Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Een bijzondere voorziening voor de versnelde uitvoering van werken tot versterking van enige dijkvakken langs de Rijn en zijn zijtakken en langs de bedijkte Maas, alsmede van werken tot aanleg van kaden langs de onbedijkte Maas en langs een gedeelte van de Rijksweg A2 (Deltawet grote rivieren) (24109), en over:

- de motie-Van den Berg over de bevoegdheid tot vaststelling van dijkverbeteringsplannen (24109, nr. 21);

- de motie-M.B. Vos over het zoveel mogelijk handhaven van de actieve integrale betrokkenheid van belangengroepen (24109, nr. 22).

(Zie vergadering van 29 maart 1995.)

De voorzitter:

Mevrouw Vos vraagt heropening van de beraadslaging. Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil graag de motie op stuk nr. 22 intrekken. De minister heeft gisteren namelijk toegezegd te doen wat wij in de motie vragen. Dat doet ons veel genoegen.

De voorzitter:

Aangezien de motie-M.B. Vos (24109, nr. 22) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Ik wil toelichten waarom het oorspronkelijke amendement op stuk nr. 10 is vervangen door het nader gewijzigde amendement op stuk nr. 25. Het oorspronkelijke amendement heeft tijdens het debat veel discussie opgeleverd. Die discussie is na afloop van het debat nog voortgezet. Het ging daarbij om de termijn waarbinnen gedeputeerde staten beslissen moeten over door het waterschap ingediende concept-dijkverbeteringsplannen. Het oorspronkelijke wetsvoorstel bevatte alleen een termijn van orde en dat is zeer ongewenst in verband met het risico van verdere vertragingen. Daarom was in het oorspronkelijke amendement op stuk nr. 10 voorzien in een dwingende termijn van vier weken. Dat heeft echter het bezwaar – dat is ook in het debat naar voren gekomen – dat in bijzondere omstandigheden GS onvoldoende tijd zouden kunnen hebben voor een zorgvuldige afweging. Daarom is nu de oplossing gekozen dat de wettelijke termijn vier weken blijft, doch dat GS in bijzondere omstandigheden de mogelijkheid hebben om één maal twee weken te verdagen. Na zes weken treedt dan de situatie in werking dat als GS geen besluit hebben genomen, het plan conform de wet geacht wordt te zijn vastgesteld overeenkomstig het concept-plan. Hier is dus enerzijds het doel bereikt dat er geen open einde in de wet zit, anderzijds is er iets meer ruimte voor gedeputeerde staten bij moeilijke afwegingen. Ik hoor graag het oordeel van de minister daarover. Ik neem aan dat dat positief is, gelet op hetgeen zij gisteren heeft opgemerkt.

Het amendement op stuk nr. 13, de kade bij Tuindorp, heeft gisteren zeer veel discussie opgeleverd. Het probleem is dat iedereen erkent dat hier iets moet gebeuren. Er is sprake van een apert onveilige situatie, maar er zijn formele bezwaren tegen opneming van deze kade op de bijlage bij het wetsvoorstel. Ik heb daar begrip voor, evenals de andere ondertekenaars. De minister heeft zich gisteren reeds in beginsel bereid verklaard om ten behoeve van de aanpak van dit probleem, zo nodig ook in de regio overleg te voeren of te laten voeren. Zij is bereid daartoe het initiatief te nemen. Kan zij dat bij deze gelegenheid bevestigen, opdat er in ieder geval op korte termijn hier iets gaat gebeuren? Gelet op de formele problemen rond dit amendement en de reeds gedane toezegging van de minister, trek ik het amendement op stuk nr. 13 hierbij in.

De voorzitter:

Aangezien het nader gewijzigde amendement-Van den Berg (stuk nr. 13) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Wat Tuindorp betreft, ben ik graag bereid de provincie en de waterschappen op te roepen om nu snel met een oplossing te komen. Tijdens de eerstkomende vergadering van de stuurgroep zal ik dit punt aan de orde stellen.

Voorzitter! Via zijn nader gewijzigde amendement biedt de heer Van den Berg in het wetsvoorstel iets meer formele ruimte. Men kan erover twisten wat de beste oplossing is. In feite wordt de termijn van twee weken extra nu ook in de wet gegeven. De fatale termijn van zes weken ontbrak echter. Ik hoop en verwacht dat de provincies zich zullen houden aan de termijn van vier weken en dat de twee weken extra slechts bij zeer grote uitzondering benut zullen worden. Als deze oproep door de Kamer wordt gesteund, hebben wij volgens mij een goede oplossing gevonden.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik deel mede, dat de heer Verkerk zijn amendement op stuk nr. 18 heeft ingetrokken en dat mevrouw Vos haar amendement op stuk nr. 20 heeft ingetrokken.

Ik deel mede, dat het amendement van de heer Van den Berg op stuk nr. 14 in de vergadering van 29 maart jl. door de regering is overgenomen.

Artikel 1 wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming kom het gewijzigde amendement-Blauw c.s. (stuk nr. 23).

De voorzitter:

Ik constateer, dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Artikel 2, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Blauw c.s. (stuk nr. 23), wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel 3 en het eerste lid van artikel 4 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Schutte c.s. (stuk nr. 17).

De voorzitter:

Ik constateer, dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Het tweede lid van artikel 4, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Schutte c.s. (stuk nr. 17), wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van den Berg (stuk nr. 25, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat dit nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast, dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de andere op stuk nr. 25 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

Het derde lid van artikel 4, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het nader gewijzigde amendement-Van den Berg (stuk nr. 25, I), wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-M.B. Vos (stuk nr. 19) tot het invoegen van een nieuw vierde lid.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van Groenlinks en de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Het vierde lid van artikel 4, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het nader gewijzigde amendement-Van den Berg (stuk nr. 25, II), wordt zonder stemming aangenomen.

Het vijfde lid van artikel 4 wordt zonder stemming aangenomen.

Het gewijzigde artikel 4 wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel 5, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het nader gewijzigde amendement-Van den Berg (stuk nr. 25, III), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 6 t/m 10 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van den Berg c.s. (stuk nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer, dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van den Berg c.s. (stuk nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het GPV, de RPF, de SP, het CDA, het AOV en de CD voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Bijlage 1, zoals zij is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van den Berg c.s. (stuk nr. 11), wordt zonder stemming aangenomen.

De bijlagen 2 en 3 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Berg (24109, nr. 21).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het GPV, de RPF, de PvdA, de SP, de VVD, het CDA, het AOV en de CD voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen achteraf over het onderwerp waarover zojuist is gestemd.

De heer Van Waning (D66):

Voorzitter! Deze stemverklaring heeft betrekking op de motie van de heer Van den Berg op stuk nr. 21. De D66-fractie heeft tegen deze motie gestemd omdat hierin vooruit wordt gelopen op het door de Kamer nog te ontvangen wetsvoorstel Wet op de waterkering. Mijn fractie vindt het onjuist om zonder inzicht te hebben in het in de motie genoemde nog te vormen kader, al kameruitspraken te doen over organisatie en bevoegdheden.

Naar boven