Vragen van het lid Tjeerd de Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de stemming omtrent de verlenging van glyfosaat (ingezonden 17 november 2023).

Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 11 december 2023).

Vraag 1 en 2

Heeft u kennisgenomen van de uitkomst van de stemming binnen de Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) over de mogelijke verlenging van de handelsvergunning van glyfosaat?

Kunt u bevestigen dat de Europese Commissie (EC) het gebruik van glyfosaat nog niet met tien jaar heeft verlengd zoals uit berichtgeving blijkt, maar dat de EC nu is bevoegd om daarover te besluiten en dat dat vóór 15 december 2023 dient te gebeuren?

Antwoord 1 en 2

Uw Kamer is op 16 november geïnformeerd over de uitkomst van het beroepscomité over de verlenging van de goedkeuring van glyfosaat (Kamerstuk 27 858, nr. 641). Tijdens dit beroepscomité is wederom geen meerderheid vóór of tegen het voorstel van de EC bereikt, waardoor de EC nu gemachtigd is om een eigenstandig beslissing op het voorstel te nemen. De EC heeft inmiddels aangekondigd een positieve beslissing te zullen nemen op het huidige voorstel. Een daadwerkelijk besluit moet uiterlijk 14 december 2023 worden gepubliceerd omdat de huidige goedkeuring van glyfosaat op 15 december 2023 afloopt.

Vraag 3

Welke voorwaarden en condities zijn verbonden aan die 10-jarige verlenging, gegeven het feit dat de EC op korte termijn zal besluiten tot het verlengen van het gebruik van glyfosaat?

Antwoord 3

In het voorstel van de EC zijn verschillende voorwaarden een aandachtspunten opgenomen (Kamerstuk 27 858, nr. 636) waar lidstaten rekening mee moeten houden bij de (her)beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat. Het betreft de volgende punten:

  • In het voorstel is opgenomen dat toepassingen voor de afrijping van gewassen niet toelaatbaar zijn. In Nederland zijn dergelijke toepassingen al sinds de vorige herbeoordeling niet meer toegelaten.

  • Het voorstel van de EC bevat een maximumgehalte voor een specifieke onzuiverheid die in glyfosaathoudende middelen kan voorkomen. Lidstaten dienen deze alleen middelen toe te laten indien deze verontreiniging onder de veilige grenswaarde blijft.

  • Lidstaten dienen bij middelaanvragen, indien relevant voor de toepassing, aanvullende data op te vragen over een specifiek afbraakproduct (AMPA) zodat een open punt op dit vlak kan worden gesloten. EFSA heeft reeds geconcludeerd dat dergelijke residuen niet tot een risico voor consumenten zullen leiden.

  • Lidstaten dienen bij middelaanvragen de mogelijke effecten op waterplanten die boven het wateroppervlak uitsteken en direct in aanraking komen met spuitnevel te beoordelen. Waar nodig dienen extra maatregelen te worden voorgeschreven, zoals bufferzones of technieken om verwaaiing van de spuitnevel te verminderen (driftreducerende maatregelen). Hiermee worden onaanvaardbare effecten op waterplanten voorkomen.

  • De EC heeft de risico’s voor kleine plantenetende zoogdieren (zoals muizen) aangemerkt als bijzonder aandachtspunt bij de middelbeoordeling. Lidstaten kunnen aanvullende data vragen, risicomitigerende maatregelen nemen of toepassingen afwijzen. De EC heeft tevens maximale doseringen opgenomen, waarvan kan worden afgeweken als uit een risicobeoordeling blijkt dat een toepassing veilig is voor dit soort zoogdieren.

  • De EC heeft verder als bijzondere aandachtspunten de bescherming van grondwater, oppervlaktewater, drinkwater, niet-doelwit planten en de beoordeling van niet-professionele gebruiken benoemd. Dit zijn standaardonderdelen van de risicobeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen.

Vraag 4 en 5

Zijn de door Nederland aangevoerde voorwaarden, zoals geuit bij de eerdere Nederlandse stemverklaring, te weten: aanvullend wetenschappelijk onderzoek naar het European Food Safety Authority (EFSA)-toetsingskader op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten, onderdeel van het voorstel van de EC?

Zo nee, bent u bereid om met andere landen die zich hebben onthouden van stemming of tegen de verlenging hebben gestemd, gezamenlijk op te trekken zodat deze voorwaarden onderdeel worden van een aangepast EC-voorstel?

Antwoord 4 en 5

De toetsingskaders waarop gewasbeschermingsmiddelen en werkzame stoffen worden beoordeeld zijn door de lidstaten gezamenlijk vastgesteld en gebaseerd op de laatste stand van de wetenschap. Op basis van alle beschikbare wetenschappelijke informatie en aangeleverde studies over neurotoxische effecten concluderen EFSA en het Ctgb dat glyfosaat geen neurodegeneratieve effecten veroorzaakt. In aanvulling hierop heeft Nederland in de stemverklaring (Kamerstuk 27 858, nr. 635) EFSA opgeroepen om prioriteit te geven om specifieke testprotocollen te ontwikkelen om neurodegeneratieve effecten inzichtelijk te maken zodat 2023Z04745deze vervolgens ook in de beoordeling kunnen worden opgenomen. Uw Kamer is op 25 april 2023 geïnformeerd (Kamerstuk ) dat een eerste call for tender van EFSA om het neurodegeneratieve effecten van gewasbeschermingsmiddelen hiervoor door het RIVM als onvoldoende toereikend werd gezien. Inmiddels is EFSA voornemens om dit project in aangepaste vorm in 2024 op te starten. Ik zal dit uiteraard nauwlettend in de gaten houden.

Vraag 6

Bent u bereid, gelet op de eerdere wens van de Tweede Kamer om tegen de verlenging van het gebruik van glyfosaat te stemmen «en de nieuwe situatie die zich na de SCoPAFF-stemming voordoet», zich op korte termijn in te zetten voor een intelligente oplossing waarin de wetenschap leidend is bij het herijken van de EFSA-toelatingscriteria voor gewasbeschermingsmiddelen?

Antwoord 6

De mogelijke risico’s van gewasbeschermingsmiddelen worden beoordeeld door de hiervoor aangewezen onafhankelijke instanties op basis van internationaal afgestemde toetsingscriteria. De toetsingscriteria worden vastgesteld op basis van de laatste stand van de wetenschap en met regelmaat aangepast wanneer nieuwe wetenschappelijke inzichten hier aanleiding toe geven. Nederland levert hier altijd een actieve bijdrage aan en zal dat ook, in het geval van de ontwikkeling van een specifiek toetsingskader voor neurodegeneratieve effecten, blijven doen.

Naar boven