Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 2002, 64) (29874, R1777).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. In dit debat vervang ik graag mijn collega Slob, die normaal gesproken woordvoerder is op dit dossier, vanwege het belang dat mijn fractie hecht aan dit onderwerp. Onze deelname aan dit debat heeft vooral te maken met onze zorg over de ratio achter, en de gevolgen van de voorgestelde besluiten met betrekking tot het zogenaamde Vertalingenprotocol.

Het betreft allereerst de plicht om octrooien in het Nederlands te vertalen. Als kop daarbovenop heeft de regering in haar wijsheid in de nota van wijziging aangegeven om ook de verplichting om de octrooiconclusies te vertalen, te laten vervallen. Mijn fractie heeft grote vragen bij deze voorstellen. Wij zien in ieder geval een zekere discrepantie met de eigen beleidsdoelstelling van de regering om als Nederland niet verder te willen gaan met regelgeving dan in Europees verband noodzakelijk is. Mijn fractie maakt zich al geruime tijd ernstig zorgen over de positie van de Nederlandse taal in de samenleving. Samen met de fractie van het CDA, en met steun van de PvdA, de LPF en de SGP, werken wij op dit moment nog aan een initiatiefwetsvoorstel waarmee wij beogen de Nederlandse taal grondwettelijk te verankeren en daarmee ook te beschermen.

Bij het voorstel dat nu voorligt, kunnen wij constateren dat de Nederlandse overheid in plaats van de Nederlandse taal te beschermen, actief meewerkt aan een aantasting van het gebruik en de bescherming van de Nederlandse taal. In een van de reacties die wij op het wetsvoorstel hebben gekregen, staat ook dat het Nederlands waar het gaat om de octrooiverlening als enige nationale taal in Europa bij aanneming van dit wetsvoorstel ophoudt te bestaan als technisch-juridische taal. Dat is onomkeerbaar. Dat is nogal wat. Dit is voor ons ook reden om hierbij ernstige bedenkingen te hebben. Wij vinden de keuze van de regering niet verstandig.

De afweging die hieraan ten grondslag ligt, is vooral een pragmatische afweging van kosten. In de memorie van toelichting wordt gesproken van een belangrijk voordeel van het reduceren van de kosten voor het verkrijgen van een octrooi, door het inperken van de vertaaleisen. In de memorie van toelichting worden als nadelen genoemd de werkgelegenheid – minder werk voor vertalers – en de nadelen voor het mkb, maar de conclusie is vervolgens heel simpel: "het voordeel van de kostenbesparing voor het bedrijfsleven overtreft in belangrijke mate de hierboven genoemde nadelen van het Vertalingenprotocol". Conclusie: het is goedkoper, dus wij gaan het doen. Dat is mij toch een gemakkelijke en te platte afweging, waarbij het belang van de Nederlandse taal, ook als technisch-juridische taal in Europees verband, eigenlijk ondergeschikt wordt gemaakt aan de kostenafweging, waarvan nog maar af te wachten valt of die zo zal uitpakken als de staatssecretaris aangeeft. Dat wordt betwist.

Daarbij komt de vraag waarvoor wij dit nu precies doen. De staatssecretaris zegt dat wij dit doen vanwege een reductie van administratieve lasten, waarbij dan verschillende bedragen worden genoemd. De vraag is hoe reëel die berekeningen zijn, maar los daarvan lijkt het vooral een kostenbesparing voor het buitenlandse bedrijfsleven te zijn. Dat lijkt ons niet in het voordeel van het Nederlandse bedrijfsleven, in het bijzonder het mkb. Dat komt in de stukken van de regering zelf aan de orde, te weten in de memorie van toelichting, waarin dit nog werd onderkend. De extra besparing van het niet hoeven te vertalen in het Nederlands valt vaak weer weg, omdat in plaats daarvan een Engelse vertaling moet worden gemaakt. Ik vraag mij af wie hier nu wijzer van wordt. Ik verzoek de staatssecretaris in haar eerst termijn daarop te reageren.

Afschaffing van de vertaalplicht leidt ook tot een groter aantal door buitenlandse bedrijven geldig gemaakte octrooien. De mensen die ons daarover hebben benaderd, spreken in termen van tienduizenden extra. Hoe reëel is dat? Wat is de taxatie van de staatssecretaris? In de schriftelijke voorbereiding is dat al ter sprake gekomen, maar het is mij nog niet helemaal duidelijk. Ook hier vraag ik mij af wie er nu wijzer van wordt.

Het argument van de regering is de bevordering van innovatie. Ik ben daarvan niet onder de indruk. Ik krijg de indruk dat wij bij innovatiebeleid echt beleid mogen verwachten. De staatssecretaris wil met een koopje innovatie bevorderen. Dat is wel mooi, maar het kan ook op een andere manier worden bevorderd. Juist deze staatssecretaris zou zich meer moeten inzetten voor de bevordering van het echte innovatiebeleid en moet dat niet doen via de weg van dit verklaringenprotocol.

De vraag wie er nu wijzer van wordt, kan ook worden gesteld bij het niet meer verplicht stellen van de octrooiconclusies. Bij dat voorstel kan zelfs het door de regering gebruikte argument van convergentie van de octrooiwetgeving in Europa niet meer in stelling worden gebracht. Nederland zet immers als enige die extra stap vanwege de kostenbesparing.

Harmonisatie van regelgeving voor octrooien vindt onze fractie een goed idee. Het moge duidelijk zijn dat wij wel moeite hebben met de voorstellen voor het Vertalingenprotocol. Er ligt inmiddels een amendement van Mevrouw Örgü, dat zij ongetwijfeld straks zal toelichten. Voorzover ik weet, komt dit amendement in belangrijke mate aan onze bezwaren tegemoet. Het helpt de problemen uit de wereld. Het ligt voor de hand dat de ChristenUnie-fractie dit amendement ondersteunt. Ik vind het wel zo netjes de staatssecretaris de gelegenheid te bieden op haar schreden terug te keren.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Officieel spreken wij vandaag over drie verdragen die ter goedkeuring voorliggen. Ook ik zal mij echter vooral concentreren op het Vertalingenprotocol. Ik heb de indruk dat iedereen in dit huis dit vandaag doet.

De CDA-fractie is een warm voorstander van alle voorstellen van de regering die leiden tot een vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Ook dit wetsvoorstel benaderen wij dan ook positief. Na een aanvankelijk grote overeenstemming in het bedrijfsleven over het voorstel tot afschaffing van het Vertalingenprotocol, is er onduidelijkheid ontstaan over de mate waarin het voorstel kan rekenen op steun van met name het MKB-Nederland. De staatssecretaris heeft laatst in de nota naar aanleiding van het nader verslag een toelichting gegeven op de standpunten van een aantal organisaties. Het definitieve standpunt van het MKB-Nederland blijft toch enigszins onduidelijk. De CDA-fractie stelt het op prijs als de staatssecretaris daarover wat meer duidelijkheid wil verschaffen.

Onze fractie is een groot pleitbezorger van het gebruik van onze eigen Nederlandse taal, ook in het bedrijfsleven. Het Nederlands mag echter niet worden gebruikt enkel en alleen als frustrerend element om buitenlandse belangen buiten de deur te houden. Wij hebben de indruk dat dit het enige argument is om vast te houden aan het volledige vertalingsvereiste. Octrooien die zijn gesteld in het Nederlands, zullen immers ook in de toekomst zonder problemen worden verleend. De drempel voor buitenlandse bedrijven die hun meestal Engelstalige octrooien in het Nederlands moeten vertalen, komt door dit wetsvoorstel te vervallen. De CDA-fractie kan hiermee akkoord gaan, aangezien het ook nu al gebruikelijk is technische vraagstukken binnen het bedrijfsleven veelal in het Engels af te handelen.

De CDA-fractie zet echter wel vraagtekens bij het opheffen van de vertalingsplicht van de conclusies van een octrooi. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was dit nog niet opgenomen. De staatssecretaris verraste ons met een nota van wijziging, waarin staat dat ook de conclusies niet meer hoeven worden vertaald. Als belangrijkste reden wordt genoemd dat dit nog eens een extra vermindering van de administratieve lasten oplevert. Ik kan nergens terugvinden waar die berekening vandaan komt. Vandaag staat er weer een artikel in de kranten dat het wel meevalt met de administratieve lasten en drukvermindering, zeker van de conclusies. Wij hebben daarvoor een instituut in Nederland: Actal. Heeft Actal zich erover gebogen? Zo ja, wat zei Actal ervan? Zo nee, kan de staatssecretaris ons dan binnen zeer afzienbare tijd voorzien van een berekening van Actal over die administratieve lasten?

Het voorhanden hebben van een Nederlandstalige conclusie, waarin het hoofdelement van de uitvinding is omschreven, zou zeker voor het mkb bij het onderzoek naar het bestaan van bepaalde octrooien een toegevoegde waarde hebben. Wij hechten heel veel belang aan dat belang van het mkb. Hoe gaat het in zijn werk? Hoe gaat het mkb om met octrooien? Doet het dat zelf? Of is het zo ingewikkeld dat het sowieso wordt overgelaten aan gespecialiseerde bedrijven, die eigenlijk per definitie in het Engels, Frans of Duits schrijven?

Ik ben blij hier ook eens te mogen staan met een standpunt dat nog niet is afgerond. Wij gaan graag het debat aan met de staatssecretaris en de Kamer en zullen daarna besluiten hoe wij, met name op het punt van de conclusies, zullen stemmen.

Een ander punt is de zorg voor een goede overgangsregeling op het punt van de nieuwheid van uitvindingen en de daaropvolgende octrooiverlening. Artikel 4 van de Rijksoctrooiwet is een zogenaamde collisiebepaling. Het strekt ertoe om dubbele octrooiering te voorkomen. Of er sprake is van collisie tussen ingediende octrooiaanvragen wordt vastgesteld aan de hand van een onderzoek naar de nieuwheid van die octrooien. Volgens het nu nog van kracht zijnde artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet wordt het onderzoek verricht nadat aan twee eisen is voldaan, te weten dat het Koninkrijk in de gepubliceerde aanvrage is aangewezen en het voor de aanwijzing verschuldigde bedrag is betaald.

Uit het nu voorgestelde artikel 4, vierde lid, blijkt dat deze twee eisen zullen vervallen, zonder dat voor de lopende octrooiaanvrage een overgangsrechtelijke voorziening is getroffen. Om nu te voorkomen dat op zulke octrooiaanvragen het nieuwe regime bij inwerkintreding ervan onmiddellijk van toepassing wordt – onder het nieuwe regime is een octrooi minder gauw nieuw dan onder het huidige – is het noodzakelijk een overgangsrechtelijke bepaling te treffen. Ik heb op dat punt een amendement ingediend, om het wetsvoorstel te verbeteren. Graag hoor ik de reactie van de staatssecretaris hierop.

Wij horen de laatste tijd verontrustende berichten over het EOB, het Europees Octrooi Bureau, in Rijswijk. De staatssecretaris zegt in haar nota naar aanleiding van het nader verslag dat zich een verbetering in de verhouding heeft voorgedaan en dat de investeringsstop is opgeheven. Toch blijven wij verontrustende geluiden horen. Mijn fractie vindt het ontzettend belangrijk dat wij het EOB voor Nederland en voor Rijswijk behouden. Wij vinden dat belangrijk voor de kennis die daar aanwezig is en omdat het een Europees instituut is. Het is belangrijk dat dit in Nederland gehuisvest is. Wij vinden het ook heel belangrijk voor de werkgelegenheid in Rijswijk en omstreken en voor de mensen die er werken. Zij mogen niet door een negatieve opstelling van de Nederlandse overheid of door wat als zodanig ervaren wordt door de bestuurders van het EOB, hun baan verliezen en naar het buitenland moeten vertrekken, of wat dan ook. Ik roep de staatssecretaris op, daar goed naar te kijken. Ik vraag haar of zij ondertussen betere berichten kan verstrekken.

Mevrouw Örgü (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De octrooibescherming in de Europese Unie is op dit moment geregeld in de nationale octrooistelsels en het Europese octrooistelsel. Het nationaal octrooi is in grote lijnen geharmoniseerd, door de ondertekening van verschillende internationale verdragen. Op basis van het Europese octrooistelsel verleent het Europees Octrooi Bureau octrooien, die daarna nationale octrooien worden, waarop de nationale regels van toepassing zijn.

Dat systeem bevat veel ongemakken. Veel patentaanvragen worden verplicht vertaald in de talen van de landen waarvoor patent wordt aangevraagd. De rechtsbescherming heeft in verschillende landen verschillende gevolgen. De houder van een Europees octrooi moet bij daden van namaak van zijn octrooi naar de verschillende nationale rechtsinstellingen.

De inzet van de fractie van de VVD in het octrooibeleid is om zo spoedig mogelijk met een gemeenschapsoctrooi te komen, dat een einde zou kunnen maken aan deze ongemakken. Wij spreken vandaag over drie verdragen op het terrein van het octrooirecht. De VVD-fractie kan instemmen met bekrachtiging van het Verdrag inzake het octrooirecht en ook met het herzieningsverdrag Europees octrooiverdrag. Beide verdragen houden een verdere harmonisatie in van de formele aspecten van het octrooirecht, alsmede modernisering en actualisering van het Europees octrooiverdrag. Wij menen dat dit nastrevenswaardig is.

Met het Vertalingenprotocol is mijn fractie minder tevreden. Dit protocol houdt in dat bedrijven die in het Engels octrooi aanvragen geen Nederlandse vertaling meer hoeven te maken van een aanvraag voor een Nederlands octrooi. In het voorstel van de staatssecretaris staat dat dit ook niet meer nodig zal zijn voor een samenvatting daarvan. Als alle landen die lid zijn het Europees octrooiverdrag ratificeren, vinden wij dat goed. Dat bespaart octrooihouders immers geld. Het probleem is echter dat niet alle Europese-octrooiverdraglanden hieraan meedoen. In Nederland zouden de kosten voor een octrooiaanvraag lager worden. Die bedragen zouden voor het bedrijfsleven in het buitenland van toepassing zijn, dus ook voor bedrijven in de landen die niet ratificeren. Het Nederlandse bedrijfsleven krijgt daarom mogelijkerwijs te maken met meer buitenlandse octrooien en het loopt meer kans om inbreuk op die octrooien te maken. Daarentegen kunnen zij Europese landen die niet hebben getekend, niet op dezelfde eenvoudige wijze en tegen lage kosten met octrooien bestoken.

Tijdens de vragenrondes heb ik de staatssecretaris gevraagd of er mogelijkheden zijn om de voordelen van het verdrag van toepassing te verklaren op die landen die daadwerkelijk hebben geratificeerd. De staatssecretaris heeft vervolgens in de Kamer aangegeven dat dit niet mogelijk is. Daarom heb ik een amendement ingediend met als doel dat het Vertalingenprotocol pas in werking treedt als de EOV-landen hebben geratificeerd. Uit de antwoorden van de staatssecretaris maak ik op dat zij van mening is dat het voor het effect van groot belang is dat al die landen meedoen.

De heer Hessels (CDA):

Ik heb het gewijzigde amendement van mevrouw Örgü zojuist gelezen. Ik heb mij meteen afgevraagd of dit de Europese gedachte is van de VVD-fractie. Uit het amendement maak ik op dat alle landen moeten meedoen om het in werking te laten treden. Begrijp ik goed dat het niet doorgaat als één land niet ondertekent?

Mevrouw Örgü (VVD):

Het uitgangspunt moet zijn dat alle Europese landen, die zullen genieten van dit protocol, meewerken aan een Vertalingenprotocol. Ik ga ervan uit dat onze staatssecretaris ambitieus is en dat zij in Europa overredingskracht heeft om dit daadwerkelijk gestalte te geven. Als bijvoorbeeld Frankrijk op dit moment niet zou meedoen, dan kwam er geen Vertalingenprotocol. Dat blijkt uit het voorstel van de staatssecretaris. Het zou vreemd zijn als landen niet tekenden maar wel van de voordelen van het protocol konden genieten. Zij moeten dus worden gestimuleerd om hun medewerking te verlenen. Nederland heeft er veel baat bij om dat gezamenlijk te doen.

De heer Hessels (CDA):

Dat is een lang antwoord. U spreekt nu over ambities van de staatssecretaris, terwijl in uw amendement staat dat alle landen moeten meedoen. Naar mijn idee hebben wij samen onder andere gestreden voor de Europese grondwet. Daarin was bijvoorbeeld opgenomen dat niet meer alles bij wijze van unanimiteit zou moeten worden besloten. Dat zou alleen moeten gebeuren op het moment dat heel belangrijke kwesties aan de orde waren. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat de VVD-fractie dit als één van die uitzonderingen beschouwt.

Daarnaast noemt u Frankrijk. Dat vind ik vreemd. Het gaat om Engels, Frans of Duits. Frankrijk heeft dus al één taal. Waarom zou Frankrijk dan niet meedoen? Ik begrijp het niet. Eerst zegt u dat alle landen mee moeten doen. Vervolgens zegt u dat het om een paar landen gaat, vooral om de grootste landen. Hoe moet ik dit amendement van de VVD-fractie interpreteren? Hoeveel landen moeten meedoen? Wanneer kunnen wij het Vertalingenprotocol ratificeren? Kunt u een voorbeeld geven van een land dat niet Engels-, Frans- of Duitstalig is, dat een probleem oplevert voor de VVD-fractie?

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik heb het voorbeeld van Frankrijk niet gegeven vanwege het feit dat de Fransen eventueel niet meedoen. U hebt gelijk, Frans staat op het lijstje. De staatssecretaris heeft in haar antwoorden aangegeven welke landen in ieder geval mee moeten doen om te bereiken dat het Vertalingenprotocol wordt ingevoerd. Zij geeft zelf aan dat bepaalde landen moeten meedoen om ervoor te zorgen dat het geratificeerd wordt. De VVD-fractie vindt het belangrijk dat het Vertalingenprotocol er komt. Dat betekent echter wel dat iedereen eraan moet meedoen om de doelstelling van vermindering van de lastendruk te bereiken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Waarom heeft mevrouw Örgü haar aanvankelijke amendement vervangen door een nieuw amendement? In eerste instantie vond zij dat wij het protocol niet moesten ondertekenen en nu vindt zij dat wij moeten wachten met ondertekening tot aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Is het niet veel simpeler om het bij het eerste amendement te houden? Het is altijd mogelijk in een later stadium, mocht blijken dat alle andere landen getekend hebben, te bezien of het nodig is te ondertekenen. Waarom is mevrouw Örgü van haar eerste, weloverwogen ingediende amendement afgestapt?

Mevrouw Örgü (VVD):

Wij hebben alsnog voor een positieve insteek gekozen als het om het Vertalingenprotocol gaat. Wij vinden dat Nederland hieraan een bijdrage moet leveren. Om die reden heb ik het aanvankelijke amendement gewijzigd. In het eerste amendement staat dat wij niet willen ondertekenen en dat wij willen afwachten. In dit amendement geef ik de staatssecretaris mee dat wij voorstander zijn van het Vertalingenprotocol onder de voorwaarde dat iedereen ondertekent. Het mag pas ingaan als alle andere landen meedoen. De insteek is dus positiever dan bij het eerste amendement. Het Vertalingenprotocol gaat wat ons betreft in op de datum dat alle andere landen eraan meedoen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat had ik begrepen. Ik neem echter aan dat u niet pas heel laat in de behandeling tot de conclusie bent gekomen dat u voor een positieve instelling kiest. U hebt toch in eerste instantie bewust gekozen voor dat heel duidelijke amendement? Het blijft mij intrigeren waarom u pas halverwege het proces op de gedachte bent gekomen om voor een positieve houding te kiezen.

Mevrouw Örgü (VVD):

De afgelopen zes maanden zijn er twee vragenrondes geweest. Ik heb in eerste instantie getracht de staatssecretaris ertoe te bewegen, het Vertalingenprotocol alleen te laten gelden voor de landen die daadwerkelijk hebben ondertekend. Dat is volgens de staatssecretaris niet mogelijk. Tegen die achtergrond heb ik deze wijziging ingediend waaruit in ieder geval onze positieve insteek blijkt. Die positieve houding had de VVD-fractie de afgelopen maanden tijdens de vragenrondes. Ik heb daarbij steeds benadrukt dat wij het alleen moeten doen voor degenen die het Vertalingenprotocol hebben ondertekend. Nogmaals, de procedure voor het Vertalingenprotocol kan gewoon voortgaan, maar het protocol mag pas ingaan op het moment dat iedereen erachter staat.

Voorzitter. De staatssecretaris stelt voor om de waarmerkeis uit de Rijksoctrooiwet van 1995 te schrappen. Dat levert een aanzienlijke besparing op voor de octrooiaanvragers. Nu moeten zij de octrooivertalingen verplicht laten waarmerken bij een octrooigemachtigde. Octrooivertalingen kunnen in de toekomst dus ook worden gemaakt door beëdigde vertalers, die doorgaans veel lagere vertaaltarieven berekenen. De VVD-fractie steunt dat voornemen. Blijkens de antwoorden van de staatssecretaris op eerdere vragen van mijn fractie staat dit los van het bekrachtigen van het vertalingsprotocol. Dit gaat dus door en mijn fractie steunt de staatssecretaris hierin.

De VVD-fractie heeft nog vragen gesteld over instandhoudingstaksen, de kosten die moeten worden gemaakt om een octrooi te verlengen. Deze taksen zijn hier ten opzichte van vrijwel alle andere lidstaten erg hoog. Kan de staatssecretaris aangeven waarom deze taksen in Nederland hoger zijn dan in de rest van de Europese landen? Hoeveel hoger zijn deze taksen ten opzichte van andere lidstaten? Is de staatssecretaris bereid de instandhoudingstaksen op korte termijn te verlagen tot het gemiddelde niveau van de lidstaten van de EU? Ik wacht de reactie van de staatssecretaris af, maar ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

De heer Hessels (CDA):

Ik mis iets in uw inbreng. Ik denk aan de bevlogen betogen van de heer Aptroot over de administratievelastendruk en over de inzet van minister Zalm als coördinerend minister voor vermindering daarvan. Het valt mij op dat u daar geen woord aan besteedt bij dit wetsvoorstel, terwijl het gaat om een grote vermindering van de administratievelastendruk.

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik kan daar ook een betoog over houden, maar ik geloof dat ik al genoeg duidelijk heb gemaakt dat wij het belang inzien van de afspraken die wij op Europees niveau maken over een gemeenschapsoctrooi, waardoor de lastendruk veel minder wordt. Onze inzet is om dit soort protocollen positief te bejegenen, juist om de lastendruk in Europa te verminderen. Ik ben heel concreet op sommige onderdelen ingegaan. Er zijn genoeg schriftelijke rondes over dit onderwerp geweest en ik vraag mij af wat ik daar nog aan moet toevoegen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Bij de discussie over softwarepatenten hebben wij het al vaker gehad over de wijze waarop het Europees Octrooi Bureau, het EOB, die octrooien uitgeeft. Dat is naar de mening van mijn fractie veel te gemakkelijk. Het doel lijkt niet zozeer te zijn een goed octrooi te krijgen, maar hoe meer octrooien, hoe beter. Dat is jammer, want ik denk dat de discussie vooral moet gaan over de vraag wanneer een idee een octrooi waard is en wanneer het gewoon een goed idee is. Wanneer spreken wij van een echte uitvinding die bescherming behoeft en wanneer van een slimmigheidje? In het laatste geval is octrooibescherming vooral een verzwaring van de administratieve lasten. Welke meerwaarde voor de innovatieontwikkeling heeft het octrooi op welk moment? Die discussie is helaas niet aan de orde, maar die zou ik graag eens met de staatssecretaris voeren, want ik denk dat dat een hoop ruis zou kunnen voorkomen.

Ondertussen zorgen wij door een Vertalingenprotocol wel voor een toestroom van octrooien in Nederland, verleend door het bureau dat zo graag die octrooien uitgeeft. Dat geldt ook voor triviale octrooien, omdat die filterfunctie wegvalt. Dat levert vooral voor de multinationals in eerste instantie een grote besparing op, maar het zal op langere termijn vooral voor het midden- en kleinbedrijf veel meer geld gaan kosten door het monitoren van de octrooien en door de juridische procedures, zeker wanneer het gemeenschapsoctrooi er straks voor kan gaan zorgen dat die procedures ook met terugwerkende kracht gevoerd kunnen worden. Een oplossing zou kunnen zijn om alleen de conclusies te vertalen in het Nederlands. De staatssecretaris heeft dat eerder laten vervallen, maar gezien de discussies vraag ik haar om er toch nog een keer naar te kijken en daarop te reageren. Door deze vertaling zou de signaalfunctie voor het mkb behouden kunnen worden, maar dan houden wij wel een geringe filterfunctie.

Het moge duidelijk zijn dat wij tegen het Vertalingenprotocol zijn. Helaas heeft mevrouw Örgü haar eerdere amendement ingetrokken, dat onze warme steun had. Het huidige amendement heeft ook onze sympathie, maar het haalt uiteindelijk niet de zorg weg, want misschien wordt het protocol straks door al die landen ondertekend. De schijn blijft: hoe meer octrooien in Nederland, hoe beter. Maar van meer octrooien word je niet innovatiever, integendeel. Het leidt af, het geeft rompslomp en veel te veel zorgen; zorgen die weer op de schouder van de kleine ondernemer en zelfstandige drukken. Daar wil de SP nu juist van af.

De heer Blom (PvdA):

Voorzitter. Nederland is ook hierin weer haantje-de-voorste. Tien landen hebben het octrooiverdrag tot het Vertalingenprotocol ondertekend, maar van die tien hebben er acht Frans, Duits of Engels als moedertaal. Van de landen die het verdrag hebben ondertekend, hebben alleen Zweden en Denemarken geen taal die wordt verplicht in het nieuwe verdrag. Dan moet je jezelf afvragen of Nederland weer voorop moet lopen. Hebben wij misschien wat geleerd van het referendum een aantal maanden geleden? De PvdA heeft in ieder geval wel wat geleerd van het referendum. Laten wij maar eens even pas op de plaats maken. Laten wij maar eens even in gepaste bescheidenheid kijken naar alle ontwikkelingen op Europees vlak. Dat heeft ook te maken met dit Vertalingenprotocol.

Het protocol kan alleen goed werken als ieder land in Europa het heeft ondertekend. In de huidige situatie kan een Nederlands bedrijf of een Nederlandse octrooigemachtigde een octrooiaanvraag indienen in het Nederlands. Als wij besluiten om met het voorstel van de regering mee te gaan, zal een bedrijf dat toch in het Frans, Duits of Engels moeten doen, wil het aan de eisen van het level playing field blijven voldoen. Het zou prima zijn als ieder land dat zou moeten doen, want dat is de echte Europese gedachte. Ik zie ook wel dat er voordelen vastzitten aan het Vertalingenprotocol, maar alleen als je dat in gezamenlijkheid doet en niet als Nederland weer vooroploopt in de race om zijn best te doen voor een mooi rapportcijfer in Europa.

Er zitten natuurlijk ook nadelen aan. Dat speelt ook een rol voor de PvdA-fractie bij de besluitvorming. De vraag is of er administratievelastenverlichtingen zijn of niet. Ik zag vandaag op de agenda van de Tweede Kamer een hele reeks punten met het doel administratieve lasten te verlagen. Maar wat is de afgelopen twee jaar eigenlijk gebeurd met die administratieve lasten? Zijn ze verlaagd, zijn er minder regels gekomen, hebben bedrijven het gemakkelijker? Op basis van onze informatie kunnen wij dat in ieder geval niet bevestigen. Zowel MKB-Nederland als VNO-NCW merkt niets van lastenverlichting of verlichting van regelgeving. Laten wij dit dan ook maar niet doen, want volgens de PvdA-fractie leidt het eerder tot lastenverhoging dan tot lastenverlaging.

Als het protocol van kracht wordt, komt er een run van aanvragen op de Nederlandse octrooivestigingen. Het zijn er nu ongeveer achttienduizend, maar vermoed wordt dat het er ongeveer vijftig- of zestigduizend gaan worden. Dat zou een rem kunnen betekenen op de innovatie in Nederland. Als je op een goede manier innovatief bezig bent, wil je het natuurlijk ook op een aardige manier kunnen uitvoeren. Maar als je te maken krijgt met allerlei andere octrooien – rechtstreeks of indirect – wordt de innovatie geremd.

De heer Hessels (CDA):

De heer Blom weet toch dat er in de VS heel erg veel octrooien worden aangevraagd, veel meer dan hier? In zijn redenering betekent dit dat men in de VS veel minder innovatief is dan in Nederland. Dat vind ik een interessante gedachte.

De heer Blom (PvdA):

Het zou interessant zijn om dat eens te onderzoeken. Het zou mij niet verbazen als wij in Nederland een heel eind in de richting komen. De heer Hessels beschikt kennelijk over cijfers die ik niet heb. Ik krijg ze graag van hem en misschien dat ik dan wel van mening verander.

Voorzitter. De PvdA is er geen voorstander van dat de Nederlandse taal verdwijnt in officiële documenten. Wij zijn trots op onze taal en willen dat graag zo houden. Wij zien niet in dat het niet mogelijk is ook hier de Nederlandse taal te gebruiken. Vandaar dat wij van harte het amendement van mevrouw Örgü op dit punt ondersteunen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Van Gennip:

Voorzitter. Ik ga in op drie punten die door de verschillende sprekers naar voren zijn gebracht, te weten de kwestie van de Nederlandse taal, de vraag of wij in Europa voorop lopen, of juist niet, en de conclusies. De nota van wijziging gaat inderdaad verder dan wat er in een aantal andere Europese landen gebeurt. Daarbij is de vraag aan de orde wat dit betekent voor de verlening van octrooien in Nederland. Mevrouw Gerkens had het in dat verband over de stortvloed aan octrooien. Ik zal vrij gedetailleerd het proces en de inhoud langs lopen, omdat ik het idee heb dat er enige verwarring is ontstaan, die wij in dit debat kunnen oplossen.

Ik spits mijn antwoord toe op het Vertalingenprotocol. Dit protocol is bedoeld als een belangrijke verbetering van het Europese octrooisysteem. Het protocol is gebaseerd op het Europees octrooiverdrag, het EOV. Het protocol voorziet ten behoeve van alle gebruikers in één uniforme procedure voor de aanvraag van een octrooi. Een octrooi is na verlening niet onmiddellijk in 31 landen geldig, en dat zal straks evenmin het geval zijn. De octrooihouder krijgt wel een Europees octrooi, dat hij te gelde kan maken in elk van de 31 EOV-staten, door het octrooi in het desbetreffende land te laten inschrijven. Men heeft dan een bundel van nationale octrooien. Daarbij horen vertalingen, om de octrooien geldig te laten zijn. Het Vertalingenprotocol heeft betrekking op deze vertalingen. In dat verband zijn ook de besparingen van belang die er voor het Nederlandse en Europese bedrijfsleven te behalen zijn.

Wat houdt het Vertalingenprotocol in? Welnu, in een land met een EOV-taal, te weten Frans, Duits of Engels, is elk octrooi meteen geldig. Een Frans octrooi moet een Duitstalige conclusie krijgen. Het is dan bij verlening onmiddellijk in Duitsland geldig. Een Duitse mkb'er of een Duitse multinational heeft te maken met een Duitse conclusie en een uitwerking in het Frans. In een land zonder EOB-taal, zoals Nederland, moet volgens het Vertalingenprotocol één taal worden aangewezen, waarin niet het gehele octrooi behoeft te worden vertaald. Het is dan wel mogelijk, de conclusies te laten vertalen. Dat is een aparte discussie, waarover ik het bij de bespreking van de nota van wijziging nog met u zal hebben. Een Engels octrooi, bijvoorbeeld, is meteen in Nederland geldig, maar de conclusies moeten nog wel in het Nederlands worden vertaald, als Nederland dat wil. Hetzelfde geldt voor de andere landen die niet Frans, Duits of Engels als voertaal hebben, zoals Denemarken of Zweden. Een Engelstalig octrooi met een Franstalige conclusie wordt in Frankrijk onmiddellijk geldig zodra het door het Europees Octrooi Bureau is verleend. U kunt zich voorstellen dat dit in Frankrijk tot discussies leidt. Uiteindelijk is het streven gericht op de totstandkoming van één octrooi binnen de Europese Gemeenschap. Zover zijn wij helaas op dit moment nog lang niet. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap vorig jaar hebben wij ons daar zeer voor ingespannen, maar tot op heden zonder succes.

Het Vertalingenprotocol is thans één van de verbeteringen van het octrooisysteem. Wij willen verder gaan met de verbetering van de octrooiverlening binnen Europa. Het bedrijfsleven zit daarom te springen; dat blijkt steeds weer wanneer innovatie ter sprake komt. Ik ben het met de heer Rouvoet eens dat dit niet hét middel is om te innoveren, maar beter betaalbare en toegankelijke octrooien keren steeds terug op de lijst van gewenste maatregelen om de innovatie te verbeteren.

Dan gaan wij naar de dertien protocollanden die het Vertalingenprotocol met elkaar hebben besproken dat nu geratificeerd moet worden. Alle grote octrooilanden, te weten Frankrijk, Duitsland en Engeland, maken daar deel van uit. Het protocol treedt in werking als minimaal acht landen het geratificeerd hebben, waaronder in ieder geval de grote drie: Duitsland, Engeland en Frankrijk. Dat is dus niet mijn voorstel, maar het voorstel van die dertien landen samen. Op dit moment hebben zes landen het protocol geratificeerd. Denemarken staat op het punt om als zevende land te ratificeren. In Frankrijk zijn de discussies begonnen. Als acht landen, waaronder in ieder geval Duitsland, Frankrijk en Engeland, het protocol geratificeerd hebben, treedt het in werking.

Het is dan ook – ik loop even vooruit op het amendement van mevrouw Örgü, dat ik zo dadelijk uitgebreid wil bespreken – mijns inziens onwenselijk om te wachten op toetreding en ratificatie door de 31 landen die niet eens allemaal aan het Vertalingenprotocol hebben meegedaan. Anders moeten wij bijvoorbeeld op Cyprus wachten. Hoe lang moet je daarop wachten? Als je innovatie wilt in Europa, als je zegt: wij zijn een internationaal handelsland, moet je dan een dergelijke verbetering van het octrooisysteem willen tegenhouden door te wachten op Cyprus?

Mevrouw Örgü (VVD):

Voorzitter. Ik heb een concrete vraag aan de staatssecretaris, omdat ik het gewoon niet weet. Heeft Cyprus gezegd dat men hier echt voor zou gaan liggen nadat alle andere landen hebben getekend?

Staatssecretaris Van Gennip:

Nee, maar wij hebben dertien landen die nu het Vertalingenprotocol met elkaar hebben afgesproken. Als acht daarvan het...

Mevrouw Örgü (VVD):

Even een concrete vraag. Heeft Cyprus nee gezegd? Dat was mijn vraag.

Staatssecretaris Van Gennip:

Nee, maar Cyprus hoort niet bij die dertien landen. Die dertien landen – ik noem ze u straks even – zijn de landen die met elkaar die vertalingen hebben afgesproken. U hebt het in uw amendement over 31 landen die bij het Europese octrooiverdrag zijn aangesloten. Er zijn dus dertien landen – Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Engeland, IJsland, Zweden, Letland, Zwitserland, Slovenië, Liechtenstein en Monaco – die met elkaar het Vertalingenprotocol hebben afgesproken. Als acht daarvan ratificeren, gaat het in. U vraag ons om te wachten tot het 31ste – ik noem Cyprus als voorbeeld – van de landen die aangesloten zijn bij het EOB is toegetreden tot het Vertalingenprotocol en het geratificeerd heeft. Als dus een van die 31 landen om welke reden dan ook zegt: wij treden niet toe tot het Vertalingenprotocol, wij ratificeren het niet, dan moeten wij daar op wachten. Dat is in casu wat u met uw amendement voorstelt.

Mevrouw Örgü (VVD):

Voorzitter. De staatssecretaris geeft zelf een voorbeeld van een land dat eventueel niet zou meedoen. Denkt zij dat één land het zal blokkeren als wij heel positief kijken naar het Vertalingenprotocol en als wij dat ook met zijn allen willen als iedereen meedoet?

Staatssecretaris Van Gennip:

Dé manier om aan te geven dat je voor het Vertalingenprotocol bent, is door het te ratificeren. Als je zegt: ik ratificeer pas als 31 andere landen dat ook doen, dan zeg je in feite dat wij wachten tot wij een ons wegen. Als er van die 31 landen maar eentje niet meedoet, zit je vast. Dat noem ik niet positief zijn over het Vertalingenprotocol.

Mevrouw Örgü (VVD):

U gaat dus zo'n positief verhaal niet houden, omdat u wacht totdat de anderen mee gaan doen?

Staatssecretaris Van Gennip:

Nee, dat is wat u wilt!

Mevrouw Örgü (VVD):

Nee, in het amendement staat dat wij er positief naar kijken, maar dat wij gezamenlijk door die deur gaan. Dat is wat er staat. De inwerkingtreding gebeurt, nadat alle landen die verbonden zijn aan het verdrag het Vertalingenprotocol gezamenlijk ratificeren.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik wil uw amendement zo dadelijk ook juridisch en detail bespreken, want wat u nu zegt, is niet wat er in uw amendement staat. Het is ook niet iets wat kan. Je ratificeert het, of niet. Er zijn dertien landen die eraan meedoen. Dat betekent – 31 min 13 – dat er achttien landen zijn die dus nog niet meedoen aan het Vertalingenprotocol en u wilt op al die achttien gaan wachten voordat wij het gaan ratificeren. Dat heeft een enorme uitstraling naar andere landen toe die met dezelfde discussies bezig zijn. Die zullen dan zeggen: nou, dan wachten wij ook even. Dan gaan wij allemaal op elkaar zitten wachten en gebeurt er niets. Dat is nu juist het probleem dat wij in Europa moeten oplossen, dat wij allemaal op elkaar zitten wachten. Wij wachten allemaal totdat de ander iets doet. Het bedrijfsleven vraagt om dit protocol en dat is breed gedragen. De discussie over de conclusie is een aparte zaak, maar het bedrijfsleven vraagt zeer breed om het Vertalingenprotocol. Alleen de octrooigemachtigden zullen bezwaar aantekenen, omdat zij inkomsten gaan verliezen. Alle bedrijven die meedoen aan het aanvragen van octrooien en aan het zoeken in databases om na te gaan of zij een bepaald octrooi al dan niet willen, zijn gebaat bij een kostenreductie. Op dit moment belopen de kosten van vertaling – daar hebben wij het over – een derde van de totale octrooikosten. Die kunnen in Nederland met 65% dalen. Dat levert het bedrijfsleven een enorme besparing op!

De heer Blom (PvdA):

Ik vat het even samen, zodat de luisteraars thuis het ook nog begrijpen. Als een land het nu ratificeert, geldt het alleen voor de acht landen die het geratificeerd hebben en niet voor de andere landen. Met andere woorden: een Italiaan die in Nederland een octrooi wil vestigen, kan dat in het Engels doen, terwijl een Nederlander dat in het Italiaans moet blijven doen. Als maar acht tot tien landen het ratificeren, gaan wij in Europa met twee maten meten. Daarom is het amendement niet "nee, tenzij", maar "ja, mits". Het werkt namelijk alleen maar als elk land meedoet. Je krijgt scheve verhoudingen als dat niet het geval is.

Staatssecretaris Van Gennip:

Dan creëer je dus het Europa van de langzaamste en zeg je dat Nederland hier als allerlaatste aan mee zal doen. Als Nederland besluit het samen met een aantal andere landen, die dertien landen, te ratificeren, zegt Nederland in feite dat het voor het bedrijfsleven uiterst belangrijk is dat de vertaalkosten dalen. Zodoende stimuleert Nederland andere landen om eraan mee te doen.

De heer Blom (PvdA):

De administratieve besparing krijg je alleen maar als alle landen meedoen. Anders wordt het een willekeurige keuze en krijg je alleen maar administratieve besparingen in de landen die meedoen en juist administratievelastenverhogingen in de landen die niet meedoen. Daar moet je namelijk een extra vertaling voor laten maken. Dat vindt de PvdA-fractie een probleem.

Staatssecretaris Van Gennip:

De situatie in de landen die niet meedoen, blijft hetzelfde als nu. Daar is geen verhoging. Het kan dus gewoon in het Nederlands of in het Engels, als het daar toch al in is vertaald, worden ingediend en worden verleend in de landen waar je het laat verlenen. Dat is de huidige situatie. Voor de landen die het ratificeren, gelden onmiddellijk de voordelen van lagere vertaalkosten.

Op dit moment is Duitsland de grootste markt voor onze octrooien. Dat land doet mee. Engeland en Frankrijk zijn de andere twee grote spelers. Nederland is het vijfde octrooiland. Dat betekent dat je wel de grote spelers voor Nederland hebt. Je hebt dan bijvoorbeeld wel Zwitserland, maar Italië volgens deze lijst inderdaad nog niet. Als je met zijn allen deze lijst echter ondertekent, kun je Italië verder onder druk zetten om mee te doen. Je kunt het juridisch een Italiaan alleen niet verbieden, terwijl je het een Duitser wel toestaat. Dat is waar.

De voorzitter:

De laatste keer, mijnheer Blom.

De heer Blom (PvdA):

Ik zal het kort proberen te houden. Dat Duitsland meedoet, verbaast mij helemaal niets, want in Duitsland spreekt men Duits. De Duitsers hebben dus sowieso een administratievelastenverlichting dankzij het feit dat het nieuwe verdrag in hun moedertaal is geschreven. Je moet juist de landen in aanmerking nemen waar niet de moedertaal van het nieuwe octrooiverdrag wordt gesproken, dus noch Engels, noch Frans, noch Duits. Als je niet met zijn allen ratificeert, krijg je bijvoorbeeld in Nederland, waar geen van de drie talen wordt gesproken, grotere problemen met landen waar evenmin een van de drie talen wordt gesproken. Dat leidt tot administratievelastenverhoging.

Staatssecretaris Van Gennip:

Nee, dat leidt niet tot administratievelastenverhoging. De situatie die nu voor de landen geldt die niet meedoen aan het protocol, blijft bestaan. In Duitsland wordt nu al twee derde van het aantal octrooien in het Engels ingediend. De Duitsers krijgen een conclusie in het Duits, maar als zij erin willen duiken, moeten zij de octrooi in het Engels lezen. De Duitsers zullen dus juist veel meer in het Engels moeten lezen dan zij nu doen. Voor de Fransen geldt hetzelfde. Twee derde van de octrooien is al in het Engels. Zij krijgen daar in het Frans een conclusie van. Als zij echter in detail willen treden, moeten zij die in het Engels lezen. Zodoende dwing je in feite af dat de algemene octrooitaal voor heel Europa Engels wordt. Dat is een groot voordeel voor de bedrijven die internationaal zaken willen doen. Dat zijn juist ook mkb'ers. Dit geldt dus voor de landen die al meedoen. Daar zitten overigens een hoop landen bij waar geen van de drie leidende talen wordt gesproken. Alleen voor Engeland gaat de redenering van de heer Blom op, want daar wordt eenmaal al Engels gesproken. Voor Frankrijk en Duitsland geldt dat twee derde al in het Engels is opgesteld. Als een Franse mkb'er het gehele octrooi wil lezen op de conclusie na, die wel in het Frans is opgesteld, dient hij zich te laten bijstaan door een octrooigemachtigde of zelf het Engels machtig te zijn. Ik denk dat de Nederlandse mkb'er een voordeel heeft ten opzichte van een Franse mkb'er, want zijn kennis van het Engels is in het algemeen groter dan die van een Fransman. Dat is in ieder geval mijn observatie. Ik weet niet of het empirisch waar is.

Ik kom bij de vraag of wij vooroplopen in Europa of niet. Wat het Vertalingenprotocol betreft, heb ik bij de nota van wijziging voorgesteld om ook de conclusies niet meer in het Nederlands te laten vertalen. Dat gaat dus verder dan de door de heer Rouvoet genoemde dertien landen – en hopelijk steeds meer – van Europa willen. Wij gaan dus niet harder dan deze dertien landen in Europa. Dat ben ik echt oneens met de heer Rouvoet. Wij zorgen juist dat Europa een goed internationaal innovatieklimaat kent, waar internationale mkb'ers goed zaken kunnen doen. Met de conclusies lopen wij echter wel voorop in Europa. Dat wordt dus mede ingegeven door een wens uit het bedrijfsleven om ook de vertaalkosten van de conclusies af te schaffen. Dat scheelt weer enkele miljoenen aan deze kosten. De Kamer heeft net als ik eind vorig jaar een brief ontvangen van VNO-NCW, mkb en de NOVU, de Nederlandse Orde van Uitvinders, die hebben aangegeven daarvan voorstander te zijn. Ik begrijp dat de octrooigemachtigden er tegenstander van zijn, omdat dit hun inkomsten gaat schelen. Dit is inderdaad een kwestie van administratieve lasten. Wij zijn ambitieus op het gebied van administratieve lasten. De voorgestelde maatregel is voortgekomen uit de gemengde commissie die wij bij Economische Zaken kenden, zoals elk departement die kende, waarin wij samen met het bedrijfsleven bekeken waar de besparingen zitten. Dit was een heel duidelijke besparing. Nadat ik de genoemde brief heb ontvangen, heb ik besloten om door te pakken en ook de vertaling van de conclusies af te schaffen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

In de aanvankelijke voorstellen was de vertaling van de conclusies dus niet meegenomen, naderhand wel. De staatssecretaris zegt nu dat dit mede is gebeurd met het oog op kostenbesparingen. Naar mijn mening gaat het uitsluitend om het argument van kostenbesparingen. Ik heb in de stukken niet een ander argument kunnen vinden dan de extra lastenvermindering.

Staatssecretaris Van Gennip:

Dat heb ik gezegd. Het hoofdargument voor het afschaffen van de vertaling van de conclusies is verlaging van de administratieve lasten.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nu spreekt u van het hoofdargument, maar zijn er nog andere argumenten? Ik heb die in de stukken niet gevonden. Het enige wat ik heb gevonden, is dat wij nog een slag kunnen maken met vermindering van de lastendruk, en wel door de conclusies ook niet te vertalen. Het enige argument zijn dus de kosten; niet het hoofdargument, maar het enige.

Staatssecretaris Van Gennip:

Verlaging van de administratieve lasten is het argument om ook de conclusies niet meer te laten vertalen in het Nederlands. Daaraan zitten voor- en nadelen. De voordelen zijn heel duidelijk, te weten enkele miljoenen euro's aan besparingen. Dit is mede gedragen door VNO-NCW, mkb en NOVU, die met elkaar hebben aangegeven dat zij hier achter staan en die hebben bepleit om door te pakken met de administratieve lasten op dit gebied en op veel andere gebieden. Als wij de ambitie willen waarmaken van een kwart reductie van administratieve lasten, waarvan ook de VVD voorstander is, moeten wij bij dit soort zaken wel stappen zetten. Dan moeten wij met die conclusies dus ook verder durven gaan.

Mevrouw Gerkens heeft gelijk dat een Nederlandse vertaling van de conclusies – zij noemt dit een stortvloed, waarmee ik minder problemen heb dan zij – betekent dat men dan moet wachten op de Nederlandse vertaling voordat het octrooi geldig wordt. Dus het argument van de stortvloed van octrooien die naar Nederland komt, geldt alleen maar als de conclusies inderdaad niet hoeven te worden vertaald in het Nederlands. Als dat wel gebeurt, is er sprake van een wachttijd van anderhalve maand tot drie maanden voor de vertaling. Dat is een soort filter in de tijd – mits iemand de moeite neemt de conclusies in het Nederlands te vertalen – voor de toestroming. Overigens zie ik geen nadelen aan deze toestroming. Mevrouw Gerkens en ik hebben andere opvattingen over octrooiverlening en innovatie, maar feitelijk is haar opmerking juist over de conclusies.

De heer Hessels (CDA):

Waar komt de berekening van de administratieve lasten vandaan? Heeft de staatssecretaris die zelf gemaakt? Is er een uitsplitsing te maken naar administratievelastenvermindering voor Nederlandse en buitenlandse bedrijven? Bij het volledig opheffen van de vertaalplicht, ook van de conclusies, komt een flink aantal meer octrooien naar Nederland. Bedrijven die een octrooi willen aanvragen, moeten dan dus al die nieuwe octrooien gaan controleren. Is dat niet een stijging van de administratieve lasten, omdat zij dan zo veel extra octrooien moeten gaan controleren? Is dat hierbij ook meegenomen? Welk bedrag staat daartegenover?

Staatssecretaris Van Gennip:

De heer Hessels stelt een aantal verschillende vragen. De administratieve lasten zijn door het EIM berekend op 8 mln. voor het Vertalingenprotocol, op ruim 2 mln. voor het niet vertalen van de conclusies en rond de 1 mln. voor de afschaffing van de waarmerkverplichting. Opgeteld komt dit neer op een bedrag van 11 mln. Het EIM is er bij deze berekeningen vanuit gegaan dat de 11 mln. voor het Nederlands bedrijfsleven is, maar het klopt dat een gedeelte daarvan bij buitenlandse octrooihouders terechtkomt omdat zij niet meer hoeven te vertalen. Vise versa bespaart een Nederlandse octrooihouder die niet meer in het Duits hoeft te vertalen en alleen nog maar in het Engels, enorme kosten. Dat is niet in de berekeningen meegenomen.

Vertalingen van een Europees octrooi in de dertien protocollanden kosten meer dan € 10.000. Afhankelijk van het aantal landen en vertalingen, loopt dat bedrag dus fors op. Dit kan door het indienen van een Engelse versie met eventuele conclusies worden teruggebracht naar € 2500. Het verschil in vertaalkosten is factor 4. Het EIM is er in de berekeningen van uitgegaan dat dit bij het Nederlandse bedrijfsleven neerslaat. Een buitenlandse octrooihouder profiteert van de besparingen in Nederland, maar een Nederlandse octrooihouder profiteert van de besparingen in Duitsland, Liechtenstein en de overige dertien landen. Voor Nederland is het nog altijd zo dat het buitenland groter is dan het binnenland.

De heer Hessels (CDA):

Ik kan mij aansluiten bij die conclusie. Wij hebben in dit huis en in het algemeen in Nederland een speciaal instituut aangewezen voor het berekenen van administratieve lasten, namelijk Actal. Het EIM is zeker een gewaardeerd instituut, maar om het vergelijkbaar te houden, is de staatssecretaris bereid de berekeningen over te doen en vergelijkbaar te maken met andere berekeningen van administratieve lasten door Actal?

Staatssecretaris Van Gennip:

Actal kijkt of het voorstel de laagste administratieve lasten heeft. Men hanteert daarbij wel de berekeningen van het EIM, maar geeft advies over het anders berekenen van de lasten. Men heeft zich over het oorspronkelijke voorstel van het Vertalingenprotocol gebogen en heeft daar positief op gereageerd. Men heeft zich niet gebogen over het afschaffen van de vertaaleis van de conclusies, omdat dat later door mij is toegevoegd. Men was zeer positief over de rij van voorstellen van de gemengde commissie. Ik neem aan dat ook deze extra reductie hun welkom is. Als de heer Hessels dat graag wil, leg ik dit punt natuurlijk aan Actal voor.

De heer Hessels (CDA):

Ik zie dit als een toezegging.

Staatssecretaris Van Gennip:

Zo was het ook bedoeld.

Ik hecht sterk aan het goedkoper maken van het octrooisysteem. Ik hecht ook sterk aan de Europese samenwerking om te zorgen dat voor het internationale mkb het veel gemakkelijker zaken doen is in Europa. Wij spreken hier over de mkb'ers en de grotere bedrijven als belanghebbenden en niet over de octrooigemachtigden als belanghebbenden. Ik vind dat wij daarin wel zuiver moeten zijn. Juist voor de internationale mkb'ers is het zo moeilijk de octrooien in de verschillende landen te handhaven. Voor hen wordt het goedkoper en veel gemakkelijker. Daarnaast geldt het argument van de administratievelastenverlichting. Het kabinet en de coalitiepartijen hebben daar zwaar op ingezet en moeten nu stappen ondernemen.

Ik ga in op een aantal zorgen dat de Kamer expliciet en impliciet heeft uitgesproken. Zijn er nu zo veel nadelen voor het Nederlandse bedrijfsleven? Wij hebben naar aanleiding van de schriftelijke vragen een onderzoek laten uitvoeren door TNS NIPO. Het rapport is net binnengekomen en het wordt de Kamer uiteraard toegestuurd. Een aantal zorgen komt aan de orde, zoals de vraag of het niet vertalen van Engelstalige conclusies nadelig is voor het Nederlandse bedrijfsleven, de stortvloed aan octrooien en de voordelen van het Vertalingenprotocol.

Ik ga in op de nadelen voor het Nederlands bedrijfsleven. Volgens mij zijn die er echt niet met het Vertalingenprotocol. Het levert besparingen op in de grootste bestemmingslanden van de Nederlandse octrooihouders. Daar gaat het om. Daar vraagt het mkb ook om.

Uit de praktijk blijkt overigens dat de Nederlandse vertalingen bijna nooit worden opgevraagd. Kennelijk kun je concluderen dat ze niet in een behoefte voorzien. Een mkb'er die echt iets ingewikkelds moet uitzoeken, neemt een octrooigemachtigde in de hand of zoekt zelf in alle Engelstalige vertalingen. Om uit te zoeken of hij last heeft van inbreuken op zijn octrooien of dat hij, als hij iets nieuws verzint, inbreuk op het octrooi van een ander maakt, moet hij zich terdege informeren. Hij moet daarvoor terdege zoeken in de bestaande octrooien. Hij moet dan zelf het Engels machtig zijn, want twee derde van de octrooien is in het Engels, of hij moet een octrooigemachtigde inschakelen.

De stortvloed aan buitenlandse octrooien is er op zichzelf niet voor het Vertalingenprotocol. Er moet nog steeds een Nederlandse conclusie komen. Als wij de eis van een Nederlandse vertaling laten vallen, zoals ik voorstel in het kader van de beperking van administratieve lasten, zullen hier veel meer Engelstalige octrooien – Engels is dan onze voorkeurstaal – meteen geldig worden. Pas een jaar na dato, wanneer de octrooihouders hun eerste taksen moeten gaan betalen, merk je of zij de geldigheid willen handhaven. Vice versa geldt ook dat als een Nederlandse octrooihouder een Engelstalig octrooi indient, dat octrooi onmiddellijk in alle protocollanden geldig wordt.

Ik noem wat cijfers uit het rapport van TNS NIPO, dat ik de Kamer graag toestuur. Twee derde van het innoverende mkb exporteert. De grootste afzetmarkt is Duitsland. In Duitsland worden op dit ogenblik 97% van alle in Europa verleende octrooien geldig gemaakt. Bijna de helft van de octrooierende bedrijven zoekt zelf in de octrooiregisters. In 88% van de gevallen worden de Engelstalige registers gebruikt. Dat laat zien hoe nu al met het Engels wordt omgegaan.

Over de kostenbesparing heb ik het al gehad. Die draagt ertoe bij dat de Nederlandse octrooihouders en mkb'ers gemakkelijker, want goedkoper, toegang krijgen tot het Vertalingenprotocol. Dat doet mijns inziens overigens niet af aan het belang van de Nederlandse taal. Die acht ik net zo hoog als de Kamer. Je ziet wel dat in de praktijk het zakendoen in Europa, vooral op technisch gebied, vaak in het Engels plaatsvindt. Als je zaken wilt doen in Europa, heb je nu eenmaal met heel veel verschillende talen te maken. Gelukkig is de tendens steeds meer dat voor octrooien en technische discussies voor één taal wordt gekozen. Dat scheelt verwarring en problemen en maakt het zakendoen duidelijker. Dat is een voordeel van het Engels, dat niets afdoet aan het belang van de Nederlandse taal.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit punt is voor mijn fractie wezenlijk. Ik begrijp de stelling van de staatssecretaris niet zo goed. Zij maakt een andere afweging, maar acht het belang van de Nederlandse taal net zo groot als de Kamer. Het is echter nu eenmaal goedkoper en praktischer en in het zakenverkeer beter om Engels te gebruiken. Dus moet de Nederlandse taal wat de regering betreft maar wijken. Dan hecht zij toch niet hetzelfde belang aan de Nederlandse taal als mijn fractie. Wij willen dat het niet gebeurt, vanuit het andere belang dat de staatssecretaris heeft te verdedigen, namelijk het belang van de eigen taal in Europees verband. Het argument dat gebruik van het Engels goedkoper is en leidt tot een vermindering van de administratievelastendruk kan zij optimaal hanteren door in Europees verband te beginnen met de Nederlandse taal af te schaffen.

Staatssecretaris Van Gennip:

En alles in het Nederlands te doen?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nee, afschaffen. Daarmee bereikt de staatssecretaris een ontzettende kostenreductie en gaat haar argumentatie voluit op. Zij kiest daar niet voor. Ik zou daar ook helemaal tegen zijn. Zij kiest echter vanuit het belang van de vermindering van kosten en administratieve lasten. Dan meent zij toch niet serieus dat wij hetzelfde belang hechten aan de Nederlandse taal? Zij komt tot een andere conclusie.

Staatssecretaris Van Gennip:

Misschien schat de heer Rouvoet mijn argumenten anders in, maar ik zei hem dat ik net als de Kamer groot belang hecht aan de Nederlandse taal. In de praktijk van het zakendoen worden discussies over octrooien of technische discussies nu eenmaal vaak in het Engels gehouden. Het lastige van discussies in Europees verband is dat er in wel 25 talen vertaald moet worden, hetgeen tot hogere kosten, maar ook tot verwarring leidt. Wij kunnen dan wel vasthouden aan het Nederlands, maar de Engelstalige octrooien worden in Nederland veel vaker geraadpleegd dan de Nederlandse octrooien. De mkb'ers zelf zoeken al vaker in de Engelse vertalingen dan in de Nederlandse vertalingen. Dat is de praktijk van het zakendoen. Maak het voor die bedrijven nu gemakkelijker om zaken te doen in Europa!

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is toch een rare redenering van de regering, die ook een verantwoordelijkheid heeft voor de eigen taal. Wat is dan de volgende stap? Die verwarring kan sowieso ontstaan in de communicatie in Europees verband. Zal Nederland straks voorstellen om in Europa alles in het Engels te doen? Daar waren wij altijd tegen. Uw argumenten om deze stap te zetten gaan net zo goed op voor al die andere verbanden in Europa waarin wij elkaar ontmoeten en waar dat wel handig is. De meeste discussies tussen collega's in het Europees Parlement gaan ook in het Engels; dat is wel zo praktisch. Maar daarom schaffen wij toch niet het Nederlands af in het officiële verkeer binnen Europa? U stond daarvoor op de bres. Door uw argumentatie hier heb ik de neiging om het kabinet niet meer te vertrouwen wat de inzet betreft voor het behoud van de Nederlandse taal in Europees verband. U zegt: als het verwarring oproept zoals hier, dan moeten wij het maar aan de kant zetten. Dan zetten wij toch de Nederlandse taal op straat. Dat lijkt mij niet handig en niet verstandig.

Staatssecretaris Van Gennip:

Een Nederlandse ondernemer kan nog steeds in het Nederlands een octrooiaanvraag indienen. De Nederlandse taal blijft er wel degelijk voor de Nederlanders, maar niet voor de Duitsers, want je hebt toch een octrooitaal.

Wij hebben net gesproken over het weglekken van de voordelen naar het buitenland. Buitenlandse octrooihouders profiteren van het Nederlandse Vertalingenprotocol, als wij dat invoeren. Andersom profiteren Nederlandse octrooihouders ook van de Duitse kostenreductie bij de vertalingen.

Wij kunnen juridisch niet alleen gunnen aan onze onderdanen, maar dat had u al begrepen.

De heer Blom (PvdA):

Als ik uw woorden zo mag interpreteren dat dit de weg naar de glorie is, moet u mij eens iets uitleggen. U ziet bijna geen nadelen, maar waarom zijn er in alle andere Europese landen soortgelijke discussies?

Staatssecretaris Van Gennip:

Zes landen hebben al geratificeerd van de dertien waarmee het Vertalingenprotocol is opgesteld. Daarbij zitten Zweden en Denemarken, die ook met Frans, Engels of Duits verder moeten. Natuurlijk vinden vergelijkbare discussies plaats in allerlei landen, maar is dat een reden om niet voor te staan dat er in Europa beter zaken kunnen worden gedaan? Waar zijn wij dan mee bezig? Dan proberen wij het toch niet gemakkelijker, innovatiever en concurrerender te maken in Europa?

De heer Blom (PvdA):

Het lijkt wel of ik hier gekke Henkie ben met mijn kritiek. Ik begrijp uit de woorden van de staatssecretaris dat het Vertalingenprotocol fantastisch is en dat wij het eigenlijk niet beter kunnen bedenken.

Staatssecretaris Van Gennip:

Neen, een gemeenschapsoctrooi zou nog beter zijn.

De heer Blom (PvdA):

Kijk, dat wilde ik horen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Maar bij gebrek aan een gemeenschapsoctrooi moeten wij ervoor zorgen dat het huidige systeem beter gaat werken. Dat doet het Vertalingenprotocol. Ik ga ervan uit dat het gemeenschapsoctrooi nog even op zich laat wachten.

Het brede bedrijfsleven heeft expliciet uitgesproken dat men het Vertalingenprotocol graag wil: grote administratievelastenverlichting, grote voordelen voor het internationale mkb, dat anders moeite heeft om zaken te doen in Europa. Wil je Europa gemakkelijker toegankelijk maken voor het internationale mkb, dan moet je doorgaan met die dertien landen en niet wachten op het eenendertigste land.

Ik kom bij het punt waarop wij verder willen gaan dan de dertien landen in het protocol hebben voorgesteld. Daarin wordt de keuze aan elk land gelaten of je nog conclusies in je eigen taal wilt of in de EOB-taal (Frans, Duits of Engels) die je kiest. Met het argument van administratievelastenverlichting heb ik voorgesteld om ook de conclusies niet meer te vertalen, gedreven door de wens van VNO-NCW, MKB-Nederland en de Orde van uitvinders. Ik begrijp dat er vervolgens verwarring over is ontstaan, maar de heer Hermans heeft mij persoonlijk verzekerd dat dit de opvatting van MKB-Nederland is. Daar ga ik dan ook van uit.

Ik kom bij de besparing aan administratieve lasten van 11 mln. voor het hele Vertalingenprotocol, waarvan 2 mln. voor de conclusies en 1 mln. voor het waarmerken. Het moet mij toch van het hart dat het woord "verbazing" misschien een eufemisme is voor de VVD-fractie en het amendement met als doel te wachten met het Vertalingenprotocol totdat het eenendertigste land is toegetreden. In één van de AO's over administratievelastenverlichting hebben de heren Aptroot en Koopmans van de CDA-fractie mij verzekerd dat zij alle voorstellen van dit kabinet op dat terrein zullen steunen. Dat overleg heeft vlak voor koninginnedag plaatsgevonden. Daarna heeft de heer Aptroot die opmerking diverse malen herhaald. Ik ben dan ook enigszins verbaasd dat die fractie nu met een voorstel komt om de administratievelastenverlichting te vertragen. Dat zal de grote voordelen van een goedkoper en toegankelijker vertalingenregiem wegnemen. Daarbij komt dat dit voorstel het tempo er zeker uit zal halen.

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik vermoed dat datgene wat in mijn amendement is verwoord, ook de ambitie van deze staatssecretaris zou moeten zijn. Zij heeft in haar beantwoording namelijk ook aangegeven dat het belangrijk is dat iedereen hieraan meewerkt. In dit amendement heb ik het "ja, mits" verwoord in plaats van het "nee, tenzij". Het is een steun in de rug van de staatssecretaris om ook de rest van de landen mee te krijgen met als doel om tot een ingangsdatum voor het Vertalingenprotocol te komen. Als alle door de staatssecretaris genoemde landen ratificeren, zal het Vertalingenprotocol in werking treden. Het voorstel is dat de landen die niet hebben geratificeerd wel kunnen profiteren van het Vertalingenprotocol. Waarom heeft de staatssecretaris niet gekozen voor het prikkelen van landen die niet ratificeren, door aan te geven dat zij alleen van de voordelen kunnen profiteren als zij hun medewerking verlenen? Waarom heeft zij zich daarvoor in het verleden niet sterk gemaakt?

Staatssecretaris Van Gennip:

Daarvoor is niet gekozen, omdat het op grond van allerlei juridische verdragen internationaal niet mogelijk is om aan de ene Europese onderdaan iets te geven en aan de andere niet. Op het moment dat het Vertalingenprotocol in een lidstaat wordt ingevoerd, geldt dat voor alle buitenlanders. Het is dus niet mogelijk om onderscheid te maken. Het zou fijn zijn als dat wel mogelijk was. Nu dat niet kan, houdt dat niet in dat wij ons er niet hard voor maken dat zo veel mogelijk landen ratificeren. Vorig jaar hebben wij hard aan het gemeenschapsoctrooi getrokken en nu zullen wij ervoor zorgen dat zo veel mogelijk landen zo snel mogelijk meedoen aan het Vertalingenprotocol. Als wij echter overeenkomstig het amendement-Örgü zeggen dat wij als laatste van die 31 landen zullen ondertekenen, kunnen wij op die landen geen druk meer uitoefenen om mee te doen. De heer Blom maakt zich veel zorgen over Italië. Als wij op de hierboven aangegeven wijze te werk zullen gaan, raken wij ook de druk op dat land kwijt. Dit protocol treedt in werking als acht landen dat hebben geratificeerd, waaronder de grote drie. Als wij het niet ratificeren, werkt het wel voor de Nederlanders in het buitenland. Het cynische hiervan is dat wij, als wij niet ratificeren, wel een voordeel voor het Nederlandse bedrijfsleven creëren maar dat wij dat niet gunnen aan het Zwitserse.

De heer Blom (PvdA):

Dat is de crux waar het om draait. Als wij niet ratificeren, heeft het Nederlandse bedrijfsleven alle voordelen. Dan heeft de VVD-fractie haar zin met die lastenverlichting. Bovendien oefenen wij dan meteen druk uit op die andere landen. Die voeren immers precies dezelfde discussie. In Europa is men niet gek. In al die landen is bekend dat men van de voordelen kan profiteren als acht landen ratificeren. Nederland hoeft toch niet voortdurend haantje de voorste te zijn? Zij kan toch ook afwachten?

Staatssecretaris Van Gennip:

Dat vind ik een vreemde redenering, want dan kunnen wij op die andere landen geen druk meer uitoefenen om te ratificeren. Zij zullen dan immers ook wachten tot zij nummer 31 zijn. Dan zit iedereen in Europa op elkaar te wachten totdat er iets gebeurt. Daarbij komt dat de voordelen voor het Nederlandse bedrijfsleven zullen verminderen als andere landen niet ratificeren. Er moeten er in ieder geval acht ratificeren om het protocol in werking te laten treden. Stel je voor dat wij dat aantal niet eens halen doordat deze discussie in 31 landen gevoerd gaat worden. Dan heeft het Nederlandse bedrijfsleven geen enkel voordeel. Jammer voor iedereen die voor het Nederlandse bedrijfsleven is. Als wij niet ratificeren en acht landen wel, gaat het protocol in voor het Nederlandse bedrijfsleven, maar niet voor de landen die niet ratificeren. Dan zijn onze voordelen kleiner dan als wij door de druk op de ketel te houden juist veel landen tot ratificatie kunnen dwingen. Als wij als 31ste ratificeren, kunnen wij geen druk meer op andere landen uitoefenen. Wij moeten er juist op aandringen dat wij met elkaar gaan voor een beter toegankelijk Europa voor het internationale mkb.

Mevrouw Örgü (VVD):

Het gaat exact om dat laatste: wij met elkaar. De staatssecretaris heeft met het lijstje dat zij eerder aan ons heeft gepresenteerd al aangegeven dat het minimum aantal landen dat nodig is om ermee te starten, zal tekenen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Wij zitten nu op zes landen.

Mevrouw Örgü (VVD):

Nederland zal dus de voordelen van het Vertalingenprotocol hebben zonder te hoeven tekenen. Dat is de huidige situatie zoals de staatssecretaris heeft geschetst. Ik vind dat wij de ambitie moeten tonen om het gezamenlijk te doen. Daar heb ik mijn amendement voor ingediend. Ik vind dat wij alle landen ervan moeten overtuigen het protocol te tekenen. De situatie dat acht landen zich moeten opofferen, zodat alle andere landen daarvan kunnen profiteren, mag niet ontstaan. Iedereen moet achter het protocol staan.

Staatssecretaris Van Gennip:

U en ik hebben een heel andere kijk op hoe het internationaal werkt en hoe je ervoor kunt zorgen dat Europa vooruitkomt in de wereld, zodat Europa een plaats wordt waar gemakkelijker zaken kan worden gedaan door mkb'ers. Dat bereik je niet door heel cynisch te zeggen dat wij pas als 31ste gaan tekenen omdat de rest het ook niet doet. Zo werkt het niet. Dit protocol is door de dertien belangrijkste landen opgesteld. Daar is nu het proces van ratificatie gaande. Er hebben nu zes landen geratificeerd. Denemarken is in dezelfde fase als wij. Dat betekent dat het protocol nog niet geratificeerd is, zoals u veronderstelde. Wij hopen dat het binnenkort wel gaat gebeuren. Dan vind ik het cynisch om te zeggen: wij willen wel de voordelen, maar die gunnen wij niet aan bedrijven uit de andere landen. Bovendien nemen wij de druk op de ketel weg voor die andere landen om te ratificeren.

Mevrouw Örgü (VVD):

Nu moet ik een misverstand wegnemen. De VVD-fractie heeft verschillende keren voorgesteld dat het Vertalingenprotocol moet gelden voor de landen die mede ondertekenen. Ik heb de staatssecretaris verschillende keren gevraagd, zich sterk te maken om ervoor te zorgen dat de landen die mede ondertekenen van het protocol kunnen profiteren en dat de landen die niet ondertekenen er niet van kunnen profiteren. Daar heeft de VVD-fractie zich in eerste instantie sterk voor gemaakt. Nu interpreteert de staatssecretaris dat verkeerd. Zij haalt de volgorde van de gang van zaken door elkaar.

Staatssecretaris Van Gennip:

Wat wilt u dan? U wilt toch dat Nederland als 31ste land ondertekent?

Mevrouw Örgü (VVD):

De VVD-fractie wil dat de staatssecretaris ambitieus is en dat zij verklaart voor het Vertalingenprotocol te zijn. Daar moet zij echter de voorwaarde aan verbinden dat het door alle landen wordt gesteund en dat het dan voor alle landen geldig is. Zij kan namelijk niet regelen dat het alleen geldt voor de landen die ervoor tekenen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Wij doen het toch gezamenlijk met zijn dertienen? Dat zijn de belangrijkste octrooispelers in Europa. Nederland is het vijfde octrooiland. Duitsland, Frankrijk en Engeland zijn erbij betrokken. Wij doen dat dus al gezamenlijk. Met die dertien landen hebben wij dat Vertalingenprotocol ontwikkeld. Die dertien landen vinden het belangrijk. Wij proberen op de andere landen druk uit te oefenen om toe treden. Als één van die dertien landen hebben wij gezegd dat wij de situatie voor het bedrijfsleven willen verbeteren. Met een Vertalingenprotocol kunnen de vertaalkosten naar beneden worden gebracht en zal er minder verwarring ontstaan in de discussies tussen mkb'ers uit verschillende landen. Dat bereik je niet door te wachten tot alle 31 landen zich bij het Vertalingenprotocol hebben aangesloten. Als elk land dat zegt, komen wij nergens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Er moet mij iets van het hart. Ik erger mij de laatste tijd aan de houding van dit kabinet. Wij moeten vooral een gelijk speelveld hebben in Europa. Wij moeten onze economische structuur verbeteren en versterken, maar vervolgens begint het kabinet wel met het ophogen van het speelveld aan Nederlandse zijde. Ik verwijs ook even naar het debat dat wij vanmiddag zullen voeren. Openbaarvervoerbedrijven die in een beschermde omgeving werken, mogen niet bieden op concessies in de rest van Nederland. Franse bedrijven die op een beschermde markt opereren mogen dat echter wel in Nederland. Daardoor creëer je een ongelijk speelveld. Nu zegt de staatssecretaris dat wij in Europa de eerste stap moeten zetten. Als wij beginnen, komt de rest vanzelf. Dan is het misschien een tijd wat ongemakkelijk voor de Nederlandse bedrijven, maar straks komen er veel voordelen. Dat straks is alleen ver weg. Andere landen willen soms helemaal niet zo hard lopen. Het is nogal vreemd dat wij de eerste stap moeten zetten. Waarom kunnen wij niet wachten tot alle landen de handen ineengeslagen hebben? Wij hoeven niet als eenendertigste te tekenen, want wij kunnen ook met vijftien landen die handtekening zetten. Als wij allemaal de handen ineenslaan, is er pas echt een gelijk speelveld.

Staatssecretaris Van Gennip:

Wij hebben het nu niet over de OV-bedrijven. Ik wil het even bij de octrooien houden. U zegt dat er alleen maar nadelen zijn, maar er zijn op dit moment ook voordelen. Wij kunnen wel een Engelstalig octrooi in Frankrijk indienen. Wij hebben dus wel degelijk voordelen als acht van de dertien landen dit verdrag ratificeren. Ook als wij het niet ratificeren, hebben wij die voordelen. Op het moment dat dit ingaat, zijn er onmiddellijk voordelen. Daarom begrijp ik het standpunt van mevrouw Örgü niet. VNO en mkb zeggen ook dat het Vertalingenprotocol voordelig is voor het Nederlandse bedrijfsleven. U maakt een onderscheid tussen 13 en 31 landen. Dat is ook een verschil.

Mevrouw Gerkens (SP):

Er zijn weliswaar voordelen, maar er zijn ook nadelen. Een Italiaans bedrijf hoeft het niet te vertalen, maar wij wel. Het speelveld is dus nogal hobbelig. De vraag is of het dan wel voordelen heeft. U zegt steeds dat het zoveel kostenreductie oplevert, maar er is ook een kans dat de kosten toenemen vanwege juridische procedures. U kijkt misschien naar de grote bedrijven, maar ik kijk vooral naar de kleine bedrijven die één of twee octrooien per jaar aanvragen. Zij hebben dat voordeel niet. Daar maak ik mij zorgen over en dat zou u ook moeten doen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik kijk juist naar de mkb'ers. Zo kent u mij ook. Het ging over de conclusie dat het Vertalingenprotocol nadelen heeft. Ik heb de heer Blom tegengesproken. Het blijft hetzelfde voor Italië. Je hebt dus niet opeens extra nadelen. De situatie met Italië blijft hetzelfde, maar er zijn voordelen ten opzichte van Frankrijk, Duitsland en Engeland.

De heer Blom (PvdA):

De staatssecretaris legt het verkeerd uit.

De voorzitter:

U probeert elkaar steeds te overtuigen, maar dat lijkt niet echt te lukken. Ik denk dat het beter is om nu door te gaan met de eerste termijn van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Gennip:

Het is duidelijk dat ik het voorstel van mevrouw Örgü om als eenendertigste te tekenen niet deel. In de toelichting op het amendement staat dat het Vertalingenprotocol de totstandkoming van het gemeenschapsoctrooi zal bemoeilijken, maar daar ben ik het niet mee eens. Ik denk juist dat dit extra druk zal uitoefenen om er verder over te praten. Landen als Spanje zullen er dan, wellicht gedreven door het Spaanse bedrijfsleven, ook verder in willen gaan. Het gaat erom dat de innovatie en de manier van zakendoen binnen Europa met name voor mkb'ers beter wordt. VNO, MKB-Nederland en de Nederlandse Orde van Uitvinders vinden ook dat wij dat Vertalingenprotocol moeten doen en wel nu.

Ik vind wel dat wij het Vertalingenprotocol en het vertalen van de conclusies uit elkaar moeten houden. Ik hoor overigens vooral bezwaren tegen het Vertalingenprotocol. Ik betreur dat, want dat zou een stap terug betekenen, terwijl wij juist allemaal verbetering nodig achten. Vooral voor het mkb is het Vertalingenprotocol van groot belang. Met dat protocol maken dertien landen het immers voor mkb'ers gemakkelijker om in Europa zaken te doen, door gezamenlijk af te spreken hoe met vertalingen wordt omgegaan, waardoor de kosten met meer dan de helft omlaag kunnen, namelijk tot een derde van de huidige kosten. MKB-Nederland, VNO/NCW en individuele bedrijven zijn allemaal voorstander van dat Vertalingenprotocol en vooral voor mkb'ers wordt het door dit protocol gemakkelijker, omdat er minder verwarring kan optreden en het gewoon eenvoudiger praten is als je begrijpt wat er staat. Het Vertalingenprotocol is ook juist naar aanleiding van vragen vanuit het mkb opgesteld.

Ik vraag dan ook met klem om dit alles nog eens te heroverwegen, en ervoor te zorgen dat de voordelen die het Vertalingenprotocol biedt voor Nederlandse, maar ook voor Liechtensteinse en Duitse bedrijven, zich inderdaad binnen Europa gaan voordoen. De eerste stap is ratificatie door acht landen, de volgende is ratificatie door 13 landen, en uiteindelijk ratificatie door 31 landen. Als wordt gewacht tot Nederland het 31ste land is, gaat iedereen op elkaar zitten te wachten en komt er in de praktijk niets van terecht. Het Nederlandse bedrijfsleven wil dit protocol juist graag en liefst zo snel mogelijk, omdat het de grote voordelen ervan duidelijk ziet. Dat de Italianen tegenstribbelen of misschien later zijn, zie ik niet als een nadeel, want dat betekent voor Italië alleen maar het blijven bestaan van de huidige situatie.

De heer Hessels heeft vragen gesteld over het EOB in Rijswijk. Er zijn langdurige onderhandelingen gevoerd met het EOB over de zetelovereenkomst. Het is zeker in ons belang dat het EOB in Rijswijk blijft. Het goede nieuws is, dat er nu een memorandum of understanding is ondertekend door het EOB en de Nederlandse regering, waarbij de heer Bot de verantwoordelijkheid draagt. Deze belangrijke tussenstap is vlak voor de zomer gezet. Het betekent wel dat er nog een definitief akkoord met het EOB moet worden gesloten. Waakzaamheid is dus nog geboden. De Kamer wordt natuurlijk op de hoogte gehouden. De zorgen van de Kamer op dit punt zijn ook de onze.

Mevrouw Örgü kan ik antwoorden dat de instandhoudingstaksen in Nederland inderdaad relatief hoog zijn. Op dit moment ben ik bezig met de evaluatie van de Rijksoctrooiwet, zoals ik voor de zomer heb aangekondigd. Daarbij wordt ook gekeken naar de kosten van de octrooigemachtigden en de instandhoudingstaksen. Ook de vertaalkosten waar wij nu over spreken, zijn hier een onderdeel van. Begin volgend jaar zullen de resultaten van die evaluatie bekend zijn, en dan zal ik aan de Kamer voorleggen hoe wij verder willen gaan.

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik wil graag nog een vraag stellen, want als ik hierover geen duidelijkheid krijg, wil ik overwegen om een motie in te dienen. De staatssecretaris bevestigt dat de instandhoudingstaksen in Nederland hoger zijn dan in de rest van de EU. Hoeveel hoger zijn die taksen dan, en hoeveel gaat het kosten als wij de gemiddelde EU-bedragen zouden hanteren? Als het op het punt van de kosten niets uitmaakt, kunnen wij het bij wijze van spreken direct invoeren.

Staatssecretaris Van Gennip:

Zoals u weet, zijn wij bezig met een brede evaluatie van het Nederlandse octrooisysteem. Ik stel mij voor dat u eventuele tussenresultaten met betrekking tot de taksen nog voor de behandeling van de begroting van EZ krijgt. Het lijkt mij overigens dat de discussie het beste kan worden gevoerd in het kader van de evaluatie. Ik meen dat de begroting begin november wordt besproken.

De voorzitter:

De begroting komt in ieder geval volgende week uit.

Staatssecretaris Van Gennip:

De heer Hessels heeft een waardevolle suggestie gedaan met betrekking tot de overgangstermijn die ik graag overneem. Ik dank hem voor zijn opmerkzaamheid.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik moet zeggen dat ik teleurgesteld ben over het antwoord van de staatssecretaris. Ik realiseer mij dat ik een heel eigen invalshoek heb gekozen, te weten het belang van het gebruik van de Nederlandse taal. Dat belang speelt echter nauwelijks een rol in de argumentatie van de staatssecretaris. Zij zei dat zij net zoveel belang hecht aan onze taal als ik, maar uit niets van wat zij gezegd heeft, blijkt dat ook. Zij hanteerde alleen argumenten als het goedkoper maken, het voorkomen van verwarring en het verminderen van de administratievelastendruk. De staatssecretaris zei letterlijk dat zij zeer hecht aan het goedkoper maken van octrooien en vroeg zich af of wij het in Europa nu echt gemakkelijker en concurrerender willen maken of niet. Ik zie die belangen, maar ik vind het ook een taak van de regering om op te komen voor het gebruik van de Nederlandse taal. Dat heeft mijn fractie jaar in jaar uit aan de orde gesteld en wij zijn niet voor niets bezig met een initiatiefwetsvoorstel.

De staatssecretaris heeft het over een verbetering in termen van vermindering van administratieve lasten, het voorkomen van verwarring e.d. Die verbetering houdt echter tegelijkertijd een verslechtering van de positie van de Nederlandse taal in, maar dat lijkt niet mee te spelen in de overwegingen. Daarover ben ik teleurgesteld. De staatssecretaris zei geruststellend in mijn richting dat het Nederlands gewoon blijft bestaan voor de Nederlanders. Ik denk dan: jippie!

De staatssecretaris zegt verder dat haar voorstel de warme steun geniet van het bedrijfsleven. Dat maakt op mij onvoldoende indruk, ook al is het een legitiem argument dat mag worden meegewogen. Ik mag toch hopen dat de regering ook andere argumenten meeweegt, maar daarvan heb ik te weinig gemerkt. De wensen van het bedrijfsleven zijn toch niet de enige belangen waardoor de regering zich laat leiden? Er moet toch een afweging plaatsvinden tegen andere belangen? Een dergelijke afweging mis ik echter. Als je alleen argumenten hanteert als vermindering van de administratievelastendruk, kostenbesparing en voorkoming van verwarring, kun je het beste de Nederlandse taal helemaal afschaffen en dat willen wij niet. Ik ben al met al bevreesd voor volgende stappen op dit terrein.

Amendement nr. 12 van mevrouw Örgü is duidelijk een stap terug ten opzichte van amendement nr. 9. Zij zegt gekozen te hebben voor een meer positieve invalshoek. Ik vind dat jammer, want amendement 9 had de charme van de helderheid: wij willen dit niet. Ik heb verder goed geluisterd naar de staatssecretaris en ik denk dat het amendement op stuk nr. 12 ook niet haar voorkeur heeft. Zij heeft namelijk terecht gezegd dat het moment is gekomen om uitsluitsel te geven over onze voorkeur. Als wij het niet willen, moeten wij geen amendement aannemen waarin staat dat wij het wel willen maar alleen als eenendertigste.

Het is volgens mij in de geest van de opvatting van de staatssecretaris dat ik nu aankondig dat ik het oorspronkelijke amendement van mevrouw Örgü op stuk nr. 9 opnieuw zal indienen. In dit amendement wordt geregeld dat dit onderdeel van het wetsvoorstel niet wordt goedgekeurd. Ik zal er zorg voor dragen dat dit amendement op stuk nr. 9 met een eigen toelichting royaal voor de stemmingen opnieuw wordt ingediend. Dit amendement van mevrouw Örgü verdient dat zeker, want het is een krachtig en helder amendement.

Ook gehoord de staatssecretaris ben ik er niet helemaal gerust op dat het amendement op stuk nr. 12 het laatste woord van de VVD-fractie is. Ik kan mij namelijk voorstellen dat deze fractie zich in reactie op de argumentatie van de staatssecretaris nog verder zal terugtrekken. Ik hoop dat deze fractie dat niet zal doen, want dit amendement is eigenlijk een tweede verdedigingslinie. Gezien het belang van de Nederlandse taal en de taak van de regering om op te komen voor de bescherming van het Nederlands, is en blijft het belangrijk dat ook over de eerste verdediginglinie, het oorspronkelijke amendement op stuk nr. 9, gestemd zal worden.

De heer Hessels (CDA):

Ik bedank de staatssecretaris hartelijk voor haar beantwoording. Eindelijk iemand die durft op te komen voor de belangen van het bedrijfsleven, de innovatie en de toekomst van onze economie! Mijn complimenten.

Ik bedank de staatssecretaris verder voor haar toezegging dat zij Actal een onderzoek zal laten doen naar de conclusies. Totdat Actal met haar bevindingen is gekomen, zal mijn fractie geen definitieve beslissing nemen. Het is verder mogelijk dat wij naar aanleiding van dit rapport om een heropening zullen vragen.

Voorzitter. Dan over het amendement van mevrouw Örgü. Ik ben werkelijk in toenemende mate met stomheid geslagen dat de VVD-fractie met dit amendement moet komen, dat de VVD-fractie met een amendement moet komen dat volledig indruist tegen de mening van het voltallige Nederlandse bedrijfsleven, van de grote organisaties van het bedrijfsleven, dat de VVD-fractie met een amendement moet komen dat al die administratievelastenverlichting onmogelijk maakt en dat de VVD-fractie met een amendement komt dat het onmogelijk maakt om in Europa een voortrekkersrol te vervullen op het gebied van de ontwikkeling van de economie. Ik zou bijna zeggen: de angst regeert. Het bedrijfsleven wil het zelf. Ondernemen is initiatief nemen. Dan moet mevrouw Örgü dus niet met dit soort amendementen komen.

Ik bedank de staatssecretaris voor haar positieve benadering van mijn opmerkingen over het EOB. Ik verzoek haar echter nog wel om de Kamer, schriftelijk dan wel mondeling, nauwgezet op de hoogte houden van de ontwikkelingen rond dit bureau. Deze ontwikkelingen zijn namelijk heel belangrijk voor de economie van de regio.

De voorzitter:

Mijnheer Hessels, moet ik uit uw opmerking over het Actal-rapport afleiden dat u verzoekt om de stemmingen aan te houden totdat dit rapport naar de Kamer is gestuurd?

De heer Hessels (CDA):

Volgende week zijn er geen stemmingen. Actal heeft dus bijna twee weken de tijd om dit rapport op te stellen. Ik weet hoe snel Actal werkt en ik denk dat deze twee weken voldoende moeten zijn. Als het rapport er niet voor de stemmingen is, zal ik om uitstel van de stemmingen verzoeken.

De heer Blom (PvdA):

In het Actal-rapport zal een onderscheid worden gemaakt tussen de verlaging van de administratieve lasten voor buitenlandse bedrijven en die voor Nederlandse bedrijven. Maar wat doet u als deze verlaging voor Nederlandse bedrijven neerkomt op 0,5 mln. en voor buitenlandse bedrijven op 11 mln.?

De heer Hessels (CDA):

Ik zal dit rapport natuurlijk op zijn merites beoordelen. Voor de Nederlandse economie is het natuurlijk ook belangrijk dat buitenlandse bedrijven in ons land op een goede manier zaken kunnen doen. Ik ben niet bang voor buitenlandse concurrentie, maar dat neemt niet weg dat ik mijn oordeel vooral zal laten afhangen van de gevolgen voor de vermindering van de administratievelastendruk voor Nederlandse bedrijven. Ik heb overigens ook gevraagd naar de mogelijkheid van toename van de administratievelastendruk, juist door het vertalen van de conclusies en daarmee het opheffen van de rem op het geldig worden van octrooien in Nederland. Ook op die vraag hoop ik antwoord te krijgen door het onderzoek.

De heer Blom (PvdA):

Nu breekt mijn klomp, om het in oud Nederlands te zeggen. Je hoeft de kranten maar open te slaan om kennis te nemen van het gesteun en geweeklaag van het bedrijfsleven over de kosten die het bedrijfsleven in Nederland maakt in relatie tot de concurrentiepositie in het buitenland. Elke ondernemer die je tegenkomt heeft het erover dat de kosten in Nederland zo hoog zijn. Nu gaan wij het voor het buitenland goedkoper maken, maar voor Nederland niet.

De heer Hessels (CDA):

Wij maken het ook voor Nederlandse bedrijven goedkoper, maar als dit daarnaast voor het buitenlandse bedrijfsleven inhoudt dat men beter zaken kan doen met Nederland, is dat alleen maar positief voor onze economie.

Mevrouw Örgü (VVD):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft meerdere malen benadrukt dat VNO-NCW en MKB-Nederland voorstander zijn van het Vertalingenprotocol. Ik wil een misverstand uit de wereld helpen: de VVD-fractie is ook voorstander van het Vertalingenprotocol. Ik heb aangegeven op welke wijze wij dit graag willen invoeren. Ik geef de staatssecretaris mee dat wij voorstander zijn van het Vertalingenprotocol, en dat wij dit gezamenlijk moeten invoeren. Een ingangsdatum voor het protocol moet nog gezamenlijk worden vastgesteld.

VNO-NCW en MKB-Nederland voeren de voordelen aan van het Vertalingenprotocol voor het bedrijfsleven, omdat de staatssecretaris daarmee komt. De VVD-fractie vindt dit ook zeer belangrijk, maar wij vinden het wel belangrijk dat de invoering plaatsvindt op de voorwaarden die wij hebben geschetst.

Kan de staatssecretaris onderzoeken of het Vertalingenprotocol alleen geldig kan zijn voor de landen die eraan meedoen?

Voorzitter. De laatste vraag die ik aan de staatssecretaris wil stellen, betreft haar uitspraak dat het extra druk zou opleveren op bijvoorbeeld Spanje om uiteindelijk mee te gaan met het Gemeenschapsoctrooi. Kan de staatssecretaris mij drie concrete argumenten noemen, waarom het Gemeenschapsoctrooi voor Spanje nog interessant zou zijn na ratificatie van het Vertalingenprotocol? Men kan dan immers al profiteren van de bestaande mogelijkheden. Daar hoor ik graag drie argumenten voor van de staatssecretaris.

Tot slot heeft de staatssecretaris de instandhoudingstaks geplaatst onder een breder onderzoek dat er gaat komen. Ik ken dat onderzoek niet. Het zal er wel een keer komen. Mijn vraag is heel concreet en betreft echt de cijfertjes. Ik zeg er voor de helderheid bij dat ik de gedane toezegging ook accepteer. Daarom dien ik mijn motie niet in. Is het mogelijk dat de staatssecretaris niet wacht op het onderzoek, maar ons gewoon separaat het bedrag doet toekomen waarover het gaat bij de instandhoudingstaks?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn vraag gaat toch weer over het Vertalingenprotocol. Ik hoop dat mevrouw Örgü mij een beetje kan geruststellen. Wij zijn het er, denk ik, over eens dat haar amendement op stuk nr. 12 een andere lading heeft dan haar oorspronkelijke amendement op stuk nr. 9. In mijn optiek is het een stap terug. Blijft mevrouw Örgü gehoord de staatssecretaris voluit staan bij haar amendement? Is dat ook haar laatste bod? Of moeten wij er rekening mee houden dat zij nog met een nieuwe stap terug komt, om de staatssecretaris te naderen? Dat wil ik graag van tevoren weten.

Mevrouw Örgü (VVD):

Wat ik tot nu toe van de staatssecretaris heb vernomen, schetst het beeld dat er genoeg landen zullen zijn die zo dadelijk meedoen aan het Vertalingenprotocol. Dat betekent dus de facto dat wij als Nederland en dat ons bedrijfsleven, om even haar eigen termen te gebruiken, de voordelen die aan het Vertalingenprotocol verbonden zijn, gewoon kunnen krijgen. Wat ik graag wil, is dat dit gebeurt op een wijze zoals wij die voorschrijven. Daarom houd ik het voorliggende amendement overeind, ook omdat de staatssecretaris zelf aangeeft dat er al genoeg landen zijn die eraan mee zullen doen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U bent niet overtuigd door de argumentatie van de staatssecretaris. Dit komt dus in stemming?

Mevrouw Örgü (VVD):

Ja.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dank u wel.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Dat was een mooi einde van de vorige spreekster. Bij mij is hetzelfde het geval. De staatssecretaris heeft mij niet overtuigd, integendeel, ik ben zelfs meer gesterkt in de mening die ik had voor ik aan dit debat begon. Ik maak mij wel degelijk zorgen, vooral over het kleinbedrijf en de kleine zelfstandigen die weinig tot geen octrooien per jaar hebben en hier geen voordeel, maar last van zullen ondervinden. Ik heb kort aan de interruptiemicrofoon geprobeerd duidelijk te maken dat wij naar mijn mening veel te hard lopen en dat wij het Nederlands bedrijfsleven, met name het kleinbedrijf en de zelfstandigen, hiermee op achterstand zetten. Ik zou haast zeggen dat wij hun positie in Nederland en in de rest van Europa zwaarder maken.

U zegt over het niet vertalen van de conclusies dat Nederland ook sneller wil gaan dan Europa. Nederland wil, zogezegd, doorpakken. Daarvoor blijven de zelfde argumenten gelden, wat mij betreft. Het draait allemaal om kostenreductie. Een andere argumentatie is er niet. Maar het is voor bedrijven juist voordelig om gewoon in de Nederlandse taal te lezen wat de conclusie is. De filterende functie ervan heeft ook zijn voordelen, maar daarover verschillen wij inderdaad van mening. Er kunnen juridische procedures door worden voorkomen. De staatssecretaris noemt dat alleen niet als voordeel van het vertalen van de conclusies. Op dit moment beraad mij dan ook op het alsnog indienen van een amendement om de conclusies wel in het Nederlands vertaald te krijgen.

Het moge duidelijk zijn dat de SP-fractie het Vertalingenprotocol niet steunt. Zoals ik heb gezegd, heeft het zojuist door de heer Rouvoet aangekondigde amendement mijn warme steun. Ook steun ik het amendement van mevrouwÖrgü.

Staatssecretaris Van Gennip:

Voorzitter. Ik geloof dat wij nog over een aantal zaken van mening verschillen, met name over het Vertalingenprotocol. Het lijkt mij dat wij een onderscheid moeten maken tussen het vertalen van de octrooien en de conclusies. Ik herhaal dat het Nederlands bedrijfsleven en het mkb duidelijk de voordelen zien van het Vertalingenprotocol. Het wordt overigens niet sowieso geratificeerd, mevrouw Örgü. Zes landen hebben het geratificeerd, terwijl er acht nodig zijn. Als Nederland besluit om als eenendertigste land te gaan, besluit Denemarken dadelijk ook om als eenendertigste te gaan. Dan gaan wij op elkaar zitten wachten en komen wij er dus nooit.

De VVD-fractie zegt voorstander van het Vertalingenprotocol te zijn, zoals het bedrijfsleven ook wil. Zij zegt dat dit ook aan de andere landen moet worden meegedeeld. Ik zeg natuurlijk toe, dat te doen. Ik zeg ook graag nogmaals toe dat wij ervoor aan het vechten zijn en dat wij door zullen gaan met vechten als andere landen het ook gaan invoeren. Als u zegt dat Nederland als eenendertigste land moet gaan, gaan alle landen in Europa op elkaar zitten wachten. Dan stelt u de voordelen voor het Europees bedrijfsleven en dus voor het Nederlands bedrijfsleven tot 2030 uit, om maar een jaartal te noemen. Dan zal het namelijk zo ver zijn dat al die landen, dus land nummer 27, 28, 29 en 30, zijn toegetreden tot het Vertalingenprotocol en het hebben geratificeerd. U stelt dat Nederland de voordelen moet genieten van een eventuele ratificatie, maar die niet moet bieden aan de buitenlandse bedrijven. Waar zijn wij dan mee bezig in Europa? Als wij willen dat het voor ons mkb gemakkelijker is om voor de handel met Zwitserland voor vertalingen te kiezen, omdat dit goedkoper is en tot minder verwarring leidt, moeten wij dit ook aan de Zwitsers gunnen, en aan de Duitsers en de Fransen en de Engelsen. Wij moeten dit gunnen aan alle landen die meedoen. Ik vind het niet passen als Nederland als vijfde octrooispeler in Europa besluit om wel de voordelen te genieten, maar niet deel uit te gaan maken van de groep van dertien landen van het Vertalingenprotocol. Zo werkt het niet. Bovendien ben ik het er niet mee eens dat dit meer nadelen dan voordelen biedt, zoals de heer Blom zei. Onmiddellijk na de ratificatie door acht landen – laten wij hopen dat Nederland daarbij is – gaan de voordelen voor het Nederlandse bedrijfsleven in: lagere kosten in onder meer Frankrijk, Duitsland en Engeland. Er zijn dus grote voordelen voor het Nederlandse bedrijfsleven bij het Vertalingenprotocol. Het houdt de druk op de ketel als wij nu beslissen. Als wij uitspreken dat wij nummer 31 zijn, gaan wij op elkaar zitten wachten tot in oneindigheid. Het Nederlands bedrijfsleven pleit er zelf ook voor om dit nu in te voeren.

Mevrouw Gerkens heeft gesproken over het vertalen van conclusies. Ik zie de voordelen van verlaging van de administratievelastendruk, maar ik begrijp wat zij zegt en ik kan mij een amendement hierover daarom ook voorstellen. Het komt gedeeltelijk tegemoet aan het argument van de heer Rouvoet over de Nederlandse taal, omdat er dan nog steeds Nederlandse conclusies zijn. Bij de stortvloed waarover mevrouw Gerkens eerder sprak, zit de vertalingseis van drie maanden naar het Nederlands. In de ogen van sommigen zal dit leiden tot een meer gelijk Europees speelveld.

In tweede termijn zijn vragen gesteld over meer informatie. De instandhoudingstaksen stuur ik de Kamer separaat toe zodra wij die hebben uitgezocht. Op de vraag of wij nogmaals kunnen onderzoeken of dit alleen geldig kan zijn voor landen die hieraan meedoen, antwoord ik dat dit goed is onderzocht en ook in het Vertalingenprotocol is opgenomen. Ik wil dat natuurlijk best nogmaals bezien. Ik zal proberen het verzoek van de heer Hessels inzake Actal zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen. Ik bepaal niet de agenda van Actal, maar ik kan daar ongetwijfeld vertellen hoe belangrijk de Kamer dit vindt voor de discussie hier. Het lijkt mij dan ook goed als ik deze informatie aan de Kamer kan toesturen, net als het TNS NIPO-onderzoek naar de wijze waarop Nederlandse mkb'ers gebruikmaken van de verschillende vertalingen voor verschillende octrooien.

Aan het adres van de heer Rouvoet merk ik op dat wij hier vandaag spreken over octrooien. De Nederlandse taal is een groot goed. Dat zijn wij met elkaar eens. De praktijk in Europa is nu eenmaal zo dat er in het internationale zakenleven Engels, Duits of Frans wordt gesproken. Als ik in Duitsland op bezoek ga, spreek ik wel Duits, maar spreekt mijn Duitse collega niet Nederlands. Dat is nu eenmaal de realiteit en de wijze waarop wij ons als klein land ook opstellen. Het brengt ons ook voordelen dat wij onze talen spreken, maar wanneer wij bijvoorbeeld de Nederlandse conclusies handhaven, zoals mevrouw Gerkens voorstelt, hebben wij weer een element van de Nederlandse taal dat wij terugzien. Daarbij komt dat Nederlandstalige octrooien in Nederland gangbaar blijven. Daarnaast wordt echter het Engels geaccepteerd, om de vertaalkosten omlaag te brengen.

Al met al vraag ik de Kamer om nog naar het Vertalingenprotocol te kijken op een zodanige manier dat het voor het Nederlandse bedrijfsleven en voor alle andere landen mogelijk is om gewoon goed zaken met elkaar te doen, te kiezen voor economische vooruitgang in Europa en te kiezen voor de internationale concurrentiepositie van Europa. Daarbij hoort een zo goed mogelijk werkend octrooisysteem, en zo laag mogelijke vertaalkosten. Dat zetten wij in met dit Vertalingenprotocol. Dat heeft onmiddellijk voordelen voor het Nederlandse bedrijfsleven, die wij dus nu kunnen laten ingaan. Het houdt de druk op de ketel om andere landen erbij te betrekken, waarvoor ik sowieso mijn best zal blijven doen.

Een andere kwestie zijn de conclusies. Dat is inderdaad een stap verder dan wat Europa wil. De bezwaren op dit punt kan ik mij voorstellen ten aanzien van het al dan niet vertalen van de conclusies in het Nederlands, maar wat het Vertalingenprotocol betreft, is het hard nodig daarvoor een goede plek in te ruimen om zaken te doen voor het Nederlandse en het overige Europese mkb.

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik heb gevraagd naar Spanje en de drie argumenten van de staatssecretaris waarom Spanje nog zou meedoen als het Vertalingenprotocol wordt gehanteerd voor de acht landen, zoals de staatssecretaris voorstelt.

Staatssecretaris Van Gennip:

Het bedrijfsleven in Spanje zal op zijn eigen thuismarkt willen profiteren van het Vertalingenprotocol, dat het niet heeft als het niet meedoet. Als wij het gemeenschapsoctrooi uiteindelijk krijgen, zal dat leiden tot verdere directe reducties in de 25 EU-landen. Mocht het eerder komen dan het Vertalingenprotocol, dan hoeven wij het Vertalingenprotocol niet af te wachten.

Het gemeenschapsoctrooi gaat verder dan vertalen. Dat is een belangrijk punt. Het is een van de zaken die wij in het octrooisysteem willen verbeteren. Het gemeenschapsoctrooi gaat vooral om een uniform rechtssysteem. Het wordt nu tegengehouden door discussies over taal en het Vertalingenprotocol kan dat verhelpen omdat het een bepaalde usance faciliteert waarbij het alleen om vertalingen gaat. Het gemeenschapsoctrooi is een enorme verbetering van de rechtspositie van het mkb.

Mevrouw Örgü (VVD):

Volgens mij heeft de staatssecretaris mij verkeerd begrepen. Dit was niet mijn vraag. De staatssecretaris heeft in haar eerste termijn gezegd dat het gemeenschapsoctrooi voor Spanje een prikkel is om daarnaar over te stappen als het Vertalingenprotocol er nu zou zijn.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik ben daarop ingegaan. Het gemeenschapsoctrooi is vorig jaar gestruikeld over het probleem van de taal, omdat allerlei landen vasthielden aan hun eigen taal. Als het Vertalingenprotocol ervoor zorgt dat het gebruikelijker is dat er in één, twee of drie talen over octrooien wordt gesproken in plaats van in 25 talen, zal dat hopelijk de blokkade van het gemeenschapsoctrooi, die op taal is gericht, helpen op te heffen. Daarover kunnen wij natuurlijk wel van mening verschillen. De voordelen van het gemeenschapsoctrooi zijn veel groter dan die van het Vertalingenprotocol, omdat het rechtsbescherming aan het mkb biedt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Er is een verschil van mening over het gewicht van de Nederlandse taal in deze afweging. De staatssecretaris spreekt opnieuw over struikelen en ziet onze taal vooral als een obstakel. Ik zie taal vooral als iets wat het verdedigen waard is. Ik heb er wel begrip voor dat de staatssecretaris vanuit haar verantwoordelijkheid voor Economische Zaken speciaal daarop het accent laat vallen. Aan de andere kant vraag ik haar mij niet kwalijk te nemen dat ik haar erop aanspreek als deel van de Nederlandse regering die een totale afweging moet maken. Ik sta hier als medewetgever en ik heb het aspect van de Nederlandse taal pijnlijk gemist.

De voorzitter:

Uw statement is helder. Ik meen dat de staatssecretaris tot afronding van haar tweede termijn is gekomen. Wij gaan nog niet stemmen over de amendementen en het wetsvoorstel. Op verzoek van de CDA-fractie komt er nog een rapport van Actal. Daarna zal de heer Hessels nagaan of er nog een heropening nodig is of dat er tot stemming kan worden overgegaan. Er is een toezegging gedaan aan mevrouw Örgü over de instandhoudingen en die wordt betrokken bij de begrotingen.

De heer Blom (PvdA):

Kunt u iets zeggen over de termijnen? Ik ga natuurlijk niet vier maanden wachten op een rapport van Actal.

De voorzitter:

Dat is aan de Kamer. Er is toegezegd dat het rapport van Actal op zo kort mogelijke termijn komt. Actal werkt over het algemeen zeer snel. Het is aan de Kamer om er wel of niet op te wachten. De stemmingen zullen in ieder geval niet voor eind september plaatsvinden. Volgende week zijn er geen stemmingen.

Daarmee zijn wij aan het eind van dit debat gekomen. Ik dank de staatssecretaris.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 12.30 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven