Vragen van de leden Alkaya en Leijten (beiden SP) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de gevolgen van Kaderprogramma 9 voor het Meerjarig Financieel Kader (ingezonden 5 april 2018).

Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 26 april 2018).

Vraag 1

Kunt u de uitspraak toelichten dat volgens veel lidstaten het industriebeleid moet worden meegenomen in een nieuw Meerjarig Financieel Kader (MFK)?1 Zijn volgens u hogere investeringen nodig om het innovatievermogen van de Europese Unie te versterken?

Antwoord 1

Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 12 maart 2018 hebben lidstaten de Europese Commissie opgeroepen om te komen tot een samenhangende en langetermijnstrategie voor industrie en raadsconclusies daartoe aangenomen. Ik heb deze raadsconclusies gesteund en benadrukt dat met name de energie-intensieve industrie verder moet verduurzamen en Europa moet streven naar een emissiereductie van 55% in 2030. In veel interventies werd ook de nadruk gelegd op digitalisering en innovatie. Daarbij hebben veel lidstaten aangegeven dat het industriebeleid meegenomen moet worden in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en meer specifiek gepleit voor het behoud van de pijler Industrieel Leiderschap binnen Horizon 2020. Deze lijn deel ik (Kamerstuk 21 501-30, nrs. 391 en 415).

Daarbij zet het kabinet in op een gemoderniseerd, toekomstgericht en financieel houdbaar MFK. De begroting dient sterker gericht te zijn op het realiseren van Europese toegevoegde waarde en gezamenlijke uitdagingen die adequaat EU optreden vragen, zoals onder meer innovatie en onderzoek/slimme groei.

Vraag 2

Deelt u nog steeds de mening dat de raadsconclusies van de afgelopen Raad voor Concurrentievermogen geen oproep tot verhoging van het MFK zijn, zoals u recent heeft verkondigd?2

Antwoord 2

Ik deel nog steeds de mening dat de raadsconclusies geen oproep tot verhoging van het MFK zijn.

Vraag 3, 4

Erkent u dat uw antwoord dat verhoging en invulling van het MFK niet aan de orde zou zijn een onjuiste voorstelling van zaken was? Kunt u uw antwoord toelichten?

Hoe kan de Kamer, in uw visie, de volgende keer beter richting geven aan discussies over onderwerpen die ofwel op de raadsagenda dan wel in de voorlopige raadsconclusies staan, ook wanneer deze onderwerpen volgens u niet aan de orde zullen komen?

Antwoord 3, 4

De verhoging en invulling van het MFK is niet aan de orde geweest in de Raad van Concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 428). Conform de afspraken die met uw Kamer zijn gemaakt wordt u voorafgaand aan een raad middels een geannoteerde agenda en een Algemeen Overleg geïnformeerd over de te bespreken onderwerpen op een raad. Zoals besproken in het Algemeen Overleg Informatievoorziening van 12 april jl. zal er vanuit het kabinet extra aandacht zijn voor goede verwijzing in de geannoteerde agenda en kabinetsbrieven naar documenten in het delegates portal die tijdens de Raad worden besproken.

Vraag 5

Hoe heeft u tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 12 maart 2018 het Nederlands standpunt verwoord dat verhoging van het MFK onwenselijk is?

Antwoord 5

Zoals aangegeven bij vraag 1, heb ik tijdens de Raad de raadsconclusies voor een langetermijnstrategie voor industrie gesteund en de verduurzaming van de energie-intensieve industrie benadrukt. De omvang van het MFK was niet geagendeerd en is niet ter sprake gekomen tijdens de Raad. Voor meer informatie over de Nederlandse inzet verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 1, de geannoteerde agenda van de Raad (Kamerstuk 21 501-30, nr. 421), verslag van het Algemeen Overleg van 7 maart jl. en het verslag van de Raad (Kamerstuk 21 501-30, nr. 428).


X Noot
1

Verslag Raad voor Concurrentievermogen 12 maart, 2018Z05970

X Noot
2

Handelingen II 2017–2018, nr. 58, item 6

Naar boven