Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 I - Arbeidsmarkt en inkomensbeleid) (28013);

het wetsvoorstel Wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 III - Natuur, milieu en vervoer) (28014);

het wetsvoorstel Wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 IV - Herziening successie- en schenkingsrecht, BTW-maatregelen, artiesten- en sportersregeling, alsmede overige aanpassingen) (28015);

het wetsvoorstel Wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V - Sociale zekerheidswetgeving) (28016);

het wetsvoorstel Wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 II - Economische infrastructuur) (28034).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw De Vries (VVD):

Voorzitter. Allereerst wil ik de staatssecretarissen danken voor hun uitgebreide beantwoording. Op een aantal punten heb ik nog vragen. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij in zijn tweede termijn nog toekomt aan nadere informatie over de problematiek van het verlagen van de toetrederskorting van 6000 naar 5000 gulden en de gevolgen die dat heeft voor het verhogen van de combinatiekorting. Dat zou niet kunnen per 1 januari 2002. De staatssecretaris heeft het boetekleed aangetrokken door te zeggen dat hij de Kamer daarover niet heeft geïnformeerd. Ik begrijp dat wij in volgende jaren niet meer met deze problemen te maken krijgen. Wij kunnen dan, als wij in november een debat hebben, niet meer in vrijheid bepalen of wij bepaalde voorstellen wel willen of niet, louter en alleen omdat de zaken dan voorgedrukt zijn op allerlei formulieren. Ik hoor graag nog tot welke problemen het leidt dat een en ander niet bij de aangifte achteraf geregeld kan worden.

Voorzitter. Dan kom ik bij de regeling voor chronisch zieken. Wij hebben, in overleg met een aantal collega's, nagegaan of de regeling die wordt voorgesteld niet specifieker tegemoet kan komen aan daadwerkelijk gehandicapten en chronisch zieken. Om technische redenen zijn wij daar niet uitgekomen. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij dat wil onderzoeken. In dit kader vraag ik de staatssecretaris om expliciet in te gaan op het amendement van de heer Vendrik op dit punt, met name als het gaat om de dekking van dat amendement.

De staatssecretaris heeft gezegd dat hij bij koninklijk besluit een zelfstandigenaftrek voor zwangere ondernemers wil regelen. Ik zou het plezierig vinden als de staatssecretaris in april, voordat zijn termijn als staatssecretaris in dit kabinet afloopt, met dat koninklijk besluit komt.

Dan het belastingplan deel II. Wat de vennootschapsbelasting betreft ben ik blij met het betoog van de staatssecretaris. Het kan niet beter. Heb ik goed begrepen dat de voorgestelde regeling voor de film-BV's uitvoerbaar is en niet zal leiden tot oneigenlijk gebruik en misbruik?

Wat het belastingplan deel III betreft zijn nog wat punten blijven liggen. Ten eerste het probleem dat de kleinschalige waterkracht niet meer onder het nultarief van de REB valt. De staatssecretaris heeft gezegd dat de maatregel niet tot veel problemen zal leiden. Naar ons oordeel heeft deze maatregel echter wel degelijk een negatief milieueffect. Wij hebben begrepen dat distributiebedrijven in plaats van de schone waterkracht die zij nu uit het buitenland halen over zullen gaan tot de input van minder schone biomassa. De kleinschalige waterkrachtprojecten die in Nederland ontwikkeld worden, zullen stopgezet worden, omdat er geen duidelijkheid over is wat er uit de overleggen zal komen die volgens de staatssecretaris plaats moeten vinden. Daarnaast is er op basis van de huidige wetgeving al stevig geïnvesteerd in de kleinschalige waterkracht. In feite worden dat dan desinvesteringen. Tegen deze achtergrond dien ik mede namens een aantal collega's de volgende motie op dit punt in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Belastingplan 2002 waterkracht uit het nultarief van de REB wordt gehaald;

overwegende dat de ontwikkeling van energieopwekking door waterkracht in Nederland bijdraagt aan duurzame energievoorziening;

verzoekt de regering, maatregelen te nemen teneinde de ontwikkeling van waterkrachtinstallaties in Nederland te blijven stimuleren per 1 januari 2002,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Vries, Dijsselbloem, Giskes en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(28013,28014,28015,28016,28034).

Mevrouw De Vries (VVD):

Ik heb een paar resterende vragen over deel IV van het belastingplan, dat betrekking heeft op de herziening van het successierecht. Ik heb de staatssecretaris aangegeven dat ons signalen bereiken dat, als een ouder overlijdt en de andere ouder bijvoorbeeld het vruchtgebruik over de woning of over een vordering krijgt, de fiscus successierechten heft, hoewel de erfgenamen, bijvoorbeeld de kinderen, nog geen financieel voordeel genieten. Is dat inderdaad zo en hoe zit dat in elkaar?

De VVD-fractie heeft aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de waarderingsgrondslag van landbouwgronden en wil duidelijkheid hebben over de "going concern"-waarde. Wanneer wordt hierover door de staatssecretaris gepubliceerd, zodat voor de praktijk duidelijk wordt hoe men met die waarde moet omgaan?

Nu kom ik bij de successierechten zelf. De VVD-fractie vindt het teleurstellend dat de algehele partnervrijstelling niet op een meerderheid van de Kamer kan rekenen. Wij vonden dat een mooi voorstel van de regering, maar het zit er niet in. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris in de nota van wijziging een plafond van één miljoen wil introduceren. In de besprekingen hebben wij de nodige bedragen voor onze kiezen gekregen: van zes ton naar acht ton naar één miljoen. Ik moet dan maar incasseren dat het plafond door ons toedoen naar 1 mln is verhoogd. Het is bijzonder jammer dat er geen meerderheid voor blijkt te bestaan om de waardering van de eigen woning op 60% te houden, maar als daar geen meerderheid voor is, houdt het op. Ik heb hierover wel een vraag: wat is het budgettaire beslag van die verhoging en wat kost het om vervolgens van 1 mln naar 1,1 mln en naar 1,2 mln te gaan?

Ik heb de staatssecretaris in eerste termijn nadrukkelijk verzocht om begin volgend jaar een notitie te maken over de fietsenregeling, de carpoolregeling, reizen met het openbaar vervoer en reizen met auto's van de zaak en met privé-auto's. Wij zijn immers van mening dat daar in de notitie Fiscaliteit en mobiliteit geen aandacht aan wordt besteed. Wij willen nadere gegevens hebben om te bekijken of wij dat systeem in zijn totaliteit niet kunnen verbeteren of vereenvoudigen. De staatssecretaris zei dat ik hem moest proberen te overtuigen. Ik zou het bijzonder jammer vinden als hij zo'n ordentelijk verzoek van de VVD-fractie naast zich neerlegt omdat hij kennelijk geen zin heeft om eraan tegemoet te komen. Ik doe een uitdrukkelijk verzoek op hem om die notitie wel te geven.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Wat beoogt u met die notitie? Wilt u naar een totale opschoning van al deze zaken? Wilt u die zaken allemaal uit de fiscaliteit gooien of samenvoegen in één soort kilometervergoeding?

Mevrouw De Vries (VVD):

Als u de debatten hebt gevolgd, weet u dat de staatssecretaris het hele circus van al deze regelingen, dat een ratjetoe is, "een kerstboom met allemaal ballen" heeft genoemd. Ook hij vindt het dus niets. Wij willen bekijken of wij die kerstboom met ballen niet kunnen versimpelen, zodat er eenduidiger regelgeving komt en zodat de administratieve lasten voor werkgevers kunnen worden verminderd. Dat zou ook u moeten aanspreken. Daarnaast wil ik graag de voors en tegens van een en ander op een rijtje hebben. Ik wil weten wat de haken en ogen zijn als iemand een auto van de zaak via de vennootschapsbelasting kan regelen. Wij willen het beeld in zijn totaliteit verkrijgen, om de vraag te beantwoorden of wij dit niet wat moeten versimpelen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik zie niet veel meer overeenkomst tussen de onderwerpen die mevrouw De Vries noemt dan dat het zich allemaal op wielen voortbeweegt. Mevrouw De Vries wil toch niet eenzelfde kilometerstaffeling voor de bestelwagen als voor de fiets? Zij gooit alles op een hoop en vraagt vervolgens naar een overkoepelend verhaal. Het gaat toch over totaal verschillende dingen?

Mevrouw De Vries (VVD):

Het zijn inderdaad totaal verschillende dingen. Zij hebben wel met vervoer te maken. De heer Dijsselbloem maakt mij bovendien niet wijs dat hij het eenvoudig vindt dat voor de ene regeling woon-werkkilometers wel tot een bepaalde hoeveelheid meegeteld moeten worden en voor de andere regeling niet. Het is onoverzichtelijk. Dat onderkennen wij allemaal. Het enige wat ik vraag aan de staatssecretaris is om de Kamer hierover een brief of notitie te schrijven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is het echt nodig om zes weken voor de verkiezingen de heer Hofstra aan een kwartiertje autoliefde te helpen?

Mevrouw De Vries (VVD):

Dit is een retorische vraag. Wat wij vragen is zeer ordentelijk.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik begrijp dat de VVD blij is dat wij een ding parallel hebben geregeld, namelijk dat woon-werkkilometers altijd woon-werkkilometers en altijd privé zijn. De VVD steunt daarmee het kabinetsvoorstel van harte.

Mevrouw De Vries (VVD):

Mevrouw De VriesGiskes heeft niet opgelet. Wij zijn hiervan volstrekt geen voorstander. Wij vinden het ook zeer te betreuren dat het plaatsvindt.

Mevrouw Giskes (D66):

Daardoor wordt het echter ingewikkeld, mevrouw De Vries!

Mevrouw De Vries (VVD):

Ik begrijp dat mevrouw Giskes anti-auto is. Dat zijn wij niet. Wij willen graag een notitie zien die op deze zaken ingaat. Wij zijn allemaal, inclusief D66, voor eenvoudige regelgeving en harmonisatie. Ik noem het voorbeeld van de successierechten om dat te bewijzen. Wij willen dat ook op het gebied van de auto. Dat valt alleen maar te waarderen. Mevrouw Giskes zou ons voorstel dan ook moeten steunen.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden in eerste termijn. Ik kan mijn tweede termijn heel kort houden. Ik ga immers niet in op alle amendementen betreffende deel V, die wij in uitgebreide interruptiedebatjes in eerste termijn hebben besproken en die wij toch niet zullen steunen.

Ik dank de staatssecretaris van Sociale Zaken voor zijn toezegging om te komen tot een evaluatie van de premiekortingsregeling. Wij zouden overigens willen dat die na twee jaar en niet na drie jaar aanvangt. Kan hij dat toezeggen?

Wij hebben in ieder geval goed in onze oren geknoopt dat de staatssecretaris heeft gezegd dat er dan geen uitverdieneffecten meer mogen bestaan. De kosten van de wet moeten terug zijn gehaald, om zijn woorden uit de eerste termijn te gebruiken. Ik had natuurlijk liever een concreet getal gehad. Ook deze voorwaarde van de regering is echter vrij hard. Levert het bedrag dat ook aan de premievrijstellingsregeling wordt besteed, zoals bij de huidige REA het geval was, niet dezelfde besparing aan uitkeringen op, dan is het geen succes en wordt de regeling heroverwogen. Dank voor deze heldere en concrete toezegging.

Ik heb na mijn eerste termijn samen met mevrouw Giskes en de heer De Haan een amendement ingediend op stuk nr. 17, dat ik nog niet heb toegelicht. Het amendement beoogt de forfaitaire korting op de WAO-premie te "deforfaiteren" oftewel het vaste kortingsbedrag te vervangen door een percentage van de premie. Dezelfde systematiek gaat dan gelden als de systematiek die de regering voorstelt voor de premiekortingsregeling. Ons amendement leidt ertoe dat werkgevers ten behoeve van oudere werknemers een met de loonkosten oplopende premiekorting krijgen waardoor zij door het hele loongebouw heen optimaal gestimuleerd worden, ook oudere werknemers in dienst te nemen of te houden. Omdat het niet meer forfaitair is, wordt voor oudere werknemers, ook in hogere beloningsschalen, procentueel hetzelfde maar nominaal een hoger bedrag verstrekt. Ook na het niveau van het maximumdagloon wordt deze korting verstrekt, net als in het regeringsvoorstel, zij het dat die natuurlijk nooit hoger is dan 2% van het maximumdagloon. Het amendement is overigens budgettair neutraal ten opzichte van de huidige regeling uitgevoerd.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Ik constateer dat wij geleidelijk aan toewerken naar meerderheden op een aantal punten. Het belastingplan zal, zoals het er nu naar uitziet, op een reeks punten verder worden verbeterd, onder andere koopkrachtbeeld, kinderopvang, scholing en combinatiekorting. Gegeven het pakket dat wij samen met de coalitiepartners hebben opgesteld ten aanzien van zowel het koopkrachtbeeld als alles dat samenhangt met de toetrederskorting, zal het duidelijk zijn dat mijn fractie de CDA-voorstellen over de toetrederskorting en de kinderkorting niet zal steunen.

Ik heb een amendement ingediend inzake de zorg voor inwonende gehandicapten van 27 jaar en ouder. De staatssecretaris heeft daar positief op gereageerd en ik hoop op brede steun van de collega's. Verder hebben wij steun verleend aan het amendement van de heer Van der Vlies waarmee ook de zorg voor zorgafhankelijke ouders, broers of zusters in de aftrek kan worden betrokken. De extra budgettaire ruimte die daardoor ontstaat, zouden wij willen inzetten voor werkgevers die een Wajong'er in dienst nemen (amendement-Van Dijke/Smits).

Met de heer Vendrik ben ik van mening dat de fiscale faciliteiten voor chronisch zieken en gehandicapten beter bij de doelgroep terecht moeten komen. Wij blijven op zoek naar mogelijkheden daartoe. Ik ben in dat verband benieuwd naar een reactie van de staatssecretaris op de amendementen van de heer Vendrik. Ik kan mij niet voorstellen dat de staatssecretaris niet zou kunnen reageren op die amendementen, nu het ministerie al drie jaar zoekt naar oplossingen en toch alle opties moet hebben beproefd op voor- en nadelen, kosten en uitvoerbaarheid. Omdat ik geen derde termijn heb, kan ik de reactie van de staatssecretaris niet afwachten. Daarom dien ik op dit moment een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ondersteunende maatregelen voor chronisch zieken en gehandicapten nog onvoldoende specifiek bij deze doelgroep terechtkomen;

constaterende dat om dat te bewerkstelligen deze doelgroep eenduidig moet worden afgebakend;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk met voorstellen te komen waarbij de inkomensondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten op basis van indicatiestelling specifiek terechtkomt;

verzoekt de regering, de voorstellen zo mogelijk met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem, De Vries, Giskes en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(28013,28014,28015,28016,28034).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Wat betreft de co-ouders heb ik de staatssecretaris goed begrepen. Daarom zie ik op dit moment af van een amendement. Ik Dijsselbloemhoop dat hij mij ook goed heeft begrepen. Om dat zeker te stellen, leg ik een motie aan de Kamer voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat co-ouders gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de zorg van kinderen;

overwegende dat de belastingwetgeving geen rekening houdt met co-ouderschap;

van mening dat de alleenstaandeouderkortingen en de verschillende kinderkortingen ieder voor de helft aan beide ouders ten goede zouden moeten kunnen komen;

verzoekt de regering, overal waar in het belastingstelsel 2001 sprake is van achterstelling van co-ouders, dit te corrigeren,

en verzoekt de regering, dit eventueel met terugwerkende kracht per 1 januari 2002 in werking te laten gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem, Giskes, De Vries en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(28013,28014,28015,28016,28034).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Voor het midden- en kleinbedrijf hebben wij een stevig pakket neergelegd in een aantal amendementen. Ook zijn wij ervan overtuigd door de staatssecretaris dat het midden- en kleinbedrijf in voldoende mate meedeelt in een eventuele vennootschapsbelastingverlaging. Dat gezegd hebbende, hebben wij geen behoefte aan het CDA-voorstel om de vennootschapsbelastingverlaging toe te spitsen op het opstapje.

Daarmee kom ik op de 500 mln gulden die het kabinet zou willen inzetten voor de verlaging van het toptarief van de vennootschapsbelasting. Ten opzichte van mijn inbreng in eerste termijn is nog niet veel veranderd in onze positie. Wel stel ik vast dat de werkgevers de bereidheid lijken te hebben de salarissen van hun topmanagers te bevriezen, zo lazen wij vanmorgen in de krant. Dat is echte winst en zou een betekenisvol gebaar kunnen zijn voor het najaarsoverleg morgenochtend. Ik hoop dat het brede navolging krijgt.

Gisteravond stelde ik de vraag wat de echte prioriteit van de werkgevers is. Zij willen een VPB-verlaging van 1%. Vorige week kwam de premieverlaging erbij. In een brief van een paar dagen geleden werd gepleit voor afschaffing van de kapitaalbelasting. Het is bij elkaar een zeer kostbaar pakket. Gisteravond en vanochtend zijn wij door VNO op allerlei manieren benaderd. Er is ons steeds te verstaan gegeven dat VNO maar één prioriteit heeft en dat is de verlaging van de VPB. Dat is genoteerd. Zoals gesteld, zijn wij geen tegenstander van een lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Op dit moment is dat zelfs zinvol. Wij zijn ook geen principieel tegenstander van een verlaging van de VPB. Wij zijn echter nog steeds van mening dat een beheerste loonkostenontwikkeling absoluut prioriteit moet hebben en dat deze lastenverlichting, deze 500 mln gulden, een rol moet spelen bij de afspraken daarover. Om die reden zal mijn fractie het najaarsoverleg morgenochtend afwachten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Morgen hebben wij geen debat meer. Wat moet die uitkomst zijn, opdat u mijn amendement dat de verlaging van de VPB onderuithaalt, gaat steunen?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Steun voor dat amendement zal er van ons niet komen. Wij willen het geld beschikbaar houden voor verlaging van de lastendruk voor werkgevers. Wij achten het wel mogelijk dat er de komende maanden wordt toegewerkt naar een loonafspraak. Wij zouden dat zeer toejuichen. Bij een bredere afspraak waarbij mogelijk lastenverlichting voor werknemers wordt betrokken, zou dit bedrag een rol kunnen spelen. Dat zou een van de uitkomsten morgenochtend kunnen zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die redenering begrijp ik. Ik bestem de vrijvallende middelen nergens voor. Het enige wat ik regel is, dat de verlaging van het algemene tarief niet doorgaat. Daarmee valt na aanneming van het amendement 500 mln gulden vrij. Ik ben zo genereus om het aan het kabinet te laten in het licht van het najaarsoverleg – ik probeer wat bij u aan te sluiten; misschien kan het andersom ook – om die 50 mln gulden beter te besteden.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik wacht morgenochtend af. Als het instrumenteel is en in het licht van mogelijke loonafspraken later dit jaar of in het vroege voorjaar, dan kan het van wijsheid getuigen om het bedrag voorlopig op de plank te leggen. Wij zullen bekijken of dat moet in de vorm van een amendement of anderszins. Misschien komt het kabinet er zelf mee.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan mag ik toch aannemen, al was het maar uit collegialiteit, dat ik morgen van u een prachtige stemverklaring hoor met betrekking tot mijn amendement. Ik ben daar razend benieuwd naar.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Laten wij eerst de uitkomst van het najaarsoverleg afwachten.

Het schriftelijk antwoord over de elektriciteitsbeurs en het kunnen bieden van de afdrachtskorting aan WKK-installaties verbaast ons. Het antwoord stelt dat de volledige grip op kardinale punten moet worden gewijzigd, als je deze APX-beurs hierin zou betrekken. Dat lijkt ons wel erg gortig en is strijdig met wat in eerdere contacten met het ministerie van Economische Zaken werd gezegd. Ik vraag de staatssecretaris om een snelle brief van het kabinet (binnen enkele maanden) zodat de problemen kunnen worden opgelost in plaats van groter gemaakt. Het helpt ons aan een betere marktwerking. Dat zou de minister van Economische Zaken moeten aanspreken. Graag een toezegging op dit punt.

Op het punt van de waterkracht kan ik aansluiten bij collega De Vries. Wij steunen haar motie.

Ik heb aandacht gevraagd voor het openstellen van de Regeling groen beleggen voor de biologische landbouw in omschakeling. De staatssecretaris kon daarover geen Dijsselbloemtoezegging doen. Ik dien hierover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat groenfinanciering ten behoeve van biologische landbouw pas beschikbaar komt als het EKO-certificaat is verstrekt;

overwegende dat de omschakeling twee jaar duurt waardoor in die periode een liquiditeitstekort binnen bedrijven kan ontstaan;

verzoekt de regering, bedrijven die reeds beginnen met omschakeling in aanmerking te laten komen voor groenfinanciering op basis van een groenverklaring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(28013,28014,28015,28016 en28034).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik hoop op brede steun voor ons op deel III van het belastingplan ingediende amendement op stuk nr. 8, betreffende de overgangsregeling voor het woon-werkverkeer met een lease-auto. In eerste termijn pleitten wij voor een maximering in de bijtelling voor bestelbussen. De staatssecretaris zei dat dit dan ook zou moeten gelden voor de lease-auto. Die redenering volgen wij niet. Dat doet hij zelf ook niet, want zelf stelt hij ook een apart fiscaal regime voor de bestelbus voor. Blijkbaar is er een reden om te zeggen dat het gaat om verschillende zaken. Vanuit de redenering dat de werknemer de keuze voor een bestelbus niet maakt, vinden wij een plafond gerechtvaardigd. Helaas moeten wij op dit moment van een amendement afzien, omdat dit een budgettaire derving van 25 mln gulden tot gevolg zou hebben. De dekking daarvoor hebben wij thans niet. Toch wil ik dit punt gemaakt hebben. Kan de staatssecretaris de definitieve regeling, waarover hij nog spreekt met sociale partners, te zijner tijd aan ons doen toekomen?

Ten slotte vinden wij dat het nieuwe regime voor de bestelbus betekenis zou moeten hebben bij het beoordelen van de aangiften in april van het volgend jaar. Wij vrezen problemen doordat mensen de ingewikkelde kilometeradministratie niet hebben bijgehouden. Men heeft verwacht dat het allemaal zou meevallen en er waren ook berichten dat het zou worden aangepast. Kortom, wij verwachten chaotische toestanden. Wil de staatssecretaris binnen zijn mogelijkheden zoveel mogelijk souplesse betonen bij het beoordelen van aangiften?

Dan nog iets over deel IV, betreffende successie. Wij verwelkomen de nota van wijziging, die ik overigens pas zojuist heb ontvangen. Wij steunen het – nog in te dienen – amendement-Giskes waarin de modernisering van tariefgroep 3 vorm zal krijgen door het introduceren van een belastingvrije voet. Wat gebeurt er met de eis van het gedurende vijf jaar fiscaal partner zijn? Wij hadden op dit punt een amendement voorbereid. Is dit nu in de nota van wijziging verwerkt of anderszins opgelost?

Mevrouw Smits (PvdA):

Voorzitter. Voor onze fractie weegt zwaar dat er straks een bruikbaar, gemakkelijk te hanteren reïntegratie-instrumentarium beschikbaar komt. Het moet gemakkelijk en aantrekkelijk zijn voor werknemers, werkgevers en uitvoeringsinstellingen. Daarom zijn wij zeer ingenomen met de bonus die beschikbaar komt voor arbeidsongeschikte werknemers die werk aanvaarden. Werken gaat ook voor die groep lonen. Wel ervaren wij het nog als een probleem dat veel arbeidsongeschikten aangeven dat zij bang zijn die stap te zetten, omdat zij te maken kunnen krijgen met een herbeoordeling die ze op inkomensachterstand zou kunnen zetten. Wij hadden op dit punt een amendement ingediend. De staatssecretaris heeft aangegeven dat daaraan gevolgen verbonden zijn die ook wij onwenselijk zouden vinden. Wel erkende hij onze zorg en zegde hij een nota toe over dit onderwerp. Die toezegging incasseren wij graag en wij trekken het desbetreffende amendement in.

De voorzitter:

Het amendement-Smits c.s. (28016, nr. 10) is ingetrokken.

Mevrouw Smits (PvdA):

Voorzitter. Ook over de WSW had ik een amendement ingediend. Het kabinetsvoorstel dreigt te leiden tot een omzetdaling, omdat premievoordeel bij uitbesteding van werk aan WSW-instellingen vervalt. Dat vind ik een verkeerd signaal. In de evaluatie van de Wet REA is de WSW niet besproken of onderzocht. De maatregel komt voor ons uit de lucht vallen. Vandaar het amendement waarin wij hadden geregeld dat dit premievoordeel behouden zou blijven. Ik heb moeten constateren dat hier geen dekking voor is, omdat een meerderheid van VVD, CDA en D66 weigert mee te gaan in het maximeren van de premiekorting voor oudere werknemers. Dat is jammer, want dat verhindert een oplossing voor de WSW. Het desbetreffende amendement trek ik in. Wij komen er bij de behandeling van de begroting van SZW nog op terug.

De voorzitter:

Het amendement-Smits c.s. (28016, nr. 8 herdruk) is ingetrokken.

Mevrouw Smits (PvdA):

Zoals ik zei, is een meerderheid van CDA, VVD en D66 voor het wijzigen van de premiekorting die werkgevers kunnen krijgen voor oudere werknemers. Wij vinden dat een slecht amendement. Het betekent namelijk dat de werkgever voor alle hoger betaalde werknemers ouder dan 58 jaar, een hogere korting krijgt dan voor lager betaalde werknemers. Dit, terwijl 90% van de WW'ers een lager inkomen had. Dat is echt verkeerd.

Werkgevers kunnen een premiekorting krijgen voor arbeidsgehandicapte werknemers. In het kabinetsvoorstel heeft dit een voordeel tot gevolg van minder dan 1000 gulden tot 8800 gulden, terwijl het nu voor iedereen 8000 gulden is. Dit zet laagbetaalde werknemers met een handicap op grote achterstand. Werkgevers zouden voor hen veel meer dan nu ertoe gedwongen zijn, een beroep te doen op de subsidieregeling. Dit belast werkgevers, zelfs in zodanige mate dat zij in de praktijk afzien van het aanvragen van de subsidie. Het belast uitvoeringsinstellingen, voorzover de werkgevers het toch doen. In een amendement wordt een voor iedere arbeidsongeschikte werknemer gelijk bedrag voorgesteld. Dit geldt ook voor deeltijders, maar op een lager niveau. Ik weet niet of het amendement al is ingediend; anders komt het nog. De bedragen zijn hierin zo ingevuld dat het amendement ook volgens het departement budgettair neutraal is.

Wajong'ers en schoolverlaters met een handicap, de vroeggehandicapten, vormen een groep die extra last zal hebben van het kabinetsvoorstel. Daarom steunen wij het amendement-Van Dijke voor een extra premiekorting voor deze groep.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ook ik verschijn weer fris en vrolijk hier aan de meet, net als mevrouw De Vries enorm geïnspireerd.

Ik spreek om te beginnen mijn dank uit aan ambtelijke Financiën en overigens ook ambtelijk Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar ik denk dat Financiën de afgelopen tijd iets meer gemaltraiteerd is door een overmatige beleidsbehoefte van het paarse kabinet. Daar komt de Kamer dan nog overheen met veel vragen en nog meer amendementen. Dat moet dan allemaal weer passen. Het is toch wel bijzonder dat dit allemaal kan. Hiervoor zeg ik dank. Ik heb mijn best gedaan om een steentje hieraan bij te dragen om niet al te vroeg thuis te komen.

Uit het debat van vanmiddag blijkt dat het denkbaar is, ook in de toekomst, dat het kabinet voorstellen doet die omwille van de noodzakelijke invoeringstermijn bij de belastingdienst niet meer door de Kamer geamendeerd kunnen worden. Dit is een buitengewoon ongelukkige gang van zaken. De staatssecretaris gaat zich hierop beraden. Ik heb al in een interruptie gezegd dat de uitkomst niet anders kan zijn dan dat het recht van amendement van de Kamer op geen enkele manier te kort wordt gedaan. Ik kan het niet anders zien dan dat óf het belastingplan dan maar eerder wordt ingediend, óf er iets wordt geregeld voor de uitvoering bij de belastingdienst. Dat zal ook problemen meebrengen, maar het is echt het een of het ander. Anders raken wij in de situatie dat het kabinet het alleenrecht heeft om fiscale voorstellen te doen en vervolgens tegen de Kamer zegt dat het recht van amendement zinloos is, omdat een amendement niet is uit te voeren in het jaar waarop het belastingplan betrekking heeft. Dit kan niet.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

U slaat terecht een piketpaaltje voor de bevoegdheden van de Kamer. Bent u het met mij erover eens dat wij ook een ander piketpaaltje goed in de gaten moeten houden, namelijk dat burgers vanaf 1 januari moeten weten op welke voorlopige teruggaaf zij recht hebben? Dit is het tweede ijkpunt waarmee wij bij de evaluatie rekening moeten houden om een oplossing voor de komende jaren te vinden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb al gezegd dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Ik begrijp best dat een tijdige invoering van voorgenomen maatregelen bij de belastingdienst nodig is. Dat is heel goed. Ik vind het echter merkwaardig om burgers te plezieren met een goede uitvoering van maatregelen waarmee de Kamer het misschien in meerderheid niet eens is.

Mevrouw De Vries (VVD):

Voorzitter. Ik heb de behoefte, de heer Vendrik krachtig te steunen. Dit blijkt ook uit mijn eerste termijn. Het recht van amendement mag de Kamer niet worden ontnomen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik dank mevrouw De Vries voor deze krachtige steun.

De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat de Kamer in verband met de inkomenspositie van chronisch zieken en gehandicapten niet een steekje, maar een zeer forse steek heeft laten vallen. Voor mijn fractie past hierbij de nodige schaamte. Ik kan op dit moment hier slechts aankondigen dat wij het gaan herstellen. Het IGCZ-rapport, dat de Kamer rond de zomer heeft bereikt, zal opnieuw in procedure genomen moeten worden. Ik kom later in mijn termijn erop terug.

Ik geef een korte reactie op datgene wat de staatssecretaris zei over de omvang van het belastingplan. Hij zei dat de Kamer net als het kabinet graag verschillende fiscale onderdelen in hun budgettaire samenhang zal willen bezien. Wanneer de Kamer apart, op een ander moment in het jaar, een stuk wetgeving rond bijvoorbeeld de herziening van het successierecht voorgelegd krijgt, dan is daarmee automatisch gegeven dat elke wijziging die het kabinet dan wel de Kamer wil voorstellen, binnen een budgettair neutrale context of in ieder geval binnen een bepaalde budgettaire marge thuishoort, aldus de staatssecretaris. Ik merk dan wel op dat de staatssecretaris enkele elementen uit het rapport-Moltmaker heeft overgenomen, omdat juist hij, c.q. het kabinet, die budgettaire ruimte nodig had om een aantal voorstellen te verwezenlijken. Het is dus ook zijn keuze geweest om een deel eruit te halen, omdat hij budgettaire ruimte nodig had. Dat is de politieke keuze die hem ertoe noopte om dat deel van de herziening van het successierecht in het belastingplan op te nemen. Dit was wat ons betreft niet nodig geweest. Het doet ons deugd dat enkele voorstellen die het kabinet op dat punt gedaan heeft, door een meerderheid van de Kamer nu reeds buiten werking zijn gesteld. De staatssecretaris is althans met een nota van wijziging gekomen die inderdaad buitengewoon verstandig aandoet.

Nu ga ik kort even op de verschillende belastingplannen in. Het eerste plan is alweer een beetje opgeknapt: de flexibele beloning is eruit en er is een aanpassing van de toetredingskorting. Deze zit in verschillende amendementen; de aanwending is verschillend. In ieder geval wordt de doelgroep beperkt; de herintreders krijgen geen recht. Dat was ook de positie van mijn fractie. Het is een verbetering. Over de aanwending kom ik nog te spreken.

Inderdaad blijft de inkomenspositie van chronisch zieken en gehandicapten één van de grootste knelpunten van dit eerste belastingplan. Het doet mij verdriet dat de staatssecretaris in eerste termijn eigenlijk nauwelijks of geen antwoord heeft gegeven op de vragen en opties die ik op tafel heb gelegd. Daarmee heeft hij mij ook in een positie gebracht dat ik het noodzakelijk vond om in ieder geval de vier de voorstellen die ik gedaan heb, in de vorm van drie amendementen aan de Kamer voor te leggen. Dat zijn ook drie opties; die hoeven niet allemaal tegelijkertijd in stemming te komen. Ik wacht op dat punt even het debat met de staatssecretaris af en wat de collega's daar vervolgens van vinden.

Het is echter heel hard nodig dat de Kamer hier nu een keer werk van maakt. Het is, geloof ik, het vijftiende amendement rond chronisch zieken en gehandicapten dat ik in mijn parlementaire bestaan heb gemaakt. Die zaak loopt al lang. Alle amendementen zijn in verschillende vorm al een keer eerder de revue gepasseerd. Ik vind het dan eerlijk gezegd – daarbij sluit ik aan bij wat de heer Dijsselbloem naar voren heeft gebracht – buitengewoon merkwaardig dat de staatssecretaris daar nu niet een gedegen antwoord op kan geven en dat hij het niet weet. Ik zou denken dat de staatssecretaris, met zoveel kwaliteit op het ministerie van Financiën, inmiddels geacht kan worden het te weten. Het collectief geheugen zal daar intussen toch wel een beetje opgefrist zijn, want dit is absoluut geen nieuwe kwestie. Wij praten hier vaker over. Ik vraag om een duidelijk, helder en eerlijk antwoord op de drie amendementen die ik bij het eerste plan heb ingediend.

Wat betreft de toetredingskorting merk ik op dat ook wij voorstander zijn van het beperken van de doelgroep met uitsluiting van de herintreders. Wat ons betreft mag het geld dat daarmee vrijgespeeld wordt, één op één naar een verbetering van de fiscale faciliteit voor kinderopvang. Het amendement op stuk nr. 17 strekt daartoe. Er is een aantal amendementen waarin een en ander gecombineerd wordt. Dat betreft de amendementen op de stukken nrs. 13, 14 en 16. Ik dacht dat er nog een herziening aankomt van het amendement op stuk nr. 13 van mevrouw Giskes, maar ik wijs erop dat in beide amendementen – zowel in nr. 13, als in nr. 14 – een verhoging van de combinatiekorting wordt gerealiseerd, waarvan wij zo-even helaas van de staatssecretaris hebben moeten begrijpen dat die verhoging in 2002 niet doorgaat. Of dat er nu uitgehaald wordt of wordt getemporiseerd, ik zou denken dat het beter is om dan even af te zien van de verhoging van de combinatiekorting – dat kan volgend jaar weer besproken worden – en het geld te reserveren voor de kinderopvang.

Mevrouw Giskes (D66):

Als ik de redeneringen van mijnheer Vendrik probeer te volgen, valt mij op dat hij het altijd zo jammer vindt dat de combinatiekorting niet bevordert dat mensen echt gaan combineren en dat zij een deel van de tijd thuis zitten. Nu gaat hij het allemaal stoppen in de kinderopvang, maar dat richt zich ook op mensen die de kinderen ergens anders onderbrengen; het betreft bovendien alleen jonge kinderen. Dit, terwijl de combinatiekorting een ruimer bereik heeft van mensen met zorgtaken voor opgroeiende kinderen. Dat zou hij toch moeten omarmen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het punt is dat ik liever kies voor verlaging van de inkomensgrens die toegang geeft tot de fiscale faciliteit voor kinderopvang. Immers, dat is met name een probleem voor lagere en laagste inkomens die toetreden tot de arbeidsmarkt. Daar doet de knelsituatie zich voor van partners die in deeltijd gaan werken en die een klein inkomen verdienen. Dat is de groep waar wij het meeste naar kijken in het kader van het vraagstuk van arbeid en zorg. Deze mensen besteden voor een deel de zorg voor kleine kinderen uit via de kinderopvang en voor een ander deel doen zij de zorg zelf: zij lopen aan tegen de grens en hebben een probleem met die faciliteit. Daarom kiezen wij dáárvoor, omdat het juist voor die groep naar onze mening nauwelijks loont om te gaan werken. Zij maken de stap van niet-werken naar een kleine baan, waarvan vervolgens het inkomen voor het merendeel naar de kinderopvang gaat. Wij maken de stap om die groep extra in de bloemen te zetten door de inkomensgrens wat te verlagen. Het is overigens ook denkbaar om de drempelbedragen waarboven fiscale aftrek mogelijk is, iets te verlagen. Je zou het zelfs kunnen combineren. Wij hebben uiteindelijk gekozen voor het verlagen van die inkomensgrens. Daartoe strekt het amendement op stuk nr. 17.

Ik heb een vraag aan de indieners van de amendementen op de stukken nrs. 13 en 14. Ik dacht dat in beide amendementen een verhoging van de combinatiekorting was geregeld. Is dat cumulatief? Ik dacht dat beide amendementen elkaar in die zin weer uitsloten. Ik hoop dat er op dit punt helderheid komt, los van de vraag of het in 2002 wordt ingevoerd.

Ik kom nog even terug op mijn amendementen over chronisch zieken. Ik heb volgens mij per abuis – de heer Van Dijke is er niet – in mijn onmetelijke enthousiasme zijn naam er alvast onder gezet, terwijl steun verlenen aan een amendement niet onmiddellijk betekent dat de desbetreffende woordvoerder het ook wil ondertekenen. Ik ben er niet zeker over. Het lijkt mij verstandig om u bij deze te verzoeken de naam van de heer Van Dijke te verwijderen onder de desbetreffende amende menten. Dat was een iets te grote brutaliteit van mijn kant.

De voorzitter:

Ik stel voor dat dit amendement wordt herdrukt met een wijziging van de ondertekening.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft gezegd dat er inmiddels een nader onderzoek is gestart naar de inkomenspositie en de buitengewone uitgaven van chronisch zieken en gehandicapten. Er was op dat moment geen ruimte voor enige interruptie, maar dat riep bij mij de vraag op: weten wij niet al genoeg, dit is al zo lang in debat, er zijn al zoveel verschillende stukken, er zijn zoveel gegevens. Ik ben nooit tegen meer onderzoek. Zo wetenschappelijk wil ik ook wel ingesteld zijn, samen met de heer Van der Ploeg. Wellicht kan de staatssecretaris nog aanduiden wat precies de meerwaarde moet zijn van dit onderzoek.

Ik kom bij de codificatie van jurisprudentie. Ik heb uit de schriftelijke beantwoording begrepen dat het vooral de niet-medische hulpmiddelen betreft en dat ook de woonkosten die in aftrek worden toegelaten daarbij worden betrokken. Dat is een heel belangrijk gegeven. Wij kunnen hier met elkaar discussiëren over de vraag op welke wijze bepaalde kosten in aftrek worden toegelaten, maar uit de praktijk is mij gebleken dat minstens zo relevant is welke kosten überhaupt in aanmerking komen voor aftrek dan wel opvoering bij deze fiscale faciliteit. Daarom lijkt het mij van bijzonder grote waarde, als de staatssecretaris twee dingen wil toezeggen. Het eerste is dat die codificatie – ik neem aan een algemene maatregel van bestuur, een koninklijk besluit of een ministeriële regeling waarin niet-medische hulpmiddelen en woonkosten met naam en toenaam worden vermeld – op tijd bij de Kamer komt, zodat zij in de gelegenheid is om er wellicht in samenhang met het hernemen van de procedure rond het IGCZ-rapport nog eens heel goed naar te kijken. Ik meen dat wij dat aan de betrokken groep verplicht zijn. Ik hoop dat de staatssecretaris zo welwillend is om het niet alleen aan de Kamer toe te zenden, maar dat vooral ook snel te doen, bij voorkeur voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Die is nog een eind weg, dus dat geeft nog enige ruimte. Het zou goed zijn als de Kamer in staat is om voor dat debat een apart algemeen overleg te hebben met de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zodat wij dat nog even goed kunnen doorakkeren. Nogmaals, ik wacht met grote spanning op het antwoord van de staatssecretaris op de door mij ingediende amendementen.

Belastingplan II gaat vooral over twee dingen: verlaging van de vennootschapsbelasting en een schralere, zij het toch tamelijk ruime fiscale faciliteit voor de film in combinatie met PPS. Ik heb een amendement ingediend om de verlaging van de vennootschapsbelasting terug te draaien. Als dat amendement het niet haalt, vrees ik dat het kabinet onze steun zal moeten missen bij de stemmingen over dit belastingplan. Dat weegt voor ons zwaar.

Ik kom bij belastingplan III. Wij hebben in eerste termijn al gezegd dat wij positief zijn over de natuur- en milieuonderdelen. Ik was buitengewoon verheugd over de woorden van mevrouw De Vries als groene liberale over de waterkracht. Daar was ik uiteraard helemaal stuk van.

Eigenlijk misstaat het mobiliteitspakket. Dat blijft helaas zo, want de staatssecretaris heeft er in eerste termijn geen verandering in gebracht. Behoudens de stimulering van wat schonere auto's, die ook in het pakket gefrommeld is, is het in het kader van variabilisatie en beprijzing een volstrekt inadequaat pakket. Wij zijn buitengewoon teleurgesteld over deze maatregelen van het kabinet en met behoud van alle goede onderdelen van belastingplan III zullen wij tegen de desbetreffende onderdelen stemmen. Ik roep de staatssecretaris op om het niet nog erger te maken door in maart met een autonotitie te komen. Ik heb een paar sponsoren voor de VVD: de Telegraaf, de Bovag en de RAI. Zo kan men dat feestje met muziek zelf organiseren voor de heer Hofstra. Daar hoeft men toch de Kamer niet mee te belasten?

Mevrouw De Vries (VVD):

Ik betreur het zeer dat de heer Vendrik zo'n karikatuur van zichzelf maakt. Hij is tegen de auto, wij zijn voor de auto. Ik heb alleen maar om informatie gevraagd met wat visies en mogelijkheden. Dat de heer Vendrik daar een grapje van wil maken, is zijn zaak.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik dacht dat liberalen altijd erg van humor hielden. Bovendien wijs ik erop dat veel, zo niet alle fiscale aspecten die bij mobiliteit spelen, in een zeer dikke notitie afgelopen zomer naar de Kamer zijn gekomen. Het kan altijd nog beter, maar die notitie ligt er. Mevrouw De Vries vraagt nu om een herhaling, terwijl zij niet eens kan aangeven wat er extra moet gebeuren. Eerlijk gezegd vind ik dat vragen naar de bekende weg.

Mevrouw De Vries (VVD):

Ik heb exact aangegeven wat ik wil hebben.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U had het over een kerstboom, maar vervolgens begon u over maart, dus dat begreep ik ook al niet.

Het wetsvoorstel voor belastingplan IV is echt ingrijpend verbeterd. Ik wees al even op de nota van wijziging die de staatssecretaris onder druk van de Kamer heeft ingediend. De algehele vrijstelling voor de partner is ingetrokken, hetgeen ons deugd doet. Op het punt van de aantasting van de positie van samenwonenden is een ingrijpende verbetering gerealiseerd. Het kan natuurlijk altijd beter. Ik heb al twee amendementen ingediend.

De staatssecretaris heeft helaas in eerste termijn niet gereageerd op het amendement dat de "verfrissing" van de accijns regelt. Het gaat om een wens die al jaren breed in de Kamer leeft. Het is vergelijkbaar met het debat over chronisch zieken en gehandicapten; het komt er maar niet van. Het zou heel goed zijn als de Kamer op dit punt een keer doorbijt, ook al gaat het om drank.

Mevrouw De Vries (VVD):

De heer Vendrik stelt bij amendement een bescheiden verschuiving voor van de accijns op frisdranken naar die op alcohol. Wij willen daarmee een signaal geven dat daadwerkelijk in een prijsverlaging moet resulteren. Dat laatste wordt echter niet geregeld. Voorkomen moet worden dat de winst in de zakken van de "frisdrankboeren" verdwijnt. Ik vind het amendement sympathiek, maar het daadwerkelijk bereiken van een effect moet natuurlijk nog wel geregeld worden. Zou het niet beter zijn om aan de staatssecretaris van Financiën te vragen om ervoor te zorgen dat via een convenant met afspraken met de branche de zaken daadwerkelijk effectief worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw De Vries snijdt dit punt terecht aan. Het is overigens een verschuiving van de accijns op frisdrank naar die op bier en wijn. De sectie gedistilleerd ontzien wij. Vraag mij niet waarom. Wat betreft het doorgeven van de accijnsverlaging op frisdrank aan de consument ben ik te rade gegaan bij de argumentatie die de minister van Financiën altijd naar voren brengt als het gaat om de omwisseling van gulden naar euro. Daar speelt een soortgelijke kwestie. Er kan gerommel in de marge ontstaan bij het omzetten van de prijzen. Ik heb de goede verwachting dat het gaat lukken om dezelfde reden die de minister van Financiën aanvoert ten aanzien van de omwisseling van de gulden naar de euro. Het heeft te maken met voldoende marktwerking, die hij op een veelheid van fronten in de Nederlandse economie voor zich ziet. Dat geldt ook voor de horecamarkt en die van de supermarkten. Daar zal de eindprijs daadwerkelijk naar beneden moeten. Het kan zinvol zijn om met de branche te bekijken of een convenant hieraan dienstig kan zijn. Wellicht kan de Consumentenbond hierin een rol spelen. Ik heb eerlijk gezegd goede hoop dat dit wordt doorgegeven. Wanneer bekend wordt dat het een brede wens van de Kamer is dat de prijs van frisdrank naar beneden gaat, kan ik mij voorstellen dat de consument bij bestellingen oplet hoe het zit met de prijzen. Aan de ene kant is overigens sprake van een bescheiden accijnsverschuiving, terwijl aan de andere kant de frisdrankprijzen als gevolg van de accijnsverlaging redelijk substantieel naar beneden gaan. Hoewel het niet met kwartjes tegelijk gaat, is het als het goed is wel merkbaar. Wanneer het niet gebeurt, is er iets aan de hand, zodat we daaraan iets kunnen doen.

Mevrouw De Vries (VVD):

Als je kijkt naar wat het per glas aan de bar scheelt, zie je dat het om centen gaat. Als je dat omrekent in euro's, is dat helemaal niets. De kans dat je het daadwerkelijk ziet, is dus heel klein. Dan schiet u uw op zich positieve doel voorbij. Het is daarom beter als u uw amendement aanhoudt en ervoor zorgt dat er overleg met de branches komt, zodat er zekerheid is dat de zaken aan de bar goed gebeuren en de opbrengst niet in de zakken van de frisdrankfabrikanten achterblijft. Het laatste kunt u niet garanderen, zodat het een ideaal streven blijft, zonder effect. Dat zou uitermate jammer zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik kan het inderdaad niet garanderen, zoals de minister van Financiën ons niet kan garanderen dat er her en der geen ondernemers rondlopen die gebruik maken van de omwisseling van guldens naar euro's, door hun prijzen stiekem te verhogen. Hij kan ons dat niet garanderen, en dan is het lastig dat u het ons wel vraagt om het aan u te garanderen, opdat u uw steun kunt verlenen aan dit amendement. De Kamer wil het al lang, en elk jaar uitstel is er één. We moeten nu toch maar eens doorbijten. Er zijn voldoende mogelijkheden om ervoor te zorgen dat die accijnsverlaging inderdaad wordt doorgegeven aan de consument.

De heer De Haan (CDA):

Ik heb eerlijk gezegd wel vertrouwen in dat convenant, waarin ik u ondersteun. De frisdrankenindustrie heeft hier de deur terecht platgelopen om dat wat onverklaarbare accijns op frisdranken te verlagen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik dank de heer De Haan voor het verschaffen van een extra argument ter verdediging van mijn amendement. Ik ben het geheel met hem eens.

Gisteren ben ik helaas niet ingegaan op een bijzonder amendement over belastingplan IV, namelijk dat op stuk nr. 10. In kringen van de Partij van de Arbeid kwam het idee op, als reparatie van het oude belastingplan voor 2001, om het dak uit het eigenwoningforfait te schieten. Ik heb het idee dat de staatssecretaris daarover meerdere malen publiekelijk zijn goedkeuring heeft uitgesproken. Dit is een mooi punt, ook voor de Partij van de Arbeid, zodat ik reken op de steun van de heer Dijsselbloem.

Over belastingplan V hebben we veel amendementen ingediend, bijna allemaal samen met mevrouw Smits. Die lijken niet in alle gevallen op een meerderheid te kunnen rekenen, mede dankzij de onverklaarbaar briljante heer Wilders. Ik overweeg mijn positie te heroverwegen, want als dit het resultaat is van mijn oppositiewerk, ben ik helemaal verkeerd bezig geweest! Wij zullen de stemming afwachten en ons daarna beraden op de eindstemming over het belastingplan. Wij steunen de algemene lijn van het kabinet naar een meer aanbodgeoriënteerd arbeidsmarktbeleid. Er hadden zelfs nog een paar stappen extra gezet kunnen worden. Belastingplan V maakt natuurlijk samen met I deel uit van die intentie. Maar wat de vormgeving betreft, verwijs ik naar alle door ons ingediende amendementen. Er is bijna geen punt ongewijzigd, wat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter harte kan nemen. De vormgeving is verre van ideaal.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Ik vond dat de staatssecretaris van Financiën een punt had toen hij zei dat hij vier van de vijf wetsvoorstellen per datum prinsjesdag bij de Kamer heeft neergelegd en dat de tijdwinst die daarbij onder bereik lag, is weggeglipt; geconstateerd moet worden dat wij deze wetsvoorstellen eigenlijk behandelen op een met eerdere jaren vergelijkbare datum. Welnu, zoals gezegd, vind ik dat de staatssecretaris daar een punt heeft. Ik ben dan ook van oordeel dat wij in het vervolg moeten kijken of het niet anders kan.

Er is nog een andere reden om het anders te doen en die is gelegen in de zowel begrijpelijke als curieuze positie die de bewindslieden moesten innemen ten aanzien van enkele wijzigingsvoorstellen van de Kamer. Daarbij geldt dat de Kamer die wijzigingen wel kan willen, maar dat die simpelweg niet meer per 1 januari zijn te effectueren. Dan had de Kamer de daarvoor strekkende definitieve informatie uiterlijk per 30 oktober moeten hebben zodat een en ander in de logistieke functies van de fiscaliteit had kunnen worden verwerkt. Dat is begrijpelijk als je kijkt naar de techniek en curieus als je kijkt naar het recht dat de Kamer heeft – dat is mijns inziens onbetwist vanuit vak K – om de begroting vast te stellen, om wetten aan te nemen dan wel te verwerpen en eventueel te amenderen. Dat is een fundamenteel recht van de Kamer, waaraan niet mag en kan worden getornd. Maar goed, het is allemaal te dateren en je moet het ook wel zorgvuldig kunnen invoeren.

Ik herinner overigens nog aan hoe het vroeger ging. Algemene politieke en financiële beschouwingen. Dan een hele tijd niets. Het is bij herhaling in het verleden gebeurd dat begin december de belastingplannen in de Kamer werden behandeld. Die gingen dan naar de Eerste Kamer en tussen kerst en oud en nieuw moest de Eerste Kamer vergaderen om de voorstellen vervolgens te accorderen met het oog op de invoering per 1 januari van het daaropvolgende jaar. Dat was de praktijk vroeger. Daar zijn wij van afgestapt om goede redenen. Wij hebben een knip gemaakt in de algemene politieke beschouwingen en de algemene financiële beschouwingen, waarbij wij allemaal de verlegenheid ervaren dat de algemene politieke beschouwingen toch vaak al een prelude zijn op wat wij in financiële termen via de fiscaliteit willen regelen. Bij de algemene financiële beschouwingen komt het macrokader aan de orde en eventueel bepaalde belastingwetten. Verder in de tijd krijgen wij dan te maken met een ronde zoals de onderhavige. Daar is procedureel niets mis mee, maar de vraag rijst wel of wij met elkaar niet zouden moeten overwegen – de staatssecretaris van Financiën doet dat voor zijn deel en de Kamer voor haar deel – om de algemene financiële beschouwingen en de behandeling van het belastingplan in de tijd gezien dichter bij elkaar te brengen. Als wij vast moeten houden aan de datum van 30 oktober en de termijn in logistieke en technische termen niet is te comprimeren tot dichter tegen de datum van 31 december, dan zou dat wellicht een goede gedachte zijn teneinde een en ander beter met elkaar te laten sporen, waardoor wij ook van een paar knelpunten af zijn. Op deze manier wordt het recht van de Kamer bewaakt en komen wij tegemoet aan de praktische problemen van de regering bij de tenuitvoerlegging van hetgeen de Kamer besluit. Ik verwacht hier overigens geen uitgebreide reactie op. Ik ventileer deze gedachte omdat wij hier nu vrij indringend mee geconfronteerd worden.

De staatssecretaris van Financiën heeft gezegd dat hij aan het eind van zijn termijn de financiële consequenties van de amendementen zou schetsen, zodat de Kamer een goed oordeel daarover kan geven. Staatssecretaris Hoogervorst heeft terecht gewezen op het gevaar dat de Kamer via de amendementen gaten in de begroting schiet. Ik vraag de bewindslieden om ruim voor de stemmingen duidelijkheid te geven over de financiële implicaties van de voorstellen.

Staatssecretaris Bos:

Het is met nadruk onze bedoeling om daar onze tweede termijn voor te gebruiken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat is prima.

Ik kom op de toetrederskorting. Op praktische gronden lijkt men uit te komen op versterking van de kinderopvang, waarbij de inkomensgrens en de eigen bijdrage verlaagd worden. De route van de SGP-fractie is en blijft dat de eigen verantwoordelijkheid van de ouders moet tellen en dat eventueel via de fiscaliteit onkosten in bepaalde nader omschreven situaties kunnen worden opgevoerd. In dat verband denken wij aan onvolledige en gebroken gezinnen.

Mijn fractie plaatst steeds een zwaar accent op de positie van de chronisch en gehandicapten. Op dit terrein zijn er diverse amendementen ingediend. Ik ben het volstrekt eens met college Vendrik dat dit een slepend dossier is. De SGP-fractie heeft zich in de loop der jaren ingespannen om verbeteringen voor deze medeburgers te bewerkstelligen. Dat is wel gelukt, maar toch hebben wij nog zeer veel wensen. In eerste termijn heb ik daar ook blijk van gegeven. Ik heb enkele amendementen terzake medeondertekend. Ik hoop dat de regering daar positief op reageert. Het is overigens nog niet gezegd dat er wij met deze kwaliteitsslag ook zijn. Wij houden dit boek voor de toekomst nog open, zoals ook de staatssecretaris heeft aangegeven.

Mijn gewijzigde amendement op stuk nr. 22 betreft de bij belastingplichtige inwonende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters. Er is iets geregeld voor thuiswonende ernstig gehandicapte kinderen van 27 jaar of ouder. Analoog daaraan menen wij dat ook voor inwonende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters iets geregeld kan worden. Met de uitvoering is ten hoogste 3 mln gemoeid. Als het alleen om zorgafhankelijke ouders gaat, kost het 2 mln. Ik heb ter dekking van het amendement gekozen voor een zeer geringe verlaging van de voorgenomen verhoging van de algemene heffingskorting. Uit gegevens van het departement blijkt dat per belastingplichtige op slechts 25 cent uit te komen. Dat is dus "peanuts". In de fiscaliteit wordt alles afgerond tot op één gulden en straks op één euro. Dat betekent dat er sprake is van een overcompensatie. Voor dat stukje overcompensatie is belangstelling gebleken van de zijde van de heer Van Dijke en mevrouw Smits in het kader van de Wajong. Die amendering heb ik medeondertekend. Dat geldt echter niet voor alle fracties in dit huis. Kan de staatssecretaris bevestigen dat mijn visie juist is, dat het maar om een zeer kleine aanslag gaat op de verhoging van de voorgenomen heffingskorting van 50 gulden? Ik hoop dat de bewindslieden in staat zullen zijn om daar helderheid over te verschaffen en niet tegen zullen spreken wat ik, onder hun verantwoordelijkheid, uit de ambtelijke ondersteunende staf mocht vernemen.

Voorzitter. Dan kom ik bij het partnerbegrip waar de SGP-fractie, zoals bekend, veel problemen mee heeft. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij aan het inventariseren is hoe het partnerbegrip in de diverse belastingwetten en aanverwante percelen is gedefinieerd en functioneert. Hij zei dat hij op meer problemen stuitte dan hij in eerste instantie dacht. Dat hadden wij al voorspeld. Dus wat dat betreft krijgen wij eerder gelijk dan wij hoopten. Maar goed, wij hoeven geen gelijk te krijgen. Het moet correct worden geregeld. Wij wachten de notitie van de staatssecretaris af. Overigens kunnen wij wel akkoord gaan met de praktische wijze waarop dit geregeld is voor het komende jaar, met name als het gaat om de ophoging van het bedrag dat staat voor een eigen woning van 600.000 gulden naar 1 mln gulden en de 60% blote eigendom en vruchtgebruikposities.

Met betrekking tot fiscale ondersteuning van filmproducties heeft de staatssecretaris gezegd: een man een man, een woord een woord; wij hebben daarover afspraken gemaakt die vijf jaar vigeren. Ik herinner de staatssecretaris eraan dat de SGP-fractie tegen die afspraken was en daar nog steeds tegen is.

Mijn laatste opmerking betreft het begrip mantelzorg dat door de staatssecretaris misplaatst werd gebruikt, alsof mensen die gewoon bij elkaar in huis wonen ook mantelzorgers van elkaar zijn. Het begrip mantelzorg zoals dat in de zorgsector en in het vrijwilligerswerk dat wij financieel ondersteunen met subsidies geldt, moeten wij daar niet mee verwarren. Wij moeten de mantelzorg niet formaliseren of bureaucratiseren, laat staan juridiseren. Ik wil graag de kanttekening plaatsen dat wij daar zorgvuldig mee moeten blijven omgaan.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. Om te beginnen wil ik een woord van waardering uitspreken aan het adres van de Stenografische dienst voor de fantastische fonetische notatie van de gisteren door mij uitgesproken tekst in het Grieks. Verder dank ik de bewindslieden voor hun beantwoording, zowel mondeling als schriftelijk. Het lijkt mij goed om te memoreren dat wij nog niet klaar zijn met het onderwerp belastinguitgaven. De staatssecretaris heeft daar vandaag weer een aantal interessante opmerkingen over gemaakt. Het ziet ernaar uit dat er nog boeiende discussies zullen volgen, hopelijk ook aan de hand van nieuwe notities over dit onderwerp. Dat is een goede zaak, want meer helderheid op dit punt is noodzakelijk.

Hoewel wij het vandaag alleen hebben over het zogenoemde kleine belastingplan voor volgend jaar, wordt zo langzamerhand wel duidelijk dat de grote stelselherziening IB 2001 tot de nodige problemen kan leiden. Wij hebben afgesproken dat over vijf jaar een evaluatie zal plaatsvinden, maar ik roep de staatssecretaris ertoe op om ons in de loop van volgend jaar een tussenstand te geven van de zaken die op dat moment, bij de afronding van dit eerste belastingjaar op de nieuwe basis, zijn bovengekomen. Daar hoort de discussie over het partnerbegrip, waarover inmiddels een notitie is toegezegd, wel degelijk bij.

De fractie van D66 is zeer tevreden over het uiteindelijk geboekte resultaat op het punt van toetreders, herintreders en wat dies meer zij: er komen een substantiële verhoging van de combinatiekorting en een verlaging van de inkomensdrempel voor de toetreding tot de kinderopvangtegemoetkomingen, omdat wij besloten hebben om de herintreedsters geen aparte belastingkorting toe te kennen en omdat wij de toetrederskorting van 6000 gulden naar 5000 gulden hebben verlaagd. Dat is geen weggegooid geld, want veel problemen op de arbeidsmarkt hangen samen met het feit dat mensen zorgkosten maken. Die problemen kunnen op deze manier goed worden opgelost.

Er is veel gezegd over chronisch zieken en gehandicapten. Het verheugt mij dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat hij met grote drang met zijn collega's in overleg zal treden over de indicatiestelling. Wij zullen hem houden aan de toezegging dat wij daar volgend jaar vrij snel iets over zullen horen. Wij hebben steun gegeven aan de motie van Dijsselbloem en anderen, die erop aandringt dat in 2002 eventueel zelfs met terugwerkende kracht maatregelen genomen kunnen worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In het amendement dat, in herziene vorm, onder leiding van mevrouw Giskes tot stand is gekomen, wordt dekking gezocht door de herintreders uit te sluiten van de toetrederskorting, vanuit de door ons onderschreven gedachte om herintreders terug te brengen op de arbeidsmarkt. Anders dan in mijn amendement splitst zij de opbrengst in een combinatiekorting en de fiscale faciliteit voor de kinderopvang. Dat laatste is geen punt, maar het eerste wel. Als vooral de voorzieningen, de toegang daartoe en de betreffende vergoeding – vooral op het punt van de kinderopvang – herintreders beletten om de arbeidsmarkt te betreden, is het toch logisch om zo gericht mogelijk bij dat probleem aan te sluiten? Bij verhoging van de combinatiekorting gaat het niet alleen om ouders die te maken hebben met kosten voor kinderopvang, maar om een veel grotere groep. Met uitbreiding van de fiscale faciliteit voor kinderopvang doe je veel gerichter iets voor met name de groepen die bij herintreding met hun lage inkomen de kosten van de kinderopvang niet terugverdienen. Al het geld moet toch naar hen toe?

Mevrouw Giskes (D66):

De inkomensgrens wordt al verlaagd van ruim 8000 gulden naar ongeveer 7000 gulden. Het gaat natuurlijk altijd om een gecombineerd inkomen in een huishouden. De vraag is dus vanaf welke grens mensen in aanmerking moeten komen voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, gelet op het feit dat er een verdienende partner in het huishouden moet zijn. Iemand kan immers niet leven van alleen dat kleine inkomen. Wij hebben het dus altijd over dat soort situaties. Ik heb bij de interruptie al gezegd dat deze regeling alleen tegemoetkomt aan mensen die officiële en geregistreerde kinderopvang, meestal voor jonge kinderen, nodig hebben. De charme van de combinatiekorting is dat zij mensen niet treft, maar mensen iets geeft, want wij erkennen daarmee dat mensen met kinderen tot 16 jaar kosten maken, op welke manier dan ook. Soms gaat het om officiële kinderopvang, soms om een ingehuurde oppas et cetera. Het is gewoon een erkenning van iets wat wij allemaal weten: als je werkt en de zorg voor kinderen hebt, maak je extra kosten. Daar heeft die combinatiekorting betrekking op. Iedereen die werkt, krijgt die korting. Als er in een huishouden twee werkenden zijn – het kan best om deeltijdwerk gaan, zoals de heer Vendrik graag zou zien – krijgen beiden die korting, die dankzij deze amendering in 2004 oploopt tot 260 euro ofwel ongeveer 600 gulden. Dat moet de heer Vendrik aanspreken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit amendement wil het geld dat anders via een toetredingskorting aan herintreders zou worden gegeven, gerichter inzetten. Ik steun dat op zichzelf. Als wij het geld inzetten via de verruiming van de fiscale aftrek van de kinderopvang, waarbij te kiezen is voor verlaging van de inkomensgrens of de drempels voor de eigen bijdrage, is dat echter een veel gerichtere maatregel voor de groep van herintreders dan het algemeen verhogen van een combinatiekorting.

Mevrouw Giskes (D66):

In de woorden van de heer Vendrik richt de korting zich alleen op herintreders die een heel klein baantje nemen. Er zijn echter ook heel andersoortige herintreders.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er kan voor de optie gekozen worden om de drempelbedragen te verlagen. Mevrouw Giskes geeft aan dat de inkomensgrens meestal wordt gehaald. Ik ga daarin mee. Ik heb die optie bestudeerd. Besteed het geld dan daaraan, desnoods in een combinatie!

Mevrouw Giskes (D66):

Dat is een optie. Ik zou daar niet vies van zijn geweest. Daarvoor is echter geen meerderheid te vinden. Daarom ga ik akkoord met dit voorstel. Er wordt dan niet, zoals de heer Vendrik wil, voor gekozen om het gehele bedrag in deze richting in te zetten, maar een deel van het bedrag zal ten goede komen aan iedereen die zowel werk als zorg voor kinderen, ook oudere kinderen, heeft. Die mensen maken immers ook kosten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wij doelen hier op herintreders. Mevrouw Giskes heeft gelijk als zij stelt dat de combinatiekorting bij alle werkenden terechtkomt die kinderen hebben tot een leeftijd van 16 jaar.

Mevrouw Giskes (D66):

Het gaat ook in het voorstel van de heer Vendrik naar iedereen die gebruik maakt van kinderopvangvoorzieningen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is een aanzienlijk beperktere groep dan de groep die gerechtigd is tot de combinatiekorting. Die groep is veel kleiner.

Mevrouw Giskes (D66):

Het is de bedoeling dat mensen de arbeidsmarkt niet verlaten. Hierbij gaat het vaak om mensen die oudere kinderen hebben.

Ik heb al iets gezegd over de chronisch zieken en deel I van het belastingplan. De steun aan de motie-Dijsselbloem heb ik uitgelegd. Wij hebben het amendement van de heer Van der Vlies medeondertekend. Hij doet daarin een poging om ook anderen die mensen ouder dan 27 jaar thuis verzorgen in aanmerking te laten komen voor eenzelfde tegemoetkoming. Wij vinden dat zeer terecht. Dat laat onverlet dat de situatie van kinderen die ouders verzorgen niet is gedekt. Daar komen wij op dit moment niet uit.

Het onderwerp van co-ouders is van meet af aan een onderwerp waarmee D66 zeer begaan is. Dat is de reden waarom wij de motie-Dijsselbloem steunen, om ervoor te zorgen dat het alsnog goed wordt geregeld, waar nodig met terugwerkende kracht begin volgend jaar.

Bij belastingplan II hebben wij goed geluisterd naar wat de staatssecretaris heeft gezegd over het urencriterium voor zwangere ondernemers en de korting in speur- en ontwikkelingsfaciliteit. De staatssecretaris heeft gezegd de doorschuiffaciliteit op beide punten te begrijpen. Hij staat er niet onwelwillend tegenover, maar wil de kans krijgen om de zaak goed uit te zoeken. Wat ons betreft wordt het goed geregeld. De argumenten om het alsnog niet te doen, moeten heel zwaar zijn. Volgens mij zijn zij non existent. Wij leggen een en ander nu vast in de wet, met de mogelijkheid van latere invoering. Het koninklijk besluit komt in het eerste kwartaal van het volgend jaar. Wij nemen dat voor lief. Wij danken tevens de staatssecretaris voor zijn positieve houding ten opzichte van deze twee belangrijke onderwerpen.

In hetzelfde belastingplan zitten ook de fondswervende instellingen. Ik heb het schriftelijke antwoord gelezen. Ik denk dat de stichting KICI alsnog gerust kan gaan slapen. Het zit immers wel goed als het gaat om de kledinginzamelingsbranche en de andere, door de heer De Haan aan de orde gestelde organisaties.

Ten aanzien van de filmregeling in het belastingplan wil ik de staatssecretaris iets explicieter horen zeggen dat de ministeriële regeling aan de Kamer wordt voorgelegd voordat die van kracht wordt. Pas op dat moment zal de nieuwe filmregeling in werking treden. Het streven van de staatssecretaris is om het per 1 januari voor elkaar te krijgen. Dat lijkt mij heel goed.

Wat deel III betreft, is het misschien goed om nog een keer tegen mevrouw De Vries te zeggen – ik heb het al 100 keer gezegd, maar ik zeg het graag voor de 101ste keer – dat D66 absoluut niet tegen auto's is. Wij vinden de auto een prachtuitvinding. Wel zijn wij tegen de zoveelste notitie over hetzelfde onderwerp. Het is onzin om nogmaals hetzelfde in een notitie op tafel te krijgen. Ik steun de staatssecretaris volledig in zijn opmerking dat wij toch de discussie over de kilometerheffing krijgen. Hoe sneller hoe beter, zou ik zeggen, dus laat mevrouw De Vries vooral haar partijgenoten oproepen om die discussie spoedig in de Kamer te voeren. Dan kunnen wij alles opschonen dat mogelijk is.

De afvalstoffenbelasting die met dit wetsvoorstel omhoog gaat, vind ik een moeilijker punt. Ik heb schriftelijk antwoord gekregen, met de boodschap dat ook daarover komend jaar nog een visie zal verschijnen. Daar wordt echter niet op gewacht, want het voorstel is om die belasting nu al te verhogen. Ik heb onvoldoende argumenten om daar niet in mee te gaan en bovendien zijn wij altijd uit op verdere vergroening van het fiscale stelsel. Wij hopen wel dat de staatssecretaris niet te lang wacht met deze visie, want wij moeten niet het kind met het badwater weggooien en dus ervoor zorgen dat wij gunstige ontwikkelingen op het front van afvalscheiding niet gaan dwarsbomen.

In dit dossier geven wij steun aan de motie inzake waterkracht, ingediend door mevrouw De Vries.

Wat deel IV betreft, is D66 er heel tevreden mee dat wij er nu toe komen om een heel kleine stap te zetten naar modernisering van de successiewetgeving, waar het gaat om het maken van een minder groot onderscheid tussen verwanten en andere dierbaren aan wie wordt nagelaten of geschonken. Er komt een amendement waarmee de opbrengst van de nota van wijziging die de algemene vrijstelling voor partners terugbrengt tot een vrijstelling van 1 mln gulden, wordt ingezet voor een vrije voet in tariefgroep 3 van het successie- en schenkingsrecht.

In eerste termijn heb ik nog gevraagd of er iets meer in de fiscale sfeer kan worden gedaan om giften aan musea te stimuleren. Ik vraag de staatssecretaris om daar nog op in te gaan in zijn beantwoording. Wellicht heeft hij enige suggesties.

Over deel V ben ik in eerste termijn zeer kort geweest, omdat wij daar al menigmaal in de Kamer over hebben gesproken. Ik hecht er wel aan nu nog een keer te zeggen dat D66 een naam te verliezen heeft als het gaat om het vragen van aandacht voor het belang van een goede en snelle reïntegratie van mensen die arbeidsongeschikt zijn geworden. Wij proberen dit dossier dan ook steeds zorgvuldig te bekijken. Tegelijkertijd zijn wij altijd te porren voor voorstellen om het onnodig gebruik van regelingen tegen te gaan. Er ligt alweer een evaluatie, vrij kort nadat nieuwe regelingen zijn ingevoerd, en op grond daarvan moeten wij nu besluiten dat wellicht onnodig gebruik plaatsvindt. Wij geven die conclusie het voordeel van de twijfel, ook omdat wij weten dat weer een nieuwe evaluatie zal plaatsvinden van hetgeen nu wordt voorgesteld.

Wat betreft de vraag hoe een nieuwe regeling het beste vorm kan worden gegeven, is D66 er nog steeds niet van overtuigd dat het voorstel van de staatssecretaris niet gewoon een goed voorstel is. In dat voorstel wordt de premie verlaagd en wij vinden dat op zichzelf een heel verdedigbare gedachtelijn, vanuit de overweging dat er op ieder inkomensniveau arbeidsongeschikten of arbeidsgehandicapten kunnen zijn en dat ieder van die mensen recht erop heeft om een kans te krijgen op terugkeer naar de arbeidsmarkt. De forfaitaire voorziening voor werkgevers die ouderen in dienst nemen of houden, zou in die zin ook beter afhankelijk gemaakt kunnen worden van het premiebedrag dat een werkgever werkelijk kwijt is. Daarom hebben wij steun gegeven aan het amendement van de heer Wilders.

Ik heb niets gezegd over de VPB-verlaging. Die discussie blijft boven de markt hangen. Voor ons is er geen enkele aanleiding om het voorstel van het kabinet niet te steunen. Ons voorstel om de kapitaalbelasting af te schaffen lijkt het niet te halen.

Terzake van de frisdranken is sprake van een zwarte piet die de hele Kamer doorgaat. Het ene jaar stelt de ene partij het voor en het andere jaar de andere. Het wordt een merkwaardig dossier. Wij hebben sterk de indruk gekregen – wij zijn ook wel eens benaderd – dat sprake is van een enorme lobby van de frisdrankindustrie, waar een groot bedrijf achter zit. Wij staan niet te popelen om dit voorstel te steunen.

De heer De Haan (CDA):

Ik dank beide staatssecretarissen voor de verkregen antwoorden, zowel mondeling als schriftelijk. Ik ben zeer dankbaar voor de schriftelijke beantwoording van de door mij gestelde nogal technische vragen. Ook veel dank aan de ambtenaren die in de nachtelijke uurtjes hebben getracht voor ons amendementen te maken. Het is in ons geval twee keer mislukt. Dat is jammer. Ik sluit mij aan bij wat collega Van der Vlies heeft gezegd. Wij hebben misschien zelf boter op ons hoofd. Ik dacht dat dit debat pas volgende week zou plaatsvinden. Vorige week dinsdag merkte ik dat het vandaag was. Dat is mijn schuld. Je mist als groentje wel eens een groentje.

De staatssecretaris heeft een aantal zaken laten liggen. Ik heb kritische kanttekeningen gemaakt bij de Europees-rechtelijke inpassing van allerlei belastingvoorstellen. Daarover is niets gezegd. Ik wees op het zeer riskante karakter van de surtax. Krachtens een uitspraak van het Hof is het zeer de vraag of dat wel handhaafbaar is.

Ik heb gezegd dat ik er een hekel aan heb dat er een Nederlandse Alleingang is met het "arm's length"-beginsel betreffende "in tunnel pricing". Daar is een Nederlandse bureaucratische rompslomp opgetuigd. Waarom moet Nederland dit weer zo doen? Waarom heeft de staatssecretaris niet meer ingezet op een wat hechtere Europese harmonisatie? Je komt theoretisch nooit uit dit probleem. Met elkaar moet je basisregels afspreken. Het bedrijfsleven kan aan die bureaucratische ellende niet voldoen.

Acht de staatssecretaris de nieuwe film-CV-regeling in overeenstemming met het Europees recht? Lopen wij niet het risico dat wij worden overruled? Als hij zegt dat het risico er niet is, dan vraag ik waarom niet een soortgelijke regeling kan worden gemaakt voor scheepsbouw. Die is weg. Het doet mij pijn dat het wel voor de film-CV kan. Ik ben er overigens voor. Als wij net zoiets hadden gedaan voor de scheepsbouw, dan had het gekund.

Een volgend voorbeeld is de verruiming van de herinvesteringsreserve in verband met bedrijfsverplaatsingen ten gevolge van de vormgeving van de ecologische hoofdstructuur. Ook hierbij de vraag: is dat Europees houdbaar?

Dan enkele opmerkingen over de toetredingskorting. In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat het CDA geenszins overtuigd is van het nut van deze kortingen. Ze hebben slechts een tijdelijk karakter. Misschien drie, misschien vier jaar. Hopelijk drie. Het is maar een tijdelijke verzachting van de armoedeval. Het CDA heeft over de bestrijding van de armoedeval een fundamenteel andere opvatting. Als volgens die opvatting wordt gehandeld, wordt de armoedeval structureel aangepakt. Daarbij geeft het CDA grote prioriteit aan de oplossing van vraagstukken van moderne huishoudens met kinderen. Die worden thans geconfronteerd met een sterke verlaging van het besteedbaar inkomen, zeker als een van de partners stopt met werken of een part time baan aanvaardt. Deze moderne huishoudens hebben moeilijkheden, zowel met het inkomen als met de tijd. Bij herintreding – ook partieel – op de arbeidsmarkt botsen deze huishoudens op tegen beperkingen in de capaciteit van de kinderopvang, maar vooral tegen de hoge kosten daarvan. Daarom heeft het CDA een amendement ingediend om de toetredingskorting geheel in te zetten voor verhoging van de kinderkorting. Op die manier wordt het huishoudinkomen ondersteund. Ik weet dat dit voorstel geen meerderheid zal halen.

Andere partijen handhaven deze korting, zij het geamendeerd en ook wat uitgekleed. Dat laat onverlet de kritiek van het CDA terzake van het criterium van 50% van het wettelijk minimumloon. Dat vind ik een waardeloos criterium. Een urencriterium is wel degelijk toepasbaar. Het stuit niet op geweldige uitvoeringsproblemen. Van werknemers kunnen de uren gewoon worden geverifieerd aan de hand van het contract. Ook voor de meewerkersregeling geldt een urentabel. Kortom, dit moet uitvoerbaar zijn. Ik blijf volhouden dat het minimumlooncriterium discriminerend werkt ten opzichte van mensen met een laag inkomen. Mensen met een hoog inkomen – academici, die toch al snel op de arbeidsmarkt terechtkunnen – kunnen met een paar uur werken aan het criterium komen. Kortom, ik blijf op dit punt bij mijn bezwaren. Ik heb in eerste termijn niet gemerkt dat de staatssecretaris de kritiek serieus heeft genomen.

Hoewel het niet populair is in deze Kamer, wil ik collega De Vries steunen in haar verzoek om een gedegen studie naar de fiscale aspecten van het totale vervoer. Als je zoiets hier zegt, word je onmiddellijk beschouwd als een autofanaat. Ik houd eerlijk gezegd van auto's, maar toch maak ik zoveel mogelijk gebruik van het openbaar vervoer... Ja, gaat u maar staan, mijnheer Vendrik! Ik had niet anders verwacht van u. Zo'n soort reactie is hier gewoon. Als je auto's roept – vooral leasebakken– dan gaan ze, hupsakee!, allemaal staan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit verzoek van de heer De Haan verbaast mij, want de heer Reitsma heeft de Kamer al verlaten.

De heer De Haan (CDA):

Inderdaad, maar sommige CDA'ers weten hun opvolgers buitengewoon goed "in te rijden". Hoe dan ook, dit onderwerp moet eens een beetje uit dat hitserige sfeertje worden gehaald. Ik heb geen leasebak en vul ook niks in, maar het wordt langzamerhand een geweldige rimram. Je moet per jaar een dag extra uittrekken om je aangifteformulier in te vullen. Kunnen wij niet eens met nuchterheid bekijken hoe de ons omringende landen het doen? Ik weet dat het in Duitsland heel anders geregeld is, veel meer via de vennootschapsbelasting. Laten wij daar een beetje van leren. Misschien kunnen de administratieve lasten, niet alleen voor bedrijven, maar ook voor particulieren, dan een beetje lager worden. Ieder jaar kost het invullen van het aangifteformulier mij meer tijd. Nu is vrije tijd misschien waardeloos voor mij, maar vele mensen besteden het uit en hebben dus hoge consulentenkosten.

Ik wil de staatssecretaris nog uitdrukkelijk bevragen over de hybride leningen. Ik ben een beetje bang voor overkill en heb een amendement ingediend teneinde te verzekeren dat de rente van echte achtergestelde leningen, die dus achtergesteld zijn bij concurrente en preferente leningen, aftrekbaar blijft. Ik heb dit amendement ingediend samen met mevrouw De Vries, maar wil het best terugtrekken als de staatssecretaris ons de verzekering geeft dat er geen overkill plaatsvindt. Verder heb ik gevraagd of de hybride leningen gaan vallen onder de kapitaalbelasting. Dit zijn misschien details, maar het is wel belangrijk voor de interpretatie van de wet.

Ik herhaal dat ik buitengewoon blij ben met de moderne partnerregeling voor de successierechten. Ik heb in eerste termijn wel een pleidooi gehouden voor handhaving van de faciliteit voor quota en landbouwgrond op 100%. Ik heb getracht, hiervoor een amendement te maken, maar dit is niet gelukt door de tijdsklem, met name bij Financiën, maar misschien ook bij mijzelf. Ik vraag de staatssecretaris derhalve, in het kader van de totale successie op korte termijn de ideeën van de commissie-Moltmaker om te zetten in concrete voorstellen. Hiervoor is natuurlijk nadere studie nodig en ik begrijp best dat dit tijd kost, omdat het geld kost. Na een Kamerbreed debat over het rapport is maar een klein stukje eruit gepikt, de partnerregeling. De rest is een beetje blijven zitten. Ik leg de Kamer een motie voor waarin ik impliciet vraag om voortzetting van het Moltmakerproces in het komende jaar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nieuwe faciliteit bij bedrijfsopvolging in de successiewetgeving nadelige gevolgen heeft voor de overgang van quota en landbouwgronden boven de verpachte waarde;

overwegende dat dit nadelige financiële consequenties heeft voor de bedrijfsovernames binnen de familiesfeer in de agrarische sector en de visserij;

verzoekt de regering, de oude systematiek voor deze groep te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Haan. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(28013,28014,28015,28016 en28034).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Wat de heer De Haan hier voorstelt, kost geld. Moet het dan geen amendement zijn? In dat geval zou ik vragen naar de dekking van dit voorstel.

De heer De Haan (CDA):

Ik heb net al uitgelegd dat ik aan ambtenaren van Financiën heb gevraagd om een amendement te maken, met de daarbij behorende dekking natuurlijk. Daar hadden wij ideeën over. Dat is echter niet gelukt. Dat neem ik niemand kwalijk; het feit ligt er. Ik kan de verzekering geven dat wij in dezen met een amendement zouden zijn gekomen, als wij een dekking hadden kunnen vinden. Als ik hier vraag om een voortgezette studie naar de mogelijkheden om de Moltmakerconclusies om te zetten in concrete wetgeving, geef ik daarmee volstrekt toe dat ik aan de regering vraag, ook dit budgettaire probleem op te lossen. Daar ben ik mij volstrekt van bewust, maar ik kan hier nu eenmaal geen ijzer met handen breken en de regering ook niet. Ik vraag om op korte termijn dit toch grote probleem in de agrarische sector op te lossen. Waar ik niet voor pleit, is dat het alleen partieel even gebeurt voor de agrarische sector. Ik vraag om het probleem van het successierecht in met name de zakelijke sfeer, iets wat in feite is blijven liggen, ook eens op de rol te zetten.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Het is toch een beetje een rare procedure. Ik kan er begrip voor hebben dat in alle hectiek de amendementen nog niet gereed zijn, maar de stemming is er ook nog niet; wat dat betreft is de tijd nog niet helemaal verstreken. Wat u ook zou kunnen doen, als u dit serieus op korte termijn wilt doen, is dat u een amendement maakt – dat zou een eenvoudig amendement kunnen zijn – waarmee u ergens geld vrijmaakt waarvan u dan zegt: ik leg dat even op de plank om deze motie in de loop van het jaar te kunnen doen uitvoeren. Op déze manier lijkt het mij echter een betekenisloos gebaar, want u weet net zo goed als ik dat als het geld niet op de een of andere manier wordt vrijgemaakt of vrijgehouden, het kabinet dit ook niet zal kunnen doen.

De heer De Haan (CDA):

Dat geef ik volstrekt toe; ik heb dit ook gevraagd. Toen ik de amendementen gisteren tijdig inleverde, verbaasde het mij enigszins dat wij de enige partij waren waarvan amendementen niet konden worden doorgerekend. Daar ging het in feite om; maar ik slik dat graag in. Ik ben niet in staat om de kosten van het amendement te berekenen. Financiën kon dat op korte termijn ook niet doen. Nu, ik kan het ook niet en vandaar mijn uitlaatklep van een motie. Dat vind ik toch een vrij redelijke procedure.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik De Haandenk dat de SGP-fractie wel voor deze motie zal stemmen, want het punt dat daarin wordt vertolkt, is ook het punt van de SGP-fractie. Ik heb er zelf overigens niets van gezegd en vandaar dat ik de heer De Haan nu het volgende voorleg. Ik wijs hem erop dat er een notitie over landbouw en fiscus was toegezegd, een notitie die zelfs zeer binnenkort zou komen. Het overlapt elkaar niet helemaal – er is geen congruentie tussen beide probleemvelden – maar het heeft wel alles met elkaar te maken. De heer De Haan zal die link ook wel zien: vindt hij niet dat dit zou kunnen worden gezwaluwstaart?

De heer De Haan (CDA):

Ik zeg uiteraard dank voor deze steun van de heer Van der Vlies. Wat zijn opmerking betreft: dat is ook mijn bedoeling. Wij hebben het dit jaar gewoonweg niet gered. Dat geef ik volstrekt toe, maar ik wil dit voor de landbouw heftige probleem op de agenda houden. Ik heb dan liever dat het volgend jaar geregeld wordt of in de loop van het volgend jaar. Dan geef ik ook de heer Dijsselbloem 100% zekerheid dat wij voor dekking zullen zorgen, want wat dat betreft hebben wij een degelijker naam op te houden dan zelfs zijn partij.

Voorzitter. Ik neem aan dat wat wij, in het kader van het successierecht, gevraagd hebben in het amendement met betrekking tot de bloedverwanten die een zorgrelatie voor elkaar hebben, gedekt is door de wetswijziging zoals voorgesteld door de staatssecretaris. Het betreft een amendement dat mede gesteund is door de heren Van Dijke en Van der Vlies. Ik hoor dit graag van de staatssecretaris, want dan zullen wij dat amendement natuurlijk fluks intrekken.

Het zal geen verwondering wekken dat het CDA met betrekking tot hoofdstuk V buitengewoon negatief is gestemd. Dat zal ook wel blijken uit onze opstelling bij de stemmingen. Ik wil daar nog het volgende over zeggen; dan hoef ik geen stemverklaring meer af te leggen. Ik vind eerlijk gezegd de beleidsvoorbereiding bij deze wetgeving beneden de maat. Het CDA is er geenszins van overtuigd dat door deze totale ommezwaai een en ander wordt gefinancierd en dat onze gehandicapte medemensen grotere kansen krijgen om op de arbeidsmarkt te komen. Ik sluit niet uit dat er te veel geld zat in de oude regeling en dat er een beetje geld werd verknoeid. Maar de staatssecretaris heeft geenszins kunnen aantonen dat de nieuwe regeling beter zal werken. Beter is in dit geval dat er meer arbeidsgehandicapten op de arbeidsmarkt komen.

Hij is ook niet ingegaan op mijn kritiek in verband met de jongeren met een achterstand in het leerproces, die derhalve op praktijkscholen komen. Er is overtuigend aangetoond dat de REA-regeling voortreffelijk voor hen werkte. Voor het CDA is het van enorm grote betekenis dat die jongeren snel in het arbeidsproces komen en tot volwaardige werknemers kunnen uitgroeien. Als dat daar mislukt, zitten zij veertig jaar in allerlei rotregelingen waar zij uit moeten blijven. Dat is een van de fundamentele redenen waarom wij zeer waarschijnlijk, tenzij de staatssecretaris van SZW nog noeste pogingen doet om mij te overtuigen, onze steun aan dat deel van de wet niet zullen verlenen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Naar aanleiding van de beantwoording van beide staatssecretarissen heb ik nog een paar korte opmerkingen. De reactie van de staatssecretaris betreffende de chronisch zieken en gehandicapten vond ik buitengewoon teleurstellend. Het probleem is al jaren bekend. Er is een interdepartementale werkgroep geweest en de raad voor chronisch zieken en gehandicapten heeft verschillende malen de problemen onder de aandacht van in ieder geval de Kamer gebracht en ook alternatieven aangedragen. Er is een aantal maatregelen genomen, maar de kern van het probleem is niet aangepakt. Ik heb het met name over de hoge drempel in combinatie met de te gemakkelijke toegang boven die drempel. De staatssecretaris antwoordt dat hij direct na afloop van dit debat contact zal opnemen met zijn collega-bewindslieden, maar dat is wat mij betreft te laat. Het is ook niet zinvol om de discussie opnieuw te verschuiven naar dat overleg, opnieuw een rapport te vragen en opnieuw onderzoek te doen. Wat ons betreft, dienen de maatregelen nu te worden genomen. Daarom ondersteun ik van harte de amendementen die de heer Vendrik heeft ingediend over de chronisch zieken en gehandicapten.

Mijn fractie is een tegenstander van de verlaging van de vennootschapsbelasting. De staatssecretaris heeft in de beantwoording in eerste instantie uitvoerig uit de doeken gedaan dat hij in een soort intellectuele spagaat zit. In ieder geval zal ik het amendement van de heer Vendrik op dit punt ondersteunen, omdat het beoogt de verlaging tegen te gaan. De staatssecretaris zei dat er wat hem betrof slechts een partij was die met de vennootschapsbelasting aan de slag ging in het verkiezingsprogramma. In het verkiezingsprogramma van mijn partij staat in ieder geval dat de vennootschapsbelasting moet worden gehandhaafd op het huidige niveau. Daarom begrijpt de staatssecretaris heel goed dat ik niet kan thuiskomen met steun voor zijn plan om een verlaging met 0,5% toe te passen.

De voorgestelde wijzigingen in het partnerbegrip om de mantelzorgers te ontzien vinden wij prima. Wij kunnen ons ook vinden in de door de staatssecretaris genoemde optie om het partnerbegrip te moderniseren, maar de vrijstelling voor de kinderen uit het oude stelsel te ontzien. Wij zijn ook tevreden met zijn toezegging dat de algehele partnervrijstelling niet wordt ingevoerd. Het siert de staatssecretaris dat hij op dit punt de kritiek van de Kamer serieus heeft genomen.

Wel vragen wij ons af of de daarmee gepaard gaande verhoging van de waardering van de eigen woning niet ten koste gaat van de langstlevende partner, als hij of zij daardoor een of meer kindsdelen moet uitbetalen. Dan bedoel ik natuurlijk niet de situaties waarin sprake is van de dubbele afwaardering waarover de staatssecretaris zelf al eerder heeft gesproken. Graag krijg ik een reactie op dit punt. Mijn fractie is geen voorstander van een verlaging van de tarieven of van een vrijstelling in tariefgroep 3, omdat de lastenverlichting wat ons betreft geen prioriteit geniet, zeker niet in de successiebelasting.

Aan de Wet REA heb ik in eerste instantie geen opmerkingen gewijd, omdat wij in de schriftelijke voorbereiding ons standpunt al hadden verduidelijkt. Wij hebben twijfels over de effectiviteit van het voorstel van de staatssecretaris op dit punt. Mijn fractie zal zich morgen beraden op de voorgestelde amendementen.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter. Ik kan zeer kort zijn. Vrijwel alle argumenten zijn al uitvoerig gewisseld. Voorzover ik kan overzien, bestaan er geen grote problemen meer rond amendementen en dekkingen.

De heer Wilders heeft gevraagd of ik mijn ruimhartige toezegging aan de heer De Haan om de evaluatie over drie jaar in plaats van over twee jaar te doen, wil terugdraaien. Ik meen dat ik hoffelijk moet blijven tegenover een lid van de oppositie en een eerder gedane toezegging gestand moet doen. Pas midden 2004 zullen wij resultaten hebben over twee kalenderjaren. Dat acht ik echt noodzakelijk om een behoorlijke evaluatie te kunnen hebben. Ik houd daaraan vast. Zo gauw de resultaten van twee kalenderjaren binnen zijn, zullen wij de evaluatie beginnen.

De heer Wilders (VVD):

Ook wij zijn voor hoffelijkheid jegens de oppositie, dus doet u dat maar. Ik wijs er wel op dat u in eerste instantie twee jaar had toegezegd en dat het nu drie jaar is geworden. De staatssecretaris moet dan wel tegelijkertijd komen met een oordeel over de vraag of aan de eigen voorwaarden is voldaan, namelijk geen uitverdieneffecten meer. Die conclusie hoort er meteen bij. Als dat vervolgens nog weer een jaar langer gaat duren, dan wordt het wel heel erg laat.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Dit zal natuurlijk onderdeel van de evaluatie zijn.

Mevrouw Smits heeft genoegen genomen met mijn aanbod om een nota over de herbeoordeling te schrijven. Ik zal proberen om deze binnen twee maanden aan de Kamer te doen toekomen.

Ik heb ook genoteerd dat mevrouw Smits bij de begrotingsbehandeling zal terugkomen op de WSW-kwestie. Zij heeft een gewijzigd amendement op stuk nr. 20 ingediend. Inhoudelijk hebben wij er al over gesproken. Het amendement veroorzaakt geen lasten, dus het probleem is opgelost.

De heer De Haan heeft stug volgehouden dat hij tegen dit hoofdstuk zal gaan stemmen. Dat kan ook, omdat het separaat wordt aangeboden. Ik heb hem klaarblijkelijk niet kunnen overtuigen en ik heb ook niet de illusie dat mij dat alsnog gaat lukken, gezien de geharnaste wijze waarop hij dit tegemoet treedt. Ik ontken dat sprake is van een totale ommezwaai in het REA-dossier. De totale REA-uitgaven bedragen ruim meer dan een miljard. Mijn voorstellen betreffen ongeveer een kwart daarvan. Ik hak dit niet zomaar weg; er komt een regeling in de premiesfeer voor in de plaats, een regeling die gelijkenis met de bestaande vertoont, maar soberder en effectiever is.

Het amendement op stuk nr. 19 van de heer Van Dijke voorziet in een speciale voorziening voor jonggehandicapten. De kosten daarvan zouden 9 mln gulden bedragen. Ik heb begrepen dat die kosten gedekt zouden worden uit een amendement van de heer Van der Vlies. Collega Bos zal daarop in zijn termijn nog terugkomen.

De vergadering wordt van 23.05 uur tot 23.45 uur geschorst.

Staatssecretaris Bos:

Voorzitter. Ik kan mevrouw De Vries bevestigen dat het alsnog aanpassen van de combinatiekorting betekent dat dit naar alle waarschijnlijkheid betrekking zal hebben op de helft van de 1 à 1,5 miljoen mensen op wie jaarlijks de VT van toepassing is. Als wij dat probleem zouden moeten oplossen door hen in de aangifte alsnog te corrigeren, gaat het dus om 500.000 tot 750.000 mensen. Dat is wat ons betreft reden om dat maar niet te doen. Ik kan overigens geen garanties afgeven dat het verschijnsel waarop mevrouw De Vries doelde, volgend jaar niet voorkomt. Dat neemt niet weg dat ik in dezen ook het probleem zie en dat wij het op dat punt volgend jaar beter willen doen dan wij het nu gedaan hebben. Welke mogelijkheden ons daarbij precies ten dienste staan, ofwel in termen van het tijdpad van parlementaire behandeling, ofwel in de manier waarop ik de Kamer informeer, ofwel in het verkorten van de logistieke termijnen die op dit moment maatgevend zijn binnen de belastingdienst, kan ik nu nog niet precies overzien. In ieder geval gaan wij er wel mee aan de slag. Hierbij geldt: uw probleem is mijn probleem, het moet gewoon opgelost worden.

Ik kan mevrouw De Vries bevestigen dat er wat ons betreft ten aanzien van de filmregeling geen oneigenlijk gebruik mogelijk is, althans voorzover wij dat kunnen inschatten. Ik kan zeker bevestigen dat die regeling uitvoerbaar is.

De motie van mevrouw De Vries op stuk nr. 23 die betrekking heeft op waterkracht acht ik sympathiek, omdat het verzoek dat daarin staat feitelijk de opdracht behelst die de minister van Economische Zaken zichzelf ook al gegeven heeft in dit dossier. De enige kanttekening die ik erbij moet maken, is dat wij straks bij de nadere vormgeving gebonden zijn aan wat Europees gezien mogelijk is. Dan speelt natuurlijk een rol de vraag in hoeverre je iets binnenslands kunt stimuleren als je niet tegelijkertijd een vergelijkbare stimulans aan het buitenland doet toekomen. Maar: uw streven is ons streven. Met die kanttekening kan ik dan ook prima leven met deze motie.

Mevrouw De Vries heeft mij nogmaals gevraagd een nieuwe autonotitie te schrijven. De heren Vendrik en Dijsselbloem hebben daarop wat mij betreft echt adequaat geantwoord. Wij hebben het nodige gedaan op dit gebied het afgelopen jaar. Dat heeft zich vertaald in maatregelen. Het komend half jaar hebben wij met elkaar enorm veel te doen aangaande fiscale zaken, ook richting kabinetsformatie. Dan heeft het doen herleven van dit dossier in de waarschijnlijk door de VVD gewenste richting niet mijn hoogste prioriteit. Ik zie dus geen noodzaak om nu alweer in dezelfde richting iets te ondernemen.

Ik noteer dat de heer Dijsselbloem wat betreft zijn finale oordeel met betrekking tot het aanwenden van de ruimte die nu wordt ingevuld voor de VPB-verlaging, de resultaten van het najaarsoverleg afwacht. Ik zeg er wel bij: wij wachten dat dus niet af. Ons voorstel staat gewoon zoals het er staat. Ik kan bevestigen dat wij binnen enkele maanden een brief naar de Kamer zullen sturen over de regulerende energiebelasting en Amsterdam power exchange.

De heer Dijsselbloem heeft een motie over bevordering van de biologische landbouw ingediend. De gang van zaken is normaliter dat de fiscaliteit aansluit bij een definitie van LNV. Wij vinden dit een sympathiek idee, maar eerst dient LNV een werkbare afbakening van het begrip op te stellen. Ik vat de motie op als een aansporing aan de regering om er nog harder aan te trekken om de aansluiting tussen fiscale faciliteiten en gewenste ontwikkelingen binnen de landbouw tot stand te brengen. Op die manier wil ik de motie uitvoeren. Ik zal daarover met mijn collega van Landbouw contact opnemen.

Als er overeenstemming is bereikt met de ondernemingsorganisaties over de definitie van bestelbussen zal de Kamer van de regeling terzake op de hoogte gesteld worden.

De heer Dijsselbloem heeft om souplesse gevraagd in de aangifteperiode begin 2002 en wel in die zin dat er rekening wordt gehouden met mogelijke administratieve complicaties inzake de bijtellingsproblematiek. Wij zijn altijd tot souplesse bereid en voor de goede verstaander merk ik op dat wij niet het voornemen hebben, in die periode extra aandacht aan deze problematiek te besteden.

Ik kan de heer Dijsselbloem meedelen dat hetgeen hij heeft opgemerkt over de eis van vijf jaar voor partners inderdaad in de nota van wijziging is verwerkt.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

In reactie hierop kunnen wij ons amendement intrekken.

De voorzitter:

Het amendement-Bolhuis c.s. (28015, nr. 9) is ingetrokken.

Staatssecretaris Bos:

Ik heb gesproken over de procedure van de brief over gehandicapten en chronisch zieken. Vervolgens kwam er het bijna "Vendrikiaanse" verzoek om die brief alsnog te bespreken. Ik wijs erop dat wij hier vandaag uitgebreid over gesproken hebben. Er hebben zich inmiddels de nodige ontwikkelingen voorgedaan. Ik herinner ook aan onze voornemens met betrekking tot dit rapport. Ik vraag mij af of het bespreken van het rapport dan nog zinvol is, maar dat is uiteraard een afweging die Kamer maakt.

De heer Vendrik heeft gevraagd waarom er nog nader onderzoek nodig is. De inspanningen van het afgelopen jaar hebben zich met name gericht op het analyseren van de mogelijkheden van de bestaande regelgeving om fiscale voordelen gerichter toe te doen komen aan de groep van gehandicapten en chronisch zieken. Het rapport uit het voorjaar is een lange analyse van hetgeen bij VWS, Sociale Zaken en Financiën aan faciliteiten geboden wordt. Er wordt ook aangegeven op welke wijze hier gerichter mee omgegaan kan worden. Het resultaat hiervan is in bepaalde opzichten teleurstellend. Wij zullen nog een stap verder terug moeten. Wij dienen te beginnen bij een onderzoek naar de populatie en naar de extra kosten die deze personen moeten maken ten gevolge van hun handicap of chronische ziekte. Er moet ook worden nagegaan hoe dit zich verhoudt tot het gebruik van bestaande faciliteiten en tot hun inkomenspositie. Die stap terug ten opzichte van vorig jaar hadden wij nog niet gemaakt. Die gaan wij nu wel maken. Als wij verder gaan codificeren, zullen de gegevens aan de Kamer toegezonden worden.

Dan kom ik bij de opmerkingen van de heer Van der Vlies, die inmiddels niet meer aanwezig is.

De voorzitter:

De heer Van der Vlies laat zich verontschuldigen. Hij maakt deel uit van een kleine fractie en moet morgenochtend weer heel vroeg hier aanwezig zijn. Hij zal ongetwijfeld het stenogram van dit onderdeel zeer zorgvuldig nalezen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over wat de staatssecretaris zei voordat hij aan de opmerkingen van de heer Van der Vlies toekwam. Dat wij het rapport krijgen over het onderzoek dat hij heeft aangekondigd, is prima, maar mijn vraag had ook betrekking op de nadere regelgeving die de staatssecretaris voornemens is in te voeren met betrekking tot de codificatie van jurisprudentie omtrent de niet-medische hulpmiddelen en de woningkosten. Ik neem aan dat die regelgeving voor 1 januari 2002 beschikbaar moet zijn. Dan lijkt mij dat het, in het licht van het debat dat wij gevoerd hebben, mogelijk moet zijn dat de regeling die de Kamer toegezonden krijgt eventueel aanleiding is voor een nader debat met de regering.

Staatssecretaris Bos:

Ja, dat moet de Kamer inderdaad zelf beslissen. Wanneer het stuk gereed is, zullen wij het aan de Kamer voorleggen. Ik zeg erbij dat het stuk, aangezien het om codificatie gaat, niet al te veel nieuws zal bevatten en dat er wellicht niet veel aanleiding zal zijn voor een debat. Maar goed, de Kamer krijgt waar zij om gevraagd heeft.

Voorzitter. De punten van de heer Van der Vlies zullen bij de bespreking van de amendementen aan de orde komen.

Mevrouw Giskes heeft gevraagd of de ministeriële regeling die betrekking heeft op de manier waarop Senter aanvragen beoordeelt in de context van de filminvesteringsaftrek, aan de Kamer kan worden voorgelegd. Als dat mag op een manier die niet strikt genomen de formele voorhangprocedure betreft – dus min of meer parallel – zijn wij daar wel toe in staat. Ik zeg dat, omdat een formele voorhangprocedure de zaak zou kunnen vertragen, waardoor de ambitie om een en ander klaar te hebben op 1 januari 2002, als het nieuwe systeem in werking moet treden, niet meer gehaald zal worden. Maar ook al is het geen formele voorhangprocedure, de Kamer wordt toch in staat gesteld om eventuele op- of aanmerkingen naar voren te brengen.

Mevrouw Giskes (D66):

Dat is goed. Betekent dit dat u altijd zult wachten tot u van de Kamer een signaal gekregen heeft?

Staatssecretaris Bos:

Ik zal er rekening mee houden hoe dit naar mijn beste inschatting bij de Kamer aankomt. Het gaat mij erom dat wij niet kiezen voor een procedure waardoor het effectieve van start gaan van de nieuwe faciliteiten per 1 januari wordt belemmerd. Als wij kunnen proberen het daarmee in balans te houden, zullen wij aan het verzoek van de Kamer tegemoetkomen.

De heer De Haan heeft nogmaals zijn twijfels geuit over de vraag of de surtax wel verenigbaar is met het Europees recht. Daar zijn recent door hem Kamervragen over gesteld. Dit punt is in de schriftelijke behandeling aan de orde geweest. Daar wil ik het gemakshalve bij laten.

Dat de codificatie van het "arm's length"-beginsel een Alleingang van Nederland zou inluiden, is schriftelijk reeds weerlegd. Er zijn vele landen, met name in de Angelsaksische traditie, die veel scherpere verplichtingen hebben op dit punt dan Nederland nu voorstelt. Met het voorstel dat Nederland doet, brengen wij onze praktijk in overeenstemming met wat gangbaar is in Europa.

De vraag of het nieuwe filmregime in overeenstemming is met het Europese regime is onderwerp van de goedkeuringsprocedure die wij zijn ingegaan met Europa. Daar hebben wij goede hoop op. Gezien de goedkeuring die wij gekregen hebben voor de overgangsfaciliteit, lijkt het ons zeer aannemelijk dat ook de nieuwe faciliteit, die in een aantal opzichten soberder is, goedgekeurd zal worden. Dat ligt evenwel in de culturele sector altijd een slag gemakkelijker dan in een sector als de scheepvaart. Dat is inherent aan de Europese regelgeving op dit gebied. Daarom moet ik stellen dat wat voor de film kan, niet noodzakelijk voor de bootjes kan.

Ik noteer dat de heer De Haan met de armoedeval grote problemen heeft, maar dat hij een andere visie heeft dan het kabinet als het gaat om het bestrijden ervan.

De heer De Haan heeft gevraagd waarom het urencriterium zo moeizaam is bij drempels die wij bijvoorbeeld bij kinderopvang hanteren. Ten aanzien van ondernemers wordt inderdaad gewerkt met een urencriterium, maar in de loonbelasting hebben wij dat nog nooit gedaan. Dat zou echt een radicale inbreuk zijn op onze systematiek; het zou administratief zeer bewerkelijk zijn en bovendien gevoelig voor oneigenlijk gebruik. Wij zien dus geen reden om daartoe over te gaan.

De heer De Haan (CDA):

Dat is een argumentatie van niets. Als iemand werknemer wordt bij een onderneming of instelling, sluit hij een contract af. U hoeft echt niet alles te controleren. Steekproefsgewijs kunt u deze zaak volstrekt controleren. Ik zie echt niet in waarom dat niet uitvoerbaar zou zijn.

Staatssecretaris Bos:

Alles is uitvoerbaar, maar er staan uitvoeringskosten tegenover. De uitvoeringskosten van een registratie op uurbasis en de administratieve lasten voor de werkgevers staan in geen verhouding tot het voordeel in de vorm van de faciliteiten die u daaraan zou willen verbinden.

De heer De Haan (CDA):

U moet ook controleren of iemand iets meer verdient dan het wettelijk minimumloon. Als u het steekproefsgewijs controleert – zo gaat het altijd – zie ik niet in waarom dat kostbaarder is.

Staatssecretaris Bos:

Het controleren van wat iemand verdient, is natuurlijk aanmerkelijk makkelijker dan het controleren van het aantal uren dat iemand gewerkt heeft om iets te verdienen. In het eerste geval gaat immers geld van de een naar de ander; daar kun je allerlei controles op toepassen. Het tweede geval is echt van een andere orde, want daar sta je niet elk uur bij.

De heer De Haan (CDA):

Dan constateer ik dat academisch gevormde herintreders het makkelijk krijgen.

Staatssecretaris Bos:

Daar neem ik nota van.

De heer De Haan vindt dat in de sfeer van de hybride leningen sprake is van overkill. Het beste argument om dat hopelijk te ontzenuwen, is het feit dat de betrokken partijen, de baathebbenden, dat niet van mening zijn. In het kader van de studiegroep onder leiding van mevrouw Van Rooy en met betrokkenheid van banken, verzekeraars en andere instellingen die mogelijkerwijs door een overkill geraakt zouden kunnen worden, hebben wij de benadering opgesteld die in het wetsvoorstel is vervat. Dat zien ook zij als de beste aanpak. Bij de eerste voorstellen van het kabinet was er inderdaad sprake van overkill. Daarom hebben wij die voorstellen op een gegeven moment teruggenomen; wij hebben er even de tijd voor genomen om die voorstellen te bekijken, samen met degenen die er last van zouden hebben als er inderdaad sprake is van overkill. Dat blijkt allemaal mee te vallen.

De heer De Haan (CDA):

Laat ik vooropstellen dat ik graag al mijn amendementen kwijt wil. Heb ik goed begrepen dat de echte achtergestelde leningen – dus niet concurrente of preferente leningen – niet getroffen worden?

Staatssecretaris Bos:

Ik zal straks terugkomen op het amendement van de heer De Haan over achtergestelde leningen, maar hij had ook een algemene vraag gesteld of er überhaupt geen sprake is van overkill; daarop ben ik nu ingegaan.

De heer De Haan heeft een motie ingediend inzake de uitwerking in de agrarische sfeer op het punt van de bedrijfsopvolging. Ik constateer met de heer Dijsselbloem dat die motie iets vraagt zonder daar een dekking voor aan te geven. Ik heb begrip voor de redenering van de heer De Haan dat het amendement, gelet op de complexiteit en de korte tijd, niet de vorm van een amendement heeft kunnen krijgen, maar die argumentatie geldt meer voor de vormgeving van wat hij wil dan voor het indiceren van de dekking. Het lijkt mij overigens niet verstandig om een apart regime te vestigen dat specifiek betrekking heeft op de agrarische sector. Wij hebben een bedrijfsopvolgingsfaciliteit die in principe een generiek karakter heeft. Daarbij is, zeker in de nieuwe regeling, voldoende rekening gehouden met quota en dergelijke. Het is zelfs generiek en algemeen gemaakt en biedt daardoor meer rechtszekerheid. Wat de heer De Haan ons vraagt, is dus een stap terug. Ik ontraad dan ook de aanneming van deze motie.

De heer De Haan (CDA):

Ik snap dat de staatssecretaris de motie wil ontraden. Dan moet hij het echter wel op goede gronden doen. Het is niet waar dat de regeling ingewikkeld is. Ik vraag immers naar de oude regeling. De staatssecretaris weet duvels goed hoe die in elkaar zit. Ik heb gevraagd om te berekenen wat de budgettaire consequenties zijn. Ik kan dat niet. Het departement van de staatssecretaris kan het echter ook niet, al begrijp ik niet waarom. Om deze reden ben ik met een motie gekomen en niet met een amendement.

Staatssecretaris Bos:

Ik respecteer dat ten volle. Ik zeg echter dat dit alles op zichzelf geen reden is om helemaal geen duiding te geven van een mogelijke dekking, ongeacht het ermee gemoeide bedrag.

Ik voeg er het volgende aan toe, waarmee ik een bruggetje sla naar een opmerking van mevrouw De Vries over dit dossier. Ook zij maakt zich zorgen over de waarderingsgrondslag van landbouwgrond. Het systeem lijkt ons duidelijk, ook met betrekking tot de waarde van het "going concern", omdat het ook opgaat voor kapitaalintensieve ondernemingen, zoals in de landbouw, met een lage rentabiliteit. Het feit dat er soms sprake is van een "onderrentabiliteit" wordt juist meegenomen in een waarderingsregel als going concern. De manier waarop wij het vormgegeven hebben, bestaat uit een generieke vervanging van de bestaande methode, die alleen van toepassing was op agrarische ondernemingen. Wij maken de regeling generiek en daarmee ook evenwichtiger.

Wij hebben hierover specifiek gepraat met het Nederlands agrarisch jongerencontact, die daarover zo hun ideeën hebben. Zij hadden niet zozeer problemen met deze regeling. Zij vroegen ons echter of op centraal niveau van tevoren de waarde vastgesteld kan worden. Dat is voor ons een brug te ver. Wij kunnen de waarderingsregel op centraal niveau vaststellen. Dat staat in onze voorstellen. De concrete waardering is vervolgens een kwestie van hoe vast te stellen feiten en omstandigheden worden gerelateerd aan de waarderingsregel. In het kabinetsstandpunt is wel aangegeven dat de belastingdienst bereid is om mee te denken in termen van praktische afspraken die mogelijk op regionaal niveau hun vertaling zouden kunnen krijgen. Wellicht biedt dit enige hoop voor de heer De Haan en mevrouw De Vries.

Mevrouw De Vries (VVD):

Dat is zeer positief. Ik heb van het Nederlands agrarisch jongerencontact begrepen dat zij in feite een uitvoeringsbesluit willen hebben over hoe de "going concern"-waarde moet worden vastgesteld. Zij steunen het uitgangspunt, maar hebben veel vragen over de uitvoerbaarheid. Zegt de staatssecretaris toe, bereid te zijn om de zaken op regionaal en landelijk niveau vast te stellen?

Staatssecretaris Bos:

Ik ben laatst nog in de wandelgangen overvallen door de jongens en meisjes van het Nederlands agrarisch jongerencontact. Zij weten mij altijd goed te vinden. Ik heb toen toegezegd dat ik nog voordat de notitie Landbouw en fiscus aan de Kamer wordt toegestuurd, met hen zal praten over onze bevindingen in de context van die nota. Ik zeg toe, dit punt nogmaals op te zullen nemen. Als er reden is om hieraan extra woorden te wijden, kunnen wij een en ander nog verwerken in de notitie.

Ik heb de motie van de heer Dijsselbloem over de indicatiestelling gehandicapten en chronisch zieken nog niet van commentaar voorzien. Het streven wat hij met de motie beoogt en het verzoek aan de regering daarbij komt ons sympathiek voor. Wij gaan er graag mee aan de gang. Ik maak daarbij de kanttekening dat de indicatieorganen die mogelijkerwijs het vehikel vormen voor een verbeterde indicatiestelling, pas vanaf 1 januari effectief zijn. Zij beschikken dan nog niet eens over het instrumentarium dat wij deze organen graag willen geven. Het is ook nog niet zeker of wij daartoe überhaupt in staat zijn. Het is eveneens niet zeker of de doelgroep dekkend zal zijn voor dit type ambities. Het deel van de motie dat stelt dat wij zo spoedig mogelijk met voorstellen over inkomensondersteuning moeten komen, is wat ons betreft na vandaag wederom een jaar lang niet aan de orde. De motie geeft bovendien niet aan hoe die voorstellen moeten worden betaald. Dat deel van de motie dat vraagt om met de collega's van VWS en SZW te spreken over de door de Kamer zeer bepleite voortgang op het gebied van de indicatiestelling, lijkt mij uitvoerbaar. Daar heb ik dan ook geen probleem mee.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

De staatssecretaris legt erg de nadruk op het woord inkomensondersteuning, maar ik zou de nadruk willen leggen op het woord specifiek. De kern van de kritiek is niet de hoeveelheid geld die wordt ingezet, maar het feit dat het geld zo slecht bij de doelgroep terechtkomt. De nadruk ligt in deze motie op het woord specifiek. Dat komt dan ook twee keer voor in de motie.

Staatssecretaris Bos:

Dat zou kunnen betekenen dat wij het met elkaar eens zijn. Ik begrijp hieruit dat de motie niet de behoefte aan nog weer een serie inkomensondersteunende voorstellen behelst, maar dat het gaat om voorstellen om gerichter in te zetten bij voorstellen voor inkomensondersteuning. Dat maakt het voor mij nog gemakkelijker om mij positief tegenover deze motie op te stellen. Wel maak ik een voorbehoud terzake van de datum waarop een en ander effectief kan zijn. Wij moeten zien hoe wij op dit punt zo snel mogelijk voortgang kunnen maken. Ik neem dit met enthousiasme op met mijn collega's.

Ook de motie van de heer Dijsselbloem over co-ouders lijkt ons uitvoerbaar.

De heer De Wit stelde nog een vraag over het successierecht. Wij begrepen daaruit dat de heer De Wit zich afvroeg of het wel rechtvaardig is dat een langstlevende ouder vruchtgebruik erft en daarover successierecht moet betalen dat de kinderen over het blote eigendom verschuldigd zijn. Een beetje flauw misschien, maar dat vloeit niet voort uit de regelgeving die wij voorstellen. Die situatie doet zich onder het huidige successierecht al voor. Overigens is daarvoor onder het huidige successierecht al een regeling getroffen, in die zin dat de vruchtgebruiker de belasting moet voorschieten. Als kinderen geen liquiditeiten hebben, maar wel worden aangeslagen, is het in de huidige praktijk mogelijk om de belasting door de vruchtgebruiker te laten voorschieten.

De heer De Wit (SP):

Mijn vraag was anders bedoeld. Het ging mij om de situatie waarin er geen sprake is van een splitsing tussen bloot eigendom en vruchtgebruik. Daarbij doelde ik op de verhoging van de waarde van de woning. Als we in plaats van 60% op 100% gaan zitten, is het mogelijk dat een onverdeeld huis leidt tot een hogere waarde, die door de overblijvende partner over de kinderen moet worden verdeeld. Dat leidt dan tot een hoger te verdelen kindsdeel.

Staatssecretaris Bos:

Een verrassing op de late avond: de SP komt op voor het eigenwoningbezit! Maar goed, dat is een beetje flauw en ik zal niet verder provoceren. Ik kan niet ontkennen dat onze poging om een onbeoogd dubbel voordeel in de huidige waarderingspraktijk weg te nemen, tot gevolg kan hebben dat in de toekomst in concrete situaties de waardering iets hoger zal zijn dan in het verleden.

Mevrouw Giskes stelde nog een vraag over de afvalstoffenbelasting. Zij verzocht ons niet te lang te wachten met het presenteren van onze visie terzake. Naar ik geïnformeerd ben, zal deze visie terechtkomen in het landelijke afvalbeheersplan, dat in het begin van 2002 aan de Kamer wordt toegezonden.

Mevrouw Giskes vroeg waarom geen hogere aftrekgrenzen voor giften mogelijk zijn. Ook dit zouden wij moeten dekken, want het kost geld. Concreet stelde zij deze vraag in de context van musea.

Mevrouw Giskes (D66):

Alleen in de context van musea.

Staatssecretaris Bos:

De musea hebben als enige een 0%-tarief in het successie- en schenkingsrecht. In die zin worden zij al tamelijk genereus behandeld. Overigens zijn wij begonnen met een bredere herziening van wat wij als een goed doel wensen te zien. Dit wordt een leidraad voor die zaken waarop wij eventuele vrijstellingen en lagere tarieven van toepassing willen laten zijn.

Mevrouw De Vries vroeg wat het effect is als wij het plafond in de partnersfeer niet op 1 mln zetten, maar op 1,1 of 1,2 mln. Wij gaan uit van de volgende cijfers. Bij verhoging van 600.000 naar 1 mln gaat het om een kleine 60 mln, bij verhoging naar 1,1 mln gaat het om rond de 65 mln en bij verhoging naar 1,2 mln wordt het in de sfeer van 70 mln. Dan zijn wij wel met steeds minder educated guesses bezig. Gaan wij een hele stap hoger, naar 2,2 mln, dan zitten wij op een kleine 100 mln. Het loopt langzaam op. Je komt terecht bij een steeds kleinere groep mensen, maar wel met een steeds groter vermogen.

Ik ben toe aan de amendementen. Het zijn er heel veel. Ik vraag om actief meedenken van de Kamer om mij te behoeden voor uitglijders, want het is niet eenvoudig om het goed voor ogen te krijgen.

Ik begin bij deel I van het belastingplan. Het eerste amendement is dat op stuk nr. 9, van de heer Dijsselbloem, over het laten vervallen van de afdrachtvermindering bij toetreders bij werkgevers en het toesluizen van het geld in de sfeer van de intensivering afdrachtvermindering scholing. Dit is een amendement dat sluitend is qua dekking en dat zich in dezelfde sfeer afspeelt als ons oorspronkelijke voorstel. Wij laten het oordeel hierover aan de Kamer.

Het volgende amendement is dat op stuk nr. 11, met als eerste ondertekenaar mevrouw De Vries. Hierin wordt de flexibelebeloningsregeling opgeofferd. Ook hierover heb ik in het debat het nodige gezegd. Ik weet dat het gaat om geld dat dezelfde indieners vervolgens in een andere richting aanwenden. Ook hierover laat ik het oordeel aan de Kamer.

Het volgende amendement is dat op stuk nr. 12. Het lijkt mij, zeg ik vragenderwijs in de richting van de heer Dijsselbloem, dat dit amendement net als het amendement op stuk nr. 15 vervangen wordt door het amendement van de heer Van der Vlies op stuk nr. 22. Als het niet zo is, hoor ik graag hoe ik het wel moet zien.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

De heer Van der Vlies is er niet en ik kan natuurlijk alleen mijn eigen amendement toelichten. Bij ons gaat het om de inwonende gehandicapte van 27 jaar of ouder, waarbij er niet per se een ouder-kindrelatie hoeft te zijn. De heer Van der Vlies vindt dat het niet per se om een gehandicapte hoeft te gaan, maar dat het ook kan gaan om zorgafhankelijke ouders die in huis worden genomen. Het lijken mij complementaire amendementen. Misschien moeten uw juristen eens bekijken hoe dit wetstechnisch op elkaar moet aansluiten.

Staatssecretaris Bos:

Zegt u nu dat het amendement van de heer Van der Vlies ook uw amendement omvat? Of gaat het om twee gescheiden doelgroepen die bediend worden?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Volgens mij gaat het bij de heer Van der Vlies erom, ook zorgafhankelijkheid als criterium te nemen, naast het gehandicapt zijn en een leeftijd van 27 jaar of ouder, maar misschien interpreteer ik het niet helemaal juist. Wat dat betreft is het een handicap dat de heer Van der Vlies er niet is. Mijn amendement richt zich erop dat het niet sec om de ouder-kindrelatie gaat, daar waar het betreft inwonende gehandicapten van 27 jaar en ouder. Misschien moeten wij dat in elkaar schuiven; daar moeten wij even goed naar kijken.

Staatssecretaris Bos:

Dan trek ik de conclusie dat het in het amendement op stuk nr. 12 puur gaat om gehandicapten en niet alleen om gehandicapte kinderen. Wij hebben daar al eerder van gezegd, al in mijn termijn, dat wij daar sympathiek tegenover staan. U heeft daar zelf verder geen dekking voor aangegeven in het amendement, zoals ik het zie, maar ik geloof ook niet dat wij in staat zijn geweest om al te duidelijk te maken hoeveel dit extra zou kosten. Ik stel derhalve voor dat dit meeloopt in het grotere geheel.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Misschien had ik meteen moeten zeggen dat er waarschijnlijk nog een herdruk rondgaat van het amendement op stuk nr. 12 en dat het amendement inmiddels door alle nu aanwezige collega's is medeondertekend.

Staatssecretaris Bos:

Een reden temeer om er positief tegenover te staan.

Het amendement op stuk nr. 13, van mevrouw Giskes, is inmiddels vervangen door het amendement op stuk nr. 27 en dat is inmiddels weer vervangen door het amendement op stuk nr. 31. Nu, ik weet niet of wij die laatste stap al gemaakt hadden.

Het amendement op stuk nr. 14 is eigenlijk het vervolg op de motie-Crone, zoals die tijdens de algemene financiële beschouwingen werd ingediend. Daar kan ik kort over zijn. Wij hebben daar al tijdens de algemene financiële beschouwingen van gezegd dat wij strikt genomen de toegevoegde waarde van deze aanwending niet dezelfde prioriteit geven als de Kamer kennelijk doet. Wij hebben ook zo onze bedenkingen bij de aangevoerde dekking, met name als het gaat om het schrappen van de door ons beoogde verhoging van de arbeidskorting. Voorts constateren wij dat per saldo het resultaat van dit amendement betekent dat de lastenverlichting nog met 100 mln gulden toeneemt. Dit gezegd hebbende en ook de brede ondertekening constaterende, zullen wij het uiteindelijke oordeel hierover aan de Kamer laten, zij het dat de 100 mln gulden die met dit amendement gemoeid is, wat het kabinet betreft wel het eind is, als het gaat om wat de kosten kunnen zijn van wat hier verder vandaag allemaal aan amendementen passeert.

Hoe verhoudt het amendement op stuk nr. 15 zich, zo vraag ik bijvoorbeeld richting de heer De Haan die als één van de ondertekenaars nog aanwezig is, tot het amendement op stuk nr. 12 van de heer Dijsselbloem?

Mevrouw Giskes (D66):

Ik krijg de indruk dat het amendement op stuk nr. 22 inmiddels de vervanger is van het amendement op stuk nr. 15.

Staatssecretaris Bos:

Mag ik voorstellen dat wij er nog even gezamenlijk, in de uren voorafgaand aan het opstellen van de stemlijst, naar kijken hoe de nrs. 15 en 22 zich tot elkaar verhouden? In de toelichting bij het amendement op stuk nr. 15 lees ik dat het zowel gaat om gehandicapten, als om zorgafhankelijken. Daarmee lijkt er op z'n minst weer een soort van overlap te zijn met wat zonet bij nr. 12 besproken werd en wat in nr. 22 is vastgesteld. Wij zijn het eens, denk ik, over wat wij beleidsmatig hier beogen, maar ik stel voor dat wij morgenochtend even zorgvuldig kijken of het zich ook technisch allemaal op een verstandige manier tot elkaar verhoudt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik hoop niet dat daarmee meteen een oordeel is gegeven over het amendement op stuk nr. 22, want daar wordt wel degelijk gesproken van een eventueel noodzakelijke dekking van het amendement.

Staatssecretaris Bos:

Daar zal ik ook de dekking bij betrekken. De kosten van het amendement op stuk nr. 12 zijn te gering om er een dekkingsvoorstel voor te ontwikkelen. Ik ga ervan uit dat de dekking van het amendement op stuk nr. 15 wordt meegenomen in de dekking van dat op stuk nr. 22. Ik kom op dat punt terug.

De voorzitter:

Begrijp ik het goed dat u met een brief komt voor de stemmingen morgen?

Staatssecretaris Bos:

Nee, wij doen nog een laatste check hoe op dit moment de amendementen op de stukken nrs. 15 en 22 zich tot elkaar verhouden. Als er niks aan de hand is, blijft het zoals het is. Anders zullen wij bij de indieners aandringen op een laatste wijziging van de desbetreffende amendementen.

Het amendement op stuk nr. 16 gaat over het verlagen van het bedrag dat is gemoeid met de toetrederskorting van 6000 naar 5000 gulden. Daarover laat ik het oordeel aan de Kamer.

In het amendement op stuk nr. 17 komt de heer Vendrik met een eigen voorstel om de toetrederskorting te versoberen en de vrijkomende middelen in te zetten, niet zozeer in de sfeer van de combinatiekorting en dergelijke, maar met name in de sfeer van kinderopvang. Ik dacht dat dit het verschil was met andere amendementen. Dat loopt budgettair rond en speelt zich af in dezelfde sfeer als onze maatregelen. Ook daarover laat ik het oordeel aan de Kamer. Maar ik zie mevrouw Giskes bedenkelijk kijken.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik wil niet flauw doen, maar er gebeuren hier allerlei dingen die u zegt in 2002 niet meer te kunnen waarmaken. De verhoging van de arbeidskorting en van de combinatiekorting vervalt. Ik vind het wel leuk als wij daarover mogen oordelen.

Staatssecretaris Bos:

U heeft een punt. Bij dit amendement zal ik zeker het voorbehoud moeten maken dat alle opmerkingen die ik eerder heb gemaakt over de uitvoerbaarheid van die elementen geldig zijn. De strekking van mijn opmerking betrof de beleidsmatige inhoud van het voorstel van de heer Vendrik. Dat oordeel laat ik aan de Kamer, maar ik constateer dat er door de coalitiepartijen een vergelijkbaar voorstel is gedaan dat wel in alle opzichten uitvoerbaar is. Als u mij vraagt om een voorkeur uit te spreken, wil ik dat ook nog wel doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik dacht dat dit het best uitvoerbare amendement was. Wat de combinatiekorting en de arbeidskorting betreft, veranderen wij helemaal niks, dus dit wordt wel heel erg dol. Maar daar kunnen wij natuurlijk nog wel iets aan doen. Het is iets te makkelijk om op dit punt het oordeel aan de Kamer te laten. De dekking van verschillende voorstellen komt aardig overeen, maar de aanwending is in de combinatie net anders. Zowel in het amendement van mevrouw De Vries als in mijn amendement wordt de verhoging van de arbeidskorting ongedaan gemaakt. Als dat voor mij een probleem is, moet dat ook voor haar een probleem zijn. Dat heeft u niet genoemd, maar dat even terzijde.

Staatssecretaris Bos:

Dat is juist, maar het gaat met name om de combikorting.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het gaat om de verlaging van de arbeidskorting, die u heeft verhoogd met het oorspronkelijke voorstel. Het gaat nu om het politieke oordeel wat vanuit de optiek van het kabinet het meest interessante voorstel is, gelet op de noodzaak van verschuiving van middelen die met diverse faciliteiten zijn gemoeid. Dan vind ik het iets te makkelijk om het oordeel aan de Kamer te laten.

Staatssecretaris Bos:

Vanuit de optiek van het kabinet is het voorstel dat het kabinet zelf heeft gedaan het meest wenselijke. Daar wil ik het echt bij houden.

Het amendement op stuk nr. 18 van de heer De Haan speelt zich ook in dezelfde sfeer af: versobering van de toetrederskorting. Daarin worden de middelen toegeleid naar de kinderkorting. Ik dank de heer Vendrik dat hij mij er net op tijd aan herinnerde. De kinderkorting zal net als de combinatiekorting niet meer effectueerbaar zijn op 1 januari. Dat is echter niet mijn belangrijkste reden om een vraagteken te zetten bij de wenselijkheid van dit amendement. Dat vraagteken zet ik er met name bij, omdat de kinderkorting inkomensondersteuning pur sang is. Als er ideeën zijn om het geld dat is gemoeid met de toetrederskorting anders om te zetten, laten wij het dan beleidsmatig omzetten in iets wat bijdraagt aan participatie aan betaalde arbeid. Ik denk dat aanwendingen in de sfeer van kinderopvang meer gepast zijn. Ik ontraad dan ook aanneming van dit amendement.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het argument van uitvoering speelt nu ook weer een rol. Bij het amendement op stuk nr. 14, conform hetwelk verschillende kortingen worden verhoogd en verlaagd, horen wij er echter niets over.

Staatssecretaris Bos:

De parameters van het amendement op stuk nr. 14 waren ons vóór 30 oktober bekend. Ze zijn volledig verwerkt in de logistiek waar de belastingdienst mee werkt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat krijgen wij nou? U gaat amendementen van coalitiefracties al uitvoeren, terwijl de Kamer er hier nog niet over gesproken heeft?

Staatssecretaris Bos:

Na de financiële beschouwingen werd een motie aangenomen met concrete bedragen voor de verhoging van bijvoorbeeld de ouderenkorting en de kinderkorting en verlaging van de motorrijtuigenbelasting. Daarna heeft ook met de woordvoerder van de CDA-fractie uitgebreid overleg plaatsgehad in de sfeer van de dekking. Daar heeft men ons over geïnformeerd. Wij hebben op het draagvlak, dat bleek uit de manier waarop het verzoek aan ons gericht werd, geanticipeerd.

De heer De Haan (CDA):

Dan had de staatssecretaris in zijn commentaar op de motie wel wat anders kunnen zeggen. Hij had kunnen zeggen: ik heb haar al uitgevoerd en laat de rest maar stikken.

Staatssecretaris Bos:

Nogmaals, na de financiële beschouwingen is de motie aangenomen. Daarop zijn gesprekken gevoerd over de dekking. Het is duidelijk geworden dat de keuzes die de partijen maakten, niet de onze waren. Daarom zijn wij ook niet zelf met een nota van wijziging gekomen. Wij hebben het op een amendement laten aankomen. Vervolgens hebben wij goede nota genomen van de overeenstemming onder de indieners van de motie en nu dus het amendement. Het leek ons verstandig om daarvan uit te gaan bij de verdere instructies aan de belastingdienst.

Het amendement op stuk nr. 19 is vervangen door een amendement op stuk nr. 28. Het amendement op stuk nr. 20 is vervangen door een amendement op stuk nr. 29.

Ik kom op het amendement op stuk nr. 21 van de heren Vendrik en De Wit over een buitengewonelastenaftrek voor chronisch zieken en gehandicapten. De amendementen in dit kader nemen wij echt serieus, maar ontraden wij toch. Dat heeft te maken met het volgende. Van de mensen die je tot de groep laat behoren, moet je zeker weten dat ze inderdaad extra kosten maken die verband houden met hun handicap of hun chronische ziekte. De twee situaties die je wilt vermijden, zijn de situatie dat mensen het voordeel krijgen, maar geen extra kosten maken en de situatie dat mensen die wel extra kosten maken niet het voordeel krijgen. Enkel en alleen het genieten van een WAZ-, WAO-, of Wajong-uitkering betekent nog niet dat zo iemand extra kosten maakt die het gevolg zijn van het hebben van een bepaalde handicap of een chronische ziekte, en die niet op enigerlei wijze al vergoed worden. Dit geeft aan hoe complex het is. Wij zijn er tot nu toe niet in geslaagd om dit probleem op te lossen. Wij hebben behoefte aan nieuw instrumentarium. De afgelopen vier jaar hebben wij elk jaar weer nieuwe maatregelen genomen ten voordele van gehandicapten en chronisch zieken. Dat doen wij ook in het belastingplan voor volgend jaar. Er gaat weer een kleine 100 mln gulden naar die groep. Ik vraag de leden om niet over te gaan tot het aannemen van amendementen die onvolkomen indicatiestelling met zich brengen, waardoor wij feitelijk niet bereiken wat wij willen bereiken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De staatssecretaris verwijt mij iets over dit amendement, namelijk een onzuivere afbakening van de doelgroep, waarvan wij Kamerbreed hadden vastgesteld dat dat bij de huidige regeling in zeer forse mate het geval kan zijn. Dat is door de chronisch zieken en de Gehandicaptenraad naar voren gebracht. De huidige buitengewone-uitgavenaftrek voor chronisch zieken en gehandicapten komt in overwegende mate niet daar terecht waar de bedoeling is. Als er al een probleem is, hebben we een gedeeld probleem. Het gaat nu echt even over de details. Ik heb het niet over WAO'ers en mensen met een WAZ- of een Wajong-uitkering sec, maar over die groep – zeer aanwijsbaar en zeer fraudebestendig – die recht heeft op een uitkering op basis van een verhoogde grondslag. Dat zijn bijna altijd mensen die chronisch ziek zijn, en zeker altijd mensen die gehandicapt zijn. Dat sluit bijna naadloos één op één op elkaar aan. Daarnaast doe ik het voorstel, die mensen die een verstrekking hebben op grond van bijvoorbeeld de WVG toe te voegen aan de groep van gerechtigden, waarbij u mag uitmaken, op basis van de studie die u sowieso moet doen, of er een limitatieve lijst van verstrekkingen wordt gemaakt die recht geven op deze faciliteiten. Dat vind ik redelijk bestendig, redelijk gericht, misschien niet ideaal, maar tot op heden echt beter dan de huidige aftrek, waarvan we allemaal weten dat die zeer ongericht is, waardoor uw dure geld niet in voldoende mate terechtkomt bij de bedoelde groep.

Staatssecretaris Bos:

Ik ben er niet van overtuigd dat de veronderstellingen die de heer Vendrik hanteert correct zijn, en ik zal proberen dat aan te tonen. Hij wijst allereerst op het feit dat de combinatie van WAO-, WAZ- en Wajong-gerechtigd zijn met een verhoogde grondslag bijna zeker moet gaan om gehandicapten en chronisch zieken. Dat is niet het punt. Waar het om gaat, is de vraag of er geen anderen die tot de categorie van gehandicapten en chronisch zieken behoren die niet onder die beschrijving vallen, en dan dus buiten de doelgroepafbakening vallen die hij nu maatgevend wil maken voor het toedelen van bepaalde voordelen. Ik weet dus niet of zijn omschrijving dekkend is. Hij voegt daar een tweede omschrijving aan toe, waar het gaat om verstrekkingen. Het enkele feit dat men bepaalde verstrekkingen geniet, betekent niet dat men ook extra kosten maakt, die vervolgens in aanmerking zouden moeten komen voor een vergoeding. Dat is precies het type vragen die wij tot nu toe niet beantwoord hebben weten te krijgen. Ik sluit helemaal niet uit dat er elementen in uw voorstel bereikbaar blijken te zijn, maar ik ben daar niet voldoende van overtuigd om dat met de huidige kennis over de precieze samenstelling van de groep en de implicaties van wat hij voorstelt, te accepteren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het probleem dat de staatssecretaris bij de eerste groep gerechtigden schetst, kunnen wij oplossen door er een tweede groep aan toe te voegen. Daarbij geef ik hem de ruimte – neem die dan ook – om in nadere overweging te nemen, welk type verstrekking waarvoor een toekenningsbeslissing op papier staat, van dien aard is dat men in reden kan spreken van de groep chronisch zieken en gehandicapten. Dat hoeft geen brede lijst te zijn. Ik geef hem de ruimte middels mijn amendement, en ik dwing hem nergens toe. Die studie moet hij sowieso uitvoeren. Wat is dan het probleem?

Staatssecretaris Bos:

De heer Vendrik hanteert allerlei veronderstellingen met betrekking tot de mate, waarin de combinatie van de twee omschrijvingen die hij hanteert dekkend zou zijn voor de groep die wij willen bedienen. Ik weet niet of dat klopt. Ik ben er ook niet van overtuigd dat daarmee het probleem wordt opgelost. Als wij voor de zoveelste keer niets zouden doen aan de desbetreffende groep, zou ik een enorme druk op mij voelen om in ieder geval iets te doen. Die druk voel ik niet, omdat we voor het vierde achtereenvolgende jaar iets substantieels doen, hoe ongericht ook. Dan ga ik met inachtneming van de suggesties die de heer Vendrik op dit punt meegeeft en met inachtneming van wat er in de motie van de heer Dijsselbloem staat over hoe wij dit probleem zo snel mogelijk zouden moeten oplossen, liever de door ons voorgestelde route op.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Gehoord dit debat, kunnen wij in ieder geval vaststellen dat wij op dit punt een gemeenschappelijk probleem hebben, waarvan ik denk dat ik het redelijk oplos, maar goed over dat laatste verschillen wij dan van mening. Ik zou dan in ieder geval de staatssecretaris willen vragen om de vermenigvuldigingsfactoren uit de wet te halen en het daarvoor gereserveerde bedrag apart te reserveren. Wij weten namelijk dat dit in overgrote mate niet bij de doelgroep komt waar hij en ik het geld willen hebben.

Staatssecretaris Bos:

Dat is de zoveelste veronderstelling van de heer Vendrik die gewoon niet klopt. Ik weet dat de Gehandicaptenraad heeft aangegeven dat er sprake zou zijn van 95% mismatch. Welnu, daar zijn wij het gewoon niet mee eens en dat kunnen wij ook aantonen met harde cijfers. Er is een mate van ongerichtheid gemoeid met de voorstellen die wij doen, maar de veronderstelling dat dit in grote of overweldigende mate het geval is, is niet de mijne.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb bij amendement gevraagd om de toepassing van de vermenigvuldigingsfactoren te beperken tot de groep chronisch zieken en gehandicapten. Wat zeggen uw ambtenaren tegen mij? Dat wanneer je uitgaat van budgettaire neutraliteit, er sprake is van een zeer substantiële verhoging van de vermenigvuldigingsfactoren. Nu gaat het om 25% tot 50%; dat kan oplopen tot 65%. Dat kan niet anders dan betekenen dat er een zeer grote mate van oneigenlijk gebruik in zit. Zo het al niet 95% is, dan op z'n minst de helft, zo niet meer. Dat geld komt dus niet bij de groep terecht waarvoor het bedoeld is. Dat zou dus nog veel slechter zijn dan wij hier beogen te realiseren. Haal het er dan maar even uit en reserveer het en kijk opnieuw hoe je die bijna 100 mln gulden kunt inzetten.

Staatssecretaris Bos:

Op dat punt maak ik echt een fundamenteel andere keuze. Wij hebben nu geld uitgetrokken waarvan wij weten dat een relevant deel terechtkomt bij de mensen voor wie het bedoeld is, waarschijnlijk dus ook een deel bij mensen voor wie het niet bedoeld is. Als het alternatief is "doe maar even niets en kijk maar waar je uitkomt" dan kies ik liever voor het voorstel dat wij gedaan hebben. Dan weet ik in ieder geval dat een relevant deel van de middelen die wij hiervoor beschikbaar gesteld hebben, terechtkomt bij degenen bij wie het behoort terecht te komen. Vervolgens gaan wij echt verder met elkaar om het een volgende keer beter te doen. Dan ligt het antwoord op de vraag hoe wij dat kunnen doen, misschien niet primair bij de staatssecretaris van Financiën, maar ga ik daarover in gesprek met mijn collega's van Volksgezondheid en van Sociale Zaken omdat van hen de omschrijving van de doelgroep in eerste instantie zal moeten komen.

Mevrouw De Vries (VVD):

Zal u in het kader van dat onderzoek ook gaan praten met de Gehandicaptenraad teneinde dit soort discussies in de toekomst te voorkomen?

Staatssecretaris Bos:

Wij zijn continu zeer intensief in gesprek met de Gehandicaptenraad, ook met betrekking tot de totstandkoming van de rapportage die wij in het voorjaar gestuurd hebben. Alleen, intensief met elkaar in gesprek zijn, betekent nog niet dat je het ook altijd eens wordt.

Mevrouw Giskes (D66):

Wij hebben zo-even een motie aan de orde gehad waarin gevraagd wordt om na te gaan of met terugwerkende kracht per 1 januari volgend jaar wat kan worden gedaan als er uit het onderzoek rond de gehandicapten iets naar voren komt. Als wij deze regeling nu gewoon in laten gaan, wordt het straks wel erg moeilijk om dat terug te draaien. Dat zou dus pleiten voor hetgeen de heer Vendrik voorstelt, namelijk om het geld eventjes te reserveren.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Is het niet zo dat het kabinet voorstelt om deze vermenigvuldigingsfactoren ter oplossing van een ander probleem, namelijk de waarde van de aftrekpost in de verschillende tariefsgroepen? Wij moeten de goede oplossing die het kabinet voor dat probleem heeft bedacht er nu dus niet weer uithalen omdat wij nog geen oplossing hebben voor een ander probleem, namelijk het zo gericht mogelijk inzetten van de middelen voor de doelgroep.

Staatssecretaris Bos:

Dat laatste lijkt mij een zinvolle aanvulling op mijn betoog. Richting mevrouw Giskes zeg ik: die keuze is aan u, het is niet de keuze die wij maken. Wij menen dat het beter is om de middelen die wij nu beschikbaar hebben, in te zetten zoals door ons voorgesteld. Reserveren tot iets beters is gevonden zonder dat wij weten wanneer en op welke wijze deze middelen dan wel kunnen worden aangesproken, lijkt mij niet in het belang van de doelgroep.

Het amendement op stuk nr. 22 kent als eerste ondertekenaar de heer Van der Vlies. Ik geloof dat dit inmiddels bijna Kamerbreed wordt gesteund. De dekking moet gevonden worden in het met 1 gulden minder laten stijgen van de algemene heffingskorting. Dit levert ook de dekking op voor uitvoering van het amendement van mevrouw Smits. Het plaatje is daarmee helemaal rond. Ik kan een nota van wijziging opstellen, maar wij kunnen het ook aan laten komen op stemming.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Er is een nieuw amendement in voorbereiding waarin de dekking is geregeld.

Staatssecretaris Bos:

In combinatie daarmee is aanvaarding van dit amendement voor ons acceptabel.

In het amendement van mevrouw Giskes op stuk nr. 31 wordt voorgesteld om vanaf 2003 de opbrengst van het versoberen van de toetredingskorting te besteden aan verhoging van de combinatiekorting. Strikt genomen, regeert de Kamer over haar eigen graf heen door in dit amendement maatregelen voor te stellen die betrekking hebben op de jaren 2003 en 2004. Wij zijn daar altijd terughoudend in, zeker als er een kabinetsformatie tussen zit in het kader waarvan allerlei zaken teruggedraaid kunnen worden. Als de Kamer hiertoe besluit, maakt dit echter gewoon onderdeel uit van het basisscenario. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer over.

In het amendement op stuk nr. 29 wordt uitgegaan van dezelfde afbakening van de doelgroep die in een eerder amendement van de heer Vendrik aan de orde is geweest. Aanneming van dit amendement wijzen wij om dezelfde reden af.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit amendement is mede vormgegeven door de ambtenaren van de staatssecretaris. Er is een inschatting gemaakt van het effect van de beperking van de toepassing van de vermenigvuldigingsfactor tot de groep van chronisch zieken en gehandicapten zijn. Dat effect is zeer fors. De vermenigvuldigingsfactor stijgt namelijk behoorlijk. De constatering van de staatssecretaris dat er sprake is van een keurige faciliteit die in overwegende mate bij chronisch zieken en gehandicapten terechtkomt, klopt niet. Dat kan hij niet volhouden.

Staatssecretaris Bos:

Ik heb niet ontkend dat de faciliteit een zekere mate van ongerichtheid kent. Dat het percentage van 95 daarop van toepassing is, heb ik wel ontkend. De rekensom dat de vermenigvuldigingsfactor omhoog kan op het moment dat de groep wordt beperkt, kan heel goed door mijn ambtenaren gemaakt worden. Dit betekent echter nog niet dat wij de doelgroep zo af kunnen bakenen dat een verantwoorde uitvoering mogelijk is.

Voorzitter. Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 28 waarbij het gaat om voorstellen in de sfeer van het vervoer. Ik wijs de heer Vendrik op de mogelijkheid die reeds bestaat om extra kilometers die samenhangen met een handicap in aftrek te brengen. Tevens wijs ik hem erop dat de optie die door de heer Vendrik wordt voorgesteld in het kader van de totstandkoming van het rapport van de werkgroep die zich heeft beziggehouden met de inkomenspositie van gehandicapten en chronisch zieken, ook is voorgelegd aan de Chronisch zieken en gehandicaptenraad Nederland en dat men deze maatregel heeft afgewezen, omdat men de voorkeur gaf aan een maatregel waarbij sprake is van een aftrek van kilometers die gehandicapte mensen meer dan gemiddeld afleggen. Dat brengt ons echter weer op het probleem dat het dan niet meer noodzakelijk gaat om kilometers die afgelegd worden omdat men een handicap heeft of een chronische ziekte. Dan schiet dat op die manier ook zijn doel voorbij. Kortom, zowel aan wat hier wordt voorgesteld als aan het alternatief dat de Chronisch zieken en gehandicaptenraad op dit punt zelf zag, kleven de nodige nadelen. Daarom wijzen wij dit af.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vind het wel bizar dat nu ineens de Chronisch zieken en gehandicaptenraad naar voren wordt gebracht om een amendement van mijn kant af te wijzen. Ik zou wensen dat die positie ook op andere gebieden van het hele chronisch zieken en gehandicaptenverhaal deze raad toekomt. Maar goed, dat is dan weer niet het geval. Mijn punt is dat men voor het in aanmerking komen van kosten voor sociaal verkeer op dit moment in hoge mate afhankelijk is van de individuele willekeur van de belastinginspecteur dan wel van de jurisprudentie. Die is tamelijk chaotisch en tamelijk beperkt. Dit amendement wil dat beter regelen, waarbij overigens deze staatssecretaris via lagere regelgeving weer alle ruimte heeft om een en ander nader te regelen. Volgens mij valt dit ook onder de codificatie die hij voornemens is te doen van de jurisprudentie op het gebied van de buitengewone uitgaven. Het is een groot probleem, dat sowieso geregeld moet worden. Ik vind het geen optie om dan aan mijn adres te zeggen dat het niet te regelen valt. Het moet sowieso, met of zonder dit amendement. Het enige wat ik toevoeg aan de huidige regeling is een forfait van 5000 km. Dat beperkt ook de uitvoeringslasten en dat zou deze staatssecretaris toch ook moeten aanspreken.

Staatssecretaris Bos:

Het is nog niet zeker of er op dit punt sprake is van een overlap met wat wij in de context van de codificatie moeten doen. Als dat wel het geval is, zullen wij het meenemen bij de behandeling van de codificatiematerie en als dat niet het geval is, zullen wij de Kamer informeren waarom dit niet het geval is. Daarmee is deel I van het belastingplan afgerond.

Dan kom ik bij deel II. Hierop zijn verschillende amendementen ingediend, onder andere het amendement op stuk nr. 7 dat naar mijn beste weten vervangen is door het amendement op stuk nr. 12 over de zwangere onderneemsters. Verder is ingediend het amendement op stuk nr. 8 over de doorschuiffaciliteit. Er is iets misgegaan met onze assistentie bij het vervaardigen van de amendementen op de stukken nrs. 8 en 12. Dat betreft precies het punt waarover wij zo uitgebreid met elkaar gediscussieerd hebben, namelijk dat wij de datum van inwerkingtreding open willen laten en willen verbinden aan een koninklijk besluit om ons nog enige tijd te geven om een en ander zorgvuldig te bekijken. Dat is niet in de amendementen opgenomen. Ik neem aan dat ruim voor de stemmingen de amendementen op de stukken nrs. 8 en 12 op dat punt nog een correctie behoeven. Daarmee zijn het amendementen die ons sympathiek voorkomen, die gedekt zijn en in die zin voor ons acceptabel zijn.

De amendementen op de stukken nrs. 9 en 11 zijn ook amendementen die gefinancierd worden uit dezelfde financieringspot voor flexibel belonen die hiervoor door de ondertekenaars is aangewezen. Daar heb ik al het nodige over gezegd. Het zijn overigens amendementen waar wij mee kunnen leven.

Dan blijft over het amendement op stuk nr. 13 van de heer Vendrik dat ertoe strekt, de voorgestelde verlaging van de vennootschapsbelasting ongedaan te maken. Wij moeten aanvaarding van dat amendement ontraden.

Tot slot is er het amendement op stuk nr. 14 van de heer De Haan en mevrouw De Vries. De heer De Haan zei dat hij niets liever zou doen dan het intrekken van het amendement, maar dat hij graag de zekerheid wilde dat er geen sprake is van overkill. Nogmaals: degenen die nauw betrokken zijn bij de toetsing van onze voorstellen, zoals die uiteindelijk haar vertaling heeft gevonden in dit voorstel, zijn degenen die nadelen zouden kunnen ondervinden van een mogelijke overkill; zij hebben ons in dat proces verzekerd dat wij de juiste maatvoering gevonden hebben. Dat vonden wij zelf ook al, maar het was prettig om dat van hen te horen. Als dat niet zo zijn geweest, zouden zij de eersten zijn geweest die daarvan een punt zouden hebben gemaakt.

Hierbij speelt ook het volgende een rol. Als wij zouden doen wat de heer De Haan, bovenop alle zekerheden die ik probeer te verschaffen in termen van hoe een en ander tot stand is gekomen, van ons vraagt – namelijk om bij leningen van een looptijd van meer dan tien jaar de eis van achterstelling op te nemen – zouden vele gevallen van hybride leningen niet meer onder de reikwijdte van deze bepaling vallen. Dan is er in ieder geval geen sprake van overkill, maar wel van "underkill". Dat zou dus niet leiden tot een effectieve maatregel; dat zou buitengewoon jammer zijn.

De heer De Haan (CDA):

Dat is een goede uitleg. De Handelingen behoren tot de interpretatie van de wet. Het is daarom niet nodig om het amendement te handhaven. Ik dank de staatssecretaris voor zijn heldere uitleg.

De voorzitter:

Het amendement-De Haan/De Vries (28034, nr. 14) is ingetrokken.

Staatssecretaris Bos:

Ik dank de heer De Haan.

Ik ben bij deel III. Het amendement op stuk nr. 7, met mevrouw De Vries als eerste ondertekenaar, is vervangen door het amendement op stuk nr. 11. Dat amendement gaat over een extra verlaging van de motorrijtuigenbelasting en is verbonden aan de motie-Crone c.s., die nu dus in diverse amendementen is ondergebracht. Net zoals bij al die amendementen laat ik het oordeel over aan de Kamer. Er is in ieder geval sprake van dekking binnen de grenzen van wat wij acceptabel achten.

Het amendement op stuk nr. 8 is vervangen door het amendement op stuk nr. 10. Dat is een amendement van de heer Dijsselbloem om de correctie op de autokostenfictie voor de auto van de zaak langs een driejarig ingroeipad te laten verlopen. Wij hadden het zelf kunnen verzinnen. Dat amendement komt ons dus zeer sympathiek voor. Bovendien kost het niets. Dat amendement zien wij dus graag aangenomen worden. Daarmee zijn ook de voor dit onderdeel van het belastingplan relevante amendementen afgewerkt.

Tot slot kom ik bij deel IV. Over het amendement van de heer Vendrik over de accijnsschuif inzake frisdrank, bier en wijn zeg ik wat wij daar al een aantal jaren over zeggen: daarover ligt er al sinds mensenheugenis een Kameruitspraak die wij nooit echt negatief bejegend hebben. Er was echter altijd wel een reden om het niet te doen. Ik blijf zeggen dat het misschien verstandiger is om dit type maatregel in een grotere operatie, misschien ten tijde van een regeerakkoord, aan te pakken. Ik blijf ook zeggen dat wij altijd geprobeerd hebben om het tot onderdeel van ons beleid te maken dat de opbrengst van een verhoging van een indirecte belasting niet gebruikt wordt voor verlaging van een andere indirecte belasting, maar voor verlaging van een directe belasting. Wij maken als het ware het bier duurder om de arbeidskorting te verhogen. Zoiets als "drinken voor de werkgelegenheid" zou dan ook eerder passen in ons beleid. Dit gezegd hebbend, laat ik het oordeel over het amendement aan de Kamer.

Het amendement op stuk nr. 9 van de heer Dijsselbloem is ingetrokken. Dank daarvoor.

Inzake het amendement op stuk nr. 10 is een nota van wijziging ingediend met daarin een plafond van 1 mln. Ik wens dat te handhaven. Ik ontraad het amendement.

Het amendement op stuk nr. 11 van de heer De Haan is overbodig geworden, omdat de situatie waarop zijn amendement betrekking heeft inmiddels onderdeel is geworden van de nota van wijziging die op dit punt is ingediend.

De voorzitter:

Het amendement-De Haan c.s. (28015, nr. 11) is ingetrokken.

Staatssecretaris Bos:

Ik moet erbij zeggen dat wij in die zin bij de oude situatie zijn gebleven dat het altijd gaat om een ouder-kindsituatie waarbij beiden ouder zijn dan 27 jaar. Dat betekent dat de casus wordt vermeden van, bijvoorbeeld, een inwonend, studerend kind.

Het amendement op stuk nr. 13 betreft de aanwending van vrijvallende gelden in de sfeer van successierechten. Dat amendement is voor ons volkomen acceptabel.

Ik sluit af met de volgende opmerking. Er zijn momenten dat dit soort grote en ingewikkelde belastingdebatten worden afgesloten met gerede twijfel of de uiteindelijk uitkomst na stemming een verbetering is ten opzichte van het voorstel bij indiening. Die twijfel bekruipt mij hierbij echter niet. Ik heb het gevoel dat er op een buitengewoon constructieve wijze is gedebatteerd. Dit heeft in mijn ogen op een fors aantal onderdelen tot verbeteringen geleid. Er zijn veel debatten die bij de uitkomst tien nieuwe belastinguitgaven laten zien. Er zijn echter maar weinig debatten waarbij de uitkomst vier belastinguitgaven minder laat zien.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, later vandaag op een nader te bepalen moment te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 1.03 uur

Naar boven