Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering omtrent de terbeschikkingstelling en de sanctietoepassing ten aanzien van geestelijk gestoorde delinquenten (24256), en over:

- de motie-Bremmer/Rehwinkel over chronisch TBS-gestelden (23445,24256 , nr. 22);

- de motie-Rehwinkel/De Graaf over het capaciteitstekort (23445,24256 , nr. 23);

- de motie-O.P.G. Vos c.s. over tijdelijke alternatieven voor ter beschikking gestelden (23445,24256 , nr. 24).

(Zie vergadering van 6 juni 1996.)

De voorzitter:

De heer Bremmer vraagt heropening van de beraadslaging.

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De heer Bremmer (CDA):

Voorzitter! Op ons amendement op stuk nr. 12, beogende de rechter de mogelijkheid te geven de duur van de voorwaardelijke beëindiging te verhogen van drie naar vijf jaar, is de minister serieus ingegaan. Wij danken haar voor haar dubbele toezegging terzake, het bezweren van de optie en een en ander te betrekken bij de evaluatie BOPZ en wij trekken derhalve dit amendement in.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Bremmer (stuk nr. 12) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De aanhef van artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-O.P.G. Vos (stuk nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, GroenLinks, de SP, de groep-Nijpels, het AOV, de CD en het lid Hendriks voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Rehwinkel/Bremmer (stuk nr. 13, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de SP, het CDA, de groep-Nijpels, het AOV en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast, dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 13 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

Onderdeel A, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Rehwinkel/Bremmer (stuk nr. 13, I), wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel B wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel C, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Rehwinkel/Bremmer (stuk nr. 13, II), wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel D wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Rouvoet (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast, dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

Onderdeel E, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Rouvoet (stuk nr. 10, I), wordt zonder stemming aangenomen.

De onderdelen F t/m I worden zonder stemming aangenomen.

Onderdeel J, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Rouvoet (stuk nr. 10, II), wordt zonder stemming aangenomen.

De onderdelen K t/m O worden zonder stemming aangenomen.

Het gewijzigde artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen II t/m VII en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bremmer/Rehwinkel (23445, 24256, nr. 22).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rehwinkel/De Graaf (23445, 24256, nr. 23).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-O.P.G. Vos c.s. (23445, 24256, nr. 24).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven