Vragen van de leden Van der Lee en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voortgang van kabinetsdoelstellingen (ingezonden 22 april 2024).

Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen 15 mei 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1673. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1693. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1732. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1733. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1734. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1735.

Vraag 1

Herinnert u zich de beantwoording van eerdere Kamervragen over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen van 2030? (2023Z02233)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herinnert u zich dat alle kabinetsdoelen vorig jaar hopeloos uit beeld waren?1 Kunt u voor elke van de hierna genoemde doelstellingen aangeven of dit nog steeds het geval is (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen):

  • f. halvering van het aantal mensen in armoede (ten opzichte van 2015);

  • g. halvering van het aantal kinderen in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015);

  • h. halvering van het aantal mensen met problematische schulden;

Antwoord 2

f. Halvering van het aantal mensen in armoede (ten opzichte van 2015)

Het kabinet heeft in de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden de ambitie opgenomen om het aandeel mensen in armoede te halveren in 2030 ten opzichte van 2015. Dat betekent dat het aandeel mensen in armoede teruggebracht moet worden tot 3,2% in 2030. Vorig jaar heb ik in de beantwoording aangegeven dat volgens de raming van het Centraal Planbureau (CPB) van maart 2023 de doelstelling zonder aanvullend kabinetsbeleid niet zal worden behaald.

Het CPB heeft voor de jaren 2020 tot en met 2025 ramingen per jaar en voor de middellange termijn een raming voor de jaren 2028 en 2032 opgenomen. Volgens de meest recente raming daalt het aandeel mensen in armoede van 4,8% in 2023 naar 4,7% in 2024.2 Bij ongewijzigd beleid is het aandeel mensen in armoede naar verwachting 4,9% in 2025, 5,4% in 2028 en 6,0% in 2032. In deze raming is de verhoging van het minimumloon met 1,2% per 1 juli 2024 meegenomen. Voor dit wetsvoorstel was echter geen meerderheid in de Eerste Kamer. Het CPB zal het niet doorgaan van de verhoging meenemen in de volgende raming. Dit zal een opwaarts effect hebben op het armoedepercentage.

Op basis van de laatste raming zal de doelstelling van 3,2% zonder aanvullend beleid niet worden behaald. De raming is met veel onzekerheid omgeven. Onder de raming voor de middellange termijn ligt een technische aanname: omdat conjunctuurgolven moeilijk te voorspellen zijn, veronderstelt het CPB dat de economie naar een evenwichtssituatie (in 2032) zal bewegen. Daarnaast houdt het CPB rekening met doorlopend beleid. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de bijstand. Deze afbouw is gestart in 2012. De hoogte van de bijstand wordt tweemaal per jaar geïndexeerd, vanwege de koppeling aan het minimumloon. De afbouw van de dubbele AHK beperkt de stijging van de bijstand.

De afbouw leidt tot negatieve inkomenseffecten voor bijstandsgerechtigden, en is daarmee een belangrijke verklaring in de ontwikkeling van het aantal personen in armoede. Om te voorkomen dat de armoede toenam, is er de afgelopen jaren voor gekozen om de afbouw te temporiseren, of om de afbouw op een andere wijze te compenseren. Zo is in 2023 het minimumloon verhoogd met 10,15%, met doorwerking op de daaraan gekoppelde uitkeringen zoals de bijstand en AOW. Vanaf 2025 wordt de afbouw van de dubbele AHK in principe weer hervat. Zonder aanvullend beleid volgt hieruit dat de armoede de komende jaren toeneemt. Een nieuw kabinet kan hier uiteraard een andere keuze in maken.

g. Halvering van het aantal kinderen in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015)

Het doel is om het aandeel kinderen in armoede te halveren in 2025 ten opzichte van 2015. Dat betekent dat het aandeel kinderen in armoede teruggebracht moet worden tot 4,6%. Volgens de meest recente raming van het CPB daalt de kinderarmoede van 6,1% in 2023 naar 4,9% in 2024. Naar verwachting leeft zonder aanvullend kabinetsbeleid 5,3% van de kinderen in armoede in 2025. Ook deze raming is inclusief de verhoging van het minimumloon met 1,2% die niet door is gegaan. Op basis van de laatste raming zal de doelstelling van 4,6% zonder aanvullend kabinetsbeleid niet worden behaald.

h. Halvering van het aantal mensen met problematische schulden (ten opzichte van 2015)

Het doel is om het aandeel huishoudens met problematische schulden te halveren in 2030 ten opzichte van 2015. Dat betekent dat het aandeel huishoudens met problematische schulden teruggebracht moet worden tot 3,8%3. In januari 2023 had 8,8% van de huishoudens problematische schulden. Het Centraal Bureau Statistiek (CBS) maakt geen ramingen en het CPB maakt geen raming voor het aantal problematische schulden.

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze doelstellingen aangeven of de gemaakte voortang voldoende is om het gestelde doel te behalen? Zo nee, waar ligt dit aan?

Antwoord 3

f. Halvering van het aantal mensen in armoede in 2030 (ten opzichte van 2015)

In 2022 stegen de energieprijzen. Om deze prijsschok voor huishoudens te dempen heeft het kabinet aanvullende maatregelen getroffen gedurende 2022. Het kabinet heeft onder andere de energietoeslag uitgekeerd en de energiebelasting en brandstofaccijns verlaagd. Het kabinet heeft aanvullend vanaf 2023 een fors pakket aan koopkrachtmaatregelen getroffen om kwetsbare huishoudens te ondersteunen bij de gestegen (energie)prijzen. Het minimumloon en de gekoppelde uitkeringen zijn bijvoorbeeld met ruim 10% verhoogd. Ook zijn de huurtoeslag en het kindgebonden budget verhoogd. Het kabinet heeft daarnaast incidenteel de zorgtoeslag verhoogd en maatregelen getroffen om huishoudens te ondersteunen bij de gestegen energierekening, zoals met de energietoeslag en het prijsplafond.

Om te voorkomen dat de armoede in 2024 oploopt, heeft het kabinet vanaf 2024 koopkrachtmaatregelen getroffen om met name huishoudens met een laag- en laagmiddeninkomen te ondersteunen. Dit is in lijn met de motie Marijnissen/Van der Plas, die het kabinet verzocht de armoede niet te laten oplopen.4 Het kabinet heeft onder andere de huurtoeslag verhoogd, het kindgebonden budget verhoogd, de arbeidskorting voor werkenden met een laag inkomen verhoogd en het minimumuurloon ingevoerd. Daarnaast heeft het kabinet naar aanleiding van de motie Klaver c.s.5 en het amendement Van der Lee c.s.6 een wetsvoorstel ingediend om het minimumloon en de gekoppelde uitkeringen per 1 juli 2024 te verhogen. Het wetsvoorstel is echter verworpen in de Eerste Kamer.

Ondanks de energiecrisis en de gestegen prijzen de afgelopen jaren zorgen de maatregelen van het kabinet voor een daling van de armoede ten opzichte van 2021. Figuur 1 laat zien dat de armoede onder personen sinds 2015 daalt en dat het kabinetsbeleid zorgt voor een daling van het armoedecijfer van 6,1% in 2021 naar 4,7% in 2024.

Figuur 1: Aandeel personen in armoede sinds 2015.

Figuur 1: Aandeel personen in armoede sinds 2015.

Bron: CPB, Centraal Economisch Plan 2024. In deze raming is de verhoging van het minimumloon met 1,2% per 1 juli 2024 meegenomen. Voor dit wetsvoorstel was echter geen meerderheid in de Eerste Kamer.

De raming van het CPB, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2, laat zien dat voor de komende jaren aanvullende maatregelen nodig zijn om het aandeel mensen in armoede verder te laten dalen en de doelstelling te behalen.

g. Halvering van het aantal kinderen in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015)

In 2022 stegen de energieprijzen. Om deze prijsschok voor huishoudens te dempen heeft het kabinet aanvullende maatregelen getroffen gedurende 2022. Het kabinet heeft onder andere de energietoeslag uitgekeerd en de energiebelasting en brandstofaccijns verlaagd. Het kabinet heeft in 2023 en 2024 ook maatregelen ingezet om de kinderarmoede te laten dalen. Als onderdeel van het pakket voor 2023 is het kindgebonden budget verhoogd om gezinnen met kinderen te ondersteunen. In 2024 heeft het kabinet ook een pakket met koopkrachtmaatregelen getroffen om te voorkomen dat de (kinder)armoede zou stijgen, in lijn met de motie Marijnissen/Van der Plas7. Om de kinderarmoede te laten dalen is het kindgebonden budget verder verhoogd. Met deze verhoging worden vooral gezinnen met oudere en meerdere kinderen ondersteund. Daarnaast is in lijn met motie Stoffer8 de kinderbijslag vanaf 2024 verhoogd.

Figuur 2 laat zien dat het percentage kinderen in armoede is gedaald sinds 2015. Het kabinetsbeleid draagt bij aan een daling van de kinderarmoede van 7,2% in 2021 naar 4,9% in 2024. Hiermee blijft het kabinet op het pad naar de doelstelling om de kinderarmoede te halveren, in lijn met motie Van Apeldoorn9.

Figuur 2: Aandeel kinderen in armoede sinds 2015

Figuur 2: Aandeel kinderen in armoede sinds 2015

Bron: CPB, Centraal Economisch Plan 2024. In deze raming is de verhoging van het minimumloon met 1,2% per 1 juli 2024 meegenomen. Voor dit wetsvoorstel was echter geen meerderheid in de Eerste Kamer.

De raming van het CPB, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2, laat zien dat de doelstelling zonder aanvullend kabinetsbeleid in 2025 niet wordt behaald.

h. Halvering van het aantal huishoudens in problematische schulden in 2030 (ten opzichte van 2015)

Het CBS monitort de ontwikkeling van de landelijke schuldenproblematiek achteraf. Dat betekent dat er geen prognose is voor 2030. Op 1 januari 2015 was het aandeel huishoudens met een geregistreerde problematische schuld 8,6% (661.730 huishoudens). In 2021 heeft het CBS vier bronnen toegevoegd aan de definitie, wat heeft geleid tot een nieuwe definitie van problematische schulden.10 Het meest recente inzicht voor zowel de nieuwe als de oude definitie is van 1 januari 2023. Op dat moment was het aandeel huishoudens met geregistreerde problematische schulden volgens de oude definitie 8,6% (711.640 huishoudens). Volgens de nieuwe definitie is het aandeel huishoudens met problematische schulden 8,8% (726.210 huishoudens).

Er is dus een lichte stijging te zien in het aantal huishoudens met problematische schulden. Uit de CBS cijfers blijkt dat dit met name komt door een stijging van geregistreerde problematische schulden bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. Een belangrijke verklaring voor deze toename is de pauzering van toeslagschulden vanwege de coronacrisis.

Er wordt hard gewerkt om het aantal huishoudens met problematische schulden te halveren door verschillende maatregelen, zoals de basisdienstverlening voor schuldhulpverlening, wetsvoorstel schuldregelen en het actualiseren van de Rijksincassovisie. Graag verwijs ik u naar de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden voor een overzicht van alle maatregelen. Begin juni zal ik uw Kamer informeren over de voortgang van deze aanpak.

Vraag 4

Kunt u de antwoorden op deze vragen voor Verantwoordingsdag (15 mei 2024) naar de Kamer sturen?

Antwoord 4

De antwoorden op de vragen worden op verantwoordingsdag naar uw Kamer verzonden.


X Noot
2

CPB, Centraal Economisch Plan 2024.

X Noot
3

In 2015 waren er 660.000 huishoudens met problematische schulden (CBS Schuldenproblematiek in beeld). Doel is dit aantal in 2030 terug te brengen naar 330.000 huishoudens met problematische schulden in 2030. Op een verwacht aantal huishoudens van 8.658.795 in 2030 in Nederland komt dit neer op 3,8%.

X Noot
4

Kamerstuk II, 2022/2023, 36 392, nr. 3.

X Noot
5

Kamerstuk II, 2023/2024, 36 410, nr. 23.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2023/2024, 36 410 XV, nr. 7.

X Noot
7

Kamerstuk II, 2022/2023, 36 392, nr. 3.

X Noot
8

Kamerstuk II, 2023/2024, 36410, nr 45.

X Noot
9

Kamerstuk I, 2023/2024, 36 350 XV.

X Noot
10

De bronnen die toegevoegd zijn aan de definitie zijn betalingsachterstanden bij de SVB en UWV, voor bijstandsvorderingen en voor de eigen bijdrage bij het gebruik van Wlz/Wmo-zorg.

Naar boven