Aan de orde is de eindstemming over het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers (26303).

(Zie vergadering van 30 maart 1999.)

De voorzitter:

Ik stel voor, de door de regering voorgestelde wijzigingen (stuk nr. 68) aan te brengen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Van den Akker (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De leden van de CDA-fractie kunnen in het licht van de uitslag van de stemmingen over de amendementen eerder deze week niet instemmen met het voor ons liggende wetsvoorstel. Zeker, er zijn diverse verbeteringen in de wet aangebracht, met name met betrekking tot de positie van de kleinverbruiker. Tevens herinner ik aan het feit dat de meerderheid van de Kamer voor ons voorstel tot het opnemen in de wet van een calamiteitenplan in het kader van de leveringszekerheid is. Ook de reciprociteitsregels zijn aangescherpt. Echter, bij twee belangrijke kwesties schiet de nieuwe wet naar ons oordeel tekort.

Nu de productie en distributie van elektriciteit wordt geliberaliseerd en geprivatiseerd, komt de nutsfunctie van de overheid vooral bij de leveringszekerheid en de betrouwbaarheid in de knel aangezien niet is gekozen voor een 100% overheidseigendom van het landelijke hoogspanningsnet. Wij betreuren het dat wij de minister en de coalitiepartijen op dit uitermate belangrijke punt niet hebben kunnen overtuigen.

Wat de oplossing van de bakstenenproblematiek betreft heeft de CDA-fractie een andere benadering. Wij wensen alleen in te stemmen met de vergoeding voor de stadsverwarmingsprojecten en de kolenvergassingsinstallatie. De resterende bakstenen zijn een gevolg van mismanagement bij de SEP in het verleden en de kosten die dat tot gevolg heeft, mogen niet afgewenteld worden op de gemeenschap. Dan heb ik het over de particuliere stroomverbruikers, het MKB en het grootbedrijf.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Wij stemmen zo meteen over de wijziging van de Elektrici- teitswet 1998, een wet waar mijn fractie indertijd tegen heeft gestemd. Het betrof toen de ingrijpende overgang van nutssector naar een veel meer geliberaliseerde sector en wij vonden dat de voorwaarden en de randvoorwaarden daarvoor onvoldoende in die wet waren geregeld. Waar wij vandaag over zullen stemmen is een praktische uitwerking van een aantal onderdelen van die wet, zaken die onzes inziens inderdaad geregeld zullen moeten worden. Dat gebeurt evenwel niet op de manier die wij het beste achten. Wij vinden dat als het gaat om zaken als duurzaamheid, de regelingen die nu voor ons liggen niet optimaal zijn. Ook het feit dat de aandelen niet voor 100% in handen van de overheid zijn, vinden wij een probleem. Tegelijk zeggen wij dat men nu met inachtneming van het geheel aan het werk kan. Daarom hebben wij ondanks onze bedenkingen toch besloten om voor deze wijziging van de Elektriciteitswet te stemmen.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil niet verhelen dat de afweging ten aanzien van dit wetsvoorstel voor de SGP-fractie een moeilijke is geweest. Het wetsvoorstel draagt sterk het stempel van marktwerking en liberalisering. Tijdens de Kamerbehandeling is het wetsvoorstel op onderdelen zeker van al te liberale trekken ontdaan en is de in onze ogen doorgeslagen geest van marktwerking hier en daar aan banden gelegd. Toch wordt in onze ogen nog te veel aan de markt overgelaten, met alle onzekerheden van dien. De consequenties van verdergaande liberalisering en marktwerking voor de publieke nutsvoorzieningen zijn ook tijdens de discussie over dit wetsvoorstel voor de Kamer onvoldoende uitgewerkt gebleven.

Twee punten die ons in het bijzonder ter harte gaan betreffen het beheer van het hoofdnet. Wij vinden dat bij een hoofdinfrastructuur een 100% deelname van overheidswege minimaal geregeld had moeten worden. Nog liever hadden wij gezien dat het in publieke handen was gekomen. Tot slot noem ik de tariefstructuur. Met name de consequenties voor duurzame energieopwekking baren ons grote zorgen. De regelgeving biedt op dat punt onvoldoende garanties.

Gelet op dit alles en op het feit dat er open einden zijn, heeft mijn fractie niet de vrijmoedigheid kunnen vinden om dit wetsvoorstel te steunen.

De heer Hillen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik wijs erop dat thans een belangrijk wetsvoorstel aan de orde is en dat het voor een goede werking van de democratie sowieso nodig is dat niet alleen de leden van de Kamer, maar ook die van de regering aanwezig zijn. Wij missen thans de leden achter de regeringstafel. Ik vraag u niet met de stemmingen te beginnen alvorens de regering aanwezig is.

De voorzitter:

Dat vind ik heel veel gevraagd. Ik had zelf ook al opgemerkt dat wat wij vaak vak K noemen, niet overvol is vanmiddag. Het is voor mij als voorzitter de eerste keer dat ik dit meemaak. Ik pak uw vraag liever zo op dat ik de minister-president namens u allemaal een brief zal schrijven waarin ik aangeef dat de Kamer ervan uitgaat dat bij stemmingen het kabinet vertegenwoordigd is.

De heer Cornielje (VVD):

Wij zijn ook kritisch over het feit dat de regering niet aanwezig is, maar er is een excuus. Er is namelijk vandaag een ministerraadsvergadering in verband met een christelijke feestdag morgen.

De voorzitter:

Ik vind het jammer dat u dit zegt, want het noodzaakt mij om te zeggen dat die aan de overkant van het Binnenhof wordt gehouden. Dat is in die vijf minuten dat de bel gaat, goed te lopen.

De heer Hillen (CDA):

Ik maak er bezwaar tegen dat er naar een christelijke feestdag wordt verwezen voor het feit dat er niemand van de regering aanwezig is.

De voorzitter:

Ik heb er geen behoefte aan daarop te reageren.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, D66, de VVD, het GPV en de RPF voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Naar boven