Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | nr. 90, pagina 5164-5166 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | nr. 90, pagina 5164-5166 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 25 mei 1999 over emancipatietaakstellingen.
Mevrouw Bussemaker (PvdA):
Mevrouw de voorzitter! Op 26 mei jl. heeft een AO plaatsgevonden over het actieplan emancipatietaakstellingen van de verschillende departementen. Wie dat AO globaal gevolgd heeft, kan het in eerste instantie wellicht verbazen dat het verslag daarvan nu op de plenaire agenda staat. Immers, er was grote overeenstemming tussen diverse woordvoerders en de staatssecretaris. Er was overeenstemming over het belang dat elk departement een actieplan op moet stellen, met drie concrete taakstellingen op het terrein van emancipatie, die binnen de regeerperiode geëffectueerd moeten worden. Er was overeenstemming over het belang van mainstreaming, waardoor emancipatiebeleid daadwerkelijk geïntegreerd kan worden in het reguliere beleid. Er was overeenstemming over dat de actieplannen waardevolle initiatieven bevatten, die bij kunnen dragen aan een verdere integratie van emancipatie.
Maar er was ook overeenstemming over dat veel van de taakstellingen te vrijblijvend zijn en te veel losstaan van de hoofdthema's van het departementale beleid. Er was ook overeenstemming over het feit dat diverse plannen eigenlijk niet als aparte actieplannen beoordeeld kunnen worden. Zo dient goed emancipatoir personeelsbeleid tot de vanzelfsprekendheden te behoren en zo dienen emancipatie-effectrap- portages zo langzamerhand inge- burgerd te zijn. Dat zou niet zozeer een aparte taakstelling moeten zijn, maar onderdeel moeten uitmaken van regulier beleid, vanzelfsprekend daar waar het nuttig is.
De plannen die nu zijn ingediend, vormen de basis voor de beleidsontwikkeling voor de komende jaren. Volgend jaar zal daarover een tussenrapportage plaatsvinden. De ondertekenaars van de motie die ik straks zal indienen, zijn van mening dat die rapportage niet al te licht moet worden genomen. Preciezer gezegd, zij vinden dat plannen van diverse departementen aangepast dienen te worden aan actuele ontwikkelingen, maar ook en vooral aan het verwerken van de gedachte van mainstreaming, dus aan de integratie van emancipatie in de hoofdthema's van het departementale beleid. Daarom zullen zij de regering vragen meetpunten vast te stellen om tot verbetering van mainstreaming te komen en de voortgangsrapportages daarop af te stemmen. Ik wil daarbij graag aantekenen dat het vormgeven van mainstreaming, en dus ook het opstellen van meetpunten, niet per definitie en zeker niet alleen de verantwoordelijkheid is van de staatssecretaris die emancipatiezaken in portefeuille heeft. Het is nadrukkelijk een verantwoordelijkheid van alle departementen.
Om de wens van de Kamer tot uitdrukking te brengen dat mainstreaming van het emancipatiebeleid verbeterd kan en moet worden, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat emancipatiebeleid geïntegreerd dient te zijn in het beleid van alle departementen;
overwegende, dat emancipatiebeleid een verantwoordelijkheid is van alle bewindspersonen;
constaterende, dat mainstreaming een belangrijk middel is om tot integratie van emancipatiebeleid in het reguliere beleid te komen;
constaterende, dat conform afspraak in het regeerakkoord, elk departement een actieplan heeft opgesteld met ten minste drieBussemaker concrete taakstellingen die binnen de regeerperiode geëffectueerd dienen te worden;
van mening, dat in vele van deze actieplannen de gedachte van mainstreaming nog onvoldoende is verwerkt;
van mening, dat bij de beloofde voortgangsrapportage na één jaar deze plannen bijgesteld dienen te zijn;
verzoekt de regering meetpunten vast te stellen om tot verbetering van mainstreaming te komen, en er bij de departementen op aan te dringen dat zij hun voortgangsrapportage hierop afstemmen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker, Van Gent, Schimmel, Visser-van Doorn en Weekers.
Zij krijgt nr. 13 (26206).
Mevrouw Schimmel (D66):
Mevrouw de voorzitter! Tijdens het algemeen overleg heb ik mijn teleurstelling over de wijze waarop sommige departementen hun opdracht uit het regeerakkoord hebben ingevuld, niet onder stoelen of banken gestoken.
De opdracht die in het regeerakkoord staat, is dat ieder departement een actieplan zal opstellen met ten minste drie concrete taakstellingen op het terrein van uitvoering en beleidstoepassing van emancipatie die binnen de regeerperiode geëffectueerd zullen worden. Het regeerakkoord spreekt ook over stimulering van de rol van de verschillende departementen in de uitvoering van beleid gericht op integratie en mainstreaming van emancipatie. De uitvoering van die opdracht in het regeerakkoord leidt slechts in een enkel geval tot een nieuwe taakstelling zoals bedoeld in het regeerakkoord. Ik noem het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking, dat zich richt op het mainstreamen van gender- en armoedecriteria binnen het programma van macro-economische ondersteuning van ontwikkelingslanden. De meeste departementen poetsen hun oude taakstellingen op en denken dat daarmee is voldaan aan de opdracht in het regeerakkoord.
Waar het vooral aan ontbreekt – mevrouw Bussemaker zei het al – is de integratie en de mainstreaming. Er zijn bijvoorbeeld departementen die een emancipatie-effectrapportage als taakstelling op zich nemen, zoals Financiën en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Naar mijn oordeel is een emancipatie-effectrapportage slechts een hulpmiddel en geen taakstelling om mainstreaming van emancipatie tot uitdrukking te brengen. Dat blijkt pas uit het beleid dat daarna wordt gevoerd.
Dit wil concreet zeggen dat onze fractie geen genoegen zal nemen met een dergelijke taakstelling. Wij zullen de desbetreffende bewindslieden daar graag op aanspreken. Door middel van de motie van mevrouw Bussemaker willen wij duidelijk maken dat in de actieplannen de gedachte van mainstreaming nog onvoldoende is verwerkt. Zoals ik al heb gezegd, is dat met name bij Financiën het geval. Wij kunnen ons niet veroorloven de komende drie jaar met die taakstelling te werken.
Wie moet gaan mainstreamen? Naar onze opvatting ligt die verantwoordelijkheid vooral bij de departementen. Wellicht kan enige hulp geboden worden, al is het maar om de best practices te tonen, zoals mevrouw Bussemaker ook al in het algemeen overleg heeft gezegd. Het lijkt mij in dit opzicht belangrijk dat de verantwoordelijkheid bij de departementen ligt en dat wij via de voortgangsrapportages die wij van de staatssecretaris krijgen, kunnen nagaan of de boodschap goed is begrepen en of taakstellingen dan wel beleid in de gewenste zin zijn bijgesteld.
De heer Weekers (VVD):
Mevrouw de voorzitter! Wat de mainstreaming betreft kan ik kortheidshalve aansluiten bij de vorige sprekers. Dat blijkt ook al uit het feit dat ik namens onze fractie de motie heb medeondertekend.
Tijdens het algemeen overleg met de staatssecretaris heb ik gezegd dat mij is opgevallen dat in de taakstellingen veel bestaand beleid wordt geformaliseerd en gecodificeerd. Daar staat tegenover dat de zaken gebundeld worden aangeleverd, zodat zowel de Kamer als de staatssecretaris, als coördinerend bewindspersoon, als het ware in één oogopslag zien wat er concreet moet gebeuren of gaat gebeuren. De komende jaren kunnen wij een en ander dus volgen aan de hand van de rapportages.
Het probleem heeft de staatssecretaris reeds aangegeven. Elk vakdepartement en elke vakbewindspersoon is verantwoordelijk voor de eigen taakstelling. Dat maakt het werk van de coördinerend bewindspersoon wat moeilijker. Die kan alleen maar met een behoorlijke taaiheid aan de zaak trekken. Ik denk dat het goed is om nu alvast aan te kondigen dat een aantal emancipatiewoordvoerders van plan is om de komende jaren een selecte steekproef te nemen bij de rapportage en de taakstellingen. Bij het overleg daarover kunnen wij ook enige vakbewindslieden betrekken, zodat wij concreter in kunnen gaan op de afzonderlijke taakstellingen. Afhankelijk van de kwaliteit van de taakstellingen en de snelheid waarmee die worden ingevuld, wordt dan gekeken wie wij bij het te houden overleg zullen betrekken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Mevrouw de voorzitter! Ook van de kant van de fractie van GroenLinks blijven een aantal korte opmerkingen over. Er is immers al veel gezegd door de sprekers voor mij.
In het algemeen overleg was er inderdaad grote overeenstemming over het brede draagvlak, de mainstreaming en de integratie van het emancipatiebeleid. Het is op zichzelf een heel goede zaak dat er een breed gedragen motie ligt om het belang hiervan extra te onderstrepen. De fractie van GroenLinks is erg blij met de samenwerking op dit gebied. Ik zal op dit moment niet al te diep meer ingaan op de kritiekpunten en de teleurstelling over de actieplannen van de ministeries. De heer Weekers heeft gezegd dat er gebundeld puntjes worden aangeleverd, als het ware "met een nietje erdoorheen". Men zou kunnen zeggen: klap het in de map en het komt wel goed. Dat lijkt ons echter niet de bedoeling.
Wij vonden het uitermate irritant dat de actieplannen erg op vrouwen zijn gericht. Is dat nu de enige groep die wat dit betreft problemen heeft? Wij vinden het uitermate belangrijk dat het emancipatiebeleid natuurlijk ook op mannen wordt gericht.
Ik kan zo nog een heel lijstje voorlezen. Dat zal ik de Kamer besparen. De motie moet zo gelezen worden dat het erom gaat het ingezette beleid extra op te peppen en de evaluaties en tussenrapportages daarvan nauwkeuriger te kunnen bekijken. Zo kunnen diverse ministeries concreet op actiepunten aangesproken worden. Dat lijkt mij heel erg handig.
Het is een goede zaak als wij bij deze rapportages andere ministers kunnen uitnodigen om met hen in debat te gaan over de vraag hoe het op hun ministerie is geregeld. Wij kunnen dan een minister uitnodigen die de zaak heel goed heeft geregeld en een minister – ik houd het positief – die de zaak wat minder goed heeft geregeld. Zo kan men nog van elkaar leren. Uiteindelijk willen wij natuurlijk allemaal hetzelfde. De ministeries moeten, zowel naar binnen als naar buiten gericht, enthousiast met het emancipatiebeleid en de mainstreaming aan de gang gaan, zodat wij kunnen spreken van een voortvarend en eigentijds beleid.
Staatssecretaris Verstand:
Mevrouw de voorzitter! Het woord taaiheid is net al gevallen inzake de mainstreaming. Het onderbrengen van emancipatieaspecten in het reguliere beleid van de departementen is een taai proces. Ik denk dat de taakstellingen die er nu liggen in de nota een goede aanzet geven voor het mainstreamen. Ik heb al eerder gezegd, in het AO, dat de taakstellingen onderling qua karakter en concrete acties nogal verschillen. Ik doel dan ook op de fase waarin het mainstreamen binnen de departementen zich op dit moment bevindt en met name de concretisering daarvan. Nogmaals, in totaliteit toch een goed begin van het mainstreamproces. Wezenlijk voor dat proces is, zoals ik ook van alle sprekers heb gehoord, dat de verantwoordelijkheid ervoor blijft bij de desbetreffende bewindspersonen, maar dat laat natuurlijk onverlet mijn rol om te stimuleren, te coördineren, suggesties te doen, vooral te trekken en af en toe ook te duwen.
Het eerste dat moet gebeuren en zeker geen jaar kan wachten, is het concretiseren van de taakstellingen. Ik denk dat wij op basis van deze motie tegen de departementen moeten zeggen dat daarbij ook moeten worden aangegeven een nulmeting, de precieze doelstellingen en de meetpunten. Instrumenten om dat te bewaken zijn de derde dinsdag in september, de derde woensdag in mei (vanaf volgend jaar), de eigen rapportage van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de voortgang en de good practices. Ik heb al gezegd dat ik mij op dat punt voorstel een soort auditcommissie in het leven te roepen die dat boven tafel moet krijgen.
Ik ben bereid de motie in coördinerende en stimulerende zin over te nemen, maar ik herhaal dat het formuleren en neerleggen van meetpunten toch uitdrukkelijk een taak van de afzonderlijke ministeries is, juist omdat dit toch de essentie van mainstreamen is.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, op een nader te bepalen tijdstip over de motie te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19981999-5164-5166.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.