Vragen van de leden Van der Lee en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voortgang van kabinetsdoelstellingen (ingezonden 22 april 2024).

Antwoord van Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 17 mei 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1673. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1693. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1732. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1733. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1734. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1735. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1743. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1743. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1744.

Vraag 1

Herinnert u zich de beantwoording van eerdere Kamervragen over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen van 2030? (2023Z02233)

Antwoord 1

Ja.

  • l. een miljoen extra huizen, waaronder 250.000 sociale huurwoningen;

Vraag 2

Herinnert u zich dat alle kabinetsdoelen vorig jaar hopeloos uit beeld waren?1 Kunt u voor elke van de hierna genoemde doelstellingen aangeven of dit nog steeds het geval is (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen):

  • l. een miljoen extra huizen, waaronder 250.000 sociale huurwoningen;

Antwoord 2l

In 2022 en 2023 tezamen, zijn 180.000 woningen gerealiseerd. Dit is beter dan het in het programma woningbouw uit 2022 geschetste pad om tot 900.000 nieuwe woningen te komen.

In de brief van 12 juli 2023 is ingegaan op de maatschappelijke opgave het woningtekort terug te brengen naar een evenwichtig percentage. In deze brief is aangegeven dat de maatschappelijke opgave anders dan eerder was vastgesteld geen 900.000 woningen in de periode 2022 tot en met 2030 blijkt te bedragen, maar vanwege een hoger dan eerder geraamde bevolkingsgroei, 981.000 woningen. In dezelfde brief is tevens ingegaan op de economische omstandigheden die de vooruitzichten voor de woningbouw voor de korte termijn juist deden verslechteren en is daarop beleid aangekondigd. In een eerdere brief van 22 mei 2023 was reeds uitgebreider ingegaan op deze omstandigheden en de beleidsinzet om ondanks deze omstandigheden de woningbouw zoveel mogelijk op peil te houden.

In de kamerbrief van 30 januari 2024 heb ik aangegeven dat de marktomstandigheden inmiddels weer ten goede zijn gekeerd, maar dat de negatieve omstandigheden in de voorgaande jaren nog wel negatief zullen doorwerken op de woningbouwproductie. Verwacht wordt dat de woningbouwproductie in 2024 en 2025 wat lager zal liggen dan de ca. 90.000 woningen per jaar in 2022 en 2023, waarna de productie daarna weer toeneemt. Met specifieke maatregelen als de Start-bouw-impuls wordt beoogd de dip zo beperkt mogelijk te houden. Ook worden de bestaande afspraken die eerder met de lokale overheden zijn gemaakt herijkt, zodat deze optellen naar de 981.000 woningen. Momenteel tellen de zogenoemde woondealafspraken nog op tot een totaal van (afgerond) 936.000 woningen en wordt alles op alles gezet binnen de woondeals om te bouwen wat al in de pijplijn zat en zit.

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze doelstellingen aangeven of de gemaakte voortang voldoende is om het gestelde doel te behalen? Zo nee, waar ligt dit aan?

Antwoord 3l

Zoals reeds bij vraag 2 is aangegeven is het de maatschappelijke opgave inmiddels om in de periode 2022 tot en met 2030 981.000 woningen te doen bouwen. Daarmee wordt het woningtekort voldoende teruggedrongen zodat voor iedereen in passende woningen wordt voorzien.

Ten behoeve van deze woningen dienen de lokale overheden te voorzien in voldoende woningbouwplannen. Omdat in de praktijk door allerlei oorzaken woningbouwplannen vertragen of uitvallen, is het de afspraak dat overheden 30% meer woningbouwplannen ontwikkelen dan er ten opzichte van de bouwafspraken nodig is. Op dit moment is er nationaal niveau sprake van 129% plancapaciteit ten opzichte van de 936.000 woningen.

In de woningbouwplannen van de gemeenten is sprake van een voldoende aandeel sociale huur. In de laatste rapportage van ABF over deze woningbouwplannen, over de zogenoemde plancapaciteit, betrof het aandeel huurwoningen met een huur onder de liberalisatiegrens 35%.

Binnenkort zal de Kamer geïnformeerd worden over de hierboven genoemde herijking van de woningbouwafspraken. Conform deze herijkte afspraken zetten de provincies en gemeenten zich gedurende de rest van dit jaar in om concrete woningbouwplannen te koppelen aan deze afspraken.

Daarmee is de naar 981.000 woningen aangepaste maatschappelijke opgave adequaat verdeeld over de bouwafspraken met de lokale overheden.

Via de regionale versnellingstafels blijven de overheden en markt daarnaast actief samenwerken om knelpunten bij deze woningbouwplannen vroegtijdig aan te pakken en te sturen op snelle uitvoering van voornoemde plannen.

  • m. een aandeel van 30% sociale huurwoningen per gemeente;

Vraag 2

Herinnert u zich dat alle kabinetsdoelen vorig jaar hopeloos uit beeld waren?2 Kunt u voor elke van de hierna genoemde doelstellingen aangeven of dit nog steeds het geval is (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen):

  • m. een aandeel van 30% sociale huurwoningen per gemeente;

Antwoord 2m

Deze doelstelling is bedoeld om toe te werken naar een evenwichtiger verdeling van sociale huurwoning over gemeenten, zodat aandachtsgroepen, die veelal zijn aangewezen op de sociale huurvoorraad, overal een woning kunnen vinden. Dat doel is nog steeds relevant, maar de invulling is gewijzigd. In de nieuwe invulling is in de Wet Versterking Regie opgenomen dat in gemeenten waar het aandeel sociale huur lager is dan het landelijke gemiddelde van 26%, minimaal 30% van de geprogrammeerde nieuwbouw een sociale huurwoning is. Daarmee is de inzet op de evenredige verdeling concreet ingevuld. Gemeenten die daarboven zitten, zetten in op de bouw van meer woningen voor middeninkomens.

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze doelstellingen aangeven of de gemaakte voortang voldoende is om het gestelde doel te behalen? Zo nee, waar ligt dit aan?

Antwoord 3m

In de woondeals zijn hier afspraken over gemaakt met gemeenten. In ongeveer de helft van de woondeals is het aandeel sociale huurwoningen dat door corporaties wordt gebouwd 30% of meer. Om de voortgang van de realisatie te volgen wordt een monitor ontwikkeld.

  • n. het isoleren van 2,5 miljoen woningen in 2030, omgerekend 300.000 woningen per jaar;

Vraag 2

Herinnert u zich dat alle kabinetsdoelen vorig jaar hopeloos uit beeld waren?3 Kunt u voor elke van de hierna genoemde doelstellingen aangeven of dit nog steeds het geval is (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen):

  • n. het isoleren van 2,5 miljoen woningen in 2030, omgerekend 300.000 woningen per jaar;

Antwoord 2n

Voor het Nationaal Isolatieprogramma zijn de doelstellingen niet uit beeld.

Sinds 2022 zijn al veel isolatiemaatregelen genomen.

Koop, op eigen initiatief

We zien de afgelopen twee jaren een zeer sterke toename in het gebruik van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) en de Subsidie verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (SVVE). Via het individuele spoor, waarbij woningeigenaren op eigen initiatief isoleren, gebruikmakend van de landelijke subsidies, is de doelstelling 750.000 woningen te isoleren t/m 2030.

Met de ISDE is in 2022 voor ongeveer 123.000 isolatiemaatregelen subsidie toegekend voor ruim 80.000 koopwoningen. In 2023 is ruim 240.000 keer ISDE toegekend aan woningeigenaren voor ongeveer 250.000 isolatiemaatregelen en ruim 86.000 warmte-opties, zoals warmtepompen4.

Met de Subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (SVVE) is in 2022 voor ongeveer 3.200 woningen subsidie toegekend voor isolatiemaatregelen. In 2023 is voor ongeveer 11.700 woningen in verenigingen van eigenaars (VvE’s) subsidie toegekend, vrijwel alleen voor isolatiemaatregelen.

Huur

Voor huurwoningen is de doelstelling om 1 miljoen woningen vergaand te isoleren. De Aedes benchmark van 2023 laat zien dat het aantal huurwoningen met een E, F of G label in 2022 met ongeveer 25% is afgenomen, van 247.000 woningen naar 180.000. Dit is een versnelling ten opzichte van 2021, toen zijn er 31.800 E, F en G woningen verduurzaamd. Hoeveel woningen in de corporatiesector in totaal zijn geïsoleerd zal volgen uit de monitoringsrapportages in het kader van de Nationale Prestatieafspraken. Over de 325.000 woningen die in de particuliere huursector geïsoleerd moeten worden is het lastiger prognoses te geven. Wat wel duidelijk is, is dat de beschikbare subsidies in de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) nog weinig wordt benut. Ten behoeve van de aanpak van particuliere huurwoningen, wordt daarom aan een versnellingsaanpak gewerkt.

Lokale aanpak Nationaal isolatieprogramma voor ondersteuning kwetsbare woningeigenaren en VvE’s

Onder regie van gemeenten is in de lokale aanpak gestart met het ondersteunen van 750.000 woningeigenaren en bewoners van VvE’s die extra hulp nodig hebben. Vorig jaar is hiervoor de eerste tranche beschikbaar gesteld met 425 miljoen euro. Van de 342 gemeenten hebben er 337 een aanvraag gedaan voor de isolatie van ruim 206.000 woningen in drie jaar tijd. Inmiddels zijn de eerste circa 2800 woningen met minimaal 1 maatregel geïsoleerd in de lokale aanpak. In 73 gemeenten zijn in totaal ruim 200 duizend bewoners geïnformeerd over de middelen die voor hen beschikbaar zijn. Dit jaar volgt de tweede tranche en volgend jaar de derde tranche voor in totaal 1,1 miljard euro zodat voor alle 750.000 woningen middelen beschikbaar zijn die uiterlijk in 2030 geïsoleerd moeten zijn.

Voortgangsrapportage PVGO

In de voortgangsrapportage van het Programma Verduurzaming Gebouwde Omgeving (PVGO) volgt een meer uitgebreide rapportage van de resultaten van het Nationaal Isolatieprogramma tot nu toe. Die wordt voor de zomer aan uw Kamer gestuurd.

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze doelstellingen aangeven of de gemaakte voortang voldoende is om het gestelde doel te behalen? Zo nee, waar ligt dit aan?

Antwoord 3n

Met het tempo dat is ingezet is de verwachting dat de doelstellingen gehaald kunnen worden. De komende jaren is een versnelling mogelijk, als kwetsbare woningeigenaren die tot nu toe minder goed in staat waren tot verduurzaming over te gaan, met de lokale aanpak en de aantrekkelijke 0% lening van het Warmtefonds, wél stappen kunnen zetten.

Dit wordt ook ondersteund door de doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voor de KEV2023. Hieruit blijkt dat de klimaatdoelen voor 2030 voor het eerst in zicht komen – mits de uitwerking en uitvoering van dat beleid voortvarend en met ambitie in gang worden gezet. Daarom blijft inzet op uitwerking en uitvoering van afgesproken maatregelen nodig.

  • o. meer mensen met een passende huurquote (= tussen 20% en 35%, afhankelijk van de gezinssituatie) ten opzichte van het WoonOnderzoek 2021;

Vraag 2

Herinnert u zich dat alle kabinetsdoelen vorig jaar hopeloos uit beeld waren?5 Kunt u voor elke van de hierna genoemde doelstellingen aangeven of dit nog steeds het geval is (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen):

  • o. meer mensen met een passende huurquote (= tussen 20% en 35%, afhankelijk van de gezinssituatie) ten opzichte van het WoonOnderzoek 2021;

Antwoord 2o

Een belangrijke doelstelling uit het programma betaalbaar wonen is om het aantal huurders met te hoge woonlasten te verminderen. Wat te hoge huurlasten zijn is in het programma aangegeven aan de hand van indicatieve huurquotes voor verschillende inkomensgroepen en ligt tussen 20% en 35%, afhankelijk van de gezinssituatie. In de Staat van de Volkshuisvesting 2022 is op basis van het WoonOnderzoek 2021 aangegeven dat 9% van de hurende huishoudens met een inkomen boven het sociaal minimum een te hoge huurquote heeft. Deze doelstelling is daarmee nog steeds relevant.

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze doelstellingen aangeven of de gemaakte voortang voldoende is om het gestelde doel te behalen? Zo nee, waar ligt dit aan?

Antwoord 3o

Dit kabinet heeft een aantal maatregelen genomen om te zorgen dat de woonlasten voor deze mensen beter te dragen zijn. Zo kregen meer dan een half miljoen huishoudens een huurverlaging tot 575 euro, wordt de huurtoeslag vereenvoudigd, is de huurprijsstijging gemaximeerd op basis van cao lonen en zorgt de wet betaalbare huur dat de huur van 300.000 woningen op termijn omlaag gaat en huurders beter worden beschermd. Pas met het beschikbaar komen van het WoonOnderzoek 2024 is het mogelijk om de effecten van deze maatregelen te laten zien. Wel hebben we een raming gemaakt van het effect van bovengenoemde maatregelen. Deze zorgen er samen voor dat het percentage hurende huishoudens met een minimum of laag inkomen met te hoge woonlasten daalt van circa 9% naar 6%.

Vraag 4

Kunt u de antwoorden op deze vragen voor Verantwoordingsdag (15 mei 2024) naar de Kamer sturen?

Antwoord 4

Hierbij ontvangt u de antwoorden. Het is helaas niet gelukt om het voor 15 mei te verzenden.

Naar boven