken waaruit blijkt welke administratieve lasten onderdeel uitmaken van het nieuwe zorgstelsel. Dat zal op grond van de door de ACTAL goedgekeurde definities gebeuren. Wij zien dat overzicht graag tegemoet.

Ons amendement over de bureaucratiebestrijding hebben wij gesplitst. Het eerste deel heeft betrekking op de NZa. Wij vermoeden dat er bij de NZa – dat is de opvolger van het CTG met 170.000 tarieven die jaarlijks tientallen beleidsregels uitvaardigt – goed moet worden gelet op de administratieve lasten. Die organisatie dient zelf aan te geven op welke wijze zij die administratieve lasten in de hand houdt en/of terugbrengt. Dat heeft wel degelijk te maken met ervaringen met toezichthouders in andere sectoren. Ik noem de AFM waar de administratieve lasten voor de onder toezicht gestelden ieder jaar met tientallen procenten toenemen.

Het tweede gedeelte betreft de mogelijkheid om formulieren in het zorgveld preventief en achteraf te laten toetsen. Het kan niet zo zijn dat tien verzekeraars tien verschillende machtigingsformulieren of procedures hebben. Er moet slechts een formulier komen. De NZa krijgt de mogelijkheid om daarvoor te zorgen. Ik heb de minister gevraagd of die taak bij de NZa of bij het CVZ moet worden ondergebracht, maar op die vraag heeft hij niet geantwoord. Ik ga er dan ook van uit dat de taak van de NZa op dat terrein gehandhaafd wordt. Zij moet dus, eventueel nadat zij de sectoren daarover heeft gehoord, kunnen opleggen hoe dat formulier eruit ziet. Als zij dat heeft gedaan, kan de bureaucratie van onderaf worden teruggebracht. Afgelopen zomer heb ik namelijk met afgrijzen geconstateerd dat in bepaalde ziekenhuizen een honderdtal formulieren nodig is om een knieoperatie te ondergaan. Doktoren worstelen met het aantal verzekeringsformulieren. Dat is overigens niet inherent aan het nieuwe stelsel, maar wel aan de manier waarop wij elkaar in Nederland bejegenen: eerst vraagt men een formulier en vervolgens wordt de patiënt aangekeken. Wij willen graag dat dit in omgekeerde volgorde gebeurt.

Wij hebben de minister gevraagd om onderzoek te doen naar de openingstijden van huisartsenpraktijken in de vroege avonduren. Hij heeft dat toegezegd en ik ga er dus van uit dat hij dat doet. Graag verneem ik van hem in tweede termijn wanneer hij ons daarover zal informeren. De minister heeft gezegd dat dit duur is, maar dat hoeft niet als de huisartsenpraktijk aan het begin van de avond een aantal uren is geopend. Dat is mogelijk via het CTG-tarief. Vooral in de wat grotere plaatsen is dit eenvoudig te realiseren. De minister heeft gezegd dat dit in alle omliggende landen is geregeld. Graag willen wij voor 1 mei of 1 juni aanstaande weten hoe hij dat van plan is te regelen.

Wij zijn van mening dat de regelvrije zones er moeten komen, omdat innovatie voor de zorg van het grootste belang is. Als er geen sprake is van innovatie, kan de kwaliteit niet worden verbeterd en dan zal de betaalbaarheid ook afnemen. Mijn fractie is het fundamenteel eens met alle mensen die zeggen dat innovatie slechts tot duurdere zorg leidt. Ik noem de microchirurgie als voorbeeld. Er kan dan worden geopereerd zonder dat een lang ziekenhuisverblijf nodig is. Daarmee worden veel kosten bespaard en de kans op grote wonden wordt daarmee voorkomen. Tevens wordt patiënten daarmee veel pijn bespaard. Vooral bij ICT en bij hulpmiddelen blijkt innovatie bijzonder moeilijk te zijn. Het duurt jaren voordat hulpmiddelen erkend zijn. Hiervoor zou autocertificering via TNO een oplossing kunnen bieden. De WTZi voorziet bovendien in vrijstellingsbepalingen. Wij willen dat er zones ingesteld worden waarin innovatie volledig de ruimte krijgt. Ik dien daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat innovatie in de zorg van belang is voor de kwaliteit en de betaalbaarheid van de zorg;

overwegende dat er grote bureaucratische belemmeringen zijn bij innovatie in de zorg onder andere op gebieden zoals ICT, hulpmiddelen en werkwijze;

verzoekt de minister, een plan voor regelvrije zones naar de Kamer te sturen opdat per 1 januari 2007 de eerste regelvrije kansenzones aangewezen kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Timmer en Schippers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(30186).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. In de toelichting op de wet schrijft de minister dat men door de marktwerking in de zorg meer waar voor zijn geld krijgt. Ik heb daar in mijn eerste termijn een punt gemaakt, want het is nog zeer de vraag of dit ook voor de zorg geldt. Wij kenden allemaal de uitdrukking "op de markt is je gulden een daalder waard", maar het is nog volstrekt onduidelijk of wij met marktwerking in de zorg goedkoper en beter af zijn.

Kernvragen zijn op welke wijze de effecten van de marktwerking worden beoordeeld en wanneer er eventueel wordt ingegrepen. Dat is mij ook na het antwoord van de minister nog steeds niet helder. De zorgautoriteit kan ingrijpen als de marktwerking verkeerd uitpakt door bijvoorbeeld het regime van gereguleerde tarieven als laatste redmiddel te gebruiken, zo schrijft de minister. De term "als laatste redmiddel" roept vragen bij mij op. Wanneer pakt iets verkeerd uit? Ik vind het een rare benadering. Als iets verkeerd uitpakt, kan er kennelijk alleen worden ingegrepen als een soort laatste redmiddel. Wij moeten juist de dingen doen waarvan wij denken dat zij het beste uitpakken voor de zorg. Zo moet de zorgautoriteit zich opstellen. Ik krijg hierop graag een inhoudelijke reactie van de minister, want dit punt heeft hij in eerste termijn omzeild.

Via welke route krijgen de mensen het meeste waar voor hun premies? Daarbij moet de kwaliteit van de zorg meegewogen worden. Ik heb drie amendementen ingediend om beter in de wet te verankeren dat de zorgautoriteit op de publieke waarborgen en de kwaliteit let. Ik was verheugd dat ook de KNMG er veel waarde aan blijkt te hechten dat dit beter in de wet wordt geregeld. In zijn schriftelijke reactie stelt de minister dat deze amendementen voortspruiten uit mijn zorg voor de borging van de publieke belangen, in bijzonder de kwaliteit en de toegankelijkheid. Dat heeft hij heel goed begrepen. De minister legt vervolgens uit dat de inspectie al een belangrijke rol op het terrein van de kwaliteit heeft, dat de zorgautoriteit een andere rol krijgt en dat beide organen zullen samenwerken. Dat lijkt mij nogal wiedes. Het gaat mij er ook helemaal niet om, de taken te verleggen. De zorgautoriteit moet actief onderzoek doen naar de effecten van de marktwerking op de publieke belangen en de kwaliteit. Dat is nog niet goed geregeld in het wetsvoorstel. Met mijn amendementen wordt dit wel vastgelegd in de doelstellingen en in de werkwijze van de zorgautoriteit. Wat ik niet begrijp, is dat de minister de aanneming van deze amendementen in zijn schriftelijke reactie ontraadt. Het kan zijn dat hij deze amendementen niet nodig vindt, omdat het al gebeurt. Dan moet hij zeggen dat ik het duidelijker in de wet wil hebben, maar dat hij dat niet nodig vindt. Het feit dat hij de aanneming ervan ontraadt, maakt mij nu juist ongerust. Hij wil blijkbaar niet dat die relatie wordt gelegd. Anders kan hij toch niet tegen de aanneming van deze amendementen zijn? Ik begrijp dat oprecht niet.

De heer Heemskerk (PvdA):

Collega Kant vraagt terecht aandacht voor heel belangrijke onderwerpen, zoals geen verschraling en bereikbaarheid. Mijn vraag is waarom zij dat delegeert aan de zorgautoriteit. Dat zijn toch eigenlijk dingen die de minister moet doen?

Mevrouw Kant (SP):

Zeker, maar als de zorgautoriteit hier niet actief onderzoek naar doet, zullen wij dat zelf moeten doen, of andere instanties moeten dat doen. Ik wil dat dit een expliciete taak is van de zorgautoriteit. Deze moet niet alleen kijken of de markt werkt, maar ook hoe het uitpakt als het gaat om deze publieke belangen. Dat zou voor mij de belangrijkste reden zijn om de zorgautoriteit in te stellen. Als je die taak niet vastlegt in de wet, kom je daar misschien niet op het juiste moment achter. Dan kunnen wij de minister er vanzelfsprekend altijd op aanspreken en dat zullen wij ook doen, maar als wij een instelling als de zorgautoriteit hebben, is het toch raar dat deze niet als doelstelling heeft om dit actief te onderzoeken? Ik begrijp niet dat de minister de aanneming van deze amendementen ontraadt. Hij moet vandaag maar duidelijkheid geven over de vraag of hij het er inhoudelijk wel of niet mee eens is.

Een andere vraag die in eerste termijn onbeantwoord is gebleven, is die van de kostenbeheersing. Met gedeeltelijke marktwerking en gedeeltelijk vrije tarieven heeft de minister geen greep meer op het vrije deel van de tarieven. Straks heeft hij nog maar één instrument voor kostenbeheersing en dat is pakketverkleining. Dat vind ik wel een risico. Ik hoor graag zijn visie op dat risico en hoe hij daarmee omgaat.

Hij zal begrijpen dat ik mij wel zorgen maak dat de uitkomst van de marktwerking kan zijn dat de zorg duurder wordt, omdat marktprikkels ook kunnen leiden tot het draaien van meer productie, ook al hebben wij het nog steeds over zorg. Dat zou wel eens tot hogere kosten kunnen leiden. Als dat op één terrein in de zorg gebeurt, zal hij waarschijnlijk op een andere manier willen bezuinigen. Dat baart mij zorgen, omdat hij daar nog maar één instrument voor heeft, en dat is pakketverkleining. Ik hoop dat hij vandaag uitspreekt dat hij dat niet gaat doen.

De positie van patiënten is in deze wet niet duidelijk genoeg. Hierover zijn amendementen ingediend die ik van harte zal ondersteunen.

Over het meldpunt heeft de minister schriftelijk meer duidelijkheid gegeven, maar eerlijk gezegd is mij nog steeds niet helemaal duidelijk wat dit precies tot taak heeft en voor patiënten kan betekenen. Het antwoord van de minister is dat het signalen verzamelt en registreert, net als meldingen van burgers, zorgaanbieders, verzekeraars, consumentenorganisaties, over feiten en omstandigheden die mogelijk niet in overeenstemming zijn met wat door de WTG en straks door deze nieuwe wet is bepaald.

Het gaat dan bijvoorbeeld om reclame-uitingen, waarover patiënten of zorgaanbieders zorgen hebben. Een ander voorbeeld is dat er geen goed vergelijkbaar inzicht wordt gegeven in de polissen die zorgverzekeraars verstrekken. Ik kan mij voorstellen dat de wet de basis legt zodat het daarover kan gaan, maar dat geldt niet voor de borging van de publieke belangen. De basis daarvoor zit niet in deze wet. Behalve dat ik het in het algemeen belangrijk vind dat deze doelstelling in deze wet zit, is het om die reden ook een probleem. Als het meldpunt daar niet over gaat, hoe komen wij er dan achter als het ergens mis gaat op dit punt? Is het meldpunt daar dan niet voor?

Ik vind natuurlijk dat het daar ook gemeld zou moeten worden. Als blijkt dat de zorg ergens verschraalt en als dat wordt gemeld bij het meldpunt van de zorgautoriteit, moet er onderzoek worden gedaan naar de vraag of dat zo is en of er moet worden ingegrepen. In mijn visie zou dat ook de rol van het meldpunt moeten zijn. Ik heb in eerste termijn een paar voorbeelden genoemd, maar de minister heeft daar niet concreet op geantwoord. Het gaat mij niet om deze zaken op zichzelf, maar om duidelijkheid over wat de rol van het meldpunt wordt.

Is verschraling van het aanbod iets wat men daar kan melden en waar actie op kan worden ondernomen? Als patiënten worden gedwongen om ver te reizen voor een bepaalde behandeling, kan dat dan worden gemeld, zodat de zorgautoriteit gaat bekijken of er sprake is van te vergaande zorgverschraling, omdat mensen te ver weg moeten? Wij kennen voorbeelden van mensen die in Assen naar het ziekenhuis gaan en dan naar Rotterdam worden gestuurd voor een oogoperatie.

Een ander voorbeeld is dat onduidelijk is of iets wel of niet in het basispakket zit. Wij hebben de nodige voorbeelden dat mensen zich melden voor een vergoeding bij de zorgverzekeraar en dat deze zegt dat het niet wordt vergoed, omdat het niet in het pakket zit, terwijl het misschien wel in het pakket zit. Zij moeten toch ergens met die vragen terecht kunnen. Dat vind ik een onduidelijkheid over een polis. De zorgautoriteit zou die onduidelijkheid moeten kunnen oplossen, maar zou ook moeten kunnen ingrijpen. Ik krijg graag een reactie op die twee zeer concrete voorbeelden. Het gaat mij niet specifiek om die voorbeelden; ik wil zicht hebben op hoe de minister de rol van het meldpunt in de praktijk ziet.

Ik ga nu voor de derde keer naar iets vragen, maar ik wil dat gewoon graag weten. De voorloper van de zorgautoriteit heeft al ingegrepen bij een aantal reclamespotjes van zorgverzekeraars. Ik wil weten bij welke. Dat boeit mij gewoon. Dat vindt de minister misschien raar, maar ik wil gewoon weten wat wel of niet mag. Ik heb namelijk ook het een en ander voorbij zien komen waarvan ik dacht: nou, dat zou ik maar met een korreltje zout nemen. Geef ons nou die informatie. Dit is de derde keer dat ik erom moet vragen en de minister heeft die informatie beloofd. Dan kunnen wij daar eens naar kijken.

De positie van de individuele zorgaanbieder baart mij nog steeds zorgen. Ik heb op dat punt een amendement ingediend, opdat niet alle individuele zorgaanbieders altijd individueel moeten onderhandelen. De minister reageerde daar als volgt op. Hij vindt meer ruimte voor ondernemerschap belangrijk. In zo'n stelsel, met meer ruimte voor ondernemerschap, is geen plaats voor representatieve organisaties om tarieven af te spreken. De minister stelt dat dat individueel moet. Mijn vraag is waarom dat altijd zo moet. Dat zie ik niet. Dat is toch dogmatisch? Er kan toch best een heel goede reden zijn om dat niet altijd individueel te doen? Mijn amendement vraagt dan ook niet om dat nooit meer te doen. Mijn amendement vraagt om het ook mogelijk te maken dat representatieve organisaties dat soort afspraken maken. Dat is mijn punt. Zo wordt desgewenst voorkomen dat altijd alle individuele beroepsbeoefenaren over allerlei zaken apart aan tafel moeten zitten, met alle verschillende en vooral machtige zorgverzekeraars. Dat is lang niet altijd nodig. Om uitzonderingen daarop mogelijk te maken, heb ik dat amendement ingediend. Wij weten allemaal dat het een van de grootste ergernissen is, bijvoorbeeld van huisartsen en allerlei andere individuele zorgaanbieders, dat zij over al die details contracten en aparte individuele afspraken moeten maken met al die zorgverzekeraars. Men heeft wel iets anders te doen, namelijk zorgverlening aan de patiënt in plaats van zich te moeten verdiepen in al die bureaucratie en al die details in die contracten. Ik hoop dus dat de minister toch nog serieus op dat amendement ingaat. Het zal hem niet verrassen dat ook de Landelijke Huisartsenvereniging en de KNMG het belangrijk vinden om die uitzonderingsmogelijkheid in deze wet te brengen.

Wat de privacy betreft: aan het begin van het debat is een nota van wijziging rondgegaan die één omissie oplost waarover ik een vraag had willen stellen. Dat betreft het ontbreken van de basis voor sancties in de wet. Als ik het goed heb begrepen, is dat amendement een waarborg dat dit punt geregeld is. Toch blijven er vragen waarvan ik niet zo snel kan beoordelen of ook die hiermee opgelost zijn. Die vragen heb ik opgetekend uit een brief van het College Bescherming Persoonsgegevens over de reactie van de minister in eerste termijn. Het CBP vraagt zich terecht af wat de zorgautoriteit eigenlijk precies gaat doen. De minister stelt dat het college dan kan meeliften. Waarop kan het CBP dan meeliften? Dat is gewoon niet helemaal duidelijk. Wat bedoelt de minister overigens met "meeliften"? Kan hij dat toelichten? De minister heeft ook gesteld dat het college een checklist moet inleveren. Wat voor checklist bedoelt hij daarmee?

Tot slot een heel ander punt, dat hier echter wel raakvlakken mee heeft en waarop ik echt moet terugkomen. Dat betreft de schijn van partijpolitieke benoemingen door de heer De Grave. De Nationale ombudsman stelt dat de minister die schijn had moeten vermijden. Wij hebben daarover schriftelijke vragen gesteld en wij hebben daar in eerste termijn over gedebatteerd. De minister stelde dat hij het niet eens is met die conclusie van de Nationale ombudsman, maar maakt het nog bonter: hij stelt dat de ombudsman onzorgvuldig gehandeld heeft en niet van alle feiten op de hoogte was. De minister gaat zelfs nog een stapje verder: de ombudsman zou niet weten hoe de wereld in elkaar zit. Ik vind dat nogal wat. Wat blijkt nu? De ombudsman weet heel goed hoe de feiten in elkaar zaten, maar de minister weet niet hoe de zorgvuldige procedures van de ombudsman in elkaar zitten.

Wij hebben een brief ontvangen van de Nationale ombudsman naar aanleiding van het debatje dat zich in de Kamer heeft afgespeeld. Die schrijft dat naar aanleiding van het verzoekschrift dat geleid heeft tot het rapport over de benoeming zowel de verzoekster als de minister overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht over en weer in de gelegenheid zijn gesteld, de wederzijdse standpunten naar voren te brengen. De minister heeft dat ondermeer gedaan met de brief van 20 mei. De daarin gemelde feiten zijn door de Nationale ombudsman opgenomen in het zogeheten verslag van bevindingen. De minister heeft deze feiten dus zelf aangeleverd. Daarna heeft de minister nogmaals de mogelijkheid gekregen om te reageren en om eventuele feitelijke onjuistheden recht te zetten en te verduidelijken. De minister heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt, waarna deze feiten in het definitieve rapport zijn opgenomen. De door de Nationale ombudsman opgenomen informatie is dus van de minister afkomstig. Hoor en wederhoor is toegepast.

Ik vind het nogal wat dat de minister hier stelt dat de Nationale ombudsman niet op de hoogte is van de situatie. Hij heeft de Nationale ombudsman in deze zaal valselijk beschuldigd. Hij moet daarvoor vandaag excuses maken.

De Nationale ombudsman stelt het zelf netter, maar ook scherp. Die zegt dat de wijze waarop de minister in deze kwestie is opgetreden in zijn waardering neerkomt op staatsrechtelijk ruw spel. Hij dreigt daardoor het aanzien van alle betrokken staatsorganen te beschadigen. Ik vraag de minister daarop te reageren.

Curieus is dat de minister de feiten aan de Nationale ombudsman net weer anders presenteert dan aan de Kamer. Bij de ene gelegenheid stelt de minister dat hij de heer De Grave heeft benaderd en bij de andere gelegenheid stelt de minister dat de heer De Grave hem heeft benaderd. De minister heeft dus zijn eigen feiten niet op een rijtje. Bij een confrontatie met deze partijpolitieke benoeming haalt de minister echter toch uit naar de Nationale ombudsman. Die zou immers de feiten niet kennen. Het zou goed zijn als de minister toegeeft dat hij de schijn van partijpolitieke belangenverstrengeling niet heeft weten te vermijden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik zeg de minister dank voor de mondelinge en schriftelijke beantwoording. Mijn fractie heeft daar uiteraard zorgvuldig kennis van genomen.

Hoeksteen van de Wet marktordening gezondheidszorg is de instelling van de Nationale zorgautoriteit. Die is inderdaad nodig. Vorig jaar is uitvoerig gediscussieerd over veranderingen in het stelsel. Ik doel op de introductie van marktprikkels in beheerste en gematigde vorm, met het perspectief op verdere liberalisering zodra en waar het mogelijk is. Voor dat proces is de Nederlandse zorgautoriteit onmisbaar, ook in de visie van mijn fractie. Er moet gewaakt worden over de publieke belangen, de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van het stelsel. De toegankelijkheid van de zorg moet onbetwist en onder alle omstandigheden veilig zijn gesteld. Ik noem ook de klantgerichtheid, de klantvriendelijkheid en de kwaliteit. Aan de hand van het komende visiedocument en de kwaliteitsbrief komen wij daar nog uitvoerig over te spreken. Het waken over de publieke belangen moet gezaghebbend gebeuren, met autoriteit. De in te stellen Nederlandse zorgautoriteit moet zich die verwerven door een ondubbelzinnig en daadkrachtig optreden waar het nodig is.

Het is niet mijn bedoeling om alle punten nog eens langs te gaan. Het springende punt in de discussie was de positionering en de afbakening van de onderlinge taakverhouding van de NZa, de NMa, de AFM en de inspectie. Het amendement op stuk nr. 33 heeft de discussie toegespitst op de marktmeestertaak. De minister heeft beredeneerd dat het ongewenst is de relatie te doorbreken door de regulering in het A-segment, waar de tarieven gereguleerd zijn, bij een andere instantie te beleggen dan het specifieke markttoezicht op het B-segment, waar het anders is ingericht. Die redenering mondt erin uit dat de tariefregulering en het onderzoek naar de aanmerkelijke marktmacht vooralsnog in één hand blijven.

Collega Omtzigt heeft verwezen naar het oordeel over de NMa onlangs en hij heeft een nieuw amendement ingediend op stuk nr. 43. Dat heb ik net gekregen. Ik heb het globaal gelezen, maar nog niet helemaal tot mij kunnen nemen. Er is een stap gezet in de richting van de kern van de redenering van de minister, zonder de concentratie van bepaalde taken bij de NMa op te geven. Ik ben uiteraard nieuwsgierig naar het oordeel van de minister daarover. Ik schort de afweging die mijn fractie moet maken daarom even op. Het is een kernpunt in de discussie. Het luistert heel nauw, dus vandaar die behoedzaamheid.

In eerste termijn heb ik aandacht geschonken aan de amendering die de positie van de patiënten- en cliëntenorganisaties, het reclametoezicht en de persoonsgegevens raakt. Daarover zijn de commentaren ingediend. Er zijn gewijzigde amendementen neergelegd, maar wij hebben nog verdere ronden te gaan. Voor mijn fractie zullen zorgvuldigheid, vertrouwenwekkendheid en de kansen die partijen tegenover elkaar krijgen doorslaggevend zijn.

Mijn fractie heeft ook aandacht voor het voorstel van collega Omtzigt om prikkels te organiseren voor het kunnen consulteren van huisartsen in de vroege avonduren. Dat is een slag die gemaakt kan worden. Zie ook de ons omringende landen. Daarmee kunnen wij de bereikbaarheid van het systeem van gezondheidszorg voor de burger zeer bevorderen. Daar hebben wij dus belangstelling voor. Dat geldt uiteindelijk ook voor de regelvrije zones. Dat thema is zojuist bij motie belegd door collega Omtzigt en enkele anderen.

Ik had zelf geen amendementen of moties ingediend en die heb ik ook niet in petto. Ik volg de behandeling van de nog in te dienen amendementen en de gewijzigde amendementen op de voet en ik zal daarna mijn standpunt bepalen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Omdat de heer Van der Vlies in eerste termijn ook zijn zorgen heeft geuit over de kwaliteit en het publieke borgen daarvan vraag ik hem of die zorgen door het antwoord van de minister zijn weggenomen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Nee, maar ik heb begrepen dat wij daarover nog uitvoerig separaat komen te spreken en dat wij dan een full-dress debat kunnen houden.

Mevrouw Kant (SP):

Ik doel natuurlijk op de amendementen die ik op dat punt heb ingediend om de doelstelling van de zorgautoriteit, de instrumenten en de momenten waarop wel of niet wordt gehandeld in deze wet aan te scherpen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Excuus, ik begreep u even verkeerd. Ik heb de vorige keer al gezegd dat ik voor die amendementen op zichzelf belangstelling heb. Ik heb die belangstelling gehouden, ook na kennisgenomen te hebben van de becommentariëring door de minister. Hij ontraadt de aanvaarding van uw amendementen, maar daarmee is voor mij de discussie niet over en uit. Ik heb nog altijd de autonome bevoegdheid om voor mijn fractie een preadvies op te stellen over uw amendementen.

Mevrouw Kant (SP):

Ik stelde de vraag natuurlijk, omdat ik aan uw mening hecht en wil weten of u het antwoord van de minister adequaat en voldoende acht en de amendementen daarom niet meer nodig vindt, maar ik begrijp dat u deze nog steeds nodig acht.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kan ook betrekkelijk kort zijn en zal zeker geen algemene beschouwingen van de eerste termijn herhalen. Daarbij komt dat ik, zoals ik had aangekondigd, helaas het antwoord van de minister live heb moeten missen, al heb ik er uiteraard achteraf wel kennis van genomen. Dat noopt tot enige bescheidenheid. Ik zal vier punten kort aanstippen en dan tot een voorlopige conclusie komen.

Vandaag is dus de afronding van dit belangrijke wetsvoorstel aan de orde. Ik heb het de vorige keer belangrijk genoemd, omdat het gaat over het toezicht op de invoering van marktwerking in de zorg. Ik heb de vorige keer een aantal opmerkingen gemaakt over hoe ik daar ten principale in sta. Ik heb toen ook aangegeven, dat mijn fractie sectorspecifiek markttoezicht belangrijk vindt. Dat is het eerste punt dat ik vandaag naar voren wil halen. Vanwege dat uitgangspunt is mijn fractie geen voorstander van het uit elkaar trekken van bevoegdheden die op grond van het wetsvoorstel WMG aan de zorgautoriteit worden toegekend.

Mijn uitgangspunt is: zoveel mogelijk concentreren vanwege het belang van sectorspecificiteit. Dus niet bijvoorbeeld tarievenregulering en toezicht op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ, taken van het CTG en het CTZ, onderbrengen bij de zorgautoriteit en het toezicht op de verschillende zorgdeelmarkten bij de NMa. Dan wordt immers geen recht gedaan aan het geheel eigen karakter van de zorgmarkt. Dat eigen karakter stelt specifieke eisen aan het toezicht. Ik denk aan het voorbeeld van de keuzevrijheid waarover ik de vorige keer heb gesproken. Ik heb toen aangegeven, dat in het wetsvoorstel onvoldoende duidelijk wordt gemaakt hoe die keuzevrijheid zich verhoudt tot het concept van geselecteerde zorgaanbieders en de naturapolis. Wij hebben erover gesproken en de minister heeft aangegeven, dat de zorgautoriteit daarover in individuele gevallen zal moeten oordelen en een soort jurisprudentie zal moeten laten ontstaan. Dat is een zware en belangrijke taak. Die vereist nu eenmaal specifieke deskundigheid. Vandaar het gewicht dat mijn fractie hecht aan dat uitgangspunt.

Mijn tweede punt is dat de minister mijn fractie er nog niet van heeft kunnen overtuigen dat het sectorspecifieke toezicht alleen gedurende de overgangsfase naar meer marktwerking noodzakelijk zal zijn. Ik heb de vorige keer gezegd, dat ik mij afvraag of wij het niet moeten bestendigen. Het blijft enigszins vreemd dat de minister enerzijds aangeeft dat op sommige deelmarkten invoering van marktwerking niet voor de hand ligt en dat eigenlijk alleen de electieve zorg darvoor in aanmerking komt, en anderzijds wel van plan is om de zorgautoriteit te laten invaren in de NMa wanneer de zorg voldoende kenmerken van een "normale" markt vertoont. Dat blijft toch moeilijk met elkaar te rijmen. Ik vraag de minister daarom toch of hij erop wil ingaan en of hij het oordeel deelt van fractie van de ChristenUnie dat het sectorspecifieke toezicht niet slechts tijdelijk noodzakelijk is, maar een meer permanent karakter dient te hebben.

Mijn derde punt betreft de bevoegdheden van de zorgautoriteit. Er is al het nodige over gezegd. Ik zal er dan ook kort over zijn. In de beleving van mijn fractie heeft de zorgautoriteit als markttoezichthouder alleen meerwaarde wanneer daadwerkelijk en tijdig kan worden ingegrepen. Wij kunnen ons dan ook wel vinden in de mogelijkheid die in de tweede nota van wijziging is gecreëerd om bij het vaststellen van aanmerkelijke marktmacht vooruitlopend op een definitief besluit een voorlopige voorziening te treffen. Dat is een verbetering ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel, maar dat neemt niet weg dat de minister daarmee niet volledig tegemoetkomt aan de bezwaren die ik in eerste termijn heb genoemd. Mijn fractie vond en vindt het van belang dat het instrumentarium van de zorgautoriteit zich niet beperkt tot vrije tarieven op de zorginkoopmarkt. De zorgautoriteit moet ook de mogelijkheid krijgen om preventief in te grijpen op zorgmarkten met gereguleerde tarieven als de zorgverzekeringsmarkt. Hier geldt het adagium: baat het niet, dan schaadt het niet. Is er geen sprake van concurrentieverstoring dan hoeft de zorgautoriteit niet in te grijpen. Het gaat dus slechts om het bieden van een extra waarborg. Op basis van dit uitgangspunt zal mijn fractie de ingediende amendementen beoordelen.

In eerste termijn heb ik aandacht gevraagd voor het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens. In de ogen van mijn fractie was dit punt niet duidelijk geregeld in het wetsvoorstel. De Kamer heeft hierop ook veel reacties gekregen van het College Bescherming Persoonsgegevens en anderen. De heer Omtzigt en ik hebben een amendement ingediend op stuk nr. 44. In eerste termijn heeft de minister hierover behartigenswaardige woorden gesproken. Zo kan volgens hem het CBP meeliften op het toezicht van de NZa op de verzekeraars. De NZa doet dan het werk voor het CBP. Als ik de minister goed heb begrepen gaat het resultaat van het onderzoek van de NZa naar het CBP.

De zorgautoriteit signaleert en vervolgens kan het CPB eventueel een sanctie opleggen. Het CPB moet daarvoor wel een checklist inleveren bij het NZa. Verder moeten zij daarover gezamenlijk afspraken maken. Zo luidde de benadering van de minister in eerste termijn. Hij zegt daarmee in ieder geval dat de NZa aandacht moet besteden aan de verwerking van persoonsgegevens. Dat komt ook nog een keer aan de orde in de derde nota van wijziging, want daarin wordt ingegaan op de verankering in de wet van de afspraken en de uitzonderingsgevallen. Ik heb de indruk dat de minister en ik elkaar op dit punt een heel eind genaderd zijn. Ik sluit mij nog wel aan bij het verzoek van mevrouw Kant aan de minister om dieper in te gaan op het begrip "meeliften". Wat moet ik daar precies onder verstaan?

Resteren de sanctiemogelijkheden en de hoogte van de eventueel op te leggen boetes. Samen met de heer Omtzigt heb ik een amendement ingediend dat een hogere boete mogelijk maakt dan de minister voorstelt. Ik wacht met belangstelling op de reactie van deze minister op ons amendement op stuk nr. 44. De minister weet in ieder geval waar wij in deze discussie staan.

De minister wil zich niet vastleggen op een nieuwe invoeringsdatum. Gelet op het belang van goed toezicht op de marktwerking in de zorg, is het van belang dat het snel en goed wordt geregeld. Door middel van een aantal amendementen proberen wij het toezicht te verbeteren. De heer Van der Vlies sprak over zijn preadvies aan zijn fractie. Ik kan nu al wel verklappen dat mijn preadvies in beginsel positief zal zijn.

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn beantwoording en voor zijn brief.

Ik heb twee amendementen ingediend, één over de samenwerking tussen de NZa en de NMa en één over het verplaatsen van het toezicht op de verkoop op afstand van de AFM naar de NZa. Deze amendementen zijn overgenomen door de minister en dat is een goede zaak.

Het amendement van de heer Heemskerk en dat van mij over de consumenten- en patiëntenorganisaties zullen wij in elkaar schuiven. In het nieuwe amendement worden deze organisaties, waaronder specifieke patiëntenorganisaties, als rechtstreeks belanghebbenden aangemerkt. Ik zal het amendement nog eens doorlichten op het punt van de specifieke patiëntenorganisaties, omdat het expliciet onze bedoeling is dat zij onder dit amendement komen te vallen.

De minister ontraadt eigenlijk mijn amendement inzake het reclametoezicht op de zorgaanbieders met het argument dat er een laagdrempelige reclamecodecommissie bestaat. Ons oordeel is dat het hier een geheel nieuwe markt betreft met bijzondere kenmerken. Vaak speelt bijvoorbeeld de prijs in de keuze van de patiënt geen rol op deze verzekeringsmarkt. De keuze heeft vaak plaats op basis van kwaliteit, nabijheid en klantvriendelijkheid. De inhoud van de reclameboodschap zal zich dus vaak richten op kwaliteit. Het is niet zo eenvoudig na te gaan of hierover misleidende boodschappen worden afgegeven. Het inzicht in kwaliteit is ook bij patiënten vaak beperkt. Er is sprake van een enorme informatiekloof. De IGZ is in dezen dé deskundige bij uitstek en daarom wil ik dit amendement toch handhaven.

Klachten van zelfstandige behandelcentra die niet worden gecontracteerd of waaraan eisen worden gesteld die wijzen op uitsluiting, baren ons zorgen. Als bijvoorbeeld door de dominante verzekeraar de voorwaarde wordt gesteld dat er een samenwerking moet zijn met een ziekenhuis dat dezelfde dienst aanbiedt, dus niet zit te wachten op concurrentie en daarom de samenwerking niet wil aangaan, dan moet je dat kunnen onderzoeken. Zeker als er in de regio geen alternatieven zijn op die markt. Kwaliteitseisen, zoals een achtervang als er iets misgaat, zijn noodzakelijk. Een relatie tussen een ziekenhuis en een ZBC schaadt het ziekenhuis niet, maar een ziekenhuis zit natuurlijk niet te wachten op verlies van productie. Onderzoek kan dus aan de orde zijn.

Een ander veel voorkomend voorbeeld is de thuiszorgpraktijk. Ook hier komen regelmatig klachten van nieuwe aanbieders die populair zijn bij consumenten, maar een geblokkeerde markt aantreffen. Dat is ook de reden dat wij het amendement van de heer Heemskerk hierover, ondanks het feit dat de minister aanname van dit amendement ontraadt, zullen steunen.

Ik ga niet alle amendementen af, maar ik wil er nog twee in het bijzonder bespreken. Ten eerste wil ik het hebben over het uitbreiden van de considerans met de bescherming van de consument en de toevoeging dat de NZa het algemeen consumentenbelang voorop stelt. Het gaat om het aangepaste amendement op stuk nr. 32 van de heer Omtzigt. Waar doen wij dit nu eigenlijk allemaal voor? Het gaat de VVD-fractie erom dat wij de zorg aan de gebruiker en zijn belangen voorop stellen. Het gaat om goede zorg voor een betaalbare prijs, toegankelijkheid, efficiëntie en klantvriendelijkheid. Dat is onze drive en dat moet ons inziens ook de drive van de NZa zijn. Wij zullen dit amendement uiteraard steunen.

Vervolgens kom ik op het amendement over de bureaucratie en de administratieve lasten op stuk nr. 34 van de heer Omtzigt. Dit amendement is gesplitst, aangepast en rondgedeeld, maar ik heb het nog niet goed kunnen bestuderen. Ik zal dat nog doen. Wel wil ik namens de VVD-fractie zeggen dat wij moeten waken voor bureaucratie. Het moet minder, niet meer. Waar dat verantwoord is, moeten wij formulieren afschaffen en procedures verkorten en transparant maken voor de gebruikers ervan. Natuurlijk is het van belang dat er redelijke termijnen zijn, dat zaken goed door de NZa of anderen kunnen worden bestudeerd. Die zorgvuldigheid mag niet in de drang naar snelheid verloren gaan. Wij voelen dus ook niets voor een termijn van twee weken of iets dergelijks. Wel zijn wij gevoelig voor het inbouwen van prikkels om specifiek te letten op eigen bureaucratie en alert te blijven op de administratieve lasten. Wij zullen de nieuwe tekst dan ook met een positieve grondhouding bestuderen.

De derde nota van wijziging hebben wij ontvangen. Het is van belang dat het uitwisselen van persoonsgegevens niet alleen in de gedragscode, maar ook in de wet is geregeld en dat er een sanctie staat op overtreding van de afspraken. Wij steunen deze wijziging. Kan de minister ons aangeven wat het verschil is tussen de derde nota van wijziging en het amendement op stuk nr. 44 van de heren Omtzigt en Rouvoet? Over welke bedragen gaat het eigenlijk?

De VVD-fractie geeft steun aan het instellen van sectoraal toezicht in de zorg. De zorg is een gecompliceerde markt. Eigenlijk is er geen sprake van één markt, maar van verschillende deelmarkten met ieder eigen specifieke kenmerken en fases van vrijheid waarin zij verkeren. Zo is er sprake van een informatiekloof tussen aanbieder en gebruiker en een transitie van aanbod- naar vraagsturing. Dat alles en meer noopt in onze ogen tot sectoraal toezicht. Zoals in de eerste termijn is gezegd, zijn wij wél van mening dat lichter en meer algemeen toezicht voor de hand ligt naarmate het systeem beter werkt en er dus een nieuw machtsevenwicht is bereikt. Op basis van de evaluatie kunnen wij daartoe overgaan. Dat zullen wij dan ook iedere keer strak bekijken.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn en voor zijn schriftelijke antwoorden. Het nadeel van een wat langere periode tussen twee termijnen, is dat er een mogelijkheid is om eens goed te bestuderen of alle vragen zijn beantwoord. Er zijn er nog een paar overgebleven. Ik begin met de amendementen. Ik trek mijn amendement op stuk nr. 16 over het toezicht op reclame door de Nationale zorgautoriteit in.

De voorzitter:

Het amendement-Heemskerk (stuk nr. 16) is ingetrokken.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik zal meestemmen met het amendement van mevrouw Schippers waarin wordt geregeld dat de inspectie toezicht houdt op reclame-uitingen.

Ik zal mijn amendement op stuk nr. 13 intrekken als de minister toezegt dat het amendement op stuk nr. 22 van mevrouw Schippers ook de mogelijkheid biedt voor specifieke landelijke patiëntenorganisaties om als belanghebbende te worden erkend. Wij moeten geen exclusief domein geven aan alleen de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie of de Consumentenbond. Mijn amendement op stuk nr. 18 over het in stand houden van de Wet openbaarheid bestuur handhaaf ik. De minister schrijft dat alles wat geheim moet blijven vanwege het toezichtsbelang ook geheim kan blijven. Daarnaast schrijft hij dat er helemaal niet naar willekeur informatie kan worden opgevraagd. Ik vind zijn uitleg een ondersteuning van mijn amendement.

Er zijn enkele belangrijke vragen uit mijn eerste termijn blijven liggen. Ik zal deze kort herhalen. Een van deze vragen was wat de belangrijkste drie prioriteiten zijn voor de NZa. Ik heb er zelf drie genoemd. De eerste is benchmarking in het A-segment. Er moet voor worden gezorgd dat ziekenhuizen die het goed doen, worden beloond en dat ziekenhuizen die slecht presteren, worden aangepakt. De tweede prioriteit voor de NZa zou het bestrijden van uitwassen binnen de AWBZ moeten zijn. Mevrouw Schippers zei al dat nieuwkomers worden tegengewerkt. Zij moeten een eerlijke kans krijgen. Er mogen geen onnodige machtsfusies plaatsvinden en geen onnodige opbouw van reserves.

De derde prioriteit moet bestrijding van het eten van twee walletjes zijn. De integrale kosten worden nu in de zorg niet goed doorberekend aan bijklussende specialisten. De kosten en de inkomsten van de beroepsgroep uit dat soort activiteiten zijn überhaupt niet duidelijk. Ik heb bij de behandeling van de begroting VWS een motie ingediend over de orthodontisten, die vervolgens is aangenomen. Tot mijn verbazing hebben de orthodontisten er echter weer 4% bij gekregen dit jaar. In het verleden was het zeer moeilijk om goed inzicht te krijgen in de praktijkvoering van orthodontisten. Deze sector lijkt mij juist een voorbeeld waarin de NZa aan de slag moet. Ik heb zo de nadruk gelegd op het bestrijden van hybride of oneerlijke marktwerking omdat ik vind dat wij ervoor moeten zorgen dat de publieke, niet-commerciële zorgverleners en de private, mogelijk commerciële, zorgverleners eerlijk met elkaar concurreren.

De PvdA is van mening dat uitbreiding van het zorgaanbod pas echt gunstig is voor patiënten. Dat is bevestigd door het congres. Uitbreiding leidt tot innovatie, betere kwaliteit en waarschijnlijk ook lagere prijzen. Deregulering en verruiming van het aanbod is van belang. Mijn partij is van mening dat daar onder voorwaarden privaat kapitaal bij mag worden benut.

Een andere vraag die niet is beantwoord betreft de belangrijkste bondgenoot en partner van de NZa, namelijk de Inspectie voor de gezondheidszorg. Mijn fractie is voorstander van een sterke en onafhankelijke inspectie die eventueel, net als de NZa, boetes kan opleggen. Wanneer kunnen wij voorstellen inzake een beter en moderner instrumentarium van de inspectie verwachten? Dit is overigens ook een wens van de vertrekkende inspecteur. Ik vermoed dat de minister hier niet zo veel haast mee zal maken. Daarom heb ik een motie voorbereid.

De HeemskerkKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kwaliteitsborging in de zorg door de gewijzigde omstandigheden in het zorgstelsel met nadruk ter hand moet worden genomen;

overwegende dat naast de Nederlandse zorgautoriteit als marktmeester een sterke, onafhankelijke Inspectie voor de gezondheidszorg als kwaliteitsmeester de hoogste prioriteit verdient;

verzoekt de regering, op korte termijn schriftelijk met concrete voorstellen te komen over een aan de Nederlandse zorgautoriteit minstens gelijkwaardige positionering van de inspectie, opdat deze voorstellen kunnen worden betrokken bij het aangekondigde debat over de reorganisatie van de inspectie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heemskerk en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(30186).

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vragen van collega Omtzigt. Ik hoor ook graag de reactie van de minister op de uitspraak van de rechter dat bij de AFM opsporing, uitspraak en boeteoplegging niet goed gescheiden zijn. Wat betekent dit voor de rechtswaarborgen en de Chinese muren binnen de zorgautoriteiten? Ik trek niet de conclusie van de heer Omtzigt dat het twee instanties moeten worden, want volgens mij heeft de rechter dat ook niet gezegd. Volgens mijn fractie komt veel angst over toezichthouders van verzekeraars of andere instellingen vooral voort uit het feit dat men de interne rechtsgang niet vertrouwt, eerder dan dat men bijvoorbeeld tegen het bestraffen van overtreders is.

Een andere belangrijke vraag die ik heb gesteld en waarop ik in de eerste termijn evenmin antwoord heb gekregen, ging over het beschikbaar stellen van informatie of transparantie van de markt. De minister is voorstander van meer transparantie. Daar wordt ook veel meer aan gedaan dan een aantal jaar geleden. Ik maak de minister daarvoor mijn complimenten. Toch worden af en toe nog appels en peren met elkaar vergeleken of ziet men door de bomen het bos niet meer. Bovendien worden ziekenhuizen zelf hartstikke gek van alle enquêtes die zij in moeten vullen. Moeten wij het beschikbaar stellen van informatie of ruwe data niet geheel anders gaan organiseren? Ik heb voorgesteld om een functie als het CBS voor de zorg in het leven te roepen, zodat er betrouwbare data zijn, herleidbaar tot de bron, te weten het ziekenhuis, dat zal hebben afgetekend dat het klopt. Iedereen kan dan met de data van zijn of haar keuze aan de gang gaan, lijstjes maken en rapportjes maken en beschikt dan over een vergelijkbare dataset.

Ik heb wel antwoorden en de toezegging van de minister gekregen dat hij nagaat of alle gevraagde en ongevraagde adviezen en rapporten die hij krijgt, beter op elkaar kunnen worden afgestemd en of de adviseurs die hij heeft, beter met elkaar kunnen samenwerken. Daarvoor bedank ik hem. Op dat vlak valt efficiencywinst te boeken. Wanneer kunnen wij daar een nota over verwachten?

Het hoofdpunt van het debat wordt in mijn ogen gevormd door de bevoegdheden van de zorgautoriteit ten aanzien van het mededingingstoezicht en de afstemming met de NMa. Mijn fractie heeft gesteld dat zij geen schoothond, maar een waakhond wil die kan blaffen en bijten. Volgens mij wil iedereen dat. Volgens mij wil ook iedereen dat de zorgautoriteit zo veel mogelijk dezelfde definities en methodes hanteert als de NMa. De CDA-fractie heeft een amendement ingediend – ik geloof dat dat nu op stuk nr. 41 staat – waarin wordt voorgesteld om de NMa voor de definities en de marktafbakening te laten zorgen aangezien die over zo veel verstand zou beschikken. Klopt het dat er eigenlijk nog helemaal geen jurisprudentie over is en dat het dus met die supergoede kennis bij de NMa wel meevalt? Dit vroeg ik net bij interruptie ook aan de heer Omtzigt. Ik krijg hier graag een reactie op.

Mijn fractie wil niet alleen zwaar geschut, maar af en toe ook maatwerkinstrumenten kunnen inzetten. Collega Schippers noemde dat in de eerste termijn preventief toezicht. Dat kan nu te weinig worden uitgeoefend, vandaar dat het amendement op stuk nr. 23 is ingediend. Dat wordt gesteund door de VVD-fractie; de CDA-fractie heeft zich er volgens mij inmiddels ook voor uitgesproken. Via dat amendement wordt de NZa de mogelijkheid geboden om extra eisen te stellen, indien aanmerkelijke marktmacht wordt geconstateerd. Dat is een nuttige aanvulling. De vraag is dus niet of die moet worden geboden, maar waar wij die allemaal voor moeten kunnen gebruiken. Mijn stelling is: baat het niet, het schaadt ook niet. Ik stel dus voor om het vrij ruim te doen. De minister zegt dat het voor overkill zorgt, maar volgens mij is het gewoon een zeer fijnmazig instrument. Het is niet het kanon Dikke Bertha. Wat staat er in artikel 41? Je kunt bepaalde informatie op een bepaalde manier bekend maken aan bepaalde belanghebbenden. Afnemers dien je in gelijke gevallen gelijk te behandelen of je moet een bepaalde dienst los van een andere dienst leveren en eventueel een aparte boekhouding voeren. Je mag geen beduidend hogere capaciteit inkopen dan men naar verwachting nodig heeft, dus niet hamsteren. Je moet een bepaalde berekeningsmethode gebruiken bij het vaststellen van tarieven, kortom: heel fijnmazig en alleen als feitelijke marktmacht aangetoond is. De wens van mijn fractie is dat dit nuttige instrument niet alleen wordt ingezet als er sprake is van vrije tarieven, maar ook bij maximumtarieven. Stel dat een huisarts en een fysiotherapeut over een verzekeraar klagen die oneerlijke contracten opstuurt, aanmerkelijke marktmacht zou hebben en ze dus zou afknijpen, dan mag de zorgautoriteit wel aan de gang bij de fysiotherapeut, omdat die vrije tarieven stelt, maar niet bij de huisarts, omdat die zich aan maximumtarieven te houden heeft. Dat is toch raar. Stel dat er klachten zijn van een ziekenhuis in het A-segment. Dan mag de NMa wel optreden, want prijsgereguleerd, maar met contracteerfeit, maar de zorgautoriteit niet. Het argument dat de zorgautoriteit pas dient op te treden bij vrije tarieven, deel ik ook niet, want marktpartijen vertonen daarvoor strategisch verdrag. Waarom wordt altijd het maximumtarief betaald en vergoed? Soms zetten ook de ziekenhuizen de zorgverzekeraars klem. De zorgverzekeraars hebben niet altijd de macht in het land. Een academisch ziekenhuis in het noorden van het land – volstrekt theoretisch voorbeeld – kan bijvoorbeeld koppelverkoop afdwingen tussen het A-segment en het B-segment van de dbc's. Het kan dan wenselijk zijn als de NZa corrigeert.

Aanmerkelijke marktmacht kan nodig zijn ten opzichte van de zorgverzekeraars, bijvoorbeeld op de markt voor collectieve contracten, om extra voorwaarden te stellen of om extra informatie te vragen van één verzekeraar, zonder dat je de gehele markt van collectiviteiten beïnvloedt of om zeep helpt. Neem bijvoorbeeld het concerncontract van Achmea en de Rabobank, een forse korting van de eigen zorgverzekeraar aan de werknemers van hetzelfde concern. Hoe zit het daar met verkoop onder de kostprijs? Het zou wenselijk kunnen zijn om artikel 42 in te zetten om bepaalde informatie op een bepaalde manier bekend te maken aan bepaalde belanghebbenden, zodat die ook een eerlijke kans krijgen.

Er is ook wel wat gebeurd met alle kritiek van Agis. Kan de minister in dit debat ingaan op de kritiek van premiedumping? Bij wie zou Agis terecht moeten? Is dat bij de NMa, omdat het economisch misbruik is, of bij de NZa, die bij aanmerkelijke marktmacht kan optreden? Klopt het dat De Nederlandsche Bank inmiddels zorgverzekeraars heeft opgedragen om meer eigen vermogen aan te houden, dus een hogere solvabiliteit, juist omdat de markt zo dynamisch is? Meer risico betekent dat men een hoger eigen vermogen moet aanhouden. Moet het solvabiliteitspercentage omhoog en wat zou dat kosten?

Een laatste voorbeeld dat aanmerkelijke marktmacht nuttig zou zijn is verticale integratie. Dat wordt makkelijker in het nieuwe stelsel. Stel dat een verzekeraar een eigen kliniek heeft. Dan is er geen sprake van zorginkoop. Dan is er een zorgverzekeraarsmarkt. Dan kan het nuttig zijn, zeker als sprake is van een dominante verzekeraar en een exclusieve zorgverlener, als de zorgautoriteit een verzekeraar kan dwingen om afnemers in gelijke gevallen gelijk te behandelen bij de levering van bepaalde diensten.

Van het bezwaar van de minister dat het op gespannen voet met de schaderichtlijn staat, ben ik niet onder de indruk. De minister schrijft zelf dat lidstaten niet wordt belet om strengere nationale wetten aan te nemen of toe te passen, die eenzijdige gedragingen van ondernemingen verbieden of bestraffen.

Kortom, het amendement op stuk nr. 23 is volgens mijn fractie nuttig en zeer wenselijk om de zorgautoriteit maatwerkinstrumenten te geven, juist om eerlijker concurrentie en gereguleerde markten op gang te brengen en om van zorgverzekeraars in specifieke situaties meer duidelijkheid te krijgen.

Zoals ik in eerste termijn al heb gezegd, zou ik bereid zijn in het amendement op stuk nr. 24 de verwijzing naar het marktaandeel van 25% te schrappen, want ik wil niet afwijken van Europese normen. Die zou op 40% liggen. Het doel van het amendement is dat niet de scheidsrechter, te weten de zorgautoriteit, maar alleen de minister en parlement de spelregels kunnen wijzigen en om juridisch gekissebis te voorkomen door de verwijzing naar de Mededingingswet te schrappen. Het is dus juist om gehakketak te voorkomen. Ook hier geldt dat men nationaal wat meer mag doen dan de Europese verordening.

De heer Omtzigt (CDA):

De heer Heemskerk geeft in het amendement op stuk nr. 24 aan dat hij aanmerkelijke marktmacht wil definiëren bij AMvB. Zie hij niet dat dan aanmerkelijke marktmacht anders wordt gedefinieerd dan misbruik van economische machtspositie? Dan is er in één keer een heel andere marktafbakening. De NMa en de NZa zullen elkaar daarop in de haren vliegen, want zij maken een verschillende afbakening. Of lees ik dat verkeerd?

De heer Heemskerk (PvdA):

Volgens mij vliegen de NMa en de zorgautoriteit elkaar dan niet in de haren. De minister stelt bij AMvB een extra regel en de Kamer spreekt daarover en vergelijkt het met de Mededingingswet. Wij gaan hier hakketakken. Niet de scheidsrechter, maar de minister verandert de spelregels.

De heer Omtzigt (CDA):

Misschien was mijn vraag niet helder. In een bepaalde markt maakt een groep zorgaanbieders of zo u wilt verzekeraars misbruik van haar economische machtspositie. Ik ben blij dat u toegeeft dat in bepaalde gevallen ook de zorgaanbieders een behoorlijke macht kunnen hebben ten opzichte van de verzekeraar. Misbruik kan worden aangetoond. Op dat moment kan zowel de NZa als de NMa ingrijpen. De NZa kan dat op basis van aanmerkelijke marktmacht. Zij hoeft het misbruik niet aan te tonen, maar alleen de mogelijkheid tot misbruik. De NMa dient het misbruik van economische machtspositie zelf aan te tonen. Als u er verschillende kaders bij gebruikt, is het mogelijk dat de NMa zegt dat er op basis van haar definiëring helemaal geen probleem is, omdat de markt veel groter is. De NZa kan echter een andere markt gebruiken, want er zit tenslotte een andere AMvB onder. Vindt u dat een wenselijke situatie? Vindt u het sowieso wenselijk dat op dat moment twee toezichthouders op de deur staan te bonken? Zou het er niet een moeten zijn?

De heer Heemskerk (PvdA):

Natuurlijk vind ik het geen wenselijke situatie dat de NMa en de zorgautoriteit andere definities hanteren.

De heer Omtzigt (CDA):

Dan haalt u uw eigen amendement onderuit.

De heer Heemskerk (PvdA):

Nee, dat doe ik niet. In het amendement op stuk nr. 24 zeg ik alleen maar dat de minister bij AMvB extra definities kan hanteren over "aanmerkelijke marktmacht". De Kamer is daarbij betrokken met alle juristen in dit land en erbuiten. Net als u wil ik niet dat de scheidsrechter de spelregels wijzigt. Niet de zorgautoriteit, maar de minister moet dat doen.

De heer Omtzigt (CDA):

Dient die AMvB dan het mededingingsrecht te volgen of dient het een zelfstandige afweging te zijn?

De heer Heemskerk (PvdA):

Dat dient een zelfstandige afweging te zijn. Het staat ook in de Europese verordening: men mag nationaal verder gaan dan de verordening stelt.

De heer Omtzigt (CDA):

Het gaat mij er niet om dat wij nationaal verder mogen gaan; daar heeft collega Heemskerk volstrekt gelijk in. Alleen lijkt hij met dit amendement te creëren dat de NZa het ene afwegingskader gebruikt en de NMa een ander afwegingskader.

De heer Heemskerk (PvdA):

Nee...

De heer Omtzigt (CDA):

Dat doet u wel, want diezelfde AMvB gaat niet over het kader van de NMa. Tenzij de minister van VWS en de minister van EZ hier precies eenzelfde AMvB indienen, ontstaat er een verschillend afwegingskader. Het is mij niet helder waartoe dat dient.

De heer Heemskerk (PvdA):

U zegt nu dat er een AMvB komt die leidt tot interpretatieverschillen tussen de NMa en de zorgautoriteit. Als die AMvB er komt en tot interpretatieverschillen leidt, hebben wij een probleem. Dat is echter een cirkelredenering. Ik zeg alleen dat, wil men verder gaan, dit via de minister moet. Dan zijn wij er hier allen bij om te kijken of het heldere definities zijn. Het is dan ook nog mogelijk dat de NMa haar oordeel erover geeft. Ik zie niet in dat dit spanning kan opleveren, want dat beoog ik juist tegen te houden.

Mijn fractie hecht zeer aan het amendement op stuk nr. 23. Als deze mededingingsactiviteiten er niet bij komen bij de zorgautoriteit, kunnen wij net zo goed helemaal de andere kant opgaan. Dan kom je terecht bij het amendement op stuk nr. 43 van het CDA. Dan blijft er niet heel veel meer over en kan het allemaal net zo goed naar de NMa. Ik vraag de minister hoe dat amendement op stuk nr. 43 zich verhoudt met het overgenomen amendement op stuk nr. 37. Volgens mij stonden er in het amendement van collega Schippers op stuk nr. 37 zeer heldere werkafspraken: wie gaat er voor tussen de NZa en de NMa? Volgens mij zijn wij er dan en hoeven wij het amendement op stuk nr. 43 niet aan te nemen.

De heer Omtzigt (CDA):

Het amendement van mevrouw Schippers op stuk nr. 37 voorziet in een samenwerking, zodat niet twee toezichthouders tegelijk zich door uw poort naar binnen proberen te wurmen. Het lijkt erop dat de Kamer dat bijzonder wenselijk acht, zowel u als ik. Het amendement op stuk nr. 43 voorziet erin dat zij hetzelfde afwegingskader gebruiken. Als u de een dan wel de ander op uw dak krijgt, gebruiken zij wel dezelfde regels. Het amendement op stuk nr. 43 is er buitengewoon helder in dat die regels door een van die twee worden vastgesteld, maar wel door de ander mogen worden uitgevoerd. Het gaat alleen om de marktafbakening. Zonder dat amendement gebruikt de NMa een andere marktafbakening dan de NZa, bijvoorbeeld voor uw Academisch Ziekenhuis Groningen, dat u zo belangrijk vindt. De ene kan zeggen dat het de provincie Groningen is; de andere kan zeggen dat het landsdeel Noord is. Dan is er geen enkele mogelijkheid om dat te coördineren. Als u dat wenselijk acht, bent u voor een soort bestuurlijke kluwen in toezichthoudend Nederland.

De heer Heemskerk (PvdA):

Natuurlijk ben ik niet voor een bestuurlijke kluwen in bestuurlijk Nederland. Mijn opvatting is dat het in het overgenomen amendement op stuk nr. 37 allemaal behoorlijk goed is geregeld. Mijn opvatting is ook dat je dubbele afdelingen krijgt. Als de NMa de definities doet en de NZa de toepassingen, heb je namelijk ook bij de toepassingen mensen nodig die verstand hebben van de regels. Volgens mij krijg je dan dus twee keer zo veel toezicht. Maar goed, wij horen wel wat de minister hierover zegt.

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Op het punt van het amendement op stuk nr. 37 ben ik het met de heer Heemskerk eens. In dat amendement wordt nu juist de taakverdeling geregeld om te voorkomen wat de heer Omtzigt zegt, dus om te voorkomen dat je de een én de ander met verschillende regels op je dak krijgt.

De heer Heemskerk (PvdA):

Dat is ook mijn interpretatie.

Ik kom tot slot op de brief van de ombudsman. Het is nogal wat als de minister de Kamer het ene verhaal vertelt en aan de ombudsman het andere. Als de minister kaatst, kan hij de bal verwachten. De ombudsman heeft een brief teruggeschreven. De Nationale ombudsman behoort tot de Hoge Colleges van Staat en die moeten wij dus heel serieus nemen. Ik hoor dan ook graag van de minister of hij de Kamer iets anders heeft verteld dan dit Hoge College van Staat en, zo ja, welk verhaal er dan klopt? Geheugenverlies is altijd heel verdacht. Ik wil dus weten of de minister De Grave heeft gevraagd of dat De Grave de minister heeft benaderd. Ik verwacht hierover een zeer duidelijk verhaal en een goede uitleg.

Mevrouw Kant (SP):

Ik vond dat de minister in het vorige debat nogal schofferend was richting de ombudsman. Dat blijkt nu volkomen ten onrechte te zijn. Daarom vind ik dat de minister hier vandaag toch wel wat over moet zeggen. Vindt u dat ook?

De heer Heemskerk (PvdA):

Ja, de minister moet met een helder verhaal komen. Hij heeft stevig naar de ombudsman uitgehaald en de ombudsman heeft een keurige brief geschreven waar weer andere feiten in staan. Ik wil nu het goede verhaal horen. Bovendien moeten wij, zoals ik in eerste termijn al zei, voorkomen dat het beeld ontstaat dat PvdA-mensen alleen maar PvdA-mensen benoemen. Ik hoor graag van de minister dat de functievervulling bij de zorgautoriteit en, wat mij betreft, ook bij het CVZ en de inspectie via het nieuwe nette sollicitatiekader van minister Remkes zal verlopen. Als je politieke functies hebt, is het heel gemakkelijk. Immers, je wint of verliest de verkiezingen. Als je bestuurlijke functies hebt, moet er gesolliciteerd worden opdat je de beste kandidaat kunt kiezen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het is goed om te horen dat bescheidenheid nog steeds deel uitmaakt van de cultuur van de PvdA en dat PvdA-mensen dus geen PvdA-vriendjes gaan benoemen. Dat houden wij erin! Dat geldt trouwens ook voor de VVD. Ik sluit mij dan ook volledig aan bij de vragen van mevrouw Kant en ook van de heer Heemskerk over de brief van de ombudsman. Ook ik vond dat de minister in het debat van een paar weken geleden nogal irriterend te werk ging.

Minister Hoogervorst:

Geïrriteerd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het kan allebei. Misschien kan dat nog even opgehelderd worden in dit debat. In de brief van de ombudsman staat namelijk echt iets anders dan wat de minister een paar weken terug in eerste termijn hier heeft verklaard.

Debatten over marktwerking lijden eigenlijk doorlopend aan een en hetzelfde euvel, namelijk aan de ondragelijke lichtheid van het denken in termen van markten. Dat kenmerkt eigenlijk ook het debat met de minister in eerste termijn. Er is veel gesproken over processen, nieuwe spelers, markten, procedures en conflicten die beslecht gaan worden, maar over de uitkomsten van de marktprocessen, in dit geval in de gezondheidszorg, weten wij nog maar bitter weinig. De minister heeft in zijn eerste termijn desgevraagd eigenlijk met zo veel woorden toegegeven dat hij ook niet precies weet welke kant het opgaat. De politieke hamvraag wat wij met de gezondheidszorg in Nederland willen en hoe wij dat vervolgens moeten regelen, raakt daarmee buiten het zicht. Dit leidt tot een soort "proceduralisering" van de politiek. Wij praten niet meer over wat wij willen, in dit geval in de gezondheidszorg, maar wij praten vooral over processen en procedures. In het merendeel van de gevallen gaat het dan over de uitwassen die processen van marktwerking kunnen veroorzaken: spelers die zich dominant gedragen, de boel tillen, dominante machtsposities innemen op allerlei deelmarkten en hoe dat vervolgens weer gekeerd moet worden.

Tekenend in het debat in eerste termijn was de confrontatie tussen de minister en mevrouw Kant als het gaat om de taakopdracht van de NZa en het amendement van mevrouw Kant met betrekking tot kwaliteit. De minister zei dat de kwaliteit zit bij de IGZ en niet bij de NZa. Dat komt ook nog eens terug in de schriftelijke beantwoording. Verder zei hij dat hij net een kwaliteitsbrief heeft gestuurd. Ik heb die brief doorgenomen, maar daarin staat heel weinig over kwaliteit in de gezondheidszorg. De brief gaat weer in op de procedures en het systeem. Maar wat kwaliteit is, wat toch een politieke vraag is die beantwoord moet worden, daar zwijgt deze minister over. Ik vind dat ongemakkelijk. Ik voel mij daar zeer onbehagelijk bij. Ik vind het eigenlijk ook onvoldoende. Ik heb de minister daar in eerste termijn ook vragen over gesteld. Ik kan mij de brief van Zorgverzekeraars Nederland dan ook goed voorstellen. Het wetsvoorstel is in hoge mate abstract, gaat dus uit van een theoretisch concept van marktwerking, het is vaag en ongewis over de uitkomsten. Dat ongenoegen bij verzekeraars, met opnieuw de kanttekening dat het niet mijn grootste vrienden zijn, kan ik mij heel goed voorstellen.

Mevrouw Schippers (VVD):

Dit verbaast mij toch enigszins. In ons land is het niet zo en ook nooit zo geweest dat de overheid bepaalt wat goede kwaliteit is. Het is niet zo dat de overheid of de politiek vaststellen wat het kwaliteitsniveau is waar zorg aan moet voldoen. Wij hebben het zo geregeld dat de deskundigen in het veld, die daadwerkelijk verstand hebben van zorg, bepalen wat de gouden standaard is. Als zij dat bepaald hebben, moet iedereen zich aan die gouden standaard houden. Dan ligt het ook bij deskundigen. Bent u nu van mening dat de politiek kwaliteitsniveaus moet gaan vaststellen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik bedoel dat het begrip kwaliteit in de gezondheidszorg nauwelijks in het politieke debat wordt ingevuld. Voor een deel is kwaliteit inderdaad een dagelijks gegeven, bijvoorbeeld als het gaat over de kwaliteit van behandeling. Er zijn deskundigen die bepalen wat in een individuele situatie moet gebeuren. Er zit echter ook wel degelijk een politiek aspect aan vast. Ik herinner mij nog het debat van een jaar geleden met deze minister over de komst van mamapoli's. Ik vind dat echt een kwaliteitselement. De ziekenhuizen die die poli's hebben, zorgen dat vrouwen met kans op borstkanker binnen één dag onderzocht worden en uitslag krijgen. Dat vind ik kwaliteit. Ik zou denken dat wij dat dan in heel Nederland moeten doen. Kunnen wij hier afspreken dat dat gebeurt? Nee, dat kunnen wij niet, want wij zijn afhankelijk van spelers in het veld, ondernemerschap van ziekenhuizen, bereidwilligheid om te innoveren. Ik vind dat raar en ik voel mij buitengewoon onbehagelijk dat dat soort elementen van kwaliteit, waar mensen in Nederland iets aan hebben, hier nooit heftig besproken kan worden en dat het ook nooit ergens specifiek toe leidt. De minister heeft ook van de kansel geroepen dat hij dat graag zou willen en dat hij iedereen oproept om dat te regelen. Maar wordt het ook geregeld? Nee! Het is nog steeds niet geregeld. Ik vind dat als politicus zeer onbevredigend. Ik leg een relatie tussen het ontbreken van dat debat en doortastendheid, doorpakken in dit parlement, en het feit dat wij voortdurend spreken over gezondheidszorg in termen van marktwerking. Dat benoem ik als ondragelijke lichtheid. Dat is een type debat waar ik niet gelukkig van word.

Mevrouw Schippers (VVD):

Ik voel daar zeker in mee. Ik ben het helemaal met u eens dat die mamapoli een goed voorbeeld is van hoe keuzevrijheid, het kunnen veranderen van aanbieder, dat hoort bij marktwerking, er in ieder geval voor zorgt dat er innovatie en efficiëntie is en dat die zorg veel beter op elkaar wordt afgestemd. Dat is toch eigenlijk wat wij met zijn allen willen. Met betrekking tot uw inbreng ben ik bang dat de Kamer op dag 1 over onderwerp A zegt hoe de kwaliteit moet zijn en op dag 2 over onderwerp B. Dat is geen goede basis voor het kwaliteitsbeleid. Eigenlijk wordt er dan ad hoc op basis van wat wij toevallig voor ons krijgen, beleid gevoerd. Dat is toch niet wat wij willen. Wij willen dat de inspectie, samen met de wetenschappelijke verenigingen en de beroepsgroepen een daadwerkelijk structureel kwaliteitsbeleid kan voeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zou wensen dat Vendrikdit gebeurt, maar ik constateer dat dit debat – dat is voor mij het hoofddebat op het terrein van de gezondheidszorg – overal achteraan loopt. Het heeft geen centrale rol gespeeld in het debat over de Zorgverzekeringswet en het speelt nu evenmin een centrale rol. Van de kwaliteitsbrief van de minister word ik niet warm. Die brief bevat weliswaar mooie woorden, maar ik heb niet de indruk dat het een hoofdlijn van beleid betreft die daadwerkelijk vlees en bloed krijgt. De inspectie kan worden vergeleken met de brandweer: zij gaat erop af op het moment dat er iets fout gaat. Waarom richten wij niet een kwaliteitskamer in waarin de minister als eindverantwoordelijke kwaliteitsbevorderende initiatieven weegt, waardoor het een hoofdmoot van beleid kan worden? Ondertussen voeren wij veel debatten over het corrigeren van spelers in die zogenaamde zorgmarkt die zich te buiten zouden kunnen gaan aan economisch onwenselijk gedrag. Daar gaat het hoofddebat van de Kamer over.

Een ander aspect waarbij ik mij ongemakkelijk voel, is dat een en ander voortdurend leidt tot debatten met een negatieve toonzetting. Wij willen publiek ondernemerschap in de gezondheidszorg. Het doet er niet toe of het sociale zorgverzekeraars zijn, ziekenhuispersoneel of individuele beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Ik zou wensen dat wij voortdurend met elkaar initiatieven bespraken waarbij publiek ondernemerschap in de gezondheidszorg op een positieve manier centraal staat. Wat kunnen wij doen om dat te bevorderen? Wij voeren nauwelijks positieve debatten met elkaar. Dat vind ik onbevredigend en dat maakt het voor mij lastig om dit wetsvoorstel te beoordelen. Het wetsvoorstel op zichzelf is niet revolutionair te noemen. Het is als het ware een verbouwing van het politbureau: twee bureaus worden samengevoegd. Het geheel wordt opnieuw gestroomlijnd, een en ander wordt wat beter opgeschreven en er komt in dit geval een man die hoofd van het politbureau is. Hij krijgt bovendien een paar zweepjes extra. Dat is het grosso modo. In dit wetsvoorstel staat niet dat er meer marktwerking komt in de zorg. Dat is wellicht een vervolg hiervan, maar dat zal per deelmarkt en per sector in de gezondheidszorg worden nagegaan. Dit wetsvoorstel heeft ook niet tot doel om de marktwerking te bevorderen. Ik ben geen tegenstander van een goede toezichthouder en vind het goed als het efficiënter, beter en goedkoper kan. Het wetsvoorstel lijkt die richting op te gaan. Daarmee is op zichzelf niets mis, maar ik heb de minister in eerste termijn gevraagd of dit wetsvoorstel iets toevoegt op het hoofdpunt kwaliteit. Daarop is hij mij het antwoord nog steeds schuldig. Hij heeft verwezen naar de kwaliteitsbrief, maar dat hoofdpunt zou ook in dit debat een centrale rol moeten spelen. Ik vraag de minister om aannemelijk te maken dat dit wetsvoorstel iets betekent voor de Nederlandse burgers.

Ook het debat over de zorgverzekeringsmarkt is sterk gevoerd vanuit het idee dat, als verzekeraars heftiger met elkaar concurreren om de klanten, dit zal leiden tot een betere gezondheidszorg. Datgene wat er de afgelopen maanden is gebeurd, heeft niets met kwaliteit te maken. Ik heb waargenomen dat een aantal rijkere verzekeraars dat uit het private verleden nog vrijvallende middelen over had – er is ongeveer 1 mld. ingestoken – aan prijsdumping heeft gedaan. Dat leidt tot een tijdelijke premiedaling voor de consument. Het geld is immers op een bepaald moment op. Er wordt onder de kostprijs gewerkt. Het is merkwaardig dat wij dat goed vinden, want in andere markten keuren wij dat af. Dit is geen investering in de kwaliteit van de gezondheidszorg. De minister heeft gelijk als hij zegt dat het heeft geleid tot een tijdelijk lagere premie en dat dit ook belangrijk is. Het heeft naar mijn oordeel echter niets nieuws betekend in de zin van verzekeraars die zich op een andere manier positioneren op de zorginkoopmarkt. Ik heb wel geconstateerd dat de sociale verzekeraars met Agis voorop, het onderspit delven ten opzichte van de polisboeren: grote markten, grote stappen - snel thuis, vette contracten een dikke premie enzovoorts, en men heeft er weer een adressenbestand bij. Ik vraag mij af of dit tot betere zorg leidt. Het is tijdelijk goedkoper, maar ik zie geen kwaliteitsverbetering. Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Heemskerk hierover. Het is duidelijk dat er geen sprake was van een level playing field. De oorlogskassen zijn ongelijk verdeeld. De minister heeft dit voorjaar desgevraagd gezegd dat het allemaal wel mee zou vallen. Volgens mij zijn sommige verzekeraars fors onder de kostprijs gedoken en de verzekeraars die daar de middelen niet voor hadden, hebben de prijs daarvoor betaald. Als je al marktwerking wilt organiseren, doe het dan goed en geef iedereen een gelijke startpositie.

De vraag is wat er volgend jaar gebeurt. Voor zover ik het kan overzien, zijn de oorlogskassen nog niet leeg. Ik denk dat er nog wel 1,5 mld. in zit. Ik verwacht dus hetzelfde spelletje van de polisboeren die nog een jaar met een lagere premie schermen om een groter marktaandeel te verwerven. Dan krijgen de sociale verzekeraars weer niet de kans om de markt op een goede manier te beïnvloeden.

Mevrouw Schippers (VVD):

U gebruikt wel heel grote woorden. Waar baseert u uw conclusies op? U hebt zeker al een analyse van de marktontwikkeling gezien. Dan hebt u ook gezien dat een aantal ziekenfondsen zonder oorlogskassen een fors marktaandeel heeft gewonnen. Dan hebt u ook gezien dat een aantal ziekenfondsen op een andere wijze zorg voor bepaalde patiëntengroepen inkoopt, zowel voor de basisverzekering als voor de aanvullende verzekering. Ik heb het totaalbeeld nog niet, maar u trekt al conclusies op basis van het verhaal van Agis.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn betoog is niet alleen gebaseerd op de berichten over Agis. Wij horen deze geluiden al langer. Het spel wordt al sinds afgelopen najaar gespeeld. Een halfjaar geleden hebben wij de minister mondelinge vragen gesteld over de oorlogskassen die in stelling werden gebracht. Ik heb alleen maar gezegd dat ik tot op heden geen kwaliteitsverbetering heb kunnen constateren. Het kan zijn dat voor bepaalde patiëntengroepen mooie contracten zijn afgesloten, maar of dit in het komend jaar al tot interessante inkoopvoordelen leidt, weet ik niet. Ik heb daar nog niets van gezien. Ik vraag de minister of volgend jaar hetzelfde spel gespeeld wordt.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik deel uw analyse. Ik heb hier bij de behandeling van de invoerings- en aanpassingswet al uitvoerig vragen over gesteld, maar toen zei de minister ook dat het allemaal wel mee zou vallen. Tot welke toezichthouder moet zo'n verzekeraar zich volgens u wenden, de NMa of de zorgautoriteit? Ik ben trouwens ook benieuwd naar het antwoord van de minister op deze vraag.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Op dit punt heb ik meer vragen dan antwoorden. Het heeft mij verbaasd dat dit zo maar kon, maar kennelijk gaat de Zorgverzekeringswet voor de Mededingingswet. Ik kan het niet anders zien. Op basis van een amendement van een rechtse Kamermeerderheid is prijsdumping toegestaan en volgens de Mededingingswet mag dat niet. Wie daar vervolgens over gaat, weet ik niet. Dat moet de minister maar duidelijk maken. Hoe staat het trouwens met het toezicht van De Nederlandsche Bank op de kennelijk zo belangrijke solvabiliteitseisen?

Ik vind het heel erg jammer dat de minister aanneming van het amendement van mevrouw Kant over de borging van kwaliteit ontraadt. Volgens mij is het een kerntaak van de NZa om het belang van kwaliteit keer op keer te wegen. De minister schrijft in reactie op dit amendement dat de zorgautoriteit samenwerkt met de IGZ. De IGZ controleert bijna altijd achteraf. Ik porbeer mij voor te stellen hoe het in de praktijk gaat. De NZa is voornemens een bepaald besluit te nemen en moet daarbij kwaliteitsaspecten meewegen, maar de consequenties van dit besluit worden pas achteraf zichtbaar en ook de IGZ beoordeelt dit pas achteraf. Ik vraag de minister om helder te maken hoe in zijn wetsvoorstel de samenwerking plaatsvindt op het aspect kwaliteit, dat ongelofelijk belangrijk is in de zorg. Tot nader order steun ik het amendement van mevrouw Kant, want ik ben er helemaal niet gerust op dat het uitmeten van de diverse operationele doelen van kwaliteit een rol speelt in de toezichtpraktijk.

Omdat de kwaliteit mij zo aan het hart gaat, heb ik de minister gevraagd om de toezichthouder niet ongericht te laten werken, maar om jaarlijks een kort, helder stuk aan de Kamer te doen toekomen, waarin de hoofdlijnen voor het toezichtbeleid in het komend jaar uiteen worden gezet. Dat is een soort toezichtbrief naast de begroting.

De minister heeft in eerste termijn gezegd dat hij erover zal nadenken. Ik vermoed dat dit is gebeurd en dat hij heeft nagedacht, maar ik weet het antwoord nog niet helemaal. Om dat antwoord te bevorderen heb ik er maar eens een motie tegenaan gegooid, zodat de minister misschien wat actiever wordt op dit terrein. Wellicht zijn wij het met elkaar eens, dan zijn wij snel uitgepraat. Deze motie wordt gelukkig door meerdere collega's ondersteund.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met het wetsvoorstel Marktordening gezondheidszorg de Nederlandse zorgautoriteit wordt opgericht met significante bevoegdheden die tot doel hebben de publieke belangen te borgen;

overwegende dat de minister van VWS de eindverantwoordelijke is voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van het Nederlandse zorgstelsel;

verzoekt de minister, jaarlijks een heldere, korte toezichtvisie naar de Kamer te zenden, tezamen met de begroting, waarin de minister van VWS uiteenzet hoe de Nederlandse zorgautoriteit in het komend jaar publieke belangen als kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid zal wegen in het uitvoeringsproces,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Heemskerk, Kant, Rouvoet en Van der Vlies.

Zij krijgt nr. 49(30186).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit is een heel eenvoudige, goed uitvoerbare motie, dus ik reken op overeenstemming. Zoals ik al zei, is deze motie eigenlijk een ondersteuning van het amendement van mevrouw Kant. Zij horen bij elkaar. Hoe sterker je de bevoegdheden maakt, en de doelstellingen waarmee de NZa als scheidsrechter het speelveld in wordt gestuurd, des te logischer is het om de eindverantwoordelijkheid van de minister voor het hele uitvoeringsproces scherper te markeren. Vandaar deze motie.

Wij kunnen het helemaal afmaken door mijn amendement op stuk nr. 29 aan te nemen. Dat kan de Kamer besluiten, maar ik vraag de minister om er nog even over na te denken en misschien wat ruimhartiger te reageren. De NZa is een toezichthouder van formaat. Ik zou het goed vinden als het parlement een rechtstreekse relatie daartoe inneemt via het door mij ingediende amendement.

Verschillende collega's hebben vragen gesteld over privacy. Ik sluit mij aan bij de vragen van collega Rouvoet over de derde nota van wijziging, die ik even snel heb doorgelezen. Het zou niet verkeerd zijn als de minister nog iets meer in detail schetst hoe het straks in de praktijk gaat. Er zijn door collega's vragen gesteld over de laatste brief van het CBP. Hierover vraag ik ook om helderheid.

Met de heer Heemskerk ben ik benieuwd naar de betekenis van de laatste uitspraak van de Autoriteit Financiële Markten voor dit wetsvoorstel. Op de keper beschouwd heeft de minister de kat op het spek gebonden en dat heeft de heer Omtzigt goed begrepen, zoals blijkt uit zijn gewijzigde amendement op stuk nr. 43. Volgens mij is het heel simpel. De minister kan zich uit de netelige situatie redden dat een van de coalitiepartijen een destructief amendement indient, door achter het amendement van de heer Heemskerk te gaan staan. Het amendement van de heer Omtzigt is ook logisch, maar verkeerd, en Heemskerk maakt het karwei van Hoogervorst af, zo kijk ik er tegenaan. Ik zou denken dat de keuze helder is voor de minister. Kies voor Heemskerk, dat doe ik ook.

Tot slot lijkt het mij heel verstandig als de minister een paar goede antwoorden geeft over de ombudsman.

De vergadering wordt van 14.22 uur tot 14.40 uur geschorst.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. Het uitstel van een week heeft inderdaad weer tot de nodige reflectie kunnen leiden. Wat dat betreft, was het niet zo handig van mij dat ik dat uitstel zelf voorstelde. Het heeft echter ook tot nieuwe en soms betere amendementen geleid. Ik kondig hierbij aan dat ik de nieuwe amendementen, die ik nog niet schriftelijk heb becommentarieerd, voor de zorgvuldigheid nog voor de stemmingen schriftelijk zal becommentariëren, zodat de Kamer daar rekening mee kan houden bij het stemgedrag. Ik zal die amendementen overigens ook nu zoveel mogelijk langslopen.

De heer Omtzigt heeft nog een fors aantal amendementen ingediend die ik nu successievelijk langs zal lopen. Het amendement op stuk nr. 39 vraagt een soort jaarverslag van de zorgautoriteit over de door haar veroorzaakte administratieve lasten. Dat legt dus een verantwoordelijkheid bij de NZa om zich te verantwoorden over de administratieve lasten en voortdurend te streven naar minder lasten. Ik heb geen bezwaar tegen dit amendement; ik vind het op zich sympathiek.

Het amendement op stuk nr. 40 vraagt de NZa om een klachtenbureau te introduceren op het punt van de bureaucratie. Ik heb daar eerlijk gezegd niet zo'n behoefte aan. Er zijn al genoeg specifieke klachtenregelingen, zoals de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en via de Zorgverzekeringswet voor de verzekeraars. Ik heb er geen behoefte aan om de NZa tot weer een klachteninstantie te maken. Ik wil de aanbevelingen van de Commissie administratieve lasten in de zorg volgen. Daarom ben ik van plan om binnenkort met partijen in het veld en met zbo's te praten over de inrichting van een aanjaagteam en een meldpunt om overbodige bureaucratie op te sporen en snel aan te pakken. Ik denk dat ik daar een heel eind mee kom. Ik ontraad daarom de aanneming van dit amendement.

De heer Omtzigt (CDA):

De minister heeft de Kamer op 1 december beloofd om voor 31 januari met een plan van deze strekking te komen. Hij stond hier toen wel achter. Het verbaast mij dat hij hier nu niet achter staat. De Wet klachtrecht cliënten zorgsector en de Zorgverzekeringswet voor verzekeraars bieden op geen enkele wijze een instrument als iemand iets idioots verzint, puur met de bedoeling om iemand een bepaalde voorziening te weigeren of om het door het opwerpen van drempels heel moeilijk te maken om die voorziening te krijgen. Voorbeelden daarvan zijn er zowel in Nederland – die heb ik in tweede termijn genoemd – als in de VS, waar voor bepaalde geneesmiddelen vier of vijf keer een formulier moet worden ingevuld, met slechts één doel, namelijk het ontmoedigen van de vergoeding van dat geneesmiddel. Het lijkt mij beter om dat wel op te lossen. Ik begrijp niet waarom de minister denkt aan aanjaagteams, want in eerste termijn gaf hij aan dat aanjaagteams geen enkele mogelijkheid hebben om te voorkomen dat dit soort praktijken wordt gebruikt. Welke wettelijke bevoegdheden wil de minister om werkelijk van bureaucratie af te komen? Of wil hij dat de bureaucratie in het nieuwe zorgstelsel toeneemt?

Minister Hoogervorst:

Ik heb tal van initiatieven om de bureaucratielasten terug te dringen en er zijn al voldoende klachtenprocedures beschikbaar waarin ook dit soort klachten naar voren kan worden gebracht. Ik denk niet dat wij er iets mee opschieten als wij nog een klachteninstantie oprichten. Ik ga liever gewoon met het veld aan het werk om de zaken stevig aan te pakken.

De heer Omtzigt (CDA):

Deelt de minister mijn mening dat het veld er in bepaalde gevallen juist belang bij kan hebben om de bureaucratie te laten bestaan en dat een vrijwillige aanpak op dat moment dus niet het gewenste resultaat oplevert?

Minister Hoogervorst:

Ja, maar daarom heb ik daar ook nog wel een aparte rol in.

De heer Omtzigt (CDA):

Maar geen bevoegdheid, in dit geval.

Minister Hoogervorst:

Met de aanpak in het kader van de terugdringing van de administratieve lasten kom ik een heel eind.

De heer Omtzigt (CDA):

Volgens de berekeningen van de minister zijn de administratieve lasten alleen maar toegenomen. Ik ben erg benieuwd hoe hij die wil doen afnemen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Het tegengaan van administratieve lasten is een belangrijk onderwerp. Een ander belangrijk onderwerp is dat verzekeraars via bureaucratie aan risicoselectie of schadebeheersing kunnen doen. Zij laten mensen tien keer een formulier invullen voordat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Wat is nu, buiten het amendement om, de rol van de Nederlandse zorgautoriteit om deze ongewenste vormen van risicoselectie te bestrijden?

Minister Hoogervorst:

De NZa kan optreden als mistige procedures worden gebruikt voor indirecte risicoselectie.

De heer Omtzigt (CDA):

Kan de minister met een voorbeeld laten zien hoe en op basis van welk artikel de Nederlandse zorgautoriteit daartegen kan optreden?

Minister Hoogervorst:

Dat weet ik zo niet uit mijn hoofd. De Nederlandse zorgautoriteit moet erop toezien dat de bepalingen uit de wet worden nageleefd door de zorgverzekeraars. Risicoselectie is een enorm belangrijk ankerpunt van de Zorgverzekeringswet. Ik weet niet precies of dit onder de zorgplicht valt. Ik wil echter graag nakijken wat de precieze wettelijke invalshoek is en dit voegen bij het toegezegde commentaar op de amendementen. Ik ben ervan overtuigd dat het kan.

Het amendement op stuk nr. 41 dient ter vervanging van het amendement op stuk nr. 36. De datum voor de evaluatie is daarbij verlaat naar januari 2009. Ik vind dat nog steeds aan de vroege kant. Ik laat het oordeel over het amendement echter aan de Kamer.

Het amendement op stuk nr. 43 van de heer Omtzigt dient ter vervanging van het amendement op stuk nr. 33 en gaat over de taakverdeling tussen NZa en NMa. Ik streef met hem naar een zo helder mogelijke taakafbakening tussen NZa en NMa. Ik streef ook naar een zo helder mogelijk takenpakket. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden moeten goed bij elkaar passen. De NMa is toezichthouder achteraf bij misbruik van machtspositie en fusietoetsing. De NZa kan preventieve voorschriften geven in geval van aanmerkelijke marktmacht. Bij preventieve voorschriften gaat het niet om boetes, zoals bij de AFM. Het gaat niet om machtsmisbruik, maar om het scheppen van gelijke concurrentievoorwaarden. Het gaat dus niet om boetes, maar om voorschriften. Het uit elkaar trekken van de analyse van de marktsituatie en de voorschriften om de marktsituatie op te heffen, zal leiden tot dubbel werk. De heer Heemskerk wees daar al op. Beide instituten moeten dan dezelfde competenties opbouwen. Dat is geen goede zaak. De NMa is dan onvoldoende in staat om de kennis die aanwezig is bij de NZa vanuit al haar functies van de kennis over de zorgmarkt optimaal te benutten. De synergie wordt minder. Naar mijn overtuiging leidt het tot meer dubbel werk. De heer Omtzigt wijst er terecht op dat de NZa in mijn voorstel gehouden is tot goed overleg met de NMa. Daar kan wellicht enige wrijving ontstaan. Ik ben ervan overtuigd dat de knip die hij aanbrengt bij de verschillende activiteiten veel ruwer is dan in mijn voorstel.

De heer Omtzigt (CDA):

Mijn knip brengt juist banden aan in plaats van banden los te scheuren. De knip zorgt voor een heldere definitie van de markt, die nu immers ontbreekt. De markt ontbreekt vaak, zoals de heer Heemskerk heeft gezegd. Ook ontbreekt een heldere definitie waarop er wordt geconcurreerd. Op het moment dat er op een markt dingen gebeuren die niet goed zijn, kan zowel de NMa als de NZa ingrijpen. De NMa kan dat doen op grond van de Mededingingswet: misbruik van de economische machtspositie. De NZa kan dat doen op grond van het aanmerkelijke marktmachtsartikel. Zij kunnen het begrip markt dus verschillend invullen. Dat is nu zo en dat zou nog verergerd kunnen worden als de koppeling helemaal wordt losgelaten. Als de ene partij dan zegt dat de economische machtspositie wordt misbruikt, kan de andere partij zeggen dat dit niet het geval is. In dat geval ontstaat er zeker een uitgebreide hoeveelheid jurisprudentie.

Minister Hoogervorst:

Daarom is de NZa er ook aan gehouden om de NMa te consulteren. Dat zal dus niet gebeuren. Het lijkt mij buitengewoon ingewikkeld om de ene partij de marktanalyse te laten verrichten en de andere partij de voorschriften te laten maken die het marktfalen moeten redresseren. Dan moeten zij allebei dezelfde competenties en dezelfde kennis opbouwen.

De heer Omtzigt (CDA):

Integendeel. U zegt dat het heel moeilijk is om die markt goed af te bakenen. In het voorstel dat u nu doet, moeten er twee studiecentra opgezet worden om die aanmerkelijke marktmacht af te bakenen. Daarvoor zijn twee verschillende ministers verantwoordelijk. Dan lijkt het mij buitengewoon onwaarschijnlijk dat er geen conflicten ontstaan. Nu zorgt het amendement-Schippers voor een beter overleg tussen die twee instanties. Daarom hebben wij ook geen bezwaar gemaakt tegen het overnemen van het amendement. De definitiekwestie blijft daardoor echter onduidelijk. Bij het Mededingingsrecht heeft de Europese Commissie uiteindelijk het definitierecht, maar dat dient in de Nederlandse wetgeving gewoon door de NMa uitgevoerd te worden. Wij krijgen zoveel instanties die bepalen wat de markt is dat wij uiteindelijk zullen vervallen in juridische procedures. Daar zit niemand op te wachten. Dan krijg je procedures die zeven of acht jaar later...

De voorzitter:

Dit is een derde termijn. Deze interruptie is veel te lang.

Minister Hoogervorst:

Dit is de kern van mijn betoog. Volgens het voorstel van de heer Omtzigt moet je bij de NMa in beroep gaan als de NZa een maatregel heeft genomen. Dat toont aan hoe ingewikkeld het wordt. Ik heb dit amendement nog maar kort geleden gekregen. Ik zal het voor de zekerheid nog even zorgvuldig lezen, maar ik moet aanneming van dit amendement ontraden vanwege de complicaties die het kan veroorzaken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In de schriftelijke toelichting ontraadde u aanneming van het vorige amendement met kracht. Dit was het enige amendement waarvan u de aanneming met kracht ontraadde. Geldt dat ook voor het gewijzigde amendement?

Minister Hoogervorst:

Ja. Ik geloof niet dat het zoveel uitmaakt.

Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 45 over de tijdelijke verlaging van de fusiedrempels is nu technisch correct. Ik blijf twijfels houden over het nut van een eerdere invoering, nu de behandeling van de wijziging van de Mededingingswet al een eind gevorderd is. Ik laat het oordeel over dit amendement echter aan de Kamer over.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 44 van de heren Omtzigt en Rouvoet over de privacy en de relatie met de derde nota van wijziging die ik op de valreep heb ingediend. Die nota van wijziging hebben wij overigens afgestemd met het CBP. Ik geloof dat er eerder ook wat afstemming tussen CBP en Kamer heeft plaatsgevonden. Dat is dus een continu proces. Dat werkt heel interessant. Ik kan in ieder geval meedelen dat het CBP met deze nota van wijziging instemt. Het resterende verschil met het amendement op stuk nr. 44 is dat de boetes door die invoeging van dat artikel 87 ongelooflijk worden verhoogd. De boetes stijgen namelijk van € 2250 tot maximaal € 100.000. Die boetes zijn zorgvuldig vastgelegd in de Zorgverzekeringswet. Het lijkt mij een beetje fors om een paar maanden later met zo'n gigantische verhoging van de boetes te komen. Een boete van € 2250 per geval van overtreding is behoorlijk hoog, want een verzekeraar kan heel veel verzekerden hebben en dan tikt zo'n boete fors aan. Ik vraag de indieners om nog eens goed over het amendement na te denken. Het lijkt mij dat de nota van wijziging volledig in de geest van het amendement is en dat wij al te maken hebben met redelijke boetes. Bij de evaluatie kunnen wij dan nog bekijken of die moeten worden verhoogd.

De heer Omtzigt heeft een motie ingediend die mij de mogelijkheid moet geven om regelvrije kansenzones in de gezondheidszorg te creëren. Dat klinkt heel sympathiek. Ik heb innovatie natuurlijk ook heel hoog in het vaandel staan. Ik heb op zich al behoorlijk wat mogelijkheden. Ik heb experimentmogelijkheden in de WMG. Wij kunnen sneller nieuwe dbc's invoeren. Wij kunnen onnodige regelgeving schrappen. Ik weet niet zo goed wat ik mij moet voorstellen bij een regelvrije zone. Is dat een ziekenhuis waar ik helemaal niet meer controleer op kwaliteit of zo?

De heer Omtzigt (CDA):

Het lijkt mij buitengewoon onwenselijk dat u de IGZ buiten werking stelt. Het gaat erom dat het drie, vier jaar duurt voordat een innovatie die in Nederland is ontwikkeld, bijvoorbeeld op het gebied van hulpmiddelen of ICT, is goedgekeurd en in een CTG-tarief zit. Het gevolg is dat innovatieve ontwikkelingen vrijwel geheel buiten Nederland plaatsvinden. De paar bedrijven die er wel mee bezig zijn en wel vernieuwende dingen op de markt zetten, komen niet verder. Een aantal gebieden in Nederland is heel specifiek bezig met innovatie, bijvoorbeeld de stedendriehoek en Twente. Die willen met autocertificering aan de slag kunnen en het op dezelfde manier doen. Ze willen dat de experimenteerruimte die er in de WTZi en WMG zit ook daar wordt ingezet. Als je het allemaal bundelt...

De voorzitter:

Ik moet u weer onderbreken. Een interruptie is een korte toelichting of een korte vraag. Een interruptie kan geen heel betoog zijn. Uiteindelijk bent u zelf aan het eind van de middag de dupe van deze wijze van interrumperen.

Minister Hoogervorst:

Omdat ik het onderwerp innovatie ook hoog in het vaandel heb staan, wil ik de suggestie die uit de motie spreekt en de meer concrete suggestie die de heer Omtzigt net door de interruptiemicrofoon heeft gedaan op mij laten inwerken. Ik zeg toe dat ik nog dit jaar de Kamer een gedegen brief zal sturen over zowel de belemmeringen als de oplossingsrichtingen voor versnelling van innovatie.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. In de Wet toelating zorginstellingen hebben wij een experimenteerartikel opgenomen, dat het mogelijk maakt een aantal regels tijdelijk te schrappen. Een voorstel daarvoor moet bij de Kamer worden voorgehangen. Kan de minister dat meenemen in die brief? Volgens mij is dat namelijk een oplossing die beter is dan het schrappen van alle regels.

Minister Hoogervorst:

Ik zal dat graag doen. Op zich hebben wij best wat instrumenten, maar goed. Het is mij nu duidelijker wat er wordt bedoeld. Ik zal de motie in die richting uitleggen en uitvoeren.

Mevrouw Kant heeft evenals enkele andere leden gevraagd hoe het zit met het meeliften van het CBP met de Nederlandse zorgautoriteit. De NZa heeft een structurele informatiebron bij zorgverzekeraars in de vorm van het jaarlijkse uitvoeringsverslag uit hoofde van de Zvw. De NZa stelt daarvoor een model vast. Het CBP kan via de NZa aan de informatie-uitvraag een bijlage toevoegen die de voor het CBP nodige informatie genereert, de zogenaamde checklist. Verzekeraars moeten die checklist invullen en samen met het uitvoeringsverslag terugsturen aan de NZa. Dat beperkt de administratieve lastendruk voor de zorgverzekeraars. Op grond van de bijlage bij het uitvoeringsbesluit beoordeelt het CBP de naleving van de privacyregels.

Mevrouw Kant en de heer Vendrik zijn uitvoerig ingegaan op het thema kwaliteit. Dat gaat mij ook ter harte. De heer Vendrik heeft een schuin oog op mijn kwaliteitsbrief geworpen en zegt dat het allemaal niet zo veel voorstelt. Toen de Zorgverzekeringswet in de wereld landde, werd daaraan in eerste instantie ook niet zo veel aandacht besteed. Ik kan hem verzekeren dat deze brief vrij verstrekkende gevolgen heeft. Op een geschikter moment zullen wij hierover ongetwijfeld verder spreken, maar ik kan nu al wel zeggen dat deze brief de sector zal dwingen om kwaliteitsnormen te expliciteren en na te leven. Het opent verder ook de mogelijkheid tot het stellen van nadere wettelijke voorwaarden, vooral met betrekking tot de patiëntveiligheid. Het gaat dus veel verder dan de heer Vendrik denkt.

De NZa is niet opgericht om te controleren op kwaliteit. Daarvoor heb ik andere instrumenten en instituties. Hoe belangrijk kwaliteitscontrole ook is, je moet het niet over alle partijen gelijkelijk verdelen, want dan doet op een gegeven moment niemand het meer. Kwaliteitscontrole is de taak van de IGZ en niet primair van de NZa. Als de NZa wordt geconfronteerd met zo lage prijzen dat men het gevoel krijgt dat men het niet al te nauw heeft genomen met de kwaliteit, kan de NZa de IGZ om een onderzoek vragen.

Mevrouw Kant (SP):

Wat u nu zegt, is geen reden om aanneming van mijn amendementen op dit punt te ontraden. Ik ga ze daarom één voor één met u doornemen. Het zijn namelijk voor dit debat cruciale amendementen. Óf u wilt niet doen wat deze amendementen regelen, óf u vindt ze overbodig.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik heb al uitgebreid gereageerd op deze amendementen, zowel mondeling als schriftelijk.

Mevrouw Kant (SP):

U hebt uitgebreid gereageerd, maar alles wat u hebt gezegd, is geen reden om aanneming van deze amendementen te ontraden.

In mijn eerste amendement voeg ik het toezicht op het effect van de marktwerking op de kwaliteit, de toegankelijkheid en het voorkomen van achteruitgang van het voorzieningenniveau in de zorg, aan de doelstellingen van het toezicht toe. In de toelichting bij dit amendement staat nadrukkelijk: het toezicht op de kwaliteit van de zorg blijft bij de IGZ.

Minister Hoogervorst:

Dat kunt u wel zeggen, maar het is en blijft onderling tegenstrijdig. De NZa kijkt niet primair naar kwaliteit. Als men kijkt naar de verhouding tussen prijs en kwaliteit, baseert men zich op het werk van de IGZ. Als wij het niet zo doen, gaan alle toezichthouders zich op hetzelfde vlak bewegen. Daardoor wordt het een zooitje.

Mevrouw Kant (SP):

Er staat niet dat er toezicht op de kwaliteit moet worden gehouden, maar dat er toezicht moet worden gehouden op de effecten van marktwerking op de kwaliteit. Dat staat er en niets anders.

Minister Hoogervorst:

Ik kan echt niets aan mijn antwoord toevoegen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat u dit amendement niet wilt overnemen, geeft mij het gevoel dat u vindt dat de NZa daar niet zo veel waarde aan moet hechten.

Mijn tweede amendement betreft de vraag welk onderzoek gedaan moet worden door de NZa. Mijn amendement is een verduidelijking, want ik heb hieraan het onderzoek toegevoegd naar de relatie van prijzen en kosten enerzijds en de publieke doelen kwaliteit, toegankelijkheid en mogelijke zorgverschraling anderzijds. Daarmee regel ik niet dat de NZa de kwaliteit gaat meten, maar dat de NZa actief onderzoek moet gaan doen naar de effecten van de marktwerking op de kwaliteit.

Minister Hoogervorst:

Toegankelijkheid is impliciet al een van de taken van de NZa. De NZa is immers verplicht om de naleving van de polisvoorwaarden te controleren.

Mevrouw Kant (SP):

Óf u vindt het geen goed amendement en dan ontraadt u de aanneming ervan, óf u bent het inhoudelijk met mij eens en dat laat u het oordeel over het amendement aan de Kamer. U probeert hiermee toch een beetje gemakkelijk weg te komen.

Minister Hoogervorst:

De aanneming van een overbodig amendement kan ik toch zeker ook ontraden?

Mevrouw Kant (SP):

Zo lust ik er nog wel een. Beargumenteert u nu eens inhoudelijk waarom het geen goed amendement is.

Minister Hoogervorst:

Het is en blijft een verbreding van de taken van de NZa. Het klinkt allemaal heel sympathiek, maar wat u voorstelt, is niet primair de taak van de NZa.

Mevrouw Kant (SP):

Nu spreekt u zichzelf tegen. Nog geen drie zinnen geleden zei u...

Minister Hoogervorst:

Men doet wel dingen die ook betrekking hebben op toegankelijkheid. Men moet nagaan of de zorgplicht wordt nageleefd. Ik onderschrijf alle dingen die u noemt, maar het voegt niets toe om alle mooie dingen die wij nastreven in de zorg te bundelen bij zo'n instituut als de Nederlandse zorgautoriteit. Wij moeten precies omschrijven wat men moet doen.

Mevrouw Kant (SP):

U bent echt bezig twee paarden te berijden. Ik denk dat ik wel weet waarom. U hebt echt een andere visie op wat de Nederlandse zorgautoriteit zou moeten doen als het gaat om de relatie tussen marktwerking en kwaliteit. Dat baart mij nu juist heel grote zorgen. U bent het inhoudelijk met mij eens en dan is het goed om dat in de wet te verankeren of u bent het inhoudelijk met mij oneens. Ik vrees dat het laatste het geval is.

Ik begrijp bovendien absoluut niet wat u op mijn laatste amendement tegen heeft. Hierbij gaat het erom op welke momenten de zorgautoriteit zou kunnen ingrijpen. In artikel 39 staat: met het oog op de inzichtelijkheid van de zorgmarkten en het bevorderen van de concurrentie. Daar voeg ik weer dezelfde zin aan toe: dat de bedreiging van kwaliteit, toegankelijkheid en voorkoming van achteruitgang van het voorzieningniveau van de zorg ook een reden kan zijn voor ingrijpen. Waarom niet?

Minister Hoogervorst:

Ik neem dit amendement nog even mee in mijn nadere schriftelijke beantwoording. Ik garandeer geen ander antwoord, maar ik wil er nog even precies naar kijken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wil nog een vraag stellen over het eerste amendement. Ik begrijp het verzet van de minister niet. Stel dat wij de situatie omdraaien en uitgaan van de huidige wetstekst. Bij bijvoorbeeld tariefbesluiten van de NZa wordt niet gelijk gekeken naar de kwaliteit van de zorg. Daar komt het amendement van mevrouw Kant namelijk vandaan. Als wij in de toekomst spreken over het werk van de NZa, zal die zich alleen kunnen beroepen op de wettekst en zeggen "sorry, ik moet alleen naar de prijs kijken en ik heb verder geen boodschap aan kwaliteit, want dat doet de buurman". Vervolgens zijn wij weer een paar jaar verder. Het is toch logisch dat er bij dat soort dagelijkse werkzaamheden van de NZa wordt getoetst op de consequenties van bijvoorbeeld tariefbesluiten voor de kwaliteit? Dat is toch evident? Dat laat onverlet welk tariefbesluit er genomen moet worden. Je zou toch denken dat dit vanzelfsprekend is? Dat is geen taakuitbreiding in de zin dat de NZa het werk van de IGZ gaat overdoen. Het zou toch logisch zijn als de NZa zich ervan vergewist wat de mogelijke kwalitatieve consequenties van bepaalde besluiten zijn? Dat is toch niet zo vreemd?

Minister Hoogervorst:

Ik heb het voorbeeld gegeven van een verdachte situatie met afbraakprijzen waarbij er signalen zijn dat dit ten koste zou zijn gegaan van de kwaliteit. In zo'n geval kan de NZa daarop letten en aan de IGZ vragen of er een loopje wordt genomen met de kwaliteit. Het is heel moeilijk om algemene zaken als de gevolgen van marktwerking voor de kwaliteit te boordelen. Wat zijn de gevolgen van de huidige vaste prijzen voor de kwaliteit? Ik vraag mij sterk af of wij dat allemaal weten. Dat kan de NZa niet. De IGZ kan dat al heel moeilijk.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik geef de minister toe dat dit een ingewikkelde relatie is, maar het is niet onmogelijk. Wat verzet zich ertegen om de NZa te vragen om in haar werkzaamheden het aspect kwaliteit mee te laten wegen? Dat is wat het amendement van mevrouw Kant vraagt, niet meer en niet minder.

Minister Hoogervorst:

Als kabinet worden wij regelmatig geconfronteerd met allerlei bijna Kamerbreed ondersteunde moties die ons vragen om alle toezichthouders om te vormen tot één toezichthouder en de sector niet lastig te vallen met al die toezichthouders die maar elke dag langs komen. Om dat te vermijden moet je er in ieder geval voor zorgen dat men elkaars werkterrein niet voortdurend betreedt. Je moet die organisaties een heel duidelijke opdracht geven. Er zijn genoeg concrete voorbeelden te geven. Op een gegeven moment heeft men het gewone werk onder de knie en dan wordt er gekeken naar aanpalende terreinen waarop men de werklust kan botvieren. Dat is op zich prijzenswaardig, maar leidt niet altijd tot de gewenste resultaten.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Vendrik, u mag niet meer interrumperen op dit punt.

Minister Hoogervorst:

Het amendement op stuk nr. 30 van mevrouw Kant gaat over tariefaanvragen door representatieve organisaties. Het is het een of het ander. Waar tariefregulering tot gezamenlijk optreden van aanbieders of verzekeraars leidt, vloeit dat voort uit de beleidsregels van de NZa. Het is onwenselijk om de bevoegdheid van representatieve organisaties tot tariefonderhandelingen en het doen van tariefvoorstellen in de wet op te nemen. Ik ontraad het aannemen van dit amendement.

Mevrouw Kant (SP):

U moet de amendementen wel goed lezen. Het gaat erom dat het nu altijd moet, individueel onderhandelen en het sluiten van individuele contracten. Er zijn best situaties denkbaar waarin dat niet gebeurt en waarin een representatieve organisatie de onderhandelingen kan voeren over contracten. Als de wet zonder dit amendement wordt aangenomen, is dat in de toekomst nooit meer mogelijk. Daar maak ik mij grote zorgen over.

Minister Hoogervorst:

Ik heb een brief aan de Kamer gestuurd over de mogelijkheden en onmogelijkheden voor organisaties en individuele beroepsbeoefenaren. Ik wil hier niet iets doen dat in strijd dreigt te komen met de Mededingingswet.

Mevrouw Kant (SP):

Juist omdat deze wet de marktordening in de zorg regelt en dus ook kan regelen dat er aangewezen situaties kunnen zijn waarin er een uitzondering wordt gemaakt op het model, moet het in deze wet worden geregeld. Als het niet wordt geregeld, krijgen alle huisartsen en alle zorgaanbieders in Nederland de NMa op hun dak. Dat vind ik ongewenst.

Minister Hoogervorst:

U hebt een andere visie dan ik. U wilt graag die uitzonderingen en ik liever niet.

De volgende kwestie betreft de Nationale ombudsman. De ombudsman heeft de Kamer vandaag weer een brief gezonden. Ik denk dat het goed is dat ik de Kamer uitleg waarom ik vrij stevig op de eerste brief van de ombudsman heb gereageerd. Ik heb dat gedaan vanuit de achtergrond van de sollicitatieprocedure. Ik heb aan de betrokkenen gevraagd of ik de gegevens openbaar kon maken en zij hebben daarmee ingestemd. Nog voor de heer De Grave in beeld was, heb ik de heer Don, toen nog directeur van het Centraal Planbureau, ontvangen op het ministerie en heb ik hem gevraagd of hij geïnteresseerd was in deze positie bij de NZa. Ik heb de heer Don nooit naar zijn politieke identiteit gevraagd, maar ik weet zeker dat hij geen lid is van de VVD.

Ik heb dit niet kunnen opschrijven in mijn reactie aan de Nationale ombudsman omdat dit zich afspeelde ver voordat de heer De Grave in beeld was en omdat het er op zich voor de gang van zaken niet zo toe deed. Dat laatste veranderde toen ik de opmerking van de ombudsman kreeg dat mijn gesprek met de heer De Grave niet behoorlijk zou zijn geweest. U kunt zich misschien voorstellen dat dit mij nogal rauw op het dak viel in het licht van deze voorgeschiedenis. In mijn kritiek op de Nationale ombudsman heb ik hem nooit verweten dat hij zijn oordeel op onjuiste feiten had gebaseerd. Over de feiten die hij noemde in de brief is contact geweest met het ministerie. Ik heb er bezwaar tegen gemaakt dat de ombudsman mijn gedrag als niet behoorlijk heeft gekwalificeerd. Ik neem zo'n diskwalificatie hoog op omdat ik deze onterecht vind.

De ombudsman heeft willens en wetens de publiciteit gezocht met dit oordeel. Ik heb gezegd dat het wel aardig zou zijn geweest als hij zich eerst had vergewist van mijn positie. Bij het opstellen van een rapport van de Algemene Rekenkamer worden de kwalificaties op een gegeven moment ter beoordeling voorgelegd. Dat is bij de ombudsman niet het geval. Dat zit niet in de procedures. Daar heeft de ombudsman dus ook niet laakbaar gehandeld. Hij is er wel mee naar buiten getreden en heeft mij zodoende vervelende en onterechte publiciteit bezorgd. Dat had hij kunnen voorkomen als ik hem deze achtergrond had kunnen toelichten. Daar komt inderdaad mijn irritatie uit voort.

Mevrouw Kant (SP):

Dat er sprake is van irritatie is ons wel duidelijk. U hebt wel degelijk gesteld dat de ombudsman niet van alle feiten rondom de benoeming van de heer De Grave op de hoogte was.

Minister Hoogervorst:

Nee, die kende hij niet.

Mevrouw Kant (SP):

Precies. Hij had de feiten wel van u gehad. U hebt ook wel degelijk in verwijtende zin gezegd dat hij een oordeel heeft zonder dat hij van alle feiten rondom de benoeming op de hoogte was. Bovendien hebt u gezegd dat u hem had kunnen melden hoe het contact met de heer De Grave tot stand was gekomen als hij zich in een eerder stadium van de feiten had vergewist. Hij heeft u dat toch gewoon gevraagd? U zegt dat u dat officieel in de reactie niet allemaal op papier kon zetten. Dan had u andere vormen van actie kunnen ondernemen om het duidelijk te maken. U hebt wel degelijk vanuit uw irritatie de ombudsman te kakken gezet. Dat is onparlementair gezegd, maar dat mag tegenwoordig. Dit mag niet meer uit de Handelingen worden gehaald.

De voorzitter:

Ik verzoek u om daarvan te maken: een beetje voor gek gezet. U hebt wel gelijk dat uw woorden in de Handelingen blijven staan. Zo is het helaas.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Mevrouw Kant heeft in haar eerste termijn ook nog gesproken over een partijpolitieke benoeming. Ik denk dat het in het licht van wat ik haar net heb uitgelegd, glashelder is dat hier geen sprake van is. Het zou haar sieren als zij dat terugnam.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is mij helemaal niet duidelijk. De minister heeft de schijn wel degelijk tegen zich. Hij heeft dat beeld over zich afgeroepen. Eigenlijk versterkt zijn irritatie de indruk dat hij iets te verbergen heeft. Die schijn is absoluut niet weg. Ook de ombudsman vindt dat. De minister zegt dat hij geen hoor en wederhoor heeft gehad, maar die heeft hij wel gehad. Hij heeft zelfs nog kunnen reageren op de bevindingen van de ombudsman. Van die gelegenheid heeft hij alleen geen gebruik gemaakt.

Minister Hoogervorst:

Ik heb kunnen reageren op de weergave van de feiten, maar niet op het oordeel "onbehoorlijk" dat in de publiciteit terecht is gekomen. Ik wist daar van tevoren niets van. Dat was voor mij een totale verrassing. Het klopt dat de ombudsman dat van tevoren niet aan mij hoeft voor te leggen. Ik had het wel chique gevonden als de ombudsman mij even had gewaarschuwd alvorens deze vrij forse kwalificatie te gebruiken in de brief, de publiciteit en de interviews die hij heeft gegeven. Dan had ik hem voor dit misverstand kunnen behoeden.

Mevrouw Kant (SP):

Wilt u andersom wel toegeven dat u de ombudsman onjuist hebt bejegend door te doen alsof hij de feiten niet kende en niet wist hoe de procedure verlopen was? Misschien is dat wel zo correct.

Minister Hoogervorst:

Ik heb niet beweerd dat de ombudsman onjuiste feiten heeft gepresenteerd. In de brief stelt de ombudsman dat er een lichte variatie zit in wat ik heb gezegd over de aard van het gesprek met de heer De Grave. Dat is waar. In de brief aan de ombudsman impliceer ik in feite dat het gesprek op mijn instigatie heeft plaatsgevonden. Uit wat ik later in de Kamer heb gezegd, bleek eerder dat het op zijn instigatie is gebeurd. De waarheid is dat ik mij dat niet precies herinner. Het doet er verder natuurlijk ook helemaal niet toe. Het is volstrekt irrelevant. Ik vond en vind nog steeds dat dat gesprek volledig oorbaar is geweest. De vraag wie daar als eerste over is begonnen, is wat dat betreft niet relevant.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik ben het met de minister eens dat zo'n gesprek logisch is als je elkaar iedere week ziet. Wij constateren wel dat de minister tegen de ombudsman iets anders zegt dan hij tegen de Kamer heeft gezegd. Hij kan zich nu ineens niet goed meer herinneren wat precies de gang van zaken was, terwijl hij dat wel weet in verband met de heer Don. De minister vindt het, geloof ik, onverkwikkelijk wat de ombudsman hem aanrekent, maar hij mept behoorlijk terug. Doordat hij zo geïrriteerd reageert en zo hard terugmept, blijft het een beetje een onverkwikkelijke affaire.

Minister Hoogervorst:

Ik denk dat ik hier heel rustig een en ander uiteen sta te zetten. Ik zal de Nationale ombudsman mijn redenering zorgvuldig schriftelijk uiteenzetten en de Kamer daar een kopie van geven. Wat mij betreft is dan de zaak afgedaan.

Mevrouw Schippers heeft aangegeven dat zij bij nader inzien toch wel wat voelt voor de uitbreiding van het toepassingsgebied van het AMM-instrument, zoals opgenomen in het amendement-Heemskerk op stuk nr. 23. Ik blijf erbij dat ik het niet nodig en bovenproportioneel vind. Ik heb echter ook niet het gevoel dat met het amendement de bodem onder mijn wet wordt weggeslagen. Ik laat het oordeel dus graag aan de Kamer over.

Laat ik in dit verband meteen ingaan op de kwestie Agis. Wij weten het nog niet precies, maar laten wij aannemen dat tussen de 15 en 25% van de mensen van verzekeraar is veranderd. Dat kan natuurlijk niet zonder consequenties zijn. In een perfect functionerende markt zal dit bij sommige verzekeraars harder aan komen dan bij andere. Er zullen winnaars en verliezers zijn. Dat is natuurlijk heel zuur voor de verliezers, maar het feit dat een verzekeraar 400.000 verzekerden kwijtraakt, is op zichzelf niet zo bijzonder. Het is waar dat niet elke verzekeraar over gelijke reserves beschikt. Een dergelijke situatie is ook moeilijk te scheppen. Bepaalde ziekenfondsen hebben ten opzichte van particuliere verzekeraars voordelen, omdat zij meer ervaring hebben met het contracteren van zorg en vaker een sterke, dominante regionale positie hebben. Er zijn dus redenen voor particuliere verzekeraars om jaloers naar ziekenfondsen te kijken. Het eerste beeld van winnaars en verliezers laat zien dat sommige particuliere verzekeraars forse verliezen hebben geleden en dat sommige voormalige ziekenfondsen fors marktaandeel hebben gewonnen. Er is ook een verzekeraar die een heel hoge premie heeft, maar die fors is gegroeid omdat hij zich op kwaliteit heeft onderscheiden. Het is dus niet zo simpel. De NZa komt in elk geval voor deze zomer met een monitorrapport waarin de zaken worden geanalyseerd. Als het fout gaat, zal de NMa moeten optreden. Wat de reserves betreft speelt De Nederlandsche Bank een rol.

De heer Heemskerk (PvdA):

Als de grootste verliezer de meeste kritiek heeft, is dat altijd verdacht. Dat is nu eenmaal zo. Ik had echter twee vragen. Als de verzekeraar zegt dat er een oneerlijk speelveld is geweest, komt de NZa met een rapport en moet de NMa corrigeren. Waarom is het niet de NZa? Als er veel meer dynamiek is in de markt, kan ik mij voorstellen dat de solvabiliteitseisen door De Nederlandsche Bank omhoog worden gekrikt. Klopt dat en hoeveel kost dat?

Minister Hoogervorst:

Voor dat laatste heb ik op dit moment geen aanwijzingen.

Aanneming van het amendement waarin het toepassingsgebied van de AMM ook naar de verzekeraars wordt uitgebreid, heb ik ontraden. Ik blijf daarbij, omdat ik vind dat de verzekeraarsmarkt voldoende concurrerend is, met vrije prijzen, zodat wij dit instrument niet nodig hebben.

De heer Heemskerk (PvdA):

De verzekeraar die verloren heeft, moet dus met zijn klacht naar de NMa terwijl de zorgautoriteit met een rapport komt. Dat is verwarrend. De minister heeft geen aanwijzingen dat de grotere dynamiek op de verzekeringsmarkt leidt tot ingrijpen van De Nederlandsche Bank bij verschillende verzekeraars op het punt van vermogensopbouw? Als econoom kan ik mij voorstellen dat men meer reserves moet aanhouden als er meer dynamiek en meer risico is.

Minister Hoogervorst:

Het is mij persoonlijk op dit moment niet bekend. Misschien weten mijn ambtenaren er iets van; er wordt "nee" geschud.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik wil nog even terug naar het amendement op stuk nr. 23 van de heer Heemskerk. Ik wil zijn feestje niet bederven, maar ik heb hier uw brief van 3 maart jongstleden in handen. Daarin loopt u alle amendementen langs. Dit amendement krijgt een stevig commentaar dat erin uitmondt dat u aanneming ervan ontraadt. Mevrouw Schippers heeft gezegd dat zij toch overweegt het amendement bij te vallen, wat haar goed recht is. Nu zou ineens het oordeel aan de Kamer zijn, want het hart wordt niet uit de wet gesneden. Dat kan ik allemaal niet zo snel bijhouden en volgen.

Minister Hoogervorst:

U herkent deze soepelheid niet bij mij?

De heer Van der Vlies (SGP):

Wat is er nu waar: dat aanneming van het amendement moet worden ontraden op inhoudelijke gronden of dat het oordeel aan de Kamer is omdat een groeiende minderheid dit amendement bijvalt? Dat is toch een beetje raar?

Minister Hoogervorst:

Laat ik er nu serieus op ingaan. Vooropgesteld, ik heb het nog steeds liever niet. In de toelichting is een aantal posities aangedragen, met name in de AWBZ, waarbij ik mij toch iets kan voorstellen. Daardoor ben ik iets milder gestemd dan uit mijn brief blijkt.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, had u niet al uw interrupties ingeleverd?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nee, want ik dacht dat de deal die ik aanbood niet doorging. Zo gaat het met marktwerking.

Is het voor de minister aanvaardbaar dat ook in de overgang van 2006 naar 2007 sommige verzekeraars met grote oorlogskassen, vaak combinaties van oude ziekenfondsen en particuliere verzekeraars, die oorlogskassen opnieuw inzetten om verzekerden binnen te halen, zoals wij dit jaar overwegend hebben gezien? Is dat het level playing field in de zorgverzekeringsmarkt?

Minister Hoogervorst:

U neemt iets aan. Ik zeg niet dat het niet waar is, maar het is nog niet bewezen. De individuele verzekeraars zeggen bijna allemaal dat hier en daar een polis of een collectief contract misschien rond de kostprijs balanceert, maar geen van hen heeft gezegd dat zij hun reserves massief hebben ingezet om onder de prijs te blijven. Dat moet eerst blijken. Uit het onderzoek van De Nederlandsche Bank, waarover ik u in mei zal rapporteren, zal blijken of de reserveposities ineens heel sterk zijn geslonken. Dat moeten wij eerst zien. Ik hoop dat er ook volgend jaar weer een heel stevige prijsconcurrentie is. Ik stel vast dat ook ziekenfondsen die geen particulier verleden hebben het heel goed hebben gedaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat zijn deels ziekenfondsen die in een groep zitten. Vervolgens is er een particuliere verzekeraar die een hoop geld meesleept.

Minister Hoogervorst:

Misschien komt er in het komend jaar meer samenwerking tussen diverse types verzekeraars en gaat men de krachten bundelen. Dat is marktwerking.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ja, dat leidt vaak tot concentratie en uiteindelijk weer afnemende marktwerking. Maar goed, dat zien wij dan wel weer.

De minister betwijfelt of die oorlogskassen zijn ingezet om onder de kostprijs te gaan. Ik verbaas mij daarover, want dan zou er ergens 1 mld. zoek zijn of wij zouden met terugwerkende kracht moeten vaststellen dat deze minister en zijn departement toch echt verkeerd hebben gerekend bij de aanname van een gemiddelde nominale premie in 2006, want daar zijn wij toch onder gedoken. Is het voor volgend jaar, los van wat er dit jaar is gebeurd, aanvaardbaar dat partijen in een ongelijke concurrentieverhouding komen op grond van diverse vermogenseisen die in het verleden verschillend hebben uitgepakt, gegeven de overgang van 2005 naar 2006? Is dat het organiseren van een level playing field? Is dat de interessante concurrentie? Nu zien wij meer kans op oninteressante concurrentie, namelijk het risico van prijsdumping.

Minister Hoogervorst:

Wellicht kan dat veranderen door diverse onderzoeken, maar op dit moment is mijn opinie niet anders dan een paar maanden geleden, namelijk dat er een voldoende gelijk speelveld is. Je krijgt hen natuurlijk nooit totaal in dezelfde uitgangspositie. Niets ten nadele van Agis, maar slechts één verzekeraar heeft het steeds hierover gehad, terwijl er meer ziekenfondsen zijn dan Agis.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is niet de eerste keer dat wij spreken over wat de overgang van oud naar nieuw betekent voor de onderscheiden positie van deelnemende zorgverzekeraars. Eerder heeft de minister gezegd dat hij het probleem zag dat verzekeraars gelet op hun traditie een verschillende bedrijfseconomische positie en verschillende vermogens hebben. Nu hoor ik hem zeggen dat er helemaal niets meer aan de hand is. Ik hoop dat hij nog wel een open mind heeft.

Minister Hoogervorst:

Nee, ik heb gezegd dat er een voldoende gelijk speelveld is. Natuurlijk zijn er verschillen, maar ik heb niet de indruk dat er onacceptabele problemen zijn. Dat neemt niet weg dat het voor de betrokken verzekeraar en voor de medewerkers een heel zure zaak is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Gelet op het feit dat wij het hier al zo vaak over gehad hebben, neem ik aan dat u met mij heel erg benieuwd bent wat die rapportage van de NZa gaat opleveren.

Minister Hoogervorst:

Bij die gelegenheid kunnen wij er verder over praten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Niet alleen verder over praten, maar vooral ook verder onderzoeken wat er aan de hand is.

Minister Hoogervorst:

Dat zien wij dan wel weer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vraag u of u dat wilt borgen. Het lijkt bijna alsof u zegt dat er niets aan de hand is. Ik vind het heel vreemd dat u dat nu al kunt vaststellen. Ik neem aan dat u geïnteresseerd bent in de vraag wat de verschillende vermogensposities betekenen.

Minister Hoogervorst:

Ik ben geïnteresseerd in elk onderzoek naar wat er op mijn weg komt en wat mijn beleidsterrein aangaat. Mij wordt al twee jaar gevraagd om te anticiperen op vreselijke rampen die staan te gebeuren. Meestal valt het wel mee of gebeurt er helemaal niets. Soms gebeurt het omgekeerde en dan is er wéér wat aan de hand. Mag ik nu gewoon even afwachten wat er op mij afkomt?

De heer Heemskerk heeft gevraagd of het niet nuttig is om een soort CBS voor de zorg te organiseren. Er wordt hard gewerkt om ervoor te zorgen dat instellingen niet langer overspoeld worden door dubbele vragen. Ik wijs op het jaardocument maatschappelijke verantwoording. Ook alle andere informatiestromen worden gebundeld. Uiteindelijk zal voor VWS en voor toezichthouders en inspectie een gezamenlijke maximale dataset worden opgesteld. Ik denk dat dat een gigantische doorbraak is. Die set vragen gaat tijdig naar het veld. Door VWS wordt vanaf 2007 een toetsingskader toegepast op grond waarvan geen vragen richting het veld gaan die geen onderdeel vormen van de maximale dataset. Vervolgens wordt gewerkt aan het ontwerpen van een infrastructuur die inzicht biedt in de vraag waar welke informatie beschikbaar is. Het uitgangspunt daarvoor is een bronregistratie. Dat zou een virtuele organisatie kunnen zijn.

De heer Heemskerk (PvdA):

Het voortouw ligt dus bij de minister. Zet hij hierbij zwaar in met de inspectie of met de zorgautoriteit? Ik begreep dat hij kiest voor de inspectie.

Minister Hoogervorst:

Ja, ik zal een en ander nader omschrijven in een brief die de Kamer binnenkort zal bereiken.

Er is gevraagd om een betere afstemming tussen alle gevraagde en ongevraagde adviezen die ik ontvang. Het is niet zo eenvoudig om dat te realiseren. Ik ga niet meteen nieuwe toezeggingen doen. Ik ga er eens goed naar kijken en kom dan bij de Kamer terug.

Het bestaande wettelijk instrumentarium van de IGZ zal worden versterkt. Daarbij kan worden gedacht aan de bestuurlijke boete en de dwangsom. Momenteel werk ik aan een wetsvoorstel, dat de Kamer rond het eind van dit jaar zal bereiken.

De heer Heemskerk (PvdA):

De minister ging vrij makkelijk over die uitspraak van de AFM heen: de zorgautoriteit legt geen boetes op, dus de hele AFM-casus is niet van toepassing. Volgens mij is dat onjuist. De zorgautoriteit kan wél bestuurlijke boetes opleggen. Waar het mij om gaat, zijn de lessen die de minister trekt in het waarborgen van een goede interne rechtsgang. De kritiek was dat het bestuurslid dat de opsporing deed, ook betrokken was bij de uitspraak. Dat vond de rechter niet juist.

Minister Hoogervorst:

Mijn antwoord is voorspelbaar, namelijk dat dit intern in de organisatie goed gescheiden moet zijn.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ja, het moet goed gescheiden zijn. Daar zijn wij het dus over eens. Uit hoofde van mijn andere woordvoerderschappen weet ik evenwel dat hier bij De Nederlandsche Bank, de AFM en de NMa vreselijk op wordt gelet. Daar zijn zelfs aparte afdelingen, aparte rechtswaarborgen et cetera. Waar het gaat om de zorgautoriteit, heb ik daar nog niets over gelezen. Als die echter € 2250 maal een miljoen verzekerden kan opleggen aan boetes, moet dat wel netjes geregeld zijn. Kunt u schriftelijk aangeven wat de waarborgen zijn, juist om de verzekeraars en de instellingen een beetje vertrouwen te laten krijgen in de zorgautoriteit?

Minister Hoogervorst:

Dat komt in orde.

Ik kom op de orthodontietarieven. Ik weet dat die de warme belangstelling van de heer Heemskerk hebben ondanks dat zijn kinderen nog niet in de gewraakte leeftijd zijn gekomen. Je moet evenwel vooruitzien. De stijging met 4% is niet meer dan een indexeringskwestie over een aantal jaren. Hier is nog steeds een onderzoek naar gaande. Als dat gereed is, zal de Kamer dat krijgen.

De heer Heemskerk heeft zijn amendement waarin hij voorstelt om de definitie van aanmerkelijke marktmacht in een AMvB vast te leggen, aangepast door het tweede lid te laten vervallen en het percentage uit de toelichting te verwijderen. Op zichzelf gaan wij er daardoor wel iets op vooruit, maar ik blijf erbij dat de toetsingspraktijk al goed ingekaderd is doordat de NZa zich moet houden aan mededingingsrechtelijke principes uit de beschikkingenpraktijk. Door een dergelijke lege AMvB te introduceren, dreigen die principes weer overboord te worden gezet. Ik denk dus dat wij niet veel met het amendement opschieten. Het leidt ook tot onzekerheid over de regulering. Daarom blijf ik de aanvaarding ervan ontraden.

De heer Heemskerk (PvdA):

Het doel van het amendement was juist de onzekerheid verkleinen doordat niet de zorgautoriteit, maar de minister de beleidsregels stelt bij AMvB. Kan de zorgautoriteit nu nog steeds regels stellen? Als dat het geval is, kan de scheidsrechter in feite de spelregels aanpassen.

Minister Hoogervorst:

Men zit in die mededingingsrechtelijke kaders.

De heer Heemskerk (PvdA):

En u hebt liever dat de zorgautoriteit binnen die kaders beleidsregels stelt dan dat u dat doet. Mijn voorkeur gaat ernaar uit – misschien heeft uw opvolger dat ook wel als voorkeur – dat de minister dat doet.

Minister Hoogervorst:

Daar heb ik geen behoefte aan. Dit is nu echt techniek.

De heer Heemskerk heeft een uitermate beledigende motie voor de Inspectie voor de gezondheidszorg ingediend. In die motie roept hij namelijk op om de NZa minstens gelijkwaardig aan de inspectie te positioneren. Dit impliceert dat er iets meer verhevens bestaat dan het staatstoezicht. Volgens mij is dat niet het geval. Toezicht dat namens de minister wordt gedaan, heeft een heel zwaarwegende status. Het is echt onzin om te zeggen dat een zbo een meer verheven status heeft.

De heer Heemskerk (PvdA):

Mijn stelling is juist dat de inspectie het allerbelangrijkste is.

Minister Hoogervorst:

Nee, er staat: "verzoekt de regering, op korte termijn schriftelijk met concrete voorstellen te komen over een aan de Nederlandse zorgautoriteit minstens gelijkwaardige positionering van de inspectie ...". De inspectie moet dus verheven worden naar het niveau van de NZa.

De heer Heemskerk (PvdA):

Nee, zij moet erboven zitten. Dat is het doel.

Minister Hoogervorst:

Daar zit zij al.

De heer Heemskerk (PvdA):

Dat is mooi, maar ondertussen krijgt de zorgautoriteit er wel geld bij. Ik heb vorig jaar al een amendement ingediend om de inspectie extra geld te geven, ook omdat zij met een reorganisatie bezig is. U hebt de aanvaarding daarvan toen ontraden. Mijn stelling is: als je gaat liberaliseren, zet dat meer mensen en middelen bij de inspectie. Dat is het doel van de motie. Ik hoop dat ik daarvoor een plan krijg.

Minister Hoogervorst:

Dat is een andere kwestie en die heeft te maken met de vraag of de inspectie voldoende mankracht heeft. Ik hoop daar in het kader van de begroting op terug te komen.

Vervolgens ga ik in op de motie van de heer Vendrik over een jaarlijks te doen verschijnen toezichtvisie op de zorgautoriteit. Als verantwoordelijk minister zal ik in de begroting ingaan op de wijze waarop ik de publieke belangen wil borgen. Daarbij spelen uiteraard de toezichthouders een rol, waaronder de zorgautoriteit. Tevens rapporteer ik over wat de zorgautoriteit heeft gedaan. Een aparte visie voegt mijns inziens weinig toe en zaait eerder verwarring. Derhalve ontraad ik aanneming van de motie.

Mevrouw Kant (SP):

Ik merk dat de minister zijn beantwoording heeft afgerond. Tot mijn spijt zijn er drie vragen van mij blijven liggen waarop ik graag alsnog antwoord krijg. De eerste vraag betreft de reclamespotjes. Die vraag stel ik nu voor de vierde keer. Er zijn spotjes uit de lucht gehaald. Ik hoor daarop graag de reactie van de minister.

Minister Hoogervorst:

Ik ben ook vergeten te antwoorden op uw vraag over het meldpunt.

Mevrouw Kant (SP):

Inderdaad. Mijn derde vraag is een heel algemene en brede vraag. Wat is het uitgangspunt voor de minister? Dat de marktwerking doorgaat totdat er grote problemen ontstaan en dat er dan naar laatste redmiddelen wordt gegrepen? Of moet het uitgangspunt zijn datgene wat het beste is voor de zorg? Als blijkt dat marktwerking niet beter of slechter functioneert dan andere manieren van zorg organiseren, is dat voor de minister dan reden om dingen terug te draaien?

Minister Hoogervorst:

Bij de verbreding van de marktwerking zal ik behoedzaam opereren, zoals ik dat de afgelopen jaren heb gedaan. Daarbij zal ik geen onnodige risico's nemen. Mijn verwachting is dat door meer marktwerking de kwaliteit verbetert. De beperkte ervaringen die wij ermee hebben, laten dat ook zien. Het gehele gebeuren rond ZBC's en gespecialiseerde afdelingen van ziekenhuizen waar men op een veel doelmatiger en op een kwalitatief meer hoogstaande manier werkt en operaties verricht, is daarvan een heel belangrijke indicatie. Dat zou nooit gebeurd zijn zonder de eerste vleugjes marktwerking die in de zorgsector zijn ontwikkeld. Wij zullen dus geen onnodige risico's nemen en de verwachting is dat door de marktwerking de kwaliteit van de dienstverlening en de dienstbaarheid aan de patiënt zal toenemen. Waar wij ongelukken zien gebeuren, treden wij op.

Mevrouw Kant (SP):

U draait uw plaat waarom u voor marktwerking bent weer af. Laat ik mijn plaat waarom ik tegen ben nu maar niet afdraaien. Daar schieten wij nu namelijk niet zo veel mee op. U zegt dat als er dingen mis zullen gaan, u zal ingrijpen. Ja, dat is u geraden. Het gaat erom dat het uitgangspunt zou moeten zijn wat het beste is voor de zorg en dat daarop afgerekend wordt.

Minister Hoogervorst:

Ja, zeker. Dat ben ik met u eens, alleen, onze routes zijn anders.

Dan over de reclamespotjes. Had ik daarover alreeds een toezegging gedaan?

Mevrouw Kant (SP):

Ja.

Minister Hoogervorst:

Dan zal ik die toezegging snel gestand doen. Het komt dus snel naar de Kamer.

Het meldpunt is er ook voor ervaringen van consumenten en anderen ten aanzien van de uitvoering door zorgverzekeraars van de Zorgverzekeringswet. Daar valt dus ook de acceptatieplicht en de keuzevrijheid onder. Als een verzekerde voor zijn zorg naar een heel ver gelegen ziekenhuis wordt verwezen en hij het daarmee niet eens is, dan kan hij dat melden bij het meldpunt en dan zal worden nagegaan of in dezen een loopje wordt genomen met de zorgplicht.

Ik ben de heer Omtzigt nog een antwoord schuldig op zijn vraag over de openingstijden ten aanzien van de huisartsen. In de praktijk gebeurt een en ander al, zo wordt mij gemeld. Huisartsentarieven zijn maximumtarieven. Extra betalen kan dus niet, maar hoeft ook niet aangezien de huisartsen in hun werktijden kunnen schuiven. Vroeger had men ook langere werktijden. Dat is tegenwoordig anders. Als de stelling zou zijn dat er extra geld betaald zou moeten worden – dat heeft de heer Omtzigt overigens niet beweerd – voor langere openingstijden, moeten wij naar het totaalplaatje kijken. Wij betalen immers ook apart voor avond-, nacht- en weekenddiensten. Ik ben in ieder geval bereid om in overleg met betrokken partijen nog eens te bespreken hoe wij de serviceverlening kunnen verbeteren. Ik zal daar binnen drie maanden op terugkomen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Wij moeten natuurlijk niet hopen dat de voorzitter van de zorgautoriteit vertrekt en dat de minister een nieuwe opvolger moet vinden, omdat hij zich kandideert voor lijsttrekkerschap van de VVD of iets dergelijks, maar het kan gebeuren. Ik heb daar een simpele vraag over gesteld. U zit op uw kamer met de nieuwe kandidaat, wat zegt u dan dat de zorgautoriteit volgens u moet doen? De PvdA heeft een helder lijstje, een top drie. Wat is uw top drie als het gaat om de prioriteiten voor de komende twee jaar voor de zorgautoriteit?

Minister Hoogervorst:

Men moet bestaande taken naar behoren uitvoeren. Ik heb het dan bijvoorbeeld over een goede tariefsregulering en de controles op de naleving van de verzekeringsverplichtingen. Dat zijn heel belangrijke taken. Het derde punt is het naar behoren laten functioneren van de markten. U heeft daar een aantal specifieke issues voor naar voren gebracht, waar ik mij heel wel in kan vinden.

De heer Heemskerk (PvdA):

U vond onze top drie dus best aardig en verder zegt u: doe het bestaande werk met de bestaande mensen.

Minister Hoogervorst:

Dat is moeilijk zat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het wordt dus toch weer iemand van de PvdA, dat hoor ik al. Ik ga even terug naar mijn motie. Als ik het goed heb begrepen stelt de zorgautoriteit jaarlijks een werkprogramma op. Dat werkprogramma wordt goedgekeurd door deze minister. Ik stel mij voor dat dat elk jaar weer tot een intensief gesprek leidt, waarbij de minister zijn invloed aanwendt om het werkprogramma al dan niet te wijzigen in de zijn welgevallige richting. Mijn motie behelst om de afweging die de minister daarbij maakt, expliciet te maken. Eerlijk gezegd is het vermelden in de begroting dat er een zorgautoriteit is die bepaalde werkzaamheden heeft, niet voldoende. Er komt een werkprogramma en de minister heeft daar een opinie over en hij heeft een visie over wat hij van zijn toezichthouder wil. Dat mag een onderdeel zijn van de begroting, maar de motie strekt ertoe dat proces te expliciteren.

Minister Hoogervorst:

Die visie kunt u echter al lezen in het werkplan van de NZa. Ik keur dat plan namelijk elk jaar goed. Ik zal niet iets goedkeuren als dat niet strookt met mijn visie. Het is gemakkelijk om dit toe te zeggen en dan krijgt u weer papier van mij. Ik ben echter al de grootste producent van papier op het Binnenhof. Dan komt er dus weer papier bij, maar het voegt niets toe. U kunt namelijk gewoon in de jaarplannen van de toezichthouders bekijken wat er gaat gebeuren. Mijn algemene visie kunt u terugvinden in mijn begroting.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb een paar weken geleden niet voor niets het voorbeeld van de Opta en de DTe aangehaald en aangegeven hoe het met de minister van Economische Zaken gaat. Een toezichtvisie van de minister is niet lifelong, maar kan van jaar tot jaar variëren, afhankelijk van de agenda en de actualiteit, in dit geval in de zorg. Dan heeft de minister een sterke opvatting, zeker deze minister, kijkend naar de bevoegdheden die hij heeft om het werk van de NZa te corrigeren. Het lijkt mij goed om dat expliciet, in de begroting of in een aparte brief, op te nemen. Wat is uw plan voor het komend jaar? Dat doet de minister van EZ ook, juist omdat het enerzijds om een sterke toezichthouder en anderzijds om een minister met bevoegdheden gaat. Minister Hoogervorst gaat daar in zekere zin overheen, want hij heeft de meeste bevoegdheden van alle ministers die het toezicht onder zich hebben. Ik verzoek hem om een en ander te expliciteren, want het kan van jaar tot jaar verschillen. Als dat alles duidelijk, scherp en goed toegelicht in de begroting komt, zit ik niet op extra papier te wachten.

Minister Hoogervorst:

Ook ik ben een grote fan van minister Brinkhorst. Ik ben ook korte tijd minister van EZ geweest en steek graag mijn licht op bij minister Brinkhorst om te weten te komen hoe men dat daar heeft geregeld. Als wij daaraan iets hebben, zal ik dat benutten. Ik zal de Kamer daarover berichten.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor om volgende week dinsdag in ieder geval over de amendementen en de moties te stemmen. Misschien is het goed om nog even open te houden of wij dan ook de eindstemming doen. Uiteraard moet tijdig voor de stemming de toegezegde informatie door de Kamer zijn ontvangen.

De vergadering wordt van 15.54 uur tot 16.15 uur geschorst.

Naar boven