Aan de orde is de voortzetting van de gezamenlijke behandeling van:

het Voorstel van wet van de leden Duivesteijn en Hofstra tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (29917);

het Voorstel van wet van de leden Hofstra, Van Bochove en Verdaas tot wijziging van het Voorstel van wet van de leden Duivesteijn, Hofstra en Van Bochove tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (30837).

(Zie vergadering van 20 november 2006.)

De beraadslaging wordt hervat.

De heer Hofstra:

Mevrouw de voorzitter. Namens de indieners spreek ik dank uit voor de bereidwilligheid van deze Kamer om dit onderwerp gisteren en vandaag te agenderen. Zoals men weet, loopt onze zittingsperiode zeer snel af. 30 november is het gebeurd. Graag verdedig ik mede namens de collega's Van Bochove en Verdaas de onderhavige wetsvoorstellen. Er zijn weinig concrete vragen aan ons gesteld. Ik zou het dus kort kunnen houden, maar ik heb er toch behoefte aan om nog op een aantal punten van principiële aard in te gaan.

Ik dank mevrouw Meindertsma voor haar inbreng. Op een gegeven moment maakte zij een vergelijking met het voetbalspel. Zij betreurde het dat wij als indieners de bal niet in het doel hadden gewerkt, maar dat wij hem op de tribune hadden geschoten. Ik zou willen zeggen: de bal ligt veel dichter bij het doel dan zij denkt. Naar onze smaak ligt die er binnenkort zelfs helemaal in.

De wereld staat niet stil. Er is ontzettend veel dynamiek. Wij hebben in 2000, ook met de hulp van de Eerste Kamer, een goedbedoelde wet kunnen invoeren, maar die bleek al na korte tijd een keurslijf te zijn omdat daarin alles veel te star was geregeld. De wet was vooral te weinig bestand tegen de marktdynamiek. Ik noem dan vooral de ontwikkeling van de prijzen van het onroerend goed, van de woningen, ook de vele initiatieven uit de sector die ook door mevrouw Meindertsma veelvuldig zijn genoemd. Dat is er naar onze mening ook de oorzaak van dat de oude regeling niet goed werkte. Er is slechts beperkt gebruik van gemaakt, er was een aanmerkelijke onderuitputting en niet alleen omdat artikel 22 van de wet luidde zoals die luidde. Naar onze mening is er behoefte aan een kaderwet en niet aan een keurslijf! Wij willen graag een betere regeling door een goede aansluiting op de doelen die volgens mij Eerste Kamer en Tweede Kamer in grote lijnen wel delen, een groter bereik van de regeling, opdat wat meer mensen met lagere inkomens er gebruik van kunnen maken, vereenvoudiging van de regelgeving en een vergroting van het aanbod koopwoningen. Wij danken de Eerste Kamer voor haar steun van dat doel, de methodiek en de uitwerking. De nieuwe wet die nu voorligt, is toch een ingrijpende wijziging ten opzichte van de oude wet. Als ik het goed zie, zegt de Eerste Kamer nu met de Tweede Kamer dat deze ingrijpende wijziging van de methodiek verstandig is. Wij hebben het dan ook over de kwaliteit van de wetgeving, de doelmatigheid en de rechtmatigheid en de uitvoering waarvoor mevrouw Meindertsma natuurlijk ook nadrukkelijk de aandacht heeft gevraagd.

Wij denken dat hiermee een grotere bijdrage kan worden geleverd aan de bevordering van het eigenwoningbezit onder mensen met lagere inkomens en vooral in de oudere wijken. Vooral daar moet de sociale koop, zoals wij die noemen, bereikbaar worden gemaakt.

Mevrouw de voorzitter. Een groot deel van de inbreng is te herleiden tot het bewuste artikel 22, een artikel dat al een hele historie kent. Ook in 1999 en 2000, toen het in deze Kamer werd behandeld, was daar al veel discussie over. Recent is er nog in de Tweede Kamer uitvoerig over gediscussieerd. Op 5 december 2000, op Sinterklaas, heeft uw Kamer de motie-Baarda aangenomen, waarin de regering een actie werd gevraagd, namelijk om een algemene maatregel van bestuur te maken. Ik ga ervan uit dat de minister daar op de hem gebruikelijke wijze helder op zal ingaan. Wellicht is het toch verstandig om er als indieners ook ons licht over te laten schijnen.

Mevrouw Meindertsma wees terecht op de cultuuromslag. Als je generaties lang hebt gehuurd, dan is de stap naar een eigen woning op zich een grote stap. Wij zijn dat helemaal met haar eens. Maar, wat is nu het principiële verschil tussen huur en koop? Naar onze smaak is dat het begrip "eigendom". Eigendom betekent ook beschikkingsmacht. Als met de BEW-plus, zoals wij de nieuwe wet hebben genoemd, de eigen woning bereikbaar wordt gemaakt, dan betekent dat naar onze smaak in principe – ik zet een dikke streep daaronder – vrije eigendom zonder beperkingen. Als wij naar de praktijk kijken, zien wij een veelvoud van regelingen ontstaan: leningen, fondsen, kortingen, garantstellingen, uitgestelde betalingen, geen grond kopen, maar erfpacht. Kortom, een veelheid van regelingen. De indieners zien zeker de voordelen van al deze vormen en mogelijkheden die overigens voor een belangrijk deel ook zonder de BEW-plus kunnen worden toegepast. Uit de inbreng van mevrouw Meindertsma kon de indruk ontstaan dat wij niet met de sector hebben overlegd, maar dat hebben wij wel gedaan en er kwamen wisselende uitkomsten uit waar het ging om de vraag of dit in de wet zou moeten worden geregeld, zoals mevrouw Meindertsma bepleitte. Ik heb al veel regelingen genoemd, zoals fair value, koopgarantregeling, maar vandaag of anders morgen zal er ongetwijfeld weer een nieuwe bij komen.

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Het gaat inderdaad om het kunnen beschikken over het eigendom. Namens onze gehele Kamer heb ik geprobeerd aan te geven dat er met de vorige minister en staatssecretaris afspraken zijn gemaakt die zijn vastgelegd in de circulaire MG2006-6. Dat over het vrije eigendom ook een hypotheekgarantie wordt gegeven, is toch het beste argument om te zeggen dat over dat vrije eigendom inderdaad kan worden beschikt! Wat wij een en andermaal, zowel in 2000 als nu in de schriftelijke inbreng hebben gevraagd, is om dat mee te nemen en op te nemen in deze wet.

De heer Hofstra:

Voorzitter. Zo heeft mevrouw Meindertsma het gisteren ook al verwoord, maar er zijn heel veel verschillende regelingen. U zult zien dat er morgen of zelfs vandaag wel weer eentje bij zal komen. Wetstechnisch gezien geven wij er de voorkeur aan dat wordt geprobeerd om het keurslijf dat de oude wet toch was en waar wij graag van af willen door deze kaderwet te vervangen. Welnu, dan moeten wij dit soort zaken regelen in een AMvB. Ik spreek over "wij", maar natuurlijk moet de regering dat doen.

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Het is niet in deze wijziging opgenomen en dat zou ons kunnen doen vermoeden dat de indieners het niet eens zijn met wat er in MG2006-6 staat. Eigenlijk hoef ik alleen maar van de indieners te horen of zij van mening zijn dat wat in die circulaire staat voldoende is om het als onderdeel van deze wet te zien.

De heer Hofstra:

Dat is het geval, maar nogmaals, vandaag of morgen komt er weer iets anders bij en moet die MG2006-6 misschien ook weer gewijzigd worden. Een AMvB is ook gemakkelijker te wijzigen dan een wet. Wij zijn er helemaal niet op tegen, maar wellicht is die indruk wel ontstaan. Dat is dan niet terecht. Wij zeggen niet dat wij al die tussenvormen niet willen en dat het per se op die of deze manier moet. Dat is niet het geval. Als wij een kaderwet willen, dan kan het via een algemene maatregel van bestuur naar onze mening goed worden geformuleerd en kan het ook op een flexibele manier worden vormgegeven.

Hierbij speelt bovendien nog een doelmatigheidsaspect. Het lijkt ons minder gewenst om als het geld beschikbaar is, deze regeling te betalen en dat geld primair te gebruiken om alleen maar kostendragers te verschuiven. Als er nu al regelingen zijn die redelijk lopen, zouden wij het geld liever gebruiken om er als het ware weer nieuwe gevallen mee te helpen. Dat is een argument dat, wellicht zijdelings, naar onze mening ook mee zou moeten spelen.

Kortom, wat betreft artikel 22 zouden wij willen zeggen dat wij als indieners geen AMvB kunnen slaan. Dat is niet de bevoegdheid van Kamerleden. Wij zouden misschien wel een ontwerp-AMvB kunnen maken, maar de regering kan die pas echt slaan. Die heeft ook het overzicht over alle relevante ontwikkelingen, veel meer dan Kamerleden. De indieners achten een AMvB nuttig en nodig, maar uiteraard met zorgvuldige bepalingen. Ik denk dat die mede zal moeten worden afgestemd op de herziening van het Besluit beheer socialehuursector waarin ook veel van dit soort zaken wordt geregeld.

Na alle afwegingen is het misschien nog goed om aan te geven dat artikel 22 als volgt luidt: "Voor een primaire toekenning is vereist dat de woning niet in eigendom is verkregen onder voorwaarden die de beschikkingsmacht van de eigenaar-bewoner over de woning op enigerlei wijze inperken, voor zover niet rechtstreeks voortvloeiend uit Boek 5, titel 9, van het Burgerlijk Wetboek en behoudens bij algemene maatregel van bestuur opgenomen beperkingen." Dus, de wet voorziet in de AMvB en die kan niet door ons maar wel door de minister, de regering, worden geslagen.

De opmerking dat wij de Raad van State wel heel goed en snel hebben gevolgd, zien wij als een compliment. Dank daarvoor!

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik kan het niet laten om even te wijzen op twee wetsvoorstellen die in deze Kamer nog in behandeling zijn waarover de Raad van State vernietigende oordelen heeft gegeven. Ik noem de Wet bestemmingsheffing en de Grondexploitatieovereenkomst waarmee de Tweede Kamer zonder al te veel problemen heeft ingestemd. De indieners mogen het best als een compliment beschouwen, maar zij moeten eigenlijk zeggen dat zij politiek gezien geen reden hadden om op dit moment af te wijken van het advies van de Raad van State. Dat zou eerlijker zijn geweest dan het alleen maar als compliment te beschouwen.

De heer Hofstra:

Ik wil nog iets zeggen over invoering, uitvoering en budget. De inbreng van mevrouw Meindertsma kan de conclusie oproepen, naar onze mening ten onrechte, dat het een openeinderegeling is: iedereen kan zich melden en alles wordt betaald. Dat is helaas niet het geval. In overleg met de minister hebben de indieners gemeend toch enkele budgettaire grenzen te moeten aanleggen. De regeling voorziet erin dat de komende vijf jaren elk jaar 500 nieuwe aanmelders kunnen instromen, dus 2500 in het vijfde jaar en dan praten wij over vijf jaar over zo'n 4500 woningen. Op zich zijn dat nog bescheiden aantallen, ook gelet op de aantallen die mevrouw Meindertsma noemde van mensen in die inkomenscategorie en mensen die op deze manier hun woonwens zouden kunnen realiseren, maar in verhouding tot de oude regeling is het echt een veelvoud. Dat benadrukt nog maar weer eens dat wij toch een goede kant op gaan.

De wet is zodanig gemaakt dat de minister aan alle wieltjes kan draaien die qua beheersing en budget nodig zijn. Elk jaar kan desgewenst op onderdelen worden ingegrepen. Het is dus een beheersbare regeling. Wij verwachten dat het jaarbudget, die 500 eerste aanmeldingen voor 2007, wel vrij snel kan worden toegekend, ook als er nog geen AMvB is. Dat is naar onze mening geen reden om te wachten met invoering van het wetsvoorstel, een vraag die overigens niet aan ons maar aan de minister is gesteld. Wij zouden het zeer toejuichen als deze wet, die wij toch allen als een verbetering zien, per 1 januari aanstaande kan worden ingevoerd. Dan kan ook de oude regeling, die nog steeds als slapende regeling bestaat en waarop ook nog een beroep kan worden gedaan, worden afgeschaft.

Mevrouw de voorzitter. Wij delen de mening van mevrouw Meindertsma dat de BEW-plus vooral moet kunnen worden gebruikt in de oudere wijken. Daar is het wetsvoorstel ook op toegespitst. Wij vinden het jammer dat de Eerste Kamer van mening is dat de indieners verder hadden moeten gaan. Wij zijn ervan overtuigd dat combinaties met allerlei tussenvormen wel degelijk bereikt worden en dan ook nog op een meer flexibele wijze!

De heer Van der Lans (GroenLinks):

Voorzitter. De heer Hofstra zei dat het het beste zou zijn als deze wet effect heeft in die oude wijken. Ik begrijp echter dat er sprake is van een soort open inschrijving. Het is dan toch niet gegarandeerd dat die wet effect heeft in de wijken waar zij het meest effect zou moeten hebben? Hebben de indieners enig idee hoe zij de inschrijving of de verloting zodanig zouden kunnen regelen dat de regeling echt het meeste effect heeft op de plek waar zij het meeste effect zou moeten hebben, namelijk in die oudere wijken?

De heer Hofstra:

Dat is een heel interessante vraag. Wij hebben gemeend dat wij dat niet moeten voorschrijven. Daar zijn heel wat varianten voor te verzinnen. Wij vinden het typisch een taak voor de uitvoerende macht, in dit geval voor de minister, om er een goede regeling voor te vinden, waarop overigens de Kamer weer controle kan uitoefenen.

De heer Van der Lans (GroenLinks):

Ik zou dan nu al de minister willen vragen om hierop in te gaan!

Minister Winsemius:

Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank aan mevrouw Meindertsma voor de Kamerbrede inbreng. Ik vind het een heel bijzonder voorrecht om dat een keer mee te mogen maken, speciaal omdat het in dit geval gaat om een Kamerbreed initiatief vanuit de Tweede Kamer. Dat maakt het wel heel apart.

Vanzelfsprekend zal ik straks graag op de specifieke vragen ingaan, maar misschien is het goed om vooraf even het kader te schetsen waarin dit initiatiefvoorstel moet worden gezien. Het is een belangrijk onderwerp – dat geven die Kamerbrede inbreng en dat Kamerbrede initiatief ook wel aan – dat de kern van het woonbeleid raakt.

De BEW-plus is van origine een onderdeel van de aanpak om starters te helpen en om de kloof tussen koop en huur te verkleinen door de keuzevrijheid tussen die twee te vergroten. Wij hebben dat zelf vastgelegd in een brief over de woningmarkt, in juni, en in de Startersbrief van oktober. Uit de discussie die wij in de Tweede Kamer hebben gehad over de huurliberalisering blijkt heel duidelijk dat de problemen van de starters op dit moment heel groot zijn. Het is een lastige problematiek. Waar de zittende huurders op dit moment een vrij daverende bescherming genieten op allerlei gebieden, geldt dat veel minder voor de starters, op sommige plaatsen in het land zelfs nog minder dan op andere plaatsen. VROM probeert daarop in te spelen. De eerste vraag is dan natuurlijk of ik de bouwproductie op peil kan houden. Als de spanning kleiner wordt – op sommige plaatsen is die wel heel erg groot – kan ik daar wel in belangrijke mate aan tegemoetkomen. Zoals het er nu naar uitziet, is dat mede met behulp van de corporaties. Mevrouw Dekker heeft daarmee bouwafspraken gemaakt waarmee wij aardig in de buurt zitten. Ook door de aantrekkende economie zie je dat het beter gaat. In dat verband denk ik dat ik ook nog wel de Nota Ruimte mag noemen. Er zijn meer mogelijkheden voor bouwen gecreëerd. Wij hebben een goede kans dat wij er redelijk dicht bij in de buurt komen en dat wij in een jaar of vier met de woningtekorten onder de 1,5% komen, dan begint het op te schieten. Maar zelfs in die meer ontspannen markt is nog steeds sprake van te scherp gescheiden segmenten. Het koop- en het huursegment liggen een straatlengte uit elkaar en dat geldt ook nog voor andere segmenten, zoals de seniorenhuisvesting. Dat is een probleem waar wij zelfs met de huurliberalisering nog geen volledig antwoord op hebben. Ten dele probeert dit initiatiefvoorstel daarop in te spelen en dat vind ik een goede zaak. Mevrouw Meindertsma noemde gisteren in haar inbreng ook de tussenvormen tussen huur en koop die dat proberen te bewerkstelligen. Je ziet dat ook de corporaties op allerlei manieren proberen die overgang te verzachten. De heer Hofstra wees daar ook op. Het gaat inderdaad nog niet om alle corporaties, maar om een deel. Daarom is zo nu en dan zeker nog wel een herderlijk gesprek op zijn plaats om ook de andere corporaties tot enige activiteit op dit punt te stimuleren. Wij gaan dat gesprek overigens met vreugde aan. De komende drie maanden heb ik er nog wel enige tijd voor.

Voor de steun aan starters zijn diverse manieren aangegeven, ook al in onze Startersbrief van 2 oktober aan de Tweede Kamer. Die steun lijkt mij uitermate nuttig. Wij hebben de regeling voor de startersleningen die gemeenten kunnen verstrekken via de SVN, de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten, en daar komt nog die BEW-plus bij.

Mevrouw Meindertsma heeft daar enkele kanttekeningen bij geplaatst en er enkele vragen over gesteld. Zoals het een goede huisvader betaamt, zal ik het eerst beginnen met het geld. Wij hebben structurele middelen beschikbaar voor de raming die de initiatiefnemers hebben opgesteld. De komende vijf jaar gaat het in totaal om zo'n 25 mln. maar dat loopt in de jaren daarna op tot in principe bijna 60 mln. per jaar op langere termijn. Die BEW-plus is wel budgettair begrensd. Als ik het goed heb, kunnen ongeveer 500 starters worden geholpen. De heer Hofstra gaf al aan dat zodra je de inschrijving opent de kans groot is dat die in korte tijd vol is getekend. Dat zou op zich al een fascinerend signaal zijn dat buitengewoon zinvol kan zijn ook in de aanloop naar een formatie. Als het inderdaad zodanig op een behoefte inspeelt, zouden andere en wellicht grotere godheden dan wij dat budget kunnen heroverwegen. Het is in eerste instantie dus een beperkte regeling. Wij praten over zo'n 500 starters. Wij hebben wel afspraken gemaakt met SenterNovem, die de regeling zal uitvoeren, is hoe ermee moet worden omgegaan, bijvoorbeeld met een loting. Wij mogen in ieder geval op dit moment wel aannemen dat er sprake zal zijn van enige overintekening. Dat zal dan wel blijken. Zodra het geld echter op is, is het op. Dan wordt de regeling gesloten en is er geen budgettair tekort. Je zou alleen maar kunnen zeggen dat dit stof geeft tot nadenken over de vraag welk budget er dan passend voor zou zijn. Men hoeft zich dus geen zorgen te maken dat wij het gaan verhalen op budgetten voor stedelijke vernieuwing of huurtoeslag. Dat kan niet of daartoe moet een nieuw besluit worden genomen.

De heer Van der Lans (GroenLinks):

Voorzitter. Dat sluit aan bij mijn laatste vraag aan de heer Hofstra en misschien kan de minister er nu op ingaan, want hij sprak ook over mogelijke loting en overintekening van die 500. Het is toch de bedoeling dat de wet het meeste effect heeft in gebieden waar het ertoe doet? Daar zitten wij toch ook op te wachten. Met een algemene loting kan het wel eens zo uitpakken dat het overal effect heeft, behalve in die gebieden. Hoe kan dat worden voorkomen en welke intelligente gedachten heeft de minister daar wellicht al aan gewijd?

Minister Winsemius:

Voorzitter. Ik kom daar nog op. Als de heer Van der Lans daar even op wil wachten, dan kom ik er zo meteen op terug. Het is een vraag die ook gisteren nadrukkelijk naar voren is gebracht en die bij ons eveneens speelde. De heer Hofstra beaamde dat ook van de kant van de initiatiefnemers.

Als het mag, wil ik eerst ingaan op de verkoop onder voorwaarden. Ik noem het altijd maar de huurkoop, alles wat er een beetje tussenin zit. De heer Hofstra wees er ook op: het is een hele reeks aan initiatieven aan het worden en dat maakt het best lastig om nog te overzien, hoe dit er precies in past. Mevrouw Meindertsma vroeg gisteren of de combinatie van de BEW-plus en de verkoop onder voorwaarden eigenlijk wel kan. De heer Hofstra ging daar op in. Mevrouw Meindertsma vroeg gisteren of het juridisch nog wel mogelijk is om dat fair-valuemodel in te passen in de huidige systematiek. Na de aanpassing die gepleegd is, kan het. Het kon oorspronkelijk niet, maar nu die aanpassingen gepleegd zijn, zeggen de deskundigen die ik geraadpleegd heb, dat het alleszins mogelijk is. Ik denk dat wij de indieners van het initiatiefontwerp dankbaar mogen zijn voor de aanpassing die zij daarin gepleegd hebben.

Dan komt de vraag of je die verkoop onder voorwaarden überhaupt wilt. Voor ons is het antwoord heel kort: ja. Wij vinden dat een uitdaging die past bij wat wij willen doen en wij zullen met vreugde proberen daar invulling aan te geven. Ons voorstel zou het volgende zijn. Idealiter zouden wij die BEW-plus zo snel mogelijk willen invoeren, dat zou per 1 januari kunnen zijn. Dan kunnen wij kijken hoe het werkt. Komt het inderdaad de eerste de beste keer al tot een zeer grote overschrijving? Is er inderdaad grote belangstelling voor? Dat kan – ik zei het al – in de aanloop naar de formatie nog een rol spelen. Wij verwachten dat de regeling inderdaad sterk overschreven zal zijn. Is dat niet zo, dan moeten wij er opnieuw over nadenken of er toch nog iets anders niet goed is in deze regeling.

Als je dat gedaan hebt, dan kunnen wij ten tweede tegelijkertijd – en dat zullen wij met vreugde doen – nagaan op welke wijze de verkoop onder voorwaarden onder de BEW-plus gebracht kan worden. Dat zal vermoedelijk met een AMvB gebeuren. Wij zeggen u graag toe dat wij voor de zomer een AMvB zullen opstellen om die bij beide Kamers te laten voorhangen. In de Tweede Kamer omdat het een initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamer betreft en zij daarover moet kunnen meepraten, en in de Eerste Kamer omdat daar groot belang aan gehecht wordt. U kunt ons dus aan de jas trekken en zeggen: dat gaan wij doen.

Voordat de heer Van der Lans het zal vragen: wij zullen ook kijken of wij die regeling speciaal kunnen richten op de oude buurten en hoe wij dat kunnen doen. Eigenlijk is "oude buurten" een fout begrip, als ik het zo mag zeggen, want er zijn ook oude buurten die helemaal niet in de problemen zitten en zeer tijdsbestendig zijn. Het zou zinvol zijn om te zeggen de meest kwetsbare buurten. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat het geld daarheen komt waar het het hardst nodig is? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat een wooncarrière daar bevorderd wordt waar zij maatschappelijk het meest productief is? Dat is volgens mij wat mevrouw Meindertsma gisteren bedoelde en wij zullen graag proberen daar antwoord op te vinden. Wij weten op dit moment nog niet hoe dat gedaan kan worden en of het mag. Het moet langs de Raad van State en dat is terecht; het kunnen immers spannende dingen zijn. Maar wij gaan het in ieder geval proberen en er een inspanning voor doen.

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Als ik de minister goed begrijp, dan heeft hij allerlei juridische deskundigen geraadpleegd en die zeggen dat het kan.

Minister Winsemius:

Ja.

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Nou, wie zouden wij dan zijn om te denken dat het niet zou kunnen? Ik ga er in ieder geval van uit dat zelfs wanneer de Raad van State dezelfde opmerkingen maakt als reeds gemaakt zijn, dat daar dan in toelichtende zin anders op gereageerd gaat worden dan dat in eerste instantie gebeurd is.

Mijn tweede vraag: u zegt dat de wet toch zo snel mogelijk ingevoerd moet worden en dat de regeling beperkt is tot 500 deelnemers. Kunt u nog antwoord geven op de vraag wie eigenlijk de dragers zijn van de uitvoering? Dat is een van de punten die ik ook aan de orde gesteld heb. Je hebt wel coalitievorming nodig, je moet weten wie in de samenleving dit onderdeel gaat dragen. Wie gaat voorlichting geven? Wie zorgt er voor dat ook voor die 500 deelnemers goed zichtbaar is wie dat gaat doen?

Minister Winsemius:

Wat uw tweede vraag betreft, spelen de corporaties de rol van mededrager. Wat uw eerste vraag betreft, zullen wij ongetwijfeld zelf proberen die koopmarkt te bereiken. Die is redelijk goed te bereiken. Je komt altijd langs dezelfde adressen en op dat moment kun je ze ook aanspreken. Er zal actie moeten komen zodat daar bekend is dat deze regeling bestaat en hoe je daar gebruik van kunt maken. Onze indicaties op dit moment zijn zodanig dat wij zeggen: je moet het wel bekendmaken. Maak je het echter te veel bekend, dan zou je daarmee nog wel eens een koude kermis kunnen organiseren, omdat de overtekening dan zeer groot zou kunnen zijn. Mogelijkerwijs zou dan vrij vlug besloten moeten worden tot een loting. In principe verwachten wij echter dat wij iedereen kunnen bereiken die in aanmerking zou kunnen komen.

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Hebt u enig idee hoe u het zodanig bekendmaakt dat niet alleen de oude bekenden het weten, maar dat iedereen er weet van heeft?

Minister Winsemius:

Voorzitter. Met u welnemen kom ik daar later op terug. Dan kan ik nader voorgelicht worden over de precieze campagne die gevoerd wordt. Wij kunnen de mensen bereiken, dat is zeker.

Ik had nog een paar kleine punten. Ik wil hier mijn eigen toezegging niet intrekken, maar er is een kans, dat sluit ik niet helemaal uit, dat je van de zomer zegt: het kan allemaal niet en het is te problematisch. Dan sturen wij een nette brief om de discussie met u opnieuw aan te halen. In principe verwachten wij echter dat wij voor de zomer een AMvB kunnen opstellen die wij in beide Kamers voorhangen. Dan is een invoering per 1 januari 2008 van de aangepaste regeling mogelijk.

Als dit de route was, zou dat voor ons heel goed zijn. De termijn is kort. De datum van 1 januari 2007 is nog steeds haalbaar. Ik kom later terug op de vraag met wat voor campagne – campagne is een groot woord – je de doelgroep kunt bereiken. Die hele regelgeving ligt op schema en zoals het er nu naar uitziet, zou het ook met SenterNovem dat de uitvoering doet, mogelijk moeten zijn om het op praktische wijze vorm te geven. Als dit de route zou zijn, zou dat voor ons een wezenlijke stap vooruit zijn.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven